Feniks 1 vwo - leerboek - hoofdstuk 1

Page 1


Leerboek

1 VWO

Naam

Klas

Ontdek het verleden, begrijp het heden.

Auteurs

Ronald den Haan

Raymond de Kreek

Eugenia Smit

Frank Tang

Stef Vink

Eindredactie

Ronald den Haan

Eugenia Smit

COLOFON

Ontwerp omslag

Studio Vlak, Utrecht

Beeld omslag

© Art Institute of Chicago

Beeldresearch

Daliz, Den Haag / Liane Volgers, Utrecht

Ontwerp binnenwerk

Tom Lamers, Reclamers, Veghel

Opmaak

Staalboek, Veendam

Tekenwerk en cartografie EMK, www.emk.nl

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff is een educatieve uitgeverij die zich inzet voor het voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs. De mensen van ThiemeMeulenhoff zijn er voor onderwijsprofessionals – met ervaring, expertise en doeltreffende leermiddelen. Ontwikkeld in doorlopende samenwerking met de mensen in het onderwijs om samen het onderwijs nog beter te maken.

We ontwikkelen lesmethodes die goed te combineren zijn met andere leermiddelen, naar eigen inzicht aan te passen en bewezen effectief zijn. En natuurlijk worden al onze lesmethodes zo duurzaam mogelijk geproduceerd.

Zo bouwen we samen met de mensen in het onderwijs aan een mooie toekomst voor de volgende generatie.

Samen leren vernieuwen. www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 80037 1 Editie 3, druk 2, oplage 9, 2025

� ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2024

Alle rechten voorbehouden. Tekst- en datamining, AI-training en vergelijkbare technologieën niet toegestaan. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912 j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

INHOUD

Zo werk je met Feniks 4

1 Op zoek naar het verleden 6

Oriëntatie 6

1.1 Wat is geschiedenis? 8

1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk? 12

Afsluiting 16

TIJD VAN JAGERS EN BOEREN

2 Jagers, boeren en farao’s 18

Oriëntatie 18

2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen 20

2.2 De landbouwrevolutie 24

2.3 Machtige steden en staten 28

2.4 Leven voor én na de dood 32

2.5 Drie Rivierdal-beschavingen Wereldgeschiedenis 36

Op onderzoek in Egypte en Mesopotamië

Verdieping 38

Afsluiting 40

TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN

3 De Grieken 42

Oriëntatie 42

3.1 De wereld van de Grieken 44

3.2 Athene en Sparta 48

3.3 De Griekse cultuur 52

3.4 Grieken in Egypte en Azië 56

3.5 Het vroege boeddhisme Wereldgeschiedenis 60

Op onderzoek bij de Grieken Verdieping 62

Afsluiting 64

TIJD VAN GRIEKEN EN ROMEINEN

4 Imperium Romanum 66

Oriëntatie 66

4.1 Van stadstaat tot wereldrijk 68

4.2 Koningstijd, republiek, keizertijd 72

4.3 Aan de limes 76

4.4 Het einde van het West-Romeinse Rijk 80

4.5 De Maya’s Wereldgeschiedenis 84

Op onderzoek bij de Romeinen Verdieping 86

Afsluiting 88

TIJD VAN MONNIKEN EN RIDDERS

5 Ridders, horigen en monniken 90

Oriëntatie 90

5.1 Het rijk van Karel de Grote 92

5.2 De vroegmiddeleeuwse landbouwsamenleving 96

5.3 De verspreiding van het christendom 100

5.4 Een nieuw geloof: de islam 104

5.5 Het Byzantijnse Rijk Wereldgeschiedenis 108

Op onderzoek in de vroege Middeleeuwen Verdieping 110 Afsluiting 112

TIJD VAN STEDEN EN STATEN

6 Koningen, burgers en kruisvaarders 114 Oriëntatie 114

6.1 De middeleeuwse stad 116

6.2 Het koninkrijk Engeland 120

6.3 Centralisatie in Frankrijk 124

6.4 De kruistochten 128

2.5 China in de tijd van de Ming-keizers

Wereldgeschiedenis 132

Op onderzoek in de late Middeleeuwen Verdieping 134 Afsluiting 136

Overzicht van vaardigheden 138 Begrippen 140 Illustratieverantwoording 142

Zo werk je met Feniks

Je gaat werken met de geschiedenismethode Feniks. De methode bestaat uit een leerboek en een werkboek. In Feniks werk je vanuit de opdrachten. Zo ben je actief met de stof bezig en word je geholpen de hoofdzaken uit de tekst te halen. De methode is een LRN-line methode. Dat

Leerboek

Elk hoofdstuk begint met een Oriëntatie. Je maakt hierin kennis met het tijdvak.

De Oriëntatie start met een grote afbeelding die iets zegt over het onderwerp van het hoofdstuk. De tekst in het gekleurde kader vertelt meer over wat je ziet op de afbeelding.

In het onderdeel ‘In dit hoofdstuk’ lees je waarover het hoofdstuk gaat.

Daarna zie je twee afbeeldingen die het verleden vergelijken met het heden

Onder in de Oriëntatie vind je een tijdbalk waarin is aangegeven over welk tijdvak het hoofdstuk gaat.

Elke paragraaf start ook weer met een grote afbeelding

Daarna volgt een tekst in een gekleurd kader. Deze tekst legt uit wat je op deze afbeelding ziet.

Hierna zie je de leerdoelen waarmee je aan de slag gaat.

Na de leerdoelen begint de ‘gewone tekst’ van de paragraaf.

Dit is de tekst die je moet leren. In elke paragraaf staan ook tekstbronnen en beeldbronnen. Deze bronnen hebben allemaal een nummer. Dit zijn geen leerteksten. In het werkboek vind je opdrachten over deze bronnen.

Sommige paragrafen hebben een tekst in een kader over een historische vaardigheid of over ons bestuur. Deze tekst moet je ook leren.

De paragraaf Wereldgeschiedenis gaat over een ander deel van wereld. De paragraaf speelt zich wel af in de tijd waarover het hoofdstuk gaat. In deze paragraaf leer je nieuwe stof, maar worden ook vergelijkingen gemaakt met de stof uit de eerdere paragrafen.

betekent dat de methode ook een digitaal deel heeft. In de digitale versie kun je als dit nodig is in de opdrachten gelijk doorklikken naar filmpjes, geluidsfragmenten of wat je verder nodig hebt om de opdracht te maken.

De paragraaf ‘Op onderzoek in de tijd van…’ is een verdiepingsopdracht. Met deze opdracht verdiep je je in een bepaald onderwerp uit de periode waarover het hoofdstuk gaat. Je doet onderzoek naar een stelling. Hiervoor gebruik je bronnen, zodat je uiteindelijk je eigen mening kunt geven.

Werkboek

In het werkboek begint een paragraaf met de opdracht ‘Dit weet je al’. Met deze opdracht kun je zien wat je al weet over het onderwerp van de paragraaf.

Onder het kopje ‘Basisstof’ volgen daarna de ‘gewone’ opdrachten van een paragraaf. Aan het begin van een opdracht staat welke tekst of welke bronnen je moet gebruiken om de opdracht te kunnen maken. In een opdracht staan soms ook tekstbronnen en beeldbronnen. Ook deze bronnen hebben allemaal een nummer. Voor dit nummer staat ‘opdrachtbron’.

In elke paragraaf is er een opdracht die extra aandacht besteedt aan waarom het onderwerp belangrijk is. Boven deze opdrachten staat een gekleurd kader met daarin de tekst ‘het belang van geschiedenis’ en een korte uitleg. In deze opdracht ga je zelf ontdekken waarom het onderwerp belangrijk is.

Er zijn opdrachten waarmee je extra oefent met historische vaardigheden. Boven de opdrachten staat dan ‘Je oefent …’ en dan volgt de historische vaardigheid waarmee je oefent.

In de Afsluiting staan alle belangrijke gebeurtenissen, leerdoelen, vaardigheden en begrippen van het hoofdstuk bij elkaar.

Soms heb je voor een opdracht een computer of een tablet nodig, bijvoorbeeld om iets op te zoeken. Dat zie je aan het tablet-icoontje.

Sommige opdrachten doe je met z’n tweeën of in een groepje

Bij deze opdrachten staat een icoontje met twee hoofdjes (tweetal) of een icoontje met drie hoofdjes (groepje) .

Aan het einde van de paragraaf test je of je de leerdoelen van de paragraaf beheerst. Boven deze opdrachten staat

‘Wat weet je nu?’.

Tot slot vind je aan het einde van een paragraaf de leerdoelen waarmee je in deze paragraaf aan de slag bent gegaan. Achter deze leerdoelen staat welke opdrachten bij welk leerdoel horen.

1

Op zoek naar het verleden

Oriëntatie

De

Een mysterie in de oude kerk

Aan de grote, kleurige ramen zie je het meteen: het gebouw in bron 1 is een kerk. En daar gebeurt iets geks: iemand graaft een kuil! Hoe zit dat?

Als je wel eens in een oude kerk bent geweest, dan zag je daar misschien op de vloer grote, rechthoekige stenen waarop namen staan: grafstenen. In de tijd waarin de schilder van bron 1 leefde, was het normaal om mensen in een kerk te begraven. Het gat dat de man er graaft, zal voor het graf van een rijke man of vrouw bedoeld zijn. Een plekje onder de kerkvloer was namelijk duur. Arme mensen werden niet in de kerk begraven, maar in de tuin ernaast, op het kerkhof. De meeste graven in kerkgebouwen zijn nu leeg. De menselijke resten die er lagen, zijn ergens anders begraven, of vernietigd. Van sommige andere graven is bekend dat er nog botten in liggen. Maar in eeuwenoude gebouwen kun je soms mysterieuze vondsten doen… Dat gebeurde in 2014 in de Sint-Janskerk in Gouda. Tijdens reparatiewerkzaamheden aan de fundering vonden onderzoekers tientallen graven, waarvan niet bekend was dat ze daar waren. Ook een graf dat wél bekend was, had een verrassing. Volgens oude boeken van de kerk lag er één persoon in dit graf: een oude vrouw die Sarah heette. Maar een halve meter dieper vonden de onderzoekers een tweede skelet, van een jonge man! Ze noemden hem Jacob.

BRON 1
Sint-Janskerk in Gouda, in 1662 geschilderd door Hendrick van Vliet.

In dit hoofdstuk

Jacob leefde in de achttiende eeuw. Die tijd ligt achter ons. Allerlei sporen uit die tijd zijn er nog wél. Jacob zelf en de kerk waarin hij gevonden is, zijn zulke sporen, net als boeken, schilderijen en gebruiksvoorwerpen uit die tijd. We weten niet welk werk Jacob deed toen hij nog leefde. Wél weten we, dankzij zulke sporen, wat voor werk de meeste mensen in zijn tijd deden, wat ze aten en hoe ze woonden. Van sommige van Jacobs tijdgenoten weten we zelfs wat ze dachten en voelden. Dat komt doordat ze dat hebben opgeschreven, bijvoorbeeld in brieven en dagboeken. Bij geschiedenis leer je hoe het leven was in de tijd die achter ons ligt. In dit hoofdstuk leer je hoe je die tijd kunt ordenen, zodat ‘de tijd die achter ons ligt’ overzichtelijker wordt. Je leert welke soorten sporen er zijn van vroeger en hoe mensen die gebruiken om de geschiedenis te onderzoeken. Je denkt na over de vraag waarom het belangrijk is om te lezen en te leren over vroeger. En terwijl je al deze dingen doet, leer je ook Jacob een beetje beter kennen.

onderzoekers Jacobs gezicht na. Zo kan hij eruit hebben gezien. Dit heet een reconstructie. Omdat Jacob veel rookte, heeft hij een pijp in zijn mond. Ook dát hoorde immers bij hoe hij eruitzag. Foto uit 2014.

BRON 2 De schedel van Jacob. Foto uit 2014. BRON 3 Met moderne technieken maakten

1.1 Wat is geschiedenis?

Onderzoekers aan het werk

Je kunt het skelet van Jacob al bijna helemaal zien. ‘Het is blootgelegd’, heet dat. Met verschillende soorten schepjes en kwastjes hebben de twee onderzoekers zoveel mogelijk zand van het skelet weggeveegd. Hoe dichter ze bij de botten kwamen, hoe fijner de kwastjes zijn die ze gebruikten. Nu concentreren ze zich op het zand naast het graf. Ze vinden er van alles. Een stukje gebakken klei: aardewerk. Enkele heel kleine botjes, misschien van een muisje? De onderzoekers leggen alles wat ze vinden zorgvuldig opzij. Ze gaan er nog heel precies naar kijken, in een laboratorium. Later is ook Jacob daarheen gebracht. Zijn skelet is daar uitvoerig bestudeerd. Daarvoor gebruiken onderzoekers dezelfde apparatuur als dokters in een ziekenhuis. Zo kwamen ze erachter dat Jacob in de achttiende eeuw leefde en dat hij ongeveer zeventien jaar was toen hij stierf. De onderzoekers konden niet ontdekken waar Jacob aan is overleden. Wel zagen ze dat hij vaak honger had geleden. Dat bleek uit bepaalde beschadigingen aan zijn botten. De lengte van Jacobs lichaam was normaal voor die tijd: hij was 1,69 meter lang. De onderzoekers waren maanden bezig met het bestuderen van deze sporen uit het verleden. Maar wat is dat precies, ‘het verleden’? Is dat hetzelfde als ‘geschiedenis’? En hoeveel ‘verleden’ is er eigenlijk? Hoe kun je dat verleden onderzoeken? Daarover gaat deze paragraaf.

LEERDOELEN

• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici dat onderzoeken.

• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen.

• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen.

• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen.

BRON 4 Onderzoekers maken voorzichtig de grond naast het skelet van Jacob schoon. Foto uit 2014.

Werken met het verleden

Het verleden is alle tijd die vóór het heden ligt. Er is dus steeds méér verleden: de tijd waarin jij de vorige zin las, is nu al verleden geworden. Iemand die het verleden bestudeert, is een historicus. Historici hebben een probleem: er is zó veel verleden, dat ze onmogelijk alles kunnen beschrijven wat er is gebeurd. Dat past niet in een boek, en ook niet in een miljoen boeken. Daarom moet een historicus altijd beslissen wat hij of zij belangrijk vindt om te vertellen, en wat niet. Ook de historici die Feniks maken, hebben dat gedaan. In dit hoofdstuk lees je van alles over Jacob, maar je leest ook heel veel niet Soms is dat omdat historici het niet weten, en soms omdat ze het niet belangrijk genoeg vonden. Door te onderzoeken én door te kiezen maakt een historicus een verhaal over het verleden. Zo’n verhaal heet een geschiedenis. Historici zijn niet de enige mensen die zich bezighouden met het verleden. De mensen op de foto in bron 4 zijn geen historici, maar archeologen. Een archeoloog zoekt in de grond naar sporen uit het verleden en bestudeert die. Historici en archeologen werken vaak samen. Archeologische vondsten kunnen voor historici meer duidelijk maken over de tijd die ze onderzoeken. Andersom kunnen archeologen door de kennis uit de boeken van historici hun vondsten beter begrijpen.

BRON 5 Archeologen vonden onder de kerkvloer van de Sint-Janskerk ook delen van oude grafstenen. Sommige delen, waarop nog leesbare tekst staat, zijn later in de kerkvloer gemetseld. Foto uit 2021.

VAARDIGHEID SOORTEN BRONNEN

Een historicus stelt een vraag over het verleden. Bijvoorbeeld: ‘Hoe was het leven in Gouda in de tijd waarin Jacob leefde?’ Lastig is dat de historicus iets onderzoekt wat niet meer bestaat. Het verleden is immers weg! Gelukkig zijn er sporen uit het verleden die hem helpen bij het vinden van een antwoord. De historicus zoekt naar zulke bronnen en probeert daaruit informatie te halen over het verleden. Sommige bronnen zijn gemaakt in de periode die de historicus onderzoekt, dus in het tijdvak waarin Jacob leefde. Dat zijn primaire bronnen. Andere bronnen zijn later gemaakt, door mensen die de periode waarin Jacob leefde niet zelf meemaakten. Dat zijn secundaire bronnen. Sommige bronnen bestaan uit tekst: geschreven bronnen. Andere bronnen bestaan niet uit tekst: ongeschreven bronnen

De tijd indelen

‘We hebben zeeën van tijd’, ‘dat verhaal duurde eindeloos’, ‘het lijkt een eeuwigheid geleden dat ik jou zag’: een kenmerk van tijd is dat er heel erg veel van is. Als je ergens veel van hebt, moet je het ordenen. Anders kun je het niet overzien. Een manier om de tijd te ordenen, is door het verleden in te delen in tien tijdvakken. De namen daarvan beginnen altijd met ‘Tijd van …’, dus de Tijd van jagers en boeren, of de Tijd van wereldoorlogen. Soms gebruiken we ook andere namen. De Tijd van Grieken en Romeinen heet ook ‘de Oudheid’. En ‘de Middeleeuwen’ is een andere naam voor twee tijdvakken samen: de Tijd van monniken en ridders en de Tijd van steden en staten. We zeggen ook wel ‘vroege Middeleeuwen’ (Tijd van monniken en ridders) en ‘late Middeleeuwen’ (Tijd van steden en staten). De periode waarin mensen niet konden schrijven, noemen we de prehistorie. Er zijn dus geen geschreven bronnen van mensen uit de prehistorie. Omdat er niet één moment is waarop alle mensen wereldwijd tegelijk een schrift gingen gebruiken, heeft de prehistorie geen vast eindpunt. In ons land eindigde de prehistorie ruim tweeduizend jaar geleden. Maar in Egypte schreven mensen toen al eeuwenlang. Daar eindigde de prehistorie dus eerder. In sommige gebieden is de prehistorie nog bezig: enkele volken in het Amazonegebied gebruiken ook in onze tijd geen schrift.

Tijdvakken

tot 3000 v. Chr.

Tijd van jagers en boeren

3000 v. Chr. tot 500

Tijd van Grieken en Romeinen

500 - 1000

Tijd van monniken en ridders

1000 - 1500

Tijd van steden en staten

1500 - 1600

Tijd van ontdekkers en her vormers

1600 - 1700

Tijd van regenten en vorsten

1700 - 1800

Tijd van pruiken en revoluties

1800 - 1900

Tijd van burgers en stoommachines

1900 - 1950

Tijd van wereldoorlogen

1950 - heden

Tijd van televisie en computer

Periodes

prehistorie

Oudheid Middeleeuwen

Vroegmoderne Tijd

Moderne Tijd

Eén verleden, vele geschiedenissen

Hoe weet een historicus wat belangrijk is en wat niet? Het antwoord op deze vraag is misschien een beetje flauw, maar wel waar: dat bepaalt hij of zij zelf! Wie een geschiedenis schrijft, kiest zelf het onderwerp en kiest ook wat hij of zij daarvan belangrijk vindt om te vertellen. Iemand die schrijft over het klimaat in de Middeleeuwen zal andere dingen belangrijk vinden dan iemand die schrijft over oorlogen in diezelfde tijd. Toch zijn in de meeste geschiedenisboeken vier soorten onderwerpen te herkennen:

• Politiek: hoe de macht is verdeeld en hoe gebieden worden bestuurd.

• Economisch: hoe mensen aan hun middelen van bestaan komen. Handel en landbouw vallen hier ook onder.

• Sociaal: hoe mensen en groepen mensen met elkaar omgaan.

• Cultureel: de gebruiken, ideeën, kunst en tradities van mensen.

De ene historicus legt nadruk op culturele geschiedenis. Wie de macht had, maakt hem minder uit. De andere historicus doet het net andersom. Zo kunnen er over één verleden vele geschiedenissen worden verteld.

De tijd tellen

Door de tijd in kleine stukjes op te delen, kun je nauwkeuriger vertellen wanneer iets gebeurde. Een jaar is al een kleiner stukje tijd dan een tijdvak. Om de jaren te ordenen, gebruiken we een jaartelling. Niet alle mensen op de wereld gebruiken dezelfde jaartelling. Er zijn onder meer een joodse, een christelijke, een islamitische en een Chinese jaartelling. Bijna overal gebruiken mensen de christelijke jaartelling, soms naast hun eigen jaartelling. De christelijke jaartelling begint met het jaar waarin Jezus geboren zou zijn. Dat moment is het jaar 1. Gebeurtenissen die hierna plaatsvonden, waren in bijvoorbeeld 124 na Christus (Jezus werd ook Christus genoemd), of 322 na Christus. Was een gebeurtenis vóór het begin van de jaartelling, dan spreken we van 322 voor Christus, of 1000 voor Christus. De toevoeging ‘na Christus’ laten we meestal weg. ‘Voor Christus’ moet er wél bij. Vaak korten we dat af tot ‘v.Chr.’.

De volgorde waarin dingen gebeurden, heet de chronologie. Als je gebeurtenissen ordent van vroeger naar later, dan staan ze op chronologische volgorde. Chronologie helpt je om het verleden beter te begrijpen. Stel, jij maakt de fiets van een klasgenoot kapot, waarna hij jou uitscheldt. Als je deze twee gebeurtenissen niet op chronologische volgorde zet, wordt de situatie heel anders: een klasgenoot scheldt jou uit, waarna jij zijn fiets kapotmaakt.

Tijdbalken

Als je gebeurtenissen wilt ordenen, kun je een tijdbalk gebruiken. Daarin kun je zien wanneer gebeurtenissen waren, wat de chronologie is en hoeveel tijd er tussen gebeurtenissen zit. Als je zelf een tijdbalk maakt, moet je vijf regels toepassen:

1 Elk vakje van de tijdbalk stelt evenveel tijd voor. Hoeveel tijd dat is, bepaal je zelf. Een maand, een eeuw – net wat handig is voor je doel.

2 Geef de tijdbalk een logische begintijd en eindtijd. Maak je bijvoorbeeld een tijdbalk van jouw leven, dan is het niet nodig om die te laten beginnen in het jaar 1500.

3 Schrijf de gebeurtenissen die je wilt ordenen een klein stukje boven, onder of naast de tijdbalk. Verbind ze met een lijntje met de juiste plek op de tijdbalk.

4 Zorg dat de tijdbalk netjes is. Een slordig gemaakte tijdbalk kun je niet goed overzien.

Dan heb je er niets aan.

5 Geef als dat kan je tijdbalk een titel. Bijvoorbeeld ‘Tijdbalk van mijn leven’, of ‘De twintigste eeuw’.

Waarom is geschiedenis belangrijk?

BRON 6 Foto uit 2014, net buiten de Sint-Janskerk gemaakt.

Duizend kubieke meter zand

De werkzaamheden in de kerk zijn volop bezig. De onderzoekers graven het zand weg dat onder de vloer ligt. Wanneer zij een skelet vinden, zoals dat van Jacob, doen ze dat heel voorzichtig. Maar zien ze niets bijzonders, dan graven ze sneller. Dat kan niet anders, want ze moeten bijna duizend kubieke meter zand weggraven. Dat zijn ongeveer vijftig vrachtauto’s vol! Ze scheppen het zand op een lopende band, die het naar buiten vervoert. Daar gaat het over een grote zeef. Het zand valt erdoorheen en vrachtauto’s brengen het weg. Op de zeef blijven botresten liggen. Soms zijn het kleine botjes, onbeschadigd. Soms zijn het stukjes van botten. Je ziet de botresten links, in de rode container. Onderzoekers zullen later proberen vast te stellen welke botresten bij elkaar passen, maar dat lukt vrijwel nooit. Uiteindelijk zullen de meeste botresten worden vernietigd. Deze paragraaf gaat over de vraag waarom geschiedenis belangrijk is. Waarom leer je over het verleden? Wat heeft het voor nut te weten wat mensen die al lang niet meer leven, meemaakten in een tijd die al lang voorbij is? Over die vragen ga je nadenken. Wat deze foto hiermee te maken heeft, ga je daardoor begrijpen.

LEERDOEL

• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is.

Geschiedenis gaat over nu

Uit Jacobs verhaal kun je veel leren over Gouda in Jacobs tijd, maar ook over Gouda in onze tijd. Hoe lang staat de Sint-Janskerk er al? In elk geval sinds de tijd waarin Jacob leefde. Waarom staat die enorme kerk in het centrum, waar ruimte schaars is? Omdat het geloof vroeger ontzettend belangrijk was voor mensen. De kans is groot dat jij niet in Gouda woont. Toch leer je door Jacobs verhaal ook over jouw omgeving. Dat mensen vroeger het geloof erg belangrijk vonden, zie je ook in jouw omgeving terug. In vrijwel alle dorpen is een kerk het hoogste oude gebouw en meestal staat hij op een centrale plek.

Ook in steden was dat eeuwenlang zo.

Overblijfselen uit het verleden, zoals oude kerken, zijn erfgoed. Op plaatsen waar al heel lang mensen wonen, is veel erfgoed. Veel mensen vinden het belangrijk om erfgoed te onderhouden, waardoor het bewaard blijft. Over Jacob is een kleine tentoonstelling gemaakt. Ook is er een verhaal over hem geschreven en lees jij over hem tijdens je geschiedenisles. Op deze manieren is zijn geschiedenis zichtbaar, in onze tijd, voor mensen die nu leven.

Geschiedenis gaat over jou

Jacob was arm. Armoede komt in alle tijden voor. Hoe moet jij omgaan met armoede?

Hoe deden mensen dat vroeger? Stel, je ziet een man bedelen. Moet je hem geld geven?

Of eten? Moet je de politie bellen? Moet je hem wegjagen? Bij jou thuis uitnodigen?

Voor elk van deze mogelijkheden vind je in de geschiedenis argumenten. Jij kunt die argumenten gebruiken om te bepalen wat jouw mening hierover is en waarom. Zo laat geschiedenis jou nadenken over wat jij goed vindt en wat niet.

Hoe moet een samenleving, dus alle mensen bij elkaar, omgaan met armoede? Moeten mensen die niet arm zijn de armen helpen, of juist niet? En zo ja, hoe dan? En waarom eigenlijk? Door te lezen over vragen als deze, helpt geschiedenis jou nadenken over jouw rol in de samenleving. Nadenken over ‘arm en rijk’ laat zien dat geschiedenis ook over jou gaat. Je leert bij geschiedenis ook dat ideeën in de loop van de tijd kunnen veranderen. Jacob rookte sinds hij een jaar of tien was. Iedereen vond dat gewoon, toen. Door te roken had een arm kind minder honger, dus was roken verstandig. Maar als jij nu een kind van tien ziet roken, ben je waarschijnlijk verbaasd en geschokt. Ideeën over roken zijn dus veranderd. Geschiedenis laat jou inzien dat jouw ideeën niet altijd en voor iedereen vanzelfsprekend zijn. Hierdoor leer je andere mensen beter begrijpen.

BRON 7 Catharina Croese stapt van het trapje voor haar huis in Delft, terwijl haar vader, de rijke Adolf Croese, op het bankje voor de deur zit. Een vrouw en een kind spreken hem aan. Schilderij van Jan Steen, gemaakt in 1655.

BRON 8 In de zeventiende en achttiende eeuw waren in verschillende steden ‘rasphuizen’. Daarin zaten mannen opgesloten die iets fout hadden gedaan. Ze moesten er hard werken: hout raspen, zoals hier te zien is. Als iemand bedelde, was dat ook een reden om hem naar een rasphuis te sturen. Deze tekening uit de zeventiende eeuw laat de binnenplaats van het Amsterdamse rasphuis zien. Ook Gouda had een rasphuis.

Een gedicht van een anonieme dichter uit Gouda:

“ Wee hem die goud in de kisten laat verroesten. Met oorlog en zware tijden wordt hij aangetast. Ziekten en kwade hoestenzullen hem overvallen, dat hij maar oppast!

Bliksem zal neerdalen op zo’n gastdie geen medelijden heeft met des armens last.”

Naar: anoniem gedicht (1606).

9

BRON 10 Arme mensen krijgen eten. Bedeling (zeg: bedéling) bestaat al heel lang. Soms betaalden rijke mensen het voedsel, en soms deed de kerk of de overheid dat. Dit schilderij is gemaakt in de negentiende eeuw, door de Franse schilder François Bonvin.

BRON

1.2 Waarom is geschiedenis belangrijk?

Een onbekende schrijver maakt duidelijk dat je niet alle armen op dezelfde manier moet behandelen:

“ Den armen menschen die out oft cranck zijn, also dat zij haer broot niet ghewinnen en connen, sal men om gods wil aelmoeze gheven. Maer andere schalcken sal men in haer boeverijen niet stercken.”

Uit: Fielen, rabauwen, oft der schalcken vocabulair (1613).

BRON 12 BRON 11 Een rijke heer snijdt zijn mantel in twee stukken. De ene helft houdt hij zelf, de andere helft geeft hij aan een bedelaar die het koud heeft. Dit schilderij van Alfred Rethel uit 1836 moest mensen aan het denken zetten.

BRON 13 Een bedelaar moet door de stad lopen, terwijl hij geslagen wordt met een zweep. Deze tekening is in 1567 in Engeland gemaakt, maar ook in ons land was bedelen in veel steden toen verboden en werden bedelaars streng gestraft.

Afsluiting

Tijd van jagers en boeren

3000 v. Chr.

Tijd van Grieken en Romeinen

Tijd van monniken en ridders

Tijd van steden en staten

Tijd van ontdekkers en hervormers

Tijd van regenten en vorsten

Tijd van pruiken en revoluties

Tijd van burgers en stoommachines

Tijd van wereldoorlogen

Tijd van televisie en computer

LEERDOELEN

• Je begrijpt wat geschiedenis te maken heeft met het verleden en je weet hoe archeologen en historici dat onderzoeken.

• Je kunt de tijd indelen in tijdvakken en rekenen met eeuwen en jaartallen.

• Je kunt een tijdbalk maken en aflezen.

• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen.

• Je kunt met voorbeelden uitleggen waarom geschiedenis belangrijk is.

LEERDOELEN VAARDIGHEDEN

• Je kunt gebeurtenissen in chronologische volgorde zetten.

• Je kunt verschillende soorten bronnen herkennen.

Begrippen

1.1

archeoloog Iemand die in de grond naar sporen uit het verleden van de mens zoekt en deze onderzoekt.

bron Bij geschiedenis: alles waardoor je iets te weten kunt komen over het verleden. chronologie De volgorde waarin gebeurtenissen plaatsvonden.

cultureel Alles wat te maken heeft met ideeën, gebruiken, kunst en tradities.

economisch Alles wat te maken heeft met hoe mensen aan hun middelen van bestaan komen.

geschiedenis Een beschrijving van een deel van het verleden. historicus Iemand die het verleden onderzoekt.

politiek Alles wat te maken heeft met het bestuur van een gebied en met de verdeling van de macht.

prehistorie De tijd waarin mensen nog geen schrift gebruikten en waaruit we dus geen geschreven bronnen hebben.

sociaal Alles wat te maken heeft met hoe mensen en groepen mensen met elkaar omgaan.

verleden Alles wat vóór het heden is gebeurd. erfgoed Alle overblijfselen uit het verleden die belangrijk gevonden worden om te bewaren.

BRON 14 Met een kwastje legt de onderzoeker scherven van aardewerk bloot.
BRON 15 Het eeuwenoude document heeft ernstige waterschade.
BRON 16 Een onderzoeker vond in Irak een duizenden jaren oud voorwerp en legde het voorzichtig in een doos.

2 Jagers, boeren en farao’s

Oriëntatie

BRON 1 Deze houten beeldjes zijn rond 1980 v.Chr. gemaakt. Archeologen vonden ze in het graf van Meketre, een rijke Egyptenaar. Ze laten zien hoe op het landgoed van Meketre het vee werd geteld.

Wah schrijft voor Meketre

Op een verhoging onder een afdakje zitten vijf mannen. Ze controleren het vee dat de boeren hen tonen. Een van de inspecteurs heet Wah. Hij leerde als zesjarig jongetje lezen en schrijven. Dat was bijzonder, want maar weinig Egyptenaren konden dat. Wah werd daarom geen boer, maar schrijver. Hij werkte voor Meketre. Dat was een belangrijke Egyptenaar, want hij was de schatkistbewaker van de farao, de koning van Egypte. Eerst deed Wah alleen eenvoudige schrijfklusjes voor hem. Omdat hij daar goed in was, werd hij inspecteur op het landgoed van Meketre. Daarop werkten honderden boeren die graan, druiven en andere gewassen verbouwden. Ook graasden er koeien. Jaarlijks verdeelde Meketre een deel van de oogst onder zijn arbeiders. Een ander deel liet hij opslaan in voorraadschuren. Wat overbleef, werd verhandeld. Van alledaagse gebeurtenissen op zijn landgoed liet Meketre beeldjes zoals in bron 1 maken. Ook van de dag waarop het vee werd gecontroleerd. Wah telde dan de koeien en inspecteerde hun conditie. Was een dier te mager, dan schreef Wah op dat het nog moest worden vetgemest. Rond 1920 vonden archeologen de beeldjes terug. Ze zijn een bijzondere bron, omdat ze informatie geven over het dagelijks leven in het oude Egypte. Maar ook over het geloof van die Egyptenaren in een leven na de dood.

1 3000 v.Chr.

In dit hoofdstuk

In onze tijd komt continu informatie op ons af. Veel van die informatie bestaat uit tekst. Zonder schrift zou onze maatschappij niet kunnen functioneren.

In de Tijd van jagers en boeren kenden de meeste mensen geen schrift. Ze gaven informatie mondeling door of maakten afbeeldingen. Van jager-verzamelaars, zoals we de eerste mensen noemen, hebben we dus alleen ongeschreven bronnen. Deze mensen trokken rond, jaagden op dieren en verzamelden voedsel. Aan de sporen die zij achterlieten, kunnen we zien dat de natuur grote invloed had op hun leven. Dat bleef zo toen groepen jager-verzamelaars met landbouw begonnen. Boeren trekken niet rond, want die moeten bij hun akkers en vee blijven. Zo ontstonden de eerste dorpen. In het Midden-Oosten groeiden sommige dorpen uit tot steden. In Egypte werden steden verenigd tot één land, geregeerd door de farao.

Om in steden te kunnen samenleven, zijn er veel meer regels en afspraken nodig dan voor het samenleven in een groep jager-verzamelaars. Om die regels te kunnen onthouden, moest je ze vastleggen: het schrift ontstond. In dit hoofdstuk lees je op welke manieren de eerste mensen gebruikmaakten van de natuur, hoe ze met elkaar samenleefden en welke sporen zij nalieten. Dankzij geschreven bronnen weten we veel over het leven van mensen in de eerste steden en de eerste landen, zoals Kushim, Wah en Meketre.

BRON 2 Een van de oudste teksten waarin de naam van een mens voorkomt: Kushim. Dit platte stuk gebakken klei – een kleitablet – is gemaakt rond 3000 v.Chr. in het Midden-Oosten.

BRON 3 In 2022 kwam er een programma online dat na een opdracht zelf een tekst schrijft.

2.1 De eerste mensen jagen en verzamelen

BRON 4 Een speerwerper, uitgesneden uit een gewei, en 14.000 jaar oud. Archeologen vonden de speerwerper in 1940 in Frankrijk.

De jager en het hert

Het hertje houdt zijn kop gedraaid. Het kijkt naar de twee vogels, die hun snavels tegen elkaar houden. Een jager heeft ze 14.000 jaar geleden heel voorzichtig met een vuursteen uit een gewei gesneden. Het resultaat zit vol mooie details. Een hert was misschien zijn favoriete dier? Het vlees is heerlijk en de huid is bruikbaar voor tentdoek en kleding.

Het deel van het gewei dat de jager zo kunstig heeft bewerkt, heeft een functie: het is een speerwerper. De jager haakte zijn speer achter de snavels van de vogels, helemaal aan het eind. Met de kop van het hert in zijn hand wierp hij dan de speer met gemak honderd meter ver. De speer kon daarbij een snelheid van meer dan honderdvijftig kilometer per uur halen. Als de jager goed kon mikken, was zijn prooi meestal kansloos.

In de zinnen hierboven staat ‘hij’. Maar was deze jager wel een man? Sinds enkele jaren weten wetenschappers dat in de prehistorie ook vrouwen op jacht gingen. Er had hier dus ook ‘zij’ kunnen staan.

In dit hoofdstuk leer je meer over de manier waarop jager-verzamelaars, de eerste mensen, leefden in en van de natuur.

LEERDOELEN

• Je kunt beschrijven hoe de evolutie van de mens verliep.

• Je kunt kenmerken beschrijven van de manier van leven van jager-verzamelaars.

Evolutie

De planeet aarde ontstond ongeveer 4,7 miljard jaar geleden. Vier miljard jaar later liepen er de eerste mensen op rond. Die zijn ontstaan door evolutie. Tijdens dit lange proces blijven kenmerken en gedrag van soorten bestaan die in hun leefomgeving nuttig zijn. Kenmerken die nadelig zijn, verdwijnen weer.

De eerste menssoorten ontstonden uit een soort die biologen ‘mensachtigen’ noemen. Dat zijn ook de voorouders van apen, zoals gorilla’s en chimpansees. Mensen en apen hebben dus dezelfde voorouders, maar mensen stammen niet van apen af.

Bijna vier miljoen jaar geleden leefde in het zuiden van Afrika de Australopithecus.

Dit was een mensachtige en deze soort had dus kenmerken van apen én mensen: de Australopithecus klom in bomen, maar hij kon ook een beetje rechtop lopen.

Twee miljoen jaar later ontstond een van de eerste menssoorten: de Homo habilis (‘handige mens’). Daarna volgde de Homo erectus (‘mens die rechtop loopt’). Door klimaatverandering ontstonden er graslanden. Volledig rechtop kunnen lopen was nodig om gevaar te zien aankomen. De Homo erectus was de eerste menssoort die vuur gebruikte. Uit de Homo erectus ontstond de Homo neanderthalensis en ongeveer 250.000 jaar geleden de Homo sapiens. Vanuit Afrika verspreidde deze soort zich ongeveer 100.000 jaar geleden over de wereld.

Gedurende deze evolutie leefden er verschillende menssoorten tegelijkertijd. Maar na verloop van tijd stierven sommige soorten uit. De Homo sapiens bleef 28.000 jaar geleden als enige menssoort over.

Samenwerken en leren

In de loop van de geschiedenis zijn er verschillende ijstijden geweest, lange periodes waarin de gemiddelde temperatuur veel lager was dan in onze tijd. Zo’n 115.000 jaar geleden begon de laatste ijstijd. De ijskap van de Noordpool breidde zich uit tot in Noord-Europa. Het ijs bereikte Nederland niet, maar de temperatuur bleef hier zelfs in de zomer ver onder het vriespunt. Het landschap veranderde in een poolwoestijn. Dieren die niet tegen de kou konden, trokken weg. Daarvoor in de plaats kwamen mammoeten en andere diersoorten die in een koud klimaat kunnen leven. In Midden-Europa leek het landschap op een toendra, waar enkel mossen, gras en wat struiken groeien. In Zuid-Europa lagen steppes: graslanden met hier en daar bomen. Ongeveer 45.000 jaar geleden vestigden de eerste Homo sapiens zich in Europa. Dat was tijdens een periode in de ijstijd waarin het klimaat tijdelijk iets warmer en aangenamer was. In Europa leefde de Homo sapiens samen met de Homo neanderthalensis. Neanderthalers, die kleine kunstvoorwerpen zoals kralen en oorbellen maakten, waren iets kleiner dan de Homo sapiens. Ze hadden vooruitstekende wenkbrauwen en diepe oogkassen. Verder leken de twee menssoorten op elkaar. 28.000 jaar geleden zijn de neanderthalers uitgestorven. We weten niet waarom. Een mogelijke verklaring is dat de Homo sapiens intensief samenwerkten. Daardoor gaven ze kennis aan elkaar door, ook aan volgende generaties. Die konden met deze kennis bijvoorbeeld hun werktuigen en jachttechnieken weer verbeteren. Andere menssoorten werkten niet op deze manier samen. Het vermogen om te kunnen samenwerken heeft de Homo sapiens wellicht ‘sterker’ gemaakt dan de neanderthalers.

BRON 5 Reconstructies van een neanderthaler, een Homo sapiens en een Australopithecus.

VAARDIGHEID OORZAAK EN GEVOLG

Bij geschiedenis kijk je naar wat er in het verleden gebeurde. Maar je probeert ook te begrijpen waardoor gebeurtenissen plaatsvonden. Denk bijvoorbeeld aan die keer dat je te laat kwam voor de geschiedenisles. Waardoor kwam dat? Doordat je onderweg een lekke band kreeg. De reden waarom iets gebeurt, noemen we de oorzaak. Vaak heeft een gebeurtenis meerdere oorzaken. Behalve je lekke band, was je ook te laat doordat je niet op tijd van huis vertrokken was. En dát kwam weer doordat je de wekker niet had gehoord.

Doordat je te laat in de les kwam, moest je een uur nakomen. Deze straf is een gevolg. Een ander gevolg kan zijn dat je de lesstof niet begrijpt, doordat je de uitleg hebt gemist.

Als de gevolgen van gebeurtenissen heel groot en ingrijpend zijn, dan spreken we van een revolutie

Zwervend bestaan

Neanderthalers en Homo sapiens leefden in kleine groepen. Ze woonden niet op een vaste plaats, maar waren nomaden. Als ergens het voedsel opraakte of de weersomstandigheden veranderden, dan trokken ze verder. Ze gebruikten grotten om in te wonen. Waren die er niet, dan bouwden ze hutten of tenten. Vanuit dit tijdelijke kamp gingen ze op jacht en zochten ze eetbare planten en vruchten. De jager-verzamelaars kozen de plek voor hun kamp heel precies. Het moest er veilig zijn of beschut, en je moest er voldoende voedsel en drinkwater kunnen vinden. Een geschikte plek was bijvoorbeeld een verhoging in het landschap, langs de oever van een rivier, of in de buurt van de vaste trekroutes van de dieren. Waarschijnlijk werden groepen jager-verzamelaars gevolgd door wolven. Op verschillende plekken lukte het jager-verzamelaars om wolven te temmen. De tamme dieren hielpen de jagers bij de jacht en beschermden de bewoners in de kampen. Heel lang hebben archeologen gedacht dat jager-verzamelaars een vaste taakverdeling hadden: de mannen jaagden en de vrouwen verzorgden de kinderen en verzamelden vruchten en noten. Maar inmiddels weten onderzoekers dat ook vrouwen jaagden. Er zijn graven gevonden van vrouwen die samen met jachtwerktuigen zijn begraven. En ook vrouwen van volken die in onze tijd nog als jager-verzamelaar leven, gaan op jacht.

Werktuigen

Van natuurlijke materialen, zoals stenen en botten, maakten de jager-verzamelaars werktuigen. Voor vuistbijlen, messen en speerpunten gebruikten ze meestal vuursteen. Van een steen van deze harde steensoort kun je een scherpe punt maken door de zijkanten af te bikken. En als je twee vuurstenen tegen elkaar slaat, krijg je een vonkje waarmee je een vuurtje kunt aanmaken. Vuistbijlen werden vooral gebruikt om hout te kappen, om vlees in stukken te snijden en om dierenhuiden schoon te schrapen. Deze periode heet de oude steentijd, vanwege het materiaal waarvan de meeste voorwerpen zijn gemaakt.

Tot ongeveer 40.000 jaar geleden zijn de werktuigen van jager-verzamelaars eenvoudig. Daarna gaan ze er versieringen op aanbrengen. Ook maken ze dan grotschilderingen en zelfs muziekinstrumenten. Op verschillende plaatsen in Europa zijn beeldjes van vrouwenfiguren teruggevonden. Vaak zijn bepaalde lichaamsdelen, zoals de heupen en borsten, opvallend groot weergeven. Met deze beeldjes wilden jager-verzamelaars misschien iets over hun gevoelens voor anderen, hun respect voor de natuur of ideeën over goden duidelijk maken.

Zee

Na de ijstijd

BRON 6

Europa in de laatste ijstijd (tussen 115.000 en 11.000 jaar geleden) met vindplaatsen van beeldjes van vrouwenfiguren.

BRON 8 Deze kano van drie meter lang is het oudste vaartuig ter wereld dat is teruggevonden. De kano werd 10.000 jaar geleden gemaakt door jager-verzamelaars in het noordoosten van Nederland. Atlant ische

Zo’n 11.000 jaar geleden eindigde de laatste ijstijd. De gemiddelde temperatuur steeg en de ijskap van de Noordpool werd kleiner. Door deze klimaatverandering stierven in Europa sommige diersoorten uit, zoals de mammoet. Een ander gevolg van het smelten van de ijskap was een verandering van het landschap. Overal kwamen uitgestrekte bossen. Daarin waren veel eetbare planten te vinden en kleine dieren om op te jagen. Doordat aan het einde van de ijstijd de zeespiegel steeg, ontstond de Noordzee. Tijdens de ijstijd was dit een droge vlakte. Aan de kust van Nederland vormden zich grote moerasgebieden waar talloze diersoorten leefden. Jager-verzamelaars trokken er graag rond. Doordat er veel voedsel te vinden was, konden zij langer op dezelfde plek blijven wonen. De kampen en de groepen mensen die er leefden, werden groter. De mensen gingen ook meer tijd besteden aan de bouw van betere hutten en aan het maken van preciezere werktuigen. Groepen jager-verzamelaars hadden contact met elkaar. Ze ruilden materialen, zoals vuursteen. Ook over grote afstand waren er contacten. Er is bijvoorbeeld gereedschap uit die tijd gevonden dat was gemaakt van materiaal dat alleen honderden kilometers verderop voorkwam. Deze periode van veranderingen in het leven van jagerverzamelaars heet de middensteentijd.

in juli jaar v.Chr temperatuur in °C

BRON 7 Gemiddelde temperatuur in juli in Nederland, vanaf 150.000 v.Chr. tot nu.

Middellandse

2.2 De landbouwrevolutie

BRON 9 Archeologische opgraving in Tiel van een heiligdom uit ongeveer 2000 v.Chr. De heuvel werd gebruikt als zonnekalender. Oorspronkelijk stonden er rondom de heuvel houten palen.

De lente komt!

De heuvel ligt er verlaten bij. Maar vierduizend jaar geleden was dit een belangrijke en drukbezochte plek. Aan het einde van december hielden boeren hier een ceremonie. Een priester beklom dan de heuvel en voerde rituelen uit. De kortste dag van het jaar was eindelijk aangebroken. Na deze dag gaat de zon iedere ochtend weer wat eerder op en ’s avonds later onder. De dagen worden langer: de duisternis maakt plaats voor licht. Dit moment heet de zonnewende.

Rondom de heuvel stonden houten palen. Ze vormden waarschijnlijk een zonnekalender. Als het licht van de zon op de kortste dag van het jaar precies tussen twee palen scheen, dan was de lente in aantocht en konden de boeren hun akkers gaan inzaaien. Een half jaar later scheen de zon op de langste dag van het jaar tussen twee andere palen door. Het oogsten kon beginnen, de herfst kwam er aan. De heuvel is zo’n twintig meter in doorsnede. In de directe omgeving vonden de archeologen honderden graven. In sommige graven lagen kostbaarheden, onder meer een speerpunt van brons en een glazen kraal. Onderzoekers ontdekten dat die kraal helemaal vanuit het Midden-Oosten naar Europa was gebracht. De mensen die hier begraven lagen, waren waarschijnlijk rijke en machtige boeren, anders hadden ze niet zulke kostbaarheden als grafgiften gekregen. In deze paragraaf leer je meer over de bouwers van de zonnekalender: boeren. Hun leefwijze was heel anders dan die van jager-verzamelaars. Dat blijkt uit de sporen die ze hebben achtergelaten, zoals de resten van dit heiligdom.

LEERDOELEN

• Je kunt het ontstaan van de landbouw in het Midden-Oosten en de verspreiding ervan naar Europa beschrijven.

• Je kunt beschrijven welke gevolgen de landbouwrevolutie had voor de leefwijze van prehistorische mensen.

Akkerbouw en veeteelt

Jager-verzamelaars trokken rond. In gebieden langs de Dode Zee, in het Midden-Oosten, veranderde dat rond 14.000 jaar geleden. Door het warme en vochtige klimaat waren daar het hele jaar door voldoende eetbare planten te vinden. Mensen konden daardoor langere tijd op dezelfde plek blijven wonen. Er ontstonden dorpen, waar meer dan honderd mensen leefden. Maar vanaf 11.000 v.Chr. veranderde het klimaat: het werd er kouder en droger, zodat er in de natuur steeds minder eetbare planten groeiden.

De dorpsbewoners begonnen toen met akkerbouw. Zo zorgden ze zelf voor voldoende voedsel en konden ze toch in hun dorp blijven wonen. Misschien hadden ze gezien dat er langs de weg naar hun dorp en voorraadschuren op sommige plekken wilde granen groeiden. Kwam dat doordat ze hier graankorrels hadden verloren? Door die zelf te zaaien en daarna de planten te verzorgen, leerden ze zelf hun voedsel te verbouwen.

Ook lukte het om wilde geiten en schapen tam te maken en te fokken. Dit heet veeteelt.

Dankzij veeteelt konden mensen dieren makkelijker gebruiken voor hun wol, melk, vlees en mest. Akkerbouw en veeteelt heten samen landbouw. De periode waarin de landbouw ontstond, noemen we de nieuwe steentijd.

Grote gevolgen

BRON 10 Het gebied in het MiddenOosten waar rond 10.000 v.Chr. de landbouwrevolutie begon.

De uitvinding van de landbouw noemen we de landbouwrevolutie. Deze had grote gevolgen:

• Ook jager-verzamelaars in andere delen van het Midden Oosten gingen aan landbouw doen en gaven hun nomadische manier van leven op. Ook daar ontstonden kleine dorpen.

• Boeren bouwden stevige boerderijen. Soms gebruikten ze steen en klei als bouwmaterialen.

• Boeren gingen tempels en grafmonumenten bouwen.

• Boeren gebruikten andere werktuigen, zoals een ploeg, om de akker te bewerken. Ook maakten zij potten van aardewerk. Daarin bewaarden ze voedsel en zaden, of ze bereidden er de maaltijd in.

• Boeren hadden veel meer spullen dan jager-verzamelaars. Een boer kon die immers in zijn woning bewaren, terwijl een jager-verzamelaar alles met zich mee moest kunnen dragen. De overgang van jagen en verzamelen naar akkerbouw en veeteelt had ook nadelen. De bevolking van de eerste dorpen groeide snel. Zó snel, dat er soms niet genoeg eten was voor alle mensen. En als mensen en dieren dicht op elkaar leven, kunnen ziektes zich sneller verspreiden en nieuwe ziektes ontstaan. Archeologen zagen aan skeletresten dat de eerste boeren vaak kleiner waren dan jager-verzamelaars. Ook waren hun botten vaker versleten. Daaruit concludeerden zij dat dat door hun leefwijze kwam: leven als boer was ongezonder en zwaarder dan leven als jager-verzamelaar.

Geschiedenis voor VWO

Beeld op het omslag

In de Middeleeuwen droeg een ridder een harnas tijdens een gevecht, net als zijn paard! Het hoofdstuk van zo’n paardenharnas zie je op de voorkant van dit boek. Hiermee was het paard beschermd en door het uitsteeksel een extra wapen.

Vechten te paard is moeilijk. Een ridder moest daar lang voor oefenen, samen met zijn paard. Op een riddertoernooi werd geoefend voor een echte oorlog.

Aan het einde van de Middeleeuwen kwamen er andere wapens. Het buskruit werd uitgevonden, de kruisboog en de long bow, de grote pijl-enboog. Deze wapens gaan door een harnas heen en zijn van grote afstand te gebruiken.

Een man-tegen-mangevecht is dan niet nodig.

Vooral niet als je de ridders eerst met hun gepantserde paarden in een drassig gebied lokt. Dat gebeurde bij de Slag bij Agincourt (1415). De ridders waren te zwaar en te log om nog vooruit te komen … Dat was het einde van de riddertijd. Daarna waren er nog steeds riddertoernooien, maar dan als een vechtsport met publiek.

Scan de QR-code voor meer informatie over het paard in de geschiedenis.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.