8 minute read

De zwarte kost

Next Article
God is dood

God is dood

Opinie

De zwarte kost

Advertisement

Lucas Adriaenssens

In deze uit de hand gelopen boekenrecensie werpt hoofdredacteur Lucas Adriaenssens een nieuw licht op de geschiedenis van Congo. Hoeveel en vooral wanneer wist de gewone Belg van de gruwelen in de naam van koning Leopold II? De Vlaamse auteur Cyriel Buysse geeft ons in recentelijk heruitgegeven werk een antwoord op deze vragen. Verder bespreekt Lucas ook de liberale kritieken op het Belgisch imperialisme. Het kolonialisme en 19deeeuwse imperialisme hebben de wereldkaart permanent hertekend. Glorieuze heersers zoals koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk heersten over immense wereldrijken die wij ons tegenwoordig niet meer kunnen inbeelden. De koloniale rijkdommen gaven ons architecturale pareltjes zoals het Centraal Station van Antwerpen, dat nog altijd ontzag kan opwekken. Deze Europese pracht en praal is –weten we nu – gebouwd met het bloed en leed van de koloniale onderdanen in Afrika, Amerika of Azië. Terecht nemen we de wandaden van de Europese overheerser vandaag onder de loep en kijken we in hoeverre wij iets verplicht zijn ten aanzien van de voormalige kolonies. Is het echter wel zo dat dit besef, deze afschuw voor de wandaden aangericht in Belgisch Congo in ons geval een nieuw gegeven is? Iets waar we nu pas mee geconfronteerd worden in het licht van de Black Lives Matterbeweging? In dit artikel bespreek ik het boek De Zwarte Kost en andere teksten over CongoVrijstaat en Leopold II waarin voor het eerst alle werken van de OostVlaamse, naturalistische schrijver Cyriel Buysse (18591932) over de Congokwestie verenigd zijn en van tekst en uitleg voorzien werden door prof. dr. Luc Renders. Hieruit blijkt reeds dat eind 19de eeuw de Belg niet OostIndisch doof was in verband met het wanbestuur in de CongoVrijstaat. Op het einde zal ik nog een korte beschouwing neerpennen over het spanningsveld tussen vrijhandel en imperialisme in die periode.

Voorgeschiedenis

Het jonge België was maar een speldenkopje groot en dat vrat aan Leopold I en zijn troonopvolger. Om te compenseren voor de geringe grootte van het land wilden de Leopolden een koloniaal rijk uitbouwen, juist zoals hun familie in het Verenigd Koninkrijk. Hiervoor bedacht Leopold II allerlei plannen: van Mexico tot China, van de Filipijnen tot Brazilië. Het Belgische parlement en de liberale regeringen onder Charles Rogier en FrèreOrban hadden weinig animo om deze projecten ook daadwerkelijk te ondersteunen, omdat ze vonden dat die in strijd waren met de principes van het economische liberalisme (straks meer). Hierdoor waren deze gedoemd te mislukken. Na de eerste schoolstrijd verloren de liberalen de macht en vond Leopold II wél een medestander in katholiek premier Auguste Beernaert voor zijn koloniale plannen (Renders, 2021, p. 145146).

De zwarte kost

In het boek De zwarte kost (1898) klaagt Cyriel Buysse de wanpraktijken van de Leopold II in CongoVrijstaat aan. Hiervoor voert hij het hoofdpersonage Fortuné Massijn op, een stotterende notarisklerk die het doodsaaie leven in zijn dorp Axpoele af en toe doorbreekt met excentrieke,

xenofiele uitspattingen. Op een dag brengt hij twee Congolese prinsen, die in België “beschaafd” werden, mee naar het dorp waar de inwoners hen met racistisch geroep en getier ontvangen. Zodanig van zijn melk besluit Fortuné om zich als pathetische wraakactie te verdiepen in alles wat hij te pakken kan krijgen van boeken over Congo en MiddenAfrika. Hierover vertelt hij dag in dag uit aan de andere dorpelingen, deze hangen aan zijn stotterende lippen. Op een bepaald moment dient de notarisklerk zijn ontslag in en meldt zich aan als ambtenaar voor de CongoVrijstaat.

Eerst overtuigd van het civilisatieproject van de Belgen, is Fortuné Massijn gauw ontredderd over wat hij ziet en meemaakt in Congo. Dat leren we door de brieven die hij naar zijn voormalige werkgever, meester De Vreught, stuurt. Hij klaagt steen en been over het gedrag van zijn landgenoten. Die zijn enkel geïnteresseerd in “de zwarte kost”, ofwel het goedschiks of kwaadschiks veroveren van Congolese vrouwen. ’s Nachts wordt hij eens opgeschrikt door een aanval van Congolezen op het kamp. Hij ontdekt dat het eigenlijk om een mislukte reddingsoperatie ging: zijn Belgische collega’s hadden namelijk vier jonge vrouwen ontvoerd. De klerk is zodanig gedesillusioneerd dat hij dit neerschreef in een van zijn brieven aan De Vreught: “…, het is treurig zulks te moeten bekennen doch het is zo: de Europeanen, die hier zogezegd komen om de wilde volken te beschaven, hebben doorgaans de grootste schuld daaraan.” (Buysse, 2021, p. 67)

Cyriel Buysse schetst ook een negatief beeld van het Vlaanderen uit zijn tijd. Wanneer Fortuné met de twee Congolezen in Axpoele aankwam, ontpopten de inwoners zich tot een bende wilden die al uitlachend, spottend en vervloekend het gezelschap achternazat. Zelf de zogezegd hoogstaande notabelen weten niet goed wat ze met de twee Afrikanen moeten: verfoeien of negeren. Desondanks zijn die van mening dat in plaats van Congo te proberen beschaven, ze eerst werk zouden moeten maken van het beschaven van Vlaanderen. Buysse haalt ook hiermee het beschavingsexcuus, waarmee Leopold II de internationale gemeenschap charmeerde, onderuit. Hoe kan de Vlaming, de Belg de beschaving gaan uitdragen in Afrika, als ze het in Vlaanderen zelf nog niet kunnen?

In dit boek toont Buysse prachtig waarom ik hem zo kan appreciëren: het nauwkeurig neerschrijven van

dialecten. Voor het vertrek van Massijn nodigt hij een beroemde Afrikareiziger genaamd Kinel uit om te komen vertellen over Afrika in Axpoele. Kinel blijkt een Brusselaar te zijn en Buysse pent dat sappige taaltje op zo’n manier neer dat je het haast hoort weerklinken: “’Kaaik, meinschen,’ riep hij in zijn platBrusselse tongval, ‘hier es het zweird woarmeide zei in Congo den veroordeelden den kop afkappen…’” (Buysse, 2021, p. 48). Ik ken geen enkele auteur die zo bedreven is in het schrijven van dialecten.

“ …, het is treurig zulks te moeten bekennen doch het is zo: de Europeanen, die hier zogezegd komen om de wilde volken te beschaven, hebben doorgaans de grootste schuld daaraan.” (Buysse, 2021, p. 67)

Over de auteur

Cyriel Buysse (18591932) was een Vlaamsgezind liberale, naturalistische schrijver geboren te Nevele. Zijn vader wou dat Cyriel hem in zijn cichoreifabriek opvolgde maar zijn tante, de liberale schrijfster Virginie Loveling, overtuigde hem een carrière als schrijver te kiezen. Tegenwoordig kennen we Buysse het best van zijn toneelstuk Het gezin van Paemel (1902), zijn romans Het recht van de sterkste (1893) en Tantes (1924). In zijn werk vertoont hij een grote sociale gevoeligheid voor het leven in Vlaanderen: het gewone volk leefde nog lang onder de knoet van de landadel en de Kerk.

Wanneer Leopold II de toenmalige grootmachten overtuigde Congo aan hem toe te bedelen, deed hij dat niet enkel met het civilisatieproject dat Buysse reeds aanviel maar ook met de garantie dat hij de Congostroom een vrijhandelszone zou maken. Snel bleek Congo te groot voor de administratie van de CongoVrijstaat en besteedde hij de ontginning van het land aan lokale heersers en concessiemaatschappijen uit. Congo werd in drie stukken verdeeld: het Domaine privé, het Domaine réservé en het Domaine de la Couronne. Hiermee creëerde de koning het domaniale systeem in Congo. In de eerste twee domeinen, die snel fusioneerde, waren zowel de Vrijstaat en de concessiehouders actief, van het derde was de winst rechtstreeks voor de persoon Leopold (Deneckere et al., 2019, pp. 229230). De belofte van de vrijhandel bleek ook snel achterhaald omwille van het feit dat enkel diegene, die zo’n concessie konden bemachtigen, werkzaam mochten zijn in het gebied.

Bovendien legde Leopold II strikte quota op voor rubber en ivoor om de productie en ontginning van middelen en grondstoffen in goede banen te leiden. Het woord ‘quota’ zou al een lampje moeten doen branden. Om deze vooraf vastgelegde hoeveelheden te kunnen halen, richtten de Congolese heersers en de maatschappijen zich tot massale dwangarbeid en andere gruwelijke wanpraktijken. Wanneer een overheid zich bezighoudt met quota op te leggen, spreken we niet langer van een vrije markt maar wel van een planeconomie, waarvan we ook hier weer de verschrikkelijke, humanitaire rampen zien.

Naast de bovenstaande argumenten wees Georges Lorand de Kamer er in 1908 op dat de overname van Congo door België de Belgische industrie juist slecht zou uitkomen, omdat men de Belgische producten in de eerste plaats aan de man zou willen brengen in Congo. De handelsstroom tussen België en Congo was nochtans in die periode zeer beperkt; zo’n 2% van alle buitenlandse handel rond 1900 was met Congo. Op dat moment waren de grootste handelsbetrekkingen van België die met LatijnsAmerika en Egypte maar die dreigde volgens Lorand in het gedrang te komen indien de focus naar Congo verschoof, terwijl daar op dat moment geen afzetmarkt bestond voor de Belgische industrie (Lauwers, 2018, pp. 115116). Het is nochtans een veelvoorkomend verwijt van marxisten dat geïndustrialiseerde kapitalistische landen te vuur en te zwaard op zoek gaan naar markten om de overproductie op kwijt te kunnen en daarom aan imperialistische gebiedsuitbreiding zouden doen. Dat klopt in deze dus absoluut niet, want België had toen helemaal geen problemen met het vinden van afzetmarkten.

Besluit

Hoewel we graag denken dat de strijd tegen onrecht in de wereld een hedendaags gegeven is, lezen we in De zwarte kost uit 1898 al een stilistisch prachtig opgebouwd pleidooi tegen de civilisatieopdracht en het koloniale beleid dat de Europese mogendheden in de 19de eeuw voor zichzelf weggelegd zagen. Het koloniale beleid van Leopold II wordt op een levendige manier onderuit gehaald. Niet enkel in dit staaltje Vlaamse Literatuur met hoofdletter L maar ook in de politiek van toen kreeg de koning kritiek te verduren vanuit liberale hoek. Bij monde van Lorand krijgen we zowel kritiek op het propageren van de “civilisation chrétienne” met de bijbel in de ene en het geweer in de andere hand, als op de economische kant van het verhaal. De misconceptie dat imperialisme het resultaat is van kapitalisme is nu hopelijk voorgoed de wereld uit. Hoe het nu verder moet met de verwerking van deze duistere pagina uit onze geschiedenis, laat ik aan de lezer om over na te denken. Ik kan enkel het boek De zwarte kost van harte aanbevelen om hierbij eens stil te staan.

Bibliografie

Buysse, C., & Renders, L. (2021). De zwarte kost. En andere teksten over Leopold II en CongoVrijstaat. Davidsfonds Uitgeverij. Deneckere, G., De Wever, B., & De Paepe, T. (2019). Een geschiedenis van België (vijfde, herwerkte druk editie). Academia Press. Lauwers, N. (2018). Georges Lorand (1860–1918). Academic and Scientific Publishers.

Voelt u zelf de schrijfkriebels? neem contact op met redactie@lvsvgent.be

This article is from: