6 minute read

Frederik baron van Tuyll van Serooskerken

Principieel man bij het Rode Kruis

De kasteelheer zelf, Frederik baron van Tuyll van Serooskerken, was in de oorlog velen behulpzaam: gewonde soldaten, vluchtelingen, onderduikers en dorpsgenoten die voedsel of brandstof tekort kwamen. Moeilijk was zijn principiële positie als bestuurslid van het Nederlandse Rode Kruis en zwaar de periode als gijzelaar in Sint-Michielsgestel.

Advertisement

Frederik van Tuyll van Serooskerken was geboren in Renkum. Toen zijn vader in 1900 Slot Zuylen erfde van een oudoom, kwam hij met zijn ouders naar Zuilen. Net als zijn vader studeerde hij in Delft af als ingenieur. Al jong werd hij gemeentesecretaris van Westbroek en daarna burgemeester van Abcoude en Zuilen. Hij woonde toen met zijn gezin in Huize Zuylenveld aan de Vecht. Na het overlijden van zijn moeder in 1922 verhuisde zijn vader naar Zwitserland. Frederik junior betrok met zijn vrouw en zoons Slot Zuylen. Na het einde van zijn burgemeesterschap in 1931 werd hij lid van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht.

Oorlogsgewonden Dat de baron de Duitse inval eerst niet had zien aankomen blijkt uit het feit dat hij in 1939 toestemming gaf voor de aanleg van schuilkelders op zijn land, maar dit eigenlijk overbodig vond omdat Nederland neutraal was. Dat hij een zeer principieel man was, bleek in oktober 1940, toen hij weigerde de Ariërverklaring te ondertekenen. De Duitsers eisten van alle overheidsdienaren dat zij verklaarden niet joods te zijn. De baron was een van de tien personen uit het hele land die dit weigerden; hij nam ontslag als gedeputeerde.

Kort na de capitulatie van het Nederlandse leger stelde de baron Huize Zuylenveld, zijn voormalige woning, ter beschikking aan het Rode Kruis voor de revalidatie van gewonde Nederlandse militairen. In 1939 had hij Zuylenveld al beschikbaar gesteld aan protestantse hulporganisaties voor de opvang van joodse vluchtelingen uit Duitsland.

In het herstellingsoord Zuylenveld verbleven tijdens de oorlogsjaren zo’n 30 amputatiepatiënten en enkele mannen met oogletsel. Zij waren invalide geraakt bij de Slag om de Grebbeberg en op andere plekken. De patiënten werden in Zuilen

begeleid door specialisten van het Militair Hospitaal in Utrecht, waar ook kunstarmen en -benen vervaardigd werden, en van het Ooglijdersgasthuis. Op het dak van Huize Zuylenveld was een rood kruis aangebracht.

Gijzelaar In mei 1942 werd de baron door de Duitsers opgepakt, samen met enkele honderden andere vooraanstaande Nederlanders die als anti-Duits bekend stonden. Zij werden als gijzelaars geinterneerd in het Kleinseminarie Beekvliet in Sint-Michielsgestel. De leefomstandigheden in dit kamp waren naar verhouding niet slecht, maar soms werden er geïnterneerden geëxecuteerd als represaillemaatregel.

Jongste dochter Henriëtte weet zich haar vaders gevangenname nog te herinneren. ‘Het was op mijn verjaardag. Ik hoorde beneden onbekende geluiden. Het staat me bij dat vader eerst Psalm 121 met ons mocht lezen: Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar zal mijn hulp komen? Mijn hulp is van de Heer. Dat gebeurde altijd bij bijzondere gelegenheden, als we op reis gingen of bij examens. Toen werd vader meegenomen, wij wisten niet waarheen. Later bleek hij naar Sint-Michielsgestel vervoerd te zijn als gijzelaar. Daar heeft vader enige maanden gevangen gezeten tot hij zelf teveel hartklachten kreeg. In het kamp werkte hij als verpleger in het lazaret. Zij noemden hem daarom Zuster van Tuyll. Wij schreven elkaar heel geregeld brieven. Eenmaal ben ik met moeder mee op bezoek geweest bij hem.’

Linksonder: Portret van kleindochter Lucile, in 1944 gemaakt door de joodse onderduiker Lodewijk Bernard van Nierop

Onder: Tobias en Thijs Asser, jongens uit een joodse familie die in 1944 in Slot Zuylen verbleven. Lodewijk Bernard van Nierop was hun oudoom.

Rode Kruis Frederik baron van Tuyll van Serooskerken zat sinds 1934 in het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis als afgevaardigde van de Johanniter Orde (een protestantse ridderorde). De oorlog was voor het Rode Kruis een ingewikkelde periode. Moest men meebuigen met de bezetter of niet? Van Tuyll van Serooskerken wilde als een van de weinige bestuursleden principieel blijven, zelfs als dit het einde van het Nederlandse Rode Kruis zou betekenen. Hij verzette zich (tevergeefs) tegen de opzet van de Zeereddingsdienst

omdat die feitelijk een verlengstuk was van de Duitse marine. Hij stemde als enige tegen de Oostfrontambulance ter ondersteuning van gewonde Nederlandse SS-vrijwilligers aan het Oostfront. Ook zag hij af van voedselhulppakketten voor eigen gebruik.

De Duitsers stelden in 1942 de NSB’er Engelbrecht aan als voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis. Uit protest tegen deze benoeming besloot de baron de bestuursvergaderingen niet meer bij te wonen. Zelf verklaarde hij in 1948 aan een enquêtecommissie: ‘Ik heb toen op verzoek van mijn medeleden niet officieel ontslag ingediend, omdat dan de mogelijkheid werd geopend dat er een NSB’er lid van het dagelijks bestuur werd… [Toen] heb ik gezegd dat ik vooralsnog bereid was om de plaats vast te houden, maar dat men moest weten dat ik niet meer kwam.’

Onderduikers Hoewel hij als bestuurslid van het Rode Kruis eigenlijk ‘neutraal’ moest zijn, was de baron actief in het verzet. Als medewerker van Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (L.O.)

Onder: De baron naast koningin Juliana met Hongaarse vluchtelingen, 1956

maakte hij deel uit van een roulatienetwerk voor onderduikers. Een belangrijke taak was om onderduikers tijdelijk op te vangen in het Slot en dan door te zenden naar een veilige locatie, soms naar boerderijen die ook familiebezit waren. Zoon Hans coördineerde dit voor het oosten des lands.

Hans vertelde bij een interview in 1986 over een massale huiszoeking in 1944. ‘De Duitsers omsingelden het kasteel en staken van alle kanten met bootjes de gracht over. Mijn ouders en juffrouw James, de secretaresse van vader, werden gedwongen met een groep Duitsers het kasteel door te gaan. Alles werd doorzocht. Hun werd los van elkaar voorgehouden dat ze er verstandig aan deden alles te vertellen, omdat de anderen dat ook hadden gedaan. Hun gelijkluidende reactie was – zonder dat dit was afgesproken – dat als het toch al bekend was, zij niets meer hadden toe te voegen. De huiszoeking, die duurde van ‘s morgens acht tot ‘s middags vier uur, leverde niets op. In Slot Zuylen blijven er altijd plekjes die niemand weet te vinden.’ bewoners een bedankbrief in de vorm van een soort oorkonde ondertekend namens de ‘Houtsprokkelaars van Zuilen 1944-1945’.

Onderscheiding Na de oorlog werd de baron voorzitter van het Nederlandse Rode Kruis, waarvoor hij kort voor zijn dood in 1958 een onderscheiding ontving uit handen van minister-president Drees. Ook werd hij benoemd tot opperkamerheer van koningin Juliana, een belangrijke ceremoniële functie aan het Hof. In Huize Zuylenveld werden Tsjechische studenten opgevangen die gevlucht waren voor het communistisch regime, terwijl Frederik van Tuyll van Serooskerken zich in 1956 met het Rode Kruis ook inzette voor Hongaarse vluchtelingen. Ongetwijfeld zal de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog hem daarbij hebben gemotiveerd.

Houtsprokkelaars In 1944 was er geen brandstof meer om de huizen in het dorp te verwarmen. Bomen werden aanvankelijk stiekem gekapt, later gaf de baron inwoners van Zuilen royale toestemming om bomen te kappen aan de Zuilenselaan en de Daalseweg. Sommigen kregen persoonlijk een boom toegewezen om te mogen kappen en op te stoken. De baron ging met hen het bos in, koos zelf de bomen uit en markeerde ze met een wit kruis. Na de bevrijding hebben zo’n 50 dorps

This article is from: