Pook jaargang 1, editie 3

Page 30

erfgoed revisited de legende van de ertveldse zeehond(2) ... Na drie verhuizingen drongen de Ertveldenaren aan om een kapel te bouwen voor Maria en kind op de uitverkoren plaats Stoepe. En zo geschiede. Maria kon met een gerust hart op de plek van haar roots blijven wonen. Ik zat er weer voor niets tussen, niemand wist nog van mijn bestaan behalve dan onze ex-doofstomme facteur, waarvan ik zeker was dat hij zou zwijgen. De vrouwe van Stoepe bedankte me en vertrouwde me toe dat het eeuwen geleden was dat ze nog een zo een hevige (poets)beurt had gekregen. Naar ze zich meende te herinneren was het trouwens een vogel die deze eer, haha, te beurt viel. Vandaar ook de enig zinnige verklaring voor het woord vogelen. Ze nodigde mij uit bij haar te gaan wonen, maar gezien mijn status als supercelibatair heb ik dat vriendelijk geweigerd, de echte reden was echter vooral haar vroegere relatie met een postduif ... Aangezien er altijd wel iets spectaculair gebeurde als ik op de proppen kwam, heb ik me opnieuw enkele eeuwen teruggetrokken in de wateren van de Hoge Averije. Maar na alle volgende oorlogen, waar ik, en ik zweer het, echt geen fuck mee te maken heb, vond ik dat het weer tijd werd om eens te gaan stappen. Ik huppelde naar Tervenen, waar na WOII een grote uitkijkpost was blijven staan. Daar zou ik mijn streek kunnen overschouwen en beslissen welke richting ik zou uitgaan. Maar eens daarboven bleek het bekende lied ‘en op de vene daar is een front, en op iedren toren ligt nen stront, dziemeleire boemela, dziemeleire boem’ toch werkelijkheid te zijn! Ik stapte in een drol, slipte en viel zo ongeveer vijf meter dieper, in het slijk. Dziemelere boemela, dziemeleire boem! Het enige wat ik mij nog herinner is dat een bakker zich over mij ontfermde. Hij droeg me in zijn armen naar zijn woonst in Ertvelde centrum. Daar reinigde hij me grondig: hij verwijderde alle slijk en stront, ja, ik had verdomme wel degelijk gescheten van het verschieten. Het bakkerken kreeg toen een immense niesbui. Met zijn bevuilde handen veegde hij neus en mond af en proefde zo mijn zoete uitwerpselen. In plaats van te kokhalzen glimlachte hij verbaasd en degusteerde nogmaals mijn faeces. Hij glunderde. Na een grondige analyse werd mijn kakpasta de basis van een nieuw koekjesrecept, meer

concreet, een super ‘niet meer normaal’ speculoosrecept, dat weliswaar wel sporen van zeehonden kon bevatten! In 1951 stampte ons bakkerken een koekjesfabriek uit de grond. Dit toch wel in de nabijheid van, je raadt het nooit, jawel Stoepe, vlakbij ons bestiale Marietjen. En dan hoor ik nu toch wel juist vertellen dat ze van die speculoos weer pasta gemaakt hebben en dat de mensheid nu dus vrolijk zeehondensdrek op zijn boterham smeert. Uit pure dankbaarheid liet den bakker een vijvertje aanleggen op het Ertveldse marktplein, een privé-zwembadje met pook 3

30

een schattig podiumpje waar ik mij kon etaleren voor de Ertveldenaren. Later werd ik verplicht regelmatig richting vijvertje te spuwen, nog later moest ik constant spuwen. Doordat ik zo al mijn levenssappen wegspekelde verstijfde ik volledig. Het liep werkelijk de spuigaten uit, ik was waarschijnlijk de enige zeehond ter wereld die dag in dag uit spuwde. Kinderen vonden dat natuurlijk wél leuk en klommen op mijn rug en reden zeehondje. Ze onderbraken meermaals mijn prachtige waterstraal met hun kleine vingertjes. Maar kinde-


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.