Hoofdstuk 6 - Argumenteren

Page 5

113 113

Zin 5 is een nieuwe stelling: de bio-industrie is minder wreed dan de natuur. Maar bij die stelling geeft hij geen argumenten, ook geen voorbeelden. Toch klinkt die stelling heel aannemelijk, omdat de schrijver juist daarvoor alle gruwelen uit de natuur heeft getoond. Nee, denken wij als lezer, zo erg zal het dus in de bio-industrie niet zijn. Maar de klap komt daarna: wij zijn wel verantwoordelijk voor de bio-industrie, niet voor wat er in het bos gebeurt. In zin 8 vinden we dan de conclusie: het is ons volstrekt boven het hoofd gegroeid. Dit hele stuk is dus een redenering: de schrijver gebruikt stellingen en argumenten daarbij om zijn standpunt in de conclusie duidelijk te maken: het is ons boven het hoofd gegroeid. En juist omdat hij ons in het begin even op het verkeerde been zet (de natuur is veel wreder dan de bio-industrie) is de lezer geneigd die conclusie over te nemen.

6.2 Objectieve en subjectieve argumenten Om een mening te beargumenteren of een standpunt aannemelijk te maken, heeft de schrijver of spreker meestal niet genoeg aan één argument; zo gemakkelijk is niemand te overtuigen. In een betoog of in een discussie gaat het dus bijna altijd om een mening met een aantal argumenten.

1 2

6.2.1

Argumenten kun je in twee hoofdgroepen indelen: objectieve argumenten (feiten) subjectieve argumenten.

Objectieve argumenten

Om je mening bewijzen, kun je het beste gebruikmaken van feiten. Feiten zijn controleerbaar: ze zijn objectief. We noemen dit: argumenten op basis van feiten. Stel je eens voor dat je de volgende stelling wilt bewijzen: ‘Jongeren onder de leeftijd van twintig jaar hebben in vergelijking met de leeftijdsklassen daarboven weinig vrije tijd.’ Deze stelling kun je bewijzen met je eigen ervaringen, bijvoorbeeld: mijn oudste broer heeft veel meer vrije tijd dan ik. Maar dat is natuurlijk niet zo’n sterk bewijs. Een echt objectief bewijs vind je bijvoorbeeld in rapporten van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Daarin kun je een tabel vinden waarin staat dat jongeren van 12 tot 15 jaar per week 38,5 uur vrije tijd hebben; jongeren van 16 tot 19 jaar 40,1 uur; jongeren van 20 tot 24 jaar 43,1 uur en mensen van 25 tot 29 jaar 42,6 uur. Zo’n objectief argument noemen we meestal een bewijs.

6.2.2

Subjectieve argumenten

Alle andere argumenten zijn min of meer subjectief. Een mening wordt aannemelijk gemaakt met argumenten waarvan de juistheid niet nauwkeurig is onderzocht of kan worden onderzocht. We noemen dit: argumenten op basis van geloof of argumenten op basis van intuïtie. In de volgende tekst vind je een voorbeeld. Hans Dorrestijn, schrijver en cabaretier, vertelt in een interview over zijn hobby. Hij vertelt wat hij leuk vindt en waarom hij dat leuk vindt. Maar daarvoor heeft hij uiteraard alleen subjectieve argumenten.

9006104608_bw.indb 113

04-03-2008 12:43:58


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Hoofdstuk 6 - Argumenteren by ThiemeMeulenhoff - Issuu