Vivo | De biologie van je leven - 2 havo/vwo deel A

Page 1

Beste leerling,

Dit boek gebruik je samen met de digitale leeromgeving. Het is van jou, dus je mag je aantekeningen erin schrijven. Na dit schooljaar mag je het boek houden. Dan kun je er volgend jaar nog iets in opzoeken, bijvoorbeeld bij het leren voor een toets.

Veel succes en plezier met biologie!

Team Vivo

COLOFON

Auteurs

Lisette van Engelen, Barend de Graaf, Marlies van den Hurk-Bakker, Martine Kalisvaart, Corrie Leemburg, Rob Melchers, Jorinde Post, Annemarel Reiber-Elhorst, Willy Stein, Bram Winkelman

Eindredactie

Ilse Gmelig

Taalredactie

Maurice Breugelmans, Marcella Spithoven

Illustraties

Gemma Stekelenburg, Rogier Trompert, Marjolein Luiken

Ontwerp

Omslag: Carlo Polman - OudZuid Ontwerp

Binnenwerk: Tom Lamers - Reclamers

Opmaak

Crius Group, Hulshout

Omslagbeeld

Shutterstock / Romija

Over ThiemeMeulenhoff

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt slimme flexibele leeroplossingen met een persoonlijke aanpak. Voor elk niveau en elke manier van leren. Want niemand is hetzelfde. We combineren onze kennis van content, leerontwerp en technologie, met onze energie voor vernieuwing. Om met en voor onderwijsprofessionals grenzen te verleggen. Zo zijn we samen de motor voor verandering in het primair, voortgezet en beroepsonderwijs. Samen leren vernieuwen.

www.thiememeulenhoff.nl

ISBN 978 90 06 731 071

Eerste druk, eerste oplage, 2023

� ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 2023

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912

j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is volledig CO2-neutraal geproduceerd. Het voor deze uitgave gebruikte papier is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

2

Deel B

Hoofdstuk 10 Ademhalen en

Hoofdstuk

10.1 Waarom adem je?

10.2 Ademhalen

10.3 Gaswisseling

10.4 Gezonde longen

10.5 Verbranding en energie

10.6 Lichaamstemperatuur

10.7 Verbreding: Leven zonder zuurstof

10.8 Verdieping: Ademhaling bij dieren

10.8 Verdieping: Ademhaling bij dieren

10.9 Hoofdstukafsluiting

Hoofdstuk 11 Voortplanten en seksualiteit

11.1 Hoe denk jij over seksualiteit?

11.2 Uitwendige geslachtsorganen

11.3 Inwendige geslachtsorganen

11.4 Omgaan met seksualiteit en seks

11.5 Voortplanten en zwangerschap

11.6 Soa’s en voorbehoedsmiddelen

11.7 Verbreding: Zorg goed voor jezelf

11.8 Verdieping: Voortplanting bij dieren

11.9 Hoofdstukafsluiting

12

Hoofdstuk 12 Erfelijkheid

12.1 Wat heb je van je familie?

12.1 Wat heb je van je familie?

12.2 Overerven van eigenschappen

12.3 Familiestambomen

12.4 Genetische code

12.5 Evolutie door mutatie

12.6 DNA-technologie

12.7 Verbreding: Wil je het weten?

12.8 Verdieping: Kruisingen en kansen

12.9 Hoofdstukafsluiting

12.9 Hoofdstukafsluiting

3 INHOUD ZO WERK JE MET VIVO 4 Deel A Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid 6 7.1 Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 9 7.2 Voedselketens en kringlopen 15 7.3 Populaties 24 7.4 Verspreiding van organismen 35 7.5 Leefomgeving in gevaar 47 7.6 Duurzaam en gezond leven 60 7.7 Verbreding: Plasticsoep en technologie 71 7.8 Verdieping: Natuur in Nederland 79 7.9 Hoofdstukafsluiting 89 Hoofdstuk 8 Voeding en verteren 92 8.1 Wat is gezond eten? 95 8.2 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen 102 8.3 Van mond tot maag 112 8.4 Verteren, opnemen en uitscheiden 121 8.5 Gezond of ongezond 128 8.6 Eten en verteren bij dieren 139 8.7 Verbreding: Duurzame voeding 147 8.8 Verdieping: Microbiomen 156 8.9 Hoofdstukafsluiting 163 Hoofdstuk 9 Hart en bloedvaten 166 9.1 Hoe krijgt elk deel van je lichaam wat nodig is? 169 9.2 Bloedsomloop 176 9.3 Hart 188 9.4 Bloed 197 9.5 Transport van stoffen 204 9.6 Afweersysteem 213 9.7 Verbreding: Eerste hulp en donatie 223 9.8 Verdieping: Bloedsomloop bij dieren 234 9.9 Hoofdstukafsluiting 241 Actief leren 244 Register 246
verbranden

ZO WERK JE MET VIVO – De biologie van je leven

Je gaat aan de slag met Vivo. Bij Vivo ontdek je waarom het vak biologie belangrijk is voor jou, voor onze samenleving en onze planeet. Hieronder zie je alles wat je in Vivo tegenkomt.

waardoor kun je

5.1 WAAROM REAGEER JE ZOALS JE REAGEERT?

Aan het eind van deze paragraaf kan ik:

STARTEN MET HET HOOFDSTUK

• Het hoofdstuk start met de grote vraag. Deze vraag ga je aan de hand van het hoofdstuk beantwoorden.

• De hoofdstukvraag staat in een overzichtstekening: het grote plaatje Daarin zie je de samenhang met andere hoofdstukken en de belangrijkste zaken van dit hoofdstuk om te onthouden.

• Online vind je de Uitdaging. Dit is een grotere opdracht waarbij je de stof van het hoofdstuk gebruikt.

DE EERSTE PARAGRAAF

• In de eerste paragraaf ontdek je waarom het onderwerp van het hoofdstuk belangrijk is, en welke rol het onderwerp speelt in jouw leven. Ook ontdek je hoe het onderwerp samenhangt met andere onderwerpen in de biologie.

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

• Bij de paragraaftitel zie je welke iconen uit het grote plaatje horen bij deze paragraaf.

• In de leerdoelen zie je wat je deze paragraaf gaat leren.

• Bij de practica gaat het om doen: je docent bepaalt welke practica je gaat doen. Je vindt deze online.

• In de startopdracht ga je meteen actief aan de slag met het onderwerp van de paragraaf. Zo ontdek je wat je al weet en begrijp je de stof die komen gaat sneller en beter.

4
H1 Waarom biologie? Keuzes maken H9 Hart en bloedvaten Bloedsomloop H4 • Bewegen Zintuig- en H2 Inzoomen Zenuwcellen Zintuigen laten je reageren op de omgeving De hersenen sturen alles aan Waar dit hoofdstuk om? Waarom reageer je zoals je reageert? Welke verbanden zijn er? HET GROTE PLAATJE INLEIDING Je wandelt op de Veluwe en opeens sta je oog in oog met een wild zwijn. Je schrikt en zet het op een lopen. Wat gebeurt er in je lichaam? Hoe weet je dat het een wild zwijn is? Waarom vlucht je weg en waar wordt die beslissing genomen? Hoe worden je beenspieren aan
Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag
het werk gezet en
extra hard lopen? Natuurlijk kom je niet dagelijks een wild zwijn tegen, maar ook dan reageert je lichaam op prikkels. Hoe? Dit hoofdstuk laat het je zien!
• uitleggen wat gedrag betekent in de biologie. • uitleggen wanneer je bewust gedrag vertoont. • uitleggen wanneer je onbewust gedrag vertoont. • uitleggen wat het nut kan zijn van gedrag bij mensen en dieren. STARTOPDRACHT Wat weet je al over gedrag? Gedrag is een breed begrip. Wat weet jij al over gedrag? Maak samen met een klasgenoot een mindmap over gedrag. In het midden van de mindmap staat het woord ‘gedrag’. Zet hieromheen woorden en begrippen die volgens jullie met gedrag te maken hebben. © Shutterstock Jacob Lund Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag Waarom reageer je zoals je reageert?
Je maakt

WERKEN IN HET BOEK OF ONLINE

Je kunt aan de slag in je leerwerkboek of online. In je boek vind je alles wat je nodig hebt: theorie en opdrachten. Deze staan natuurlijk ook online, plus handige extra’s.

Hoofdstuk 5 Waarnemen en gedrag Zintuigen en zenuwstelsel

Hoofdstuk 9 Hart en bloedvaten Hoofdstukafsluiting 9.9

9.9 HOOFDSTUKAFSLUITING

ACTIEF LEREN Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit Actief leren achter in je boek als hulp bij het leren.

TERUG NAAR HET GROTE PLAATJE Hart en bloedvaten Je ziet hier nog een keer ‘het grote plaatje’ uit de hoofdstukopening.

waar het geheugen zit.

3 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je tijdens voetballen besluit de bal in het doel te gaan schoppen. 4 Nummers II III IV V VI en dan II III IV V VI zijn op volgorde de delen waarmee je ervoor zorgt dat je tijdens voetballen de bal precies in het doel schopt.

5 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je voelt dat je de bal raakt met je voet.

6 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je de scheidsrechter hoort fluiten, omdat je buitenspel stond.

5 Snelle bromvlieg Op je boterham zit een dikke bromvlieg. Bah! Je probeert de vlieg weg te slaan, maar deze is allang weggevlogen op het moment dat je met je hand op de plek bent waar de vlieg zat. Toch sloeg je zo snel mogelijk! Hoe kan een vlieg veel sneller reageren dan dat jij kunt slaan? Verklaar dit met de bouw van het zenuwstelsel van bromvlieg en mens.

WERKEN MET DE PARAGRAFEN

• Blauwgedrukte woorden in de theorie zijn de belangrijkste begrippen

• In ‘Wist je dat?’-kaders staan weetjes en voorbeelden. Je ziet hoe het onderwerp van de paragraaf terugkomt in het dagelijks leven.

• Iedere paragraaf heeft zes basisopdrachten

Daarna zijn er altijd drie extra opdrachten

• Online krijg je na de zes basisopdrachten een advies op maat om verder te oefenen: Herhaling, Extra of Plus.

je in dit verbanden Hoe krijgt elk deel van je lichaam wat nodig is?

De bloedsomloop zorgt voor aanBloed speelt een belangrijke rol bij

Bewegen Uithoudingsvermogen Voeding en verteren Voedingsstoffen Je ziet links de verbanden tussen dit hoofdstuk en de andere hoofdstukken. Leg deze verbanden uit. Schrijf je antwoorden in de vakjes. b Je ziet rechts iconen die laten zien waar het om draait in dit hoofdstuk. Leg in je eigen woorden uit wat je ziet en wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk. Schrijf je antwoorden in de vakjes.

Je hart pompt het bloed door het Via het bloed gaan zuurstof en voedingsstoffen naar alle cellen van

VERBREDING EN VERDIEPING

• Nieuwsgierig? Ga aan de slag met de extra stof. In de Verbredende paragraaf leg je de verbinding tussen dit hoofdstuk en andere thema’s. In de Verdiepende paragraaf ga je dieper in op de stof van het hoofdstuk.

HOOFDSTUKAFSLUITING

• Je kijkt terug op het grote plaatje. Begrijp je de verbanden en kun je de hoofdstukvraag beantwoorden met wat je hebt geleerd?

• Je kijkt terug op de leerdoelen. Wat gaat goed en waar moet je nog aan werken?

• Met de online proeftoets controleer je of je de theorie goed hebt geleerd.

• In Actief leren vind je werkvormen om de theorie te onthouden en begrijpen.

5
Boek
Theorie
Opdrachten Online
Theorie
Opdrachten
De Uitdaging
Verder oefenen op maat
Practica
Proeftoets 4 Taken van de hersenkwabben Verschillende zaken worden in verschillende delen van het centrale zenuwstelsel verwerkt. Hieronder zie je zes verschillende delen van het centrale zenuwstelsel met een kleur en een nummer (I t/m VI). II III IV V VI Kies per beschrijving het deel van het centrale zenuwstelsel (I t/m VI) dat daarmee te maken heeft. Let op: Sommige hersendelen heb je niet of juist meerdere keren nodig. 1 Nummer II III IV V VI is het deel waarmee je alles wat je ziet verwerkt. 2 Nummer II III IV V VI is het deel
H10 Ademhaling en verbranding zijn er?
Extra stof Hoofdstukafsluiting Basisstof HOOFDSTUK 7 Jouw omgeving
duurzaamheid INHOUD Het grote plaatje 8 7.1 Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 9 7.2 Voedselketens en kringlopen 15 7.3 Populaties 24 7.4 Verspreiding van organismen 35 7.5 Leefomgeving in gevaar 47 7.6 Duurzaam en gezond leven 60 7.7 Verbreding: Plasticsoep en technologie 71 7.8 Verdieping: Natuur in Nederland 79 7.9 Hoofdstukafsluiting 89 © Shutterstock / Eli Martinez
en

DE UITDAGING

Bij elk hoofdstuk hoort een Uitdaging. Die kun je doen in plaats van een of meer paragrafen. Gebruik de leerstof om het probleem op te lossen!

INLEIDING

Haaien hebben een slechte reputatie. Ze worden gezien als een gevaar voor alles wat zwemt, inclusief de mens. Maar dat is niet terecht. De risico’s voor de mens zijn beperkt én haaien zijn heel belangrijk voor de oceanen. Haaien verwijderen namelijk zieke en zwakke organismen uit het ecosysteem. Zo houden ze de oceanen gezond.

Helaas doden de mensen elk jaar meer dan 100 miljoen haaien. Zoveel komen er per jaar niet bij door voortplanting. Haaien zijn namelijk laat geslachtsrijp en krijgen weinig jongen. Als gevolg hiervan wordt een aantal soorten met uitsterven bedreigd.

De afname van het aantal haaien verstoort het evenwicht en dat is weer nadelig voor het hele ecosysteem.

HET GROTE PLAATJE

H3

H5 • Waarnemen en gedrag Keuzes maken

Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?

Welke verbanden zijn er?

H6 • Planten Fotosynthese

H8

• Voeding en verteren Voeding

Organismen zijn van elkaar afhankelijk

Evenwicht kan verstoord raken

Waar draait het in dit hoofdstuk om?

Je hebt zelf invloed op je leefomgeving

Elk organisme heeft zijn eigen plek

• Leven op aarde Biodiversiteit
8 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid

7.1 HOE ZORG JE VOOR EEN DUURZAME LEEFOMGEVING?

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen waarom de omgeving waarin je leeft voor jou belangrijk is.

• uitleggen hoe organismen invloed hebben op de leefomgeving.

• uitleggen wat ecologie is en wat ecologen doen.

• uitleggen wat duurzaamheid is.

STARTOPDRACHT

1 Milieuproblemen in jouw leefomgeving

Door milieuvervuiling is de aarde de afgelopen honderd jaar drastisch veranderd. Welke milieuproblemen of veranderingen zie je in jouw eigen omgeving terug? Waar heb jij mee te maken? En wat zouden oplossingen kunnen zijn?

Maak een mindmap over milieuproblemen in jouw leefomgeving en geef mogelijke oplossingen aan.

Gebruik in je mindmap verschillende kleuren.

milieuproblemen

© Shutterstock / teal sun 9
7.1
in mijn omgeving
Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?

Jouw leefomgeving

De buurt waarin je woont, de bedrijven en wegen, de parken en weilanden, de vogels en regenwormen, ze maken deel uit van je leefomgeving. Je leefomgeving noem je ook wel je milieu of het ecosysteem waarin je leeft. Je leefomgeving heeft invloed op je gezondheid. Moet je bijvoorbeeld ver fietsen naar school? Dan beweeg je best veel en dat is gezond. Woon je vlak naast een drukke weg? Dan adem je veel uitlaatgassen in en dat is niet zo gezond.

Alles wat je nodig hebt

In je leefomgeving vind je alles wat je nodig hebt. Er is voldoende zuurstof, voedsel, water en bescherming tegen de zon. Ook zijn er mensen met wie je kunt communiceren en die je kunnen helpen als het nodig is. Je bent afhankelijk van je leefomgeving. Uit de levende natuur heb je bijvoorbeeld planten nodig. Je kunt ze eten en je hebt ze nodig voor de zuurstof die ze produceren. De nietlevende natuur is onder andere de lucht die je inademt, en de temperatuur. Alleen bij de juiste temperatuur kun je overleven. De levende natuur noem je biotisch en de nietlevende natuur noem je abiotisch. Al deze biotische en abiotische omgevingsfactoren hebben invloed op jou en het ecosysteem waarin je leeft.

Invloed op de leefomgeving

Wat gebeurt er als je een steen in het water gooit? Je ziet dat het water gaat rimpelen. Insecten vliegen weg en ook vissen verdwijnen van die plek. Met dat ene kleine steentje heb je de leefomgeving eventjes veranderd. Deze verandering is niet blijvend en beïnvloedt het ecosysteem niet.

Maar sommige veranderingen zijn wel blijvend. Organismen kunnen hun leefomgeving zodanig beïnvloeden dat het hele ecosysteem verandert. Zo knagen bevers complete bomen om. Ze eten ervan, maken er dammen mee in het water en bouwen er burchten van. Hierdoor ontstaan open plekken en moerassige gedeelten. Daardoor komen er andere planten en dieren dan voorheen (figuur 2). De bevers brengen dus blijvend verandering in het ecosysteem.

THEORIE
© Shutterstock /
Figuur 2 Bevers veranderen hun leefomgeving. evgenii mitroshin
10 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 7.1
Figuur 1 Zelfs bij lage temperaturen kun je overleven, bijvoorbeeld als je geschikte kleding hebt.

Mensen hebben veel invloed op hun leefomgeving. De afgelopen honderd jaar was die invloed helaas vooral negatief. Halverwege de vorige eeuw groeide de industrie.

Daardoor zijn er steeds meer schadelijke stoffen in onze leefomgeving terechtgekomen. Deze schadelijke stoffen zitten in de lucht, in het water en in de bodem. Dit heet milieuvervuiling

Door bosbranden en het kappen van regenwoud gaan ontelbaar veel organismen dood. Door stoffen in de lucht warmt de aarde op, waardoor de zeespiegel stijgt en gletsjers smelten. Mensen krijgen ademhalingsproblemen door luchtvervuiling van een vliegveld in hun leefomgeving. Zeeschildpadden raken verstrikt in plastic. Ook planten worden niet gespaard. Onze zomers zijn nu warmer dan twintig jaar geleden. Er zijn langere perioden van droogte, waardoor veel bomen te weinig water krijgen en doodgaan. De veranderingen in de leefomgeving hebben een negatieve invloed op de gezondheid van alle organismen op aarde.

Ecologen aan het werk

De relaties tussen organismen en hun natuurlijke leefomgeving zijn vaak ingewikkeld. Er zijn biologen die hier onderzoek naar doen. Ecologie is de tak van de biologie die de relaties tussen organismen en hun leefomgeving met levende en niet-levende natuur bestudeert. Ecologen bestuderen dus ecosystemen.

WIST JE DAT?

De stadsecoloog

Hoe zorg je dat een egel veilig kan oversteken? Kunnen schildpadden overleven in Nederlandse parken? Op welke manieren maak je bedrijventerreinen aantrekkelijk voor planten en dieren? Dit zijn vragen waar een stadsecoloog antwoord op probeert te geven. Stadsecologen doen onderzoek in ecosystemen waar mensen de hoofdrol spelen: van kleine dorpjes tot wereldsteden.

In het filmpje Amsterdamse biodiversiteit groter dan op het platteland vertelt stadsecoloog Remco Daalder over de stadsparken in en rond Amsterdam.

De toekomst van de aarde

Ecologen verzamelen kennis over de relaties tussen organismen en hun leefomgeving. Het doel daarvan is om beter om te gaan met de natuur. Dat is van groot belang, want ons milieu raakt wereldwijd steeds verder aangetast. Als we niets doen wordt de milieuvervuiling steeds erger. Veel organismen kunnen dan niet meer overleven en soorten sterven uit. Ecosystemen veranderen dan blijvend.

We moeten dus zo snel mogelijk duurzame manieren vinden om met ons milieu om te gaan. Duurzaam betekent dat we grondstoffen niet uitputten en geen blijvende schade aan ecosystemen aanrichten. De eerste stappen zijn hiervoor al gezet en zijn ook in jouw leefomgeving zichtbaar. Zo wekken we steeds meer energie op met zonnepanelen en windmolens. Zelf doe je misschien ook al je best om duurzamer te leven. Bijvoorbeeld door minder vlees te eten, korter te douchen of door geen afval op de grond te gooien.

© Shutterstock
/ 89stocker
11 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 7.1
Figuur 3 Afval scheiden

OPDRACHTEN

2 Leefomgeving van een organisme

Ieder organisme kan alleen in de juiste leefomgeving in leven blijven.

Kies de juiste woorden.

1 Elk organisme is afhankelijk van zijn leefomgeving. Alleen in de juiste omgeving kan het blijven leven. Zo moeten de temperatuur, vochtigheid en zuurstofgehalte in de lucht goed zijn. Dit zijn voorbeelden van biotische | abiotische omgevingsfactoren.

2 Ook de hoeveelheid voedsel, concurrenten en andere organismen maken een omgeving geschikt of minder geschikt. Dit zijn biotische | abiotische omgevingsfactoren. Veranderingen in deze factoren kunnen grote gevolgen hebben.

3 De tak van biologie die onderzoek doet naar de relaties tussen organismen en hun leefomgeving heet duurzaamheid | ecologie | omgevingsfactor

3

Invloed

op de leefomgeving

De mens heeft de afgelopen honderd jaar veel invloed gehad op de natuur.

a Noem minstens drie manieren waarop de mens de natuur de afgelopen honderd jaar negatief heeft beïnvloed.

b Welke gevolgen heeft de menselijke invloed op de niet-levende natuur? Noem een voorbeeld.

c Welke gevolgen heeft de menselijke invloed op de levende natuur? Noem hierbij een voorbeeld.

4 Duurzaamheid

Klimaatverandering verandert de leefomgeving van alle organismen op aarde. Om de gevolgen te beperken, is het belangrijk dat we duurzaam omgaan met de aarde.

a Wat betekent duurzaam omgaan met de aarde?

12 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 7.1

b Bedenk twee manieren waarop jij duurzaam om kunt gaan met de aarde.

c Leg uit hoe jouw voorbeelden ervoor zorgen dat je de natuur minder uitput of juist schoner achterlaat.

5 Plasticsoep

Mensen vervuilen de leefomgeving, waaronder de oceanen. Daar zijn ophopingen van grote hoeveelheid plastic en ander afval. Dit noem je de plasticsoep.

Bekijk het filmpje Boyan Slat zorgt met de Ocean Clean Up voor veel aandacht voor plastic afval in de natuur.

Jij kunt er zelf voor zorgen dat er zo min mogelijk plastic (en ander afval) in de natuur terechtkomt. Noem drie manieren.

6 Plastic

Boyan Slat heeft met de Ocean Clean Up technieken bedacht om plastic afval uit oceanen en rivieren te halen. Hierover ga je meer informatie verzamelen.

Dit heb je nodig:

• Gebruik hierbij onder andere de website theoceancleanup.com (Engels).

Dit ga je doen:

1 Werk in groepjes van drie personen.

2 Spreek met je docent de minimale en maximale duur van je presentatie af.

3 Elk groepje maakt een presentatie over een van de volgende onderwerpen:

• Waardoor is plastic zo schadelijk voor het milieu? Let op het verschil tussen grote stukken plastic en microplastic.

• Op welke manieren haalt de Ocean Clean Up plastic uit het water? Geef twee voorbeelden.

• In en om welke producten zit plastic? Geef minstens acht voorbeelden.

• Welke producten kun je maken door oud plastic te verzamelen en te bewerken? Geef minstens drie voorbeelden.

Houd jullie presentatie.

13 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 7.1

7

Ben jij een ecoloog?

Ecologen onderzoeken het verband tussen planten, dieren en mensen in een bepaald gebied. Ecologen onderzochten bijvoorbeeld of Europese bizons (wisenten) in Nederlandse natuurgebieden kunnen overleven. Dat kan en inmiddels doen ze het goed in Nederland.

Zoek antwoord op de volgende vragen.

1 Hoe ziet een wisent eruit? Zoek een foto en plak deze op of sla deze op.

2 Waar leven deze dieren in Nederland?

3 Welke biotische en abiotische omgevingsfactoren zijn belangrijk voor wisenten om te overleven?

4 Welke invloed hebben wisenten op hun biotische en abiotische leefomgeving?

5 Zijn wisenten gevaarlijk voor mensen? Hoe moeten mensen zich gedragen als ze in een gebied zijn waar wisenten leven?

AFSLUITING

8 Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?

De grote vraag van deze paragraaf is ‘Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?’

Wat is jouw antwoord op deze vraag?

Gebruik in je antwoord de informatie van deze paragraaf.

14 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? 7.1

7.2 VOEDSELKETENS EN KRINGLOPEN

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• een voedselketen met producenten en consumenten opstellen.

• de functie van reducenten in een ecosysteem uitleggen.

• in een voedselketen en voedselweb relaties tussen organismen aangeven en uitleggen hoe energie wordt doorgegeven.

• de stappen in de koolstofkringloop benoemen en uitleggen.

Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten:

• Aantonen van zetmeel

• Zelfreinigend vermogen van water

Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.

STARTOPDRACHT

1 Eten en gegeten worden

De Arnhemse dierentuin Burgers’ Zoo heeft een nagebouwd woestijnlandschap. Op informatieborden staat een beschrijving van de planten en dieren die hier leven. Over hun voedsel lees je:

• Een cactusmuis is een knaagdier dat onderdelen van de saguarocactus eet.

• Woestijnvlinders halen nectar uit bloemen.

• De saguaro is een cactus die in de lente bloeit. Van de vruchten wordt jam gemaakt.

• De pekari is een soort varken die wortels, cactussen en soms ook kleine dieren eet.

• De renkoekoek is een vogel die niet kan vliegen en eet insecten, hagedissen, slangen en muizen.

• De witvleugelduif is een planteneter die zaden, bessen en vruchten eet.

• De rode lynx eet konijnen, knaagdieren, vogels en andere dieren.

© Shutterstock / noicherrybeans 15 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2

Werk in tweetallen. Bekijk het schema. Een pijl betekent ‘wordt gegeten door’.

5

a Waar horen de planten en dieren in het schema? Maak de juiste combinaties.

b In Burgers’ Zoo vliegen vlinders vrij rond in de woestijnhal, maar de cactusmuizen, de rode lynxen, de renkoekoek en de pekari’s worden in aparte hokken gehouden.

Om welke reden zitten deze diersoorten in aparte hokken?

THEORIE

Voedselketens in een voedselweb

Het Waddengebied is een bijzonder natuurgebied in het noorden van Nederland. Het is een gebied met zee, zandbanken en eilanden met brede stranden (figuur 1). Planten en dieren leven er met de afwisseling van eb en vloed.

Hier leven duizenden soorten organismen. Het is een ecosysteem waar vissen, krabben, mosselen en garnalen opgroeien en waar vogels en zeehonden voedsel en rust vinden.

cactusmuis 1 4 3
6
2 woestijnvlinder
coloradopad • • 1 pekari • • 2 renkoekoek • • 3 rode lynx • • 4 saguaro • • 5 witvleugelduif • • 6
©
/
© Shutterstock / Melanie Lemahieu
Shutterstock
Atosan
16 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2
Figuur 1 Het Waddengebied heeft zee, zandbanken en eilanden. Je kunt er wadlopen onder leiding van een gids.

De verschillende soorten in dit gebied zijn afhankelijk van elkaar. Die afhankelijkheid heeft vaak te maken met voedsel. Soorten gebruiken andere soorten als voedsel, maar zelf zijn ze ook voedsel voor andere soorten.

Als je ‘wie eet wie?’ op een rijtje zet, krijg je een voedselketen (figuur 2). Elk organisme is een schakel in een voedselketen. Elke pijl wijst van een organisme dat gegeten wordt naar een organisme dat eet. Dus: algen worden opgegeten door garnalen, garnalen worden opgegeten door vissen, enzovoort.

algen garnalen kleine vissen (bijv. schol) grote vissen (bijv. kabeljauw)

In een ecosysteem bestaan verschillende voedselketens. Alle voedselketens in een gebied vormen samen een voedselweb (figuur 3). Ook in een voedselweb zie je welke dieren van planten leven en welke dieren andere dieren eten. zeearend

zeehond
Figuur 2 Voedselketen in het Waddengebied
algen garnalen
vissen weekdieren wormen zeehond grote vissen mensen kleine kreeftachtigen vogels
kleine
17 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
kringlopen
Figuur 3 Voedselweb in het Waddengebied. De voedselketen uit figuur 2 herken je aan de rode pijlen.
Voedselketens en
7.2

Planteneters noem je herbivoren. Voorbeelden zijn: koe, paard, bladluis, grauwe gans en mossel. Vleeseters noem je carnivoren Voorbeelden zijn: lieveheersbeestje, visarend en zeehond. Dieren die zich voeden met planten én dieren noem je omnivoren. Voorbeelden zijn: merel, vos en garnaal.

In een voedselketen staan de planten altijd aan het begin. Planten maken glucose met behulp van fotosynthese. Ze maken van glucose allerlei andere stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. Dat zijn belangrijke voedingsstoffen voor alle andere organismen in de voedselketen. Omdat planten dit voedsel produceren, noem je ze producenten. Organismen die andere organismen eten zijn consumenten. Herbivoren, carnivoren en omnivoren zijn allemaal consumenten (figuur 4).

Reducenten en voedselkringloop

planten

herbivoren

carnivoren

omnivoren

zijn zijn

producenten consumenten

Je hebt vast wel eens van die glanzende groene bromvliegen gezien. Dat zijn vleesvliegen die hun eitjes in dode dieren leggen. Uit de eitjes komen larven (maden) die het vlees eten. In elk voedselweb vind je consumenten die van dode organismen, delen van dode organismen en uitwerpselen leven. Dat zijn bijvoorbeeld insecten, maden van insecten, wormen en kleine waterdieren. Uiteindelijk blijven er alleen maar dode resten over. Die resten zijn voedsel voor bacteriën en schimmels. Je noemt de bacteriën en schimmels reducenten

Reducenten hebben een belangrijke functie in elk ecosysteem. Zij breken de resten van (dode) organismen namelijk helemaal af tot het mineralen zijn, zoals calcium en kalium. Deze mineralen komen in de bodem en in het water terecht. Planten nemen met hun wortels water met mineralen op. Ze gebruiken deze mineralen om van de glucose die ze zelf produceren andere stoffen (zoals eiwitten) te maken.

producenten (planten)

voedingsstoffen (mineralen)

voedingsstoffen

consumenten (herbivoren)

consumenten (carnivoren) voedingsstoffen

reducenten (schimmels en bacteriën)

dode resten dode resten dode resten
Figuur 5 Voedselkringloop en de rol van verschillende organismen
18 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2
Figuur 4 Organismen zijn producenten of consumenten.

Door dit hergebruik ontstaat er een kringloop van voedingsstoffen. Deze kringloop noem je de voedselkringloop (figuur 5). In een gezond ecosysteem is deze kringloop in evenwicht en zijn er dus geen mineralen te veel of te weinig.

Schakels in een voedselketen

In een voedselketen gaan voedingsstoffen (koolhydraten, eiwitten en vetten) van de ene schakel van de keten naar de volgende. Als je wilt bepalen hoeveel voedingsstoffen bijvoorbeeld in een plant zitten, moet je die plant drogen en daarna wegen. De massa van organismen zonder water noem je de Biomassa. Als je 1 kg gras droogt, houd je ongeveer 0,1 kg biomassa over.

In een ecosysteem is de biomassa van herbivoren kleiner dan de biomassa van producenten. Dat komt doordat herbivoren maar een deel van het voedsel gebruiken om hun lichaam op te bouwen. Ze gebruiken ook een deel als brandstof (energie) en een ander deel is onverteerbaar. Onverteerbare resten verlaten het lichaam als uitwerpselen. Daarnaast gaan er ook consumenten dood voordat ze worden opgegeten. Zij verdwijnen dus uit deze voedselketen. Elke keer als je in de voedselketen een schakel verder gaat, zie je hetzelfde gebeuren: de biomassa wordt steeds kleiner. En daarmee gaat ook steeds energie verloren uit deze voedselketen (figuur 6).

verlies van energie door groeien en bewegen

sterfte ontlasting onverteerbaar voedsel

Figuur 6 Energie in een voedselketen

verlies van energie door sterfte en uitwerpselen © Shutterstock
19 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2
Aan het eind van de voedselketen is er nog maar weinig biomassa over. Het is dus nodig dat er steeds biomassa wordt bijgemaakt. Er is zonlicht nodig zodat producenten (planten) door fotosynthese nieuwe glucose en andere stoffen kunnen maken. Zonlicht is daardoor onmisbaar voor het voortbestaan van voedselketens en voedselkringlopen. Kortom: de zon is de motor van alle leven op aarde.

Koolstofkringloop

Het voedselweb in een ecosysteem blijft in stand dankzij de kringlopen. Er is sprake van een kringloop als stoffen worden hergebruikt en steeds in de biosfeer beschikbaar blijven. Koolstof zit in alle organismen als onderdeel van veel stoffen, zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. Door fotosynthese komt koolstof in het voedselweb terecht en door verbranding verlaat koolstof het voedselweb weer. In beide gevallen heeft koolstof de vorm van koolstofdioxide. Zo ontstaat een koolstofkringloop (figuur 7):

in de lucht

koolstof in: koolstofdioxide

WIST JE DAT?

in consumenten

verbranding

koolstof in: glucose en andere stoffen

verbranding

in producenten

koolstof in: glucose en andere stoffen

verbranding

fotosynthese

Stinkende kadavers

Onderzoekers legden eind 2020 het kadaver van een dwergvinvis neer op Rottumerplaat, een onbewoond eilandje in het Waddengebied. Zo konden ze precies volgen wat er tijdens het afbraakproces gebeurt.

Op Rottumerplaat leven geen consumenten die het kadaver in stukken kunnen scheuren, zoals vossen en ratten. Een tegenvaller voor vogels zoals kraaien, eksters en meeuwen. Zij kwamen wel op de geur af, maar konden de dikke huid niet openpikken met hun snavels.

Huidetende, bottenknagende en vleesetende kevers, zoals krompootdoodgravers, hadden er minder moeite mee. Vanaf het vaste land zijn zelfs 21 keversoorten naar het eiland gevlogen, die er eerder niet voorkwamen. Alles voor een smakelijk hapje.

in reducenten dode resten
Figuur 7 Koolstofkringloop © The Fieldwork Company
20 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2
Kadaver op de Rottumerplaat zorgt voor diversiteit

2 Energie

Voedsel levert jou als omnivoor of herbivoor de energie die je nodig hebt om te leren en te sporten.

Waaruit halen planten de energie die ze nodig hebben om te leven?

◯ uit lucht

◯ uit mineralen

3 Voedselketen

De vier soorten in de afbeelding vormen een voedselketen. Noteer de juiste volgorde van de voedselketen.

◯ uit water

◯ uit zonlicht

4 Koolstofkringloop

In de afbeelding zie je de koolstofkringloop in een voedselketen.

a Welke pijl geeft het proces weer waarbij koolstof in het voedselweb komt? ◯

4

b Welke pijlen geven de verbranding weer?

5 Zonder producenten?

1 2

In het Londense metrostelsel leven veel muggen die helemaal aan dit leven zijn aangepast. Normaal leven muggen een groot deel van hun leven van sappen uit planten. Door gebrek aan licht kan de voedselketen in het metrostelsel niet met producenten beginnen.

Waarmee begint de voedselketen waar deze muggen deel van uitmaken?

◯ met binnendruppelend regenwater

◯ met het bloed van metroreizigers, ratten en muizen

◯ met plantaardig afval van metroreizigers

OPDRACHTEN
rozenstruik lieveheersbeestje koolmees bladluis
pijl 1 ◯ pijl
◯ pijl
◯ pijl
2
3
☐ pijl 1 ☐ pijl 2 ☐ pijl 3 ☐ pijl 4
producenten
consumenten reducenten 21 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2
3 4
koolstofdioxide

6 Aan de rand van een bos

Aan de rand van een Nederlands bos leven allerlei organismen. Zij verschillen van elkaar door de manier waarop ze aan hun voedingsstoffen komen. In de afbeelding zie je een voedselweb met een aantal van deze organismen.

a Maak met behulp van deze afbeelding twee verschillende voedselketens. In een van die voedselketens moeten minstens twee consumenten voorkomen.

b Van welk organisme zijn alle organismen in dit voedselweb afhankelijk?

7 Nog een bosrand

Bekijk het voedselweb bij opdracht 6 nog eens.

Kies de juiste woorden.

1 Op deze afbeelding zie je geen: consumenten | producenten | reducenten.

2 Schimmels en bacteriën zijn: consumenten | producenten | reducenten

3 Schimmels en bacteriën brengen glucose | mineralen | water in de kringloop van voedingsstoffen. Dit wordt opgenomen door consumenten | producenten

gladde slang boomsprinkhaan
vink haas vos bosuil havik gras © Shutterstock
groene kikker veldmuis
22 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2

EXTRA OPDRACHTEN

8 Aquarium

De fles in de figuur is een aquarium.

Het is een heel eenvoudig ecosysteem.

Pekelkreeftjes zijn kleine kreeftachtigen die in zoutwatermeren leven. Zij eten plankton, dat bestaat uit algen en kleine diertjes.

Hoe komt het dat er na een tijd nog steeds koolstofdioxide in de lucht boven het water aanwezig is?

9

◯ De organismen gebruiken geen koolstofstofdioxide.

◯ De organismen nemen koolstofdioxide op en staan het af.

◯ Alle koolstofdioxide uit het water zit in de lucht.

Voedselweb in het Waddengebied

In dit voedselweb in het Waddengebied (fig. 3) leven alleseters, planteneters en vleeseters.

Beantwoord de vragen in de tabel.

Hoe noem je deze organismen ook?

En welke organismen uit dit voedselweb horen erbij?

In dit voedselweb zijn dat:

alleseters

planteneters vleeseters

10 Voedselketens

◯ consumenten

◯ producenten

◯ reducenten

Welke organismen staan altijd aan het begin van een voedselketen?

zeehond grote vissen

kleine vissen

mensen kleine kreeftachtigen

lucht garnalen

vogels

weekdieren wormen

Voedselweb in het Waddengebied

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.

23 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Voedselketens en kringlopen 7.2

zoutwater met pekelkreeftjes, algen en plankton zand en zeeschelpen zeearend algen

7.3 POPULATIES

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen dat in een ecosysteem populaties van verschillende soorten leven.

• uitleggen hoe je de grootte van een populatie bepaalt.

• uitleggen waardoor een populatie groter of kleiner wordt.

• uitleggen hoe een biologisch evenwicht kan optreden.

Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten:

• Strooisellaag

• Digitaal herbarium

Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.

STARTOPDRACHT

1 Vossen- en konijnenspel

Ga er in deze opdracht van uit dat een vos alleen konijnen eet. Dat zijn er zo’n 100 per jaar. Een vossenpaar krijgt gemiddeld drie jongen per jaar. Konijnen hebben veel meer nakomelingen, omdat ze in een jaar wel drie keer jongen kunnen krijgen.

Speel het vossen- en konijnenspel. Een vossenpaar leeft in een gebied waar ook een populatie van 300 konijnen leeft. Door met een dobbelsteen te gooien, boots je het aantal konijnen na dat wordt geboren. Het aantal ogen × 100 geeft het aantal geboren konijnen aan. In het schema is het eerste jaar en een gedeelte van het tweede jaar al ingevuld.

Dit heb je nodig:

• dobbelsteen

Dit ga je doen:

1 Werk in tweetallen.

2 Elk jaar komen er drie vosjes bij. Het tweede jaar begint dus met vijf vossen.

3 Vul na het gooien met de dobbelsteen eerst het aantal geboren konijnen in.

4 Kijk daarna voor hoeveel vossen er voedsel is. Is er te weinig, dan gaan er vossen dood. Zijn alle vossen dood, dan eindigt het spel.

5 Vul het hele schema in. Als er nul konijnen zijn, stopt het spel eerder.

24 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
© Shutterstock / Art Wittingen

THEORIE

Verschillende populaties

In de Waddenzee leven allerlei soorten organismen, van piepkleine algen tot zeehonden en bruinvissen (kleine walvissen). Elk organisme leeft in een populatie. Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied leeft en zich daar ook voortplant.

In het ecosysteem van de Waddenzee komen bijvoorbeeld twee soorten zeehonden voor: de gewone zeehond en de grijze zeehond. Beide soorten vormen een eigen populatie; ze planten alleen binnen hun eigen populatie voort. Je ziet de twee soorten wel vaak bij elkaar liggen op de zandbanken. Zandbanken zijn goede plekken om te rusten (figuur 1).

In de periode dat de zeehonden paren, verzamelen ze zich in grote groepen (figuur 2). Na deze paartijd valt de groep uit elkaar en verspreiden de zeehonden zich.

Jaar
Aantal
Aantal
1 2 0 300 200 2 2 + 3 = 5 100 + 3 4 5 6 7
Aantal vossen
vossen dat sterft van de honger Aantal konijnen
konijnen dat wordt opgegeten
Noem minstens één onderdeel van het spel dat volgens de werkelijkheid verloopt. Noem ook een onderdeel dat niet volgens de werkelijkheid verloopt.
©
© Shutterstock /
Shutterstock / Ian Duffield
Kev Gregory
25 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
Figuur 1 Zeehond met jong rust op zandbank. Figuur 2 Een groep grijze zeehonden

Uit onderzoek met zenders blijkt dat elk dier iets anders doet. Sommige zeehonden zwemmen heel ver weg, andere blijven dichter bij de plek waar ze de zender kregen (figuur 3). De dieren blijven dus niet het hele jaar bij elkaar.

zwemroute grijze zeehond zwemroute gewone zeehond

Bekijk het filmpje De zwemroute van een grijze zeehond in de Noordzee.

Dieren en planten tellen Biologen, waaronder ecologen, zijn bang dat menselijke activiteiten zoals aardgasboringen en drukke scheepvaart, het ecosysteem in het Waddengebied verstoren. Daarom onderzoeken zij al jarenlang hoe het gaat met de populaties zeehonden die daar leven.

In de perioden dat jongen worden geboren en de dieren verharen, is een groot deel van de populatie goed zichtbaar op de zandbanken (figuur 4). Die periodes gebruiken onderzoekers om de zeehondenpopulaties te tellen. Daarvoor gebruiken ze luchtfoto’s. Door de individuen van een soort te tellen, onderzoek je de populatiegrootte.

Engeland Nederland Waddenzee Denemarken
© Shutterstock / titoOnz
Figuur 3 Zwemroutes van zeehonden © Shutterstock / NickHeller
26 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
Figuur 4 Zeehonden op een zandbank

Hoe je organismen telt, hangt af van de manier van leven van de soort. Stel dat je de populatie eikenbomen in een ecosysteem wilt weten. Dan tel je het aantal bomen in een afgebakend stuk bos. Dit noem je een steekproef. Je telt dan het aantal eikenbomen per 100 m2. Als je de oppervlakte van het hele bos weet, kun je een schatting maken van het totaal aantal eikenbomen (figuur 5).

Veranderingen van de populatiegrootte

In 1990 leefden in de Nederlandse Waddenzee ongeveer 1500 gewone zeehonden. In 2020 leefden er ongeveer 8000 gewone zeehonden. De populatie is in die dertig jaar tijd dus enorm gegroeid, ondanks twee virusepidemieën in 1988 en 2002. Maar vanaf 2020 groeit de populatie van de gewone zeehond in de Waddenzee nog maar weinig (figuur 6). Hoe kan dat? Misschien worden er ineens veel minder jongen geboren. Maar volgens de tellingen worden elk jaar in de Waddenzee 2000 pups geboren. Je verwacht dat bij zo veel jongen de populatiegrootte juist verder toeneemt. Maar dat gebeurt dus niet.

Gewone zeehond

Waddenzee

Zeeuwse en ZuidHollandse delta

Grijze zeehond

Zeeuwse en ZuidHollandse delta

19601970198019902000201020202030

Bron: Wageningen Marine Research; Delta Projectmanagement in opdracht van RWS/Provincie

Verandering in de grootte van een populatie kunnen komen door geboorte en sterfte (figuur 7). In het algemeen geldt: als het geboortecijfer hoger is dan het sterftecijfer, groeit de populatie. Als het geboortecijfer lager is dan het sterftecijfer, neemt de populatie af.

Veranderingen in de populatiegrootte kunnen ook komen door emigratie en immigratie (figuur 7). In het algemeen geldt: Als de immigratie hoger is dan de emigratie, groeit de populatie. Als de immigratie lager is dan de emigratie, neemt de populatie af.

Wat is er dan bij de gewone zeehonden aan de hand? Er zijn verschillende verklaringen mogelijk:

• Misschien neemt de populatie niet meer toe, doordat heel veel gewone zeehonden sterven. Het is mogelijk dat veel zeehonden sterven door aanvaringen met schepen.

• Misschien komt het door de sterke toename van het aantal grijze zeehonden vanaf 2015. Beide soorten jagen op hetzelfde voedsel, zoals platvissen en kabeljauwachtigen. Er heerst dus misschien grote voedselconcurrentie, waardoor veel gewone zeehonden verhongeren.

6 4 8 10 2 0
virusepidemie virusepidemie aantal zeehonden × 1000
Zeeland
Waddenzee
Figuur 6 Populatiegrootte zeehonden door de jaren heen
10 m 10 m
27 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
Figuur 5 Bovenaanzicht van een stuk bos van 10 x 10 meter

• Misschien is er bij de gewone zeehonden sprake van emigratie: ze trekken weg naar de zeehondenpopulatie van Zeeland en Zuid-Holland. Het sterftecijfer is daar hoger dan het geboortecijfer. Je verwacht dat die populatie daardoor kleiner wordt, maar die groeit volgens het diagram juist (figuur 6). Dat zou kunnen komen door immigratie van gewone zeehonden die zich langs de Zeeuwse en Zuid-Hollandse kust vestigen. Er zijn dus minstens drie mogelijke verklaringen. Onderzoekers zijn nog steeds op zoek naar het antwoord.

immigratie emigratie

geboortecijfer

Door geboorte en immigratie neemt de populatiegrootte toe.

geboortecijfer sterftecijfer immigratie emigratie

sterftecijfer

Door sterfte en emigratie neemt de populatiegrootte af.

Het aantal jongen dat per jaar in de populatie geboren wordt.

Het aantal dieren dat per jaar in de populatie doodgaat.

Het aantal dieren dat per jaar uit andere populaties komt en zich blijvend vestigt.

Het aantal dieren dat per jaar wegtrekt en zich in een andere populatie vestigt.

Biologisch evenwicht

Veldmuizen en konijnen planten zich heel snel voort. Ze krijgen meerdere keren per jaar jongen en ook meerdere jongen per zwangerschap. Meestal leidt dat niet tot een grotere populatie. Dat komt doordat ook het aantal predatoren in het ecosysteem toeneemt (figuur 8). Veldmuizen dienen namelijk als voedsel voor de jongen van predatoren, zoals buizerds, uilen en wezels. Als ze voldoende voedsel vinden, groeien veel van hun jongen gezond op. De toename van predatoren zorgt ervoor dat de populatie prooidieren niet te groot wordt.

afname populatiegrootte prooidieren

toename populatiegrootte predatoren

toename populatiegrootte prooidieren

afname populatiegrootte predatoren

Figuur 7 Invloeden op de grootte van een populatie
28 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
Figuur 8 Toename en afname predatoren en prooidieren

Maar het aantal predatoren kan niet onbeperkt toenemen. Als er te veel komen, zijn er niet genoeg prooidieren om alle predatoren in leven te houden. Zo houden het aantal predatoren en het aantal prooidieren elkaar in evenwicht (figuur 9). Dit noem je een biologisch evenwicht.

prooidieren

aantal organismen

predatoren

Bij een biologisch evenwicht blijven de populaties van de soorten organismen in een ecosysteem steeds ongeveer even groot. Het maximaal aantal organismen per soort dat in een ecosysteem kan leven, is de draagkracht van een leefomgeving.

WIST JE DAT?

De rol van opa en oma

Bij orka’s zijn oma’s belangrijk voor de overlevingskans van hun kleinkinderen. De oma’s zorgen namelijk voor voedsel en bescherming. Jonge orka’s zonder oma hebben ruim vijfmaal zoveel kans om te overlijden dan jonge orka’s met oma.

Onlangs is bij olifanten een belangrijke functie van opa’s aangetoond. De mannetjes leven in kuddes. Voor deze kuddes zijn de oude olifanten belangrijk, omdat zij vaak de leiding hebben, in hun eentje de omgeving verkennen en de groep rustig kunnen houden.

tijd
Figuur 9 Predatoren en prooidieren zorgen voor biologisch evenwicht. © Shutterstock / Tory Kallman
29 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
Orka’s leven in familiegroepen

OPDRACHTEN

2 Watervlooien

Biologen onderzoeken een tijd lang het aantal watervlooien in een aquarium. De watervlooien krijgen algen als voedsel. De metingen zijn weergegeven in een diagram.

a Bij welke hoeveelheid watervlooien is er sprake van een biologisch evenwicht?

◯ 90 watervlooien per 50 mL

◯ 120 watervlooien per 50 mL

◯ 130 watervlooien per 50 mL

◯ 150 watervlooien per 50 mL

b De biologen zorgen ervoor dat de hoeveelheid algen in de bak voortdurend gelijk blijft.

Waarom zorgen ze ervoor dat de hoeveelheid algen voortdurend gelijk blijft?

Gebruik het begrip ‘biologisch evenwicht’ in je antwoord.

3 Stabiele populaties

a Waardoor kan een populatie groeien?

☐ geboorte

☐ sterfte

☐ emigratie

☐ immigratie

b In een populatie hangt het aantal organismen samen met het geboortecijfer, het sterftecijfer, immigratie en emigratie. Het aantal organismen in een populatie kun je berekenen met behulp van een formule. Als de populatie lange tijd constant is, is de uitkomst van de formule 0.

In welke formule is het aantal organismen in een populatie lange tijd constant?

◯ (geboortecijfer + immigratie) – (sterftecijfer + emigratie) = 0

◯ (geboortecijfer + emigratie) – (sterftecijfer + immigratie) = 0

◯ immigratie – emigratie = 0

◯ geboortecijfer + immigratie = 0

tijd (dagen) aantal watervlooien per 50 mL 120 90 150 180 60 30 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 30 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3

Vossen en konijnen

In een duingebied komen vossen en konijnen voor. De konijnen eten vooral grassen en kruidachtige planten. De vossen jagen op de konijnen.

Kies in elke zin het juiste begrip.

• Het duingebied is het biologisch evenwicht | ecosysteem waarin verschillende soorten organismen leven.

• In dit duingebied zijn vossen de predatoren | prooidieren

• De vossen die in dit duingebied leven, zijn samen de populatie | soort vossen in dit ecosysteem.

• Het maximum aantal konijnen in dit gebied is de draagkracht | verspreiding van deze populatie.

5 Zeehonden

In de Waddenzee leven gewone zeehonden en grijze zeehonden. De zeehonden die daar leven, zijn er niet het hele jaar door. Ze verzamelen zich in de Waddenzee tijdens de paartijd. Daarna verspreiden ze zich van Engeland tot Denemarken. Voor de paartijd komen ze weer terug naar de Waddenzee.

zwemroute grijze zeehond zwemroute gewone zeehond

Beantwoord de vragen.

• Is hier sprake van emigratie? ja | nee

• Is hier sprake van immigratie? ja | nee

• Zal de populatiegrootte in de Waddenzee door dit gedrag toenemen? ja | nee

• Zijn de twee soorten zeehonden elkaars voedselconcurrent? ja | nee

• Heeft het jaargetijde invloed op de grootte van de populatie zeehonden in de Waddenzee? ja | nee

6 Zeehonden tellen

De zeehonden die in de Waddenzee leven, zijn daar niet het hele jaar door. Ze verzamelen zich tijdens de paartijd. Daarna verspreiden ze zich van Engeland tot Denemarken. Voor de paartijd komen ze weer terug naar de Waddenzee.

Om de grootte van de populatie zeehonden in de Waddenzee te bepalen, maken onderzoekers luchtfoto’s. Dit doen ze tijdens de paartijd.

Waarom kiezen de onderzoekers deze periode?

4
Engeland Nederland Waddenzee Denemarken
©
/ titoOnz
Shutterstock
31 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3

Veldmuis en buizerd

In een ecosysteem leeft een populatie buizerds en een populatie veldmuizen. In het diagram zie je hoe de populatiegrootte van de veldmuizen en van de buizerds verandert in de tijd.

organismen

a Met welke lijn wordt de populatie buizerds aangegeven?

◯ met lijn A

◯ met lijn B

b Leg je antwoord bij vraag a uit.

c Tussen de stippellijnen is een periode aangegeven. Leg uit wat er in de periode tussen deze lijnen aan de hand is met de populaties veldmuizen en buizerds.

d Is er in dit diagram sprake van een biologisch evenwicht? Leg je antwoord uit.

e Omcirkel in de afbeelding waar de draagkracht van de buizerds in dit gebied zichtbaar is.

7
A
B tijd aantal
© Shutterstock / Wilfred Marissen
32 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3

EXTRA OPDRACHTEN

8

Evenwicht

In een groot gebied met weilanden leven populaties uilen en muizen in een biologisch evenwicht. Wat kan er gebeuren als de populatie uilen verdwijnt?

☐ Dan ontstaat na een tijd een voedseltekort in de muizenpopulatie dat zorgt voor een hoog sterftecijfer.

☐ Dan worden andere predatoren aangetrokken door de enorme hoeveelheid prooidieren.

☐ Dan komen er andere soorten muizen bij, omdat het een veilig gebied is.

☐ Dan trekt een deel van de muizen weg naar andere leefgebieden.

9

Weiland

In een weiland staan allerlei grassen en kruiden. Vooral de paardenbloemen worden druk bezocht door allerlei soorten insecten, zoals weidehommels. Het weiland is een klein ecosysteem waarin een populatie paardenbloemen leeft.

a Jij zoekt uit hoeveel paardenbloemen in dit ecosysteem leven.

Leg uit hoe je dat door middel van een steekproef kunt doen.

b Dit weiland is ongeveer 40.000 m2. Op 1 m2 tel je zeven paardenbloemen.

Hoeveel paardenbloemen staan er in dit weiland? Schrijf je berekening op.

c Van weidehommels is bekend dat zij hun voedsel tot ongeveer vijf kilometer rond hun nest zoeken.

Kun je op dezelfde manier als bij de paardenbloemen, met behulp van 1 m2 weiland, berekenen hoe groot de populatie weidehommels is? Leg je antwoord uit.

33 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3
© Shutterstock / ALEX_UGALEK Weidehommel zoekt voedsel.

Algen en pekelkreeftjes

In een aquarium zijn een populatie algen en een populatie pekelkreeftjes in evenwicht. Algen zijn voedsel voor de pekelkreeftjes. Je voegt veertig extra pekelkreeftjes toe en telt daarna regelmatig het aantal pekelkreeftjes. De waarnemingen staan in de blauwe lijn in het diagram. Hetzelfde experiment herhaal je in een ander aquarium. De waarnemingen van het tweede experiment staan in de rode lijn in het diagram.

a Beschrijf wat er is gebeurd in het eerste experiment. Gebruik de begrippen biologisch evenwicht, draagkracht en herstel.

b Beschrijf wat er is gebeurd in het tweede experiment. Gebruik de begrippen biologisch evenwicht, draagkracht en doodgaan.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.

10
tijd aantal pekelkreeftjes 40 30 50 60 20 10 0 34 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Populaties 7.3

7.4 VERSPREIDING VAN ORGANISMEN

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• verschillende ecosystemen benoemen.

• aangeven hoe abiotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen.

• aangeven hoe biotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen.

• voorbeelden geven van de invloed van de mens op de verspreiding van organismen.

Bij deze paragraaf horen de volgende practicumopdrachten:

• Vegetatieopname

• Abiotische factoren

Overleg met je docent welke je gaat uitvoeren.

STARTOPDRACHT

1 Leefgebied van ijsberen

Het grootste deel van het Noordpoolgebied bestaat uit water. Alleen aan de randen is land te vinden. In de winter is de Noordelijke IJszee bijna helemaal dichtgevroren. Ook Groenland, Alaska en het noordelijk deel van Canada, Noorwegen en Rusland liggen dan onder een ijslaag. In de zomer smelt het ijs in de kustgebieden en is alleen nog het land vlak bij de Noordpool bevroren.

Door de opwarming van de aarde wordt de hoeveelheid ijs steeds kleiner. Er zijn voorspellingen dat de Noordpool in 2050 geheel ijsvrij is.

In het Noordpoolgebied leven ijsberen. Ze zijn op zoek naar plekken waar gaten in het ijs zitten. Hier komen zeehonden aan de oppervlakte om adem te halen. Zeehonden zijn het favoriete voedsel van de ijsbeer.

Dit heb je nodig:

• kleurpotlood

© Shutterstock / james_stone76 35 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

a Kleur op beide wereldbollen het gebied waar je ijs kunt vinden. Gebruik de informatie uit de tekst. Teken in de linker wereldbol de situatie ’s winters en in de rechter wereldbol de situatie ’s zomers.

b Leg uit waarom ijsberen zowel open water als ijs nodig hebben.

c Wat is een probleem voor de ijsbeer als het water in de winter niet meer bevriest?

d Iemand zegt: “Het afsmelten van de Noordpool is onzin. Ik heb foto’s gezien waarin de ijsmassa van de Noordpool in 2014 groter was dan in 2012.”

Wat klopt er niet aan deze redenering?

THEORIE

Verspreiding van planten

Op de planeet Mars is het gemiddeld -60 °C en er zit weinig zuurstof in de lucht. Onder die omstandigheden kunnen mensen niet leven. Ook op aarde kunnen organismen alleen leven op plaatsen waar de omstandigheden voor hun soort gunstig genoeg zijn. Op een satellietfoto kun je aan de kleuren de verspreiding van planten op aarde zien (figuur 1).

Noord-
Azië Europa O O Noord-
Azië Europa O O
Amerika
Amerika
36 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

De donkergroene gebieden bij de evenaar zijn tropische oerwouden met veel plantengroei. De lichte gebieden zijn woestijnen en steppen met weinig plantengroei. Deze verschillende soorten gebieden komen overeen met verschillende ecosystemen.

Op de wereldkaart zie je een heel grove indeling (figuur 2). Binnen de grote ecosystemen liggen allerlei kleinere ecosystemen. Als je bijvoorbeeld inzoomt op Nederland, zijn er veel verschillende ecosystemen, zoals duinen, loofbossen, naaldbossen en weilanden.

naaldbos toendra poolijs grasland struikvegetatie woestijn

tropisch regenwoud loofbos

In elk ecosysteem vind je de plantensoorten die zijn aangepast aan de omgevingsfactoren in dat gebied. Er zijn biotische factoren en abiotische factoren. Belangrijke abiotische factoren die invloed hebben op welke plantensoorten in een gebied kunnen groeien zijn: de temperatuur, de hoeveelheid neerslag en het soort bodem.

© Shutterstock / Viacheslav Lopati Figuur 1 Verspreiding van planten op aarde Figuur 2 Verschillende ecosystemen op aarde
37 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

In gebieden met een hoge gemiddelde temperatuur, veel neerslag en een voedselrijke bodem kunnen enorm veel plantensoorten leven. In gebieden met dezelfde temperatuur, maar met heel weinig neerslag en een voedselarme bodem, zoals een zandige of rotsige bodem, groeien veel minder soorten planten (figuur 3).

De temperatuur waarbij een organisme kan leven, heeft een maximum- en een minimumwaarde. Het gebied tussen de twee uiterste waarden van een omgevingsfactor is het tolerantiegebied. Binnen het tolerantiegebied is leven mogelijk. De temperatuur waarbij een organisme het best functioneert, is de optimumtemperatuur. Bij deze waarde heeft een organisme de grootste overlevingskans (figuur 4). Een grafiek zoals in figuur 4 kun je ook maken voor andere abiotische factoren, zoals de hoeveelheid neerslag of hoeveelheid kalk in de bodem.

laag weinig neerslag hoog temperatuur veel
toendra poolijs naaldbos (taiga) woestijn struikvegetatie grasland (steppe en prairie) naaldbos loofbos woestijn grasland (savanne) tropisch loofbos tropisch regenwoud Figuur 3 Temperatuur, neerslag en bodem bepalen welk ecosysteem je aantreft.
maximum omgevingsfactor overlevingskans minimum tolerantiegebied optimum
38 Hoofdstuk
Figuur 4 Tolerantiegebied en optimumtemperatuur
7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

Verspreiding van dieren

Een eekhoorn heeft bomen in zijn leefomgeving nodig om aan voedsel te komen, om een nest te maken en voor zijn veiligheid. Eekhoorns leven in bossen met een mix van naaldbomen en loofbomen. Het verspreidingsgebied van de eekhoorn in Nederland komt hierdoor overeen met de aanwezigheid van dat type bossen (figuur 5). Die biotische factor is dus erg belangrijk voor de verspreiding van eekhoorns.

rode eekhoorn grove den

Sommige diersoorten zijn afhankelijk van één plantensoort. Een voorbeeld is het donker pimpernelblauwtje. Deze vlinder legt alleen eitjes op de grote pimpernel en leeft dus uitsluitend in gebieden waar deze plant voorkomt (figuur 6). Het donker pimpernelblauwtje heeft hierdoor maar een heel klein verspreidingsgebied in Nederland en komt alleen voor in het Roerdal.

© Shutterstock
Figuur 5 Verspreiding van de rode eekhoorn (links) en de grove den (rechts)
© Shutterstock / Kenan TALAS
Figuur 6 Een donker pimpernelblauwtje op een grote pimpernel
39 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4
Bekijk het verspreidingsgebied van het donker pimpernelblauwtje.

Sommige soorten organismen leven maar in één heel klein gebied. Er zijn ook diersoorten die zich elk jaar juist over grote afstanden verplaatsen. Deze verplaatsing heet migratie Het verspreidingsgebied van deze dieren is dus heel groot. De grijze walvis legt elk jaar duizenden kilometers af tussen voedselrijke gebieden en gebieden om zich voort te planten (figuur 7). De kalveren van de grijze walvis worden in kustwateren geboren. Het is daar ondiep, waardoor ze zijn beschermd tegen orka’s en witte haaien. Het ondiepe water beschermt de kalveren ook tegen golven.

voedselrijke gebieden

WIST JE DAT?

gebieden om te paren en baren

observatieposten

migratieroute maximaal 22.000 km

De zeearend is terug

De zeearend is sinds 2006 terug in Nederland. Hij heeft hier al meerdere plekken gevonden om te leven en te broeden, zoals de Oostvaardersplassen en de Biesbosch. De zeearend is de grootste roofvogel van Noord-Europa en heeft een spanwijdte van 2,5 meter. Al een paar eeuwen broedde hij niet meer in Nederland. Halverwege de 20e eeuw was de zeearend zelfs bijna uitgestorven in Europa. De oorzaken daarvan waren jacht en gifstoffen in zijn leefomgeving.

Vanaf het moment dat de zeearend werd beschermd en het gebruik van giffen afnam, herstelde de populatie zeearenden zich langzaam. Met als resultaat in 2022: 29 broedparen in Nederland.

Canada Mexico Verenigde Staten Groenland Azië
Stille Oceaan Figuur 7 Migratie van de grijze walvis © Shutterstock / Jiri Hrebicek
40 Hoofdstuk 7
en
Verspreiding
7.4
Door beschermende maatregelen is de zeearend weer terug.
Jouw omgeving
duurzaamheid
van organismen

Door de mens verdreven en binnengehaald

Door menselijke activiteiten sterven allerlei soorten organismen uit, ook in Nederland. Steden worden groter en het wegennet wordt uitgebreid. Hierdoor verdwijnen leefgebieden van veel organismen, zoals allerlei soorten bijen. Door giftige stoffen verslechtert de kwaliteit van de leefomgeving voor veel planten en dieren. Nederland is de afgelopen eeuw 1,5 °C opgewarmd, waardoor het verspreidingsgebied van soorten opschuift. Soorten die eerder alleen in het warme zuiden van Europa konden overleven, komen nu ook in het steeds warmere Nederland voor. De wespenspin en de eikenprocessierups zijn daar voorbeelden van.

Soms worden verdwenen diersoorten uit andere landen gehaald en weer in Nederland uitgezet. Dat is succesvol gedaan met de ooievaar, de otter en de bever (figuur 8).

Je mag planten en dieren niet zomaar vanuit het buitenland invoeren in Nederland. Daarvoor gelden strenge regels. Het gevaar bestaat namelijk dat nieuwkomers de al aanwezige soorten verdringen. En dat nieuwe soorten nieuwe ziektes meenemen, zoals Aziatische tijgermuggen die knokkelkoorts overbrengen.

Een organisme dat oorspronkelijk niet in Nederland voorkomt, maar door mensen is meegenomen en zich hier heeft gevestigd, noem je een exoot Veel exoten die nu in Nederland leven, zijn ongemerkt met vrachtvervoer over land of zee meegekomen, bijvoorbeeld de Amerikaanse rivierkreeft (figuur 9).

Exoten komen ook per ongeluk in de natuur terecht als ze ontsnappen uit gevangenschap. De nijlgans is een Afrikaanse ganzensoort die in de jaren ’60 als siervogel naar Nederland is gehaald. Inmiddels leven er vele duizenden broedparen in het wild in Nederland (figuur 10).

OPDRACHTEN

2 Exoten

Waarom worden in Nederland exoten bestreden?

☐ Exoten brengen soms ziekten mee naar ons land.

☐ Exoten kwamen nooit eerder in ons land voor.

☐ Exoten verdringen soms bestaande soorten.

☐ Exoten vermenigvuldigen en verspreiden zich altijd heel snel.

© Getty Images / Universal Images Figuur 8 De bever is met succes in Nederland uitgezet. © Shutterstock / Marek R. Swadzba Figuur 9 Amerikaanse rivierkreeft © Shutterstock / Rob Kints
41 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid
7.4
Figuur 10 Een nijlgans met jongen
Verspreiding van organismen

Omgevingsfactoren

In elk ecosysteem vind je organismen die zijn aangepast aan de omgevingsfactoren in dat gebied. Dat kunnen biotische en abiotische factoren zijn.

Maak de zinnen af.

• De dieren in een gebied zijn een biotische | abiotische factor.

• De planten in een gebied zijn een biotische | abiotische factor.

• De bodemsoort in een gebied is een biotische | abiotische factor.

• De hoeveelheid neerslag in een gebied is een biotische | abiotische factor.

• De temperatuur in een gebied is een biotische | abiotische factor.

4 Struikheide en kardinaalsmuts

Struikheide Kardinaalsmuts

Struikheide en kardinaalsmuts groeien beide goed op zandrijke bodems. Het percentage kalk in de Nederlandse bodems varieert behoorlijk. Het diagram laat de overlevingskans zien voor struikheide en kardinaalsmuts op bodems met verschillende percentages kalk.

overlevingskans (%) 100

struikheide kardinaalsmuts

kalk (%)

Welke van de volgende beweringen zijn juist?

☐ Struikheide heeft een groter tolerantiegebied dan kardinaalsmuts.

☐ Kardinaalsmuts kan veranderingen van het percentage kalk beter verdragen dan struikheide.

☐ Deze twee soorten planten groeien vaak bij elkaar in de buurt.

☐ Struikheide kan leven bij een lager percentage kalk dan kardinaalsmuts.

3
© Shutterstock / Agami Photo Agency © Shutterstock / Gabriela Beres
42 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

5 Koraalriffen

Sardines zijn kleine vissen die in heel grote scholen leven. Ze komen bijna wereldwijd voor. Bekijk de wereldkaart met isothermen. Isothermen zijn lijnen die punten met dezelfde temperatuur verbinden.

Waardoor tref je bij een koraalrif geen sardines aan?

◯ Koraalriffen komen niet voor in diep water.

◯ Koraalriffen komen alleen voor in zeewater met een temperatuur boven 20 °C.

◯ Sardines komen alleen voor in kustwateren.

◯ Sardines eten geen koraaldieren.

6 Driedoornig stekelbaarsje

Het IJsselmeer was vóór de bouw van de Afsluitdijk een binnenzee met zout water. Daar leefden onder andere haringen en driedoornige stekelbaarsjes. Na de afsluiting van het IJsselmeer werd het zoute water steeds zoeter. Je spreekt dan van brak water. Daardoor verdween een aantal vissoorten uit het IJsselmeer. De haring verdween, maar de driedoornige stekelbaars bleef.

De grafieken laten de tolerantiegebieden zien van de vissoorten A tot en met D.

Welke grafiek hoort bij de driedoornige stekelbaars?

◯ grafiek A

◯ grafiek B

◯ grafiek C

◯ grafiek D

overlevingskans

zoet brak zout

zoutgehalte water

sardines abiotische factoren gunstig voor koraalriffen 10°C 10°C 20°C 20°C
A B C D 43 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

Goudjakhals

Sinds enkele jaren worden af en toe goudjakhalzen in Nederland gesignaleerd. Waarschijnlijk zijn de dieren op eigen kracht hier gekomen. Nederland is niet het natuurlijke leefgebied van de goudjakhals. Goudjakhalzen komen voor in delen van Afrika, Azië en Europa. Het zijn roofdieren die in uiteenlopende leefomgevingen kunnen verblijven.

In de tabel staan enkele omgevingsfactoren van het natuurlijke leefgebied van de goudjakhals en enkele omgevingsfactoren van de Veluwe.

Natuurlijk leefgebied Veluwe

Maximumtemperatuur 40 °C 30 °C

Minimumtemperatuur -15 °C -5 °C

Mogelijke prooidieren Hazen, konijnen, jongen van hoefdieren, knaagdieren, reptielen, vogels en hun eieren, insecten

Kan de goudjakhals overleven op de Veluwe?

Insecten, herten, zwijnen, konijnen, reeën, knaagdieren, reptielen

Leg je antwoord uit. Gebruik daarin de begrippen: tolerantiegebied, biotische factoren en abiotische factoren.

EXTRA OPDRACHTEN

8 Exoten

Er komen veel exoten voor in Nederland. Met de meeste soorten is niets aan de hand. Maar sommige soorten veroorzaken problemen, bijvoorbeeld omdat ze andere soorten verdringen.

Hieronder staat een aantal exoten waar niet iedereen blij mee is.

• Japanse duizendknoop

• ambrosia

• Amerikaanse rivierkreeft

• muskusrat

• tijgermug

• grote waternavel

Werk in tweetallen. Kies samen twee exoten uit de voorbeelden.

7
© Getty Images /
/
Goudjakhals 44 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4
iStock
Wim Hoek

Beschrijf hoe deze exoten in Nederland zijn gekomen en welke problemen ze opleveren. Je mag internet gebruiken.

9 Verdwijnen van soorten

Soorten reageren verschillend op het opwarmen van het klimaat in Nederland.

Er zijn soorten die in hun leefgebied blijven. Andere soorten kunnen zich door de hogere temperatuur niet in hun huidige leefgebied handhaven, maar kunnen zich ook niet goed verplaatsen.

a Door de opwarming wordt voor soort A en B de temperatuur in hun leefgebied te hoog. Ze zullen in noordelijke richting moeten wegtrekken.

Welke omgevingsfactor maakt dat voor soort A moeilijker dan voor soort B? Leg uit.

b Er zijn soorten die hun bestaande leefgebied niet kunnen verlaten, terwijl de omgevingsfactoren wel veranderen.

Welk gevolg kan dat hebben? Leg je antwoord uit.

60 km 30 0 populatie soort A populatie soort B 45 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

Noordse stern

Er zijn verschillende soorten vogels die elk jaar tussen het broedgebied en het overwinteringsgebied heen en weer reizen. Kampioen hierin is de noordse stern. Deze vogel broedt vooral in het noorden rond de poolcirkel en trekt vervolgens naar de andere kant van de wereld om in het Zuidpoolgebied te overwinteren. De noordse sterns leggen een nogal slingerende route af omdat ze gebruikmaken van sterke wind in de rug.

Van Noordpool naar Zuidpool en terug per dag: 450 km

De tocht van noordse sterns

a Hoe heet zo’n verplaatsing over heel grote afstanden?

b Bekijk de kaart met de vliegroutes.

Welke biotische factor zal veel invloed hebben op de vliegroutes van de noordse stern?

c Welke abiotische factor heeft veel invloed op de vliegroutes van de noordse stern?

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.

10
1 september voedselgebied broedgebieden overwinteringsgebied 1 oktober 1 mei 1 november 1 november
december tot 1
juni tot 1 augustus
1
april 1
46 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verspreiding van organismen 7.4

7.5 LEEFOMGEVING IN GEVAAR

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• uitleggen welke invloed de verbranding van fossiele brandstoffen op de koolstofkringloop heeft.

• uitleggen wat het versterkte broeikaseffect is en wat de gevolgen hiervan zijn.

• voorbeelden noemen van stoffen die door de mens in de leefomgeving worden gebracht en zo milieuverontreiniging veroorzaken.

• voorbeelden noemen waardoor de leefomgeving en gezondheid in gevaar kunnen komen door schadelijke stoffen.

STARTOPDRACHT

1 Greta Thunberg

Greta Thunberg is een Zweedse klimaatactiviste. Ze werd in 2018 bekend doordat ze van school staakte om te gaan protesteren op de stoep van het Zweedse parlement. Ze vroeg hiermee aandacht voor de dreigende klimaatverandering. Greta kwam in het nieuws door verschillende uitspraken.

• “We zitten in een grote crisis en onze leiders handelen als kleine kinderen.”

• “We horen al dertig jaar mooie praatjes, maar sorry, het is nutteloos en heeft nog niks geholpen.”

• “De huidige wereldleiders stelen de toekomst van hun kinderen waar ze bij staan.”

Greta Thunberg sprak met wereldleiders, met het Europees parlement en op de klimaattop van de Verenigde Naties in New York. In 2019 werd ze genomineerd voor de Nobelprijs voor de Vrede en het tijdschrift Time riep haar uit tot persoon van het jaar.

© Getty Images
© Shutterstock / Per Grunditz
47 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Greta Thunberg

Dit ga je doen:

1 Werk in een groepje van vier personen.

2 Elk groepslid maakt beide opdrachten voor zichzelf.

3 Na drie minuten bekijk je elkaars antwoorden.

4 Probeer met z’n vieren een gezamenlijk antwoord te maken.

5 Na tien minuten volgt een klassengesprek.

6 Geef in het klassengesprek weer wat de mening van je groepje is.

a Hoe denk jij over de klimaatverandering? Beargumenteer je mening.

b Wat vind je van de uitspraken van Greta Thunberg?

THEORIE

De aarde als broeikas

Op de meeste plaatsen op aarde heerst een aangename temperatuur. Dat komt doordat er in de atmosfeer gassen zitten die de warmte op aarde vasthouden. Je noemt deze gassen broeikasgassen, want hun werking lijkt op wat er in een broeikas gebeurt. Het glas van een broeikas laat zonlicht door, maar houdt de meeste warmte binnen. Dit is het broeikaseffect (figuur 1).

zonnestraling

De zonnestraling dringt voor een groot deel door de onderste lagen van de atmosfeer. De warmtestraling vanaf het aardoppervlak wordt voor een groot deel vastgehouden en verwarmt de aarde.

warmtestraling

atmosfeer

ijle lucht

aarde

Broeikasgassen

waterdamp

methaan koolstofdioxide

gedeelte van de atmosfeer met veel gassen

Gassen die geen broeikaseffect veroorzaken. In de atmosfeer zit meer van dit gas dan aangegeven!

en aarde worden opgewarmd
48 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 1 Broeikasgassen veroorzaken een broeikaseffect.

Het bekendste broeikasgas is koolstofdioxide. Koolstofdioxide ontstaat bij verbranding. In de koolstofkringloop nemen planten koolstofdioxide uit de atmosfeer op. Via fotosynthese zetten ze koolstofdioxide om in glucose en zuurstof. Zolang de koolstofkringloop in evenwicht is, blijft de hoeveelheid koolstofdioxide in de atmosfeer hetzelfde. De koolstofkringloop op aarde is niet meer in evenwicht. In figuur 2 zie je wat er is veranderd. Mensen ontdekten hoe ze steenkool, aardolie en aardgas konden gebruiken als brandstof en de samenleving veranderde daardoor behoorlijk. Steenkool, aardolie en aardgas zijn fossiele brandstoffen Door de verbranding van deze fossiele brandstoffen komt veel meer koolstofdioxide in de atmosfeer dan planten kunnen opnemen (figuur 2). De toename van broeikasgassen zoals koolstofdioxide zorgt voor een versterkt broeikaseffect.

* ppm = concentratie in deeltjes per miljoen deeltjes.

Het klimaat verandert

Het versterkte broeikaseffect zorgt ervoor dat het warmer wordt op aarde. De opwarming is niet in alle delen van de wereld gelijk (figuur 3).

koolstofdioxideconcentratie (ppm)* 1600 300 400 1700 1800 1900 2000 2021
Figuur 2 Toename koolstofdioxide in de atmosfeer
49 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 3 Verschillen in de opwarming van de aarde. De kleuren geven aan hoeveel graden Celsius het gebied de laatste vijf jaar is opgewarmd ten opzichte van de periode 1900-1951.

1900 1920 1940 1960 1980 2000 2020

De opwarming van de aarde gaat nog steeds door en heeft verschillende gevolgen.

• Klimaatverandering met een toename van extreem weer Daarbij wisselen langdurige droogte en orkanen met heel veel neerslag elkaar af. Langdurige droogte leidt tot mislukte oogsten en branden. Orkanen zorgen voor grote schade aan de natuur en aan gebouwen. Grote hoeveelheden neerslag leiden tot overstromingen en aardverschuivingen.

• Smelten van ijskappen op Groenland en Antarctica en gletsjers over de hele wereld, met zeespiegelstijging tot gevolg. In het Noordpoolgebied neemt de hoeveelheid zee-ijs ook af. Maar dat draagt niet direct bij aan een zeespiegelstijging, omdat zeeijs bevroren zeewater is. Door de zeespiegelstijging dreigen sommige eilanden in de Stille Oceaan onder water te lopen (figuur 5). De verwachting is dat de zeespiegel bij Nederland in 2100 een halve meter hoger ligt dan nu het geval is.

10 9 11 12 8 7
jaargemiddelde meting
In Nederland is de gemiddelde temperatuur sinds 1900 met 2 °C gestegen (figuur 4).
Figuur 4 Gemiddelde jaartemperatuur in Nederland
© Shutterstock
/ Edpats
50 Hoofdstuk 7 Jouw
en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 5 Eilanden in de Stille Oceaan worden bedreigd door de stijging van de zeespiegel.
omgeving

De Morteratschgletsjer trekt zich terug Elk jaar wordt de Morteratschgletsjer in Zwitserland zo’n twintig meter korter. En het smelten gaat de laatste jaren sneller. In het dal waar de gletsjer nu eindigt, lag 75 jaar geleden nog een laag ijs van honderd meter dik. De verwachting is dat de gletsjers in Frankrijk, Zwitserland, Oostenrijk en Italië in 2050 voor de helft zijn weggesmolten. Alle gletsjers op aarde hebben de afgelopen vijftig jaar al zoveel ijs verloren, dat daardoor de zeespiegel met 2,5 cm is gestegen.

De Morteratschgletsjer trekt zich steeds verder terug.

Te veel stikstof

Je hoort vast weleens berichten over de stikstofcrisis. Wat is er aan de hand? Stikstof is een stof die in veel vormen voorkomt. Stikstof in de lucht is een normaal en niet schadelijk gas. Stikstof zit ook in de bodem. Planten nemen stikstofmineralen op en gebruiken het om voedingsstoffen te maken. Planteneters krijgen deze voedingsstoffen vervolgens binnen. Als de dode resten van dieren en planten worden afgebroken, komt de stikstof weer terug in de bodem.

Door landbouw, industrie en verkeer komen er ook schadelijke vormen van stikstof in onze leefomgeving en ook te veel stikstof. Dat is schadelijk: hele ecosystemen worden erdoor verstoord.

In de landbouw krijgen voedingsgewassen bijvoorbeeld extra stikstof in de vorm van mest en kunstmest. Op het land uitgestrooide mest en kunstmest spoelen bij regen gemakkelijk in sloten en meren. Door deze extra hoeveelheid stikstof vermenigvuldigen algen in het water zich snel. Deze snelle groei noem je algenbloei (figuur 6).

WIST JE DAT?
© Shutterstock / Ganz Twins © Getty Images / Corbis
800 m 1000 m 1000 m 2020 2000 1950 1876
51 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 6 Het water is groen van de algen. © ANP / Mauritius Images GmbH

Door de grote toename van algen krijgen planten die dieper in het water leven, onvoldoende licht en sterven af. Dode resten zinken naar de bodem. Daar gebruiken reducenten de dode resten als voedsel. Bij verbranding gebruiken reducenten veel zuurstof. Het water wordt daardoor zo zuurstofarm, dat waterdieren doodgaan (figuur

7).
3
Door extra stikstof neemt de hoeveelheid algen sterk toe.
4
Dode algen zinken naar de bodem.
5
Reducenten breken de algen af. Daarvoor hebben ze zuurstof nodig.
2
Stikstof in de vorm van (kunst)mest komt in het water.
1
6
Helder water met weinig stikstofmineralen en weinig algen. Vissen en ongewervelden gaan dood door gebrek aan zuurstof.
mest en kunstmest
52 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 7 Gevolgen van algenbloei

Vee, zoals koeien en varkens, produceert mest en urine. Hieruit komt een gas vrij waar stikstof in zit: ammoniak. Ammoniak komt in de lucht terecht. Door het verkeer en de industrie komen er gassen met stikstof in de lucht (figuur 8). Al deze stikstofgassen dragen bij aan de luchtvervuiling en zijn schadelijk voor je gezondheid.

ammoniak

andere stikstofgassen

met de wind samen met regenwater

uitstoot stikstofneerslag

Stikstof komt door regen en wind overal op het land terecht. Te veel stikstof op het land is schadelijk voor plantensoorten die zijn aangepast aan een leefomgeving met weinig stikstof. Veel plantensoorten verdwijnen daardoor uit hun natuurlijke leefomgeving. En als er plantensoorten verdwijnen, verdwijnen er ook allerlei soorten dieren. Door het verdwijnen van soorten neemt de biodiversiteit af.

Te veel giftige stoffen

De land- en tuinbouw gebruikt soms giftige stoffen om gewassen te beschermen tegen ongewenste insecten en schimmels (figuur 9). Deze giftige gewasbeschermingsmiddelen zijn ook slecht voor de gezondheid van mensen en dieren. Sommige giftige stoffen blijven heel lang in de leefomgeving aanwezig: ze zijn slecht afbreekbaar. Een stof die slecht afbreekbaar is, verandert niet als deze in andere stoffen terecht komt. Een giftige stof die slecht afbreekbaar is, blijft dus heel lang giftig.

Figuur 8 Stikstof slaat op andere plaatsen in de leefomgeving neer. © Shutterstock / Aleksandr Rybalko
53 Hoofdstuk 7 Jouw
en
Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 9 Coloradokevers met larven eten van een aardappelplant.
omgeving
duurzaamheid

Via voedselketens komt zo’n stof in het lichaam van mensen en dieren terecht. Als het lichaam zo’n giftige stof niet kan afbreken of uitscheiden, vindt er ophoping plaats. Mensen en dieren die veel organismen eten waar gifstoffen in zitten, krijgen extra veel van de giftige stof binnen en kunnen hierdoor ernstig ziek worden (figuur 10). gewone zeehond

kiezelwier (alg) kiezelwier (alg)

Figuur 10 Gifstoffen hopen op in een voedselketen. Sommige ongewenste insecten of schimmels worden resistent tegen een giftige stof. Dit betekent dat een organisme er minder gevoelig voor is. Voor de bestrijding van zo’n organisme is dan steeds meer beschermingsmiddel nodig. Dat is extra nadelig voor de leefomgeving.

Een ander nadeel van sommige beschermingsmiddelen is dat er ook allerlei organismen aan doodgaan die helemaal niet ongewenst zijn. Een milieuvriendelijkere oplossing is biologische bestrijding met behulp van predatoren die alleen een bepaalde ongewenste soort doden. Bijvoorbeeld lieveheersbeestjes die bladluizen opeten (figuur 11).

kabeljauw schol roeipootkreeftje vlokreeftje schuimalgen
bruinvis opgehoopte gifstof
©Shutterstock / PictureDesignSwis
54 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 11 Biologische bestrijding van bladluizen met behulp van lieveheersbeestjes

Plastic afval

Door milieuvervuiling raken de grond, de lucht en het water vervuild. Organismen gaan dood en uiteindelijk neemt de biodiversiteit af. Ook plastic levert grote problemen op en is overal in onze leefomgeving te vinden. Dieren kunnen er slachtoffer van worden als ze plastic afval als voedsel zien of erin verstrikt raken (figuur 12). Daarnaast valt plastic uiteindelijk uit elkaar in kleine stukjes en korreltjes. Die superkleine stukjes plastic komen via voedsel in allerlei organismen terecht.

Fijnstof

Door verkeer, landbouw en industrie komen er te veel stikstofgassen, maar ook veel fijnstof in de lucht. Fijnstof bestaat uit stofdeeltjes die zo licht zijn dat ze rondzweven, en zo bijdragen aan luchtvervuiling (figuur 13).

Fijnstof komt in je longen terecht via de lucht die je inademt. Dat merk je misschien niet meteen, maar als je vlak bij een snelweg woont, buiten sport of een longaandoening hebt, kan je er last van krijgen.

OPDRACHTEN

2 Temperatuurstijging

Bekijk de wereldkaart (figuur 3, pag. 49). Op deze kaart zie je het verschil in graden Celsius tussen het jaargemiddelde van de laatste vijf jaar en het jaargemiddelde van 1900 – 1951.

Wat kun je opmaken uit deze afbeelding? Juist Onjuist

De gemiddelde jaartemperatuur is tussen 1900 en 2021 wereldwijd gestegen.

Vooral op het zuidelijk halfrond is de gemiddelde jaartemperatuur meerdere graden Celsius gestegen ten opzichte van 1900 – 1950.

Nederland ligt in een groot gebied waar de gemiddelde jaartemperatuur 1,0 – 2,0 °C is gestegen.

© Getty Images / E+ / Shannon Faga Figuur 13 Fijnstof speelt een rol bij luchtvervuiling.
◯ ◯
◯ ◯
◯ ◯ © Shutterstock / Magsi
55 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
Figuur 12 Dieren sterven door plastic.

Algen

In de figuur zie je een bijzondere elektriciteitscentrale. Hier worden de verbrandingsgassen door diepe vijvers met algen geleid. De algen nemen uit het rookgas (verbrandingsgas) een bepaalde stof op, die ze gebruiken bij de fotosynthese. De algen groeien hierdoor goed en de voedingsstoffen in algen zijn weer heel bruikbaar in bijvoorbeeld veevoer.

a Welke stof nemen de algen op uit het verbrandingsgas?

◯ fijnstof

◯ glucose

◯ koolstofdioxide

◯ zuurstof

b Welk probleem in onze leefomgeving wordt zo bestreden?

◯ afvalprobleem

◯ ophoping van gifstoffen

◯ opwarming van de aarde

◯ stikstofprobleem

4 Biologische bestrijding

afvoer rookgas

vijver met algen

De witte vlieg is een schadelijk insect voor de tuinbouw in kassen. Je kunt de gewassen beschermen door de predatoren van de witte vlieg in te zetten: sluipwespen. Biologische bestrijding is wel duurder dan gewasbescherming met giftige stoffen maar heeft ook voordelen.

Welke voordelen heeft gewasbescherming met predatoren?

☐ Bij deze vorm van gewasbescherming treedt geen resistentie op.

☐ Bij deze vorm van gewasbescherming wordt alleen het ongewenste organisme bestreden.

☐ Bij deze vorm van gewasbescherming treedt ophoping van gifstoffen op.

☐ Bij deze vorm van gewasbescherming komen geen giftige stoffen in de leefomgeving terecht.

5 Algengroei

Als er kunstmest in een sloot komt, neemt het aantal algen in het slootwater sterk toe. Hierdoor krijgt het water een groene kleur. De algen gaan na korte tijd massaal dood. Ze zakken naar de bodem. Reducenten gebruiken de dode resten als voedsel en nemen sterk in aantal toe. De grote hoeveelheid reducenten heeft invloed op de vissen in de sloot.

Wat is de invloed van deze reducenten op de vissen?

◯ De vissen gaan dood doordat de reducenten bijna al het voedsel in de sloot verbruiken.

◯ De vissen gaan dood doordat de reducenten bijna alle zuurstof in het water verbruiken.

◯ Er komen meer vissen doordat de reducenten zorgen voor meer voedsel voor de vissen.

◯ Er komen meer vissen doordat de reducenten zorgen voor meer zuurstof in het water.

3
56 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5
verbrandingsovens van de elektriciteitscentrale

Stikstof

In de afbeelding zie je een gaai. De vogel eet onder andere bessen. Deze bessen zijn niet giftig voor de gaai. Elk organisme gaat wel een keer dood en je ziet een dode gaai naast de bessenstruik.

Zowel de bessenstruik als de gaai zijn onderdeel van de kringloop van stikstof.

a Teken deze stikstofkringloop met pijlen in de afbeelding.

b Stikstof in de lucht en in de bessen is niet giftig voor de gaaien. Maar stikstof kan wel problemen voor de leefomgeving opleveren.

Welke zijn dat? Noem er twee.

c Stikstof kan dus leiden tot milieuvervuiling.

Bedenk twee manieren waarop jij zelf deze vormen van milieuvervuiling door stikstof kunt verminderen.

6
57 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5

Fijnstof

Dit is een kaart uit de Atlas Leefomgeving. Je kunt erop aflezen hoeveel fijnstof er in de lucht boven Nederland is gemeten. Op deze kaart zie je de gemiddelde hoeveelheid fijnstof in 2020. Het streepje met ‘WHO advieswaarde’ geeft aan welke waarde volgens de wereldgezondheidsraad aanvaardbaar is.

Concentratie fijnstof (µg PM10/m3)

10 - 12

12 - 13

13 - 14

a Bekijk de afbeelding.

Wat kun je zeggen over de totale hoeveelheid fijnstof in 2020?

◯ De totale hoeveelheid fijnstof in 2020 was gemiddeld laag.

◯ De totale hoeveelheid fijnstof in 2020 was gemiddeld te hoog.

14 - 15 WHO advieswaarde

15 - 12

16 - 18

18 - 20

20 - 22

22 - 25

> 25

◯ De totale hoeveelheid fijnstof in 2020 was gemiddeld net aanvaardbaar.

b Gemiddeld zit er meer fijnstof in de lucht rond de grote steden dan in de lucht van dunbevolkte, landelijke gebieden.

Hoe kun je dat verklaren?

c Welke advies kun mensen met longziektes geven bij het zoeken naar een woonplaats?

Leg je antwoord uit.

7
58 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5

EXTRA OPDRACHTEN

8 Versterkt broeikaseffect

Wat is het versterkte broeikaseffect?

Leg het kort uit. Gebruik in elk geval de woorden: fossiele brandstof – koolstofdioxide – broeikasgassen – warmte uit zonnestraling

9 Stikstof in een kringloop

Stikstof wordt in de natuur steeds opnieuw gebruikt. Net als koolstofdioxide.

Zet de stappen van de kringloop van stikstof in de juiste volgorde.

▢ Stikstof zit in stikstofmineralen in de bodem.

▢ Dieren en planten gaan dood.

▢ Dieren eten planten.

▢ Dieren gebruiken de voedingsstoffen om bijvoorbeeld te groeien.

▢ Planten maken van stikstofmineralen voedingsstoffen.

▢ Planten nemen stikstofmineralen op met hun wortels.

▢ Reducenten breken voedingsstoffen uit planten en dieren af. Daarbij komen stikstofmineralen vrij.

▢ Stikstofmineralen komen in de bodem terecht.

10 Gezondheid en gif

Waarom is het voor de gezondheid van mensen belangrijk om zo min mogelijk gif in de leefomgeving te lozen?

☐ De mens is een consument die aan het eind van een voedselketen staat.

☐ De mens is gevoeliger voor giffen dan andere zoogdieren.

☐ De mens kan een hoge leeftijd bereiken, dus veel gifstoffen in zijn lichaam ophopen.

☐ De mens kan in tegenstelling tot andere dieren geen giffen ruiken.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.

1 59 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Leefomgeving in gevaar 7.5

7.6 DUURZAAM EN GEZOND LEVEN

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• de verschillen uitleggen tussen voetafdrukken van Nederland en die van andere landen.

• uitleggen welke keuzes je kunt maken om je klimaatvoetafdruk aan te passen.

• uitleggen wat het klimaatverdrag van Parijs inhoudt.

• uitleggen welke keuzes je kunt maken om je watervoetafdruk aan te passen.

Bij deze paragraaf hoort de volgende practicumopdracht:

• Zwerfafval

Overleg met je docent of je deze gaat uitvoeren.

STARTOPDRACHT

1 Hoe duurzaam ben jij?

Ga naar voetafdruktest.wwf.nl. Hier staat een test van het Wereld Natuur Fonds waarmee je de impact van jouw levensstijl op de aarde ontdekt.

Dit ga je doen:

1 Doe de test. Bij sommige vragen heb je hulp van thuis nodig.

2 Maak een screenshot van de uitslag van de test en noteer hoeveel aardbollen passen

bij jouw levensstijl.

3 Vergelijk jouw voetafdruk met die van een klasgenoot en ontdek de verschillen.

a Met hoeveel aardbollen komt jouw verbruik overeen? Leg uit wat dat betekent.

b Welke verschillen zijn er tussen jou en je klasgenoot? Waardoor komt dat?

© Shutterstock / peampath2812 60 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6

THEORIE

Wat is duurzaamheid?

Als je zuinig bent met je lievelingstrui, gaat hij lang mee. En als je trui voor jou te klein is geworden, dan geef je hem aan iemand anders. Dit is een voorbeeld van duurzaamheid. Iets wat duurzaam is, gaat lang mee. In de biologie is een ecosysteem duurzaam als het voor onbepaalde tijd kan blijven bestaan.

Zo moeten we ook duurzaam omgaan met de aarde. Als we de aarde niet verder aantasten, blijft ze leefbaar voor generaties na ons. Duurzaam omgaan met de aarde betekent:

• ecosystemen behouden en beschermen

• op een duurzame wijze gebruikmaken van grondstoffen

• op een duurzame manier milieuvervuiling voorkomen of onschadelijk maken

Meestal kan de natuur zichzelf goed herstellen. Maar dan moet er wel een gezond ecosysteem zijn. In een gezond ecosysteem blijft bijvoorbeeld de hoeveelheid vis gelijk, ondanks de visvangst (figuur 1). Door natuurlijke processen zoals fotosynthese, waterzuivering en voortplanting ontstaan producten die wij als hernieuwbare grondstof kunnen gebruiken. Hernieuwbaar betekent dus dat de natuur zelf de door ons gebruikte grondstoffen vervangt door nieuwe. Voorbeelden van hernieuwbare grondstoffen zijn hout uit het bos, water en vis.

Veel kleding is gemaakt van synthetische stoffen, zoals polyester. De vezels van deze stoffen zijn gemaakt van aardolie. Aardolie is niet hernieuwbaar. Natuurlijke stoffen, zoals wol en katoen, zijn dat wel.

Veel stoffen, zoals katoen en polyester, kun je wel opnieuw gebruiken. Het is dan de grondstof voor een nieuw product. Van oude kleding kun je bijvoorbeeld tassen (figuur 2), vloerkleden en zelfs isolatiemateriaal maken. Het opnieuw gebruiken van materialen noem je recyclen. Hierdoor blijven zoveel mogelijk niet-hernieuwbare grondstoffen in de toekomst beschikbaar.

© Shutterstock / sirtravelalot
Figuur 1 Vissersboot met tonijnen
© Shutterstock / areetham
61 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6
Figuur 2 Van spijkerbroek tot schoudertas

Bij menselijke activiteiten ontstaan allerlei verontreinigende stoffen. Denk maar aan het afvalwater van huishoudens. Dit afvalwater mag niet in onze leefomgeving terechtkomen. Daarom gaat afvalwater vanaf je huis via het riool naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (figuur 3). Hier wordt vuil water gezuiverd. Daarna gaat het schone water terug naar meren en rivieren.

Jouw voetafdruk beïnvloedt het klimaat

De hoeveelheid broeikasgassen die jij uitstoot met jouw leefstijl, noem je je klimaatvoetafdruk. Producten uit het buitenland, zoals je telefoon en kleding, tellen mee bij het bepalen van je klimaatvoetafdruk. Ze moeten immers vervoerd worden en daarbij komen broeikasgassen vrij. Ook hoe lang je warm doucht heeft invloed. Hiervoor worden namelijk fossiele brandstoffen verbrand. Kortom: de keuzes die je maakt voor je huis, vervoer, kleding, spullen en voeding hebben tellen ook mee bij het bepalen van je klimaatvoetafdruk (figuur 4).

© Shutterstock / DedMityay Figuur 3 Een rioolwaterzuiveringsbedrijf
ontbost regenwoud stad met hoogbouw industrie aardolie vuilnisbelt vliegveld autoweg vol met auto’s
62 Hoofdstuk 7 Jouw
en duurzaamheid Duurzaam
leven 7.6
Figuur 4 Zo ontstaat jouw klimaatvoetafdruk.
omgeving
en gezond

Als we duurzaam met de aarde omgaan, hebben we genoeg aan één aardbol. Maar onze wereldwijde voetafdruk is nu 1,6 aardbol (figuur 5). De voetafdruk in Nederland is zelfs gemiddeld 3,3 aardbol. Dit is gebaseerd op woningbouw, aanleg van wegen en het gebruik van producten. Als je bedenkt dat 3,3 ruim twee keer zoveel is als 1,6, dan zie je het probleem.

Landen hebben verschillende voetafdrukken. In welvarende landen is de voetafdruk groot, omdat er veel energie wordt gebruikt. Ook voeren welvarende landen veel producten uit ontwikkelingslanden in.

er nodig als we blijven leven hoe we nu leven.

Duurzame alternatieven: wat kun je doen?

Je kunt je klimaatvoetafdruk verkleinen door je leefstijl te veranderen (figuur 6). Als je bijvoorbeeld de verwarming een graadje lager zet of korter onder de warme douche staat, stoot je minder broeikasgas uit.

Gemiddelde besparing van broeikasgassen per persoon (p/p) / per gezin (p/g) per jaar.

De helft van je maaltijden vegetarisch

Minder voedsel verspillen

Een dag per week met de trein i.p.v. de auto

Niet naar een ander werelddeel vliegen

Groene stroom (wind en zon) i.p.v. aardgasstroom

Apparaten niet op standby laten staan

Gloeilampen vervangen door ledlampen

Eén kledingstuk minder kopen

225 kg p/p

210 kg p/p

800 kg p/p

2500 kg p/p

1300 kg p/g

130 kg p/p

90 kg p/g

20 kg p/p

100% 50% 0% 160% wereldwijd 60% Kenia Nederland Verenigde Staten 330% 480%
Figuur 5 Zoveel aardbollen zijn Figuur 6 Zo verklein je jouw voetafdruk.
63 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6

Ook de overheid en bedrijven doen steeds meer voor een duurzamer gebruik van de aarde. Dan is het voor de mensen thuis gemakkelijker om duurzamere keuzes te maken. Fossiele brandstoffen worden steeds meer vervangen door duurzame alternatieven, zoals windenergie en zonne-energie (figuur 7). Dit zorgt voor een afname van broeikasgassen. Water, wind en zon zijn duurzame energiebronnen

Figuur 7 Duurzaam energie opwekken met zonnepanelen en windmolens

De vraag is of de technologische oplossingen op tijd komen. Vaak duurt de overgang naar duurzame alternatieven langer dan gehoopt. Er zijn ook duurzame oplossingen die eerst nog goed onderzocht moeten worden, zoals energie uit waterstof. Daarnaast zijn duurzame oplossingen niet altijd geheel milieuvriendelijk. Zo zorgen bijvoorbeeld afgedankte zonnepanelen voor veel afval en is volledig recyclen van de materialen nog niet mogelijk.

Internationale afspraken

Broeikasgassen en lucht- en watervervuiling stoppen niet bij de grens met een ander land. Voor het afremmen van de opwarming van de aarde en de verbetering van de lucht- en waterkwaliteit zijn daarom internationale afspraken nodig.

Een daarvan is het Klimaatakkoord van Parijs van 2015. Daarin heeft een groot aantal landen afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Op de klimaattop in Egypte in 2022 is hier verder over gepraat.

Hoe staan we er nu voor?

doel ‘Parijs’ waargenomen verwachting onzekerheid

bovengrens‘Parijs’

© Getty Images / Image Source © Shutterstock / fokke baarssen
Temperatuurstijging t.o.v. gemiddelde 1850-1900 (in °C) 3,0 0,0 2,5 2,0 1,5 1,0 0,5 beoogde
Aan de ene kant is de afname van broeikasgassen nog onvoldoende om verdere opwarming van de aarde te stoppen. Aan de andere kant kan de gemiddelde temperatuurstijging beperkt blijven, als alle landen de klimaatbeloftes nakomen (figuur 8). Die landen moeten dan wel snel werk maken van de afgesproken klimaatplannen. 2000 2020 2040 2060 2080 2100 Bron: Nature 2022
64 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6 Figuur 8 Verwachting van de haalbaarheid van het Klimaatakkoord van Parijs

Je watergebruik

Naast de klimaatvoetafdruk zijn er andere voetafdrukken, zoals de watervoetafdruk. In Nederland komt er drinkwater uit de kraan. Dit is zoet en gezuiverd water. Dat is lang niet overal op de wereld het geval. Schoon, zoetwater is schaars en wordt steeds schaarser. Het zuiveren van water wordt steeds moeilijker en kost veel energie.

In Nederland gebruiken we per persoon ongeveer 119 liter drinkwater per dag. Slechts 3 liter daarvan drinken we direct op of gebruiken we bij het koken. Het allergrootste deel van het zoetwater gebruiken we indirect, bijvoorbeeld voor de productie van voedsel en kleding. De productie van één katoenen T-shirt kost 4100 liter zoetwater (figuur 9). Dat komt vooral omdat bij de teelt van katoenplanten veel water wordt gebruikt (figuur 10). Voor 1 kilogram rundvlees is zelfs 15.000 liter zoetwater nodig.

1 appel (100 g)

1 sinaasappel (100 g)

1 aardappel (100 g)

1 tomaat (100 g)

1 katoenen T-shirt (medium, 500 g)

1 kop koffie (100 g)

1 kop thee (100 g)

1 glas bier (100 g)

1 sinaasappelsap (100 g)

1 vel A4-papier (80g/m2)

1 boterham (100 g)

1 zakje chips (100 g)

1 hamburger (100 g)

1 ei (100 g) 1 paar schoenen

(runderleer) 40 185 2400 135 8000 140 35 75 170 10 75 50 25 13 4100 Product Product Product Liter Liter Liter
Figuur 9 Watergebruik bij verschillende producten © Shutterstock / Megan Betteridge
65 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6
Figuur 10 Katoenplanten

WIST JE DAT?

Biobased leer wordt steeds populairder Weet je waarvoor je schimmels ook kunt gebruiken? Als hernieuwbare grondstof voor textiel en leer.

Hoe werkt dat? Een schimmel wordt gekweekt op zaagsel. Op deze voedingsbodem groeit de schimmel uit tot een dikke laag van lange schimmeldraden die een stevig vel vormen. Van dit vel kun je lampenkappen, kleding, tassen en schoenen maken. Er zijn ook al grow-ityourselfpakketten waarmee je lampenkappen en bloempotten kunt laten groeien. Dit is een productieproces zonder dieren, aardolie of giftige stoffen. Dus als je dan ooit een andere lampenkap wilt, dan kan de oude gewoon bij het gft-afval. Of in stukjes in je tuin, als plantenvoeding.

OPDRACHTEN

2 Duurzaam of niet?

Maak de juiste combinaties van begrippen en voorbeelden.

aardgas, aardolie en steenkool

aardolie en ijzer: grondstoffen die de natuur niet opnieuw aanmaakt

de hoeveelheid broeikasgas die een persoon uitstoot voor huisvesting, vervoer, kleding, spullen en voeding

producten of materialen uit producten

opnieuw gebruiken

water, wind en zon

wol, hout en water: grondstoffen die de natuur opnieuw aanmaakt

• • niet-hernieuwbare grondstoffen

• • hernieuwbare grondstoffen

• • fossiele brandstoffen

• • recyclen

• • klimaatvoetafdruk

• • duurzame energiebronnen

© Shutterstock / perfectlab
66 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6
Leer gemaakt van schimmeldraden

Hoe leef je duurzaam?

Door bepaalde activiteiten kun je duurzamer leven. Hoe helpen deze activiteiten de duurzaamheid te vergroten?

Koppel de activiteiten aan de juiste verklaring.

Je gebruikt oplaadbare batterijen.

Je reist per bus of trein in plaats van met de auto.

Je draagt een wollen trui.

Op de fiets haal je een online besteld pakje op.

Je reist per trein naar Texel in plaats van per vliegtuig naar Ibiza.

Je eet groente en fruit uit eigen land.

• • Dan gebruik je minder niethernieuwbare grondstoffen.

• • Dan hoeft er geen auto of busje naar jouw adres te rijden.

• • Dan is er veel minder uitstoot van broeikasgas dan met een vliegreis.

• • Dan is er voor die producten geen internationaal transport nodig.

• • Dan maak je gebruik van een hernieuwbare grondstof.

• • Dan stoot je per persoon minder broeikasgassen uit.

4 Vruchten hebben een eigen voetafdruk

a Mensen in Europa eten regelmatig avocado’s. Deze vruchten komen vooral uit Zuid-Amerika en Zuid-Afrika. Telers in Zuid-Amerikaanse landen als Mexico en Chili kappen bossen om aan de grote vraag te voldoen. Dat zorgt voor schade aan het milieu.

Hoe komt het dat de telers bossen moeten kappen?

b Mirjam woont in Nederland en eet regelmatig avocado’s. Bestudeer de tabel.

Watervoetafdruk (L) 1 kg product Landgebruik (m² per jaar)

Op welke manier tellen avocado’s uit Zuid-Amerika mee voor de berekening van haar totale watervoetafdruk?

3
Klimaatvoetafdruk
Avocado Aardbeien Banaan Appel 1286 410 84 38 2,2 0,4 0,4 0,3 1,3 6,4 0,8 0,5
(kg broeikasgas)
67 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6
© Shutterstock / Jair Ferreira Bel Avocadoboom

c Hollandse aardbeien zijn het hele jaar door in Nederlandse winkels te koop. Dat komt omdat veel aardbeien in kassen worden geteeld en niet meer, zoals vroeger, alleen in de zomer buiten op het land.

Waardoor is de klimaatvoetafdruk van aardbeien groter dan die van de andere vruchten in de tabel?

5 Jouw watergebruik

Er zijn allerlei manieren om je watergebruik zo laag mogelijk te houden. Noem er minstens drie.

Je mag internet gebruiken.

6 Wereldwijd overleg over het klimaat

Regeringsleiders van over de hele wereld overleggen met elkaar over de aanpak van het versterkte broeikaseffect en de toenemende milieuvervuiling.

Leg uit waarom dat nodig is.

7 Gaat het lukken?

a Waarschijnlijk worden de doelen van het Klimaatakkoord van Parijs niet gehaald. Er zijn veel factoren die hier invloed op hebben. Hieronder staat een aantal factoren.

Welke van deze factoren kunnen een negatieve invloed hebben op het behalen van het Klimaatakkoord?

☐ Door de covid-19-pandemie van 2020 en 2021 daalde de uitstoot van broeikasgassen.

☐ Het kost veel tijd om technieken te ontwikkelen die broeikasgassen uit de atmosfeer halen.

☐ Landen die veel verdienen aan fossiele brandstof willen die inkomsten zoveel mogelijk behouden.

☐ Mensen veranderen niet snel van gedrag.

☐ Ontwikkelingslanden hebben weinig geld voor maatregelen.

☐ Ontwikkelingslanden willen ook welvaart.

☐ Sommige landen hebben de doelstelling in een wet vastgelegd.

68 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6

b Er zijn dus verschillende factoren die het halen van de klimaatdoelen moeilijk maken.

Kies in groepjes van 2 of 3 één van de factoren uit vraag a.

Zoek uit hoe mensen, landen of bedrijven ervoor kunnen zorgen dat deze factoren geen hindernis meer zijn.

Je mag internet gebruiken.

EXTRA OPDRACHTEN

8 Duurzame producten

Consumenten kunnen kiezen tussen duurzame en minder duurzame producten. In de winkel zie je verschillende keurmerken op producten. Een voorbeeld is het FSC-keurmerk. Dit is een keurmerk voor hout dat uit duurzaam en sociaal beheerde bossen komt.

Hoe wordt een bos duurzaam beheerd?

Noem minimaal vier punten die hierbij belangrijk zijn.

Je mag internet gebruiken.

9 Hoeveel water kost 1 liter cola?

Als je zoekt naar het antwoord op de vraag hoeveel water nodig is voor 1 liter cola, vind je op internet verschillende antwoorden. De producent zegt dat er 2,43 liter nodig is. Volgens de website van de NOS is 70 liter water nodig.

a Leg uit hoe het komt dat er verschillende antwoorden genoemd worden. Let daarbij op de productie van suiker, een grondstof van cola.

b Welk waterverbruik wordt bij het ene antwoord wel meegerekend en bij het andere antwoord niet?

69 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam
leven 7.6
© Shutterstock / PARALAXIS FSC-keurmerk
en gezond

De Nederlandse voetafdruk

Bekijk de grafiek. Hier is de voetafdruk berekend in het aantal hectare per persoon. De voetafdruk was in 2018 in Nederland gemiddeld 5,5 hectare per inwoner.

a Volgens deze berekeningen is wereldwijd ongeveer 1,8 hectare per persoon beschikbaar.

Vergelijk de Nederlandse voetafdruk in 2018 met de voetafdruk die wereldwijd per persoon beschikbaar is.

Vergelijk ook de wereldwijde voetafdruk met wat er wereldwijd per persoon beschikbaar is.

Welke conclusie kun je trekken?

b Hoe kan het dat de voetafdruk van Nederland veel hoger ligt dan die van de hele wereld? Geef drie redenen.

Meer oefenen met de stof uit deze paragraaf? Kies online voor Herhaling of Plus.

10
2018 2015 2010 2005 2000 1995 1990 1985 1975 1980 1970 1965 1961 gemiddeld aantal hectare per persoon 8 7 6 5 4 3 2 1 0 voetafdruk: Nederland Europa wereldwijd
70 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Duurzaam en gezond leven 7.6

7.7

VERBREDING:

PLASTICSOEP EN TECHNOLOGIE

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen waardoor en in welke vorm plastic in de leefomgeving terechtkomt.

• benoemen op welke manier plastic schade veroorzaakt aan natuur en gezondheid.

• uitleggen wat je zelf kunt doen om plastic afval te verminderen.

• voorbeelden noemen hoe wetenschap en technologie helpen om het gebruik van plastic te beperken en om plastic te hergebruiken en te recyclen.

STARTOPDRACHT

1 Plastic recyclen

Je kunt plastic recyclen, maar hoe gaat dat in zijn werk?

Bekijk het filmpje: Plastic recyclen, hoe doe je dat?

a Hoeveel punten heb je behaald?

Maak daarna de quiz: Wat is recyclen?

b Zet de stappen van het recycleproces in de juiste volgorde.

▢ Lege plastic flessen worden in de winkel ingezameld.

▢ De fles wordt opnieuw gevuld, naar de winkel gebracht en verkocht.

▢ De korrels worden omgesmolten tot een fles.

▢ De verschillende soorten plastic worden gescheiden.

▢ Het plastic afval gaat bij het verwerkingsbedrijf in de shredder.

▢ Het plastic wordt gewassen en omgesmolten tot plastic korrels.

1 71 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
© Shutterstock / Willyam
Bradberry

Hoog in de bergen, diep in het water: plastic is overal. Zelfs in ons eigen bloed! Tussen 1950 en 2015 is er wereldwijd 8,3 miljard ton plastic geproduceerd. Daarmee bedek je Nederland met een laag van 10 meter. Waarschijnlijk wordt er de komende jaren nog veel meer plastic gemaakt (figuur 1).

Bijna 40% van al dat plastic is verpakkingsmateriaal (figuur 2). Na gebruik wordt dat afval. De andere 60% zit onder andere in bouwmateriaal, kleding en elektronica.

THEORIE
Overal plastic
400 300 500 600 200 100 0 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030
voorspelling 56% plasticproductie per jaar (miljoen ton)
Ruim de helft van al het ooit geproduceerde plastic is pas na het jaar 2000 gemaakt. Figuur 1 Wereldwijde plasticproductie
20,4 % bouw 9,6 % auto-industrie 6,2 % elektronica 4,1 % huishouden, vrije tijd en sport 3,4 % landbouw 16,7 % divers
39,6 % verpakkingen
72 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
Figuur 2 Waar wordt plastic voor gebruikt?

Het plastic afval komt voor een deel op grote afvalhopen op het land terecht. Een deel daarvan wordt verbrand, wat bijdraagt aan de luchtvervuiling. Een deel van het plastic afval is zwerfvuil en komt overal op aarde terecht of drijft in de zee (figuur 3).

Een klein deel van het plastic afval wordt gerecycled. Wereldwijd is dat nu ongeveer 9% (figuur 3) en in Europa ongeveer 35%. Door recycling worden nieuwe producten gemaakt. Helaas is recyclen nog niet zo gemakkelijk. Dat komt doordat gescheiden inzamelen lastig is. Als het plastic afval te veel gemengd is, kunnen fabrieken er voorlopig alleen bloempotten, bermpaaltjes of tuinbanken van maken. Een groot deel van het gemengde plastic afval wordt dan alsnog verbrand.

Sommige delen van de wereld hebben een slechte afvalverwerking. Daar komt veel plastic afval in rivieren terecht (figuur 4). Via rivieren stroomt het naar zeeën en oceanen. In sommige delen daarvan hoopt het plastic zich op (figuur 5). De ophopingen van plastic in de oceanen noem je de plasticsoep. Kapotte visnetten en afval dat op zee wordt gedumpt komt daar helaas nog bij.

Elk jaar naar zee 1,5% Op het land 79% In gebruik Verbrand 12% Recycled 9% Afval 100% Productie
Figuur 3 Wat gebeurt er met het plastic afval?
Europa Azië Afrika Australië Antarctica afval afval afval afval plasticsoep NoordAmerika ZuidAmerika ©
© Shutterstock
Getty Images / NurPhoto / Kazi S
73 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
Figuur 4 De Buriganga-rivier in Figuur 5 Ophopingen van plastic afval in bepaalde delen van oceanen Bangladesh

Hout wordt afgebroken door schimmels, waarbij er niets van het hout overblijft. Bij plastic gaat dat anders. Plastic valt heel langzaam uit elkaar tot microplastics. Dit zijn stukjes plastic van 0,05 tot 5 mm (figuur 6). Microplastics verspreiden zich gemakkelijk in het water, de bodem en de lucht.

De nog kleinere stukjes plastic noem je nanoplastics. Deze ontstaan onder andere door de slijtage van autobanden en kleding. Nanodeeltjes zijn een duizendste van een mm of nog kleiner en vormen een deel van het fijnstof (figuur 7).

Schade door plastic

Plastic veroorzaakt schade aan de natuur en aan de gezondheid van mensen en dieren. Dieren eten soms per ongeluk plastic of raken erin verstrikt (figuur 8). Uit onderzoek aan dode noordse stormvogels blijkt dat ongeveer de helft van de vogels plastic in zijn maag heeft (figuur 9). Plastic afval in zee zinkt ook naar de diepte. Dat is schadelijk voor zeedieren die onder water leven.

Microplastics zitten ook in je voedsel. Ze worden via de ontlasting uitgescheiden. Nanoplastics zijn klein genoeg om vanuit je voedsel in de bloedbaan en in lichaamscellen te komen. Het is nog niet bekend welke effecten dit heeft op de gezondheid van mens en dier. Hier wordt onderzoek naar gedaan.

1
© Shutterstock / Ukrolenochka
cm
Figuur 6 Microplastics
© Shutterstock / Kev Gregory © Getty Images / ullstein bild / A
Figuur 8 Verstrikt in een visnet Figuur 9 De maag van deze stormvogel zat vol plastic. 10 µm rode bloedcel nanoplastic deeltje microplastic deeltje huidcel
74 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
Figuur 7 Zó klein zijn nanoplastics.

Minder gebruiken, hergebruiken of laten recyclen

Hoeveel plastic spullen gebruik jij? En hoeveel plastic gooi jij weg? Er zijn verschillende manieren om zelf iets te doen aan de afvalberg van plastic.

• minder plastic wegwerpartikelen gebruiken

• minder nieuwe plastic spullen kopen

• meer hergebruiken en plastic laten recyclen

In plaats van plastic wegwerpartikelen, zoals koffiebekers en bestek, kun je wegwerpartikelen van hout of papier gebruiken (figuur 10). Deze alternatieven zijn niet altijd duurzamer. Dat hangt ook af van de manier waarop ze zijn gemaakt. Je kunt ook minder wegwerpartikelen gebruiken, bijvoorbeeld een gewone theekop in plaats van een wegwerpbeker. En je kunt producten kopen waar zo min mogelijk verpakking omheen zit.

In plaats van nieuwe plastic spullen te kopen, kun je allerlei tweedehands artikelen en kleding kopen, bijvoorbeeld in kringloopwinkels. Hergebruik van plastic artikelen kan heel goed, omdat ze stevig zijn en goed zijn schoon te maken (figuur 11).

© Shutterstock / pics five © Shutterstock / Photo_Olivia Figuur 10 Plastic bestek vervangen door houten bestek © Shutterstock / Daisy Daisy
75 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
Figuur 11 Kleding kopen in een kringloopwinkel

Als je plastic afval goed scheidt, kan het gedeeltelijk gerecycled worden. Er worden dan nieuwe plastic producten van gemaakt zoals bloempotten, tuinstoelen of buizen (figuur 12). Het plastic is niet zuiver genoeg om er nieuw verpakkingsmateriaal voor voedsel van te maken. Plastic flessen met statiegeld kun je inleveren bij de supermarkt. Van die flessen worden nieuwe flessen gemaakt (figuur 13).

Duurzaam plastic

Plastic verpakkingen zijn hygiënisch. Ze zijn sterk en waterdicht en houden schadelijke organismen en allerlei chemische stoffen tegen. Maar het is een groot nadeel dat plastic niet helemaal vergaat. Het blijft lang in de natuur aanwezig. Wetenschappers zoeken naar manieren om plastic beter af te breken. Daarnaast zoeken ze naar plastic verpakkingsmateriaal dat geheel vergaat en geen giftige stoffen in de natuur achterlaat. Dit duurzame plastic zou in de groenbak kunnen, net als een aardappelschil. Er bestaan inmiddels verschillende soorten bioplastics. Bijvoorbeeld plastic dat is gemaakt van zetmeel van aardappelen en mais. Maar helaas breekt het bioplastic nog niet goed af in de natuur en kost de productie nog steeds energie, land en water.

WIST JE DAT?

De oceanen schoonmaken

The Ocean Cleanup is een drijvend schoonmaaksysteem. Met deze technologie wordt plastic uit oceanen verwijderd. The Ocean Cleanup is opgericht door Boyan Slat. Door zijn profielwerkstuk op school kreeg hij inspiratie om het plasticprobleem aan te pakken.

In 2021 haalde de The Ocean Cleanup

816.000 kilo afval uit de oceanen. Dat is maar een heel klein deel van wat er jaarlijks aan plastic afval bijkomt. Het drijvende plastic dat niet wordt opgeruimd valt uit elkaar, zakt naar beneden en is niet meer bereikbaar voor het schoonmaaksysteem. The Ocean Cleanup zet zich nu ook in voor het schoonmaken van rivieren. Zo komt het plastic niet in zee terecht. Veel mensen zien dit als een betere oplossing om het plasticprobleem aan te pakken.

© Shutterstock / RecycleMan Figuur 12 Plastic bij een afvalverwerkingsbedrijf Figuur 13 Logo op een statiegeldfles
© Shutterstock / Mascha Tace
The Ocean Cleanup
76 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
Verwijderen van plasticsoep

OPDRACHTEN

2 Waar is al dat plastic nu?

Al het plastic afval dat tot nu toe in de wereld is geproduceerd, is ergens gebleven. Waar is het allergrootste deel van het plastic tot nu toe gebleven?

◯ Het grootste deel van het plastic is verbrand.

◯ Het grootste deel van het plastic is gerecycled.

◯ Het grootste deel van het plastic ligt op afvalhopen, drijft in plasticsoep of bestaat uit microplastics.

3 Plastic recyclen

Plastic kan gerecycled worden. Toch kun je maar van een heel klein deel weer nieuwe plastic flessen of plastic verpakkingen maken.

Aan welke voorwaarde moet plastic afval voldoen om er weer flessen van te kunnen maken?

◯ Het moet zonder andere soorten afval worden aangeleverd.

◯ Het moet schoongespoeld zijn.

◯ Het moet bij de supermarkt zijn ingeleverd.

◯ Het mag niet eerder gerecycled zijn.

4 Waar is de plasticsoep gebleven?

Onderzoekers wilden weten hoeveel plastic afval in opeenhopingen in oceanen drijft. Daarom hebben ze deze drijvende afvalbergen onderzocht. Ze visten met fijne netten het plastic op en berekenden dat op de onderzochte plaatsen 40.000 ton plastic dreef. Uit eerder onderzoek weten we dat elk jaar tussen de 4 en 12 miljoen ton plastic in zee terechtkomt.

Het onderzoeksteam vond dus maar 1% van deze jaarlijkse hoeveelheid terug. Het team wil een onderzoek starten naar de missende 99%. Waar is dat plastic gebleven? Er zijn verschillende verklaringen te bedenken voor het verdwijnen van zo veel plastic.

a Waar is al dat plastic gebleven? Bedenk minstens drie mogelijke verklaringen.

b Kies één verklaring en beschrijf hoe je zou kunnen uitzoeken of deze verklaring klopt.

77 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7

5 Duurzame oplossingen

Wat zijn duurzame manieren die ervoor zorgen dat de afvalhopen met plastic minder groot worden?

☐ meer plastic producten hergebruiken

☐ meer plastic verbranden

☐ meer plastic recyclen

☐ het plastic versneld omzetten in microplastics

6 Wat doe jij al?

Mensen gebruiken enorm veel plastic. Dat moet en kan minder.

Wat kun jij zelf doen om minder plastic te gebruiken en om ervoor te zorgen dat er minder plastic in de natuur terechtkomt? Noem minstens drie voorbeelden uit jouw dagelijks leven.

7 Plastic in het jaar 2050

Je ziet in de figuur dat naar verwachting de hoeveelheid plastic afval in de periode 20152050 nog steeds blijft groeien.

a Tussen 1950 en 2015 is er naar schatting 8,3 miljard ton plastic geproduceerd. Waarschijnlijk wordt er de komende jaren nog veel meer plastic gemaakt. We weten inmiddels dat plastic een aantal grote nadelen heeft.

Waarom zal de productie dan toch toenemen?

b Op welke manieren bedreigt plastic de natuur en de gezondheid van mensen en andere organismen? Noem er minstens drie.

400 300 500 600 200 100 0 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 2030 Ruim
voorspelling 56% plasticproductie per jaar (miljoen ton) Wereldwijde plasticproductie 78 Hoofdstuk 7
Verbreding: Plasticsoep en technologie 7.7
de helft van al het ooit geproduceerde plastic is pas na het jaar 2000 gemaakt.
Jouw omgeving en duurzaamheid

7.8 VERDIEPING: NATUUR IN NEDERLAND

Aan het eind van deze paragraaf kun je:

• benoemen hoe de mens in het verleden natuurgebieden in cultuur bracht.

• uitleggen hoe de biodiversiteit in Nederland verandert door ingrijpen van de mens.

• uitleggen hoe de mens in Nederland cultuurland verandert in natuur waardoor verdwenen ecosystemen terugkeren.

STARTOPDRACHT

1 Plaats voor natuur in Nederland?

Nederland heeft kleine natuurgebieden waar zeldzame planten of dieren voorkomen. Het kost veel moeite om deze gebieden in stand te houden. Net over de grens en op bepaalde plaatsen in Nederland zijn er grotere gebieden.

Stelling: Nederland is te klein om al die versnipperde stukjes natuur te beschermen. Laten we ons concentreren op de grote natuurgebieden zoals het Waddengebied.

Dit ga je doen:

1 Overleg in een groepje van vier personen over de stelling.

2 Bedenk twee argumenten die voor de stelling pleiten.

3 Bedenk twee argumenten die tegen de stelling pleiten.

4 Voer daarna eventueel een klassengesprek.

a Schrijf de twee argumenten voor en de twee tegen de stelling op.

Tip: Je hoeft niet je eigen mening te geven, maar wel twee goed onderbouwde argumenten.

b Wat is jouw mening?

Onderbouw jouw mening met minstens één argument.

79 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8
© Shutterstock / Rudmer Zwerver

THEORIE

Van natuur naar cultuur

Ken jij in Nederland een natuurgebied zonder hekken en paden en waar je nauwelijks andere mensen tegenkomt? Zo’n gebied lijkt op de wilde natuur. Als je daar rondloopt, krijg je een ‘wildernisgevoel’ (figuur 1).

In Nederland zijn er nog maar weinig van dit soort natuurgebieden. Heel vroeger waren dat er veel meer. Wat is er met die gebieden gebeurd? Is het belangrijk om overgebleven ‘wilde’ natuur in Nederland te behouden? En hoe pak je dat aan?

© Shutterstock / Alex Stemmers Figuur 1 Ongerepte natuur
80 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8
Figuur 2 Nederland rond 800 na Chr. In een groot deel hadden rivieren en de zee vrij spel.

Rond 800 na Christus bestond een groot deel van Nederland uit natuur. In het westen waren duinen, wadden, kwelders en moerasgebieden met bossen. Het oosten bestond uit zandgronden met bossen (figuur 2).

In de eeuwen daarna kwamen er steeds meer mensen in die gebieden wonen. Op veel plaatsen tastten mensen de natuurlijke ecosystemen aan. Ze kapten veel van de oorspronkelijke bossen. Het land rondom de steden en dorpen werd geschikt gemaakt voor landbouw en veeteelt. Je noemt dat het in cultuur brengen van de natuur. Voorbeelden van cultuurland zijn akkers en weilanden.

De afwisseling tussen cultuurland en natuurlijke ecosystemen was gunstig voor de biodiversiteit. Een weidegebied met een hoge grondwaterstand en veel insecten is aantrekkelijk voor veel soorten weidevogels zoals de grutto (figuur 3) en de kievit (figuur 4). Akkers en weilanden met aan de randen struiken en bomen bieden een veilige woonplek en voedsel voor vogels en insecten. Veel diersoorten deden het dus goed in de ecosystemen waarin landbouwgebieden en natuurgebieden waren. De biodiversiteit nam toe.

De laatste vijftig jaar is de biodiversiteit echter weer afgenomen (figuur 5 en 6). Dit is het gevolg van het uitbreiden van steden en wegen. Ook intensivering van landbouw en veeteelt zorgde voor een afname van de biodiversiteit. Steeds meer natuurlijke ecosystemen kregen in die periode een andere bestemming.

© Shutterstock / Rudmer Zwerver © Shutterstock / Rudmer Zwerver Figuur 3 Grutto Figuur 4 Kievit Bekijk het filmpje Weidevogels.
scholekster grutto veldleeuwerik wulp kievit graspieper gele kwikstaart tureluur 68% 63% 62% 47% 40% 29% 23% 28%
81 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8
Figuur 5 Afname weidevogels in 25 jaar tijd

Vrije doorgang voor vissen

Zuidwest-Nederland was lange tijd een delta. Dit gebied lag aan de mondingen van grote rivieren en had open verbindingen met de zee. Er stroomde dus zout water vanuit de zee in het zoete water van de rivieren. Daardoor varieerde het zoutgehalte van het rivierwater. Ook de waterstanden in rivieren en moerassen wisselden telkens. Er was een grote variatie aan abiotische omgevingsfactoren. Hierdoor was de biodiversiteit groot.

Veel gebieden in deze delta werden drooggemaakt en ingepolderd. Inpolderen betekent dat er dammen en dijken om het gebied worden gelegd. Zo werd het land beschermd tegen rivier- en zeewater en kwam er meer bouwland beschikbaar. In Zeeland kwamen de Deltawerken (figuur 7). In het noorden van Nederland werd de Afsluitdijk gebouwd. Door deze dijk werd de Zuiderzee afgesloten van de zee. Sindsdien heet de Zuiderzee het IJsselmeer. Op den duur waren er in Nederland nog nauwelijks open verbindingen met de zee.

aantal boerenlandvogels t.o.v. het aantal in 1990 (=100) 200 150 100 50 0 1960 1970 1980 1990 2000 2010 2020 trend op basis van waarnemingen schatting Bron: NEM (Sovon, CBS) 2017
Figuur 6 Aantallen boerenlandvogels. De blauwe stippellijn is gebaseerd op schattingen.
© Shutterstock / Dick van der Veer
Figuur 7 De Oosterscheldekering, een van de Deltawerken
82 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8

Vissoorten, zoals de stekelbaars (figuur 8), de steur (figuur 9) en de zalm, leven in zee als ze volwassen zijn. Ze hebben zoet water nodig om zich voort te planten. Daarom gaan ze speciaal hiervoor naar rivieren. De paling plant zich juist voort in de zee en keert als jonge paling terug naar sloten en rivieren om volwassen te worden. Vruchtbare palingen trekken dan weer naar zee. Al deze vissoorten moeten dus vrij heen en weer kunnen zwemmen: van zee naar sloten en rivieren, en omgekeerd.

Bekijk het filmpje ‘De stekelbaars’.

Door de afsluiting van rivieren bereikten vissen vanuit zee nauwelijks meer het zoete water in sloten, rivieren en meren. Daar komt de laatste tijd verandering in. Regelmatig worden sluizen en waterkeringen van de Deltawerken even opengezet. Een mooie aanpassing om vissen door te laten is de vismigratierivier tussen de Waddenzee en het IJsselmeer (figuur 10).

1. Zout water stroomt bij vloed naar het IJsselmeer: kleine vissen gaan met de stroom mee.

2. Grote vissen zwemmen zo nodig ook tegen de stroom in.

3. Zoet water stroomt bij eb naar de Waddenzee: kleine vissen gaan met de stroom mee.

© Shutterstock / Rostislav Stefanek © Getty Images / EyeEm Figuur 8 Stekelbaars Figuur 9 Steur
Waddenzee (zout water) Afsluitdijk IJsselmeer (zoet water) 2 1 3
Figuur 10 De vismigratierivier laat vissen door tussen de Waddenzee en het IJsselmeer.
83 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8

Van cultuur naar natuur

Nederland heeft veel rivieren en dus ook veel uiterwaarden. Dat zijn de stroken land tussen een rivier en de dijk langs die rivier. Lange tijd gebruikten mensen deze gebieden als weidegebied of voor de uitbreiding van steden en industrieterreinen. Tegenwoordig veranderen steeds meer uiterwaarden in natuurgebied (figuur 11). Bij hoog water overstromen de uiterwaarden met rivierwater, waardoor de grond nat en moerassig wordt.

Door cultuurland in natuur te veranderen, krijgen verdwenen ecosystemen weer een kans. Planten- en diersoorten keren terug en verhogen de biodiversiteit. Deze natuurlijke uiterwaarden hebben voor mens en natuur belangrijke functies:

• rustgebied voor dieren, sommige gebieden zijn alleen per boot bereikbaar;

• recreatie-, fiets- en wandelgebied;

• overloopgebied: bij extreem hoog water nemen de uiterwaarden veel rivierwater op, waardoor het risico van overstromingen in bewoonde gebieden afneemt;

• zoetwatervoorraad: in droge perioden kun je het water uit zijrivieren en plassen gebruiken.

© Shutterstock / Wirestock Creator Figuur 11 Uitzicht op de uiterwaarden als natuurgebied Bekijk het filmpje Bever © Getty Images / Arterra / Sven-Er © Getty Images / iStockphoto
84 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8
Figuur 12 De bever komt weer in de meeste Figuur 13 Ook de zeearend is in Nederland provincies voor. teruggekeerd.

In de rustgebieden van de uiterwaarden voelen bevers zich weer thuis (figuur 12). Hier bouwen ze voor het eerst in bijna tweehonderd jaar weer dammen en burchten. Door de jacht om zijn vacht was de bever verdwenen. Ruim dertig jaar geleden werden bevers in de Biesbosch uitgezet en nu komen ze weer in bijna alle provincies voor.

Ook de zeearend is na twee eeuwen terug (figuur 13). Op veel plekken langs de rivieren groeien hoge bomen, waarin zeearenden hun nesten maken. Deze vogel vindt in en langs de rivieren zijn voedsel, zoals vissen, ganzen en visetende vogelsoorten.

Bekijk het filmpje De zeearend

Er is nog een ander groot gebied waar de natuur zich ongestoord kan ontwikkelen. Dat is het nationaal park Nieuw Land in het midden van Nederland (figuur 14). Het bestaat uit de Oostvaardersplassen en een groot deel van het IJsselmeer met een aantal eilanden. Dit nationaal park heeft een oppervlakte van bijna 300 km2. Je mag een deel van het park bezoeken. In het verboden terrein, dat je vanaf de randen kunt zien, zou je vast het wildernisgevoel krijgen. Met een verrekijker kun je verschillende soorten roofvogels en watervogels spotten. In de drogere gedeelten leven onder andere wilde konikpaarden en heckrunderen. Deze lijken veel op dieren die heel vroeger in Nederland in het wild voorkwamen.

Je zou verwachten dat in zo’n groot natuurgebied vanzelf een biologisch evenwicht ontstaat. Voor een deel is dit ook zo. Maar er zijn toch te weinig toppredatoren, zoals wolven. Een toppredator is normaal gesproken geen prooi voor andere dieren en staat aan het eind van de voedselketen. Door het tekort aan toppredatoren komen er bijvoorbeeld te veel edelherten. Er is dan niet voldoende voedsel voor alle edelherten. Dan moet de mens ingrijpen. Dat gebeurt onder andere door een aantal dieren te verhuizen naar andere gebieden, of af te schieten. Als het nodig is worden heckrunderen, konikpaarden en edelherten in de winter bijgevoerd, omdat er anders veel doodgaan. Over dit ingrijpen van de mens in de natuur zijn de meningen verdeeld.

© Shutterstock / Aerovista Luchtfo
Figuur 14 Nationaal park Nieuw Land
85 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8

WIST JE DAT?

Wilde dieren komen terug. Heel vroeger kon je in heel Europa wilde dieren tegenkomen, zoals de lynx, de bruine beer, de eland, de Europese bizon en de kroeskoppelikaan. Ze kwamen daarna lange tijd niet meer in West-Europa voor. Ze waren namelijk naar Oost-Europa getrokken, omdat daar veel afgelegen gebieden zijn waar geen mensen wonen. Tegenwoordig trekken deze en veel andere diersoorten weer van Oost-Europa naar West-Europa. Belangrijke oorzaken van deze opmars zijn natuurbehoud en de wettelijke bescherming van diersoorten.

OPDRACHTEN

2 Weidevogels

a Door welke omgevingsfactoren leefden in de vorige eeuw in Nederland veel soorten weidevogels?

b Welke omgevingsfactoren veroorzaakten aan het eind van de vorige eeuw een achteruitgang van het aantal soorten weidevogels?

3 Kwetsbaar in Nederland

De bever en de zeearend zijn weer terug in Nederland en planten zich ook voort.

Welk dier loopt het meeste risico om weer te verdwijnen en hoe komt dat?

Je mag internet gebruiken.

◯ de bever, omdat door de droogte in Nederland de wilg verdwijnt

◯ de bever, omdat hij als planteneter veel gifstoffen ophoopt die zijn gezondheid schaden

◯ de zeearend, omdat hij een toppredator is en er zich veel gifstoffen in zijn lichaam ophopen

◯ de zeearend, omdat er in Nederland steeds meer windmolens komen om energie op te wekken

© Shutterstock / Lubomir Novak
86 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8
De lynx maakt een opmars vanuit Oost-Europa.

4 Uit het leven van de paling

Zet de acht stappen uit het leven van de paling in de juiste volgorde.

Je mag internet gebruiken.

▢ De paling ontwikkelt zich midden op de Atlantische Oceaan uit een bevrucht eitje.

▢ De paling groeit in zoet water in vijf tot vijftien jaar op tot een grote paling.

▢ De paling keert terug naar zee.

▢ De paling plant zich voort door het leggen en bevruchten van eitjes.

▢ De paling wordt aangetrokken door het zoete water van de rivieren.

▢ De paling wordt door de golfstroom meegevoerd naar de kust van West-Europa.

▢ De paling zwemt naar het gebied waar hij is geboren.

▢ De paling zwemt tegen de stroom in de rivier op.

5 Wel of geen wolf

In de media is geregeld aandacht voor de terugkeer van de wolf in Nederland en het verschil van mening daarover. Sommigen vinden dat de wolf hier thuishoort en anderen willen niet dat de wolf zich in Nederland vestigt.

Geef voor beide standpunten één argument.

6 Wel of niet ingrijpen?

“In een natuurgebied in Nederland moet je ingrijpen als er veel dieren doodgaan.”

Ben je het eens of oneens met de stelling? Geef minimaal één argument.

1 87 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8

Ontwerp een natuurgebied

Wanneer je een gebied met weinig natuur en biodiversiteit wilt veranderen in een natuurgebied, heb je een ontwerpplan nodig. In dat ontwerpplan staat:

• welke kenmerken het nieuwe gebied moet hebben;

• welke functies het gebied krijgt;

• aan welke eisen het gebied moet voldoen;

• een kaart met de geplande veranderingen.

Kies een gebied bij je in de buurt dat je wilt veranderen in een natuurgebied.

Maak een kort ontwerpplan met de kenmerken, de functies en de eisen van het natuurgebied. Teken een kaart van het natuurgebied.

8 Extra opdracht: Maak je eigen natuurfilm

Natuur is overal om je heen, zelfs op plekken waar je het niet meteen verwacht.

Je gaat in een groepje een film van ongeveer 1 minuut maken die de natuur dicht bij jouw huis in beeld brengt. Daarmee laat je zien hoe mooi en belangrijk die natuur is!

Dit is een uitgebreide opdracht buiten de les.

• Je hebt een mobiele telefoon of een camera nodig om mee te filmen en een computer met software voor het monteren.

• Je maakt de natuurfilm volgens een professioneel stappenplan, inclusief voorbereiding aan de hand van een storyboard en montage van de opnamen.

Scan de QR-code voor het stappenplan.

Tevreden over het eindresultaat? Lever dan de film in HD (1080 pixels) aan bij je docent op de afgesproken manier. Veel succes met je eigen natuurfilm!

7
88 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Verdieping: Natuur in Nederland 7.8

7.9 HOOFDSTUKAFSLUITING

ACTIEF LEREN

Hoe leer je de theorie en begrippen uit het hoofdstuk? En hoe leg je de juiste verbanden? Kies een opdracht uit Actief leren achter in je boek als hulp bij het leren.

TERUG NAAR HET GROTE PLAATJE

1 Jouw omgeving en duurzaamheid

Je ziet hier nog een keer ‘het grote plaatje’ uit de hoofdstukopening.

Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving?

Welke verbanden zijn er?

Wat leer je in dit hoofdstuk?

Je hebt zelf invloed op je leefomgeving

a Je ziet links de verbanden tussen dit hoofdstuk en de andere hoofdstukken.

Leg deze verbanden uit. Schrijf je antwoorden in de vakjes.

b Je ziet rechts iconen die laten zien waar het om draait in dit hoofdstuk.

Elk organisme heeft zijn eigen plek

Leg in je eigen woorden uit wat je ziet en wat je hebt geleerd in dit hoofdstuk. Schrijf je antwoorden in de vakjes.

H3 • Leven op aarde Biodiversiteit H6 • Planten Fotosynthese H8 • Voeding en verteren Voeding H5 • Waarnemen en gedrag Keuzes maken Evenwicht kan verstoord raken Organismen zijn van elkaar afhankelijk
89 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoofdstukafsluiting 7.9

c Je hebt in paragraaf 1 antwoord gegeven op de grote vraag Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? Kijk nog even terug naar wat je toen hebt geantwoord.

Zou je je antwoord aanpassen na het doorlopen van dit hoofdstuk? Zo ja, wat zou je nu zeggen? Betrek in je antwoord de verbanden en de punten waar-het-om-draait uit het grote plaatje.

TERUG NAAR DE UITDAGING

Maak online je eindproduct bij de Uitdaging

PROEFTOETS

Maak online de proeftoets bij dit hoofdstuk.

LEERDOELEN

Kruis aan hoe goed je elk leerdoel beheerst. Nog niet alle leerdoelen gehaald? Neem de bijbehorende stof nog een keer door.

Hoe zorg je voor een duurzame leefomgeving? Je kunt...

1 uitleggen waarom de omgeving waarin je leeft voor jou belangrijk is.

2 uitleggen hoe organismen invloed hebben op de leefomgeving.

3 uitleggen wat ecologie is en wat ecologen doen.

4 uitleggen wat duurzaamheid is.

Voedselketens en kringlopen. Je kunt...

1 een voedselketen met producenten en consumenten opstellen.

2 de functie van reducenten in een ecosysteem uitleggen.

3 in een voedselketen en voedselweb relaties tussen organismen aangeven en uitleggen hoe energie wordt doorgegeven.

4 de stappen in de koolstofkringloop benoemen en uitleggen.

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ 90 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoofdstukafsluiting 7.9

Populaties. Je kunt...

1 benoemen dat in een ecosysteem populaties van verschillende soorten leven.

2 uitleggen hoe je de grootte van een populatie bepaalt.

3 uitleggen waardoor een populatie groter of kleiner wordt.

4 uitleggen hoe een biologisch evenwicht kan optreden.

Verspreiding van organismen. Je kunt...

1 verschillende ecosystemen benoemen.

2 aangeven hoe abiotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen.

3 aangeven hoe biotische factoren van invloed zijn op de verspreiding van organismen.

4 voorbeelden geven van de invloed van de mens op de verspreiding van organismen.

Leefomgeving in gevaar. Je kunt...

1 uitleggen welke invloed de verbranding van fossiele brandstoffen op de koolstofkringloop heeft.

2 uitleggen wat het versterkte broeikaseffect is en wat de gevolgen hiervan zijn.

3 voorbeelden noemen van stoffen die door de mens in de leefomgeving worden gebracht en zo milieuverontreiniging veroorzaken.

4 voorbeelden noemen waardoor de leefomgeving en gezondheid in gevaar kunnen komen door schadelijke stoffen.

Duurzaam en gezond leven. Je kunt...

1 de verschillen uitleggen tussen voetafdrukken van Nederland en die van andere landen.

2 uitleggen welke keuzes je kunt maken om je klimaatvoetafdruk aan te passen.

3 uitleggen wat het klimaatverdrag van Parijs inhoudt.

4 uitleggen welke keuzes je kunt maken om je watervoetafdruk aan te passen.

◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯
◯ ◯ ◯ ◯ 91 Hoofdstuk 7 Jouw omgeving en duurzaamheid Hoofdstukafsluiting 7.9
9 789006 731071
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.