Concerttoelichting

Yannick dirigeert Bruckner
vr 21 maart 2025 • 20.15 uur
Yannick dirigeert Bruckner
vr 21 maart 2025 • 20.15 uur
dirigent Yannick Nézet-Séguin
sopraan Angel Blue
Richard Strauss (1864–1949)
Vier letzte Lieder (1948)
• Frühling (Hesse)
• September (Hesse)
• Beim Schlafengehen (Hesse)
• Im Abendrot (Eichendorff)
pauze
Anton Bruckner (1824–1896)
Symfonie nr. 3 in d (1873)
• Gemäßigt, misterioso
• Adagio: Feierlich
• Scherzo: Ziemlich schnell
• Finale: Allegro
Einde concert circa 22.15 uur
Vorige uitvoeringen door ons orkest:
Strauss Vier letzte Lieder: okt 2014, sopraan Dorthea
Röschmann, dirigent Yannick Nézet-Séguin
Bruckner: Symfonie nr. 3: sep 2008, dirigent Valery Gergiev
Een uur voor aanvang van het concert geeft Bart de Graaf een inleiding op het programma, toegang € 7,50. Kaartjes zijn aan de zaal te verkrijgen tegen pinbetaling. Voor Vrienden is de inleiding gratis.
Cover: Foto Petr Vysohlid (Unsplash)
Dit is de laatste concertweek van onze contrabassist Robert Franenberg. Na ruim veertig jaar bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest gaat hij nu met pensioen.
Foto: Eduardus Lee
Richard Strauss en Anton Bruckner deelden een hang naar romantiek. Bruckner werd daarbij vooral gevoed door zijn verering van God en van Richard Wagner, Strauss door zijn liefde voor het romantische gedicht en de stem.
Afscheid van de wereld
Strikt genomen zijn de Vier letzte Lieder niet de allerlaatste liederen die Richard Strauss schreef – zijn lied Malven is van later datum –maar toch gelden ze als de afsluiting van een componistenleven. Strauss schreef ze in 1948, een jaar voor zijn dood. Hun succes maakte hij niet meer mee; de première door Kirsten Flagstad en het Philharmonia Orchestra onder leiding van Wilhelm Furtwängler vond plaats op 22 mei 1950.
Strauss zou ongetwijfeld hebben genoten van de warme ontvangst van de liederen, zeker nadat hij na de Tweede Wereldoorlog als aangeschoten wild door het leven ging. Zijn verleden met de nazi’s en zijn voorzitterschap van de Reichsmusikkammer werden hem zwaar aangerekend. Die flirt met de nazi’s was ongetwijfeld ingegeven door opportunisme. Strauss’ enige zoon Franz was getrouwd met een Joodse vrouw. Ook Stephan Zweig, de librettist van zijn opera Die schweigsame Frau was Joods, evenals zijn uitgever. De componist deed wat hij kon om hen en zichzelf uit de wind te houden.
Na de oorlog streed Strauss vergeefs om eerherstel. Het was zijn zoon Franz die suggereerde dat hij in plaats daarvan maar
beter nog een paar mooie liederen kon schrijven. In de herfst van 1948 meldde Strauss zich bij zijn schoondochter met een partituur en de mededeling ‘hier zijn de liederen die je man heeft besteld.’
Nu had Strauss de schetsen voor het laatste lied Im Abendrot op tekst van Joseph von Eichendorff waarschijnlijk al eerder geschreven. Nadat hij het lied, aangespoord door zijn zoon, had voltooid, volgden er in rap tempo nog drie op teksten van Hermann Hesse. Dankzij Ernst Roth, Strauss’ goede vriend en hoofdredacteur bij muziekuitgeverij Boosey & Hawkes vonden ze hun weg in de muziekwereld als de Vier letzte Lieder.
Hoewel ze dus niet helemaal juist is, past de titel als een handschoen. Of Strauss de vier liederen componeerde met een naderende dood in gedachten is pure speculatie. Maar het is moeilijk om ze te beluisteren zonder er een afscheid van de wereld in te horen, een omzien in berusting en de verwachting op te gaan in iets hogers. Niet voor niets citeerde Strauss in Im Abendrot zijn zestig jaar eerder geschreven symfonisch gedicht Tod und Verklärung. Ook de wijze waarop Strauss de liederen orkestreerde lijkt een spiegel van zijn eigen leven. De liederen zijn te beschouwen als een ode aan de door Strauss zo geliefde sopraanstem – zijn vrouw Pauline de Ahna was zangeres – en zijn favoriete instrument, de hoorn die zijn vader professioneel bespeelde, speelt een grote rol in alle vier de liederen.
Stap naar erkenning
Waar de Vier letzte Lieder van Strauss de afsluiting van een componistenleven waren, markeerde Bruckners Derde symfonie juist een begin: een belangrijke stap op weg naar erkenning. In eerste instantie leek het daar nog niet echt op, want de première op 16 december 1877 was een groot fiasco. Nadat de beoogd dirigent van dienst, Johann von Ritter Herbeck, plotseling overleed en er niemand anders gevonden kon worden die bereid was het werk te dirigeren, besloot Bruckner het zelf maar te doen. Helaas waren de Wiener Philharmoniker totaal niet overtuigd van de waarde van het werk en was Bruckner geen doorgewinterd dirigent. Bovendien was zijn Derde symfonie het laatste werk aan het eind van een ellenlang programma. Vele luisteraars verlieten de zaal, of lachten de componist openlijk uit. Slechts een handjevol leerlingen, onder wie Gustav Mahler, kon de symfonie wel waarderen. Ook de beruchte criticus Eduard Hanslick was opvallend mild voor zijn doen. Hij beschreef de symfonie als een werk waarin ‘Beethovens Negende vriendschap sluit met Wagners Walküren en uiteindelijk onder de hoeven van hun paarden komt.’
Dat Hanslick Beethoven en Wagner noemt is geen verrassing. Beide componisten drukten een zwaar stempel op de vroege symfonieën van Bruckner. Zijn Derde begint zo ongeveer waar Beethovens Negende symfonie eindigt en Wagner was in eerste instantie zelfs alomtegenwoordig met diverse citaten. Bruckner had tijdens een deemoedig bezoek aan de grote Duitse meester zijn
Tweede symfonie en de schetsen van zijn
Derde meegenomen met de vraag of hij de symfonieën op mocht dragen aan Wagner. De operacomponist koos tenslotte voor de Derde –‘die met de trompetten’.
Bij de première waren de citaten overigens al weer grotendeels verdwenen. Bruckner was op dat moment inmiddels aan de derde versie van deze meest gereviseerde symfonie in zijn oeuvre toe. In 1889 zou hij de symfonie nog eens onder handen nemen. Deze vierde versie is tegenwoordig de meest uitgevoerde, maar alle varianten bestaan inmiddels naast elkaar. Tijdens Bruckners leven werden zelfs twee verschillende edities van de symfonie uitgegeven. Dat deze vierdelige symfonie met in een notendop alle kenmerken van de latere Bruckner al in 1878 voor het eerst werd uitgegeven dankte de componist aan Gustav Mahler. Hij maakte na de première een uittreksel voor piano vierhandig. Op grond daarvan besloot uitgever Thomas Rättig de symfonie te publiceren. Later, in 1890, gaf Rättig ook de vierde en laatste versie van deze symfonie uit. Een unicum in die tijd.
Vele luisteraars verlieten de zaal, of lachten de componist openlijk uit
Hoewel Bruckner onzeker bleef en verschillende symfonieën geregeld reviseerde, was de eerste publicatie van zijn Derde symfonie het begin van internationale aandacht voor de componist die uit zou groeien tot een van de symfonische boegbeelden van de late negentiende-eeuwse romantiek in Oostenrijk.
Paul Janssen
Geboren: Montréal, Canada
Huidige positie: music director Metropolitan Opera New York, Philadelphia Orchestra, Orchestre Métropolitain du Grand Montréal; eredirigent Rotterdams Philharmonisch (tot 2018 chef-dirigent), erelid Chamber Orchestra of Europe
Studie: Conservatoire de musique du Québec in Montréal; orkestdirectie bij Carlo Maria Giulini
Prijzen: Royal Philharmonic Society Award (2008); Canada’s National Arts Centre Award (2010); Prix Denise-Pelletier (2011); Companion of the Order of Canada (2012); Officer of the Order of Québec (2015); Cultuurpenning Rotterdam (2018)
Doorbraak: 2004, debuut Orchestre du Capitole de Toulouse
Gastdirecties: Berliner Philharmoniker, Sinfonieorchester des Bayerischen Rundfunks, Wiener Philharmoniker, London Philharmonic Orchestra, Salzburger Festspiele
Debuut Rotterdams Philharmonisch: 2005
Geboren: Los Angeles, USA
Studie: zang en piano aan de Los Angeles County High School fort he Arts, zang aan de University of Redlands, opera aan de UCLA
Prijzen: Beverly Sills Award 2020, Richard Tucker Award 2022, twee Grammy Awards
Doorbraak: 2009, San Francisco Opera, als Clara in Gershwins Porgy and Bess
Daarna: opera bij Baden-Baden
Festspielhaus, English National Opera, Los Angeles Opera, Metropolitan Opera, Opéra de Paris, Royal Opera House Covent Garden, Seattle Opera, Semperoper Dresden, Teatro alla Scala, Theater an der Wien, Wiener Staatsoper, solo-optredens met Accademia Santa Cecilia. Berliner Philharmoniker, Cincinnati Symphony, London Philharmonic Orchestra, Münchner Philharmoniker, Philadelphia Orchestra
Debuut Rotterdams Philharmonisch: 2025
vr 8 maart 2025 • 20.15 uur
za 29 maart 2025 • 20.15 uur
dirigent Joe Hisaishi
harp Emmanuel Ceysson
Hisaishi Adagio voor strijkers en twee harpen
Hisaishi Harpconcert
Ravel La valse
Hisaishi Spirited Away Suite
do 3 april 2025 • 20.15 uur
vr 4 april 2025 • 20.15 uur
zo 6 april 2025 • 14.15 uur
dirigent Lahav Shani
viool Hilary Hahn
Beethoven Tweede symfonie
Prokofjev Eerste vioolconcert Mozart Symfonie nr. 39
zo 13 april 2025 • 13.15 en 15.15 uur
dirigent Olha Dondyk acteurs Pepijn Gunneweg en Bas Fortgens
Prokofjev Peter en de wolf
do 17 april 2025 • 19.30 uur
vr 18 april 2025 • 19.30 uur
za 19 april 2025 • 19.30 uur
dirigent Jonathan Cohen
sopraan Lore Binon countertenor Hugh Cutting tenor (evangelist) Stuart Jackson tenor (aria’s) Peter Gijsbertsen bas (Christus) Neal Davies bas (aria’s) Roderick Williams
koor Laurens Collegium
Bach Matthäus-Passion
Hebt u een momentje? U helpt ons door een Google review achter te laten. Het kost u één minuut: scan de onderstaande QR-code en laat weten wat u van ons orkest vindt. Dank u wel!
Chef-dirigent
Lahav Shani
Eredirigent
Yannick Nézet-Séguin
Vaste gastdirigent
Tarmo Peltokoski
Eerste viool
Marieke Blankestijn, concertmeester
Tjeerd Top, concertmeester
Quirine Scheffers
Hed Yaron Meyerson
Saskia Otto
Arno Bons
Rachel Browne
Maria Dingjan
Marie-José Schrijner
Noëmi Bodden
Petra Visser
Sophia Torrenga
Hadewijch Hofland
Annerien Stuker
Alexandra van Beveren
Marie Duquesnoy
Giulio Greci
Tweede viool
Charlotte Potgieter
Frank de Groot
Laurens van Vliet
Elina Staphorsius
Jun Yi Dou
Bob Bruyn
Eefje Habraken
Maija Reinikainen
Babette van den Berg
Melanie Broers
Tobias Staub
Sarah Decamps
Altviool
Anne Huser
Roman Spitzer
Galahad Samson
José Moura Nunes
Kerstin Bonk
Janine Baller
Francis Saunders
Veronika Lénártová
Rosalinde Kluck
León van den Berg
Olfje van der Klein
Jan Navarro
Cello
Emanuele Silvestri
Joanna Pachucka
Daniel Petrovitsch
Mario Rio
Eelco Beinema
Carla Schrijner
Pepijn Meeuws
Yi-Ting Fang
Killian White
Contrabas
Matthew Midgley
Ying Lai Green
Jonathan Focquaert
Robert Franenberg
Arjen Leendertz
Ricardo Neto
Javier Clemen Martínez
Fluit
Juliette Hurel
Joséphine Olech
Manon Gayet
Fluit/piccolo
Beatriz Baião
Hobo
Karel Schoofs
Anja van der Maten
Hobo/althobo
Ron Tijhuis
Klarinet
Julien Hervé
Bruno Bonansea
Alberto Sánchez García
Klarinet/ basklarinet
Romke-Jan Wijmenga
Fagot
Pieter Nuytten
Lola Descours
Marianne Prommel
Fagot/ contrafagot
Hans Wisse
Hoorn
David Fernández Alonso
Felipe Freitas
Wendy Leliveld
Richard Speetjens
Laurens Otto
Pierre Buizer
Trompet
Alex Elia
Adrián Martínez
Simon Wierenga
Jos Verspagen
Trombone
Pierre Volders
Alexander Verbeek
Remko de Jager
Bastrombone
Rommert Groenhof
Tuba
Hendrik-Jan Renes
Pauken/slagwerk
Danny van de Wal
Ronald Ent
Martijn Boom
Harp
Albane Baron