VRIJDAG DE DERTIENDE Chantal Pauwels
Het metrostation lijkt een mierennest. Toeristen zoeken hun weg, studenten lopen wat te lummelen, pendelaars haasten zich naar huis. Werner volgt de stroom naar lijn 2. Gebogen hoofd, opgetrokken schouders. Af en toe knikt een bekende hem toe. Vragende ogen, een vluchtige groet. Het stoort hem niet. Sinds jaren vindt niemand nog de juiste woorden. Hij stapt het rijtuig in, gaat op in de zwijgzame, deinende massa. Oogkleppen en afgeschermde emoties. Het donker flitst voorbij. En dan ineens… Juul, zijn Juul. Blonde krullen, rugzak, knalrood T-shirt, omringd door vrienden. Het zweet breekt Werner uit. Bij de volgende halte drumt hij zich een weg naar de uitgang, holt de betegelde tunnel uit. Zijn keel snoert dicht. Brandende beelden op zijn netvlies. Omvergeduwde tafels en stoelen, krijsende mensen. Levenloze lichamen. Juul. Parijs is opnieuw heel dichtbij. Buiten neemt hij een ferme teug adem. De frisse avondlucht brengt hem terug in het nu. Met stevige pas loopt hij naar huis. Een klein uur later steekt hij de sleutel in het slot, snuift de geur van thuis op. Hij hangt zijn jas aan de haak, schopt zijn schoenen uit. ‘Ik vraag het hem. Ik houd je op de hoogte. Tot later.’ Hilde duwt haar telefoon af, kijkt hem vragend aan. ‘Schat, waar bleef je? Ik was ongerust.’ ‘Ik ben te voet. De metro werd me te druk.’ Werner komt naast haar staan. ‘Sorry.’ Zachtjes drukt hij een zoen op haar schouder. Ze gaan aan tafel. Woensdag. Wortelen met worst, gesausd met een bijna tastbare stilte. Hilde schuift haar bord weg. ‘Wat scheelt er?,’ vraagt Werner. ‘Geen trek?’
16