Tijdschrift 1899 - juli

Page 1


7e Jaargang. N°. 7. Juli 1899.

TIJDSCHRIFT

VAN DEN NEDERLANDSCHEN SCHAAKBOND.

BESTUUR VAN DEN N. S.: Dr. A. VAN RHIJN, Voorzitter; H. J. DEN HKRTOG, Onder-Voorzitter; W. II. M. DE VEEB, Haarlemmerstraat 78, Amsterdam, Penningmeester; H. D. B. MEIJER, G-eldersche Kade 37, Amsterdam, Secretaris; J. P. RUNSINK.

REDACTIE: J. E. HEEMSKEEK, Sas van Gent, J. F. S. ESSER, J. W. TE KOLSTÉ. W. B. H. MEINERS, Dr. A. G. OLLAND.

Van dit blad, dat omstreeks den -20sten van iedere maand gratis aan de Bondsleden wordt toegezonden, zijn extra-nummers verkrijgbaar a 15 cents en een geheele jaargang ii f 1.50, eveneens slechts voor Bondsleden. Als lid van den Bond betaalt men ƒ2.50 contributie. Nadere inlichtingen verschil ft deSecretaris.

INHOUD: Bondszaken; Agenda Algemeene Vergadering; Bepalingen Bondswedstrijd; Eene vermakelijke partij Schaak; Jasnogrodsky in Montreal, Esser in Londen; Probleemrubriek; Over de oeconomie in de matstelling van van Eelde; Verschillende Partijen; Eindspelen.

Bondszaken. Nieuwe Leden.

Mej. Roelofsz, Amsterdam. | Henri Steffelaar, Frankfort a/M.

De Zeven en Twintigste Algemeene Vergadering en Jaarlijksche Groote Wedstrijd van den Nederlandschen Schaakbond zal plaats hebben den 6den Augustus a. s. en volgende dagen, in het Gebouw „Concordia", N. Z. Voorburgwal te Amsterdam. (De vergadering wordt op 6 Augustus te één uur geopend.)

AGENDA :

1. Opening.

2. Voorlezing der notulen van de Algemeene Vergadering 1898 en de Buitengewone Algemeene Vergadering van 23 Mei 1899.

3. Voorstel van het Bestuur, om den te benoemen Hoofd-redacteur eene jaarlijksche geldelijke tegemoetkoming van ƒ 200,— toe te kennen.

4. Verslag en Verantwoording van den Penningmeester.

5. Bekendmaking der namen van de prijswinners en den eervol vermelde in den wedstrijd in de compositie van driezettige problemen. (Voor het rapport zie blz. 141 in de Juni-Afl. van het Tijdschrift.)

9

6. Verkiezing van eene Commissie ter voldoening aan Art. 19 van het Reglement.

7. Verkiezing van een Voorzitter, aan de beurt van aftreding.

8. Verkiezing van een Penningmeester.

(De Heer de Veer ziet zich tot zijn leedwezen, wegens drukke bezigheden verplicht, zijne functie neêr te leggen.)

9. Benoeming van Redacteuren van het Tijdschrift.

10. Voorstel van het Bestuur, om den eersten prijswinner van den internationalen Hoofdklassewedstrijd den titel van „Meester van den Nederlandschen Schaakbond" toe te kennen.

11. Behandeling van de voorstellen tot wijziging van het Reglement, zie Juni-Afl. blz. 114 en 115.

(De door H. I). B. Meijer voorgestelde wijzigingen worden door het Bestuur overgenomen.)

12. Vaststelling der begrooting voor 1900.

13. Vaststelling der plaats, waar in 1900 de Algemeene Vergadering zal worden gehouden.

14. Wat verder ter tafel zal worden gebracht.

15. Sluiting.

De Heer W. B. H. Meiners ziet zich tot zijn leedwezen genoodzaakt met primo September zijn functie van Redacteur der Probleemrubriek neêr te leggen.

Gemeenschappelijke maaltijd

Na afloop der Vergadering bestaat gelegenheid gemeenschappelijk te dineeren, in het Restaurant de „Roode Leeuw," Vijgendam £t ƒ1.50 per couvert. Hun, die aan het Diner wenschen deel te nemen, wordt verzocht daarvan vóór 4 Augustus bericht te zenden aan den Bondssecretaris.

Réunie.

Zondag 6 Augustus des avonds te 7V2 uur in het wedstrijdlokaal.

Leden, die den wedstrijd wenschen te bezoeken, worden verzocht hun Bewijs van Lidmaatschap over 1899 mede te brengen en aan den ingang van het wedstrijdlokaal op aanvraag te vertoonen.

Introductiekaarten voor den geheelen duur van den wedstrijd zijn Èt ƒ 1.— verkrijgbaar bij den Bondssecretaris of aan den ingang van het wedstrijdlokaal.

'SS

Photografische opname van alle deelnemers aan de wedstrijden. Maandag 7 Augustus te 21/2 uur.

* * *

Internationale Hoofdklasse wedstrijd. Speciaalprijs.

Een Aquarel, getiteld: „Een Hollandsch buurtje", uitgeloofd door den auteur den Heer A. Ie Comte te Delft, voor de mooiste offer-combinatie met een of meer stukken sterker dan een pion.

* * *

Internationale Hoofdklassewedstrijd.

Deelnemers-. Dr. C. Trimborn, Keulen; J. l)imer, Hamburg; Pat, Ströbeck; F. W. Pelzer, Frankfort a. M; Rud. Swiderski, Leipzig; Josef Partaj, Praag; H. E. Atkins, Northampton; Dr. N. Mannheimer, Frankenthal; Mr. I. 1). Tresling, Winschoten; „Mat" Utrecht; Jhr. A. E. van Foreest, Amsterdam; D. Bleijkmans, Amsterdam; W. B. H. Meiners, Amsterdam; J. W. te Kolsté, 's-Gravenhage; J. J. R. Moquette, Utrecht; J. F. Heemskerk, Sas van Gent.

Ten gevolge van het niet spelen op Zondag, moeten op Dinsdag 15 Augustus ook twee partijen gespeeld worden, daardoor blijven er te weinig vrije avonden om hangpartijen af te spelen. Om nu die hangpartijen zoo min mogelijk te doen voorkomen, heeft het Bestuur besloten, den speeltijd inplaatsvan 9—1V2 en 6—10V2 te stellen op 9—2 en 6—11.

Het Handelsblad, het Nieuws van den Dag, en l)e Telegraaf zullen iederen dag den stand van den wedstrijd opnemen.

Hotels te Amsterdam.

Palais Royal, in de onmiddellijke nabijheid van het wedstrijdlokaal, Krasnapolsky, Stadt Eiberfeld, Hotel De Wereld, Hotel Het Haasje.

Tijdige bespreking zeer aan te bevelen.

Groote Bondswedstrijd. Algemeene Bepalingen.

1. De wedstrijd zal worden gehouden te Amsterdam in het gebouw „Concordia", N. Z. Voorburgwal, in drie klassen, n.1.: Internationale Hoofdklasse, ie klasse en 2e klasse, en vangt aan op Maandag 7 Augustus, des morgens te 9 uur.

De nu volgende bepalingen gelden alleen voor ie en 2e klasse. Voor den Internationalen Hoofdklasse-wedstrijd zie de Tuni-afl. blz. 115—117.

De loting der deelnemers zal plaats hebben op Zondagavond 6 Augustus te 7V2 uur in het wedstrijdlokaal.

2. Aangifte voor dezen wedstrijd moet geschieden aan den Bondssecretaris H. 1). B. Meijer, Amsterdam, Gelderschekade 37, vóór Zondag 6 Augustus of uiterlijk bij het eindigen van de Algemeene Vergadering met bijvoeging van een inleggeld voor de ie klasse van ƒ 3,—, voor de 2e klasse van f 2,—•.

i56

3. De leiding van den wedstrijd is opgedragen aan den Bondssecretaris of zijn plaatsvervanger(s).

4. Prijzen.

Voor de Eerste klasse, bij 8 of meer deelnemers: f 40—, f 30,—. f 20,—, ƒ 10,—.

Voor de Tweede klasse, bij 12 of meer deelnemers: f 30,—, ƒ 20,—, ƒ 10,—, / 8 —, f 6,—, ƒ 4,—.

Eere-Medaille ingevolge Art. 37 van het Reglement.

Voor de Hoofdklasse. De verdediging van deze Medaille wordt uitgesteld tot het volgende jaar.

Voor de Eerste klasse. Te verdedigen door den Heer Dr. A. van Rhijn, Leiden.

Voor de Tweede klasse. Opnieuw beschikbaar gesteld. Wedstrijd Bepalingen.

1. Bij groote deelname worden de deelnemers der ie klasse (ook der 2e klasse, indien het voorstel van „Staunton", zie Juni-Aflevering blz. 114, wordt aangenomen) gesplitst in groepen, welker aantal en sterkte door 't Bestuur wordt vastgesteld. Het Bestuur behoudt zich voor te bepalen, dat, mocht het aantal deelnemers het samenstellen van kleine groepen noodig maken, ieder met ieder twee partijen moet spelen.

2. Er wordt gespeeld volgens het Reglement op het Schaakspel van den Bond; volgens op te maken rooster en groepeering, te regelen naar de tabellen van Schurig, voorkomende in Berger's „Schachjahrbuch" 1899/1900, met twee ronden per dag en wel van 9—2 en 6—11 uur. De afgebroken partijen worden naar volgorde der ronden afgespeeld van 2V2—4V2 uur. De bedenktijd is 20 zetten per uur voor beide klassen. Overgewonnen tijd op een dier reeksen komt de volgende reeks ten goede.

3. Overschrijding van tijd heeft verlies der partij ten gevolge. De controle geschiedt door schaakklokjes. Ieder speler moet, nadat hij zijn zet heeft gedaan, zijn klok stil zetten, waardoor de klok van de tegenpartij in beweging komt. De klok van de tegenpartij mag niet aangeraakt worden. Alleen de leider heeft het recht onregelmatigheden in den loop van de klokjes op te heffen. Op de vastgestelde" speeltijden worden de klokjes van hen, die aan den zet zijn, in beweging gebracht. Wanneer een speler na verloop van een uur niet aanwezig is, wordt de partij voor hem als verloren, voor zijn tegenpartij als gewonnen aangemerkt; verzuimen beide spelers den aangegeven tijd, dan wordt de partij voor beiden als verloren aangemerkt.

4. Het aanvangen der partij om 9 en 6 uur en het afbreken der partij te 2 en 11 uur, wordt door luiden van een bel aangekondigd. In het laatste geval heeft de speler die aan den zet is, zijn zet op te schrijven en in een gesloten couvert aan den leider af te geven. Bij voortzetting der partij wordt het couvert in tegenwoordigheid der spelers geopend en de opgeschreven zet medegedeeld. Het analyseeren van in gang zijnde of afgebroken partijen is verboden.

5. De deelnemers nemen de verplichting op zich alle partijen met hun volle

157

speelsterkte ten einde te brengen en niet zonder overwegende redenen zich uit den wedstrijd terug te trekken.

Onderlinge concessiën tusschen de deelnemers, alsook het niet nakomen van de onderhavige bepalingen, kunnen uitsluiting van den wedstrijd, met verlies van alle aanspraak op een prijs, ten gevolge hebben.

Zonder toestemming van den leider mag geen speler, zoolang zijn partij aan den gang is, het wedstrijdlokaal verlaten.

6. Onmiddellijk na het eindigen der partij, moeten beide notitiën bij den leider worden ingeleverd. De partijen zijn het eigendom van den Bond en mogen zonder toestemming van het Bestuur niet gepubliceerd worden.

7. Trekt zich een deelnemer gedurende den wedstrijd terug, dan worden, wanneer hij de helft of meer van het oorspronkelijk aantal partijen heeft afgespeeld, de nog te spelen partijen voor hem als verloren, voor de tegenpartij als gewonnen beschouwd. Heeft hij minder dan de helft afgespeeld, dan worden deze als niet gespeeld beschouwd.

Ieder die, om welke reden ook, zich uit den wedstrijd terugtrekt, verliest alle aanspraak op een prijs en op teruggave van het inleggeld.

8. Het Bestuur is bevoegd, indien het meent dat daartoe termen bestaan, een mededinger in een andere klasse te plaatsen, dan waarvoor hij zich aanmeldt.

9. Bij het spelen in groepen, zal voor den aanvang van den wedstrijd worden medegedeeld, hoe de groepwinners om de prijzen zullen kampen.

10. De gewonnen partijen worden met 1, de verloren met o, deremisepartijen met i/2 aangeschreven, en de prijzen naar gelang van het behaalde aantal winstpunten uitgekeerd. Bij gelijk aantal punten worden de prijzen gedeeld; slechts om den eersten prijs moet ééne beslissende partij gespeeld worden.

11. In alle niet voorziene gevallen beslist eene commissie, bestaande uit den leider, de aanwezige bestuursleden en 2 spelers, door de deelnemers onderling aan te wijzen.

1 rotesten tegen de uitspraak van deze commissie worden niet aangenomen.

12. Het Bestuur behoudt zich het recht voor, bovenstaande bepalingen te wijzigen of te vermeerderen, wanneer het zulks in 't belang van den wedstrijd noodig acht. HET BESTUUR.

PURMERENDE. — Op Zondag 2 Juli en voortgezet op 16 Juli, gaf de Heer W. Muntjewerfif van Amsterdam een Simultaan-voorstelling. Van de 12 partijen won hij er 8 en verloor er 4.

LEIDEN. — Aan de onderlinge wedstrijden van het Leidsch Schaakgenootschap namen in de ie klasse 7, in de 2e 10 leden deel.

In de ie klasse, waarin ieder speler met ieder ander twee partijen spelen moest, verkreeg de Heer B. Leusen den eersten prijs (10 p.), de Heer Dr. A. Oppenheim den tweeden (81/2 p.) De Heer Esser verkreeg 7 punten.

In de 2e klasse behaalden de Heeren C. J. Strick van Linschoten den eersten (7Vg P-)> J- C. Kruijt den tweeden en Wilhelmy Damsté den derden prijs (ieder 7 p.) na beslissingspartij.

9*

Overzicht van den Schaakwedstrijd van het Schaakgezelschap „Staunton", volgens t nieuwe stelsel „Meijei , in vier ronden en tevens in vier klassen, op Maandag 5, 12, 19 en 26 Juni 1899.

Om den prijs, eene photogravure, uitgeloofd door de Eereleden van „Staunton" de H.H. Becker en Runsink. Klasse. Lotingsn".

NAMEN

DER

DEELNEMERS.

Winstpunten. iste Ronde. 2de Ronde 3de Ronde. 4de Ronde.

Ronden 1; 2 3 4 Samen Sonnenb Berger. Paring. NAMEN. "Uilblclg Paring. NAMEN Uitslag. Paring. NAMEN. •uitslag. Paring. NAMEN. | Uitslag

2 1 H. F J Güppertz ...[11013 13 1 (Güppertz . 1 10 (Snel . . |i 2 i Onnes. . . 1 11 ) Boerma . o

2 2 J Onnes 01102 5 2 (Onnes. . . o 11 j Boerma . . [o 3 (Groenman . o 12 jJan Meijer 1

- 3 J H. Groenman. . .00011 1 171 Scheltens. . 1 9 1 de Winter . 1 1 j Güppertz . o 10) Snel . . . 1

2 4 R.Meijer o ijl 1 3 16 3 (Groenman . q 12 (Jan Meijer . o 4 R. Meijer I 13|v. Groningen o

2 5 L Renk-n .00101 3 16 Wieling 1 8 |Okken. • 1 17/Scheltens o 9 j de Winter 1

3 6 F. P. M. Baetens . . i;2 o o o 1/2 l 4 <R Meijer' ' ° '3 I v. Groningen o 5 (Renken . 1 14 j Nabnng . o

4 7 S E Sanders ....00000 o 15 (Deelman. . 1 7 (Sanders . o 161 Wieling ..18 jOkken. . . o

2 8 U. P. Okken 0010 1 2i/S 5 i Renken . . o 14 Nabring . . 1 6 I Baetens . o 15 i Deelman . 1

2 9 G J de Winter. . . . Vs 1 ° ' 2lh 11V2 '41 Nabring . . 1/3 6 | Baetens . . o 15 (Deelman. . 1 7 (Sanders . . o

3 IO G. Snel 1 1 o 1 3 ji3ys 6 i Baetens . . 1/2 V5 I Deelman . . 1 j 7 (Sanders . 016 (Wieling . 1

1 11 Dr N Westend. Boerma isio 1 o 11/2 3V2 13 I v. Groningen 1 5 (Renken . . o 14 (Nabring ..06 (Baetens o

2 .2 jan Meijer 1 o 1 1 3 i4lfe 7 (Sanders o .6 Wieling ..18 Okken. 1 .7 Schellens.

1 13 J. W. van Groningen. .11103 I2l/s 12 (Jan Meijer . I 4 j R. Meijer. . 1 13 ) v. Groningen 1 5 )Renken . . o

2 14 E. Nabring % 1 o o 11/2 2V2 8 I 0kken ' 0 '7 iSchellens . o 9 I de Winter o 1 (Güppertz. 1

1 15 L H. Deelman ... 11 1 1 4 181/2 n (Boerma . . Vs 3 (Groenman . o 12 (Jan Meijer . 1 4 (R. Meijer . 1

1 16 E. Wieling 1 I I 114 20% Prijs. 9 i de Winter .1/2 t (Güppertz. . 1 10 j Snel . . o 2 (Onnes . . o

1 17 H. Scheltens 1 o o 1 2 51/2 to Snel ..12 Onnes. . .111 Boerma ..13 Groenman . 1

Deze wedstrijd werd gespeeld volgens 't nieuwe stelsel Meijer en wel in vier ronden en tevens in vier klassen. De eerste klasse geeft voor aan de tweede, de tweede aan de derde en de derde aan de vierde pion f7; de eerste aan de derde en de tweede aan de vierde Paard bi; de eerste aan de vierde Paard bi en pion f2. Niemand is verplicht de voorgift aan te nemen De Secretaris, E. WIELING-

r59

Eene vermakelijke partij Schaak. Vrij naar het Duitsch, uit het „Augsburger Schachblatt."

In het schaakgezelschap te Stellendam, den lezers reeds bekend door zijn befaamde kiesvereeniging, was de heer A. een van de verwoedste spelers en in 't bijzonder een onvermoeid voorvechter voor het beginsel „pièce touchée, pièce jouée", dat hij tegenover zijne tegenpartij onverbiddelijk toepaste. Tegenover zich zeiven was hij wat meer bereid eens iets door de vingers te zien, en hij geneerde zich niet, als het hem in zijne kraam te pas kwam, soms een zet terug te nemen.

Wanneer zijne tegenpartij daartegen opkwam, antwoordde hij koeltjes dat hij zeer duidelijk „j adoube ' gezegd had. Als dan zijne tegenpartij zeide daar niets van te hebben gehoord, volgde bits: „Ja, bij het schaakspelen moet men opletten."

Op deze gewoonte bouwde zijn medelid, de heer Z., die zekere beroemdheid had verworven in het uitvoeren van fijne streken, een listig plan.

Dit. plan gaf aanleiding tot eene schaakpartij, die de beroemde „onsterfelijke partij", althans in kortheid, in de schaduw stelt, waarbij het onderstaande gesprek gevoerd werd:

Z., die Wit heeft, zegt: „Nu, meneer A, vandaag zal ik u eens de fameuse nieuwe opening te proeven geven," en hij speelt i. e2 e3.

A. „Komt u me nu weer met dien flauwen zet aan . ..

Z., „Flauw? de zet van van 't Kruijs tegen Anderssen!"

A. „U bent van 't Kruijs niet, meneer, en Anderssen speelde den mooien zet niet, waarmee ik gewoon ben uw oudbakken zet eens nieuwerwetsch te weerleggen " en hij speelt i f7 f5.

Z„Ja wel, dat zetje ken ik zeker; maar mijn allernieuwste voortzetting zal u het lachen wel afleeren, daar...," Ddi, h5f, „schaak, mijneer."

A. „Ach, maar, mijn beste meneertje, bij den tweeden zet al een tempo verliezen; en dat noemen ze nu tegenwoordig schaakspelen! Als 't u belieft;" 2. g7, g6.

Z. „Blijf maar kalm; U zult de beteekenis van mijne combinatie wel dadelijk zien." Hij neemt den looper fi, raakt het veld c4 er mede aan, maar trekt dan dadelijk de hand terug om den looper weer op fi terug te zetten.

A. „U hebt den looper aangeraakt, meneer Z., u moet er mee spelen."

Z. „Maar mijn beste meneer A, dat is nu toch niks dan een verkijken! Uit een zoo klinklare vergissing zult u toch geen voordeel willen trekken."

A. „Wat ik doen wil, is mijne zaak. Mijn principes kent U; en dus speelt u met den looper. Let u voortaan eenvoudig beter op."

Z. „Dat is me nu toch een royaal spelen! Enfin, voor mijn part dan maar Ik troost er mij maar mee dat het recht geëerbiedigd moet worden, en de partij win ik in ieder geval toch." Hij speelt 3. Lfr, e2.

A. die niet heeft opgelet dat de looper, 'in plaats van naar c4, naar e2 is gespeeld: „Als u bescheiden was, en niet zoo veel praats had, zou ik misschien nog medelijden met u hebben, maar uw blufferij verdient geen pardon; ik neem de Dame," en speelt 3 g6 X hs.

Z. Speelt 4. Le2 X hsf mat en zegt: „Schaak, meneer, en mat 1"

A. „Wat "

T6O

Jasnogrodsky in Montreal.

Sommigen onzer lezers herinneren zich wellicht nog dezen Rus, die in Simpson's Divan eene wedstrijd-partij met Loman speelde, die ontaardde in een exhibitiongame (de laagste vorm van beroepspel, waarbij de toeschouwers, als blijk hunner waardeering van het interessante der partij, de een één penny, de ander een shilling op het tafeltje neerwerpen, voor den winner, of bij remis te deelen) en waarbij Loman won, maar als amateur natuurlijk het aldus verworven geld liet liggen, zoodat Jasnogrodsky als verliezer twee rt drie pond opstreek!

Deze speler heeft zich tegenwoordig in Montreal gevestigd en heeft daar een koffiehuis ingericht zooals de schaakspelerskoffiehuizen Simpson's Divan en Café de la Régence.

Uit de Montreal Witness nemen wij eene partij van hem over, diein die schaakrubriek wel wat sterk opgehemeld is, maar die toch werkelijke verdienste heeft en ons gelegenheid geeft tot onze noot b) betrekkelijk de theorie, en onze noot ') betrekkelijk de praktijk van het schaakspel.

No. 588. Wit: Jasnogrodsky. Zwart: Kaiser.

Geweigerd Damegambiet.

r. d4 ds 15. P C3!f) P f6 29. D g3 Pe6k)

2. C4 e6 16. f4") b5 30. Pfó:!?1) Df6:

3. P f 3 P f 6 17. D f3 Dd6 31. P c61 T dd7nl)

4. PC3 b6 18. g4 Pd7 32. P a7: T a7:

5. Lf4 Lb7

19. Tcdr!11) TfeS 33. Dgs Df7

6. e3 a6 20. gs Pf8 34. Des S6

7. Ld3 Le7a) 21. Pe2 f6 35- f 5 T a6

8. Tci P h5b) 22. gf Lf6: 36. T f2! h6")

9. Les! P d7c) 23. Pg3 Lc8 37- T fg2 gs

10. cdJ) edd) 24. Khi T a7 38. h4 P h7

n. 0—0 o—o 25. Tgi Td8') 39. Th2! Tf6°)

42. Pea P es : )c 26. T d2 Ih j 40. hg P gs :

13. Pes: c$ P 27. Phs as ' > 41. e4! Lb7p)

14. Lbi C4

•) Beter is L dó.

28. Tdg2 D b6 42- Db8t Zwart geeft de partij op. q)

bj De fout waaraan de Zwarte partij te gronde gaat; Zwart had hier de of Pe4 moeten spelen. Het is de moeite loonend hoe uitnemend Jasnogrodsky Zwart's fout weerlegt door zijn gezond nuchter tegenspel.

c) Op 9. . . . f6 volgt 10. Pgs !

a) In deze ruil ligt het zwaartepunt van Zwart's fout bij zijn 8""'n zet en van Wit's wederlegging van die fout.

) Ncodig om de velden C7 en c6 te beveiligen.

f) Om het Zwarte paard terug te jagen om f5 te beletten.

B) Wit heeft nu een overweldigende aanvalsstelling. Zijn pionnen op deKonings-

IÓI

vleugel zijn niet tegen te houden, en Zwart kan zijne stukken niet voldoende opstellen tot verdediging.

h) Om Pe5: te beletten door den aanval op pion ds door d4 X ej. ') Om zich zooveel mogelijk te beveiligen tegen het dreigende Ph5_

]) Men moet hier Zwart's spel niet miskennen, al laat hij den aanval op zijne Koningsstelling maar zonder wederstand onbeantwoord. Al de zetten die hij met zijne andere stukken kan doen zijn of schadeloos of nutteloos. En nu stelt hij zich zoo sterk mogelijk op de Koninginnevleugel om Wit te beletten een aanval te doen met bijvoorbeeld winst van een pion en verder afruil van de meeste stukken. Alleen kwam hier nog in aanmerking 27 Tc7; maar ook dit baatte niet; zie noot1)

k) Er dreigt 30. Pg7 : Lg7 : 31. Dg7 :f Tg7: 32. Tg7 :f Kh8; 33. Tg8f mat. ') Jasnogrodsky zegt in de Montreal Witness met zelfvoldaanheid: „30. Pg7: won ook; de gekozen zet is aardiger (prettier)". W ij plaatsen bij den gekozen zet een uitroepteeken, maar ook een vraagteeken. En wel om deze reden: Wit heeft een doodgewonnen partij (zie diagram), met 30. Pg7: Lg7 : 31. Dg7--i" Tg7: 32. Tg7:| Kh8; 33. Pf7f Df7: 34. Tf7 : (tot zoover geheel gedwongen voor Zwart) en bijv. 34 Le6, 35. Ta7, Tc8; 36. fs, Ld7; 37. Tas : 03; 38. bc, bc; 39. Tg2, enz. In plaats hiervan kiest Wit een weg, die hem ook tot de overwinning voert, maar langs veel moeielijker uit te rekenen combinaties, waarbij soms eene geringe fout het verkregen voordeel kan doen te loor gaan; eene waaghalzerij, die in strijd is met alle gezonde theorie, en die in disharmonie is met den door en door gezonden stijl waarin Wit tot hiertoe deze partij heeft gespeeld.

Wij schrijven deze effect-jagerij toe juist aan het spelen van exhibition games en zulk soort beroepsspel, waarbij minder gevraagd wordt naar degelijke schaakkunst, maar meer naar brillant vuurwerk; omdat het sc'naakpubliek, dat zulk spel bij voorkeur volgt, meestal bestaat uit weinig ontwikkelde spelers, die diep spel niet begrijpen en alleen oog hebben voor de schittering van offer-combinaties, liefst nog meer combinatietjes van enkele zetten diep.

Intusschen moet men niet denken dat zulke effect-jagerij wordt uitgelokt alleen door beroepsspel. Hetzelfde gevaar bestaat ook voor sterkere spelers, die veel spelen met veel zwakkere spelers. Uit beleefdheid, of wat ook, komt men dan licht tot het vermijden van een eenvoudigen zet, die de tegenpartij verplettert, om de beslissing te veroorzaken door een ingewikkelde combinatie, zoodat de verliezer denken mag dat hij alleen verliest om het prachtige spel van den overwinnaar.

In aansluiting aan noot ') merken wij hier op dat, als Zwart 27 Tc7 had gespeeld, Wit alleen door 30. Pg7 : had kunnen winnen.

Stand der partij na den 29sten zet van Zwart.

1Ö2

m) Op 31. . . . Dc6:? zouden twee schaaks op g7 en mat op h8 volgen.

") Want er dreigt 37. fg, Df2: 38 gh|f en 39. Tg7t mat.

°) Want nu dreigt 30. hg, hg of Pgs : 41. Tg5 :f Pg5 : of hg; 42. Th8f mat.

p) Als Zwart hier de speelt kan er volgen: 42. Le4: Lfs: 43. Tgs=t hg; 44. Lf5 : Wit wint.

') Zwart heeft zich keurig verdedigd, wat de waarde der partij belangrijk verhoogt. De Montreal Witness noemt haar Jasnogrodsky's „gem." (keurpartij).

Esser in Londen

No. 589.

Gespeeld 31 Mei 1899. Wit: G. Marco.

Zwart: J. F S. Esser. 8|iaansche Partij.

1. e4 es xo. L b2 L e6 19. P e4 P g6

2. P f3 P c6 11. P bd2 05 20. P d6 L dó :

3. L b5 P f6 12. T adi K e8 21. T dó: K C7

4. o—o P e4: 13. P e4 T d8 22. g4 T d8

5. d4 P dó 14. Td8:f Kd8: 23. P d2 en de partij

6. Lcó: dc 15. T dif Kc8 werd hier als remise

7. de P f5 16. h3 bó afgebroken.

8. Dd8:| Kd8: 17. C4 P e7

9. b3 hó 18. P 03 có

No. 590.

Gespeeld 12 Juni 1899. Wit: J Mieses Zwart: J. F. S. Esser. Fransche l'artij.

1. e4 eó 18. L e4: de 35. g4 P d5

2. d4 ds 19. K e3 fód) 36. 1m K 07

3. ed ed 20. P e4: Lf7

4. L e3 P f6

37. gS Kd7

21. P f3 P a6 38. g6 P f6

5. L d3 L d6 22. 33 L ds 39. K g3 K e7

6. P C3 c6 23. P d2 Te4:f!°) 40. hs K f8

7. D d2 L g4") 24. P e4: T e8 41. T h8| ( J K g7

8. I13 L hs 25. Tf4 g5 42. Tb8 1 • Phs:f

9. f4 D e7! 26. fg6: e. p. f5 43- K I14 K g6 :

10. Df2b) Kd8

11. Kd2 hó

12. f5 T e8

27. Tfs: Te4:t 44. T b7 : as

28. K f2 T e6 45. 1 bó P fó

29. T f7f K bó 46. T c6: L b3

13. Tei D 07! 30. Tg7 Le4?f) 47-Kg3 a4

14. Tfi°) L g3 31. Tei T gó:s) 48. Kf4 K f7

15. Lf4 IJ f2 : 32. Tgó: L gó: 49- K es Ke7??')

16. Lc7:f K 07: 33. Te6 L C2: 50. Tf6: Zwart geeft

17. Tf2: P e4f 34. T hó: h) P 07 de partij op *) In deze opening is het altijd moeielijk een plaats te vinden voor dezen looper, en trouwens ook voor het paard b8. Meestal staat de looper op eó ge-

163

vaarlijk om f2 •— f4 — f5 en op d7 in den weg voor het Paard. En meestal staat hij op hj in gevaar verloren te gaan. Het fijne spel van zwart hoe den looper te behouden op [15 is daarom èn origineel èn hoogst interessant. Voor de kennis der opening neme men echter in aanmerking dat wit door 4. I,e3 in plaats van later (na zwarts's Pfó) Lg5 te spelen zijne stelling onnoodig heeft ineengewrongen. b) Want er dreigt Lf4.

c) Noodzakelijk; op 14. g4 volgt Lg3; 15. Df3, Lei :j 16. Kei: De7; 17. Kd2, Lg4 : 18. hg, Pg4: 19. Th3, Pe3: 20. De3: De3 21. Te3= Te3: 22. Ke3

IM7 en zwart moet met Toren en twee pionnen winnen tegen Paard en Looper. J) En de looper is in veiligheid, en het zwarte spel goed ontwikkeld; zwart verliest nu wel een pion maar wint daarentegen de quantiteit. ") Fijn doorgerekend.

f) Jammer; zwart heeft Paard en Looper tegen Toren en 3 pionnen; dat zou verloren spel zijn als de stelling van wit niet zoo uiteengerafeld was. Nu echter had zwart moeten spelen 30 Pc7; 31. Tei, TfóJ- 32. Kg3 of gi, Pe6; 33. Tg8 of le7, Pd4: en zwart heeft belangrijke winstkansen; of 31. f14, Pe8; 32. Th7 (niet Tg8 om Tfóf en zwart wint) Tgó: 33. Tgx en zwart heeft weder belangrijke winstkansen; of 31. Tci, Pe8; 32. Th7, Tgó: 33. g4, Pfó; 34. Th8, en zwart staat goed.

s) Evenmin hielp hier I'fój" en daarna Lc2: en Lgó: omdat wit Tee7 speelt en de a- en b-pionnen en de partij wint, tenzij zwart door Tgó: in dezelfde variant terugkeert als het vervolg dezer partij oplevert.

h) Toren en twee pionnen winnen tegen Paard en Looper. Wit speelt het eindspel keurig.

') Een jammerlijk slot; maar bij voorzichtig spel kon wit toch wel het remise vermijden.

No - 591.

Gespeeld 13 Juni 1899.

Wit: J. F. S. Esser

Zwart: O. C Müller Spaansche Partij.

!• e4 e5 16. Dfó:d) Pfó: 31. P g5 L d7')

2. P f3 P có 17. Tadi Tae8 32. P e4 P g7

3. L bs L e-j 18. L d3 Tei :f 33. Kes P e8

4- 0 o P fó xg. Tei: T e8 34. P C5 I, c8

5- P c3 dó 20. Kfi Kf8 35. IJ e4 L d7

6- d4 L d7 21. Te2 T e2: 36. 114 f5

7- F ei ed 22. Ke2:e) Ke7 37. Pd7:IJ) fek)

8. P d4: o—o 23. f3 P e8 38. P b8! e3

9- b3 Pd4: 24. Ke3 gó 39. P có:f Kd7

10. Dd4: cóa) 25. Kd4 Pg7') 40. P d4 P dó

11. L e2 P e8 26. P e4 P f^f 41. g4 b4

12. L f41.) L fó 27. Kes P dó 42. K f4 P b5

l3- e5c) de 28. Pfó!*) Pe8") 43. Ke3: P c3')

14. L es: L es: 29. P h7 : L eó 44. P ea P a2 :

15. D es: D fó 30. Kf4 bs 45. Kf4 Keó

46. Kg5 Kf7

47. h5 gh

48. gh as

IÓ4

50. ICg6 Kh8

51. h7 P 03

54. Kh6 ab

55. P (4 Zwart geeft

52. P f4! P ds de partij op. 49. hó Kg8

53. Pds: a4

a) Iets veiliger krijgt zwart hier afruil door: 10.... Lb5: n. Pb5: Pd7; 12. PC3! (Pa7:? dan Lf6 en zwart wint) Lf6; 13. De3, LC3: 14. DC3: I)f6; 15. Df6: Pf6: en vrij zeker remise.

b) Sterker lijkt mij hier Lb2.

c) Maar nu vooral is beter Dd2, want dan kan na LC3: 14. DC3: Df6; 15. Dd2 en wit houdt eene drukking op pion dó.

d) Beter dan deze ruil lijkt ons Dg3.

e) Bij wederzijdsch correct spel is de partij nu remise.

f) Hier schuilt de kiem van zwart's verlies; zwart moet aan wit Pe4 beletten op straffe van ruil; Pd6 was nu noodig.

B) Mooi; Pdó: deugt natuurlijk niet om fóf en het eindspel wordt weer remise.

h) h5? dan 29. Pg8| en wit wint.

') Iets beter was misschien fóf en g5-

j) Beslissend.

k) Een wanhoopszet; na Kd7 : volgt 38. Lf5:f gf; 39. KT5: en wit wint.

') Zwart maakt er nog van wat hij kan; maar het is te laat.

Aan de Hollanders, die belangstellen in de Londensche tournooien en schaakwereld.

Veertien dagen voor den aanvang van deze wedstrijden was ik reeds op het slagveld aanwezig. Niet zoozeer brandend van verlangen om te strijden als meer om een aangename vacantie te hebben en de Eugelsche taal machtig te worden, was mijn uitvaart derwaarts zoo vroegtijdig en zal mijn terugkomst zoo laat zijn.

Mijn deelname aan het tournooi berustte: deels op het idéé mijn verblijf in Engeland te veraangenamen, daar ik er door in de gelegenheid kwam ernstige en dus aangename partijen tegen geduchte tegenstanders te spelen; deels om een steunpunt gedurende mijn verblijf te hebben, wat ik zeer noodig had, daar ik er geen enkele kennis had (den Heer Loman uitgezonderd) en er alleen henen toog; en ten slotte om mij in de edele schaakkunst te bekwamen. Dit om mijn overmoed om in zulk een tournooi te spelen, tegenover mijn niet-goede-kennissen, die mijn gedachten hieromtrent alvorens in het strijdperk te treden niet kenden, te verontschuldigen.

Na mijn aankomst vestigde ik mij in Richmond, het eenige adres wat ik wist met het denkbeeld van daaruit naar een goede verblijfplaats in Londenuit te zien; spoedig echter veranderde ik van idéé door te besluiten eerstgenoemde plaats vast te houden, daar het verblijf aldaar verre te verkiezen is boven dat in het drukke en vunzige Londen. Tevens is de afstand dier plaatsen zoo gering, dat men haar mag verwaarloozen.

pen tweeden dag begaf ik mij naar de British Chess Club. Deze club is niet de

r6s

grootste, wat betreft ledental, van Londen, doch munt uit door hare prachtvolle verblijfplaats. Zij heeft een deel van een kolossaal en mooi gebouw in gebruik, dat van uit de straat, in welke het gelegen is, gezien, een paleis gelijkt. Het is eenigszins teruggetrokken en maakt aldus plaats van een ruim plein, hetwelk haar

met een der breedste en voornaamste straten verbindt, bovendien staat het geheel vrij en is aan de achterzijde door een prachtvol park van de Theems gescheiden. Dit gebouw, welks inwendige met het uitwendige schijnt te wedijveren in schoonheid, ruimheid en pracht, is verdeeld in vijf en zes deelen en een dier deelen, juist de linkervleugel is de nederige verblijfplaats van de B. C. C. Deze club heeft niet alleen het schaken op het oog, doch meer een gezellig verkeer en een nauwe en aangename band tusschen haar leden te leggen, want buiten haar schaakzaal die het mooiste deel (juist den fronthoek) inneemt heeft zij verschillende andere zalen, o. a. waar liefhebbers van het biljartspel hun troost en wraak kunnen zoeken na geleden schaakverliezen. De leden, die present zijn gebruiken meestal hun lunch en dineeren gezamenlijk aldaar; dan wordt de schaakzaal door een groote lange tafel in een eetzaal herschapen en zoo zijn de leden, die veraf wonen in de gelegenheid den ganschen dag aldaar op aangename wijze door te brengen. Zeer vriendelijk was mijn ontvangst, direct verzocht men mij, gedurende mijn verblijf in Engeland het eere-lidmaatschap te willen aanvaarden, daar ik dan vrij kon in- en uitgaan en er doen wat mij leek. De leden waren alleraangenaamst en voorkomend jegens mij, welke behandeling men trouwens overal in Engeland ondervindt of zooals een Haarlemsche schaakliefhebber me schreef „de Engelschen zijn nog zoo kwaad niet in hun eigen land." Tot aan het begin van den wedstrijd bezocht ik deze club trouw en zag dagelijks het aantal aanstaande deelnemers aan de tournooien toenemen. Vele vrij-partijen speelde ik daar en met kolossaal succès, hetgeen dan ook een goeden indruk van mijn speelsterkte aan de leden bezorgde, die meerdere partijen van me publiceerden. Hieromtrent maakte ik me bezorgd, overtuigd als ik was, dat ik dezen indruk spoedig zou beschamen, hetgeen ik reeds menigeen vertelde, doch waaraan niemand scheen geloof te willen slaan. Ik zag daar den ouden Heer Mortimer, dien ge u uit de Hastings verslagen van wijlen Van Lennep zult herinneren, echter zonder met hem te spelen. Van Lennep leeft daar nog voort in de gedachten, menigeen vroeg mij, of ik hem gekend had en sprak over hem. De Heer Cyril Pearson een geestelijke met wien ik vaak speelde en die onder het spelen door kolossaal veel sprak, vereerde mij met een probleemboek door hem uitgegeven en gevuld. Hij is een zeer goed probleem componist, waarvan misschien spoedig iets in dit tijdschrift prijken zal. Eigenaardig was, dat men met het publiceeren der deelnemers tot het uiterste wachtte.

Daags voor den aanvang der tournooien speelde Pillsbury sumultaan in de Ladies Chess Club en alle schakers in B. C. C. aanwezig werden tot bijwoning uitgenoodigd. Na een poosje in Simpson's Divan vertoefd te hebben en er natuurlijk Bird en toevallig Steinitz, die nog naar de Hollanders in het algemeen en de Heeren van Houten en Moquette in het bijzonder vroeg, ontmoette en waar een ongewone drukte heerschte, begaf ik mij naar de Ladies.

i66

Op de eerste verdieping van een tea (soort melksalon) in de Regenstreet, was het clublokaal dier vereeniging. Het lokaal was zeer ruim en fraai; in het midden was een groote ovale opening in den vloer, omgeven door een ballustrade, over welke men de diverse tea gebruikende menschen kon gadeslaan. In een der hoeken van de zaal was een fraai buffet. Bij mijn intrede was reeds eene groote menigte, voornamelijk Dames, aanwezig, zoodat men zich slechts met groote moeite van het eene eind der zaal naar het andere bewegen kon. Pillsbury speelde en won acht schaak- en twee dampartijen (achter elk dier borden zaten twee dames te peinzen) en speelde bovendien vier partijen whist met drie dames, van welke hij 2 won en 2 verloor, (door slechte kaarten volgens de couranten!)

Hij was favoriet voor den wedstrijd, om gedurende de eerste ronden voor Janowski plaats te maken.

Den volgenden morgen omstreeks half twaalf opende Sir W. Hart Dyke, een oude Heer, den wedstrijd in een populaire speech, waarin hij onder anderen de aanwezigen verzocht met hem hunne instemming met de juist terzelfder tijd geopende vredes-conferentie te betuigen.

Hierop greep de paring der deelnemers plaats en begon de wedstrijd.

(Wordt vervolgd.) J- F- S. E.

O. te S. Men kan niet zoo eventjes aangeven waarom in de Spaansche Partij 3. Pd4 zwak is. Voor zulke quaesties bestaan geene volledige analyses.

Bovendien is de zaak zelve in zooverre twijfelachtig, dat sommige goede analysators beweren dat bij goed spel wit in de Spaansche Partij altijd wint. Hebben die heeren gelijk, dan is Pd4 niet alleen niet slechter dan 3.... a6; 3.... Pf6 en 3. d6 of 5. maar zelfs om zijne ongewoonheid verkieslijk.

Echter hopen wij dat die Heeren ongelijk hebben want dat zou de doodsteek voor het schaakspel zijn; de voorzet beslist dan of zwart moet altijd Fransch (?), Siciliaansch of Russisch spelen. Wij beschouwen de verdediging met 3. Pf6 als de natuurlijkste; die met 3 aó of 3... d6 als ook zeer wel te spelenen die met 3. Pd4 als te leiden tot een moeielijke, maar daarom nog niet onmogelijke verdediging. DEN H., Red.

Verkrijgbaar bij den Secretaris.

Jaargangen 1893 '96, '97, '98 è. ƒ 1,50 per jaargang. *> x895 (inhoud zeer interessant) tot opruiming van den te grooten voorraad £t f 1,13.

Schaakspellen (Staunton model) & f 2.25.

Schaakstempels, Èt f 1,—.

Diagrammen, per 100 stuks Èt ƒ0,50.

Het Schaakprobleem, Theorie en Praktijk door H. J. den Hertog £1/0,90.

Tegen inzending van het verschuldigde bedrag geschiedt de toezending franco.

Problemen.

Redacteur: YV. E. H. MEINERS, Nassau kade 76, Amsterdam. N.B. Verzoeke beleefd problemen, oplossingen en andere bijdragen, tot deze rubriek behoorende, aan den redacteur te adresseeren.

No. 687 van ^ Naaldwijk en No. 688. J. J. Colpa, J. van Dijk, te de Lier. te Leiden. J. van te de Lier.

Mat m 2 zetten.

No. 689. N. Maxinow, te St. Petersburg. („Strategie").

Mat in 2 zetten.

No. 690. M. Feigl en O. Nemo, te Weenen. (5e Pr. Int. Wedatr. Boli. Schaakcl).

mat m A zetten.

No. 691. J. Dobrusky, te Praag. („Ueber Land und Meer").

Mat in 3 zetten.

No. 692. B. J. M. Markx, te Leiden.

Mat in 3 zetten.

Mat in 6 zetten.

Probleem-oplossingswedstrijd.

Leider: A. H. M. DIEPERINK, Haarlemmerweg 27, Amsterdam.

N.B. De oplossingen voor dezen wedstrijd zijn aan den leider te adresseeren. No. 31. No. 32.

Mat in 2 zetten.

No 33.

Mat in 2 zetten.

No. 34.

Mat in 3 zetten.

No. 35.

Mat in 4 zetten.

iviat in ts zetten.

No. 36.

Mat in 4 zetten.

169

Oplossingen der April—Mei-problemen.

671. 1. I14 enz. 672. (met zwarten pion op e6) 1. Lc5 enz. 673. 1. Td8 enz. 674. 1. Lf3 enz. 675. 1. Pf4, Ke3 of es :; 2. Pf3(t) enz. 1.—, anders; 2. Pb3f enz. 676. r. Pb6, Kcs °f :; 2. Ddsf enz. 1.—, anders; 2. Lf4(f) enz.

Goede oplossingen ontvingen wij van: A. Korst te Bergen op Zoom (alle), H. Mendes da Costa te Amsterdam (alle), /os. Reyalt te Gemert (alle).

Verder ontvingen wij nog goedeoplossingen van deMaart-problemen van:Jos. Reyalt te Gemert (alle, behalve 667, 668, 669 en 670), Jb. Vredenburg te lVestzaan (alle, behalve 667, 668, 669 en 670).

Correspondentie.

H. v. B., te N. Uw t.weczet (W K g4, Z K <14) is nevenoplosbaar door 1. Kf4.

Joh. W. P. D. Jr., te 's G. Uwe problemen zijn wel goed van idéé, maar de constructie is van dien aard, dat wij ze niet kunnen plaatsen zonder in strijd te komen met onze vooropgezette beginselen omtrent reinheid en economie.

Wij hebben reeds meermalen uitdrukkelijk te kennen gegeven, dat wij geen problemen kunnen aannemen, die niet aan de door ons gestelde eischen voldoen.

Uw vierzet zou, door de variant 1.—, Kb3; 2. Lf7f, Kc,2; 3. Pab4f; Kdl; 4. Lh5+ geplaatst kunnen worden, doch is helaas nevcnoplosbaar door 1. Ld4, onv:; 2. I,e8, onv; 3. d3(f), onv:; 4. Pb4(:)±.

liet zou jammer zijn als U niet trachtte, de boven aangehaalde gebreken te verwijderen want goede aanleg is bij U aanwezig.

H. M. da C., te A. Zie voor uwe zending problemen het hierboven aangevoerde.

Probleem-oplossingswedstrijd. Oplossingen der problemen 19—24.

No. 19. 1. Tdi, Kd4; 2. Lf4+; i.—, K: P; 2. L.C3+; 1.—, L onv; 2. Dai+; 1.—, Pb7 onv.; 2. Dd6:±; 1.—, Pc4; 2. Tds±; j.—, Pe4; 2. Pfg4± ; t—, Pfs '•< 2. Phg4+; 1.—, Pd, anders; 2. Tei+.

De schijnbare nevenopl. 1. Le3 faalt bij 1. Pe8.

No. 20. 1. La4, Kcs; 2. Pd7+; 1.—, Ke3:; 2. Dgi+; 1.—, Pc.5; 2. Pc2+; i--—, Pd6; 2. Da7+; 1.—, Pc onv.; 2. Pd7±.

No. 21. 2 oplossingen: 1. Pf4 en 1. Tf4.

No. 22. 1. LC7, Th2; 2. Pg3+ Kgi; 3. Lb6+; 1.—, Th8; 2. Df3, onv.; 3. D. of g4±; i —, Ths; 2. g4f, Tds ; 3. Dds:+; 1.- , Tc6f; 2. Dc6: enz. 1.—, Td6; 2. Ld6: enz.

De schijnbare nevenopl. 1. Lf4 faalt bij 1. Th8. No. 23. 1. Tas, Ka5:; 2. Kcs, onv.; 3. Da8±; 1.—, Pe7; 2. De7:f, K: T; 3. Da3+; 1.—, biD; 2. Dbi:+, K: T; 3. Dbs±; 1.—,03; 2. Kb6 enz. 1.—, d3; 2. Dc3: Kc3:; 3. Ta4±.

No. 24. 3 oplossingen: 1. Dft; 1. Pb7, en 1. Le7.

Tjö

Over de oeconomie in de matstelling.

Algemeene beschouwing. In het algemeen zal eene matstelling i), waarin één of meer witte officieren niet medewerken, nimmer geheel bevredigen; is zij overigens zuiver 2), dan is dit gebrek aan oeconomie zelfs hinderlijk 3).

Intusschen het gezegde van den Schoolmeester: Want alles, zie je jongenlief, Is in een Natuurlijke Historie relatief, geldt, naar ik meen, ook voor dit onderwerp.

Want ik zou zeggen, het meer of minder vergeeflijke of hinderlijke van een (zuiver) mat, dat niet oeconomisch is, hangt o. a. af:

1. van den inhoud van het probleem;

2. „ „ aard „ den eersten zet;

3. „ iets anders, waarbij, in het voorbijgaan gezegd, het innig verband tusschen 1 en 2 niet te miskennen valt.

1. Vm den inhoud van het probleetn. Is de inhoud van een probleem erg eenvoudig, zoo komt het mij gedecideerd hinderlijk voor indien niet een + èn zuiver èn oeconomisch is. No. 556 bijv. (Februari—Maart-nummer '98), heeft slechts 3 +• Was nu niet elk + zuiver, dan had het m. i. absoluut geen waarde; was niet elk + oeconomisch daarbij dan zou het, naar ik meen, nog altijd bijzonder weinig in de melk te brokken hebben. M. a. w. bij problemen van zulk een eenvoudigen inhoud hangt de waarde grootendeels af van de oeconomische zuiverheid der matstellingen.

Zoo vind ik dan ook den volgenden 2-zet van mijne hand:

(i- Pfs).

1) Om zoo algemeen mogelijk te blijven spreek ik niet uitsluitend van zuiver ±.

2) Het komt mij voor dat elk probleem slechts dan waarde bezit, indien het blijk geeft dat er naar oeconomische matzuiverheid gestreefd is; ja, ik ga zelfs zoo ver te beweren dat een probleem m het algemeen en uit een constructief oogpunt beschouwd, geen waarde kan bezitten, indien het niet minstens één oeconomisch zuiver ± bevat.

3) Vooral voor den componist, die door de publiceering zijn onvermogen erkent het euvel weg te nemen; verg. bijv. in mijn No. 541 (Januari-nummer '98) de ± nu L of P speelt.

t.71

nauwelijks plaatsbaar, omdat — hoewel alle + zuiver zijn — dat nu Ke4 niet oeconomisch is.

Doch neem nu bijv. den 2-zet van Chocholous op blz. 48 van den Hertog's aardig werkje. Het zou immers onbillijk zijn te eischen dat elk mat oeconomisch (zuiver) was.

2. Van den aard van den eersten zet. Het wil mij voorkomen dat (zuivere) +, die niet oeconomisch zijn, het minst hinderlijk zijn in composities waar de eerste zet zeer royaal is; omdat het dan, zonder een ruim gebruik te maken van witte officieren, schier ondoenlijk wordt den zwarten koning in het vereischte aantal zetten mat te krijgen. Zoo iets dergelijks kan bijv. gelden voor mijn 495 (September-nummer '97). Ik zou zeggen dat het daarin niet te zwaar mag aangerekend worden dat na 1. Dg8 Lg4: 2. Dg4:t Kd3 3. Df3 + de matstelling niet oeconomisch is, want de royale iste zet schijnt een ruim gebruik van witte officieren noodzakelijk te maken, niet waar?

Doch is de eerste zet weinig royaal, dan bestaat er m. i. minder reden tot lankmoedigheid. Zoo is in mijn 541 de eerste zet niet alleen niet royaal, maar bovendien niet moeilijk aan te brengen met het oog op eventueele nevenoplossingen, daar deze in het algemeen schier uitgesloten zijn waar men den zwarten K. 2 plaatsen vrij geeft om er hem één af te nemen en dat vooral waar de eerste zet met een paard geschiedt. Nu, mij ergerde het dan ook geweldig dat het zuivere + nu I, speelt, zoo weinig oecomisch moest blijven 1), daar ik de + verandering als hoofdthema beschouwde. Dat het + nu P speelt, mij ook maar weinig bevredigde, zal men eveneens wel willen aannemen.

Zoo wil het mij ook voorkomen, dat de waarde van mijn 450 2) (Mei-nummer '97) zeer zou verminderd zijn, indien de (zuivere) + daar niet grootendeels oeconomisch waren bewerkt. De eerste zet is daar toch weinig royaal, omdat het P in het spel gebracht wordt 3) (al krijgt de zwarte koning dan ook d5 om zich —• hoogst tijdelijk — te vermeien) en daardoor voorwaar ook niet moeilijk aan te brengen is. In zulk soort composities hangt m. i. de waarde dan ook ten nauwste samen met oeconomie (en zuiverheid) in de matstellingen.

3. Van iets anders. Er kunnen zich zelfs bij een tamelijk belangrijken inhoud en royalen isten zet, redenen voordoen waardoor de aanwezigheid van oeconomisch zuivere 4) + hinderlijk is, doch deze zijn dan in den regel slechts aan den componist bekend. Als voorbeeld moge daartoe mijn 3de prijs in den jubileumswedstrijd dienen 5). Van de 3 zuivere + is er hier slechts één oeconomisch. En dit hindert mij, niettegenstaande den royalen eersten zet, niet weinig.

1) Weinig minder dan dat ik het i na K X P niet zuiver kon krijgen.

2) De geachte lezer vergeve dat ik schier uitsluitend van mijn eigen produkten spreek door te bedenken, dat ik deze uit den aard der zaak het beste ken.

3) Het lijkt mij in het algemeen geen taktiek bij den laten zet een atuk, dat ver van den zwarten K afstaat, in diens nabijheid te brengen, zelfs wanneer het geofferd wordt.

4) Hier ia alleen sprake van zuivere ±.

5) Ik behandel juist dezen 2-zet omdat hierdoor, naar ik mij vlei, een niet onaardig kijkje gegeven wordt op de bezwaren, waarmede een probleemcomponist te kampen heeft.

Ziehier de reden. De „Urform" was:

Nu, de eerste zet (i. Dh3) was goed, voorts was de variantenvorming en de afwikkeling behoorlijk, had hij 3 oeconomisch zuivere + eni 'ast not least, de nevenoplossing 1. Pc3f. En daar zat ik! Wat ik ook peuterde en peuterde, ik kon hem, den bestaanden vorm zooveel mogelijk handhavende, niet correct krijgen dan met een witten pion op c6. Ten slotte gaf ik het op, want met c6 dat ging niet; dat was mij duidelijk 1). Dus ik veranderde den vorm en kreeg eindelijk den 2-zet, die den 3den prijs in den jubileumwedstrijd behaalde. Iedereen, die wel eens aan probleemcompositie gedaan heeft, zal zich kunnen begrijpen hoe het mij hinderde, dat ik mij —- zelfs met de gewaardeerde medewerking van Huberdine — met deze?i vorm moest vergenoegen. Want niet alleen dat ik de beide niet onleuke P + na de K escapades kwijt was, doch ik had ook slechts één oeconomisch zuiver + behouden.

En dat ik het niet verder bracht.... nu ja, hij die aan probleemcompositie doet en nooit voor een dergelijk geval gestaan heeft, werpe den eersten steen op mij! A. VAN EELDE.

1) Want., den dubbelpion laat ik nog eens gaan, doch het tegenhouden van e7 is afschuwelijk, niet waar? Niet alleen dat dit op zich zelf geheel onnoodig is, doch hierdoor gaat. ook een variant verloren. M. a. w. met eC blijft het een probleem in den dop.

Verschillende Partijen

No. 592. 2e partij van den match om den len en 2e prijs van liet. internationaal meestertournooi te Weenen 1898.

Wit: Pillsbury. Zwart: Tarrasch.

Spaansche Partij.

1. e4 ej

2. Pf3 P c6

3. L bs Pf6

6. De2 P d6 n. P d4 P e6

7. Lc6: bcb) 12. L e3e) P d4:

8. de P b7 13. Ld4: ds

4. o—o P e4 : 9. P C3 o—o 14. Pa4lf) L b4s)

5- d4 L e7") 10. T ei!C1 P C5d) 15. C3 L a5

16. DI15! Lb6

17. Te3 Leóh)

18. Tg3 Kh8')

19. Tdi De7

20. b4 L d4:

21. T d4: fój)

22. P C5 fe

23. Des: Dfó

173

25. T e3 L g8

26. f3 gó

27. Te7

28. T eó a5

29. 34 Kg7

30. T có : T e7

31. IC f2 ab

32. cb Lf7

34. P aó T b7

35. P b4 Ta7

36. T aó T aó:

37. P aó: Kfó

38. T d2 có

39. bó L eó

40. P 05 L c8

41. as geeft op 24. Dfó:!") T f6:

33. bs T b8

a) Dit lijkt ons niet zoo sterk als onmiddellijk Pdó. Tengevolge van dezen zet toch komt het Pe4 later op b7 terecht en 't kost altijd eenige zetten om het van deze slechte plaats weder in het spel terug te voeren.

Bij 5. Pdó; 6. Lcó:, kan Zwart met den d-pion terugnemen en zijn paard na 7. de zonder gevaar naar f5 spelen. Ruilt Wit nu de dames dan ontstaat de bekende positie welke (de meening van Tarrasch e. a. dat het Zwarte spel iets beter is moge onjuist zijn) zeker niet nadeelig voor Zwart is. (Zie de partij Tarrasch—Lasker van 't tournooi te Hastings.

Speelt Wit 8. De2 dan kan Pd4 met gelijk spel volgen.

b) Nu heeft het nemen met den d-pion zijne bezwaren, wegens de voortzetting van Paulsen 8. de, Pfs ; 9. Tdi, Ld7; eó! enz. of die van Showalter 8. de, Pfs ; 9. Tdi, Ld7; 10. g4, Ph4; ir. g5! enz. Het is mogelijk dat Zwart bij deze voortzettingen den aanval van Wit het hoofd kan bieden, maar 't schijnt toch beter deze varianten (door 5. Pdó) te vermijden.

°) Beter dan Pd4 waarna Zwart met Lasker's antwoord Les een zeer goed spel krijgt.

d) Nu is Les zwak wegens 11. Pe4 en de looper moet naar e^ terug; 11.... Lbó; 12. Lg5 !, met zeer sterken aanval.

e) 12. Peó:, fe; zou Zwart na Lb7, C5 en De8 een uitstekend aanvalspel bezorgen.

') Eene geheel nieuwe en zeer sterke voortzetting van den aanval die, volgens Tarrasch, de in deze partij aangewende verdediging volkomen weerlegt. Ofschoon Stand na den 21sten zet van Wit. het verHpre verlnnn rlPr T-karHi Aa-trv»öc»»-*^*-»/r - f VlX-i-V, lllV-V-ii schijnt te bevestigen, zijn wij van oordeel dat grondige analytische studiën dit eerst nog zullen moeten aantoonen.

s) Om de damevleugel te versterken. Wit richt nu zijn stukken tegen de rochadestelling.

'') Afruil der loopers zou het punt có te veel ontblooten.

') En dreigde 19. Dhó, gó; 20. Th3i) De „Wiener Schachzeitung" zegt dat Zwart hier a5 had moeten spelen en geeft de volgende varianten:

21. as; 22. Th4, Lfs ! (niet hó we-

[74

gens 22. Dh6:f) 23. Tgh3, g5! enz. (23. Tgs, Des: of 23. DfsDh^ 24. TI13, De4!).

Of 21. a5; 22. PC5, ab; 23. Th4, Lf5 !; 24. Tgh3, gs; en Wit kan niet beter doen dan door 25. Dh7:|, Lh7: 26. Th7 : eeuwig schaak geven. (24. Dfs:, DIh: ; 25. Th3, g6!).

k) Het is duidelijk dat Wit hierna gewonnen spel heeft. TE K.

No. 592. Vierde en laatste partij van den match om de 1ste en 2de prijs van het internationaal ineestertournooi te Weenen 1898.

Wit: Pillsbury.

Zwart: Tarrasch

Geweigerd Da 1 egambiet.

1. d4 ds 19. g4 Pg7 37- Lg4 T 304

2. C4 e6 20. Taei fg 38. LfS: Tf4:f

3. PC3 b6 a ) 21. Dg4: P f5 39- K g3 Tf 5 :

4. Pf3 b ) L b7 22. Khi P f6 40. Thei T g5t

5. L g5c) Le7

23. Dh3 L c8! 41. Kf4 Tfsf

6. L e7: De7 : 24. P h4 P h4: 42. Kg3 T gsf

7. 63 P f6 25. DI14: P hs ! s ) 43. Kf4 Tfsf

8. cd ed 26. D e7: T e7 : 44. Kg3 Te f8

9. L bst c6 27. K g2 T fe8 45. T d2 Tfi

10. L d3 Pbd7 28. Pdt L g4 46. T e6 T8f6

11. o—o o—o 29. L e2 Pf6

12. Ph4 d ) g6 30. 113 Lfs

13. IH3 T aeS 31. T hi Les

'4- 83 P e4

15. De2 f5

16. P g2 KI18

•7- f 3") p g5

18. f4 P e6')

T e7 ff 7

T e8| T f8

T e7 T8f7

32. Kf 2 P e 4t 5°- T e8| Tf8

33. Kg2 P dó 51. T e7 T8f7

34. Lf3 Pfs 52. T e8f T f8

35- Kf2 Ldt: 53- Te 7 T8f7

36. T di : T e3: Remise. Stand der partij na den 20sten zet van Wit. a) Meer gebruikelijk is Pf6. De tekstzet vervangt deze speelwijze om de ontwikkeling van den Lei naar g5 te voorkomen.

h) e4 is minder goed wegens de; 5.Pe4:, Lb7; enz. (6. Df3, Lb4t; 7. Ke2, Dd4:; 8. Pd6f, Dd6:; 9. Db7:, Üc6; enz.)

c) Dit bevordert de ontwikkeling van zwart, Lf4 was beter.

d) Een zet van bedenkelijke waarde; natuurlijker lijkt Tci gevolgd door Tei. Wit schijnt tot eiken prijs een aanval te zoeken.

') Om zich van het hinderlijke paard te ontslaan verzwakt wit zijn e-pion.

*) Als 't paard naar e4 teruggaat kan wit

Le4: spelen en zoodoende e3 maskeeren. Pf7 en later naar dó verdiende overweging.

) Dwingt de afruil der dames, waarna wit aan de zwakte van e$ ten onder moet gaan. De rest der partij biedt weinig interessants, zwart kon winnen doch vergenoegde zich met remise, omdat dit voldoende was om eerste-prijswinner te worden. „ te K.

Eindspel studie door Dr. A. G Olland.

Zwart: N. N.

Wit: J. J. R. Moquette.

Wit begint en wint.

Eindspel.

Wit won aldus:

1. Lhóf! Kh6: Beter is Kh8.

2P f5+!! gf5

3- J'cxf f4!

4. Dcóf f6

5- Ud7 ! fg3 : Ook andere zetten helpen niet meer.

6. Dh7 :f Kgs

7- D g6f K h4

B. I) hóf K g4

9- f31 mat.

NAMEN

DER

Uitslag van het Doublé ïtound Tournament te Londen.

DEELNEMERS. Lasker. Janowski. Pillsbury. Maroczy Schlechter. Blackburne. Tschigorin. Showalter Mason. Cohn. Steinitz. Lee. Bird. Tinsley. Teichmann. Totaal eerste helft Totaal tweede helft. Totaal Gewonnen Prijzen.

Lasker.

*) Teichmann speelde alleen de 4 op deze lijn aangegeven partijen der eerste helft.

prijswinners on-l derling en van cle; niet prijswinners tegen deprijswin-ii ners. Hetzelfde als hiernaast, maar als prijswinners alleen gerekend wie minstens evenveel partijen won als verloor.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Tijdschrift 1899 - juli by schaakbond - Issuu