tijd schrift

Met zijn stille, intieme concerten op begraafplaatsen overal in Vlaanderen hoort Reveil na zeven jaar langzamerhand evengoed bij 1 november
als de verplichte pot chrysanten.Maar alles begon klein en onzeker, met een muzikale wandeling over het kerkhof van Deerlijk.
‘Op het eerste moment dacht ik: ‘Liedjes zingen op een kerkhof, wat gaan de mensen daarvan zeggen?’’
Meteen diepe zucht probeert Marijke Bekaert de zenuwen van zich af te schudden. Goh, denkt ze. Zou ik wel gaan? Zal het me niet te veel worden? Blijf ik niet beter thuis?
Het is zaterdag 1 november 2014, iets voor vijven, en nu het zover is kijkt ze toch wat op tegen de allereerste editie van Reveil. Van tevoren was ze nochtans enthousiast. Een muzikaal eerbetoon aan haar overleden zoon Robbie, bij zijn graf nog wel? Je kon het niet beter bedenken.
Zo had ze het ook tegen Pieter Deknudt gezegd, toen die haar enkele weken geleden met een bang hart over zijn idee – een muzikale wandeling langs de graven van vier recent overleden vrienden – was komen inlichten: ‘Wie iets over Robbie wil maken, moet daar niet over twijfelen.’
Ze kijkt al de hele week uit naar dit moment. Maar om niet alleen naar de begraafplaats te moeten wandelen, heeft ze haar zus opgetrommeld. ‘Komaan’, zegt die. ‘Het zal allemaal wel meevallen.’
Na lang treuzelen stappen de twee vrouwen naar de begraafplaats. Langzamer dan ooit, alsof hun zenuwen ineens duizend kilo wegen.
MARIJKE ‘Sinds de dood van Robbie ben ik veel van mijn kracht verloren. Een kind verliezen is véél verliezen en verder gaan zonder hem vergt bakken energie. Ik voel het nog elke dag.’
Aangekomen op de begraafplaats – naast het voetbalveld waar Robbie zovele uren doorbracht, dromend van een leven als profvoetballer – krijgt Marijke van een vrijwilliger van het Rode Kruis een groen tekstblad. Ze voegt zich bij ‘de groene groep’ en volgt
de aangegeven route over de knarsende kiezelstenen.
Er is meer volk dan ze had verwacht.
PIETER ‘De bakker en de slager moeten veel reclame gemaakt hebben, voor die eerste Reveil. We waren zelf ook verrast door de opkomst.’
Marijke volgt de groep tot bij het eerste graf waar een verhaal zal worden verteld. Haar gedachten dwalen af. Straks zal het over Robbie gaan, hoe zal ze daarop reageren?
MARIJKE ‘Het was allemaal nogal emotioneel en intens voor mij.’ Het idee voor Reveil is een paar weken voordien ontstaan. Met zijn band Zinger had Pieter een videoclip opgenomen bij zijn nieuwe nummer Grace, in de clip kwam een trucker in beeld en die trucker – Nico – is kort na de opnames overleden aan een hartaderbreuk. Op de begraafplaats van het Limburgse Ham, bij het graf van Nico, kreeg Pieter op 24 september 2014 een inval.
Hij had Grace geschreven als eerbetoon aan vier jonge mensen uit dezelfde vriendengroep in Deerlijk, die in 2012 op korte tijd waren overleden: Robbie die was verongelukt in de nacht van zijn verjaardag, Debbie die was vermoord op reis in Nepal, Alexander die uit het leven was gestapt en Jolien die een longembolie had gekregen.
PIETER ‘Ik kende vooral Robbie erg goed. Hij lachte altijd met ons groepje: we waren te poppy voor hem, hij zei altijd dat ik mijn gitaar wat luider moest zetten. Maar goed, bij het graf van Nico haalden zijn vrienden opeens champagne boven en begonnen ze wat onnozel te doen en straffe verhalen te vertellen, terwijl de koplampen van Nico’s truck op ons aan het schijnen waren. Dit wil ik voor Robbie ook eens organiseren, dacht ik. Onder
vrienden was het moeilijk om de juiste woorden te vinden om over zijn dood te praten, had ik al gemerkt, en dus begon ik over nieuwe rituelen na te denken. Zoals muziek spelen bij zijn graf.’
Bij zijn vrienden botst Pieter in eerste instantie op een muur van onbegrip. Muziek op een kerkhof? Was hij gek geworden? Dat wordt toch niet gedaan?
Pas wanneer hij met wat leden van de heemkundige kring gaat praten en van hen te horen krijgt dat de fanfare vroeger bij elke begrafenis uitrukte, voelt hij zich gesterkt in zijn idee. Armand Deknudt, een ver familielid, zegt hem: ‘Noem je concept ‘reveil’, ‘herleving’. Dat klinkt niet alleen mooi, het klopt ook inhoudelijk.’
In al zijn enthousiasme vraagt Pieter Brecht Goerlandt om advies. Aan de toog van Prins Albert, een bruine kroeg tussen de kerk en de begraafplaats, bespreken de twee vrienden wat er mogelijk en wenselijk is.
BRECHT ‘’Maar Pieter, waar ga jij nu aan beginnen?’ was mijn eerste gedachte. ‘Muziek
op het kerkhof? Is dat niet wat raar?’ Maar toen we er langer over praatten, begon ik ook overtuigd te raken.’
PIETER ‘Wat Brecht toen terecht zei, was dat we zo’n initiatief alleen met de allergrootste zorg konden lanceren. Als hij er al sceptisch over was, zouden veel andere mensen zeker hun bedenkingen hebben. We moesten dus goed nadenken over wat we precies wilden doen, en hoe we het zouden aanpakken.’
BRECHT ‘De doodse sfeer die anders op een kerkhof hangt, mocht wel verdreven worden. Dat vond ik ook. Maar het moest nu ook geen festival worden.’
Samen met enkele leden van de heemkundige kring en met Regine Rooryck, CD&Vschepen van cultuur, patrimonium en erfgoed, richt Pieter een werkgroep op. Ze komen bijeen in een vergaderzaal in het gemeentehuis.
REGINE ‘Eerst dacht ik: ‘Liedjes zingen op een kerkhof, wat gaan de mensen daarvan zeggen?’ Maar Pieter was zo enthousiast dat ik rap overtuigd was. Ook het schepencollege ging redelijk snel akkoord. We wilden wel dat
alles ordelijk verliep, en dus beslisten we om vrijwilligers van het Rode Kruis in te schakelen als stewards en onze vaste technicus te vragen om alle technische zaken op zich te nemen. We hebben een klein budget vrijgemaakt – een paar honderd euro, meer niet – om alle kosten te dekken en zo konden we beginnen.’
BRECHT ‘De moeilijkste inschatting was hoeveel volk er op Reveil zou afkomen. Gelukkig heeft het kerkhof van Deerlijk twee ingangen, die we tegelijkertijd konden gebruiken. We hebben er uiteindelijk voor gekozen om vier verhalen te vertellen over overledenen die goed gespreid lagen over het kerkhof, zodat we met een doorschuifsysteem konden werken.’
REGINE ‘En in het midden van het kerkhof, waar vroeger een grote treurwilg stond, was voldoende plaats om Pieter met zijn groepje te laten optreden.’
PIETER ‘Muziek en woord, dat was meteen duidelijk, moesten het hart van Reveil worden.
'Overdag vonden we ongepast, omdat er dan sowieso al veel volk op het kerkhof is, en in het donker leek ons ook wat raar. Zo zijn we uitgekomen bij zonsondergang, tussen vijf en zes. Op die manier konden we ook nog met licht en kaarsjes werken om een gezellige sfeer te creëren.’
Daarom hadden we ook de Koninklijke Harmonie Sint-Cecilia gevraagd om met ons mee te komen spelen.’
BRECHT ‘We hebben vooral getwijfeld over het tijdstip waarop we het zouden laten doorgaan. Overdag vonden we ongepast, omdat er dan sowieso al veel volk op het kerkhof is, en in het donker leek ons ook wat raar. Zo zijn we uitgekomen bij zonsondergang, tussen vijf en zes. Op die manier konden we ook nog met licht en kaarsjes werken om een gezellige sfeer te creëren.’
Na vijf vergaderingen krijgt Reveil vorm. Pieter laat affiches drukken en vraagt alle bakkers, slagers en andere middenstanders om die in hun winkel op te hangen. Ook via sociale media kondigt hij zijn ‘muzikale wandeling over het kerkhof’ aan.
MARIJKE ‘Ik herinner me nog goed de allereerste keer dat ik iets over Reveil hoorde. Begin oktober 2014 zag ik op Facebook een aankondiging verschijnen. ‘Schrijf je gratis in’, stond er onderaan de affiche. Mensenlief,
dacht ik, inschrijven? Het kerkhof is toch groot genoeg? Dat was precies al een eerste, serieuze drempel voor mij. En ook de datum, 1 november, schrok me wat af. Ik ging toen elke dag naar het kerkhof, behalve op Allerheiligen. Dan vind ik het te druk, zeker in het begin voelde het alsof iedereen naar me keek. En ik zie dan ook te veel mensen die in de loop van het jaar nooit naar het kerkhof komen, en dan opeens alle graven eens gaan keuren. Maar het muzikale aspect van Reveil sprak me wel direct aan. Robbie was ook zot van muziek, dat paste dus goed. En toen wist ik helemaal nog niet dat Pieter een lied voor Robbie geschreven had.’
Enkele dagen later krijgt Marijke via Facebook Messenger een persoonlijk bericht van Pieter. Of hij eens mag langskomen om het idee van Reveil wat toe te lichten?
‘Tuurlijk’, antwoordt Marijke. ‘Altijd welkom.’ Bij een koffie doet Pieter zijn plannen uit de doeken. Hij vertelt dat hij met zijn band Zinger een drietal nummers wil brengen,
waaronder het speciaal voor Robbie geschreven Grace. ‘En Brecht zou een tekst voorlezen’, voegt hij er nog aan toe. ‘Is dat oké voor jou?’
PIETER ‘Ik vroeg me af of ik wel het recht had om een liedje te zingen over Robbie. Mijn verdriet was niet te vergelijken met dat van de familie. Stond ik wel dicht genoeg bij Robbie om zoiets te doen?’
MARIJKE ‘Ik heb hem direct gerustgesteld: er was geen mooier eerbetoon te bedenken dan Robbie muzikaal te eren. Ik was echt overdonderd, ik kreeg het warm vanbinnen. Grace heb ik vervolgens voor het eerst gehoord op een albumvoorstelling hier in Deerlijk, waarop ik uitgenodigd was. Heel mooi, Robbie zou het zelf ook geweldig gevonden hebben. En ook Brecht heeft me zijn tekst van tevoren doorgestuurd. De verhalen van de maten zijn altijd de mooiste, vind ik. Je weet als moeder uiteindelijk veel niet van wat je kinderen uitspoken.’
BRECHT ‘Ik heb lang getwijfeld of ik het wel zou doen. Slechts een paar dagen voor Reveil, na het optreden van Zinger waar Pieter voor het eerst Grace heeft gespeeld, ben ik aan mijn tekst begonnen. Ik ben die avond thuisgekomen, ik heb me aan mijn bureau gezet en twee uur later stond hij op papier.’
Op 1 november 2014 gaat om klokslag 17 uur de eerste editie van Reveil van start. Om en nabij de driehonderd mensen zijn opgedaagd. Vrijwilligers van het Rode Kruis delen hen in
verschillende groepen op en leggen stilletjes uit wat er het komende uur te gebeuren staat: een wandeling langs vier graven, waar telkens een tekst zal worden voorgelezen, met tussendoor iedere keer een muzikaal intermezzo op het middenplein.
PIETER ‘Tot een seconde voor we zouden beginnen verging ik van de stress. Staan de gitaren goed gestemd? Gaat het geluid goed klinken? Kunnen we dit wel maken? De vragen gierden door mijn kop. Maar na het eerste akkoord viel alles als een blok van me af.’
BRECHT ‘Alles was goed georganiseerd, maar het blijft afwachten wat het geeft in de praktijk. Gelukkig had ik mijn tekst uit het hoofd geleerd, zodat ik op de dag zelf niet te veel meer moest nadenken over wat ik allemaal wilde vertellen.’
REGINE ‘Ik heb zelf een verhaal voorgelezen over Hermina Acke, een vroedvrouw die rond 1900 Deerlijkse vrouwen hielp om thuis te bevallen. In het begin was het nog mooi klaar, maar na een tijdje kon ik mijn tekst bijna niet meer lezen, omdat het te donker werd. Er is geen verlichting op ons kerkhof en ik was mijn zaklamp vergeten mee te brengen. Gelukkig had ik mijn tekst voldoende groot afgedrukt, zodat ik de letters nog kon lezen.’
PIETER ‘Om 17u36 zou de zon ondergaan. We hadden overal kaarsjes gezet, ook al dacht ik op voorhand dat die wat melig zouden overkomen. Maar het werkte, het tapijt van kaarsjes bleek bijzonder mooi. De simpelste ideeën zijn dikwijls nog de beste.’
Bij toeval is Marijke ingedeeld in de groep die pas helemaal op het einde van de ‘muzikale wandeling’ bij het graf van Robbie halthoudt. Omringd door tientallen mensen, de meesten zijn haar onbekend, hoort ze Brecht herinneringen aan haar zoon ophalen.
‘Tijdens een veel te kort leven liet Robbie een onuitwisbare indruk na’, vertelt Brecht. ‘Kiezen is altijd een beetje verliezen en zo komt het dat ik jullie vandaag niet veel kan vertellen over Robbie, de zanger van het bandje Morbus, die verschillende podia in vuur en vlam zette met zijn smeuïge bindteksten. Of over Poupe die zich voor cantussen van studentenclub Moeder Deerlijkse steevast
‘Kiezen is altijd een beetje verliezen en zo komt het dat ik jullie vandaag niet veel kan vertellen over Robbie, de zanger van het bandje Morbus, die verschillende podia in vuur en vlam zette met zijn smeuïge bindteksten.'
als pijlgifkikker verkleedde. Ongeacht het thema. Of over die nummer 7 van KVC Deerlijk Sport met zijn goddelijke linker en soms een iets te kort lontje.’
MARIJKE ‘Gelukkig had ik Brechts tekst op voorhand al eens gelezen. Anders was ik misschien wel ingestort.’
BRECHT ‘Ik was zelf ook nerveus natuurlijk. Ik had wel al op Robbies begrafenis voorgelezen, anderhalf jaar ervoor, maar toen ik daar bij zijn graf stond, werd het verdriet opeens weer erg concreet. Zeker met al die toeschouwers erbij.’
Bij het houten kruis in het midden van de begraafplaats hoort Marijke vervolgens Pieter Grace inzetten, het nummer dat hij speciaal voor Robbie heeft geschreven. Krop in de keel, kippenvel over het hele lijf: zoals ze had verwacht, gevreesd zelfs, wordt Marijke diep geraakt.
MARIJKE ‘Het was een warme avond, het voelde aan als zalf op de wonde. Er was veel volk, maar het verliep toch sereen. Iedereen was stil en luisterde aandachtig, de enige die je hoorde was af en toe eens een klein kindje. En de muziek verzachtte het verdriet, het was de ideale combinatie.’
PIETER ‘We hadden gevraagd om niet te applaudisseren. En toch voelden we vanaf de eerste seconde de appreciatie van het publiek. Dat was een heel nieuwe ervaring: dat je op een kerkhof ook kon genieten en kunst als mitrailleur tegen de pijn kon gebruiken.’
BRECHT ‘Ik voelde direct dat iedereen met de juiste instelling naar de begraafplaats was afgezakt. Dat was een hele geruststelling.’
REGINE ‘Ik kreeg er zelf ook een goed gevoel van. Het was iets helemaal nieuws, ik was
opgelucht dat alles zo vlot verliep en dat iedereen zo positief was.’
BRECHT ‘Toen het na een uurtje afgelopen was, bleef ik met een erg voldaan gevoel achter. Niet dat er een groot applaus losbarstte, maar ik kreeg van veel mensen schouderklopjes.’
PIETER ‘Verschillende mensen kwamen me vertellen dat ze normaal niet graag naar het kerkhof kwamen, omdat het er altijd zo stil en grauw was. ‘Maar na vandaag’, zeiden ze, ‘zal dat veranderen.’ Dat was het mooiste compliment dat we konden krijgen.’
MARIJKE ‘Ik ben achteraf nog dikwijls over die avond aangesproken. Iedereen vond het ongelooflijk mooi en ontroerend, zeiden ze.’
Na afloop trekt Marijke met haar zus en de ouders van Alexander, die in hetzelfde jaar als Robbie stierf, nog naar het galabal van Moeder Deerlijkse, de studentenclub waar ze allebei lid van waren. Ze toost er op haar overleden zoon, samen met zijn beste vrienden, onder wie zanger en presentator Niels Destadsbader, en haalt nog wat herinneringen op.
‘Als ik er nu aan terugdenk’, zegt ze, ‘was dat bijna een magische avond. Iedereen was zo begaan met Robbie, het deed me enorm veel deugd.’
Een week na 1 november houdt de werkgroep zijn geplande nabespreking. Die is snel voorbij, want iedereen is het erover eens: Reveil moet en zal een vervolg krijgen. Ook de pers is lovend. ‘Verhalen en muziek op kerkhof zijn groot succes’, kopt een krant. Een jaar later vindt Reveil in twintig gemeenten plaats. Onder meer Amenra, De Piepkes en Frank Vander Linden houden een ‘kerkhofconcert’, net als Ozark Henry,
Niels Destadsbader en honderden minder bekende, lokale artiesten in de jaren die volgen. Ook dans, beeldende kunst en poëzie krijgen hun plek.
Jaar na jaar neemt de naambekendheid en het aantal deelnemende steden en gemeenten toe. ‘Op zeventig kerkhoven zijn er vandaag kleine, ingetogen muziekconcerten gespeeld, afgewisseld met verhalen en poëzie’, zegt nieuwsanker Freek Braeckman op 1 november 2017 in het zevenuurjournaal van VTM. ‘Reveil heet het initiatief, het vond een paar jaar geleden voor het eerst plaats op het kerkhof van Deerlijk.’
Straks, op 1 november 2021, zal Reveil op meer dan 120 kerkhoven in Vlaanderen kaarsen en herinneringen laten branden.
BRECHT ‘Het is gewoon een goed concept. Je behoudt de traditie van 1 november overdag, maar je voegt er ‘s avonds iets nieuws aan toe, op een waardevolle manier. Hoe kun je daar nu iets tegen inbrengen?’
PIETER ‘In plaats van Amerikaanse tradities zoals Halloween te importeren kunnen we beter onze eigen tradities uitbouwen, heb ik altijd gedacht. Het is vaak trekken en sleuren,
nog altijd, maar na zeven jaar is Reveil toch stilaan een begrip geworden. Hopelijk kunnen we onze ideeën de komende jaren verder blijven uitwerken.’
Armand Deknudt, de man die Reveil zijn naam schonk, is zojuist overleden.
Prins Albert, de bruine kroeg waar alles begon, is na een lange coronapauze onlangs opnieuw opengegaan.
Zinger verkeert al enkele jaren in een vredige winterslaap.
Regine Rooryck is nog altijd schepen in Deerlijk.
Marijke zal ook straks weer aanwezig zijn, op de achtste editie van Reveil. In haar gedachten praat ze nog elke dag met Robbie, hele gesprekken soms. Hardop, met vrienden of familie, gebeurt het spijtig genoeg nog zelden.
‘Volgend jaar in april zal het tien jaar zijn dat hij gestorven is’, zegt ze. ‘De mensen vragen er niet zoveel meer naar, ze denken dat het verdriet weg is. Maar het verdriet en het gemis gaan nooit weg. Gelukkig kan ik me optrekken aan troostende initiatieven zoals Reveil.’✳
De Jeruzalemkapel aan de Peperstraat in Brugge staat er sinds vandaag wat verweesd bij. Na 538 jaar is het praalgraf van Anselm Adornes en zijn echtgenote uit de kapel verwijderd om te worden gerestaureerd en geconserveerd. Als alles naar wens verloopt, komt het graf in september volgend jaar terug.
Van den Bulcke
23.01.2021
De stad Lier geeft drie vrouwen die in de zestiende eeuw werden veroordeeld wegens hekserij eerherstel. Een van de vermeende heksen, Cathelyne Van den Bulcke, eindigde op de brandstapel. Een gedenksteen op de Grote Markt herinnert nog aan haar terechtstelling. De vraag om de vrouwen in eer te herstellen kwam van een heemkundige vereniging.
01/03/2021
18.02.2021
Erfgenamen van Tatiana Rachevskaïa, een Russische die in 1910 overleed, mogen van de rechter de sculptuur De kus verkopen die op haar graf op het kerkhof van Montparnasse in Parijs staat. Het werk van de beeldhouwer Constantin Brancusi zou 50 miljoen euro kunnen opbrengen. In 2006 oordeelde de Franse minister van Cultuur dat het beeld een geheel vormde met het graf en dus een beschermd monument was. De erven konden bewijzen dat het al in 1909 werd gemaakt en pas in 1911 op het graf werd gezet.
18 mei 2021
In New York komt een 42-jarige grafdelver om het leven tijdens werkzaamheden aan een nieuw graf.
Militair Jürgen Conings, die meermaals werd gedecoreerd voor zijn kwaliteiten als scherpschutter, onder meer met het Duitse schutterskoord, legt zijn medailles op het graf van zijn ouders op de begraafplaats van Peer-Centrum. Een passant merkt de eretekens op en brengt de politie op de hoogte. Heeft de internationaal geseinde ‘Che Guevara van extreemrechts’ de strijd opgegeven?
Ook in 2021 kwamen opnieuw heel wat graven en kerkhoven in het nieuws, zij het meestal zijdelings. Een overzicht.
✒
08.06.2021
Poolreiziger Dixie Dansercoer overlijdt tijdens een expeditie op Groenland. Een paar dagen later zegt zijn voormalige kompaan Alain Hubert in de krant: ‘Misschien reis ik op een dag wel naar Groenland voor een laatste groet aan zijn graf van sneeuw en ijs.’
Sebastien Maes, supporter van voetbalclub KV Kortrijk, maakt een video over het graf van volkszanger Ivan Carlier, beter bekend als Johny Turbo, dat vlak achter het Kortrijkse Guldensporenstadion ligt. Op elke thuismatch van ‘de veekaa’ weerklinkt met Vis in de Leie een van zijn bekendste nummers. ‘Tot aan zijn graf’, zegt Maes. Daar is nu ook een video van.
30/09/2021
De federale overheidsdienst Economie geeft, in aanwezigheid van federaal minister van Economie Pierre-Yves Dermagne (PS), twee geroofde kunstvoorwerpen terug aan de Egyptische autoriteiten. De Egyptische ambassadeur Khaled El Bakly neemt de stukken in ontvangst. Het gaat om een zogenaamde ushabti, een grafbeeldje, en een beeldje van een staande man.
05.08.2021
Met dank aan alerte inwoners en camerabewaking wordt een man gevat die het afgelopen jaar meerdere diefstallen pleegde op de begraafplaats van Merchtem. De dader krijgt een plaatsverbod opgelegd. Een deel van de buit wordt gerecupereerd, veel beeldjes en bloemen, ‘soms ging het ook om zaken met een grote emotionele waarde’.
45 jaar na haar dood krijgt Joséphine Baker de hoogste eer die Fransen ooit te beurt kan vallen: een ereplaats in het Panthéon in Parijs. Het lichaam van de eerste zwarte wereldster blijft op vraag van de familie in Monaco, de zangeres en danseres krijgt in de tempel van de Republiek een zogeheten ‘cenotaaf’, een leeg grafmonument. ‘Waar het om gaat, is haar naam op deze plaats’, zegt Brian Bouillon-Baker, een van haar twaalf kinderen.
08/10/2021
In Spanje verschijnt Madres paralelas, de nieuwe film van Pedro Almodóvar. In het kleurrijke melodrama gaat fotografe Janis, gespeeld door Penélope Cruz, op zoek naar het graf van haar overgrootvader, die tijdens de Spaanse Burgeroorlog werd geëxecuteerd.
y03.12.2021
Vic Beetens uit Brakel is ‘boos en emotioneel’ omdat de chrysanten aan het graf van zijn vrouw en moeder zijn weggegooid. ‘Ze waren nog niet verwelkt. Ik vind dat de gemeente zo een gebrek aan respect toont voor overledenen en nabestaanden.’ De gemeente erkent dat ‘er een fout gebeurde met de timing’.
Op de zware eikenhouten kast in de woonkamer van zijn grootouders ziet reporter Lander Deweer zijn hele kindertijd lang een zwart-witfoto van een mooie, lachende jongen met krullen staan. ‘Dat is Franky’, hoort hij van zijn vader, die erbij was toen het ongeval gebeurde. ‘Franky is gestorven toen hij drie was, overreden hier vlak voor de deur.’ Maar wie was Franky eigenlijk en waarom wordt er in de familie zo weinig over hem gesproken?
herinner me een foto en een graf. Meer was er niet. Maar nu ik zelf vader ben geworden, en onvermijdelijk begin na te denken over de mogelijke pijn die bij het ouderschap kan horen, wil ik eindelijk het hele verhaal reconstrueren. Het verhaal van Franky, de oom die ik nooit heb gekend.
Op de foto was een jongetje te zien, een peuter nog, in zwart en wit. Hij had zwarte krullen en lachte zijn melktanden bloot, zittend op de dorpel van zijn ouderlijk huis, het huis waarin de foto stond, ingelijst, als een sinister souvenir.
Als kind was ik bang van de foto. Hij straalde een donkerte uit, alsof hij over het hele huis een schaduw wierp.
De foto leunde tegen een stereotoren op een zware eikenhouten kast in de woonkamer van mijn grootouders aan vaderskant, naast
een gaskachel die altijd brandde: pepe Joseph en meme Jeanine zijn nooit op reis geweest, ze maakten liever van hun eigen huis een tropisch oord, het hele jaar door.
Muziek speelde er in de woonkamer nooit. Het was de luid tiktakkende koekoekskloek die voor de soundtrack zorgde, samen met het ritmische gedaver van de voorbijrijdende auto’s op de drukke verkeersweg voor het huis. Ku-dung, ku-dung, ku-dung. Onder de foto ving een kanten onderlegger het stof op.
Tijdens familiefeesten – gele limonade, thermossen vol koffie, flessen Elixir d’Anvers en koeken zo hard als steen op tafel – steunde telkens dezelfde oom tegen de schoorsteenmantel boven de gaskachel. Hij is nog altijd de op een na jongste van de negen kinderen van Joseph en Jeanine en heet nog altijd Franky.
Ik moet een jaar of acht zijn geweest toen mijn vader me vertelde dat Franky was vernoemd naar de jongen op de foto, naast de stereoketen op de kast.
De andere kinderen heten Danny (mijn vader), Eddy, Hilde, Yvan, Christ, Martine, Ann en Nancy. In het West-Vlaanderen van de jaren zestig was de ‘y’ kennelijk een populaire letter – vanwege de hoge Scrabblewaarde?
Aan de andere kant van de schoorsteenmantel zat meestal mijn grootmoeder Jeanine, stilzwijgend, met haar zwarte krullen en haar droeve blik.
Verdriet hing als een sluier om haar heen, dat voelde ik al vroeg aan, ook al sloop ik tijdens familiebijeenkomsten op zon- en feestdagen doorgaans heimelijk naar boven, naar de stoffige zolder waar ik onder het dakraam urenlang in de stripverhalen van Jommeke en De Rode Ridder verdween, met het geroezemoes beneden als ondertoon van mijn verbeelding.
Maar welk verdriet?
Over de jongen op de foto werd nooit gesproken. Behalve de letter ‘y’ bleek in
West-Vlaanderen ook de stilte erg geliefd.
Het graf lag op de begraafplaats van Deerlijk, de gemeente in het zuiden van WestVlaanderen waar ik ben opgegroeid. Elk jaar hield ik er een keer halt, op Allerheiligen, in het kielzog van mijn vader die het graf wilde groeten.
Onder onze voeten stopten de kiezelstenen telkens even met knerpen. We keken naar de zerk, zwegen een paar tellen en luisterden naar de vogels in de weinige bomen die op de begraafplaats stonden.
‘Troostvol aandenken aan Franky Deweer’, viel er op het graf te lezen. ‘Zoontje van Jozef en Jeanine Van De Velde. 20/9/1962-17/8/1964.’
Plastic bloemen en een engelenbeeld in steen sierden de zerk. ‘Hier ligt Franky’, zei mijn vader keer op keer. ‘Mijn vroeggestorven broertje.’
Waarop we verder stapten.
Dat ik nog weet wat er op het graf te liezen viel, heb ik te danken aan een foto die mijn moeder maakte vlak voor het werd geruimd. De concessie was verlopen, zoals concessies nu eenmaal doen, almaar sneller, almaar genadelozer, almaar stiller.
Of de foto uit de altijd warme woonkamer is bewaard, weet ik niet. Na de dood van mijn beide grootouders werd hun huis verkocht en werd de inboedel onder de negen kinderen verdeeld. Zou een van mijn ooms of tantes zich nog om de vroeggestorven jongen hebben bekommerd?
Het engelenbeeldje van Franky werd wel bewaard. Het fladderde heimelijk naar het graf van zijn vader en moeder.
‘Het ongeval met Franky is mijn verste herinnering. Ik was nog maar drieënhalf jaar oud, maar ik zie het nog zo voor mij.’
In de keuken van mijn ouderlijk huis graaft mijn vader in zijn geheugen. Regendruppels tikken tegen het raam. De geur van rijst en hennepburgers hangt in de lucht. Van een koekoekskloek is er gelukkig geen spoor.
‘Ik weet nog dat ik die dag mocht gaan spelen bij tante Marie-Jeanne in Desselgem, en dat mijn nicht Greta me met de fiets kwam halen’, gaat mijn vader verder. ‘Mijn moeder was me achter op de fiets van Greta aan het vastmaken toen Franky het huis kwam uitgelopen, achter de rug van mijn moeder. Hij stak de straat over, mijn moeder is erachteraan gelopen, maar toen ze bijna bij hem was kwam er uit de richting van Desselgem een auto. Een zwarte Kever, als ik me niet vergis. Die kon niet meer stoppen en Franky is ertegenaan gebotst. Boenk, hij was op slag dood. Mijn moeder lag ernaast op de grond.’
Meteen na het ongeval werd mijn vader samen met zijn jongere broertje Eddy, die toen net was geboren, meegenomen door een buurman, een zekere Eggermont. Die ving de jongetjes op, tot vader Joseph thuiskwam van zijn werk in de weverij een dorp verderop. ‘Maar Eggermont is ondertussen ook al dood.’ Meme Jeanine werd weggevoerd door een ziekenwagen. Bewusteloos én zwanger, van haar eerste dochter Hilde; de kinderen volgden elkaar ten huize Deweer snel op: kennelijk waren voorbehoedsmiddelen des duivels, verboden door mijnheer pastoor, de afgezant van God die toen nog veel aanzien genoot.
'Dat is Franky' hoort hij van zijn vader, die erbij was toen het ongeval gebeurde. ‘Franky is gestorven toen hij drie was, overreden hier vlak voor de deur.’ Maar wie was Franky eigenlijk en waarom wordt er in de familie zo weinig over hem gesproken?
‘Wat ik wel nog weet, is dat mijn moeder na het ongeval een paar dagen in coma gelegen heeft’, zegt hij. ‘Ze was zelf ook zwaar geraakt. Ze heeft er uiteindelijk ‘de vallende ziekte’ aan overgehouden. In de jaren na het accident viel ze regelmatig flauw en lag ze te schudden op de grond, zoals bij epilepsie. Na verloop van tijd is dat gelukkig verminderd.’
Wat niet afnam, was het verdriet. ‘Maar er is nooit over gesproken’, zegt mijn vader. ‘Nooit. ‘Kleine Franky’ was er altijd wel, door die foto op de kast, maar er is over hem nooit een woord gerept. Tot mijn vader in de laatste maanden van zijn leven overal Franky zag. Toen hij in het rusthuis zat, begon hij er opeens de hele tijd over. Franky stond in de gang, Franky moest binnenkomen: het verdriet moet enorm op hem gewogen hebben.’
Mijn oudste zus is ondertussen ook de keuken binnengekomen. Terwijl ze haar lachend rondhollend, bijna driejarig dochtertje te pakken probeert te krijgen, vertelt ze dat ze onlangs werd aangesproken door een man die beweerde de foto van ‘kleine Franky’ te hebben gemaakt.
De man is een vaste klant in de viswinkel die mijn zus sinds kort houdt en naar eigen zeggen zou hij destijds als dorpsfotograaf Franky op de dorpel hebben geportretteerd. ‘Toen hij mijn familienaam hoorde, begon hij zelf direct over het ongeval met Franky’, zegt mijn zus.
De verhalen komen nu als vanzelf naar boven, alsof er opeens een deur naar een
vergeten kamer is opengeduwd.
Mijn vader vertelt me dat de zerk van zijn vroeggestorven broertje bij zijn broer Chris zou liggen. Na de ruiming van het graf zou hij die hebben meegenomen.
Op haar beurt komt mijn moeder met een adressenboekje vol namen en telefoonnummers op de proppen. De meeste nummers zijn nog amper leesbaar, de inkt is door de jaren vervaagd.
Na enkele korte telefoongesprekken met familieleden krijgt ze van ene ‘tante Jacqueline’ – klaarblijkelijk de schoonzus van mijn grootvader, de weduwe van een mij evengoed onbekende ‘nonkel Georges’ – het bidprentje van Franky doorgestuurd. Per mail, ook al werd tante Jacqueline onlangs 88.
‘Mijnheer en Mevrouw Jozef Deweer-Van De Velde en kinders Danny en Eddy, melden U met diepe droefheid het afsterven van hun zoontje en broertje Franky’, lees ik op het bidprentje. ‘Geboren op 28 september 1962, en door een smartelijk verkeersongeval haastig overleden op 17 augustus 1964.’
De engelenmis met begraving vond zo te zien plaats in de Sint-Columbakerk in Deerlijk, op donderdag 20 augustus 1964 om 9 uur. ‘Vergadering: Kassei op Desselgem, nr. 45.’
Het ongeval van ‘kleine Franky’ gaat me meer en meer fascineren. Na het jarenlange stilzwijgen krijgt het jongetje van de foto en het graf ineens wat meer reliëf.
lijk banale ongeval, is de tijd waarin het gebeurde. 1964 was het jaar dat Cassius Clay Muhammad Ali werd, Nelson Mandela werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf op Robbeneiland en The Beatlemania zo stilaan op zijn hoogtepunt kwam. Maar wanneer ik aan het begin van de jaren zestig denk, zie ik maar weinig auto’s door de straten rijden. In mijn hoofd moet Franky een van de eerste verkeersslachtoffers in het dorp zijn geweest.
Enkele dagen later rijd ik tot bij André, de enige nog levende broer van mijn grootvader Joseph. In een keuken die me aan het huis van mijn grootouders doet denken – sanseveria’s op de vensterbank, kaders vol foto’s van kinderen aan de muur, een plastic wikkel rond de afstandsbediening van de televisie gedraaid –vertellen André en zijn vrouw Rosa me wat ze nog weten over ‘kleine Franky’.
André: ‘We zijn het destijds te weten gekomen via de biermarchand. Die kwam nog dezelfde middag langs en hij had horen vertellen dat er een accident gebeurd was.’
Rosa: ‘Blijkbaar had pepe Sef die ochtend juist het haar van ‘kleine Franky’ afgedaan, met de tondeuse. Op 1 september had hij voor het eerst naar school moeten gaan, hij moest er proper uitzien. Hij was al zijn schone krullen kwijt.’
André: ‘Een vree tijd was het.’
Rosa: ‘Het was een vlijtig ventje. Overal waar Joseph en Jeanine naartoe gingen, liep het achter hun hielen.’
Rosa: ‘Twee dagen ervoor, met de feestdag van half augustus, waren we allemaal samengekomen. Eddy zat nog in de kinderstoel en Danny, je vader, was een jaar of drie. Franky zat tussen Eddy en Danny, het was een echte sloeber.’
André: ‘En zo is hij aan zijn einde gekomen ook, het manneke.’
Rosa: ‘Voor hetzelfde geld was Jeanine ook dood. Haar haar hing na het ongeval aan de klink van de auto. Ze hebben haar naar de kliniek van Kortrijk afgevoerd en als ik me niet vergis, is ze pas na de begrafenis van Franky weer wakker geworden.’
André: ‘Een dom ongeluk, maar ja: het is rap gebeurd.’
Rosa: ‘Joseph heeft er nooit van geklapt, maar Jeanine wel. Ze begon iedere keer te skremen als ze erover begon. Haar hele leven heeft ze een fotootje van Franky in haar portefeuille gehad. In het begin ging ze nog dikwijls naar het kerkhof, na de mis op zondagochtend. Maar toen Joseph dat te weten kwam, moest ze er direct mee stoppen. Ze is altijd blijven zeggen dat het haar schuld was.’
André: ‘Er gebeuren pertank hele dagen ongelukken, en nu nog meer dan toen. Kijk naar onze straat, hier. Het is zo smal, maar vlammen dat ze doen!’
Rosa: ‘Als ik met de fiets naar de winkel rijd, zit ik te schudden en te beven tot ik de straat uit ben en het wat breder wordt. De schrik zit er sinds de dood van ‘kleine Franky’ goed in.’
Ik bel met Greta, de nicht van mijn vader. Zij was erbij toen het ongeval gebeurde.
Negen was ze toen, zes jaar ouder dan mijn vader.
‘Dat ongeval met Franky?’, zegt ze. ‘Ik denk er sinds kort weer elke dag aan. ‘s Nachts lig ik er zelfs wakker van.’
Wanneer ik een dag later in haar woonkamer plaatsneem aan een zware, houten tafel, vertelt ze meteen waarom.
‘Mijn eerste kleinkind, het zoontje van mijn dochter, is nu zo oud als Franky toen’, zegt ze. ‘En ze wonen vlak bij het oude huis van Joseph en Jeanine, langs een drukke steenweg. Ik heb het hen al duizend keer gezegd: ze moeten voor hun oprit een poortje zetten. Ik heb een keer een kindje zien verongelukken, ik wil dat geen tweede keer meemaken.’
Na koffie en bessen uit de tuin zet Greta nu ook een koekendoos vol oude foto’s op tafel. Hoofdzakelijk in zwart en wit, alleen de meest recente zijn in kleur.
Terwijl ze door de herinneringen bladert, vertelt Greta hoe die 17e augustus 1964 in haar geheugen is gegrift. Ze neemt pen en papier bij de hand en met enkele snelle bewegingen schetst ze een reconstructie van de aanrijding: een bolletje voor Franky, een pijl voor de auto en een kruisje voor de plek van overlijden.
‘Ik was alleen thuis, mijn broer was ergens anders gaan spelen, en ik had aan mijn moeder gevraagd of je vader bij ons mocht komen’, zegt ze. ‘Ik deed het goed met hem, we speelden dikwijls samen. Ik ben tot daar gefietst, in mijn eentje, het was iets meer dan een kilometer, maar bij het vertrek is het dus misgelopen. ‘Nu Franky buiten aan het spelen is, zal ik Danny snel op je fiets zetten’, zei Jeanine. Maar Franky kwam ons achternagelopen en zo liep hij recht de straat op. De auto reed ongelooflijk rap, ik heb nog horen zeggen
dat hij 120 kilometer per uur gereden zou hebben. Franky werd opgeschept en kwam een paar meter verder op het asfalt terecht. De buurman heeft hem opgeraapt en kwam ermee tot bij ons. Dat beeld zie ik nog dikwijls in mijn gedachten.’
In paniek fietste Greta terug naar huis. ‘Mama, mama’, zei ze tegen haar moeder Marie-Jeanne. ‘Tante Jeanine is omvergereden.’ Moeder en dochter fietsten samen naar de plek van het ongeval. Daar zagen ze ziekenauto’s met loeiende sirenes en felle lichten, een pak volk op straat. ‘Als ik nu een ambulance zie of hoor’, zegt Greta ‘, gaat het nog altijd door merg en been.’
Van de dagen, weken en maanden na het ongeval herinnert Greta zich nog weinig. ‘Als het nu was geweest, zouden ze me naar een psycholoog sturen om dat allemaal te verwerken’, zegt ze. ‘Maar dat bestond toen allemaal nog niet.’
Ook Joseph en Jeanine hielden jarenlang de lippen stijf op elkaar. Nooit meer werd er over die noodlottige zomerdag gesproken. ‘In het begin had ik het gevoel dat ze het me kwalijk namen’, zegt Greta. ‘Was ik was ten slotte niet om je vader gekomen, het was nooit gebeurd. Maar op de duur deden ze opnieuw even lief en vriendelijk tegen mij. Je merkte dat ze een beetje verbitterd waren, na het ongeval lachten ze veel minder dan ervoor. Toen ik er eens het stof kwam afdoen, ook van het fotootje van Franky op de kast, heb ik getwijfeld om er zelf eens over te beginnen. Maar ja, het was een andere tijd. Over verdriet praatten de mensen niet.’
Op de terugweg stop ik nog even bij de klant uit de viswinkel van mijn zus. Jacques heet hij.
In de koekendoos van Greta vond ik de foto terug die me mijn hele kindertijd aanstaarde
'Dat is Franky' hoort hij van zijn vader, die erbij was toen het ongeval gebeurde. ‘Franky is gestorven toen hij drie was, overreden hier vlak voor de deur.’ Maar wie was Franky eigenlijk en waarom wordt er in de familie zo weinig over hem gesproken?
vanaf de kast naast de gaskachel van Joseph en Jeanine: Franky op de dorpel, donkere krullen en een guitige lach. Wie weet kon de maker van het beeld me nog wat kennis over de tijd van toen bijbrengen?
Jacques is midden in de tachtig. In zijn keuken vertelt hij me dat hij jarenlang een collega van mijn grootvader is geweest. Ze kwamen goed overeen, Sef en hij.
‘Ik weet nog goed dat ik die dag een trouwreportage gemaakt had in Beveren-Leie en dat ik aan het huis van je grootouders passeerde’, zegt Jacques. ‘Zoals zo dikwijls zat dat ventje voor het huis, ik had hem daar al vaak zien zitten. Ik had nog een foto over en wilde mijn rolletje helemaal opgebruiken.’
Zo te horen waren Joseph en Jeanine bijzonder blij met de foto van hun zoontje. Trots en gelukkig waren ze, zoals elke ouder is – ik kan het me sinds kort goed indenken.
Maar over de dood van Franky, gaat Jacques verder, werd later in de fabriek nooit gesproken. ‘Je kunt daar toch niet zomaar over beginnen? Anders had Sef die dag toch niet meer kunnen verder werken?’
Wel denkt hij nog regelmatig aan de jongen op de dorpel. Onlangs vertelde hij er nog over
tegen de nieuwe overburen. Ze moesten een ladder plat voor hun oprit leggen, zei hij, ter bescherming van hun kind. Het gevaar loerder niet eens om de hoek, het raasde de hele tijd aan hun deur voorbij.
‘Een paar jaar geleden was het weer prijs’, zegt Jacques nog. ‘Een kind liep uit de beenhouwerij een beetje verderop naar buiten en net toen passeerde er een vent die pertank altijd traag reed, we lachten er altijd mee. Maar ja, het was rap genoeg. Er stonden zelfs geen remsporen op de weg, hij heeft het kind nooit naar buiten zien lopen. Het was op slag dood.’
Ik dank Jacques voor zijn tijd en stap weer tot bij mijn auto. Het beeld van ‘kleine Franky’ en van die 17e augustus 1964 is stilaan ingekleurd. Mijn zoektocht heeft me door mijn eigen familie gegidst, het belang van gedeelde verhalen en het levend houden van herinneringen nogmaals doen beseffen.
Ik had er vanzelfsprekend veel vroeger aan moeten beginnen, toen Joseph en Jeanine nog leefden en het taboe nog kon worden doorbroken.
Ook zouden er meer souvenirs zijn bewaard. ‘Ik heb overal gezocht’, stuurt oom Chris een dag nadat ik hem om de zerk van Franky heb gevraagd. ‘Maar ik heb ze nergens meer gevonden.’
Maar ik ben tevreden: de oom die ik nooit heb gekend, het mysterieuze jongetje van de foto en het graf, heeft de voorbije weken een ziel gekregen.
Rest alleen de vraag wie er aan het stuur van de zwarte Kever zat en hoe dit verhaal in zijn familie verder is blijven leven?
Mijn zoektocht naar Franky is dus nog niet ten einde. Op de keper beschouwd is hij nog maar pas begonnen, want niemand in de familie kan zich kennelijk de naam van de chauffeur herinneren. Waar in hemelsnaam kan ik een aanknopingspunt vinden?
Ik stap in mijn auto, draai de steenweg op en rijd zo behoedzaam mogelijk naar huis. ✳
De vader van Radio 1-reporter Ward Bogaert was drukker in het West-Vlaamse Izegem, hij nam zijn zoon graag mee naar de families van pas overledenen.
In de met rouw gevulde huiskamers hoorde de jonge Ward boeiende discussies over lettertypes, prenten en gedichten. Een tweet voerde hem onlangs naar die tijd terug, naar Nicole, Vasalis en pastoor Staf.
ick Meijer is dood. 69 jaar. Ze hebben hem vorige week begraven.
Het twitteralgoritme geeft me al jaren het gevoel dat ik zijn dochter Rianne, @globalistaa, columniste bij LINDA.nl, goed ken. Ze post wel eens iets waarbij ik denk, dat had ik ook willen posten. En dan tik ik op een hartje, dat meteen rood wordt.
“Rauw”, tweette ze vorige week. Met au. En ze voegde er haar vaders rouwbrief aan toe. Met ou. Het is pas nu ik het schrijf dat ik de woordspeling vat.
Rauwe rouw, want Dick was plots gestorven, las ik in latere tweets. Rianne had haar vader thuis naast zijn bed gevonden. Herseninfarct. ’s Anderendaags stierf hij in het ziekenhuis in haar armen. Een cadeautje voor de eerste verjaardag van Riannes tweeling was een paar dagen later nog thuis bezorgd. En nu ligt Dick in zijn kist met zijn favoriete zwarte hemd met zonnebloemenmotief.
Die “vreselijk eigenwijze” man, die zijn coronavaccin was gaan halen in een T-shirt met opschrift “Corona is een hoax”. Die recalcitrante man die alles weigerde wat hem van bovenaf opgelegd werd, van dienstplicht tot parkeerboete. Die attente familieman, opa Snor, die zijn kinderen en kleinkinderen beloofd had nog zeker tien jaar te leven.
Zijn laatste woorden stonden boven zijn naam op het rouwbericht.
Heb elkaar lief, en bij gelegenheid, Denk nog eens aan mij en dan graag positief.
Ik las ze, monkellachte en was weer een jaar of vijftien, halverwege de jaren ’90. Nicole was gestorven, een zus van mijn moeders beste vriendin. Alles aan haar afscheid was anders dan ik gekend had.
Ik was op de vooravond van de begrafenis van mijn grootmoeder een paar jaar eerder nog in een zijkapel van de kerk een rozenkrans gaan bidden. Het had de Heer nog behaagd haar tot Zich te roepen en dat had Hij nog aangekondigd middels een crèmekleurige, zwart omlijnde brief met kruis in de linkerbovenhoek.
Niets van dat bij Nicole. Geen muffe kapel, maar een zaal met veel licht. Geen pastoor met kletterende paternoster, maar geliefden die Nicole gloedvol bezongen. Geen zwarte zwaarte, maar twee eenzame regels tekst, die me net als bij Dick dertig jaar later, zachtjes deden lachen.
Regels van Willem Elsschot uit een van zijn vele wrange moedergedichten, die ik al die jaren ben blijven onthouden. Als de toestand weer eens hopeloos was, verzuchtte ik ze, denkend aan Nicole:
Er is niets meer aan te doen, zoals je ziet. Drink dus een borrel bij een passend lied.
Uit hun context van het fatalistische sonnet gehaald, klinken Elsschots verzen bijna luchtig.
De zinnen waren een kantelpunt in mijn jonge leven, waarin de crèmekleurige vastgeroestheid van de rouwaankondiging een grote rol speelde. Voor de zoon van een lokale drukker, die er vandaag nog prat op gaat dat hij het overlijden van zeker tienduizend mensen stijlvol aan het papier toevertrouwde, was de dood een tussendoortje, een weekendklus, een vakantiejob.
Want vele van die tienduizend rouwbrieven gingen door mijn handen. Ik las ze luidop voor, traag en nadrukkelijk, van “dankbaar voor wat zij voor ons betekend heeft, melden wij” tot “Druk Jan Bogaert - Uitvaartzorg Marc Snoeck”.
Aan de overkant van de tafel volgde mijn vader de tekst op de kopij. Samen speurden we naar fout geschreven familienamen en misplaatste komma’s, want de dood duldt geen typfouten en ‘verba volant, scripta manent’, weet je wel.
Daarna moest die foutloze (tenminste, dat hoopten we vurig) drukproef nog onder de betraande ogen van de rouwenden komen. Daar stond het dan, zwart op crème met een kruis linksboven. Dat het de Heer weer eens behaagd had, dat het weer eens met droefheid gemeld werd en dat verdriet en dankbaarheid weer eens hand in hand gingen. Het was vaak een harde confrontatie, een pijnlijk besef.
En ik, de rouwjobstudent met pokdalig
lijkbiddersgezicht, boog sereen en met een voor vijftienjarigen benijdenswaardig professionalisme het hoofd. “Lees het samen nog eens rustig na, mevrouw, en laat maar weten of er iets anders moet. En o ja, hier zijn een paar ‘zintjesboeken’, dan kan u ook al een keuze maken voor het gedachtenisprentje. Mijn innige deelneming. Veel sterkte.”
Een ‘zintjesboek’ was in analoge tijden het rouwequivalent van de kleurstaaltjes die je meekrijgt in de verfwinkel. Een dikke ringmap met alles wat in rouwdrukwerkland te krijgen is. Variaties op een treurig thema. Het kruisje eens links, dan weer rechts, het onderdeel ‘dit melden u diepbedroefd’ eens binnenin, dan weer achteraan. Een collectie fictieve namen en families, verenigd in een papieren etalage van tristesse.
Op een kille prijslijst achteraan de map kon de nabestaande nagaan hoe duur de melding met droefheid naar keuze was. Af en toe werd het dan pijnlijk. “Ik moet dat niet zien, jongeheer, ik kies het goedkoopste, want ik zal het toch alleen moeten betalen.” En weer boog ik dan het hoofd.
Bij het zintjesboek hoorde ook een tekstenboek. Want de dood wil de juiste woorden. Het boek was een best-of van vaak ongeïnspireerde bezinningen. Een festival van zwaarte, zonder borrels bij passende liederen. Verdriet en nostalgie in een vertrouwd keurslijf.
Zo veel soorten van verdriet, ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden. En niet het snijden doet zo’n pijn, Maar het afgesneden zijn.
Ik dramde Vasalis toen even gedachteloos als Smells Like Teen Spirit. Alleen iets nadrukkelijker, zodat mijn vader goed kon volgen op de kopij.
Veel mensen hadden het tekstenboek niet nodig. De overledene had zelf al een keuze gemaakt, of ze hadden hun verdriet zelf op papier laten vloeien. Een krakkemikkig rijmelend gedicht of een chronologisch levensoverzicht van opa die zo graag zijn vinken en zijn kleinkinderen zag. Mijn vader vloekte dan wel eens, omdat de tekst zo lang was en het prentje zo klein. En al die familie moest er ook nog op.
Of pastoor Staf had de treurende familie gerustgesteld dat hij de mooiste woorden wel zou vinden. Hij vond ze namelijk altijd. Veel moeite kostte het hem trouwens niet, want na al die jaren kende hij ze gewoon uit het hoofd.
Sterven doe je niet ineens
Maar af en toe een beetje
En alle beetjes die je stierf, ’t Is vreemd, maar die vergeet je. Het is je dikwijls zelf ontgaan, Je zegt “ik ben wat moe”, Maar op ’n keer dan ben je Aan je laatste beetje toe.
“’n Beetje”. Een troostend passe-partout. Op honderden dressoirs in Izegem en omstreken moeten tot op vandaag rouwprentjes staan met die woorden. Pastoor Staf las ze vaak nog eens voor in de mis ook. Een cadans als van een oude corbillard. Het is de officieuze rouwhymne van mijn stad en van mijn jeugd. Tekst nummer 1 in het rouwtekstenboek, dat ik al jarenlang, eerst fysiek en voor de rest van mijn leven in mijn memorie, met me meesleep.
Dankzij Dick Meijer en de rauwe tweet van zijn dochter denk ik er nog eens aan, heel graag en ja, ook positief. Hoog tijd nu voor die borrel en dat passend lied, want al schrijvend ben ik een beetje gestorven en nee, ik merkte het niet. ✳
Sterven doe je niet ineens Maar af en toe een beetje En alle beetjes die je stierf, ’t Is vreemd, maar die vergeet je. Het is je dikwijls zelf ontgaan, Je zegt “ik ben wat moe”, Maar op ’n keer dan ben je Aan je laatste beetje toe.
Aan de overkant van de tafel volgde mijn vader de tekst op de kopij. Samen speurden we naar fout geschreven familienamen en misplaatste komma’s, want de dood duldt geen typfouten en ‘verba volant, scripta manent’, weet je wel.
Docent en muzikant Jan Swerts brengt dit najaar zijn vierde album uit: Oud zeer, een onvervalste kerkhofplaat vol instrumentale nummers. Voor Reveil probeert hij zijn
fascinatie voor kerkhoven in woorden te vatten en blikt hij terug op die ene keer dat hij zich niet kon beheersen. Heel even was hij een grafdief, met alle wroeging van dien.
Waar mijn onweerstaanbare drang naar kerkhoven vandaan komt, is me niet geheel duidelijk. Ontelbare keren volgde ik de broodkruimels over het hobbelige pad van mijn herinneringen, soms vredig flanerend, vaak gefrustreerd wroetend. Nooit ben ik in de buurt gekomen van de verloren tijd waarin dat eerste zaadje werd gepland. De waarschijnlijkheid dat het kerkhof van Brustem mijn eerste lonkende verleidster was, grenst echter wel aan zekerheid. Ernest Claes had geen schoner heimat-tafereel kunnen schetsen dan de vierkantshoeve van mijn bomma. Hij had zeker de kriekenweide in alle geuren en kleuren beschreven, de ondeugd op de hooizolder, het klinken van de kasseien. De nabijheid van beek, burcht en begraafplaats zouden het plaatje helemaal ‘de tijd van toen’ maken.
Na deze kenschets zou de schrijver de inwoners van de stee verankeren binnen het ruwe leven van weleer door de vroege dood van de boer te beschrijven. De 40-jarige man die ik als opa ken, wacht tot de eerste dag van het nieuwe jaar 1953 om zich van het leven te beroven, de 12-jarige jongen die ik als nonkel ken vindt hem en haalt zijn vader naar beneden, de vrouw die voor altijd bomma zal blijven, worstelt de komende jaren om het gezin van paria’s langs de doodzonde van haar man te loodsen en een leven te geven.
Het hof rond de kerk werd op die wijze willens nillens geannexeerd door het huis op de Singelstraat 11, de dodenakker werd het verlengde van de hoeve. Alsof er in dat stilgevallen huis ineens een duistere, vochtige achterkamer vol schimmelend leed was bijgezet. Een kamer die slechts uitzonderlijk
en schoorvoetend werd bezocht. De kleinkinderen, voor wie opa nooit anders was geweest dan een stille steen, toonden een mildere houding tegenover zijn verblijfplaats. Na de middeleeuwse burcht met zijn moeras vol dikkopjes, was het kerkhof zelfs onze favoriete speeltuin; tikkertje, verstoppertje, één-twee-drie piano…weinig plekken lenen zich beter tot kinderspel dan de eeuwige jachtvelden.
Tijdens de nachten bij bomma, wanneer ik samen met broer en neef in een groot bed lag en lang nadat iedereen sliep nog uit het raam staarde, beeldde ik me graag in dat de graven tot aan onze kamer reikten. Omdat ik het kerkhof vooral zag als laatste, vredige rustplaats van opa en de zijnen, viel de gedachte aan die plek als een soort deken over me wanneer ik de slaap niet kon vatten. “Ons bedje is gespreid”, zei bomma vaak in haar laatste jaren van contentement. Ik zag en zie bij het horen van die zin altijd een stil, in maanlicht badend kerkhof voor me verschijnen. Al onze bedjes liggen daar te wachten, onder die ruisende wilgen. Ik wil graag geloven dat ik net voor het indommelen tijdens die nachten bij bomma “Rust zacht, opa” prevelde.
Hoewel bomma volgens de overleveringen een erg strenge moeder was, is ze slechts één keer boos op mij geweest. Nadat ik op een doods moment alleen had lopen grafduinen – waarbij ik via de data op de zerken de leeftijd van de bewoners uitrekende – had ik uit het voortuintje van een praalgraf een witte, afgeronde steen meegenomen om daarmee doodshoofden te kalken op het binnenplein van de hoeve.
Oma’s woede was niet gericht op de knekels die ik had getekend, maar op de daad van het ontvreemden. Je neemt niets mee van een
kerkhof. Dat doe je gewoon niet. Ik bracht de steen terug, moest een rozenkransje bidden en beloven het nooit meer te doen.
Ik beloofde het. Ik zou het nooit meer doen…
Opeens ben ik 24, ben afgestudeerd en werk als docent aan de katholieke hogeschool. Bomma ligt al lang naast haar man te slapen. De vierkantshoeve bewoond door anderen. De kriekenweide gekapt en verkaveld.
De obsessie voor kerkhoven heeft tijdens mijn studies in Leuven een naam gekregen; dankzij de muziek en teksten van Joni Mitchell en Nick Drake, maar ook door de colleges van Patricia de Martelaere leer ik mezelf kennen als een melancholicus, een staarder in de verte met een teveel aan zwarte gal en een verlangen naar ontroostbaarheid.
Het credo “Een dag zonder de dood is een dag niet geleefd” indachtig nam ik het grafduinen weer op en schuimde honderden kerkhoven af. Een strandjutter op zoek naar oud zeer. Want buiten de stilte en de onthaasting – in die tijd nog geen hip, maar wel al schaars goed – zocht ik vooral dat: de relativering van alles.
Het kerkhof is gestolde tijd die iedereen met de neus op de steenharde feiten drukt; dat voor allen de klok genadeloos verder tikt én dat samen met jouw lijk, ook de herinnering aan wie je was zal vergaan. Snel na je fysieke dood volgt jouw tweede dood die leidt tot de eeuwige vergetelheid.
Ik smulde dan ook vooral van oudere graven, schuingezakt en aangevreten. Zo’n zerk is de herinnering aan een herinnering, de restant van rouw. Een afbrokkelend fossiel waarvoor de tijd niet tandeloos bleek te zijn.
Tijdens het kuieren op begraafplaatsen kwam
ik doorheen de jaren tientallen stillevens tegen die me om bepaalde redenen extra aangrepen: een naam, een datum, een spreuk op een gedenkplaatje, de zerkkunst…
Ik vind dat nog steeds de ultieme bevrijdende gedachte; dat zelfs de trotse bladwijzer die jouw minuscule bestaan in steen markeert, zal verdwijnen. Als welkome erosie van het moderne ego kan dat tellen.
De schoonheid van die wandelingen, meestal alleen maar zo nu en dan met een zielsverwant, valt onmogelijk te beschrijven. Midas Dekkers heeft in zijn boek De vergankelijkheid een puike poging ondernomen: “De mengeling van weemoed, opwinding en nieuwsgierigheid bij het zien van een vervallen kasteel, een vrouwtje met nog maar 1 tand, een scheefgetrokken, schijnbaar vergeten kerkhof levert een zeldzame emotie op die als ruïnegevoel te boek staat. Ze heeft dezelfde heilzame werking als het turen in een haardvuur of het luisteren naar het klotsen van de golfjes.”
Ik las in die tijd echter geen Middas Dekkers, maar Edgar Allan Poe en H.P. Lovecraft. En hoewel ik erg van beide heren hou, zijn zij deels medeplichtig aan het breken van mijn belofte aan oma.
Tijdens het kuieren op begraafplaatsen kwam ik doorheen de jaren tientallen stillevens tegen die me om bepaalde redenen extra aangrepen: een naam, een datum, een spreuk op een gedenkplaatje, de zerkkunst… Ik hield halt, nam dat graf in me op, noteerde of fotografeerde. Maar nooit verlaagde ik me tot wat H.P. Locecraft beschreef als “that hideous extremity of human outrage, the abhorred practice of grave robbing”.
Tot ik Johny ontmoette…
De meeste kerkhoven bestaan uit een combinatie van open wonden - waar het vers omgewoeld leed nog jaren nodig heeft om in te zakken – en overwoekerd littekenweefsel dat fluistert van verre, vergeten fantoompijnen.
Ik kwam Johny tegen in zo’n vergeten hoek van een vergeten kerkhof. Alles aan zijn graf ademde teloorgang en tevergeefsheid uit. Ik was echter al talloze van deze perfecte Memento Oblivio tegengekomen tijdens mijn tijdreizen. Het was iets anders dan de aftakeling dat me had aangetrokken en me stevig vasthield. Op de zerk stond een
zwarte gedenkplaat met in gouden letters het opschrift “Rust zacht, Johny”.
Ik begon spontaan te grimlachen, een zeldzame uiting van tragikomische verbijstering. Iets in de bitterzoete woorden waarmee Johny te rusten werd gelegd, greep me zo aan dat ik het object moest hebben.
“Wearied with the commonplace of this prosaic world, in an attempt to excite me jaded sensibilities, I wanted to assemble a universe of decay. It was this emotional need which led to that detestable course which I mention with shame and timidity.” (The Hound, Lovecraft).
De protagonist van Lovecrafts The Hound vat mijn motief en de nog steeds aanwezige schaamte samen. Hoezeer ik dit nieuwe witte steentje wilde laten liggen, nam ik het plakkaat op, voelde onmiddellijk het gewicht van mijn daad en verliet desalniettemin bezwaard
Tijdens het kuieren op begraafplaatsen kwam
ik doorheen de jaren
tientallen stillevens
tegen die naam, een datum, een spreuk op een gedenkplaatje, de zerkkunst… Tijdens het kuieren op begraafplaatsen kwam ik doorheen de jaren
tientallen stillevens tegen die me om bepaalde redenen extra aangrepen: een naam, een datum, een spreuk op een, de zerkkunst…
en euforisch het kerkhof.
Onderweg naar huis gaf ik me over aan iets waar de mens in uitmunt; de rechtvaardiging van een flagrant verwrongen wapenfeit. Johny was overduidelijk een vergeten man, de smart om hem al lang gestorven. Hij zou bij mij veel meer herdacht worden dan in dat voorgeborchte van vergetelheid. Wanneer de gemeente dra de obscure hoek van zijn graf opruimt, sterft Johny dankzij mij geen derde dood.
Waar de vorige bekentenis mij open stelt voor demonisering en wettelijke vervolging, zullen de volgende passages eerder leiden tot ongeloof en twijfel aan het (non-) fictieve gehalte van dit verhaal.
Na het onwennig plaatsen van het plakkaat aan het raam bij mijn bed raakte ik tijdens het lezen voor het slapengaan al snel gewoon aan zijn aanwezigheid. Met een totaal laakbare
trots van een gothic novel-adept herlas ik voor de zoveelste maal The Raven van Poe terwijl ik met één oog naar Johny lonkte. Maar terwijl ik hoogmoedig aanvoelde dat ik hem van de darkness and nothing more had gered, dacht Johny hier anders over.
Niet lang nadat ik was ingedommeld, werd ik me bewust van een aanwezigheid in mijn kamer. In de ruimte tussen waak en slaap vertelde ik mezelf dat het de wind was die door het open raam mijn lichaam had gevonden, maar de druk op mijn keel en borstkas werd te strak om me te blijven sussen met die verklaring.
Het plakkaat van Johny staarde me beschuldigend aan toen ik mijn ogen tot spleetjes trok. Zonder een spier te vertrekken tuurde ik mijn kleine, maanverlichte slaapkamer rond. Alles zag er zo normaal en doordeweeks uit dat het een beschrijving van mijn vertrek overbodig maakt.
Ik tikte het bange kind in mezelf op de vingers, sloot gespeeld zelfzeker de ogen en probeerde de toegang tot dromenland terug te vinden. De ingang bleek echter goed verborgen en tijdens mijn tevergeefs speuren werd er op een deur geklopt. Of geschraapt.
Met een ruk schoot ik overeind en keek met opengesperde ogen richting de enige toegang tot mijn kamer. Het samenspel van maan en takken maakte van de deur een bewegend blok gebroken wit. Met een tintelende paniek zocht en vond ik de lichtknop van mijn nachtlampje. De deur hervond zijn dagelijkse vorm. “Mama?”, zei ik met gesmoorde stem. Hoewel mijn ouders nooit nachtbrakers waren geweest, kon ik mezelf voldoende overtuigen van een late wandeling van mijn moeder. Misschien wou ze praten over dingen waar moeders doorgaans over praten aan
ontbijttafels en kon ze zich niet bedwingen tot de ochtend.
Ik voelde me betrapt, zoals die ene keer in de snoepwinkel met mijn zakken vol toverbollen, gleed uit bed, verstopte Johny in de kast en opende mijn slaapkamerdeur.
Duisternis.
En niets anders.
En ook al besefte ik dat leven snel fictie imiteert wanneer je geest in een bepaalde plooi ligt, liet ik na de visite van het niets Johny in de kast liggen. De slaap die me met veel moeite vond, was van een onzekere, neurotische aard. Het leek alsof er aan de randen van mijn deken werd getrokken, soms scheen mijn bed zachtjes in het parket te verzinken. En ik raakte door de heilige overtuiging bevangen dat mijn slaapkamer grensde aan een kerkhof. Met mijn hand zou ik vanuit het raam de zerken kunnen aaien…
Het licht van de dag strooit doorgaans onttovering in het rond. Bij het ontwaken vatte ik de dodendroom droogjes samen als het bewijs van een levendige fantasie die ik moest koesteren. De nacht was een geschenk geweest. Ik had een ticket naar een morbide ‘Nooitgedachtland’ gevonden. Johny werd uit de kast gehaald en als droomamulet terug bij het raam geplaatst.
Maar nadat de volgende tiental nachten me telkens door eenzelfde zwarte drek lieten spartelen, loom en bevreesd woelend in een kamer die een crypte leek te worden, raakte ik ontrafeld door vermoeidheid. Het terugbrengen van Johny’s plakkaat begon zich dwingend op te dringen.
De moderne mens, hoezeer hij ontvankelijk kinds wil blijven of worden, is echter te rationeel en empirisch om toe te geven aan folklore. We lopen ostentatief onder ladders
door, gaan skydiven op vrijdag de dertiende, vervloeken aan de lopende band opperwezens en hekelen horoscooplezers. Buigen voor onbestemde angsten is terugkeren naar de middeleeuwen, de beschaving verloochenen.
En zo ging ik halsstarrig door met het torsen van de molensteen.
Het was mijn tweede tocht naar de verre uithoek waar Johny slaapt die me tot de kentering bracht. Toen ik bij valavond het verlaten graf naderde, leek er een object op te rusten. Ik trapte op mijn adem en stokte mijn pas.
Het object, nu een tiental meter van me verwijderd, maar gehuld in flauwe deemstering, had de contouren van het ding dat op mijn kamer stond. Nadat schoenen vol lood me tot bij de zerk hadden gesleept, las ik “Rust zacht, Johny” op een plakkaat dat me met spottende overwinning recht in het gezicht keek.
Even leek mijn psyche zich over te geven aan de wereld boven de natuur, maar na een initiële verstomming zag ik dat er kleine verschillen waren tussen dit plakkaat en ‘het mijne’.
Vooral de letters spraken boekdelen: de sierlijke letters van de ontvreemde tekst hadden plaats gemaakt voor een eerder droge, hoekige typografie. De angst voor duistere krachten werd hierbij vervangen door intense schaamte en verdriet: dit was geen uitgeleefd graf omringd door gestorven smart. De nabestaanden lagen niet allemaal zacht te rusten, maar waren nog klaarwakker aan het mijmeren en hunkeren. Met voldoende liefde om bij de begrafenisondernemer een nieuw plakkaat te laten maken. Om Johny opnieuw een zachte rust te bezorgen. Maar ook met voldoende haat om de onmenselijke dief te
vervloeken.
Dit besef viel over me als een zwaar deken. Het leek me mijn keel dicht te knijpen, mijn borstkas te kneuzen en me de grond van het kerkhof in te duwen. Ik had er niet alleen voor gezorgd dat Johny’s geliefden met ongeloof zijn tweede dood hadden moeten meemaken, ook had deze daad geleid tot een andere herdenking: het vervangplakkaat was harder, met een bijna getypt, afstandelijk lettertype, daar waar het eerste een sierlijkheid in zich droeg, nog doordrongen van emotie.
De nieuwe “Rust zacht, Johny” leek op de papa van Käthe Kollwitz’ Treurende Ouderpaar, de beeldengroep die de Duitse militaire begraafplaats van Vladslo overschouwt; kaarsrecht, uitgestreken gezicht, de beide armen gekruist als schild tegen de onrechtvaardige wereld.
De wind stak op. Oma streek door mijn haar en fluisterde iets in mijn oor over belofte die schuld maakt…
Laat die nacht stond er een volledig Treurend Ouderpaar op Johny’s graf. De moeder, met sierlijke letters huilend en pijnlijk gebogen, stond zij aan zij met de stoïcijnse vader. Twee nachtwensen voor één dierbare zoon.
Mijn nachten werden terug vredig. Alsof ontastbare machten mij hadden vergeven en wensten dat alle slaap die ik en de mijnen nog mogen ondergaan – voor en na onze doodvredig zou mogen zijn.
Ik ben nu 44 en het kerkhof is met me meegereisd naar de vele plekken waar ik al heb gewoond. Het vleit zich de eerste nacht trouw tegen iedere nieuwe slaapkamer. En fluistert door het open raam dat al onze bedjes daar liggen te wachten, onder de ruisende wilgen. ✳
Door het Jiddisch kwam het als hasjeweine ('weg, verdwenen') in de Nederlandse taal terecht. Wij kennen het nu als asjeweine, kassiewijne, kasjewijne of kassiewijle. Asjeweine kan 'weg', 'kapot' en 'dood' betekenen. Asjeweine gaan kan 'weggaan' en 'doodgaan' betekenen.
In deze rubriek beschrijven twee mensen afzonderlijk van elkaar wat ze voelen bij het beeld van een van onze vaste fotografen. In deze editie: muzikante
Chantal Acda en yogalerares Els Coenen over een foto van Jonas Lampens.
✒ Lander Deweer ✳ Jonas Lampensdeken legde ik mijn hand op haar warme, ietwat ingevallen achterflank. Bij het in en uitademen maakte die nog steeds schokkerige bewegingen. ‘Heb je pijn meiske? Je moet goed drinken heeft de dierenarts gezegd.’ Ik wilde verder naar de stal stappen, maar zij verroerde niet. ‘Is er iets?’ vroeg ik. Met gespannen hals en gespitste oren keek ze in de richting van haar oude wei. ‘Nee Berdi, we gaan niet naar daar. We gaan naar de stal.’ Ze bleef stokstijf staan staren in de duisternis. ‘Wat is er toch?’ Ik ging naast haar staan en volgde haar blik. En toen wist ik het. Verdorie ja, ze had gelijk. Het drinkwater in die wei kwam uit een ondergrondse bron. Het werd gevoed en gefilterd door de aarde en moest niet stromen door mensgemaakte leidingen, filters en kranen. Vorige winters hadden Berdi en Loup daar doogebracht. Maar omdat alleen maar alleen is, stond ze sinds september bij de andere paarden. Berdi was nooit een fan geweest van kraantjeswater. Nog voor ik oké gezegd had, vertrok ze met een enthousiasme dat ik al lang niet meer gezien had. ‘Hélaba, wacht op mij.’
Ik lachte en dacht aan die andere keer dat ze zo duidelijk het heft in eigen handen had genomen. Dat was een van de laatste keren dat we onder zadel gingen wandelen. Ze maakte me duidelijk dat ze het bos
Terug naar de bron
Mijn vriend
Daar lig je. Onder een deken met je benen gestrekt. Deze benen droegen me wanneer ik te zwak was om te staan. Ik snap mensen vaak niet. Maar ik snapte jou wel. En jij snapte mij. Uren wandelden we door de velden. Elke stap gaf me meer moed. Ik luisterde naar je hoeven. Samen ademhalend. Dit gaf me de grond. De grond waar jij nu op ligt. Ik zie je liggen. Je bent niet meer hier. Maar weet je, de plek waar we elkaar hebben gekend, Is niet hier. Niet tussen de mensen. En op die plek ontmoet ik je weer. Mijn vriend.
✳ Op straat stopte ik even onder de lamp om haar winterjas goed te trekken. Onder het ✳
Dubbel zicht
Muzikante Chantal Acda is bekend van haar werk bij groepen als Isbells en Sleepingdog en van de albums die ze onder haar eigen naam uitbracht. Met haar organisatie Hestsál richt ze zich op paardentraining en rouwcoaching.
✳ De volgende ochtend reed ik naar Brussel. Om 11 uur stuurde een vriendin me een bericht: Alles oké met Berdi. Ze graast bij het bos. Even later vertrok ik naar Leuven. Tijdens de middagpauze zou ik er voor het eerst yogales geven in het instituut voor Letteren en Wijsbegeerte. Omdat ik die plek en de mensen er niet kende, was dat best spannend. Toen ik om iets na twaalf de parking van het Ladeuzeplein inreed, belde Jeanine onze paardenverzorgster me. ‘Els, ik heb slecht nieuws. Berdi is dood.’ Ze snikte. ‘Sorry, ik weet niet hoe ik het anders moet zeggen. Het spijt me. Ik kan er niet naartoe want ik ben op het werk. Ik kan pas om vier uur daar zijn. De buren hebben me gebeld. Ze zagen haar liggen. Ze zijn gaan kijken. Ze is echt dood.’ Mijn bevende vingers namen het ticket uit de paal aan de ingang. De bareel ging open. Ik parkeerde de auto. Daarom wilde ze naar die andere wei. ✳ Ik zuchtte een paar keer diep en voelde ontzettend veel dankbaarheid voor het scenario van de vorige avond. Stel je voor dat ik haar in de stal geforceerd had. Ze wilde in afzondering sterven. Helemaal Berdi. Alles zoals het hoort. De kakjes in de juiste hoek van de wei en als je sterft zorgen dat je geen last bent voor de kudde. Zou ik nu niet moeten wenen? Er kwamen geen tranen. In de chaos van mijn hoofd
in wilde. Weg van het pad. ‘Doe maar,’ had ik gezegd. Meestal deed ze dat als ze wilde gaan mesten. Hoe ouder ze werd, hoe dieper ze het bos in ging om haar dampende pakje achter te laten. Ik loste de teugels en zorgde ervoor dat ik haar niet stoorde in haar bewegingen. Bijna geruisloos baande ze zich een weg door het dichte struikgewas. Altijd verder en verder. En toen kwamen we bij een open plek. Zij vertraagde en ik wist niet wat ik zag. We stapten een sprookje binnen. Links van ons lagen drie reëen sierlijk te rusten. Rechts nog eens vier. En hier en daar graasden er nog een paar die jonger leken. Ik durfde niet meer te ademen. Berdi stapte waardig en respectvol door dit magische tafereel. Het was alsof ze dit kende. De reëen volgden ons met hun zwarte, blinkende ogen. Seconden duurden minuten. Ik liet deze mooie herinnering los en zocht op de tast naar de hengsels van de afsluiting van de wei. Elektriciteit stond er al lang niet meer op. Berdi wachtte geduldig. Toen we met veel geplets de wei waren ingestapt, boog ze haar hoofd zodat ik de halster er makkelijk kon doen afglijden.
‘Slaapwel wittekop. Tot morgen.’ Resoluut stapte ze de duisternis in. Ze verdween snel in de zwarte lucht. Het geritsel van haar winterdeken ging in de richting van de drinkplaats. Wijze Berdi, dacht ik trots.
was dan plots
neergevallen. Zo zag het ernaar uit. Hartaderbreuk? Haar mooie, krachtige benen lagen soepel en relax alsof ze lag te slapen. Ze staken niet griezelig de lucht in zoals ik wel eens eerder had gezien bij dode paarden. Haar hoeven waren gaaf en blonken alsof ze net ingevet waren. Dankbaarheid bleef het enige wat ik voelde. Haar perfecte lichaam waarvan ik elke vierkante centimeter kende zat grotendeels onder het winterdeken verstopt. Ik knielde neer, legde mijn hand op haar voorhoofd en weende warme tranen. ✳
was maar een ding duidelijk: deze yogales moest ik gaan geven. Uit de koffer van de auto haalde ik mijn paardenjas en duwde mijn neus erin. Een hemelse geur. Ik nam nog enkele teugen, legde de jas terug, gooide mijn yogatas over mijn schouder en met ietwat trillende benen liep ik de parking uit. Op het pad naar de ingang kruiste ik enkele studenten. Achter hen zag ik iets opduiken dat onmogelijk echt kon zijn. Nee, dit zag ik fout. Of toch niet? Links voor de ingang van het gebouw stond en staat waarschijnlijk nog steeds een zwart bronzen standbeeld van een neerstuikend paard. Het zakt door zijn voorbenen, zit op zijn linkerknie, geeft een dramatische schreeuw en de angst rolt uit zijn holle ogen. In slowmotion en in een grote boog liep ik er voorbij.
✳ Om half twee was ik eindelijk bij de wei. Gelukkig was ik daar alleen. Vanuit de auto zag ik de grijze hoop liggen halfweg de drinkkuip en het bos hogerop. Ik trok mijn laarzen aan. Op de wei probeerde ik haar voetsporen van de vorige avond te vinden. Ik vertraagde. Haar lichaam lag vredig en rustig op de linkerzijde. Haar hoofd steunde op de rand van het smalle pad dat zij en Loup ontelbare keren op en af gelopen hadden. Zij voorop, hij erachter. Er waren geen sporen van getrappel of geschuif. Waarschijnlijk had ze gedronken, was ze terug op weg naar boven en
Nadat ze een hersenbloeding kreeg op kantoor gooide Els Coenen haar leven drastisch om. Ze gaf haar baan in de telecomsector op en werd yogalerares. Nu helpt ze Eén-reporter Lidewij Nuitten met haar nieuwe documentaire, die in het voorjaar op de openbare omroep te zien zal zijn en waarin paarden centraal zullen staan.
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92 contact@huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
9100 Sint-Niklaas
052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92
contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
9100 Sint-Niklaas
052 57 82 92
contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
SINT-NIKLAAS
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij:
Waasmunsterse Steenweg 43
9100 Sint-Niklaas
052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
Huis Jozef
U ontzorgen zodat u in alle rust afscheid van uw geliefde kunt nemen, dat is onze drijfveer. Want naast de uitvaart regelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden. Gedurende dat hele proces staan wij u bij: egelen, komt er zoveel kijken bij een overlijden.
Waasmunsterse Steenweg 43 9100 Sint-Niklaas 052 57 82 92 contact@huisjozef.be www.huisjozef.be
geniet van het leven want het duurt toch maar even
Geboren te Deerlijk op 10 mei 2021 tijdens een wandeling in natuurgebied De Gavers en zachtjes naar de drukker gegaan op 1 november 2021 in het bijzijn van haar naaste medewerkers:
Pieter Deknudt oprichter en bezieler van Reveil vzw
Lander Deweer reporter en coördinator van Reveil, het tijdschrift
Kristine Ooms en Koen De Buck zaakvoerder en manager van De Deeluitgeverij
Pieter Willems
grafisch ontwerper en zaakvoerder van het ontwerpbureau Pjotr
Brecht Van Stappen grafisch ontwerper
diepgelukkig zijn ook
Jan Swerts
Ward Bogaert
Jonas Lampens, Sofie Mulders
Tomas Bradt, Catherine Vergut
Eric Kriek, Flore Deman
Jeroen Duvillier, Inge Desmit
ben je niet gelukkig heb je soms verdriet denk dan aan de zon en zing dit lied
Mira Huysentruyt en Zola Deweer Desmit
leveranciers van tekst, beeld en inspiratie
met onze oprechte dank aan
Marijke Bekaert
Brecht Goerlandt, Regine Rooryck
Danny Deweer
Vivianne Delmulle
tante Jacqueline
André Deweer en zijn vrouw Rosa
Greta Nuyttens
Jacques Dekoster
Deze dummy geldt als enige kennisgeving. Wij nodigen U allen vriendelijk uit om samen dit nieuwe tijdschrift door te nemen