Tijdschrift 1899 - augustus

Page 1


?e Jaargang. tf°. g. Augustus 1899

TIJDSCHRIFT

VAN

DEN

NEDERLAND8CHEN SCHAAKBOND.

BESTUUR VAN DEN N. S.: Dr. A. VAN EHIJN, Voorzitter; H. J. DEN HERTOG, Onder-Voorzitter; E. WIELING, Groningen, Penningmeester ; H. D. B. MEIJER, Geldersche Kade 37,' Amsterdam, Secretaris; J. P. RUNSINK.

REDACTIE: H. J. DEN" HERTOG, Marnixkade 43, Amsterdam; J. F. S.ESSER, J. F. HEEMSKERK, J. W. TE KOLSTÉ, Dr. A. G. OLLAND, C. TINHOLT.

Van dit blad, dat omstreeks den Msten van iedere maand gratis aan de Bondsleden wordl toegezonden *„n extra-nummers verkrijgbaar a 15 cents en een geheele jaargang a ( 1.50, eveneen» slechts voor Bondsleden. Als lid van den Bond betaalt men ƒ2.50 contributie. Nadere Inlichtingen verschaft de Secretaris

INHOUD: Verslag der 27ste Algemeene Vergadering; Na de vergadering; De wedstrijden; De prijsuitdeeling; De speciaalprijs; Nog iets over den uitslag van den Internationalen Hoofdklassewedstrijd; Problemen; Verschillende partijen; Bondszakenededcelmgcn ; Nog een paar eindstellingen van den Internationalen Wedstrijd

Zeven-en-twintigste Algemeene Vergadering van den Nederlandschen Schaakbond.

(„Concordia", N. Z. Voorburgwal, Amsterdam — 6 Augustus 1899.)

Aanwezig zijn de volgende leden, die het aantal stemmen uitbrengen dat achter hun naam aangegeven is: Dr. A. van Rhijn, voorzitter (13), H. J. den Hertog onder-voorzitter (1), W. H. M. de Veer, penningmeester (1), J. p. Runsink, bestuurslid (i), H. D. B. Meijer, secretaris (8), W. Albregts (1), E. Wieling (0'/»)' W Muntjewerff (1), B. van Dantzig (i/2), A. Veraart (1), Jhr. Strick van Linschoten Sr. (1), F. L. G. d'Aumerie (13), C. Tinholt (1), G. Oskam (1ifr), A T W Coenen (2), A. van Eelde (,), B. Snatager Sz. (1), Dr. Westendorp Boerma (,) J. J. R. Moquette (8), Mr. I. D. Tresling (i), J. W. te Kolsté (1), B. Leussen (1), M. G. Stokvis (i), L. Gans (1), Chr. F. Haje (1), J. Belt (1), A. Klein (l), Jhr. A. E. van Foreest (1), Dr. G. Goldberg (r), A. A. J. Ridderhof (Vs), Dr. A G Olland (7), A. Speijer (1), K. J. Bleijkmans (1), H. G. Reeders (1), W. Ficke(i), W. B. H. Meiners (1), I). Bleijkmans (1), A. Bleijkmans (1), Van Steenderen (i\ A. Ie Lomte (1), F. van den Berg (1), W. H. van der Meulen (t), A. C. B Heijnert 11)

Te kwart over één opent de Voorzitter de vergadering met de volgende rede: „M. H., Leden van den Nederlandschen Schaakbond! Ik heb de eer, 11 het welkom toe te roepen op onze algemeene vergadering. Het verheugt mij,'dat te kunnen doen in de hoofdstad, in Amsterdam, beroemd in het verleden en in het heden om ontelbare redenen, maar dat door ons nog in het bijzonder gewaardeerd wordt om de namen, die het ons in de gedachten brengt van de Lelie, van 't Kruijs, van Lennep en van zoo vele anderen, en omdat hier de zetel is van het Vereenigd Amsterdamsch Schaakgenootschap'", dat zooveel heeft gedaan voor de bevordering van het schaakleven in Nederland.

I 7 B

Vóór ik de punten van behandeling aan de orde stel, wensch ik gebruik te maken van de gelegenheid, die zich daartoe heden nog voor mij aanbiedt, om eenige opmerkingen te maken over de waarde van het schaakspel voor den menschelijken geest.

Het schaakspel behoort tot de spelen, waarvoor geen lichaamsoefening, maar alleen de werkzaamheid van den geest vereischt wordt. Boven alle spelen, die tot deze groep behooren munt het verre uit, omdat bij verschillende standen van de stukken zoo velerlei combinaties mogelijk zijn, en omdat het ook voor den speler, die geen partner heeft, door het naspelen en analyseeren van partijen, door het bestudeeren van openingen en eindspelen, door het componeeren en oplossen van problemen van waarde is.

Voor het succes in de practische partij zijn bovendien zekere karakter-eigenschappen vereischt, die ik echter niet bespreken zal.

De werkzaamheid van den geest is afhankelijk van de hersenen. Hoe dat verband is, daarop kan ik hier niet ingaan. Bovendien is dat een quaestie, die wel nimmer geheel opgelost zal worden, zoodat wij tevreden moeten zijn, als er nu en dan een tipje van den sluier, die de waarheid voor ons verbergt, wordt opgelicht.

Echter moet ik voor mijn verder betoog enkele uitkomsten van de onderzoekingen van den lateren tijd van Flechsig 1) en Hansemann 2) mededeelen.

De verschillende deelen van de hersenen hebben voor de verschillende geestelijke verrichtingen van den mensch verschillende waarde. Zoo staan bepaalde gedeelten in verband met de zintuigen en de zintuiglijke waarneming; zoo staan weder andere gedeelten in verband met het hoogere intellectueele vermogen van den mensch. Aan die laatste gedeelten geeft Flechsig den naam van associatiespheeren.

Men heeft na den dood van mannen, uitmuntende op het gebied van wetenschap of kunst, hunne hersenen onderzocht en daar gipsafgietsels van gemaakt. Dan heeft men gevonden, dat de associatiespheeren der hersenen van die mannen bijzonder ontwikkeld en in windingen verdeeld waren. De uitkomsten van een dergelijk onderzoek van de hersenen van den beroemden Helmholtz zijn onlangs door Hansemann medegedeeld.

Nu is echter gebleken, dat bij sommige menschen, die gedurende hun leven op geenerlei wijze hebben uitgemunt, toch hersenen gevonden worden, waarbij de associatiespheeren even goed ontwikkeld zijn als bij de beroemdste mannen. Hieruit trekt Hansemann het besluit, dat het voor een mensch, om boven anderen uit te munten, niet voldoende is, hersenen te bezitten met bijzonder goed ontwikkelde associatiespheeren, maar dat het ook noodig is, dat de mensch die associatiespheeren werkzaam laat zijn, dat hij die oefent. Daarvoor wordt vereischt, dat er een prikkel is, dat er iets is, dat den mensch aanspoort, om zijne geesteswerkzaamheid te oefenen en te ontwikkelen. Hansemann verdeelt nu de intellectueelbegaafde,de genialemenschen in vier groepen.

1) Die Loc.alisation der geistigen Vorgange, insbesondere der Sinnesempfindungen des Menschen, von Pr. Paul Flechsig. — Leipzig, Veit & Comp., 1896.

2) Zeitschrift fiir Psychologie und Physiologie der Sinnesorgane, Band XX, Heft 1.

i79

Tot de eerste groep behooren zij, wier hersenwerkzaamheid door chemische of psychische prikkels tijdelijk boven het normale verhoogd kan worden. Tot de bedoelde chemische prikkels behooren in de eerste plaats de alcohol (voorbeelden : Fritz Reuter en Victor Scheffel), verder koffie, thee, tabak, rottekruid. l)e psychische prikkels zijn soms van samengestelden aard. Zoo is de invloed van eene groote menschenmassa op de welsprekendheid van sommige redenaars bekend. Daartoe behoort ook de toename van het intellectueele vermogen door de geestelijke werkzaamheid zelve, en door de opeenhooping van de in den loop van den dag ontvangen indrukken, zoodat het intellectueel vermogen 's avonds grooter is dan 's morgens. Bij vele personen vervult ook de phantasie de rol van een prikkel, b.v. door het vooruitzicht op een belooning of op een succes.

Tot de tweede groep behooren personen, die reeds op zeer jeugdigen leeftijd buitengewone geestesontwikkeling vertoonen, maar die verder al spoedig blijven stilstaan, en dus op lateren leeftijd niet boven andere menschen uitmunten.

Tot de derde groep worden gerekend personen, wier bijzondere begaafdheid van ziekelijke aandoening der hersenen afhangt, en die dus na eenigen tijd in een krankzinnigengesticht te land komen. Als voorbeeld van die personen voert Hansemann den philosoof Nietzsche aan.

Tot de vierde groep brengt Hansemann de personen, wier verstandelijke ontwikkeling duurzaam is, gedurende het geheele leven onverminderd in stand blijft of hoogstens op zeer gevorderden leeftijd een weinig begint af te nemen. Hiertoe rekent hij de werkelijke genieën, zooals Newton, Cuvier, Goethe, Beethoven Bismarck en last not least Helmholtz.

Wanneer wij die groepverdeeling ook op schaakspelers zouden willen toepassen, hebben wij alleen met de eerste en vierde groep te rekenen, omdat personen van' e tweede en derde groep wegens de voor succes in het schaakspel vereischte oefening en karakter-eigenschappen daarin niet kunnen uitmunten.

Van den invloed van de genoemde prikkels bij schaakspelers uit de eerste groep zijn vele voorbeelden bekend. Sterke prikkels zijn voorzeker ook de groote prijzen in den laatsten tijd uitgeloofd. Dat komt echter nauwelijks in vergelijking met' wat men uit de middeneeuwen verhaalt. Zoo heeft men uit de 12de eeuw een verhaal van een schaakspeler, die met een goddelijk schoone koningsdochterspeelde onder voorwaarde, dat bij verlies der partij hij zou onthoofd worden, bij winst hij zich in de liefde der schoone zou mogen verheugen.

Van de tot de vierde groep behoorende schaakspelers zal ik slechts Anderssen en Steinitz noemen.

Men hoort wel eens van niet-vrienden van ons spel de bewering, dat het schaakspe van geen nut is en daarom de daaraan bestede tijd verloren tijd is. De onjuistheid daarvan volgt uit wat ik boven gezegd heb. Daaruit blijkt, dat het voor menschen met hersenen van goeden aanleg, die door hunne opvoeding of omstandigheden met in staat zijn, om in wetenschap of kunst hunne associatiespieeren te oefenen en te ontwikkelen, van waarde is, dat zij ook zelfs in de eenzaamheid in het schaakspel daartoe gelegenheid vinden. Verder is het ongetwijfeld voor onder gelukkiger omstandigheden verkeerende personen van waarde,

dat het schaakspel hen in staat stelt, hunne associatiespheeren in werkzaamheid te houden, al zijn zij ook voor den prikkel van hunne gewone bezigheden afgestompt. Gelijk toch hetzelfde voedsel, al is het ook nog zoo voortreffelijk, de maag op den duur niet voldoen kan, en die zelfs bedankt voor „toujours perdrix", zoo hebben de hersenen afwisseling noodig in de onderwerpen, waarmede zij zich bezig houden.

Wanneer alzoo het schaakspel voor den enkelen intellectueelen mensch van nut is, is het ook van nut voor de menschheid.

Eindelijk wil ik er nog op wijzen, van hoe groot belang het niet alleen voor de wetenschap, maar ook voor de algemeene waardeering van het schaakspel zijn zou, als ook na den dood van onze groote meesters de hersenen onderzocht en daar gipsafgietsels van gemaakt werden.

Men zal daarbij ook gedachtig moeten zijn aan het feit, dat de ondervinding geleerd heeft, dat verscheidene sterke schaakspelers uitmunten in muzikalen aanleg, andere in begaafdheid voor de mathematische wetenschappen.

Wilt gij nu ten slotte weten, wat mij aanleiding heeft gegeven, heden zooveel van uw geduld te vergen? Deze was, dat in eene Mei-aflevering van het weekblad van het „Nederlandsch Tijdschrift voor geneeskunde" een referaat voorkwam van het besproken opstel van Hansemann, en dat daarin van de derde groep het volgende gezegd wordt.

„In de 3de groep vinden de z. g. pathologische éénzijdige verstandsontwikkelingen haar plaats, d. w. z. dezulke, waarvan zich slechts één enkel onderdeel „ten koste van alle andere buitengewoon sterk ontwikkelt. Hiertoe behooren „de z. g. partifiele genieën, rekenkunstenaars, schaakvirtuozen enz., die overigens „als imbecillen imponeeren."

Ik heb toen dat opstel nagelezen en gezien, dat Hansemann volstrekt niet van schaakspelers en evenmin van partiöele genieën spreekt, maar alleen van verhoogde geestelijke werkzaamheid, afhankelijk van een ziekelijken toestand der hersenen, die de ontaarding daarvan ten gevolge heeft.

In het referaat komen meer voorbeelden van onjuiste vertaling voor. Diegenen onder u, die daartoe in de gelegenheid zijn, zullen zich daarvan spoedig kunnen overtuigen. Slechts tegen ééne uitdrukking van den referent zal ik nog opkomen. Waar hij zegt, dat schaakvirtuozen er imbecil uitzien, daar wijs ik er op, hoe meerdere schilders en teekenaars, die toch juist de deskundigen zijn, om de uitdrukking der gelaatstrekken te beoordeelen, wanneer zij personen willen afbeelden, van wier gelaatstrekken hoogere intellectueele werkzaamheid is af te lezen, die personen voorstellen, gezeten voor een schaakbord. Om een recent voorbeeld aan te halen, wijs ik op het vorige nummer van den groenen „Amsterdammer," waar Krtiger en Chamberlain aldus zijn weergegeven.

De vraag zou gesteld kunnen worden, of onze groote Rembrandt van Rijn ooit zijn beroemden Homeruskop zou hebben kunnen scheppen, als hij nooit de gedachtenvolle gelaatstrekken had gezien van een schaakspeler, die in een moeilijke en gevaarlijke positie zit te overwegen, welke zet de beste is.

Nog rest mij, uit ons aller naam een woord van dank te brengen aan onzen

Bondssecretaris Meijer, die op zoo energieke wijze het initiatief heeft genomen voor

iSi

het tot stand komen van den Internationalen Hoofdklasse-wedstrijd, die nu welhaast zal aanvangen. Het succes van den heer Meijer in dezen is ons een teeken van de opgewekte belangstelling van zoo velen in onzen Bond, is ons een teeken, dat wij met vertrouwen de twintigste eeuw te gemoet kunnen gaan."

Deze rede wordt levendig toegejuicht.

Punt 2 der Agenda. — De notulen van de Algemeene Vergadering 1898 en de Buitengewone Algemeene Vergadering van 23 Mei 1899 worden na lezing goedgekeurd.

Punt 3; Voorstel van het Bestuur, om den te benoemen Hoofdredacteur eene jaarhjksche geldelijke tegemoetkoming van ƒ 200,— toe te kennen.

De heer Tinholt (Amsterdam) vraagt, of de Hoofdredacteur werkelijk zooveel meer te doen heeft dan de Secretaris, die zijne functie onbezoldigd blijft waarnemen, en verder, of de Bondskas de voorgestelde uitgave kan lijden.

De Voorzitter doet opmerken, dat de betrekkingen van Hoofdredacteur en Secretaris inderdaad zeer in aard verschillen. Het is spr. gebleken, dat het niet aangaat, een der Bondsleden met een zoo omvangrijke taak als die van den Hoofdredacteur te belasten, zonder dat hem eenige vergoeding wordt gegeven voor den aan het redactiewerk besteden tijd. Spr. wijst er op, dat in het onderhavige geval niet gesproken kan worden van een „salaris". Gaat men na, welke honoraria de schaakredacteuren van onze dag- en weekbladen ontvangen, dan komt men tot de overtuiging, dat het bedrag van / 200, als vergoeding voor den Hoofdredacteur van ons Tijdschrift, waarlijk niet te hoog gesteld is.

De heer van Foreest (Amsterdam) ondersteunt het bestuursvoorstel. Spr. herinnert er aan, hoe vele malen reeds het te-laat-verschijnen van het Tijdschrift aanleiding heeft gegeven tot ernstige klachten. Het is noodig, dat het Bondsbestuur eenige pressie kan uitoefenen op hem, die voor het regelmatig uitkomen van het Tijdschrift verantwoordelijk is.

De heeren Moquette en Dr. Olland (Utrecht) vereenigen zich met het door den vorigen spr. opgemerkte, doch wijzen er op, dat het voorstel van het Bestuur op zich zelf geen voldoende waarborgen biedt voor het regelmatig verschijnen der afleveringen. De te benoemen functionaris dient zich te onderwerpen aan strenge voorschriften

De heer Wieling (Groningen) voegt zich bij de voorstanders van het bestuursvoorstel, de heer Te Kolsté ('s Gravenhage) bestrijdt het.

De heer Tinholt neemt nogmaals het woord, om er op te wijzen, dat in het reglement geen enkele bepaling te vinden is, waaruit de wenschelijkheid blijkt om den Hoofdredacteur te salarieeren. Spr. herhaalt zijn vraag, of werkelijk de benoodigde ƒ 200 zullen te vinden zijn.

Op deze vraag antwoordt de Voorzitter in bevestigenden zin.

De heer den Hertog (Amsterdam) meent, dat het reglement met deze zaak in 't geheel niets te maken heeft. De Bond moet waarborgen hebben. Het Bestuur heeft dus eenvoudig strenge voorschriften te geven. Dit zou zelfs heel goed kunnen geschieden in den vorm van een formeel contract.

Nadat nog de heer Runsink (Groningen) zijne argumenten heeft bijgebracht voor het voorstel in kwestie, geeft de Voorzitter namens het Bestuur de vergadering in overweging, het voorstel aldus te lezen:

182

„Den te benoemen Hoofdredacteur zal eene jaarlijksche geldelijke tegemoetkoming van ƒ200.— worden toegekend, onder voorwaarde, dat hij zich verbindt, het Tijdschrift te doen verschijnen op den tijd, door het Bondsbestuur vast te stellen"

Aldus geamendeerd wordt het voorstel met groote meerderheid aangenomen (5 stemmen tegen).

Pitnt 4 der Agenda. — De Penningmeester verkrijgt het woord tot het uitbrengen van zijn Verslag en Verantwoording. Hij voegt daaraan toe de volgende:

Mededeelingen omtrent den finantiëelen toestand over 1899

Ontvangsten: Nog te ontvangen :

Saldo 1898 • • ƒ 57.281 Aan Contributie Buitenland enz. circa ƒ85. , Contributie: wat met het Kas-saldo uitmaakt een bedrag van 467 Rechtstreeksche Leden . „ 1167.60 J 994.40. 95 Afdeelings-Leden „ 116.75 Hiervan zal moeten worden bekostigd 80 Club-Leden • „ 100.40 Aan gewone uitgaven 2e halfjaar . f 620.— 25 Donateurs „ 87.— Jaarlijksche Wedstrijd met Zaalhuur „ 240.— 85 Reglementen „ 21.25 Bijdrage aan den Internationalen HoofdDiversen * 97.50 klasse-Wedstrijd . . • •_ l3:i' ~ / 1647.78J f 993—

Uitgaven: Totaal 1ste halfjaar • f 738.32]

Kas-saldo op 6 Aug. 1899 f 909.46 Tevens wordt door den Penningmeester overgelegd de volgende: Staat van den Nederlandsehen Schaakbond 24 Juli 1898—6 Augustus 1899.

Rechtstreeksche Leden:

Op 24 Juli 1898, 457

Bijgekomen in 1898, 22

Afd, en Clubleden:

Op 24 Juli 1898, 181

Bijgekomen in 1898,Afgevoerd in 1898, 32

Bijgekomen in 1899, 74

Afgevoerd in. 1899, 35

Op 6 Augustus 18997 486~

Afgevoerd m 1898, 14

Bijgekomen m 1899, 27

Afgevoerd in. 1899, 13

Op 6 Augustus 1899, 181 Samen 667 Leden.

Op voorstel van den Voorzitter wordt nu aan de orde gesteld Punt 6 der Agenda: Verkiezing eener Commissie ter voldoening aan Art. 19 van het Reglement. Benoemd worden de heeren Stokvis (Amsterdam), Meiners (Amsterdam) en Moquette (Utrecht).

Punt s der Agenda. — Na opening der verzegelde couverten wordt de uitslag van den wedstrijd in de compositie van driezettige problemen (zie Juni 1899, blz. 141) vastgesteld als volgt: ie Prijs (motto: Kruid) A. Okkinga, te Dronrijp, 2t en 3e Prijs (motto: Stamma) J. J. Colpa, te Leiden; 4e prijs (motto: S. M. H.) A. van Eelde, te Middelburg; Eervolle vermelding (motto: Mitridatus) H. van Beek, te Naaldwijk.

Punt 7 der Agenda. — Als Voorzitter wordt met bijna algemeene stemmen herbenoemd de heer Dr. A. van Rhijn, te Leiden. Deze neemt de benoeming aan.

i83

Punt 8 der Agenda. — Tot Penningmeester wordt benoemd de heer E. Wieling, te Groningen, met 471/0 stem tegen 18 op den heer Hoezoo, 12 op den heer Meiners, V2 op den heer Tresling en 9 blanco.

De heer Wieling stelt zich gaarne beschikbaar.

Punt 9 der Agenda. — Tot Hoofdredacteur van het Tijdschrift wordt benoemd de heer H. J. den Hertog, te Amsterdam, met 53 stemmen, tegen 15 op den heer te Kolsté, 9 op den heer Hoezoo, 5 op den heer Heemskerk, 2 op den heer D. Bleijkmans, 1 op den heer Speijer, 1 op den heer Tresling en 1 blanco.

De heei den Hertog verklaart zich gaarne bereid, de hem op zoo vereerende wijze opgedragen taak te aanvaarden. Spr. dringt er op aan, dat de verplichtingen van den hoofdredacteur duidelijk zullen worden omschreven. Hij hoopt, dat hij zal mogen blijven rekenen op de hulp der uitstekende medewerkers, van wier talentvollen arbeid in den laatsten jaargang tal van proeven zijn aan te wijzen. De ondervinding heeft spr. geleerd, dat het niet aangaat, op den duur het vele werk, dat van een goed hoofdredacteur mag geeischt worden, te verrichten zonder eenige geldelijke vergoeding. Uit sympathie voor den Bond en de verbreiding der moderne opvatting van het Schaakprobleem wenscht spr. zich persoonlijk te belasten met de redactie der probleemrubriek. De vijfde redacteur, die de bemoeiingen van den hoofdredacteur zal hebben over te nemen, wanneer deze door ernstige oorzaken verhinderd wordt zijn werk te doen, zal natuurlijk gedurende den tijd, dat hij als hoofdredacteur optreedt, worden gehonoreerd. Spr. wenscht nog even in het licht te stellen, dat hij het in deze vergadering aangenomen voorstel, om den hoofdredacteur eene geldelijke tegemoetkoming toe te kennen, beschouwt als den eersten stap op den weg, die leiden moet tot de salarieering van alle medewerkenden. In het Tijdschrift heeft de Bond een krachtig propaganda-middel. De financieele voordeelen, die het de Bondskas bezorgen kan, moeten langzamerhand ten goede komen aan hen, die aan het Tijdschrift hunne beste krachten wijden.

Bij acclamatie worden als redacteuren herkozen de heerenJ. F. S. Esser,te Leiden, Dr. A. G. Olland, te Utrecht en/. W. te Kolsté, te 's Gravenhage. Beide laatstgenoemden verklaren zich bereid, hunne functie op nieuw op zich te nemen. De heer Esser is niet aanwezig, doch de Voorzitter meent te kunnen aannemen, dat genoemde heer zich niet onttrekken zal.

Tot plaatsvervangend hoofdredacteur wordt benoemd de heer C. Tinholt, te Amsterdam, met 551/2 stem tegen 411/2 op den heer D. Bleijkmans, 2 op den heer Speijer, x op den heer Meijer en 8 blanco. De heer Tinholt neemt de benoeming aan.

De Commissie, belast met het nazien der Rekening en Verantwoording, is inmiddels met hare taak gereed gekomen en verklaart bij monde van den heer Meiners, dat alles nauwkeurig in orde is bevonden.

De Voorzitter zegt ten zeerste te betreuren, dat de heer de Veer zich genoodzaakt heeft gezien, wegens gebrek aan tijd de functie neder te leggen, die hij met zoo groote nauwgezetheid heeft vervuld. Spr. brengt den afgetreden Penningmeester den hartelijken dank van den Bond, en spreekt de hoop uit, dat de heer de Veer, ook zonder zitting te hebben in het Bestuur, de belangen van den Bond

184 zal blijven behartigen. Verder den afgetreden Hoofdredacteur Heemskerk gedenkende, wijst spr. op de ongunstige omstandigheden, waarin deze heeft verkeerd. Wonende in het afgelegen Sas van Gent, moest de heer Heemskerk wel vele moeilijkheden ondervinden bij het voeren zijner drukke correspondentie. Meer nog werden hem de handen gebonden door talrijke ziektegevallen in zijn gezin. Spr. kan niet nalaten, ook dezen afgetreden functionaris dank te zeggen voor wat hij, ondanks zooveel tegenspoed, in het belang van den Bond heeft gedaan. Spr. richt nu eenige hartelijke woorden van hulde en dank aan den ijverigen en hoogst bekwamen probleemredacteur Meiners. De heer A. Ie Comte, te Delft, heeft den Bond verrast met een schoon aquarel van zijne hand, een kostbaren speciaalprijs voor den Internationalen Hoofdklassewedstrijd. De vergadering stemt van harte in met de woorden van dank, door den Voorzitter tot den heer le Comte gericht.

Intusschen is mevr. ten Tusschedé met haar echtgenoot ter vergadering verschenen. De Voorzitter vindt hierin aanleiding, om met voldoening te wijzen op het feit, dat hier voor het eerst eene Aigemeene Vergadering van den Bond door een der dames-leden wordt bijgewoond.

Punt 10 der Agenda. — Het bestuursvoorstel, om den eersten prijswinner van den Internationalen Hoofdklassewedstrijd den titel van „Meester van den Nederlandschen Schaakbond" toe te kennen, wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Punt 11 der Agenda: Voorstellen tot wijziging van het reglement, a.) In Art. 38 te laten vervallen de woorden: met afspel eti overblijven.

De heer Tinholt vraagt naar de bedoeling van dit voorstel.

De Onder-Voorzitter zegt, dat de bedoelde woorden, eigenaardig passend bij het systeem, indertijd door Heemskerk voor de „kleine" Bondswedstrijden ingevoerd, moeten vervallen, nu voortaan het wedstrijdstelsel-Meijer zal worden gevolgd, gelijk in den laatsten tijd reeds meermalen is geschied. — Het voorstel a wordt z. h. s. aangenomen.

/,.) Voorstel blz. 114, regel 2—14. — De heer Dr. Olland stelt voor, de 4e alinea te doen vervallen. De heeren van Foreest en den Hertog verzetten zich hiertegen. Eerstgenoemde wijst er op, dat de financiëele kwestie neerkomt op het al-of-niet-betalen van één gulden meer. De heer den Hertog herinnert er aan, dat de afdeelingsleden evengoed als de rechtstreeksche het Tijdschrift ontvangen.

Het bedrag van ƒ 1.50 nu acht spr. zoo buitensporig laag als inteekenprijs voor het Tijdschrift, dat hem de eisch, waarvan in de 4e alinea sprake is, volstrekt niet ongerechtvaardigd voorkomt.

Na repliek van den heer Dr. Olland wordt diens amendement in stemming gebracht en met 57V2 stem tegen 37 verworpen.

Hierna wordt voorstel b z. h. s. aangenomen.

c.) Voorstel blz. 114, regel 15—22. — Nadat de Voorzitter het voorgestelde nieuwe artikel nader heeft toegelicht, opent de heer te Kolsté ('s Gravenhage) het debat, opmerkende, dat hij het in het concept genoemde aantal van vijftig leden te groot vindt, en in plaats van dat getal liever vijf of tien zou lezen. De heer

i8s

Tinholt vereenigt zich niet met het amendement van den vorigen spr. Hij heeft echter een bezwaar tegen de redactie van het bestuursvoorstel en zou nl. in plaats van minder dan vijftig leden" willen lezen: „niet meer dan vijftig leden". Dit amendement wordt onmiddellijk door het Bestuur overgenomen. — De heeren van Steenderen, van Foreest (Amsterdam) en Runsink (Groningen) bestrijden het amendement van den heer te Kolsté. Deze trekt zijn amendement in, nadat de Voorzitter hem opmerkzaam heeft gemaakt op art. 27 van het reglement, waarin het recht der bondsleden wordt omschreven, om eene buitengewone algemeene vergadering te doen beleggen.

Voorstel c met amendement-Tinholt wordt nu z. h. s. aangenomen. Duidelijkheidshalve wordt geconstateerd, dat een bestuursvoorstel, op de in het nieuwe artikel aangegeven wijze in stemming gebracht, verworpen is, wanneer 51 of meer leden zich er tegen verklaren.

Voorstel d (van het Buitengewoon lid „Staunton" te Groningen) wordt na eeni^e discussie onveranderd aangenomen.

Voorstel e (van het Bestuur der afdeeling Leiden) is na de aanneming van voorstel b vervallen.

Voorstel f (van H. D. B. Meijer, later overgenomen door het Bestuur): „in art. 37, 4e alinea, te laten vervallen het woord achtereenvolgende".

De heer Muntjewerff (Amsterdam) zou een termijn van 5 jaren willen stellen Na eenige discussie wordt het voorstel aangenomen, nadat het op voorstel van Dr. Olland aldus geformuleerd is: „Hij, die binnen den tijd van vijf jaren in dezelfde klasse tweemaal den eersten prijs wint, krijgt het volle eigendomsrecht op eene cere-medaille, hem door het Fondsbestuur uit te reiken. (Art. 37, 4e alinea.)

Naar aanleiding van voo-stel g („de 5e alinea van Art. 37 te lezen: Alleen de eigenaars.... kunnen en zijn verplicht Het Bestuur kan hierin uitzoneringen toestaan") ontspint zich een langdurig debat, waaraan wordt deelgenomen door de heeren Muntjewerff, den Hertog, Tinholt, van Foreest en Meijer. Besloten wordt, dat het Bestuur met de tegenstanders in overleg zal treden omtrent de formuleering eener nieuwe bepaling, die het overgaan van deelnemers aan de Groote Bondswedstrijden naar hoogere klassen regelt. Deze concept bepaling zal dan in de Algemeene Vergadering 1900 aan het oordeel der leden worden onderworpen.

T 007 stel h („in art. 43, ie alinea, te laten wegvallen de woorden: mits zij i'oot .... enz. ) wordt z. h. s. aangenomen.

Pnnt 12 der Agenda: Vaststelling der begrooting voor 1900

De Penningmeester, de heer de Veer, leest de door hem samengestelde begroo ting voor De heer Tinholt merkt op, dat de geldelijke tegemoetkoming voor den hoofdredacteur op de begrooting wordt gemist. De Voorzitter antwoordt, dat eze post er niet op kon gebracht worden, daar het bestuursvoorstel in kwestie in deze vergadering nog moest worden behandeld.

Punt 13 der Agenda. — Besloten wordt, in 1900 de Algemeene Vergadering en den Grooten Bondswedstrijd te Groningen te houden.

Punt 14 der Agenda. - De heer van Foreest betuigt den Voorzitter den dank 10*

i8Ó

van de aanwezige leden voor de uitstekende leiding der vergadering. De heer den Hertog vraagt nu nog even het woord, om hulde te brengen aan den Bondssecretaris, den heer Meijer, voor de afdoende verbetering, door hem gebracht in het systeem der wedstrijd-klokken. Alle netelige kwestien op het punt van tijdoverschnjding behooren nu voor goed tot het verleden.

Te vijf uur sluit de Voorzitter de vergadering. d. H.

Na de vergadering.

Het gebruikelijke diner werd gehouden in de bovenste bovenzaal van het CaféRestaurant „De Roode Leeuw" op den Vijgendam. Behalve het bestuur en een vijftiental bondsleden zaten mede aan de heeren Dr. Trimborn, Dimer, Schwan, Swiderski, Partaj en Dr. Mannheimer. De voorzitter, Dr. van Rhijn, opende de rij der toasten met een welkomstwoord aan de buitenlandsche spelers. De heer Tinholt sprak hen toe in zijne kwaliteit van secretaris van het „V. A. S." Hij hoopte, dat de gasten, hier als goede vrienden met de Hollanders aan tafel gezeten, na den heeten strijd, die hen wachtte, als goede vrienden van hunne Hollandsche concurrenten zouden scheiden. Spr. wees de deelnemers aan den Internationalen Wedstrijd op de aan den wand hangende portretten van Morphy en Steinitz. „Stelt ge u deze beide schaakgrooten tot voorbeeld", ongeveer aldus besloot spr. zijne hartelijke en geestige toespraak, „dan zal het u wel gelukken, een prijs te halen1" Namens de Duitsche gasten bedankte Dr. Trimborn de beide vorige sprekers voor hunne vriendelijke woorden. Met enthousiasme sprak hij over de schoonheden van Amsterdam en den vrijheidszin van het Nederlandsche volk, om eindelijk eene vergelijking te maken tusschen den Duitschen Schaakbond en den onzen, die zooveel beter georganiseerd is. Hij hoopte, dat voor den Duitschen Bond spoedig betere dagen mochten aanbreken. Spr. eindigdemet eendriewerf „Hoch! op den Nederlandschen Schaakbond, waarmede de andere Duitsche heeren van harte instemden. De heer Runsink wenschte den heer Dr. Van Rhijn geluk met zijne herbenoeming tot Voorzitter en deze laatste noodigde alle aanzittenden uit, met hem een dronk te wijden aan den Bondssecretaris, den heer Meijer, die met zooveel energie gearbeid heeft aan de verwezenlijking van het door hem gevormde plan van een Internationalen Hoofdklassewedstrijd, en met zooveel zorg de omvangrijke voorbereidende werkzaamheden heeft verricht.

De voorgediende spijzen deden de keuken van het restaurant „De Roode Leeuw alle eer aan, men at met smaak, en als mes en vork een poosje rustten, onderhielden levendige gesprekken, natuurlijk loopende over„Schach" en nog eens„Schach", de gezellige stemming, waarin men te zamen bleef, totdat het tijd werd, om naar „Concordia" terug te keeren.

Om 8 uur had de loting voor den Internationalen wedstrijd plaats. Daarna werd er eene consultatiepartij georganiseerd tusschen Atkins, Dr. Mannheimer en Dimer (Wit) en Dr. Olland, Mr. Tresling en Jhr. van Foreest {Zwart). Deze partij kwam niet af. Zij werd Zondag 13 Aug. te Zandvoort voortgezet en door Zwart gewonnen

i87

De wedstrijden.

Ten einde de tijdige verschijning dezer aflevering mogelijk te maken, zullen wij den uitslag der wedstrijden voorloopig beknopt vermelden. In het volgend nummer hopen wij dan aan het zoo belangrijke congres van dit jaar nog eenige beschouwingen te wijden.

Eerste klasse

Op verzoek van den heer Speet (Breda), die verklaarde, slechts een dag of drie te Amsterdam te kunnen blijven, werd goedgevonden, dat elk der vijf deelnemers aan den wedstrijd-ie klasse ditmaal met elk der overige slechts ééne partij zou hebben te spelen. De uitslag van den kamn bliikt uit onderstaande tabel

NAMEN

DER DEELNEMERS. Leussen. Speijer. Speet, v. Rhijn Bleijkmans. Totaal.

Leussen • • • • j — Va Vs ï i 3

Speijer i/2 — : 1/2 11113

Speet 1/2 V». — Va Va 2

Dr. van Rhijn ° I ° 1/2 — 1 11/2

A. Bleijkmans o ! o 1/2 : o l/2 er Leussen (Leiden) en Speij (Amsterdam) deelden het totaal der beide prijzen, ten bedrage van f 70. Bij loting werd de Eeremedaille aan Leussen toegewezen.

Tweede klasse.

Uitslag van den wedstrijd in Groep A: I. Vink (Dordrecht) met 5 i/.j punt op 7 partijen; II. Ten Tusschedé (Amsterdam), met 5 punten; III, Enderle (Leiden), met 41,'j punt. Verder behaalde Ypes (Leeuwarden) ook 4V2 punt*), Brandon (Amsterdam) 31/2 punt, Coenen ('s Gravenhage) 2V2 punt, Mac-Lean ('s Gravenhage) 2 punten en v. d. Meulen (Amsterdam) Vs punt.

Uitslag van den ivedstrijd m Groep B: I. Haje (Amsterdam), met 41/2 punt op 6 partijen; II. Oskam ('s Gravenhage), met 4 punten; III. Wieling (Groningen), met 31/2 punt. Verder behaalden K. Bleijkmans (Amsterdam) en Dewald ('s Gravenhage) ieder 3 punten en Dr. Westendorp Boerma (Groningen) en Veraart (Amsterdam) ieder 1V2 punt.

In den prijskamp won Haje tegen Vink, Oskam tegen ten Tusschedé en Enderle tegen Wieling.

De eind-uitslag is dus: ie prijs (Eere-medaille en ƒ 30): Haje (Amsterdam); 2e prijs (ƒ 20): Vink (Dordrecht); 3e prijs (/ 10): Oskam ('s Gravenhage); 4e prijs (ƒ8): ten Tusschedé (Amsterdam); 5e prijs (f6): Enderle (Leiden); 6e prijs (ƒ 4): Wieling (Groningen).

Dames-wedstrijd.

Uitslag. re prijs: mej. Jansen (Utrecht), met 6 punten op 7 partijen ; 2e prijs: Mej. C. P. J. ICoekebakker, met 5 punten (3S p. volgens Sonneborn-Berger); 3e

*) Bij toepassing van het systeem Sonneborn-Berger bleek de heer Enderle 33, de heer Ypes 32 punten behaald te hebben.

i88

prijs: Mej. S. Splinter (Leiden), met 5 punten (37 p. volgens S.-B.); 4e prijs: gedeeld door Mej. A. Koekebakker (Groningen) en Mevr. Wed. Dr. L. T. A. Muller Thijm (Zutphen), beiden met 4 punten. Verder behaalden Mevr. ten Tusschedé (Amsterdam) en Mej. Müller (Zutphen) beiden 2 p. en Mej. C. Dull (Amsterdam) o p.

Internationale Hoofdklassewedstrijd.

Hoe gaarne wij ook nu reeds omtrent dit hoogst belangrijke tornooi in bijzonderheden zouden willen treden, toch moeten wij, met het oog op den beschikbaren tijd, voorloopig volstaan met de publicatie der wedstrijdtabel (zie blz. 189), waarin de twee laatste kolommen, naar wij hopen, den belangstellenden lezer een welkom bijvoegsel zullen zijn.

Nog zij hier al vast met voldoening geconstateerd, dat deze eerste Internationale Hoofdklasse-wedstrijd voor den Nederlandschen Schaakbond in elk opzicht een schitterend succes is geweest.

De uitslag was : ie prijs (Zilveren Medaille, uitgeloofd door H. M. de Koningin der Nederlanden, benevens f 200, en de Meestertitel): H. E. Atkins, van Northampton.

2e prijs (ƒ 150): Dr. A. G. Olland („Mat"), van Utrecht.

3e, 4e, 5e en 6e prijs (totaal ƒ 280) gedeeld door D. Bleijkmans, van Amsterdam, Dr. N. Mannheimer, van Frankenthal, Rud. Swiderski, van Leipzig en Mr. J. D. Tresling, van Winschoten

7e en 8e prijs (totaal ƒ 50) gedeeld door J. Dimer, van Hamburg en Jhr. A. E. van Foreest, van Amsterdam.

Aan H. E. Atkins werd bovendien nog toegekend de door den Heer A. Ie Comte, te Delft, uitgeloofde speciaalprijs voor de schoonste oflfer-combinatie: een fraai aquarel, door den schenker vervaardigd en getiteld: „Een Hollandsch buurtje".

De prijsuitdeeling.

Woensdagavond, den lóden Augustus, werden de laatste hangpartijen afgespeeld. Er waren er heel wat, zoodat men aanvankelijk vreesde, dat de wedstrijd niet vóór Woensdagavond heel laat, of eerst Donderdagmorgen zou kunnen afloopen. Doch zie, alles liep boven verwachting vlug van stapel. Het langst waren Iresling en Olland nog bezig, maar om een uur of negen was ook hunne partij uit. Olland spande, hoewel reeds zeker van den tweeden prijs, nog al zijn krachten in, om een half punt aan zijn score toe te voegen, doch na zijn laatste, het spel vereenvoudigende combinatie kwam zijn Koning net even te laat, om 1resling s aanstormenden vrijboer in zijn loop te stuiten. Tresling behaalde eene welverdiende overwinning en voegde zich dus bij de drie deelnemers, die reeds op 10 stonden.

Voor de prijsuitdeeling had de nimmer vermoeide Meijer inmiddels de mise-enscène in gereedheid gebracht, onderwijl nog met het grootste geduld de congresdeelnemers te woord staande, die tijdschrift-nummers of photographieën moesten hebben. Op de groene tafel lagen de koninklijke medaille en de koker niet het

NAMEN

DER DEELNEMERS.

Atkins

Olland

Bleijkmans . . .

Mannheimer . . .

Swiderski ....

Tresling ....

Dimer

Van Foreest .

Partaj

Pelzer

Moquette

Meiners ....

»Pat" .... Te Kolsté. . . .

Heemskerk . .

Trimborn Atkins. Olland. Bleijkmans. Mannheimer Swiderski Tresling. Dimer. Van Foreest. Partaj. Pelzer. Moquette. Meiners. »Pat". Te Kolsté. Heemskerk. Trimborn. Totaal. Prijzen. Varna] gewonnen lartijen,

190 meester-diploma al klaar, om overgereikt te worden aan hem, die kwam, zag en overwon ; aan de andere zijde stond Le Comte's fijngevoeld schilderstukje; in het midden prijkten de initialen van den Bond in verblindende schittering van gouden tientjes. Te kwart vóór tien weerklonk voor het laatst de tornooibel, haastig kwamen de talrijke aanwezige Bondsleden aanloopen van hunne nog even gauw opgezette vrije partijtjes, de prijswinners namen plaats op de vóór de bestuurstafel geschaarde eerezetels, en de Onder-Voorzitter nam het woord voor de volgende toespraak:

„Meine Herren!

„Nachdem der grosse Kampf seinen Abschluss gefunden, können wir jetzt zur „Preisvertheilung schreiten. Weil unser Vorsitzender, Herr Dr. Van Rhijn, in ",Leiden, verhindert ist, dieselbe persönlich vorzunehmen, werde ich als sein Stell„vertreter die Ehre haben, den Siegern dieses Turniers die ihnen zukommenden „Preise zu tlbergeben.

,Mr. Atkins, in the name of the Netherlands Chess Association I congratulate „y'ou most heartily upon your brilliant success. We knew you as Mr. Atkins of „cable-match fame, as the Champion of the Midlands, as the hero of many a „hard battle, we knew you to be very strong, but that you was as terrible a usurper ',',as you have proved' to be,... . that we did not know! Certainly there is one „thing that we are sorry for: it is, that you are not a Dutchman. But we are ''very0 proud of the fact, that Chess Master Atkins has won his title in Holland. „We hope that you will enter the first Master Tournament to come, we are con„vinced that you will be in the first ranks and I assure you that all of us will „no less rejoice in every victory of yours than your fellow-countrymen. May I give ",you the medal presented by H. M. the Queen, the document of Mastership and "your share of the prize fund? Yet I have something to teil you now. You have ",'not contented yourself with defeating your opponents by winning a pawn or two, "to come then to an easy endgame, no, you have preferred to knock them down "by dazzling combinations. I thank you for yourfine games which will ev^er be for us a source of the greatest enjoyment. I am glad to be able to teil you, that "the committee have awarded to you the brilliancy-prize for your game against „Mr. Tresling. I hope that this beautiful watercolour-painting by Mr. le Comte, „one of the members of our association, will now and then recall in your memory "the days you passed in Holland and that, sooner or later, it may awake in you „the desire to visit our country once more. Chess Master Atkins will always be „welcome here! .. .

„Mijnh. Olland, ik acht mij gelukkig, u te kunnen begroeten als 2n pnjswinner. „Geeft in 't algemeen het feit, dat vier Hollanders met vier buitenlanders de prijzen „deelen, ons het recht, om met groote voldoening op dezen uitstekend geslaagden wedstrijd terug te zien, in het bijzonder kunnen wij er trotsch op zijn, dat u, een "van onze first-rates, zich onmiddellijk, zij het dan ook met 4 punten verschil, onder "den geweldigen Atkins de eerste plaats heeft weten te veroveren. Ik wensch u ",van harte geluk, en spreek de hoop uit, dat het u nog eenmaal moge gegeven

t9i

„zijn, den meestertitel te verwerven. Mij dunkt, met het oog op uw score in dit „tornooi, is dit waarlijk geen te stoute wensch!

„Auch Ihnen, Herren Mannheimer, Swiderski und Dimer, gratuliere ich herzlich zu „Ihrem Erfolge. Wir wussten es, dass sie den Hollandischen Kampfern viel zu „schaffen machen wtlrden, Dr. Mannheimer, der zweite Preistrager von Köln, „Swiderski, der erste Sieger im Jubilaumsturnier der „Augustea", Dimer, den wir „ja kannten aus mancher in deutschen Zeitungen veröffentlichten schonen Partie. „Nun, Deutschland und Holland können beide zufrieden sein; brüderlich steht Ihr „mit den besten Vertretern der niederlandischen Schachkunst in den ersten Reihen.

„Aan die uitstekende vertegenwoordigers van onze schaakgemeente, de Heeren „Bleijkmans, Tresling en van Foreest, breng ik hulde en dank voor de kranige „wijze, waarop zij de eer van het schakend Nederland in dit zoo vermoeiend „tornooi hebben hooggehouden.

„Und hiemit, meine Herren, schliesse ich diesen internationalen Schachkongress. „Den Theilnehmern, welche den Strapazen eines so stark besetzten Turniers nicht „gewachsen waren, sei noch ein aufmunterndes „Ein anderes Mal besser!" zugerufen, „und allen unsren neuen guten Freunden ein herzliches „Gute Reise, und auf „Wiedersehn!""

Meermalen gaven de aanwezigen door levendig applaus blijk van met de aan de prijswinners gebrachte hulde van harte in te stemmen.

Atkins bedankte met eenige hartelijke woorden voor den hem toegezwaaiden lof. Hij zeide, de aangenaamste indrukken mede te nemen van Holland en de Hollandsche schakers, en sprak de hoop uit, binnen niet al te langen tijd gelegenheid te zullen vinden, om de kennismaking met zijne Nederlandsche schaakvrienden te komen hernieuwen.

Dr. Olland bracht namens de Nederlandsche deelnemers hulde aan den Bondssecretaris Meijer, die geheel alleen dezen zoo belangrijken wedstrijd tot stand had gebracht, en op de meest voortreffelijke wijze zich als tornooileider van zijn taak had gekweten. (.Daverend applaus.)

Na eenige welwillende woorden van den heer Tinholt aan het adres van den Onder-Voorzitter, nam Dr. Mannheimer het woord. Spr. zeide, wel geen bepaalde opdracht te hebben ontvangen van de buitenlandsche spelers, doch hij hield zich overtuigd, geheel in hun geest te spreken, waar hij dank bracht voor de vriendelijke ontvangst, die hun was ten deel gevallen. In 't bijzonder bedankte hij den heer Meijer, die den buitenlanders met de meeste bereidwilligheid in Amsterdam en omstreken den weg had gewezen. Spr. eindigde met een „Hoch!" op den Nederlandschen Schaakbond.

Jhr. van Foreest stelde voor, een heildronk te wijden aan onze geëerbiedigde Koningin, wie het behaagde, eene eere-medaille beschikbaar te stellen en daardoor aan het tornooi een bijzonderen glans te verleenen.

De heer Tinholt nam nog het woord, om den buitenlanders, die geen prijs behaalden, hulde te brengen voor de volharding en de opgewektheid, waarmede zij hunne partijen, tot de laatste toe, hadden afgespeeld. Spr. wenschte hun toe, dat zi] in een volgenden wedstrijd tot de overwinnaars zouden mogen behooren.

1Q2

Hiermede was de plechtigheid afgeloopen. De in den steek gelaten partijtjes werden weder opgezocht, en spoedig was het, of de eerste ronde van een nieuwen, meer vreedzamen Bondswedstrijd een aanvang had genomen. De deelnemers van den „Internationalen" echter, die meenden, na zooveel offerens Caïssa's altaren wel voor eenigen tijd te mogen verlaten, gingen heen, om in den tuin van „Kras' met eenige vrienden nog een poosje gezellig bijeen te zitten, vóór men afscheid nam.

De speciaalprijs.

In overleg met eenige Nederlandsche amateurs besloot het Bestuur, den „brilliancy"-prijs toe te kennen aan H. E. Atkins, voor zijne partij tegen Tresling. Wij laten het eindspel daarvan hier volgen, en tevens de drie eindspelen, die na het bekroonde het meest in aanmerking kwamen.

Atkins (Zwart). | Pelzer (Zwart).

Tresling (Wit).

28. [L nj:| hg4 :

29. hg4: P hg4:!!

30. L gl T hl :

31. Khi: Dh7|

32. Kg2 Dh3fü gevolgd door 33..., Pe3t en 34..., Th8+.

Atkins (Wit).

16. P g5 h6

17. P f7 :!! K f7 : 18. Dhs D f6

19. P e4 D e7

20. P g5f ! K f8 1

21. P h7f Kg8

22. L b4 : D b4 :

23. P f6-}-! Kf8

24. P e8 : K e8: 25. D g6 :f Opgegeven.

Pelzer (Zwart).

Pelzer (Zwart).

Swiderski (Wit).

25- P f5 I Td 5 :

26. Ph6! Dd7

27. Df6 :! gfó ;

28. T g8:±

Olland (Wit).

24. Pf6 :f ! te volgen door 25. De5 :! en wint. (In de partij speelde Zwart

24. . . Kh8 en gaf toen onmiddellijk op.)

Nog iets over den uitslag van den Internationalen Hoofdklasse wedstrijd.

Onze mederedacteur C. 1 inholt heeft de moeite genomen, op den uitslag van het „Hauptturnier" het^ systeem Sonneborn—Berger toe te passen. Hij kwam daarbij tot de volgende interessante conclusien.

Volgorde van alle deelnemers: 1. Atkins (330 punten), 2. Olland (188J), 3. Tresling (163!,), 4. Bleijkmans (163), 5. Mannheimer (161.1), 6. Swiderski (156;;), 7. Dimer (121J), 8. v. Foreest (119J), 9. Partaj (83J), 10. Pelzer (8o{), n. Moquette (57J), 12. „Pat" (50!,), 13. Meiners (49), 14. te Kolsté (42.!), 15. Heemskerk (2s>), 16. Trimborn (7J).

Volgorde der prijswinners onderling: 1. Atkins (107), 2. Mannheimer (53.;), •>. Olland (53 ), 4. Tresling (46J-), 5. Bleijkmans (45), 6. Dimer (24), 7. Swiderski (23J), 8. v. Foreest (.22|).

Volgorde der 3 hoogst uitgekomenen onderling: 1. Atkins (1385), 2. Tresling (61-), 3- Bleijkmans (59J), 4. Mannheimer (S3j) 5. Olland (53), 6. Swiderski (35!), 7. v. Foreest (34), 8. Partaj (31J), 9. Dimer (29.]).

Volgorde der 10 hoogst uitgekomenen onderling: 1. Atkins (162), 2. Bleijkmans (76), 3. Tresling (óg'),^. Olland (68"), 5. Mannheimer (S .-,), 6. Swiderski (48») 7. Dimer (42), 8. v. Foreest (40I), 9. Partaj (37J), 10. Pelzer (28').

«• » £53

Problemen.

Redacteur: H. J. 1)EN HERTOG, Marnixkade 43, Amsterdam.

N.B. Verzoeke beleefd problemen, oplossingen en andere bydragen, tot deze rubriek behoorende, aan den redacteur te adresseeren.

No. 693. H. van Beek, te Naaldwijk.

Mat in 2 zetten.

No. 695. B. J. M Markx, te Leiden.

No. 694. B. J. M. Markx, te Leiden.

Mat in 2 zetten.

No. 697. J. van Dijk Azn., te de Lier.

Mat in 2 zetten.

No. 696. J. van Dijk Azn., te de Lier.

Mat in 2 zetten.

No. 698. N. Maximow, te St. Petersburg („Strategie").

Mat in 2 zetten.

Mat in 2 zetten.

No. 699. B. J M. Markx,

No 700. K Erlin, te Leiden. te Weenen (Ge Pr. Int. Wedstr. Boh. Schaakcl.)

Mat in 3 zetten.

No. 701 M. Eeigl, te Weenen (le E. Y. Int.Wedstr. Boh. Schaakcl.)

Mat in 3 zetten.

No. 702. K. Traxler, te Praag (2e E. V. Int. Wedstr. Iloh. Schaakcl.)

Mat in 3 zetten.

No 703. K Erlin, te Weenen (3e E. Y. Int. Wedstr. Boh.Schaakcl.1

Mat in 3 zetten.

No. 704. C C. W. Mann, te 's Gravenhage.

Mat in 3 zetten.

Mat in 4 zetten,

196

Oplossingen der Juni-problemen. 677 1. Td4 enz. 678 1. Ddy enz. 679. (Met witten pion op I12). 1. Pd4 enz. 680. 1. Db2 enz. 681. 1. Lc2 enz. 682. 1. Pc2, Kf4.-; 2. I)f6f, Kg4; 3. I.f3 enz. 1.—, Pcx speelt; 2. Tfi, Pcs; 3. IJ3 enz. 1.—; 2.—, Pf4; 3. [14 enz. 1.—,—; 2.—, Pes; 3. fes : enz. 1.—,—, 2.—, anders; 3. IXI7 enz. anders eerder mat. Een hoofdvariant, 1.—, Pci speelt, laat een partiëele nevenoplossing toe door 2. Tb3: of Tb8 enz. 683. 1. DI13, g4; 2. Dhfi enz. 1.—•, {2; 2. Dg3: enz. 1.—, Ive3; 2. Pdst enz. 1.—•. KC5 :; 2. Pdyj- enz. 1.—, anders; 2. Df5 enz. 684. 1. Le2, Kf4; 2. Db8| enz. 1.—, Pg5 ; 2. Ld8| enz. x.—, Pf8; 2. Lf8:f enz. 1.—, f5 ; 2. Dbst enz. 1.—, d3; 2. Lcsf enz. 1.—, g3 of Pb3; 2. Dd7 enz. 1.—, anders; 2. Lb4f enz. 685. 1. f5, Tab7:; 2. g3 enz. x.—, Tgb7:; 2. Kg3 enz. 1.—, TC7 of Pd4; 2. Pd6f enz. 1.—, Ke5; 2. Pcóf enz. 1.—, anders; 2. Df3f enz. 686 1. Tf7, ICe5, 2. Lc3f enz. x.—, a3; 2. Pb3t enz. 1.—, L. speelt, behalve op f5; 2. De4 (:)| enz. 1.—, anders; 2. Td7 (f) enz.

Goede oplossingen ontvingen wij van: A. Korst te Bergen op Zoom (alle), H. Mendes da Costa te Amsterdam (alle, behalve 684 en 685).

Correspondentie.

A. O. te D. In den regel luiden de bepalingen: „slechts oorspronkelijke en nog niet gepubliceerde problemen kunnen aan den wedstrijd deelnemen."

In vele gevallen wordt er ook nog aan toegevoegd, dat de ingezonden problemen het eigendom worden van het lichaam, dat den wedstrijd uitschrijft.

Foutieve problemen, die dus feitelijk niet hebben medegedongen, kunnen later, na verbetering, weder in andere wedstrijden worden ingezonden.

Naar onze meening kan een correct probleem dus slechts éénmaal voor een wedstrijd dienen.

Probleem-oplossingswedstrijd.

Oplossingen der problemen 25—30.

No. 25. 1. Td6, Kd6:; 2. Oc7+; 1.—, Tdó:; 2. Pg4+ 1.—, Td4; 2. Te6+; 1.—, Ld6:; 2. I)g7+ enz.

No. 26. 1. I)ei, Td4; 2. Tc5+; 1.—, Td anders; 2. Da5±; 1.—, Thi of f13; 2. Dd2:+; 1.—•, Th anders; 2. Kh4:+; 1.—, Dg8:; 2. Kf6+ enz. No. 27. 1. Pd6, KC5:; 2. PC4, K onv:; 2. M3+ 1.—, eds:; 2. Ï)e4-|-, d5: D; 3- Pf5±; 1—. cdS:; 2- Dgif, Ke5; 3. Dai+; 1.—, bes:; 2. Db2f, Kds:; 3. e4+; 2.—•, Ke3; 3. Lh6+; 1.—, Ke3; 2. Ddi, onv.; 3. Lh6+, enz.

No. 28. 3 oplossingen. 1. Pd5 .(auteurs), 1. Pg7f, en 1. Df8. No. 29. 1. Lf6, Kf6:; 2. Dh4-|-, onv.; 3. Üf4+. 1.—, Kg4; 2. 0)15!, K:D; 3- g4±- 1—, Ke4; 2. Td2f, ICe3; 3. Lg5±; 2.—, Kfs; 3. Df3±; 1.—, Le3; 2. Tf2f, L:T; 3. Df3+, enz.

No. 30. 1. Db6, T of I,:D; 2. Td7:f; Kg6; 3. es, onv.; 4. T of L+; x.—•, f4; 2. est, Kfs; 3. Ld3:f, Kes :; 4. Dd4±; 2—, Kes:; 3. Dd4f enz.; 1.— LC3:; 2. Td7 :f, Kg6; 3. Dgif, Pg3; 4- D •' P±> enz. enz.; ook vele gevallen, waarbij reeds mat in 3 zetten.

t 9 1

Verbetering.

In de opgave der oplossing van probl. No. 16 moet gelezen worden : „de schijnbare nevenopl. Pg5 faalt bij i.—, Pa7; 2. Dc7, Pd6 enz."

Correspondentie.

W. I. J. V. te K. Wanneer een paard schaak geeft, kan en moet de tegenpartij zich hiertegen verdedigen door óf het P. te nemen, óf den K. te verplaatsen. In de schijnbare nevenopl. van No. 1G 1. Dg5, PcbG; 2. Tb4f, Pc4+ kan Wit dus voor 3en zet alleen spelen: T :Pf of Kd2 verplaatsen. In geen van heide gevallen is Zwart echter, hij dezen 3en zet van Wit, mat.

Uit de probleem-wereld.

De Heer Markx schrijft ons het volgende:

„Het stukje, voorkomende op pag. 139 van de Juni-aflevering, in de rubriek „Uit de probleem-wereld," was begrijpelijkerwijze voor mij eene minder aangename verrassing. Ik heb mij dan ook de moeite getroost, over de bewuste opgave met Dr. von Gottschall in correspondentie te treden, welke correspondentie niets heeft opgeleverd dan de wetenschap, dat ik met mijn probleem te laat ben gekomen. Ik moet dus volstaan met de verzekering, dat ik in de stellige meening was, een „Original" gemaakt te hebben, toen ik, zooals nu is gebleken, niets anders had vervaardigd dan eene „Nachbildung."

Mijne tot nog toe onbevlekte reputatie op het gebied der probleem-compositie zal, naar ik vertrouw, het hare er toe bijdragen, om deze verzekering bij het belangstellend publiek geloof te doen vinden."

Bij het plaatsen van dit eigenaardige staaltje van „Original und Nachbildung" was het natuurlijk niet onze bedoeling, den Heer Markx van plagiaat te verdenken ; daarvoor heeft hij reeds te veel „geleistet."

Wij wilden alleeu hiermede het niet alleenstaande feit aantoonen, hoe twee componisten, onafhankelijk van elkander, een zelfde idee op dezelfde wijze kunnen uitwerken.

Aan de lezers onzer probleemrubriek.

De probleemrubriek in dit nummer is voorloopig de laatste, die de heer W. B. H. Meiners, te Amsterdam, heeft samengesteld. Gedurende twee jaren heeft hij met de grootste bekwaamheid en buitengewone nauwgezetheid deze afdeeling geredigeerd. Ik geloof, dat ik uit uw aller naam spreek, wanneer ik den Heer Meiners hier hulde breng en hartelijk dank zeg voor de goede diensten, welke hij den leden van onzen Bond op het gebied van het Schaakprobleem heeft bewezen. Ik maak van deze gelegenheid gebruik, om mij als opvolger van den heer Meiners in uw aller welwillendheid aan te bevelen. De probleem-componisten onder de Bondsleden noodig ik met aandrang uit, mij hunne nieuwe compositien in ruime hoeveelheid te doen toekomen. De oplossers zullen, naar ik hoop, trouw blijven inzenden. Aan allen ten slotte de verzekering, dat vragen om inlichtingen door mij steeds met het grootste genoegen onder „correspondentie" zullen worden beantwoord.

AMSTERDAM, 18 Augustus 1899. H. J. DEN HERTOG.

198 Errata.

De heer A. van Eelde, te Middelburg, verzoekt ons, de volgende verbeteringen op te nemen van hinderlijke drukfouten in zijn stukje over de oeconomie in de matstelling (Juli 1899):

Op blz. 170 staat in den 2den en 3den regel der voorlaatste alinea „indien niet één + èn zuiver èn oeconomisch is", lees „indien niet elk + èn zuiver èn oeconomisch is."

In vele ge/allen staat er nu in plaats van na, bijv. in den isten en 2den regel blz. 171 „dat nu Ke4 niet oeconomisch is", lees: „dat na ICe4 niet oeconomisch is". De aandachtige lezer zal deze gevallen gemakkelijk kunnen onderscheiden.

Op blz. 171 staat in den 2den en 3den regel der laatste alinea „waardoor de aanwezigheid van oeconomisch zuivere ± hinderlijk is", lees: „waardoor de aanwezigheid van onoeconomisch zuivere + hinderlijk is".

Op blz. 172 staat in den sden regel van onderen „Huberdine", lees: „Hubertine".

-®§ i l i ®s-

Verschillende Partijen.

No. 593.

J.ubileumsweclstrijd te 's Gravenhage 1898. Wit: J. r. Heemskerk. Zwart: Dr. A. Gr. Olland.

Ttveepaardeiispel 111 de nahand.

1. e2 — e4 e7 — e5 14. P f3 — d2

2. P gl f3 P b8 c6 Hier staat liet paard niet sterk; juister

3. L fl — c4 P g8 — f6 wnre ™-el-g2.

4. d2 — (13 Lf8 — c5 U' ' ' ' ~f

5. L cl — e3 Lc5-b6 ^ f Q 1

6. Pbl—d2 d7 — d6 16- Pd2 f3 1 f8 f6

7. c2 — c3 Dd8 —e7 17. Pf3—g5 T a8-f8

8. D dl — e2 L c8 — e6 1S' h2 — ^

9. L c4 X e6 f7 X e6 19. PgD —h3 D g6 — e8

10. P d2 —c4 L b6 X e3 20' P' h3 ~~ g5 „ . Nu lag rg2, om niet f4 te vervolgen, 11. P c4 X e3 0 0 geheel in de stelling.

12. 0 — 0 20. h7 — h6

In aanmerking kwam hier 12. 0 — 0—0. gl p e3 ^2

12. . . . P f6 — h5 'Dergelijke oliers — hoe fijn overigens Een betere voortzetting lijkt mij 12 ook bedoeld — zijn alleen goed, als de h6 13. Ph4, Kh7 14. g3, gó 15. Pg2, tegenpartij zoo vriendelijk is, ze aan te Dg7 enz. . nemen.

13. g2 — g3 De7 —f6 21.... D e8 — g6 !

22. T al — dl ?

f3 was hier de zet, 22. . . . p c6 —e7

Zwart zou zich iio»- beter met T(I8 23. f3 (f4, Pe7), hg5: 24. hg5:, TffS 25. Pli4, l'e8 26. g6, Pf6 27. Dg5, d5 ! als overwinnaar hebben kunnen terugtrekken.

Stand der partij na den 22en zet »an Zwart.

23. d3 — d4 ?

Wit wil het paard offeren: hij had ook hier f3 moeten spelen, daar dan 23. hg5: nog niet gaat, wegens 24. hg5 :,Tf7

*99

25. Ph4, Dh7 26. g6. Na den tekstzet is het paard niet meer te redden. [Zie diagram).

23. . . . T f6 — f7

24. f2—f3 h6 X g5

25. h4 X g5 D g6 — h7

26. d4 X e5 d6 X e5

27. T fl — el

Beter ware Td2, gevolgd door Pe3 en Th2.

27. g7 — g6

28. P g2 — h4 P h5 — g7

29. K gl — g2 D h7 — h5

30. D g4 — h3 D h5 X g-5

31. Tel—hl Pg7 — hö

32. K g2 — f2 D g5 — f6

33. g3 — g4 P h5 — f4

34. D h3 — g3 g6 — g5

35. T dl — d7 g5 X U

en Wil gaf na eenige zetten op. I. 1). T.

Bondszaken.

Nieuwe Leden.

Mej. Groote, Amsterdam.

„ P. M. van der Sluis, Amsterdam.

„ C. Dull, Amsterdam.

D. C. Meiners, Amsterdam. L. Kievit, Zaandam.

Tot rechtstreeksch lid overgeschreven:

G. C. A. Oskam, te 's Gravenhage.

Mededeelingen.

Aan het hoofd dezer aflevering is de huidige samenstelling van Bondsbestuur en Tijdschrift-redactie aangegeven. Het doet ons genoegen, te kunnen vermelden, dat de heer J. F. Heemskerk, te Sas van Gent, zich op verzoek van het Bestuur bereid heeft verklaard, als redacteur werkzaam te blijven.

ióö

Om begrijpelijke redenen kon in dit nummer slechts ééne partij worden opgenomen. De schade zal echter in de volgende afleveringen ruimschoots worden ingehaald.

Het Tijdschrift zal voortaan uiterlijk den 25sten van iedere maand verschijnen.

Aan alle leden het dringend verzoek, de uitgave van het Tijdschrift te steunen door de inzending van goede partijen, eindspelen en schaaknieuws. Alles te adresseeren aan ondergeteekende.

Den sden van iedere maand wordt de stof voor het nummer van die maand verzameld. ' DE HOOFDREDACTEUR.

Nog een paar eindsteliingen van den Internationalen wedstrijd. Te Kolsté (Zwart.)

Partaj (Zwart.)

Atkins (Wit.)

1. [Pesl P ds

2. P f7:!! Kf7 :

3. D e6:f Kf8

4- ? ^5: L g5:

5. P e7 ! Opgegeven.

Trimborn (Wit.)

1 P es:!

2- D g3 •) L g2 :

3. Dg6: P f31 en Wit geeft op.

») Op 2. des: volgt Dg2:f 3. Dg2 Lg2: 4. Kg2 Td2 :f, en Zwart wint.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.