Art Nouveau in Amsterdam 1895-1910

Page 13

Kunsthistorici over de Amsterdamse Art Nouveau

schillen? In welke opzicht zou bijvoorbeeld Het Witte Huis van Jan Verheul niet rationalistisch zijn en de Beurs wel?

In Amsterdam Architectuur. Een gids van Guus Kemme en Gaston Bekkers is te lezen: ‘Afgezien van enkele tegeltableaus, winkelpuien en verzekeringsgebouwen ontbreekt de art nouveau in Amsterdam vrijwel geheel.’ 1 Ook in de heruitgave van D’Ailly’s Historische Gids van Amsterdam door Gerrit Vermeer en Ben Rebel komt de Art Nouveau er bekaaid vanaf: ‘In Nederland is deze veelal wat exuberante stijl, die hier ook wel Nieuwe Kunst genoemd wordt, nooit echt aangeslagen.’ Als enige voorbeelden worden Het Witte Huis van Jan Verheul en wat winkelpanden genoemd.2 Ook in algemene gidsen voor Nederlandse architectuur wordt Art Nouveau vaak in een paar regels afgedaan, zeker als het om Amsterdam gaat. Bijvoorbeeld Paul Groenendijk en Piet Vollaard in hun Gids voor de Moderne Architectuur in Nederland: ‘De architectuur van het fin-de-siècle in Nederland werd niet zo bepaald door organische motieven als de Belgische en Franse Art Nouveau. De Nederlandse Nieuwe Kunst kenmerkt zich meer door geometrisch abstracte motieven […]’. In Amsterdam wordt alleen het American Hotel als Art Nouveau aangemerkt.3 De belangstelling voor de Amsterdamse architectuur van de negentiende en vroege twintigste eeuw is sowieso lang gering geweest, zoals H.J.F. de Roy van Zuydewijn vaststelt in Amsterdamse bouwkunst 1815-1940 uit circa 1972 (niet gedateerd). Art Nouveau wordt door hem ‘Nederlandse Jugendstil’ genoemd en hij behandelt onder andere het werk van Van Arkel, Evert Breman, Ed. Cuypers, de broers Van Gendt, Herman en Jan Verheul. Het American Hotel van Kromhout is daarentegen ondergebracht in het hoofdstuk ‘De school van Berlage en De Bazel 1895-1925.’ 4 De Art Nouveau en het rationalisme van Berlage en zijn volgelingen zijn lang van elkaar onderscheiden, wat er toe geleid heeft dat Amsterdam gezien werd als een stad die arm was aan ‘echte’ Art Nouveau. Zelfs in publicaties waarin het tegenovergestelde naar voren wordt gebracht, zoals Langs Jugendstil en Art Deco van Carolien de Bruijn en Ineke Schwartz — die hun hoofdstuk over Amsterdam beginnen met: ‘Amsterdam telt vergeleken met andere Nederlandse steden nog veel gebouwen in jugendstil’ — wordt dit onderscheid gemaakt. ‘In de hoofdstad was sprake van een geheel eigen architectuurtraditie. Daar ontstond onder leiding van H.P. Berlage ook de nieuwe kunst, de Nederlandse versie van de art nouveau. […]’ 5 Zoals in het vorige hoofdstuk naar voren kwam, spitste deze tegenstelling zich toe op het Haagse Arts & Crafts en ’t Binnenhuis uit Amsterdam. Dit is recent genuanceerd: men heeft oog voor de overeenkomsten en stelt voor Nieuwe Kunst en rationalisme te vervangen door Art Nouveau om duidelijk te maken dat ook het Nederlandse streven naar vernieuwing in deze periode deel was van een internationale beweging met veelal gemeenschappelijke bronnen en uitgangspunten, al konden de resultaten enorm verschillen. Bij dit alles duikt aldoor de naam Berlage op, die rond 1900 in Amsterdam grote invloed kreeg op de lokale bouwkunst, vooral dankzij zijn Beursgebouw. Hoe verhoudt zijn werk zich ten opzichte van Amsterdamse Art-Nouveau-architectuur? Waarom en hoe zou het hiervan fundamenteel ver-

Van der Woud over Berlage — De aanval op Berlage’s positie als ‘vader’ van de Nederlandse moderne architectuur, met Pierre Cuypers als ‘grootvader’, werd in 1997 ingezet door de hoogleraar architectuurgeschiedenis Auke van der Woud in zijn studie Waarheid en karakter. Het debat over de bouwkunst 18401900. In dit boek verwerkte de auteur een ontzaglijke hoeveelheid literatuur om aan te tonen dat de gebruikelijke geschiedenis van de Nederlandse architectuur met Pierre Cuypers en Berlage als ‘profeten’ die de weg wezen naar het modernisme, eigenlijk een mythe is, bewust door beide profeten en hun aanhang gecreëerd. In zijn inleiding schrijft hij dat hun rol als sleutelfiguren van de moderne Nederlandse architectuur strijdig is met hun (conservatieve) opvattingen ‘die door een voortreffelijke en langdurig volgehouden propaganda al voor 1900 tot de redding van de Nederlandse bouwkunst werden uitgeroepen. Die beeldvorming van toen heeft het huidige geschiedbeeld sterk beïnvloed. Er is mijns inziens echter geen sprake van redding, want er was geen gevaar. […] Er was artistieke vrijheid, pluriformiteit en een onbeperkte individuele creativiteit — zaken die door de coterieën van Cuypers en Berlage als richtingloosheid, bandeloosheid en ‘exclusivisme’ verdacht werden gemaakt.’ 6 Deze beschuldigingen onderbouwt Van der Woud met een uitputtende analyse van het Nederlandse architectuurdebat van de tweede helft van de negentiende eeuw, waarbij hij zich concentreert op de sleutelbegrippen ‘waarheid’ en ‘karakter’. Over het rationalisme schrijft hij: ‘De haast obsessieve aandacht die het modernisme had voor de ‘eerlijke’ toepassing van het bouwmateriaal en de constructies, heeft een geschiedbeeld gegenereerd waarin het “rationalisme” in de architectuur hoog staat aangeschreven en als een teken gebruikt wordt om vooruitgang van stagnatie of achteruitgang te onderscheiden.’ 7 Rond 1840 werd in Nederland de term ‘redegevend’ gebruikt voor constructies die technisch en functioneel logisch waren. ‘Rationeel’ kwam circa 1880 uit Frankrijk overgewaaid en verving ‘redegevend’ gedeeltelijk. Beide begrippen hadden volgens Van der Woud een neutrale betekenis, ‘die met het gebruiken van het gezond verstand te maken heeft’, en verwees naar de logische samenhang tussen vorm, functie en constructie. ‘Deze algemene inhoud kreeg echter een bijzondere connotatie toen ‘rationeel’ […] aan de opvattingen van Cuypers werd gekoppeld.’ Dit paste goed in de strategie van Cuypers’ beschermer, de rooms-katholieke politicus Victor de Stuers, ‘[…] die de voorkeur voor middeleeuwse vormen en een zeer bepaalde ideologie verstopte achter de algemene ‘logische beginselen’ die hij exclusief aan Viollet-le-Duc toeschreef. Het gevolg was dat Cuypers’ werk gezien ging worden als bij uitstek ‘rationeel’, ten koste van andere gangbare stijlen als de Hollandse neorenaissance, het neoclassicisme of het eclecticisme, hoe ‘redegevend’ de voorbeelden hiervan voorheen ook waren. ‘Het begrip rationeel […] was een krachtige steun bij de beeldvorming dat Cuypers in zijn eentje de banier der gezonde beginselen overeind hield in een wereld vol afbraak en verval’, aldus Van der Woud.8

33

ART NOUVEAU IN AMSTERDAM


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.