Jan Kuijt Wzn. 1884-1944. Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Page 1



Voorwoord Toen ik bijna tien jaar geleden, na het voltooide drieluik over de Amsterdamse Schoolarchitecten B.T. Boeyinga, C. Kruyswijk en G.F. la Croix, het onderzoek naar Jan Kuijt Wzn. startte kon ik niet vermoeden dat dit zo lang zou gaan duren. De befaamde boekenreeks van de stichting BONAS, waarvan ik inmiddels redacteur en uitgever was geworden, slokte het leeuwendeel van mijn aandacht op, waardoor het onderzoek naar Kuijt maar langzaam vorderde. Toen mijn werk en de BONAS-reeks werden beëindigd kon ik mij met hernieuwde energie op het onderzoek naar Kuijt gaan richten en vond ik onderdak bij Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij. Een bureau-archief van Kuijt was niet overgeleverd, op een werkenlijst in het archief van bevriend architect J.M. van Hardeveld na. De verificatie van die lijst kostte de meeste tijd. Raadpleging van bouwdossiers van diverse gemeentelijke diensten Bouwtoezicht vormde hiervan de basis, aangevuld met tal van andere bronnen waarvan de toegankelijkheid via internet de afgelopen jaren enorm is toegenomen. De belangrijkste bron, die pas in 2016 beschikbaar kwam, was het Vroom & Dreesmann-archief, dat door niet aflatende inspanningen van Wim Vroom uiteindelijk bij het Stadsarchief te Amsterdam was beland. Daar werd het op voortreffelijke wijze ontsloten door Mirjam Schaap. Het leverde veel nieuw materiaal op dat het beeld van Kuijt als huisarchitect van V&D, door mij in een onbezonnen bui in het leven geroepen, danig nuanceerde. De lange duur van het onderzoek trok wel een wissel op het geduld van Jan Kuijt, zoon van Wzn. en ook architect. Hij droeg waardevolle informatie over het bureau van zijn vader en zijn familie aan. Zo zette hij mij onder meer op het spoor van L.C. Lagrillière, de getalenteerde tekenaar op zijn vaders bureau. De vondst van diens archief door David Mulder van het Stadsarchief Amsterdam bracht veel nieuw beeldmateriaal aan het licht. De niet onverwachte maar wel abrupte ontmanteling van het Vroom & Dreesmannconcern in januari 2016 bracht nieuwe obstakels – veel panden van Kuijt waren van de ene op de andere dag niet meer te bezoeken of te fotograferen – maar bood ook kansen. Het architectenbureau WinHov, dat de renovatie van het voormalige V&Dcomplex aan Rokin en Kalverstraat in Amsterdam leidde, gaf om niet inzage in het gehele bouwdossier. De volgende personen hebben de afgelopen jaren een bijdrage geleverd aan het boek dat er nu ligt, als student-onderzoeker, bruikleengever van beeldmateriaal, redacteur, kritische lezer, corrector of anderszins: Fons Alkemade, Bernadette van Beekum, Peter Bockweg, Tjeerd Boersma, Edwin Borggreve, Annelize van Dijk, Edo van Dijk, Gert Eijkelboom, Ray Kentie, Gerrit Kreffer, Annelien van Kuilenburg, Jan en Magda Kuijt, Pieter van Loon, Cor Mantel, David Mulder, Rob Mulder, Monique Peters, Mirjam Schaap, Carlo van Steen, Frits Stuurman, Inez Tan, Dick Valentijn, Gerrit Vermeer, Robert en Lilian Wienhoven, Wim Vroom en Michiel Zumpolle.

Radboud van Beekum Amsterdam, april 2018



Voorwoord

5

9

12

Opkomst van het warenhuis

16

Het warenhuis in Nederland

22

Architecten voor Vroom & Dreesmann

28

Winkels van Kuijt

48

Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

100

Woningbouw

114

Bedrijfsgebouwen

140

Religieuze bouwwerken

154

Oeuvrelijst Jan Kuijt Wzn.

166

Noten

168

Literatuur

173

Illustratieverantwoording

174

Register

176

Colofon

Inleiding



17

Het warenhuis in Nederland In Nederland bleef de ontwikkeling van de warenhuizen door de achterblijvende economische en sociale omstandigheden aanvankelijk ver achter ten opzichte van de rest van Europa. Pas aan het einde van de negentiende eeuw zorgde de economische groei voor een grote bevolkingstoename in de steden. Door de stijgende koopkracht nam de vraag naar luxeartikelen toe en konden er grootwinkelbedrijven ontstaan. Deze toename van de koopkracht door de stijging van de welvaart had belangrijke gevolgen voor de wijze van verkoop van eerste levensbehoeften en van goederen. De  winkel volgde de markt op als belangrijkste handelsplaats, en er verschenen grote detailhandelsbedrijven. In de binnensteden maakten woningen plaats voor kantoren, winkelbedrijven en vermaaksfuncties, waarvan in de stad duidelijk herkenbare concentraties ontstonden.15 Winkelbedrijven waren voor hun klandizie mede afhankelijk van de voetgangersstromen. Daarom vestigden zij zich het liefst langs de looproutes in de oude straten. De fijnmazige structuur van de binnensteden leende zich hier uitstekend voor. Vooral in de kledingbranche was er een sterke voorkeur voor vestigingen in de stadskern. De ontwikkeling van een stelsel van openbaar vervoer met treinen en trams maakte het centrum bovendien steeds beter bereikbaar vanuit de uitbreidingswijken en de omliggende dorpen. Bestaande woonhuizen kregen beneden een winkel. Aanvankelijk ging het om kleinschalige bedrijven met lage omzetten en relatief hoge prijzen. Een belangrijke ontwikkeling door de toenemende industrialisatie betrof de introductie van merkartikelen en voorverpakte producten. De toenemende keuzemogelijkheid voor de consument leidde tot scherpere concurrentie. Dit vertaalde zich in een behoefte om reclameborden aan te brengen en om koopwaar in opvallende etalages te presenteren. Bij de aanpassing van woonhuizen aan de nieuwe eisen van het winkelbedrijf liet men aanvankelijk de oorspronkelijke structuur van het woonhuis zoveel mogelijk intact. Slechts de gevel van de begane grond kreeg een winkelpui. Technische innovaties op het terrein van giet- en smeedijzer en glas maakten steeds grotere etalages mogelijk. Stalen skeletconstructies kregen grote glasoppervlakten als wandafdichting. Hierdoor kon niet alleen meer daglicht in de winkels doordringen, maar werden etalages tevens toonkasten met kunstig geëtaleerde koopwaren. Vanaf 1880 werden steeds vaker gehele panden afgebroken en vervangen door nieuwbouw met een specifiek daartoe ontworpen winkel beneden en een woonhuis erboven. Architectenbureaus als die van Ed. Cuypers (1864-1927), A.L. van Gendt (18351901) en A. Jacot (1864-1927) behoren tot de eerste die in Nederland de commerciële architectuur een eigen gezicht gaven. Constructieve logica, gebed in eclectische vormgeving, kwam al tot uitdrukking in Ed. Cuypers’ stoomtimmerfabriek aan het Spui in Amsterdam uit 1892. In Nederland kreeg Au Printemps in Parijs in 1899 navolging in het Heeren- en Kinderkleeding Magazijn Nieuw Engeland van architect A. Jacot, aan het Koningsplein in Amsterdam. Hij nam bij de bouw van nieuwe winkels het voortouw door gebruik te maken van nieuwe bouwmaterialen als staal en glas en installatietechnieken als liften e.d. Hij hanteerde een zakelijk-functionele stijl, met een bij het grote publiek aansprekende esthetische benadering, en koos voor het veelvuldig gebruik van luxueuze materialen. Verder beschikte hij over het voor een succesvol architectenbureau vereiste zakelijk talent voor acquisitie. Hij associeerde zich met een schoolvriend, W. Oldewelt (1865-1906), die zijn opleiding had genoten aan de Académie des Beaux Arts in Parijs en daar kennis had gemaakt met de ontwikkelingen in de commerciële architectuur in Frankrijk. Het eclecticisme dat in deze architectuur de boventoon voerde, was voor de luxe wereld van de warenhuizen vanzelfsprekend.16


24

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Nijmegen, Grote Markt, architect onbekend, 1920

Breda, Karrestraat, F.M.J. Caron, 1925

De eerste architecten die voor V&D de toon zetten waren F.M.J. Caron (1866-1945) in Amsterdam en B.Th. Kraaijvanger (1869-1944) in Rotterdam. Caron kreeg al vroeg gelegenheid om bij de vestiging Deventer aan de Brink zijn kunde als art nouveau-architect te tonen. Ook architect P.G. Buskens (1872-1939) bouwde in die stijl een monumentaal pand, in de binnenstad van Gouda (1909). Hoewel Caron in Amsterdam ook diverse andere winkels in art nouveau-stijl bouwde kreeg hij bij V&D Amsterdam daarvoor minder de ruimte. Een winkel aan de Vijzelgracht (1906) en later het eerste warenhuis in Nederland aan de Kalverstraat (1912) ogen vrij sober en eerder rationalistisch van opzet, passend bij de degelijke uitstraling die V&D ondertussen had verworven. Dat gold ook voor de vestiging van de ‘kleine’ V&D in Haarlem aan het Spaarne (1918). Carons latere V&D’s in Alkmaar en Breda (1925) golden juist als expressionistische werken in Amsterdamse School dan wel art deco-stijl. De aannemer-architect Kraaijvanger bouwde al vanaf 1896 voor V&D Rotterdam, eerst aan de Binnenweg, later aan de Hoogstraat. Beide panden werden diverse malen uitgebreid. De Hoogstraat werd in 1925 grootscheeps verbouwd door zijn zonen E.H. en H.M. Kraaijvanger, die net het bureau van hun vader hadden overgenomen. Na de Tweede Wereldoorlog zou het architectenbureau van de broers naam maken met nieuwe V&D-warenhuizen in Rotterdam, Nijmegen en Groningen. Rond de tijd dat architectuur werd ingezet als promotiemiddel kwam Kuijt bij de centrale directie van V&D in beeld. Hij wist in een meervoudige opdracht vóór Caron en Kraaijvanger de opdracht voor Den Haag binnen te slepen. Daarna verwierf hij bij V&D een positie in het westelijk deel van Nederland. In plaatsen als Rotterdam en Leiden werd er evenwel niet voor hem gekozen. Zo bouwden vader


Architecten voor Vroom & Dreesmann

Arnhem, Roggestraat/Velperplein, architect onbekend, 1896

Utrecht, Stadhuisbrug/Oudegracht, P.J. Houtzagers, 1922-1924

25



29

Winkels van Kuijt Kuijt kwam uit een familie die al enkele generaties veel winkeliers telde. Zijn vader dreef een winkel in koloniale waren aan de Prinsengracht. Kuijt was zo van jongs af aan vertrouwd met de eisen die het winkelbedrijf stelde. Zijn schoonvader dreef confectiemagazijn P.M.A. Tissot van Patot aan de Oude Doelenstraat.

Kuijts eerste opdrachten kwamen vooral uit de kringen van de betere

middenstand en hun winkels hadden bekende namen als Hollenkamp, Het Jagershuis, Kogels & Zn., Ter Meulen, Wyers, Witteveen en Zumpolle. De meeste van deze firma’s hadden zowel in Amsterdam als in andere steden vestigingen, die veelal door Kuijt werden verbouwd en ingericht. Het aantal winkelverbouwingen of nieuwbouwprojecten liep in de tientallen.

Winkelgevels en -inrichtingen zijn vanouds het meest aan verandering

onderhevig. De door Kuijt ontworpen gevels voor juwelier Veerhoff & Co aan het Rokin of Witteveen in de Kalverstraat toonden al een wereld van verschil over een periode van amper vijftien jaar. Na de Tweede Wereldoorlog zou het tempo van verandering nog veel hoger komen te liggen. Van de gevels van Kuijt voor kleine winkels is dan ook vrijwel niets meer terug te vinden in het huidige straatbeeld. In Rotterdam en Arnhem was oorlogsgeweld daarvoor mede verantwoordelijk.

Advertentie firma Zumpolle met het winkelpand te Rotterdam in de achtergrond, C. Jung, 1921


32

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Etalage en entree van Het Jagershuis aan de Hoogstraat in Den Haag omstreeks 1990

Winkel het Jagershuis Hoogstraat 6 Den Haag • 1916 De Haagse vestiging van het Jagershuis, een speciaalzaak voor dure sportieve kleding, verhuisde in 1916 van het Noordeinde naar dit pand. De pui bestond uit een open zandstenen omlijsting over twee verdiepingen. Op de begane grond werd de entree overspannen met een getoogde bovendorpel waarin als symbolen van de jacht een hond en een haas waren gebeeldhouwd. In de marmeren penanten

had Kuijt zijn naam laten aanbrengen. Op de verdieping is een groot in drieën gedeeld houten venster, voorzien van siersmeedwerk. Achter de gevel bevond zich een diep portiek met een gestuct getoogd plafond boven de etalages. Voor de koepel met lantaarn leverde glasatelier Bogtman het glas in lood. Toen de winkel in 2001 sloot, verdwenen de etalages.


Winkels van Kuijt

Amsterdam, Rokin 88-90 omstreeks 1925 en in 2018

Winkel Bispinck-Kundert Rokin 88-90 / Kalverstraat 101 Amsterdam • 1914 In opdracht van het garenmagazijn Bispinck-Kundert, gevestigd in de panden Kalverstraat 101 en Rokin 90, maakte Kuijt een ontwerp voor het samenvoegen van deze panden met het pand Rokin 88. Intern betekende dit vooral het verbinden van de verschillende verdiepingen en het gedeeltelijk op gelijke hoogte brengen ervan. De twee bestaande voorgevels aan het Rokin werden volledig vervangen door één nieuwe met een symmetrisch karakter. De gevelbekleding van zandsteen kreeg door de pilasters op

de verdiepingen een verticale nadruk. Onder de vensters zorgen onder andere gestileerde rozetten voor een subtiele decoratie van de gevel. Kuijt ontwierp voor de begane grond een brede pui met een omlijsting van graniet en bovenlichten met glas in lood, die helaas bij een latere verbouwing verloren ging. In 1954 werd de benedenverdieping opnieuw verbouwd, door J.J. van der Linden voor juwelier Bonebakker. Deze werd later weer vervangen door de huidige pui, voor een bank.

33


46

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Winkelpand Kalverstraat 7 Amsterdam • 1935 In pand Kalverstraat 7 was decennialang een sigarenwinkel gevestigd, eerst onder de naam Van Schooten & Cloeck, later J. Cloeck JBz. In 1935 ontwierp Kuijt voor de ­toenmalige huurder van het pand, de Nederlandsche Emaillefabriek Langcat NV, een nieuwe pui. Deze bestond uit een open glazen etalageportiek, bekroond met een halfrond bovenlicht. Deze was voorzien van abstract-geometrisch ajourwerk, ­uitgevoerd in bronzen massiefstaf, gevat in een donkere natuurstenen beplating. Begin 1936 werd de winkel – buiten weten van Kuijt – betrokken door de daadwerkelijke e ­ igenaar, een voormalig

effectenhandelaar, B.W. Zijfers. Deze overtuigde nationaalsocialist opende op 11 januari 1936 onder de naam ‘De Driehoek’ in het pand het Nederlandsch Sigaren Bedrijf (NSB), wat direct tot opstootjes aanleiding gaf. Naast sigaren werd er vooral nationaal­socialistische lectuur verkocht. In juni 1936 werd de firma veroordeeld vanwege de verkoop van het antisemitische blad Der Stürmer. In 1940 breidde Zijfers zijn winkel uit met het naastgelegen pand Kalverstraat 5. In 1948 vestigde J.G. Balkstra op nummer 7 de kunsthandel en lijstenfabriek Pieter Breughel. In 2007 is de pui afgebroken.

LINKSBOVEN

Blauwdruk pui Kalverstraat 7 Amsterdam, 1935 BOVEN

Pui en etalage van Kalverstraat 7. Het metalen ajourwerk is naar ontwerp van L.C. Lagrillière


Winkels van Kuijt

Pui en etalage van Kalverstraat 45-47. Het metalen ajourwerk is uitgevoerd naar ontwerp van L.C. Lagrillière

Winkelpand Witteveen Kalverstraat 45‑47 / Rokin 48 Amsterdam • 1940 Het kledingbedrijf Witteveen, voor dames- en meisjesmode voor de middenstand, begon in Heerenveen. Tijdens het interbellum werden filialen geopend in het zuiden van Nederland (Eindhoven, Breda, Tilburg en Heerlen). Vlak voor de Tweede Wereld­oorlog maakte het bedrijf de overstap naar het westen van Nederland met de opening van een winkel in Amsterdam. Het vormde het bruggenhoofd voor de expansie van het bedrijf in de jaren zestig en zeventig, waarna het opging in de modeketen Zij. Het ruime pand, waarin voordien café Du Commerce gehuisvest was, liep door

tot aan het Rokin en had ook aan beide zijden etalages. De pui aan de Kalverstraat bestond uit een eiland-etalage met aan weerszijden een doorgang naar de entree, afgedekt door een houten luifel met een bovenlicht met afgeronde hoeken. Dit bovenlicht was, evenals de entree, voorzien van abstract-geometrisch ajourwerk, ontworpen door Kuijts medewerker L.C. Lagrillière en uitgevoerd in bronzen massiefstaf. De gladde granieten afwerking van de gevel en de bronzen pui gaven de winkel een moderne uitstraling. Het was een van de laatste projecten die Jan Kuijt voltooide.

47



49

Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann Hoewel Kuijt in 1918 al een eerste bescheiden pand voor de nieuwe V&D-vestiging in Den Helder ontwierp – in 1920 gevolgd door Heerlen – waren het vooral zijn winkels in Rotterdam, voor Ter Meulen en Zumpolle uit 1921, die de aandacht trokken. Langzaam kwam hij in beeld bij de grote V&D-vestigingen. De uitnodiging voor een pitch in 1925 met de twee belangrijkste V&D-architecten van dat moment, F.M.J. Caron en B.Th. Kraaijvanger, voor de uitbreiding van V&D Den Haag aan het Spui, was hiervan een bevestiging. Vanaf dat moment tot het begin van de Tweede Wereldoorlog liep een gestage stroom opdrachten naar Kuijts bureau. Hoewel hij om die reden later wel de huisarchitect van V&D werd genoemd, is die kwalificatie niet terecht. In die periode waren andere architecten eveneens voor het warenhuis actief. Met de Duitse immigratiegolf van het midden van de negentiende eeuw kwam de Westfaler Anton Caspar Rudolph Dreesmann (1854-1934) naar Nederland. Zijn ouders dreven in het stadje Haselünne een winkel in manufacturen. In 1871 reisde hij op 16-jarige leeftijd naar Amsterdam, enerzijds om zijn geluk te beproeven en anderzijds om de Pruisische dienstplicht te ontwijken. Via zijn neef Rudolf Dreesmann, die zich al eerder in Amsterdam had gevestigd, kwam hij te werken bij de firma Buhrs. Vier jaar later, in 1875, werd Anton bedrijfsleider van een nieuw filiaal van de firma Buhrs in de Tuinstraat. In 1878 opende hij een eigen manufacturenwinkel op de Rozenstraat, hoek Tweede Rozendwarsstraat. Dreesmann richtte zich vanaf het begin op lage prijzen, een bescheiden marge en een hoge omzet. Hij introduceerde nieuwe verkooptechnieken, waarbij hij in zijn zaak goederen verkocht tegen vaste lage prijzen, à contant. Door restpartijen in te kopen en te verkopen voor lage prijzen, maakte hij een redelijke winst. Binnen een jaar opende hij een tweede zaak. Enkele jaren later kwam hij in contact met Willem Vroom (1850-1925), die in 1881 een manufacturenwinkel had geopend in Amsterdam. In het begin bestond de samenwerking tussen Dreesmann en Vroom vooral uit het gezamenlijk inkopen van partijen. In 1887 kochten ze samen een pand aan de Weesperstraat in Amsterdam en begonnen ze onder de naam Magazijn De Zon een winkel. Op 15 april van dat jaar legden de beide heren hun vennootschap notarieel vast. In de jaren daarna werden er maar liefst zes vestigingen geopend in Amsterdam. Hierna volgden openingen in Rotterdam (1892), Den Haag (1893), Nijmegen (1895), Arnhem (1896), Haarlem (1896) en Utrecht (1898). Tot 1920 nam het aantal zaken flink toe en kreeg vrijwel iedere grote Nederlandse stad een vestiging. Deze werden allemaal geleid door direct aangetrouwde familieleden van zowel Vroom als Dreesmann. Het assortiment richtte zich vooral op de arbeiders- en lagere middenklasse. Aanvankelijk bestond het alleen uit textiel en manufacturen, maar weldra werd de collectie uitgebreid met tapijten, gordijnen, confectiekleding en speelgoed en nog later met meubelen en huishoudelijke artikelen. De artikelen, van goede kwaliteit, onderscheidden zich eerder door hun degelijkheid dan door hun modieuze voorkomen. Deze aanpak paste geheel bij het imago van goedkoop en degelijk dat Vroom & Dreesmann nastreefde. Een belangrijk kenmerk van veel van die vestigingen was hun prominente ligging in de stedelijke centra. Op plaatselijk niveau waren leden van de familie goed op de hoogte van te koop staande of vrijkomende (winkel)panden en waren ze zich bewust van de mogelijkheden voor expansie op specifieke plaatsen in de stad: een goed bereikbaar centraal punt in een bestaand winkelgebied met veel concurrentie in de buurt.


60

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Gevel Vroom & Dreesmann Den Haag aan het Spui omstreeks 1946


Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

Vroom & Dreesmann Den Haag Spui 3-5 en Spuistraat 63 • 1930 Door aankoop van diverse panden aan de Spuistraat en het terrein naast de Asta-bioscoop aan het Spui kreeg V&D midden jaren twintig de beschikking over een groot winkelhaakvormig kavel. Zowel de V&D-architecten van het eerste uur Caron en Kraaijvanger als Kuijt, werd gevraagd plannen te ontwikkelen voor de bestaande winkel en de nieuw­e kavel. Het ontwerp van Caron onderscheidde zich door de praktische indeling. Kuijt kreeg veel waardering voor zijn geveltekeningen en kreeg de opdracht. De vraag om een nieuw, representatief gebouw kan niet los gezien worden van de bouw in die tijd van de nieuwe Bijenkorf door architect Piet Kramer, om de hoek aan de Grote Marktstraat.

Bij Kuijts warenhuis voor Vroom & Dreesmann is de invloed van de Amsterdamse School te onderscheiden. Het gebouw had een skelet van gewapend beton, bekleed met baksteen, deels gegolfd vormgegeven. Aan het Spui voorzag Kuijt de sterk verticaal gelede gevel van een granieten plint. In de hoge vensters zaten glas-in-loodramen. Een paraboolvormig raam markeerde op de begane grond de ingang voor het personeel en het trappenhuis. De publieksingang met zijn gebogen muurvlakken, bekroond met granieten reliëfs, gaf toegang tot een lange passage die uitkwam in de winkel aan de Spuistraat/Voldersgracht. Deze had een vloer van travertin. In de passage met

Eerste schetsontwerpen voor Vroom & Dreesmann Den Haag, Jan Kuijt Wzn., 1928

61


66

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Uitbreidingen door P.J. Houtzagers aan Stadhuisbrug en Oudegracht

Geveltekening Stadhuisbrug 5, C. Kramm 1850

Vroom & Dreesmann aan Stadhuisbrug en Oudegracht omstreeks 1935

Details gevel Choorstraat/Stadhuisbrug met sculptuur van A.P. Termote

Vroom & Dreesmann Utrecht Choorstraat / Stadhuisbrug 3‑5 / Oudegracht 167 • 1930 Dit pand aan de Oudegracht, Stadhuisbrug en Choorstraat in Utrecht kwam in verschillende fasen tot stand. Het oorspronkelijke pand aan de Stadhuisbrug 5 werd in 1850, waarschijnlijk door architect C. Kramm (1797-1875), in neoclassicistische stijl gebouwd voor het lakenmagazijn van de gebroeders Geelen.

In 1898 vestigde R.J.A.F. Dreesmann hier manufacturenhandel De Zon. In 1905 werd het eigendom van Vroom & Dreesmann. Architect P.J. Houtzagers (18571944) breidde het pand aan de Oudegrachtzijde in meerdere fasen sterk uit in dezelfde stijl. Aan de zijde van de Stadhuisbrug en de Choorstraat werd in 1930-

1932 het pand ingrijpend gewijzigd en uitgebreid door Jan Kuijt. Aanvankelijk was het de bedoeling om de nieuwe gevel conform de bestaande gevel van Kramm te bouwen, maar de schoonheidscommissie van Utrecht had hier sterke bezwaren tegen. Anderhalf jaar later presenteerde Kuijt een nieuw ontwerp waar-


Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

67

Eerste (1929, boven) en tweede ontwerp (1930, onder) Jan Kuijt Wzn. voor nieuwbouw V&D aan Choorstraat/Stadhuisbrug, 1930

bij hij de neoclassicistische gevel verving door een gevel in zakelijke stijl. Het oorspronkelijke pand van Kramm sneuvelde hierbij, terwijl de gekopieerde gevels van Houtzagers aan de Oudegracht gehandhaafd werden. Een ronde uitbouw aan het personeelstrappenhuis markeert de overgang

naar Houtzagers gevel aan de Oudegracht. Boven de vrijwel glazen plint met etalages strekt een zandstenen gevel zich uit over drie bouwlagen. De bovenste verdieping ligt enigszins terug. De brede vensterpartij wordt onderbroken door smalle kolommen, bekroond met diverse, door A.P. Termote (1887-1986) gebeeld-

houwde voorstellingen. Hij modelleerde ook een hoorn des overvloeds en een kop van Mercurius aan de gevel. Deze laatste werd uitgevoerd door A.J. Dresmé (18761961), die ook een ander ontwerp van Termote, Sint Maarten en de bedelaar, voltooide. Een lichtkap met gekleurd glas in lood bekroont een grote doorgaande


68

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Gevel aan Stadhuisbrug en Oudegracht

Sint Maarten en de bedelaar, Mercuriuskop en Hoorn des Overvloeds, A.P. Termote, 1932

trappartij aan de westzijde van het gebouw. Vroom & Dreesmann verhuisde in 1973 naar een nieuw onderkomen in winkelcentrum Hoog Catharijne. Het pand werd opgedeeld in gedeelten voor

boekhandel Broese Kemink, de Openbare Bibliotheek en kunsthandel Mobach. Architect Mart van Schijndel (1943-1999) verbouwde in 1995 de begane grond van deze winkel.


Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

Glas-in-loodkoepel in lichthof met details

69


70

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Gevel aan het Ary Scheffersplein, 2017

Vroom & Dreesmann Dordrecht Voorstraat 258 • 1932

Na een felle brand in 1932 breidde Kuijt het oorspronkelijke pand uit 1923 aanzienlijk uit en moderniseerde hij het. Hij gaf het gebouw een strakke functionalistische uitstraling met doorlopende vensterpartijen voor optimale toetreding van het daglicht. N.V. Aanneming Mij. Groeneveld uit Dordrecht bouwde het pand; De Vries Robbé & Co uit Gorinchem construeerde het staalskelet, dat is bekleed met gele baksteen. Een hoog opgaande, torenachtige verhoging

bekroont het gebouw als een lantaarn. Het vormt een verticaal contrast met de horizontale gevel. Het warenhuisblok vormt een belangrijke schakel in de overgang van de fijnmazige historische binnenstad naar een nieuw blok met winkels en woningen. In 2000-2001 is het gebouw verbouwd en aanzienlijk uitgebreid. Alleen de hoofdgevel, die is gericht op het Scheffersplein, bleef daarbij grotendeels intact.


Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

Gevel Vroom & Dreesmann omstreeks 1935

Toren met trappenhuis

Gevel Vroom & Dreesmann in 1995

Bouwbeeldhouwwerk aan de gevel

Interieur tapijtafdeling

71



Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

Het gebouw in ruwbouw gereed, 1932

75

Hoogste punt in 1931 met in het midden directeur B. Vehmeyer (r) en Jan Kuijt Wzn. (l)

Trappenhuis op de begane grond

Lichthof

Vroom & Dreesmann Haarlem Grote Houtstraat 70 / Verwulft / Gierstraat Haarlem • 1930-1934 De oorspronkelijke winkel van Vroom & Dreesmann in Haarlem stond aan de Gierstraat. In de loop der jaren kocht het

bedrijf de aangrenzende panden aan deze straat en aan de Grote Houtstraat. Omdat deze aankopen niet zonder pro-

blemen verliepen, duurde het een aantal jaren voordat Vroom & Dreesmann aan een grote nieuwbouw kon beginnen.


92

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann


Kuijts warenhuizen voor Vroom & Dreesmann

‘toonaangevend gebouw’ en van een ‘sieraad van bouwkunst in de Utrechtse binnenstad’.43 Tegenover V&D opende concurrent Galeries Modernes in 1941 ook een warenhuis, dat met de vooruitstekende gevel van glas en staal en dezelfde bouwhoogte enige overeenkomsten met het pand van Kuijt vertoont. Begin jaren zeventig verhuisde Vroom & Dreesmann naar het nieuwgebouwde winkelcentrum Hoog Catharijne en werden de vestigingen afgestoten. Het pand aan de Lange Viestraat werd in 1976 gesloopt.

Poster voor de opening van het warenhuis

Gevel aan de St. Jacobsstraat

93


100


101

Woningbouw Kuijt heeft zich aan het begin en helemaal aan het eind van zijn loopbaan met particuliere woningbouw beziggehouden. Hij bouwde drie villa’s, in Noordwijk (1916), in Amsterdam (1920) en in Heemstede (1940). Ook in de volkshuisvesting had hij slechts een bescheiden aandeel. De woningbouw had niet echt zijn interesse en hij beschikte evenmin over de benodigde contacten binnen die sector. Dat hij toch bij het ontwerp van enkele woningblokken betrokken raakte, had te maken met het vermeende lage niveau van de ontwerpen van de rooms-katholieke Woning-Vereeniging Dr. Schaepman. Diverse schoonheidscommissies in Amsterdam hadden meermalen de ontwerpen van de vaste architect J.H. Rijnja (1870-1941) van deze vereniging afgekeurd wegens ontoereikende artistieke kwaliteiten.45 In het voorjaar van 1919 werd Kuijt gevraagd om mede ontwerpen te leveren. Hij ontwierp twee grote woningblokken, één aan de Lutmastraat in de Coöperatiebuurt, dat tot uitvoering kwam, en één in de Stadionbuurt, dat niet doorging.

Gevel Villa Niemer aan de Prins Hendriklaan, Amsterdam


108

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Willem Pastoorsstraat met rechts het door Kuijt ontworpen woningenblok, midden jaren twintig

Sociale woningbouw Lutmastraat / Burgemeester Tellegenstraat / Willem Pastoorsstraat / Mesdagstraat • 1921 Het stratenplan voor de Coöperatiebuurt van de hand van H.P. Berlage stamde uit 1916. Dit plan met volkswoningbouw verving een plan voor een ziekenhuis op deze locatie, dat Berlage in zijn Plan Zuid van een jaar eerder had voorzien. De  betrokken woningbouwverenigingen zochten de volgende architecten aan: M. de Klerk en P.L. Kramer voor De  Dageraad, Kuipers en Ingwersen voor Patrimonium, Gulden en Geldmaker voor Rochdale, A.W. Weismann voor Onze Woning en H.J. Rijnja en J. Kuijt Wzn. voor Woning-Vereeniging Dr. Schaepman.

Zij werkten vrijwel gelijktijdig aan hun plannen. Op last van de schoonheidscommissie had Rijnja Kuijt in de arm genomen voor het ontwerp van de gevels. Hijzelf bleef verantwoordelijk voor de plattegronden en de realisatie van het blok. Het ideaal van Berlage was om een regelmatig, ritmisch gevelreliëf te scheppen voor de grote woonblokken. Hij had dit in het vogelvluchtperspectief bij de presentatie van Plan Zuid getoond.46 Dat bleek voor het langwerpige blok met 150 woningen dat Rijnja en Kuijt voor hun rekening namen geen gemakke-

lijke opgave. Kuijt probeerde met diverse middelen het blok ritme te verlenen. Dit deed hij met diverse hoekoplossingen, risalieten ter onderbreking van de horizontale belijning in de gevelwand en versieringen met geometrische baksteenpatronen. De kap was weliswaar geknikt, maar overige differentiatie ontbrak zodat deze als een gesloten deksel op het geheel drukte. Wat expressiviteit betreft stak het blok nogal af tegenover de geprononceerde vormgeving van De Klerk en Kramer aan de naastgelegen P.L. Takstraat en het Henriëtte Ronnerplein.


Woningbouw

Typerende woningplattegrond in het complex

Tekening zijgevel van het complex aan de Mesdagstraat

109



115

Bedrijfsgebouwen In de binnenstad van Amsterdam maakten tijdens het interbellum woningen steeds vaker plaats voor commerciĂŤle of publieke instellingen als kantoren, banken en handelsondernemingen. Bedrijven waarvoor representativiteit van belang was vestigden zich aan de grachten. Grotere bedrijfsgebouwen, zoals naaiateliers en -fabrieken, verrezen vooral in de negentiende-eeuwse ring.

Kuijt trad bij nieuwbouwplannen een enkele keer op als project-

ontwikkelaar, zoals aan het Hekelveld, waar hij voor een nieuw te bouwen pand een groot aantal krotten opkocht. Veel van zijn werkzaamheden betroffen verbouwingen van bestaande panden, met een aanzienlijke uitbreiding. Soms werd daarbij de oorspronkelijke vormgeving in de uitbreiding voortgezet, waarbij amper een bouwnaad is te onderscheiden. Kuijt schrok niet terug voor grootschalige ingrepen, zoals bij het Wyers-complex aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Elders conformeerde hij zich aan de fijnmazigheid in de binnenstad. Binnen dat gegeven schuwde hij bijzondere vormgeving niet, onder meer bij een bank aan de Kloveniersburgwal en een kleermakersatelier aan de Herengracht. De Fordfabriek in de nog lege IJpolders vormde voor Kuijt alleen al door zijn omvang een volkomen nieuwe bouwopgave.

Herengracht 449, atelier/winkel voor kleermaker Sormani


120

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Disconto- en Effectenbank Kloveniersburgwal 47 Amsterdam • 1920 Kort na de Eerste Wereldoorlog speelde Amsterdam een belangrijke rol in de ontwikkeling van de discontomarkt – het verlenen van acceptkredieten ter financiering van internationale goederenhandel.53 De Disconto- en Effectenbank, die al vanaf 1899 actief was54, breidde deze dienstverlening in korte tijd sterk uit. De bank adverteerde veel in dagbladen. Er stonden filiaalkantoren aan het Damrak, de Reguliersbreestraat en de Leidse-

straat. Later volgden vestigingen in Den Haag en Rotterdam. De hoofdvestiging aan de Kloveniersburgwal, een pand uit omstreeks 1600 met achttiende-eeuwse gevel, werd in 1920 door Kuijt grondig verbouwd.55 Hij verving de bakstenen onderpui door een van natuursteen. Op subtiele wijze werd de bestaande ritmiek van de vensterverdeling overgenomen. Muurdammen kregen het voorkomen van Egypti-

sche zuilen met blokkapiteel. Een ruime hal, afgewerkt met marmer en eikenhouten betimmering, gaf toegang tot het publieksgedeelte met een wisselkantoor op de bel-etage en een kas op de eerste verdieping. In de traphal naar de verdieping werd een groot glas-in-loodraam aangebracht. Kantoren en kluis waren in het achterhuis ondergebracht. De bank werd al in 1926 opgeheven.


Bedrijfsgebouwen

BOVEN

Schets interieur directiekamer ONDER

Glas-in-loodraam in trappenhuis RECHTS

Details entree en trappenhuis

121


132

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Fordfabriek Rotterdam Galvanistraat / Marconiplein • 1929-1930 In 1929 ontwierp Kuijt voor de Nederlandse vestiging van de autofabriek Ford in Rotterdam een groot fabrieksgebouw. In oktober 1930 bezocht Henri Ford de bouwplaats, en hij keurde met onmiddellijke ingang het terrein af als fabriekslocatie, omdat deze niet dicht genoeg

aan het water zou liggen. Het gebouw werd na voltooiing als assemblagehal in gebruik genomen. De lichte staalconstructie van de hal met hoog opgaande ramen werd met bakstenen kolommen bekleed, vergelijkbaar met vele fabriekspanden van Ford in de Verenigde

Staten en in Europa. De bouw werd nauwgezet met foto’s gedocumenteerd. Ford zou voor de bouw van een fabriek uitwijken naar Amsterdam, waar de gemeente wel aan zijn eisen tegemoet kon komen met betrekking tot de ligging aan water. In 1971 werd de fabriek gesloopt.


Bedrijfsgebouwen

LINKSBOVEN

Gevel van de hal aan de Galvanistraat in 1939 RECHTSBOVEN

Geveldetail tijdens de bouw eind 1930 RECHTSMIDDEN

Daklichten van de hal in 1931. In de achtergrond het Witte Dorp van architect J.J.P. Oud RECHTSONDER

Het interieur van de hal in 1931

133


136

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Ontwerpschets voor de Fordfabriek aan de Hemweg in Amsterdam, 1931


Bedrijfsgebouwen

Ontwerpschets voor de Fordfabriek aan de Hemweg in Amsterdam, 1930

Luchtfoto van de Fordfabriek aan de Westhaven in Amsterdam, 1934

137


148

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

Presentatietekening de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk met pastorie en kosterswoning door L.C. Lagrillière, 1927

Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk Dr. Schaepmanstraat 7 Halfweg • 1929 Kuijt voltooide de Onze-Lieve-VrouwGeboortekerk in Halfweg in 1929. Hij verving een oudere kerk die moest wijken voor de verbreding van de weg Amsterdam-Haarlem. De aan de rand van het dorp g ­ esitueerde driebeukige kerk valt op door de fraaie, paraboolvormige kap. De twee zijbeuken boden plaats aan smalle looppaden, waardoor de kerk als een zaalkerk functioneerde, wat het exterieur ook nadruk­kelijk suggereert. Een plattegrond met een breed kerkschip en smalle zijbeuken was vanaf het begin van

de twintigste eeuw gangbaar geworden onder invloed van de liturgische vernieuwingen in de Rooms-Katholieke Kerk. Het streven om de gelovigen meer bij de eucharistieviering te betrekken lag hieraan ten grondslag. Bij de voordien gebruikelijke driebeukige kerkplattegronden benamen de kolommen vaak het zicht op het hoofdaltaar.63 De grote halfronde apsis, afgedekt met een half tongewelf met glas-in-loodramen van L.Th.C. Lourijsen (1885-1950) bood plaats aan het priesterkoor. De gewelven verto-

nen schoon metselwerk. Een met koper gedekte helmvormige torenspits bekroont de als campanile uitgevoerde toren. Deze markeert een cluster van katholieke gebouwen; naast de kerk staan een pastorie en een kosterswoning, die met hun kapvorm aansloten bij de kerk. Ook de later gebouwde Sint-Jozefschool hoorde bij het ensemble. Model voor de toegepaste torenbekroning stond de toren bij het Palace Hotel in Kopenhagen van de Deense architect Anton Rosen, die door schetsen


Religieuze bouwwerken

149

Reeks van schetsen van de toren te Halfweg, L.C. Lagrillière, 1927

Schetsen van diverse kerken met de bestaande toestand en daarnaast de ‘verbeterde’ versie in het R.K. Bouwblad

van Michel de Klerk uit 1910 bekendheid genoot in kringen van de Amsterdamse School. De torenstudies van Kuijts medewerker Lagrillière geven daar blijk van. Uiteindelijk koos hij voor een helmachtige variant die gelijkenis vertoont met de torenspits van de Heilig Hartkerk in Schiedam van architect J.M. Groenewegen (1888-1980). Groenewegen had de Schiedamse kerk in 1927 voltooid, vlak voor hij naar Nederlands-Indië vertrok. Nog opmerkelijker is een ontwerp van Groenewegen

dat hij in 1927 in Medan maakte voor een katholieke kerk ter plaatse, een schets waarvan het zeer onwaarschijnlijk is dat Kuijt die onder ogen kan hebben gehad.64 De paraboolvormige kap, nu niet alleen van de toren, maar van het gehele kerkgebouw, vertoont een frappante overeenkomst tussen zijn ontwerp en de kerk van Kuijt. De Delftse hoogleraar J.P. Wattjes nam de kerk in 1931 op in een boek over moderne Europese kerkenbouw.65 Twee jaar eerder had architect J.M. van Harde-

veld in het boek Ars Sacra66 een overzicht geboden van de ontwikkeling van de religieuze kunst in Nederland waarin de kerk ook was opgenomen. Drie jaar later zouden veel kerken uit deze publicatie onder vuur worden genomen door het R.K. Bouwblad.67 Dit blad benaderde architectuur vooral vanuit de katholieke identiteit. Van baksteen-expressionisme moest het weinig hebben. In het artikel nam de schrijver met de initialen B.B. diverse R.K. kerken de maat. Naast een schetsje van het bestaande gebouw zette hij een


150

Jan Kuijt Wzn. [1884-1944] Bouwen voor Vroom & Dreesmann

LINKSBOVEN

De Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk, Jan Kuijt Wzn., 1929 MIDDENBOVEN

Heilig Hartkerk Schiedam, J.M. Groenewegen, 1927 RECHTSBOVEN

Schetsontwerp katholieke kerk Medan (Indonesië), J.M. Groenewegen, 1927 LINKS

Plattegrond Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk, Jan Kuijt Wzn., 1927

‘verbeterde’ versie, die meer recht zou doen aan de eenvoudige grondvormen waaruit de katholieke kerkelijke architectuur volgens hem diende te zijn opgebouwd. Moderne of frivole vormen werden op het Procrustesbed van de katholieke eenheidsgedachte gelegd. De Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk onderging met vele anderen ook zo’n behandeling. Het was tekenend voor het gebrek aan waardering in eigen kring, dat Kuijt deelachtig was. In het R.K. Bouwblad

komt hij verder niet voor. Het blad was ook vooral een Rotterdams/Haagse aangelegenheid, waarin een Amsterdammer als Kuijt nauwelijks aandacht kreeg. Deze zal daar niet rouwig om zijn geweest. Hoe katholiek Kuijt ook was, de nadrukkelijke groepering naar gezindte die in de jaren twintig en dertig vooral door katholieke instanties werd bepleit, vond bij hem weinig weerklank.68 Met de leerstelligheid van het R.K. Bouwblad had hij evenmin veel op. De kerk en de markante toren werden nooit op een gemeentelij-

ke monumentenlijst geplaatst, ondanks dringend verzoek van onder meer het Cuypersgenoot­schap. Het ensemble van kerk, school, pastorie en kosterswoning werd in een bouwhistorische verkenning weliswaar als waardevol beschreven, maar dat vormde geen verweer tegen de amputatie van het kerkgebouw. De sloop van de helft van het schip leverde de kerkgemeenschap een hanteerbaar gebouw op, en de projectontwikkelaar het omliggende terrein voor de bouw van enkele bungalows.69


Religieuze bouwwerken

Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk Halfweg met pastorie, Jan Kuijt Wzn., 2016 (boven) en 2006 (onder)

151


Colofon Architect Jan Kuijt Wzn. 1884-1944. Bouwen voor Vroom & Dreesmann is uitgegeven door Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij Auteur Radboud van Beekum Redactie Gerrit Vermeer Ontwerp en opmaak Kees Reniers Pim van Schaik Druk Finidr, Tsjechië

ISBN 9789079156429 2018, eerste druk Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij, Stokerkade 124, 1019 XB Amsterdam T 020 320 81 78, info@stokerkade.nl, www.stokerkade.nl © Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij en Radboud van Beekum Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van auteur en uitgeverij.

Deze uitgave is mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van het Prins Bernhard Cultuurfonds (Charemafonds) en de familie Kuijt


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.