
9 minute read
De vrijheid van Cicero tussen liberaal, republikeins en conservatief
voren schoof als het meest stabiele regime en dit idee in de tweede eeuw v.Chr. als Griek in Rome introduceerde.xv Cicero laat er geen twijfel over bestaan dat hij hierop verder bouwt en omdat hij zo openstond voor Griekse invloeden is zijn werk tot mijn spijt vaak weggezet als een Latijns afkooksel van een ouder origineel. Als we van naderbij bekijken hoe Cicero en Polybius hun gemengde constituties onderbouwen, zien we dat die attitude misplaatst is.
"Lezen we De re publica (...) als een antwoord op de vraag hoe er geregeerd moet worden, dan zien we waar Cicero met zijn gemengde constitutie werkelijk op oogt: een systeem van ‘checks and balances’ dat er door verschillende machten aan verschillende mandaten en verschillende mandaten aan de verschillende klassen toe te kennen, door consuls te balanceren met volkstribunen en de senaat met de volksvergaderingen, in moet slagen te voorkomen dat de staat ontspoort in eender welke richting en garandeert dat ieders burgerrechten gerespecteerd worden en niemand onderworpen wordt aan dominantie."
Advertisement
Het model van de Polybische staat is tegelijk rationalistisch en conservatief: het is idealiter een constitutie die op een welbepaald moment wordt ontworpen door een subliem gebruik van de ratio en vervolgens, omwille van de vermeende perfectie, niet meer voor wijziging vatbaar wordt geacht.xvi Cicero’s gemengde constitutie daarentegen is een evolutionair project dat tot stand kwam op een manier die Hayek zou kunnen onderschrijven. Doorheen Cicero’s werk heerst een bijzondere spanning tussen het ideale en het reële, natuurrecht en gewoonterecht en evolutie en inventie. Zo is De re publica wel gemodelleerd naar Plato’s utopische Politeia en met de ambitie een universeel ideaal voor te schrijven, maar bestaat de tekst in de eerste plaats uit een beschrijving van de kwaliteiten van de historisch gegroeide en concrete Romeinse Republiek.xvii Voor Cicero is die historische en evolutionaire aard immers net de sterkte van het Romeinse model, daar de res publica van andere staten, hun wetten en hun instituties, volgens Cicero waren gecreëerd door een enkeling, terwijl “onze res publica niet is gesticht vanuit het intellect van één man, maar uit dat van velen en niet in een mensenleven, maar doorheen verschillende eeuwen en generaties.”xviii Waar de Spartanen de idee van een door één man, Lycurgus, rationeel ontworpen staat minstens theoretisch onderschreven, zet Cicero zich hier net bewust tegen af. Daarmee zit Cicero enerzijds
op dezelfde golflengte als Burkeaanse conservatieven, maar is zijn staat anderzijds veel dynamischer en opener voor hervorming dan die van Polybius of Plato. Zijn argumentatie voor een evolutionaire aanpak is ook interessant omdat deze heel dicht bij Hayeks kennisprobleem aanleunt: Cicero acht het niet mogelijk dat één persoon een staat succesvol kan plannen, aangezien, zo stelt hij letterlijk: “er nooit iemand heeft geleefd van wie het intellect zo groot was dat geen enkele zaak aan hem ontsnapte en het samengebrachte intellect van allen op een gegeven moment zelfs niet de nodige provisies zou kunnen maken voor de toekomst, zonder te kunnen terugvallen op praktijkervaring en een lang verleden.”xix
Maken de bovenstaande passages Cicero dan tot een traditionalist? Ook dat is te kort door de bocht. Ratio is eveneens een kernbegrip in zowel De re publica als De legibus en de auteur uit met grote
regelmaat zijn bewondering voor de menselijke capaciteit tot logisch nadenken. In schijnbare contradictie met de bovenstaande citaten stelt hij in De legibus bijvoorbeeld dat het net “uiterst dwaas is om alle gebruiken en wetten van naties voor rechtvaardig te houden.”xx De sleutel om Cicero’s ambiguïteit tegenover traditie en ratio te begrijpen zit hem in zijn geloof in natuurrecht. Zowel loutere traditie als zeer rationalistische rechtsopvattingen delen in essentie de positivistische idee dat contingente gedragsregels toch aanspraak kunnen maken op een rechtvaardigheidsclaim. Wat Cicero daartegenover lijkt te plaatsen, en enkel zo kunnen we de contradicties in zijn werk overbruggen, is het idee dat traditie en ratio geen conflicterende middelen dienen te zijn om positief recht te schrijven, maar kunnen samenwerken om het natuurrecht, het ideale staatsmodel, te ontdekken en benaderen. Het best legt Cicero dit zelf uit in boek twee van De re publica, in een citaat dat ik hier in de Engelse vertaling weergeef:
“Yet you will be able to realize this more easily if you watch our commonwealth as it advances, and, by a route which we may call Nature’s road, finally reaches the ideal condition. Nay more, you will deem our ancestors’ wisdom worthy of praise for the very reason that, as you will learn, even of those institutions that have been borrowed from abroad, many have been improved by us until they are much better than they were in the countries from which we obtained them and where they had their origin.”xxi
Voor Cicero zijn traditie en gewoonterecht zeker geen ultiem doel en niet onveranderlijk. Ze vormen door hun gestage evolutie voor hem echter de natuurlijke weg (“naturalis itener”) naar vooruitgang, naar de benadering van het ideaal. In de evolutie van die tradities en gebruiken blijft voor hem tegelijk een belangrijke rol weggelegd voor ratio en inventie. Waar Sallustius vol afschuw naar Griekenland keek als een bron van verderf, staat Cicero bijvoorbeeld met open vizier klaar om kennis uit andere culturen te ontvangen en vervolgens door eigen initiatief verbeteren. Die manier van denken valt voor mij bezwaarlijk conservatief te noemen. Ze is allesbehalve statisch. Ze staat, om Hayek te parafraseren, niet op de rem van de vooruitgang, maar probeert deze, zij het op gestage wijze, richting te geven, via de ratio, maar zonder de limieten van het menselijke kennen ooit uit het oog te verliezen.xxii Het is Cicero’s capaciteit om tegelijk in termen van het ideale te denken en toch voor ogen te houden wat concreet en praktisch haalbaar is die volgens mij typisch Romeins is en hem zo uniek maakt. Zijn poging om heel wat schijnbaar tegengestelde filosofische waarden te verzoenen mag mede door de fragmentarische overlevering en de soms ambigue dialoogvorm van zijn werk dan wel niet altijd perfect te doorgronden zijn, maar het is een opzet dat we bij zijn Griekse voorgangers niet snel zullen terugvinden. Het resultaat daarvan is een oeuvre dat moeilijk in onze hedendaagse politiekfilosofische hokjes te categoriseren valt. Het bevat tegelijkertijd duidelijk elementen van conservatisme, maar ook een ontegensprekelijke aanzet tot liberalisme. Het is sterk geïnspireerd door Griekse auteurs, maar toch bijzonder origineel. Kortom: Cicero’s prikkelende complexiteit verdient het ook vandaag nog om gelezen te worden.
Die oproep om Cicero te lezen zou enkele eeuwen geleden nog volledig overbodig zijn geweest. John Locke, de vader van het moderne liberalisme, had bij zijn overlijden meer werken van Cicero in zijn bibliotheek dan van eender welke andere auteur. Montesquieu, Kant, Hume en Grotius, om slechts enkelen van de velen te noemen, lieten zich allen door hem inspireren.xxiii Van de renaissance tot de verlichting gold Cicero’s filosofie als een absolute referentie en hoewel De re publica pas sinds de ontdekking van een palimpsest in 1819 weer onder ons is, zullen weinigen van de “founding fathers” van de liberale traditie niet doordrongen zijn geweest van Cicero’s ideeën zoals gearticuleerd in De legibus en De officiis. Dat 19eeeuwse historici de filosoof, redenaar en staatsman de afgelopen twee eeuwen de reputatie van een onoriginele copycat bezorgden, is in dat licht bijzonder betreurenswaardig en eerder een anomalie dan de norm in de tweeduizend jaar lange appreciatie van Cicero’s werk. Het afgelopen decennium zorgden enkele boeken van onder meer Atkins, Arena en
en Hawley voor enige hernieuwde aandacht voor het filosofische werk van Cicero en ik kan mijn artikel dan ook alleen maar afsluiten door de hoop uit te drukken dat deze trend zich verderzet. Daarbij is het mijn overtuiging dat als er een herwaardering van Cicero komt, ze niemand meer zal aanbelangen dan ons, liberalen.
i Carlos Amunategui, “Archaic ideas on the concept of libertas” in Libertas and res publica in the Roman Republic: ideas of freedom and Roman politics, ed. Catalina Balmaceda (Leiden: Brill, 2020), 1523. ii Valentina Arena, “The god Liber and republican notions of libertas” in Libertas and res publica in the Roman Republic: ideas of freedom and Roman politics, ed. Catalina Balmaceda (Leiden: Brill, 2020),7273. iii Philip Pettit, "Republican liberty and its constitutional significance," Australian Journal of Legal Philosophy 25, nr. 2 (2000): 237256 iv Quae causa iustior est belli gerendi quam servitutis depulsio? In qua etiam si non sit molestus dominus, tamen est miserrimum posse, si velit; Cic. Phil. 8.4.12. v His idem propositum fuit, quod regibus, ut ne qua re egerent, ne cui parerent, libertate uterentur, cuius proprium est sic vivere, ut velis; Cic. Off. 1.20.70. vi Michael Collins Hawley, “Cicero’s legacy and the story of modern liberty” (PhD diss. Duke University, 2017), 4041. vii Cic. Rep. 3.5.830.42; Cic. Leg. 1.6.201.7.22. viii Cic. Leg. 1.6.1819, 1.14.40. ix Cic. Leg. 1.8.2410.30. x Cic. Rep. 2.37.32, 3.31.4333.45. xi statu esse optimo constitutam rem publicam, quae ex tribus generibus illis, regali et optumati et populari, confusa modice nec puniendo inritet animum inmanem ac ferum; Cic. Rep. 2.23.41. xii Cic. Rep. 1.33.5034.51. xiii Cic. Rep. 1.34.5135.54. xiv Cic. Rep. 2.33.5734.59. xv ; James E. G. Zetzel, "Political philosophy" in The Cambridge companion to Cicero, ed. Catherine Steel (Cambridge: Cambridge University Press, 2013), 18485. xvi Jed W. Atkins, Cicero on politics and the limits of reason (Cambridge: Cambridge University Press: 2013), 10506, 11519; Polyb. 6.3.54.13, 6.10.113, 6.46.150.6. xvii Atkins, Cicero, 9699. xviii nostra autem res publica non unius esset ingenio, sed multorum, nec una hominis vita, sed aliquot constituta saeculis et aetatibus; Cic. Rep. 2.1.2. xix nam neque ullum ingenium tantum extitisse dicebat, ut, quem res nulla fugeret, quisquam aliquando fuisset, neque cuncta ingenia conlata in unum tantum posse uno tempore providere, ut omnia complecterentur sine rerum usu ac vetustate; Cic. Rep. 2.1.2. xx Iam vero illud stultissimum, existimare omnia iusta esse, quae sita sint in populorum institutis aut legibus; Cic. Leg 1.15.42. xxi Atqui multo id facilius cognosces, inquit Africanus, si progredientem rem publicam atque in optimum statum naturali quodam itinere et cursu venientem videris; quin hoc ipso sapientiam maiorum statues esse laudandam, quod multa intelleges etiam aliunde sumta meliora apud nos multo esse facta, quam ibi fuissent, unde huc translata essent atque ubi primum extitissent; Cic. Rep. 2.16.30 xxii F. A. Hayek, “Why I am not a conservative,” in The constitution of liberty (Chicago: The University of Chicago Press, 1960). xxiii Hawley, “Cicero’s legacy,” 67, 2021.
"Voor Cicero zijn traditie en gewoonterecht zeker geen ultiem doel en niet onveranderlijk. Ze vormen door hun gestage evolutie voor hem echter de natuurlijke weg naar vooruitgang, naar de benadering van het ideaal. (...) Die manier van denken valt voor mij bezwaarlijk conservatief te noemen. (...) Ze staat, om Hayek te parafraseren, niet op de rem van de vooruitgang, maar probeert deze, (...), richting te geven, via de ratio, maar zonder de limieten van het menselijke kennen ooit uit het oog te verliezen. Het is Cicero’s capaciteit om tegelijk in termen van het ideale te denken en toch voor ogen te houden wat concreet en praktisch haalbaar is die volgens mij typisch Romeins is en hem zo uniek maakt."