Akker van het Noorden 18. July 2025

Page 1


4-5

6-7-8-9

11

12-13-15

16-17-18-19

20-21

22-23

24-25-26-27

28-29-31

32-33-34-35 37

38-39-40-41 42

SLIMME KOPPEN EN PRAKTISCHE BOEREN, EEN GOUDEN COMBINATIE

‘DE GROTE STAPPEN NAAR 2040 ZIJN LOW-TECH’

BODEMPILOT IN DE MAAK

‘GERICHTER ZOEKEN NAAR ROBUUSTE AARDAPPEL’

‘WE DOEN KENNIS OP WAAR IEDEREEN STRAKS WAT AAN HEEFT’

OP NAAR € 300.000 VOOR EEN HECTARE GROND?

LICHTE LASER SCHIET ONKRUID UIT HET VELD

‘WE GAAN RICHTING GLASTEELT, MAAR DAN ZONDER GLAS’

TEELT VOOR BIOBASED BOUW VRAAGT LEF EN GEDULD

‘HOPEN DAT MEERWAARDE LEVEREN IN DE TOEKOMST ECHT LOONT’

BOEREN IN DE VS VERSUS DE EU

VERZAMELDE DATA TILT TEELT NAAR EEN HOGER PLAN

DE NATUUR BLIJFT DE BAAS

COLOFON

Deze uitgave van Akker van het Noorden is gemaakt in partnerschap met een aantal bedrijven. Te weten: TTW, Niscoo, Broekens BV, Agrico, Countus, Hoogland BV en Werff Talent.

Uitgever: Mediabedrijf Langs de Melkweg in Sneek

Adres uitgever: Mediabedrijf Langs de Melkweg, Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek

Telefoon: 0515-429874

E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl

Redactie: Jelle Feenstra en Sjoerd Hofstee Verder werkten mee: Jorg Tönjes, Egbert Jonkheer, Peter van Houweling, Niels van der Boom, Bouke Poelsma, Patrick Huisman, Rens Hooyenga, Foto Video De Vries, Jan Willem Schouten en Landpixel. Foto-cover: Houssam Diab en AI

Vormgeving: Houssam Diab

Druk: Senefelder Misset Doetinchem

Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder akkerbouwers en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, Overijssel en Noord-Holland.

Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dit aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl.

www.akkervanhetnoorden.nl

Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Langs de Melkweg.

ADVERTENTIE

SLIMME KOPPEN EN PRAKTISCH DENKENDE BOEREN, EEN GOUDEN COMBINATIE

Martijn en Lars Flikweert hadden in 2019 net hun opleiding afgerond. Zin om aan een echte baan te beginnen hadden ze nog niet. Wel wilden ze graag iets bedenken voor de agrarische sector, waar ze vandaan komen. Lars had in Wageningen geleerd wat je allemaal kunt doen met camerabeelden en een computer. Een teler uit de buurt had een spruitensorteermachine staan en al testende kwamen ze stapjes verder. Ze switchten van spruiten naar aardappelen en toen ook Stefan, de broer van Martijn en werktuigbouwkundige, zich aansloot, gingen de ontwikkelingen snel. In 2021 kwam de Quality Grader op de markt: een sorteermachine op basis van kunstmatige intelligentie die de kwaliteit van aardappelen beoordeelt. Inmiddels hebben ze er meer dan 300 verkocht. ‘Deze sorteerder hoeft geen koffie, is nooit ziek en geeft me rust, arbeidsgemak, werkplezier en een beter sorteerresultaat’, vertelt akkerbouwer Robin Bouwmeester.

Vergelijkbaar is het verhaal van Jeroen Wolters en Han Hilbrands, studenten van de opleiding Agrotechniek & Management in Dronten. Ze richtten uit liefde voor de agrarische sector in 2019 het bedrijf Smart Agri Technology (SAT) op. Met als doel slimme technieken in de agrarische sector te gebruiken om teelt en bodem te verbeteren. Uit SAT ontstond het digitale loonbedrijf bedrijf Doorgrond.nl, met als missie om precisielandbouw laagdrempelig en toegankelijk te maken voor boeren. Doorgrond.nl zet robots in de praktijk aan het werk. Op de akkers in Noord-Nederland rijden er momenteel een aantal pootgoedziektedetectierobots en ze zijn inmiddels zo slim dat een marktdoorbraak aanstaande is. De machine herkent virusplanten in een zeer vroeg stadium met behulp van camera’s. Het resulteert in minder bespuitingen en minder arbeid.

Ook de Ecorobotix en andere robots die langzaam maar zeker de akker veroveren, komen voornamelijk voort uit slimme koppen met een landbouwachtergrond. Het is precies de reden waarom de Groninger akkerbouwer Anselm Claassen al twintig jaar experimenteert met precisielandbouw en het verzamelen van data. ‘Er lopen zoveel slimme mensen, vaak boerenzonen en -dochters rond, de ontwikkelingen rondom AI gaan razendsnel en voordat je het weet zijn er straks complete programma’s die op basis van de verzamelde data met de perfecte machine of oplossing of teeltadvies komen. En dan heb je op basis van jarenlang verzamelde kennis en data ineens een behoorlijke voorsprong.’

Dit nummer van Akker van het Noorden staat in het teken van de toekomst. Hoe ziet de akkerbouw er in 2035 of 2040, whatever, uit? Hopelijk beseft ook de nieuwe regering dat investeren in moderne landbouw loont. De hierboven genoemde innovaties verdienen zich namelijk royaal terug. Het draagt bij aan voedselzekerheid, geeft minder milieudruk, minder arbeidsmigratie en maakt de landbouwsector weer sexy voor jonge mensen. Nu slaan veelbelovende, individuele initiatieven op het boerenerf nog te vaak stuk op gebrek aan praktische kennis dan wel ambtelijke molens bij de RVO. Akkerbouwers zouden daarom zelf ook best wat meer regie kunnen nemen, bijvoorbeeld door in groepsverband te gaan investeren in slimme, praktische oplossingen waar ze op hun bedrijf mee worden geconfronteerd. Er wordt de laatste jaren goed verdiend dus dat kan het probleem niet zijn om te komen tot een soort van boereninnovatiefonds. En dan ‘bottum-up’ de keten en de overheid overtuigen dat elke cent die ze er bijleggen dubbel en dwars terugkomt. Intrinsieke boerengroepsmotivatie als smeermiddel om snelheid in innovatie te krijgen: gegarandeerd dat het werkt.

Jelle Feenstra, hoofdredactie jfeenstra@langsdemelkweg.nl

‘DE GROTE STAPPEN NAAR

De 20 hectare grote Boerderij van de Toekomst in Lelystad toont aan dat er toekomstbestendige oplossingen voor de akkerbouw zijn die niet heel ingewikkeld of hightech hoeven te zijn. Volgens WUR-onderzoekers Lennart Fuchs en Pieter de Wolf kan de sector zelf initiatief nemen. Een interview over praktijk en toekomstvisie waarin contact met de akkerbouwers essentieel is.

Wat levert vier jaar Boerderij van de Toekomst aan inzichten op?

Lennart Fuchs: ‘Hoe meer je over de toekomst in gesprek komt, hoe meer je erover leert. Je komt erachter dat er niet één simpele formule is om alle uitdagingen succesvol aan te gaan. Om iets in beweging te zetten, moet je dingen bij elkaar brengen. Concreet kan je zeggen dat we binnen de komende tien jaar een meer gerichte bemestingsstrategie kunnen gebruiken. We zijn de bemesting vooral meer gaan afstemmen op de behoefte van het gewas. We kunnen de stikstofverliezen op klei sterk beperken. Een stikstofefficiëntie van 75 tot 80 procent blijkt daar haalbaar met beperkte inputs en zonder grote verliezen. Op uitspoelingsgevoeliger zand is dat ingewikkelder.

Overigens zitten we nu nog met de rare werkelijkheid dat het lucratief is om als akkerbouwer zoveel mogelijk dierlijke mest uit te rijden. De kennis om het beter te doen hebben we, maar de prikkel ontbreekt nog.’ Pieter de Wolf: ‘Die hoge stikstofefficiëntie was een verrassing op de Boerderij van de Toekomst, vooral omdat we dat binnen twee jaar konden behalen. Het tweede grote inzicht was dat we met vaste rijpaden en onbereden bedden binnen diezelfde twee jaar zoveel zichtbaar effect hadden op bodem, waterhuishouding en gewas.’

Wat maakte het tot een verrassing?

De Wolf: ‘In de grote proef BASIS werd het effect van niet berijden steeds met de oogst ongedaan gemaakt, omdat we de oogst van rooigewassen niet vanaf rijpaden konden doen. Na de peenoogst was er dan veel structuurschade. Nu we die ook vanaf rijpaden kunnen oogsten, zagen we nog nooit zo’n mooie grond na peen. Hier hebben we iets wat boeren overtuigt, al is een

rijpadensysteem op 3 meter wel ingewikkeld te realiseren binnen de bestaande bedrijfsmechanisatie.’

Fuchs: ‘Dat die grond zo goed is, zit in de hele combinatie van groenbemesters, rotatie en mechanisatie. Iedereen is zich er bewust van dat je moet werken aan integrale bodemkwaliteit. Het natte najaar van twee jaar geleden bewijst echter hoe moeilijk dat is, als je toch moet oogsten. De praktijk is ingewikkeld en wij boffen op de proeflocatie met wel heel mooie grond.’

Pieter de Wolf: ‘Ik hoop dat boeren zich in 2035 gewaardeerd voelen en met vertrouwen naar de toekomst kijken. Daar moeten we aandacht voor houden, anders zitten we straks met fantastische dingen voor boeren die niet meer verder willen.’

Dus vaste rijpaden en onbereden bedden hebben de toekomst?

De Wolf: ‘Op de Nationale Bodemtop van begin dit jaar zag de zaal dit echt als een oplossing, beter dan werken met lichte machines of lage bandenspanning. Dan volgt het sociaaleconomische aspect: doet mijn loonwerker ook mee en de collega’s waarmee ik grond ruil? Ik hoorde ook: ‘Ik zou het wel willen, maar zie niet dat ik dat in mijn eentje kan realiseren’. In het vervolg van de Boerderij van de Toekomst zouden we hier graag een praktijkpilot met een groep boeren en loonwerkers voor opzetten.’

Hebben jullie meer voorbeelden van een nieuw inzicht dat de Boerderij van de Toekomst heeft opgeleverd?

Fuchs: ‘Wat we zeker

Lennart Fuchs: ‘De term regeneratief wekt argwaan, maar het is wel een begin. We kunnen het ook positief zien, omdat de bedrijven de handschoen wel oppakken met hun leveranciers en er nieuwe energie ontstaat.’

Tekst en foto’s: Jorg Tönjes & Boerderij van de Toekomst

2040 ZIJN LOW-TECH’

moeten noemen, is de aanpak van gewasgezondheid. Daar ligt een belangrijke rol voor robuuste rassen, in combinatie met beslissingsondersteunende systemen. Wij hebben dat niet zelf bedacht, maar wel laten zien dat dit werkt. Je brengt het aantal bespuitingen tegen phytophthora sterk terug.’

De Wolf: ‘Collega Geert Kessel heeft ons geholpen met de strategie, die inmiddels ook is overgenomen door BO-Akkerbouw. De hele keten is erbij betrokken. Wij liepen daar met Boerderij van de Toekomst een paar jaar op voor, samen met de gewasgezondheidsprojecten in Lelystad en Vredepeel. We proberen op te pakken wat mogelijk is en ook te agenderen wat niet goed komt. Bij dat laatste kan je denken aan het wegvallen van de bodemherbiciden. Dat is een uitdaging. Agenderen kan in zo’n geval net zo waardevol zijn als het leveren van kant-en-klare oplossingen.’

Wat gaat de Boerderij van de Toekomst de komende jaren doen?

De Wolf: ‘Misschien is het goed om eerst te zeggen dat we onze positie hebben moeten opbouwen met de Boerderij van de Toekomst. In 2020 startten we met steun van het landbouwministerie, Provincie Flevoland en onze eigen organisatie, Wageningen UR. Aanvankelijk was er scepsis, we moesten ons bestaansrecht nog bewijzen. Maar de aanvraag om de komende jaren een vervolg te geven aan dit project, wordt inmiddels gesteund door ruim 20 partijen, zoals belangenorganisaties,

BOERDERIJ VAN DE TOEKOMST GAAT VERDER

Een zo duurzaam mogelijk akkerbouwsysteem ontwikkelen. Dat is de opdracht voor De Boerderij van de Toekomst, waarin de Provincie Flevoland, het ministerie van LVVN en WUR participeren. Hierbij worden maatregelen en kennis uit de biologische en gangbare landbouw gecombineerd. Het project draait nu vijf jaar. Projectleider Pieter de Wolf is samen met Lennart Fuchs verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken bij de Boerderij van de Toekomst. Voor de komende jaren staat een verdere uitrol van de Boerderij van de Toekomst naar andere regio’s op de agenda; de Zuidwestelijke Delta, Zuidoostelijk Zand en de Veenkoloniën. ‘Er liggen al langer ontwerpen voor deze regio’s, nu moet concreet onderzoek van de grond komen. Dat is belangrijk: iedere regio kent immers zijn eigen context en uitdagingen’, zegt Pieter de Wolf.

ketenpartners en overheden. We zijn niet ‘geframed en geclaimd’. Het is belangrijk om vertrouwen te hebben en als gesprekspartner gezien te worden door de boeren en andere stakeholders. Dat is een belangrijk uitgangspunt, waar we de komende jaren verder mee kunnen.’

Fuchs: ‘In de komende jaren staat een verdere uitrol van de Boerderij van de Toekomst naar andere regio’s op de agenda (zie kader). Wij gaan het hier meer op zijn Flevolands doen.’

Wat moet ik me daar bij voorstellen?

Fuchs: ‘In Flevoland zijn drie sporen aangemerkt als belangrijk. Het eerste is gericht op humane voeding in balans met de omgeving en biodiversiteit, een verdere uitwerking van wat we nu doen. Het tweede gaat om hoge kwaliteit uitgangsmateriaal. Flevoland kan zich op lange termijn onderscheiden met pootgoed voor het topsegment. De goede rotatie en beste

bodemgesteldheid zijn daarin essentieel en je kan geen hoge risico’s nemen. Het derde spoor is voor de gronden die minder geschikt zijn voor spoor 1 en 2. Dan gaat het om gebieden met bodemdaling of waar geen kwalitatief beregeningswater is en gebieden nabij natuur of stad. Er valt rond de stad niet één agronomisch ontwerp te maken. Soms zou je kunnen investeren om spoor 1 en 2 te kunnen volgen of om bewust voor andere alternatieven te kiezen.’

De Wolf: ‘Nederland kan zich op de wereldwijde pootgoedmarkt alleen blijven onderscheiden met het beste pootgoed. Dat heeft consequenties: moet je dan in je bouwplan gewassen blijven telen die misschien wel een hoog saldo hebben, maar ook een kwaliteitsrisico opleveren voor pootaardappelen? Het vereist ook veel vakmanschap van telers. En misschien moeten we pootgoed en consumptieaardappelen wel beter ruimtelijk gaan scheiden om overdracht van virus te

Het experiment met strokenteelt wordt voortgezet met stroken van 15 meter breed.

beperken.’

De Wolf: ‘We hebben te maken met veel ruimtelijke claims. Als je vanuit de landbouw grond moet inleveren, kijk dan welke grond het minst geschikt is voor landbouw in de toekomst. Naar een onderwerp als wonen moeten we nationaal kijken, naar voedselzekerheid misschien wel op Europese schaal.’

Weer naar 2035. Hoe ziet het er dan uit in de akkerbouw?

De Wolf: ‘We kunnen wel rijtjes gaan opsommen met technologische hoogstandjes, maar op de Boerderij van de Toekomst bereiken we nu het meest met lowtech-oplossingen. Het rijpadensysteem vraagt alleen brede assen en GPS. Laten we hightech-middelen niet tot doel verheffen. We moeten ons bij allerlei fancy oplossingen vaker afvragen welk probleem we er eigenlijk mee oplossen. In Noord-Nederland kunnen we ons bij uitstek richten op hoogwaardige productie. Dat vraagt technische en managementmatige ondersteuning voor de boeren. Selectiewerk met een sensor heeft daarbinnen potentie. Het kan in de bollen en ik verwacht dat de akkerbouw volgt. Ik zou de sector willen vragen daar de regie te pakken, want medewerkers die dit kunnen zijn schaars aan het worden.’

Fuchs: ‘Om de regie te pakken, moet de sector doelgericht sturen. Er is inmiddels al veel data en er komt veel meer. Zorg dat je daarin aan het stuur blijft. Er wordt momenteel veel geld beschikbaar gesteld voor digitalisering en robotisering. Zorg dat je daar als sector bij betrokken bent zodat er geinvesteerd wordt in de oplossingen die passen bij de grootste vraagstukken.’

Op welk gebied zal de data helpen?

De Wolf: ‘In 2035 is dat belangrijk

voor het management van de teler. Gewasbescherming via de principes van Integrated Crop Management wordt bijvoorbeeld zo ingewikkeld dat data en beslissingsondersteunende tools daarbij moeten helpen. Het is niet meer te overzien voor boer en adviseur.’

Fuchs: ‘Ons landbouwsysteem wordt op veel vlakken kennisintensiever.’

En ziet een akkerbouwbedrijf er in opzet anders uit in 2035?

De Wolf: ‘Ja. We doen krampachtig over het belang van het gezinsbedrijf in de melkveesector en de akkerbouw, maar in de bollen zie je ook al andere bedrijfsvormen. We lopen steeds meer tegen de grenzen van het gezinsbedrijf aan, zowel bij kennisals bij kapitaalsintensiviteit.’

Fuchs: ‘Er zijn gezinsbedrijven die meekomen, maar het geldt niet voor iedereen.’

Lennart Fuchs (links) en Pieter de Wolf: ‘Die hoge stikstofefficiëntie was een verrassing op de Boerderij van de Toekomst, vooral omdat we dat binnen twee jaar konden behalen.’

De Wolf: ‘Kennis- en arbeidsintensieve bedrijven in Nederland vragen veel van de ondernemer. De ontwikkeling van de sector wordt beperkt, als je te strak blijft koersen op het gezinsbedrijf.’

En hoe ziet een akkerbouwbedrijf er in 2035 uit wat betreft de ecologie?

Fuchs: ‘Als eerste zullen we zo effectief en efficiënt mogelijk met de inputs moeten omgaan, zodat de emissies minimaal zijn. Stap 1 daarin is dat we nog geïntegreerder gaan werken. Daarna volgt aandacht voor de basiskwaliteit van de natuur. Dit betreft de soorten die passen in de akkernatuur. Je vult dat niet alleen in op perceelsniveau met gewasdiversiteit, maar ook op landschapsniveau rondom de percelen. Al is dat soms makkelijker gezegd dan gedaan, zo blijkt het in de prakrijk nog lastig om meerjarige akkerranden in stand te houden.’ Fuchs: ‘Hoe richt je al je niet-productieve

‘Het tweede grote inzicht was dat we met vaste rijpaden en onbereden bedden binnen diezelfde twee jaar zoveel zichtbaar effect hadden op bodem, waterhuishouding en gewas.’

elementen zo ecologisch mogelijk in?

Slootkanten zijn bijvoorbeeld heel belangrijk voor jonge vogels en in de akkers breken we de monoculturen, al moet je voorzichtig zijn met te positieve verhalen. Dat zag je bij de strokenteelt, die niet direct de grote voordelen bracht die we voor ogen hadden.’

De Wolf: ‘Er is niet een simpele oplossing voor alles en soms zijn de verwachtingen erg hoog, waardoor de teleurstelling uiteindelijk ook groot is. Met gewasdiversiteit in een perceel stimuleer je naast de gewenste biodiversiteit, soms ook ongewenste soorten. Het blijft landbouw. We sturen en corrigeren binnen een ‘natuurlijk’ systeem. Soms heb je gewoon echt een probleem.’

Zijn we het in 2035 eens met elkaar over wat de landbouw mag?

De Wolf: ‘Je ziet ook in het Noorden spanning tussen landbouw en natuur. De discussie is zo gepolariseerd! Als er niets meer mag, heb je geen landbouw. We ontkomen trouwens niet aan het gesprek. De escalatie rond de bollen is deels het gevolg van dat er geen gesprek plaatsvindt. Als je voor de rechter eindigt, ben je al ver van huis. Zorg dat het niet zover komt op andere plekken, investeer in het gesprek met elkaar en neem de zorg van omwonenden serieus.’

Zijn de maatschappelijk gewenste maatregelen inpasbaar?

De Wolf: ‘Met relatief eenvoudige maatregelen kan je al een heel eind komen. Laten we beginnen met die maatregelen die voor een hele grote groep inpasbaar zijn.’

Fuchs: ‘Ja, als we de kennis van nu benutten, dan is er door goede landbouwpraktijk al heel veel te bereiken.’

De Wolf: ‘Op de Boerderij van de Toekomst richten we ons op de grote groep. Als je

met een grote groep een paar stappen kunt zetten, kan dat een groot effect hebben. Werk vanuit bereiken, verbinden en vertrouwen! Er zijn genoeg boeren die wel willen veranderen, maar ze zijn de afgelopen jaren wantrouwend geworden.’

Fuchs: ‘Als je wantrouwend bent, verlies je het vermogen om kritisch naar jezelf te kijken. Het gevaar is dat je jezelf in je bubbel terugtrekt en vergeet je bedrijf toekomstbestendig te maken.’

De Wolf: ‘Ik hoop dat boeren zich in 2035 gewaardeerd voelen en met vertrouwen naar de toekomst kijken. Daar moeten we aandacht voor houden, anders zitten we straks met fantastische dingen voor boeren die niet meer verder willen.’

Boeren we in 2035 regeneratief?

Fuchs: ‘Natuurlijk moeten we in 2035 kijken hoe we een positief effect op de bodem en de omgeving hebben. Bij Boerderij van de Toekomst streven we drie kwaliteiten na: productief, regeneratief en weerbaar.’

‘ER IS NIET VOOR ALLES EEN SIMPELE OPLOSSING’

De Wolf: ‘Het gaat niet om een setje maatregelen. Wij gebruiken de term regeneratief al vanaf het begin van Boerderij van de Toekomst. Daarmee bedoelen we dat een toekomstig landbouwsysteem een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van bodem, water, lucht en biodiversiteit. In de tussentijd zijn er steeds meer initiatieven en projecten bijgekomen die de term ‘regeneratief’ ook zijn gaan gebruiken.’

Fuchs: ‘De term wekt argwaan op aan de ene kant, omdat grote bedrijven uit de voedingsindustrie het begrip gebruiken

in hun verantwoording op het gebied van duurzaamheid. Tegelijkertijd zorgt de hallelujastremming van regeneratieve voorlopers soms ook voor argwaan.’

De Wolf: ‘Soms denk ik dat een term als ‘regeneratieve landbouw’ ons afleidt van echte uitdagingen. Nu lijkt het een term voor marketing geworden. De term is onvoldoende gedefinieerd en niet beschermd. Het is landbouwkundig niets nieuws. Het is vaak gewoon goede landbouwpraktijk. Met de hoeveelheid geld in regeneratieve projecten hadden we ook echte problemen kunnen oplossen!’

En de verkeerde prikkel in de mestafzet, die we eerder bespraken?

Fuchs: ‘De rol van de veehouderij in de mest zal over tien jaar anders zijn geworden, als de veehouderij kleiner is geworden en er zelfs een tekort aan dierlijke mest is ontstaan. De akkerbouw kan strategisch niet afhankelijk blijven van de veehouderij voor mest, zeker in regio’s met minder veebedrijven. Waar halen we de nutriënten dan vandaan? Allereerst gaan we nog gerichter bemesten met de kennis die er al is. Daarnaast verwacht ik dat we meer terug gaan winnen uit riool en reststromen. Zolang we dierlijke mest in overvloed hebben, is dat nog duur.’

De Wolf: ‘Grondgebondenheid moet je dan niet zien op bedrijfsniveau, maar op gebiedsniveau. Zie heel Nederland maar als een groot gemengd bedrijf. We denken nu nog te sectoraal. Daarbij gaan we merken dat klimaatverandering een grotere uitdaging is dan de maatschappelijke vragen en beleidseisen van nu. Klimaatadaptatie is een grote fysische uitdaging.’

Fuchs: ‘Afwachten is een slechte strategie daarbij. Neem de regie over de toekomst en dat hoeft niet in je eentje.’

ACHTERGROND

BODEMPILOT IN DE MAAK

Een gebiedsgerichte derogatiepilot, dat is waar de noordelijke provincies momenteel actief voor lobbyen in Den Haag. Mocht dat niet lukken dan is er een plan B waarbij de akkerbouw in directe zin betrokken wordt: een pilot voor vaste mest die als compost wordt weggezet.

Foto: Landpixel

In het veelal relatief extensieve NoordNederland leeft sterk de wens om gebiedsgerichte derogatie terug te krijgen. Niet in de laatste plaats bij meerdere verantwoordelijke politici. Friesland, Groningen en Drenthe werken, ook bestuurlijk, al samen binnen de AgroAgenda Noord-Nederland. Gezamenlijk werkten bestuurders, ambtenaren en externen een verzoek uit. Dat verzoek wordt deze zomer richting het ministerie van LVVN gestuurd. De inzet is om een gehele, of gedeeltelijke, derogatie terug te krijgen in de drie noordelijke provincies.

Jan Klink is programmaleider binnen de AgroAgenda en hij is hoopvol gestemd. ‘Ik proef veel steun en welwillendheid binnen het ministerie van LVVN om hier, samen met ons, werk van te maken en een gedegen voorstel aan Brussel voor te leggen.’ Hoe en wanneer het lukt om een daadwerkelijk voorstel op de Brusselse burelen te poneren, is nog niet duidelijk. Klink hoopt en verwacht dat dit uiterlijk deze nazomer gebeurt. Met de val van het kabinet begin juni, treedt er wel extra onzekerheid of dit slaagt.

Tegenhanger compost

Het ministerie mag de laatste tijd dan welwillend meedenken met de noordelijke provincies, zeker is het dus nog niet dat het voorstel echt wordt ingediend bij Brussel. Dat heeft ook sterk te maken met het voortslepende stikstofdossier. Mede om die reden hebben de vertegenwoordigers uit het Noorden ook een alternatief plan op tafel gelegd voor een andersoortige pilot. Dit betreft een plan uit de koker van

‘IK

PROEF VEEL STEUN BIJ HET MINISTERIE’

BO Akkerbouw, in samenwerking met Agricycling, de coöperatie die sinds enkele jaren werkt aan het verrijken van bermgras om dit te benutten als bodemverbeteraar. Deze pilot, gericht op bodemverrijking, heeft een andere insteek en is erop gericht om de koolstofbalans op akkerbouwgronden, met behulp van mest van melkveebedrijven, te verbeteren. Akkerbouwers staan veelal open voor organisch materiaal dat de bodem kan verrijken. Nu voeren ze daarvoor

vaak groencompost aan, maar dat kan minstens zo goed door melkveehouders geleverd worden, is de gedachte. Het plan van BO Akkerbouw en Agricycling stelt voor dat melkveehouders in Noord-Nederland mee kunnen doen aan een pilot waarbij zij hun drijfmest scheiden. De dikke fractie verrijken zij vervolgens met koolstofhoudend materiaal en kleimineralen tot een juiste c/nverhouding, om vervolgens als tegenhanger van compost te worden afgezet van melkveebedrijven naar akkerbouwers.

Lagere werkingscoëfficiënt

Belangrijk is dat binnen de pilot deze dikke fractie dan dezelfde werkingscoëfficiënt als compost krijgt toegekend, 10 in plaats van 45 die normaal voor deze mest geldt. Het voordeel hiervan voor akkerbouwers is dat zij een product krijgen, gecertificeerd en uit de regio, dat de bodem verbetert en waar zij ook echt behoefte aan hebben. Voor de melkveehouders binnen die pilot betekent dat dan dat ze een extra handeling moeten uitvoeren, namelijk het scheiden van de mest. Net zo goed brengt het voor hen voordelen met zich mee. Het scheelt, op een melkveebedrijf, van gemiddelde grote en intensiviteitsgraad, vele kuubs aan af te zetten mest en bijbehorende kosten daarvoor.

Experts van Wageningen UR beoordelen nu de aanvraag van deze pilot. Waarschijnlijk duurt het minimaal nog enkele maanden voordat er groen licht kan worden gegeven voor deze pilot.

Verrijkte dikke fractie uit mest vanaf melkveebedrijven vervangt groencompost, zo is de gedachte achter deze pilot.

‘GERICHTER ZOEKEN NAAR

Bij Agrico Research in Bant wordt druk gebouwd aan een nieuw laboratoriumcomplex. Door meer gebruik te maken van moleculaire technieken, kunnen de veredelaars hier straks nog gerichter werken aan gewenste eigenschappen. Tegelijkertijd tempert Peter Oldenkamp het idee van maakbaarheid: ‘Een aardappel moet, heel simpel, nog altijd betaalbaar en robuust zijn.’

Tekst: Egbert Jonkheer

Foto’s: Egbert Jonkheer en Broekbakema

Pal naast het deels afgebroken pand van Agrico Research in Bant zijn bouwvakkers druk in de weer met het afwerken van betonnen plateaus. In combinatie met de fundering op de plaats van het gesloopte gebouw, zullen die straks het gewicht gaan dragen van de nieuwe uitbreiding, van twee verdiepingen. Peter Oldenkamp kijkt uit naar de extra ruimte die deze stap oplevert, maar vooral ook naar de nieuwe mogelijkheden. In de nazomer van 2026 moet het nieuwe pand gereed zijn. ‘We hopen volgend jaar tijdens onze rassenshow de nieuwbouw officieel te kunnen tonen.’

Wat kunnen jullie hier straks wat eerder niet kon?

‘We krijgen vooral meer ruimte en kunnen straks efficiënter werken. De plannen voor deze nieuwbouw zijn al jaren in voorbereiding. Het is een sluitstuk in een ontwikkeling waar we al veel langer mee bezig zijn. Over de hele linie werken we aan meer capaciteit. We hebben enkele jaren geleden grond aangekocht om meer proeven in eigen beheer te kunnen uitvoeren. Ook hadden we de kas al vernieuwd, die onder andere een

stuk hoger is geworden, voor een beter kasklimaat. Nu is het de beurt aan onze onderzoeksfaciliteiten en het invitrolab, waar we van zaailingen vitro plantjes maken. We hebben heel goed nagedacht over de indeling en over de looplijnen en we zijn voorbereid om door robotisering verder te kunnen opschalen. Daarnaast komt er een nieuw quarantainelab, waarin we kunnen toetsten op AM, wratziekte en meloidogyne-aaltjes. We denken wel eens dat we die ziektes met resistenties onder controle hebben, maar dat is helaas niet zo. Met een intensieve teelt zul je daar bovenop moeten blijven zitten. Een andere belangrijke verandering, is dat we veel meer met merkers en andere moleculaire technieken kunnen gaan werken, zodat we al vroeg weten welke eigenschappen er in ons materiaal

zitten. Straks kunnen we gerichter stappen maken om eigenschappen toe te voegen aan zaailingen, zoals resistentie en kwaliteitseigenschappen. We kunnen dus meer genetische informatie in de zaailing stoppen. Daarmee hebben we straks zaailingen van een hogere kwaliteit, terwijl we in de selectiefase nog steeds vergelijkbaar werk doen.’

ROBUUSTE AARDAPPEL’

Komen rassen hierdoor sneller op de markt?

‘Wel iets. Al is het vooral een grotere kans op een succesvol ras. Het begint ermee dat je de eigenschappen van wilde soorten beter en sneller in kaart kunt brengen: wat voor interessante eigenschappen zitten erin? Daarna kun je zowel ouderlijnen als zaailingen in een vroeg stadium screenen op gewenste eigenschappen. Je kunt in grotere volumes starten en weet beter waar je mee begint.’

Wat betekent dit voor boerenkwekers?

Wordt hun rol kleiner?

‘Vooral zelfstandig werkende kwekers zullen meer moeite krijgen om aan te blijven haken. Het toepassen van merkers en andere moleculaire technieken kost geld en vraagt dus investeringen. De bij ons aangesloten kwekers kunnen profiteren van de betere screening. In alle gevallen blijft selectie in het veld belangrijk. De kwekers hebben andere teeltomstandigheden, hebben een eigen visie en kunnen andere kruisingscombinaties bedenken. Ook leggen zij andere accenten in de selectie. Ze kijken misschien wel meer met boerenogen dan wij dat kunnen. Dat is voor ons heel waardevol.’

Maar ook Agrico Research is van groot belang voor Agrico?

‘Zeker. We moeten rassen hebben die perfect aansluiten bij de behoefte van onze telers en afnemers. Dat we snel rassen hebben die we goed kunnen vermarkten. Dat is

goed voor onze telers en onze klanten. Maar pootaardappeltelers zijn andere klanten dan afnemers en verwerkers. Wij moeten continu twee doelen in de gaten houden. En dat is wel balanceren, is mijn ervaring. Je bent bijvoorbeeld op zoek naar een ras met een lange kiemrust, maar voor de vroege export zoek je juist een ras dat in november of december al gaat kiemen.

‘DE LANCERING VAN RASSEN MET DRIE RESISTENTIEGENEN

KOMT

STEEDS DICHTERBIJ’

De extra uitdaging van phytophthora is dat deze schimmel altijd doorgaat met muteren. Daarom moeten wij door met het ontwikkelen van onze Next Generationrassen. De natuurlijke weerbaarheid die momenteel in deze rassen zit, komt uit wilde aardappelplanten. Met het inkruisen van die weerbaarheid zijn we veertig tot vijftig jaar geleden begonnen. Die ontwikkeling zal mede dankzij onze nieuwbouw straks veel sneller gaan.’

Bereiden jullie je met de nieuwe faciliteiten ook voor op het toepassen van nieuwe gentechnieken?

‘Voorbereiden zeker. Op allerlei mogelijkheden, want nieuwe gentechnieken heb je in allerlei vormen. De meest bekende vormen hiervan zijn wellicht genetische modificatie of CRISPR-Cas, maar er zijn nog veel meer varianten hierop. Op Europees niveau beweegt er qua wetgeving wel het een en ander. Dat volgen wij uiteraard.’

Agrico heeft met succes ingezet op de ontwikkeling van rassen die beter beschermd zijn tegen phytopthora. Maar die rassen leunen vooral op één gen. Is dat niet ontzettend kwetsbaar?

‘Meer genen is beter. Natuurlijk proberen we zo snel mogelijk toe te werken naar een stapeling van meerdere genen. Je werpt daarmee een veel grotere barrière op voor phytophthora. Agrico heeft hiervoor de Next Generation-rassen de markt gebracht. Deze rassen hebben een natuurlijke bescherming tegen phytophthora. Deze rassen zijn niet immuun, maar zijn in staat om dankzij hun natuurlijke genen pas later in het seizoen of helemaal niet aangetast te worden door specifieke phytophthoravarianten.

De huidige Next Generation-rassen hebben één enkelvoudig gen voor een betere weerbaarheid tegen phytophthora. De komende jaren verwachten we nóg duurzamere rassen met weerbaarheid tegen phytophthora toe te kunnen voegen aan ons Next Generation-pakket.

We werken hard aan de stapeling van

38 Jaar Innovatie in Datagestuurde

Teeltoptimalisatie met TTW-Systeem ®

Al bijna vier decennia ondersteunt TTWSysteem landbouwbedrijven met onderbouwde teeltinzichten op basis van veldmetingen, dataanalyses en praktijkervaring. Onze kracht ligt in het combineren van een 38-jarig historisch teeltdata systeem met actuele waarnemingen. Zo maken we onzichtbare processen in bodem en gewas zichtbaar en stuurbaar — van nutriëntenopname tot wortelontwikkeling, van ziektedruk tot groeikracht.

Onze onafhankelijke aanpak zet data om in gerichte actie. Geen standaardadviezen, maar maatwerk op basis van perceelspecifieke inzichten en de ambities van het bedrijf.

Waarom TTW?

Dé oplossing tegen

Alternaria

• Zeer goede werking

• Voor hogere opbrengsten

• Nevenwerking Sclerotinia

• Ingebouwd resistentiemanagement

Voor een gezonde, groene en duurzame toekomst

Vroegtijdig sturen op opbrengst en kwaliteit Voldoen aan certificering en rapportage Minder inputgebruik en risico door slimme monitoring

Grip op duurzaam presteren via unieke datastromen

Voor telers én ketenpartners betekent dit: betere beslissingen, voorspelbaardere aanvoer en meer zekerheid in een steeds complexer speelveld.

resistente genen, waardoor een aardappel nog beter beschermd is tegen phytophthora Een eerste ras met twee resistentiegenen is voor registratie aangemeld. De lancering van rassen met drie resistentiegenen komt ook steeds dichterbij.’

De phytophthoradruk was de afgelopen twee jaar ongekend hoog. Alle bestaande resistenties waren doorbroken. Toch gaan jullie door met het kweekwerk en de Next Generationrassen?

‘De discussie is de afgelopen jaren groot geweest. Vanuit verschillende hoeken kwam het geluid: trek rassen met enkelvoudige resistentie maar gewoon terug, want het werkt niet. Wij staan hier anders in. Wij geloven in onze Next Generationrassen omdat ze de basis vormen naar een toekomst met veel meer en hogere resistenties. Het feit dat de weerbaarheid in bepaalde jaren wordt doorbroeken, hoort bij de tussenfase van rassen met één resistentiegen waarin we nu zitten. In die tussenfase moet je proberen slim te opereren, door te kijken welke genen in welke regio werken. Hier hebben we in de afgelopen twee jaar praktijkervaring mee opgedaan. Wel of geen doorbraak hangt af van de virulentie van de phytophthora, weersomstandigheden en wellicht ook aanwezigheid van afvalhopen. Wat we dus zien: onze rassen werken wel, maar niet overal en lang niet altijd.’

Jullie moeten als veredelaars vooruitkijken. Hoe wezenlijk anders is de aardappelteelt in 2040?

‘Je moet vooral oppassen om niet te veel naar de waan van de dag te kijken. Het ene jaar is virus het probleem, het andere jaar is het bacterieziek. Je kunt je niet veroorloven om je op enkele eigenschappen te richten. Waar we in zijn algemeenheid aan werken, zijn sterke, robuuste rassen, die tegen extremere weersomstandigheden kunnen en de daarmee verband houdende ziekten.

Wat we vooral niet uit het oog verliezen, is dat de aardappel op de eerste plaats een basisproduct is. Een gewas moet onder wisselende omstandigheden kilo’s kunnen maken, in verschillende teeltregio’s. Tegelijkertijd moeten zowel consumptietelers als pootgoedtelers ermee uit de voeten kunnen. Het is een van de redenen waarom we een tweede persoon voor agronomie hebben aangetrokken. Behalve goede rassen, zit de kracht hem in het samen optrekken met onze telers en afnemers.’

Peter Oldenkamp: ‘Een gewas moet onder wisselende omstandigheden kilo’s kunnen maken, in verschillende teeltregio’s.’

ACHTERGROND

‘WE DOEN KENNIS OP WAAR

De komende jaren kunnen duizend akkerbouwers en veehouders hulp krijgen van ReGeNL om hun bedrijf meer regeneratief te maken. Twee akkerbouwers die deelnemen vertellen dat ze pas op de lange termijn rendement verwachten van hun omschakeling en dat de omschakeling niet zonder risico’s is. ‘Wij doen onderzoek naar een landbouw die de maatschappij wil.’

Tekst: Peter van Houweling

Foto’s: Patrick Huisman en Foto Video De Vries

Regeneratieve landbouw is geen duidelijk afgebakend begrip, beseft Wouter-Jan Schouten. Hij is programmadirecteur van ReGeNL. ‘Het gaat niet over specifieke maatregelen, maar over de richting’, legt hij uit. ‘Het is landbouw met een positieve impact op bodem, natuur en klimaat, in combinatie met een goed verdienmodel voor de boer. De rode draad is het optimaliseren van fotosynthese en daarmee van het bodemleven. Dat is goed voor bodemleven en goed voor de gewasproductie.’

Daarbij hoort een minimaal gebruik van synthetische stoffen, zoals kunstmest en chemische gewasbeschermingsmiddelen.

Kritiek uit biologische sector

Een deel van de biologische landbouw is kritisch op de term ‘regeneratief’. De koepelorganisatie Ifoam Organics Europe waarschuwde twee jaar geleden voor het onterechte gebruik van labels zoals regeneratieve landbouw. ‘Misbruik van deze groene claims belemmert de transitie naar een duurzaam voedselsysteem’, stelde de organisatie. ‘Niet alles wat blinkt is echter goud of groen en de term ‘regeneratieve landbouw’ is daar een goed voorbeeld

van.’ Schouten begrijpt de zorg vanuit de biologische landbouw. Maar hij vindt die niet terecht. ‘Wij willen geen nieuwe niche, maar juist de meerderheid in beweging brengen.’

Hij benadrukt dat regeneratief geen leeg begrip is: ‘Wij kijken bij elke deelnemer goed of het bedrijfsontwikkelplan ambitieus genoeg is. Als dat niet zo is dan honoreren wij dat niet. Door dit programma hopen we juist misbruik van de term regeneratief tegen te gaan, door er een goede invulling aan te geven.’

Akkerbouwer

Menko

Oosterhuis heeft

Gert Noordhoff: ‘Regeneratief werken betekent veel uitproberen. Ik ben daarom ook altijd op zoek naar informatie.’

IEDEREEN STRAKS WAT AAN HEEFT’

een kortere definitie van regeneratieve landbouw: ‘Voor mij is het herstellende landbouw. Ik wil mijn land beter achterlaten dan toen ik begon.’ Oosterhuis heeft een 140 hectare groot akkerbouwbedrijf op de zware klei in Thesinge met granen, suikerbieten, peterselie, uien, erwten en haver. Hij ruilt grond (grasland) met veehouders, verhuurt ook pootaardappelland, doet aan agrarisch natuurbeheer en experimenteert op in totaal 4 hectare met gewassen als olievlas, quinoa, naakte haver en zwarte mosterd. Zijn regeneratieve activiteiten op dit moment zijn niet-kerende grondbewerking, werken met groenbemestermengsels en gewasvariatie en minimaal gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest. Voor zijn collega Gert Noordhoff bestaat regeneratieve landbouw uit drie onderdelen. Het eerste is zoveel mogelijk interactie tussen planten en het bodemleven. Het tweede is zoveel mogelijk koolstof uit de lucht halen en binden in de bodem. Als laatste noemt hij de omgeving zo

ReGeNL: DUIZEND BOEREN REGENERATIEF IN 2031

ReGeNL is één van de grootste programma’s in Europa op het gebied van regeneratieve landbouw. Het ontwikkelt samen met boeren en diverse partijen uit de keten een toekomstbestendige landbouwsector. Tussen nu en 2031 maakt ReGeNL met 1.000 boeren in Nederland de overgang naar regeneratieve landbouw met een positief verdienmodel. Deelnemers krijgen drie jaar begeleiding van een adviseur en als ze voldoen aan de criteria kunnen ze deelnemen aan groepsbijeenkomsten. Boeren krijgen een vergoeding voor de tijd die ze erin steken van € 2.400 per jaar. De eerste 68 ondernemers hebben zich gemeld. Dit jaar is er ruimte voor tachtig deelnemers. ‘Zo maken wij regeneratieve landbouw tot het nieuwe normaal tussen 2030 en 2040’, staat op de website. ReGeNL kon van start met een subsidie uit het Nationaal Groeifonds van € 129 miljoen.

veel mogelijk laten meewerken aan het voorkomen van ziekten, zoals met strokenteelt. Noordhoff runt het akkerbouwbedrijf Nieuw Udengast in Bellingwolde op 37 hectare kleigrond. Diverse (oude) tarwe-, gerst- en haverrassen rode en witte kool, spitskool, venkel, kruiden, pompoen, duivenbonen, luzerne, wikke, witte klaver en kruidenrijk gras maken deel uit van het bouwplan. Hij werkt volgens de regeneratieve methode Näser/

Wenz. ‘Ik wil ervoor zorgen dat de rhizosfeer zo optimaal mogelijk kan functioneren. Dat is namelijk de basis van gezonde plantgroei en dáár stem ik mijn maatregelen op af.’ Dat betekent onder andere strokenteelt (20 hectare) bij ziektegevoelige gewassen, deels niet-kerende grondbewerking, gebruik van fermenten, verschillende soorten bladbemesting na bladsapanalyse. Ook grond beluchten, oppervlaktevertering, onderzaai en bemesting met gedroogd zeewier past hij toe.

Noordhoff heeft zich nog maar kort geleden aangemeld voor ReGeNL. Een belangrijke reden is dat hij kennis wil uitwisselen buiten de eigen bubbel. Hij koos jaren geleden al voor regeneratieve landbouw. ‘Omdat de maatschappij in toenemende mate een landbouw wil die een meerwaarde levert voor de maatschappij en we ons door middel van nieuwe maatregelen voor willen bereiden op weersextremen en het werken met minder inputs.’

‘MET

REGENERATIEVE

TEELT HOOP IK MINDER LAST TE HEBBEN VAN KLIMAATPROBLEMEN DAN DE GANGBARE LANDBOUW’

De akkerbouwer deed hiervoor ook al mee aan een pilot van Agrifirm met veertig Groninger boeren. ‘Het is veel uitproberen’, legt hij uit. ‘Lang niet alles gaat goed. Ik ben daarom altijd op zoek naar informatie. Maar in Nederland is het lastig om aan goede informatie te komen over regeneratieve landbouw, heeft hij gemerkt. ‘Vooral in Duitstalige landen is er veel meer kennis

ACHTERGROND

over.’ Hij heeft vooral veel aan de kennis en begeleiding van de Duitser Dietmar Näser. ‘Dat is een van de grootste kennisbronnen in Europa op dit gebied.’

Oosterhuis motiveert zijn keus voor regeneratieve landbouw als volgt: ‘Ik wil op dit stukje aarde dat ik kan beïnvloeden bijdragen aan herstel. Regeneratieve landbouw is niet de enige manier, maar als burgers zich zorgen maken over gewasbescherming dan moet ik daar wat mee als ondernemer. Ik ben 25 jaar verkoper geweest. Toen moest ik me plooien naar de eisen van de klant. Zo zie ik dat nu ook als boer. De maatschappij bepaalt, daar heb ik me als boer toe te verhouden.’ Dat is niet de enige reden, voegt hij eraan toe: ‘Ik vind het ook leuk om wat nieuws te doen.’

Weerstand vanuit de stad

Bij Oosterhuis speelde de locatie van het bedrijf ook mee bij zijn keus. Het ligt in de gemeente Groningen, op een paar kilometer afstand van de stad en tegen het dorp Thesinge. Groningen is een stad met een links, progressief bestuur, legt hij uit. ‘Er is zelfs een wethouder eiwittransitie van de Partij voor de Dieren. Die wil minder dierlijk en meer plantaardig met minder chemie, en voedsel voor de stad en niet voor de wereld. Ik ervaar in mijn omgeving ook een weerstand tegen de huidige manier van boeren. Daar heb ik mee te dealen en daar probeer ik op in te spelen. Ik maak mijn bedrijf meer maatschappijinclusief. Mijn

situatie is anders dan van een collega die tegen de Waddendijk woont.’

Oosterhuis deed ook al mee aan het project Fascinating waarbij veertig boeren met steun van de provincie Groningen op een perceel meer regeneratief werken, met begeleiding van een adviseur. Maar dat liep wat moeizaam, vindt hij. Daarop volgde hij een ‘intensieve’ cursus over regeneratieve landbouw. ‘Dat gaat heel ver, bijvoorbeeld over fermenteren en compostthee, maar als de helft klopt van wat ik daar leer is het nog heel waardevol.’

Dit voorjaar meldde hij zich aan bij ReGeNL.

Is er voldoende kennis?

Volgens Schouten van ReGeNL is het voor akkerbouwers een verstandige keus om dat te doen. ‘Kijk als ondernemer naar de lange termijn, met alle beperkingen die er al zijn en nog zullen komen. Is je bedrijf dan over tien of twintig jaar ook nog een bedrijf met perspectief? Dit programma biedt een mooie kans om ondersteuning te krijgen om meer aan de slag te gaan met de toekomst van je bedrijf. Niet alleen, maar ook samen met collega’s in groepsbijeenkomsten.’

Het programma is nog in de opbouwfase. Noordhoff en Oosterhuis hebben na hun aanmelding nog geen begeleiding gehad. ‘Dat is wel nodig om regeneratieve landbouw sneller in de vingers te krijgen’, benadrukt Oosterhuis. Beide mannen hebben vertrouwen in het programma,

maar constateren wel ‘dat er een gigantisch circus wordt opgetuigd voordat we als boer worden geholpen’. Oosterhuis heeft wel wat zorg of er in Nederland genoeg adviseurs zijn met veel kennis van regeneratieve landbouw. ‘Anders leer je alleen van collegaboeren, die het ook zelf moeten uitzoeken.’

Geld naar adviseurs

In juni uitte Dick Veerman van Foodlog vergelijkbare kritiek op het programma: ‘Driekwart van het geld gaat naar adviseurs en niet naar boeren’, stelde hij. ‘Dat beeld is begrijpelijk, maar het doet geen recht aan de complexiteit van dit proces’, reageert Schouten. ‘Een groot deel van de € 129 miljoen uit het Nationaal Groeifonds gaat inderdaad naar kennisinstellingen en adviseurs. Maar dat bedrag is bij lange na niet genoeg om een omslag in de landbouw teweeg te brengen. Tegelijk proberen we veel geld uit de markt te halen om boeren te ondersteunen.’ Hij wijst er ook op dat elke deelnemer een vergoeding van € 2.400 per jaar krijgt voor de tijd die hij of zij erin steekt voor het maken en uitvoeren van een plan voor hun bedrijf. ‘Dat kan binnen de regels voor staatssteun. Een meerprijs vanuit publieke middelen kan niet. Dat is niet toegestaan.’ Noordhoff: ‘Dat vind ik een knelpunt. Je kunt niet van vooruitstrevende boeren verwachten dat ze door gaan met het investeren en blijvend financieel hun neus stoten. De wil is er en blijft er, maar de schoorsteen moet ook blijven roken en rente en aflossing moeten ook worden betaald. Er is dringend behoefte om als samenleving te gaan investeren in je ‘R&D-afdeling’ , die deze boeren in feite samen vormen.’

Menko Oosterhuis: ‘Ik wil op dit stukje aarde dat ik kan beïnvloeden bijdragen aan herstel. En als burgers zich zorgen maken over gewasbescherming dan moet ik daar als ondernemer wat mee.’

WAT IS REGENERATIEVE LANDBOUW?

ReGeNL definieert regeneratieve landbouw als volgt: regeneratieve landbouw is een verzamelnaam van landbouwpraktijken die niet alleen de negatieve effecten van gangbare praktijken proberen te beperken, maar ook een positieve bijdrage leveren aan natuur, milieu, klimaat, voedselzekerheid en sociale omstandigheden. De basis is een gezonde, levende bodem met een positieve bijdrage aan alle ecosysteemdiensten en voldoende opbrengst in productie en inkomsten voor de boer. Regeneratieve landbouw kan elementen bevatten uit verschillende vormen van duurzame landbouw, zoals natuurinclusieve- en biologische landbouw.

Een meerprijs als verdienmodel Deelnemers krijgen wel de vergoeding voor de tijd die ze erin steken, maar niet voor de extra teeltkosten die voor de omschakeling nodig zijn en de risico’s zijn voor henzelf. Schouten beseft dat. Maar er zijn ook besparingen, geeft hij aan. Bovendien zijn er kansen voor een betere afzet of een hogere prijs en ook voor steun van andere overheden. ReGeNL voert daarom veel gesprekken met ketenpartijen, met financiële partijen en met overheden. Schouten noemt als voorbeeld de overeenkomst die FrieslandCampina in mei sloot met Lidl, waardoor dertig melkveebedrijven in een driejarige pilot concrete stappen zetten richting regeneratieve landbouw, met financiële steun van Lidl en met ondersteuning vanuit het ReGeNL. Ze ontvangen een meerprijs voor de melk die ze leveren. Als tweede voorbeeld noemt Schouten kruidenbedrijf Verstegen dat

een keten van Nederlandse regeneratieve kruidentelers aan het opzetten is. ‘We voeren gesprekken met veel ketenpartijen’, verzekert hij. ‘Die zijn hoopgevend. Ik hoop dat nog veel van dit soort overeenkomsten zullen volgen.’

‘ER WORDT WEL EEN HEEL CIRCUS OPGETUIGD VOORDAT IK ALS BOER GEHOLPEN WORD’

Een andere mogelijkheid op een meerprijs is afzet in een korte keten. Oosterhuis stelt zijn bouwplan zo samen om mensen in de stad Groningen te voeden, maar hij verwacht op korte termijn geen extra inkomsten van die korte keten. ‘De afzetketen van de gangbare landbouw is heel efficiënt. In de korte keten ligt de kostprijs vaak hoger. Want het komt neer op relatief kleine hoeveelheden op veel

verschillende locaties verkopen. Het is de vraag of veel consumenten bereid zijn de prijs te betalen die daar bij hoort.’

Investering in de toekomst

Oosterhuis verwacht de mogelijke verdienmodellen op de korte termijn hem nog weinig zullen opleveren. ‘Ik ga ervan uit dat het rendement van de boerderij de komende jaren heel beperkt zal zijn. Maar als de voorspellingen kloppen en we over vijf of tien jaar nog minder afhankelijk moeten zijn van chemische gewasbescherming en als de klimaatverandering met meer natte en droge perioden doorzet, dan ben ik daar klaar voor. Voor de korte termijn doe ik het verkeerd, maar ik geloof dat het verdienmodel op de lange termijn wel beter is.’

Ook Noordhoff ziet de omschakeling naar regeneratieve landbouw als een investering voor de lange termijn. ‘Met regeneratieve landbouw hoop ik minder last te hebben van klimaatproblemen dan de gangbare landbouw. Bovendien merk ik nu al iets minder ziekten en uitval in de gewassen. Ik ga ervan uit dat ik op de langere termijn minder kosten hoef te maken.’ Hij vindt het terecht dat er projecten zijn zoals ReGeNL die akkerbouwers steunen die dingen uitproberen en daarbij risico’s lopen. ‘Wij doen nu kennis op waar de hele landbouw op de langere termijn wat aan heeft.’

Gert Noordhoff experimenteert op zijn bedrijf in Bellingwolde volop met strokenteelt.

ACHTERGROND

OP NAAR € 300.000 VOOR

Het is de vrees voor vormen van extensiveringplicht, in combinatie met goede verdiensten, die akkerbouwers en melkveehouders fors meer doen betalen voor grond. Ook de nieuwe rol van de Rabobank drijft de prijzen op.

Tekst: Sjoerd Hofstee & Jelle Feenstra

Foto: Landpixel

Een stijging van gemiddeld € 78.800 naar € 91.300 in één jaar tijd. Het betreft een stijging van 16% voor de prijs die gemiddeld voor een hectare agrarische grond in Nederland werd betaald. De ontwikkeling op de grondmarktprijs is daarmee beslist exponentieel te noemen.

In totaal werd er tussen vorig en dit voorjaar bijna 33.000 hectare grond verhandeld. De prijs voor verhandelde akkerbouwgrond lag in het 1e kwartaal van 2025 op € 100.600 gemiddeld. Dat is een stijging van 1% ten opzichte van het gemiddelde in 2024 en zelfs een lichte daling ten opzichte van het

Gemiddelde verkoopprijs van agrarische grond per provincie in het 1e kwartaal van 2025.

Bron: Kadaster en Wageningen Social & Economic Research

laatste kwartaal van 2024. De handel in percelen grasland en snijmais toont een ander beeld. Daar liggen de gemiddelde prijzen op respectievelijk € 82.500 en € 96.000 en stegen die ten opzichte van vorig jaar 8,6% en 8,7%.

Het is dan ook duidelijk dat de grondhonger, aangewakkerd door de vrees voor grondgebondenheidsregels en extensiveringsprikkels, vooral leeft onder melkveehouders. En zij het zijn die bereid zijn de beurs verder open te doen. Dat is ook de analyse die de Rabobank recent deelde, op basis van hun eigen

bespiegelingen en een enquête onder 41 Nederlandse agrarisch makelaars en taxateurs.

Cijfers versus praktijk

In Noord-Nederland lijkt de recente prijsstijging zich dus vooral voor te doen in gebieden met veel melkveehouders en daar waar de grondprijs veelal eerder het meest achterbleef. Die inschatting wordt gestaafd door de cijfers dat de gemiddelde grondprijs in Flevoland, die met gemiddeld € 184.100 veruit het hoogst ligt in ons land, al een jaar lang stabiliseert en ook akkerbouwgrond dus lang niet overal in prijs stijgt. Dat laatste verklaart wellicht ook waarom de gemiddelde verkoopprijs in Friesland de laatste kwartalen stabiliseerde, terwijl ook in deze provincie melkveehouders wel hogere prijzen voor grasland betaalden. Het is een beeld waarin Johannes Wassenaar van Ynsigt zich niet herkent. Hij begeleidt agrariërs bij diverse financieringsvraagstukken en ziet dat er de laatste tijd ook in Noord-Nederland wel degelijk voor akkerbouwgrond duidelijk meer wordt betaald. ‘Aan de Waddenzeekust geloof ik niet dat je nog grond vindt dat voor minder dan € 100.000 wordt aangeboden. Daarmee is echt de laatste twee jaar, en zeker ook nog het laatste jaar, de gemiddelde verkoopprijs substantieel gestegen.’

Wassenaar denkt dat overnames het beeld van de grondprijsontwikkeling wellicht soms vertroebelen. Bij overnames wordt namelijk bijna nooit de vrije waarde betaald. Arjan Ausma van Farmers Funding wijst er op dat kwartaalcijfers vaak zeker niet alles zeggen over de grondprijsontwikkelingen. ‘Als de aantallen in een regio beperkt zijn, hebben enkele transacties veel impact. Bovendien worden transacties die binnen een kavelruil vallen niet opgenomen in de gepresenteerde cijfers. Ook dat kan het beeld nogal beïnvloeden. Want over het algemeen is ook bij ons het beeld dat ook in het laatste jaar er opnieuw duidelijk meer is betaald voor grond in alle noordelijke regio’s.’

Rentekortingen bij de Rabo Meerdere makelaars en adviseurs wijzen nog op een andere drijfveer die de grondprijs stijging stimuleren: de omgeslagen houding van de Rabobank.

EEN HECTARE GROND?

‘Sinds circa 1,5 jaar zie je een duidelijk andere houding binnen de bank, die 80 tot 85% van de boerenbedrijven financiert. Door hun gereserveerde houding zagen ze gezonde bedrijven overstappen en dat deed denk ik te veel pijn binnen de bank. Daarbij pakken ze nu echt hun rol in de stimulering van extensivering en dat resulteert in serieuze rentevoordelen’, zegt bijvoorbeeld Geert Veenstra van AgriPlaza. Hij laat voorbeelden zien waarbij de Rabobank ruim 1% rentekorting aan melkveehouders biedt. ‘De totale lening op grondaankoop kan over 30 jaar afgelost worden terwijl tot voor kort dat maximaal op 20 tot 25 jaar werd gezet. Dit alles opgeteld scheelt een slok op een borrel en maakt de stap om grond aan te kopen én er meer voor te willen betalen een stap toegankelijker.’

Ausma ziet een vergelijkbare ontwikkeling in de akkerbouw. Vanuit het transitiefonds stimuleert de Rabobank extensivering van het bouwplan. ‘Dat kan inderdaad tot serieuze rentekortingen leiden en wij merken

in de markt dat dat echt wel een extra stimulans is om ook de dure grond toch te willen kopen.’

‘VERANDERDE

HOUDING RABO STIMULEERT HANDEL IN GROND’

Wassenaar kent ook de voorbeelden waarin de aflossingstermijn wordt verruimd als er grond aangekocht en gefinancierd wordt ten bate van extensivering van het bouwblok. ‘Dat soort initiatieven wil een bank vaak op die wijze wel stimuleren. Akkerbouwers investeren volgens mij echter vooral in grond omdat ze het geld, door gemiddeld goede opbrengsten de laatste jaren, beschikbaar hebben en omdat het grondaanbod schaars is. Bovendien vrezen velen dat het beschikbare areaal door wet- en regelgeving verder onder druk komt te staan. Denk dan aan bijvoorbeeld extra bufferstroken en de

druk op het middelengebruik.’

Grond is waardevast

De huidige exceptionele stijging van de grondprijzen doet logischerwijs de vraag rijzen waartoe dit leidt. In Nieuwe Oogst werd onlangs becijferd dat, uitgaande dat de stijging in dit tempo doorzet, in 2050 gemiddeld al bijna € 300.000 voor een hectare grond wordt betaald. Wie zelf de rekenmachine erbij pakt, vindt dat dat cijfer aardig klopt.

Dat het geloof er is dat grond op de lange termijn z’n waarde houdt of zelfs zeer waarschijnlijk stijgt, maakt ook dat het gezien kan worden als beleggingsinstrument. Tot hoever boeren dat echt zo beleven en tot op welke hoogte, is lastig in te schatten. Uit eerdere onderzoeken komt naar voren dat het vaak een combinatie van factoren is waarom een boer overgaat tot grond aankoop, de waardevastheid en hoop of waardestijging hoort daar ook bij.

Een stijging van 16% in één jaar voor de prijzen van landbouwgrond is exponentieel te noemen.

LICHTE LASER SCHIET

Schieten, slaan, plukken, snijden, knippen, strijken, stippen en trekken. Tal van methodes zijn ontwikkeld om onkruid in het gewas te verwijderen. Een van de meest recente is het gebruik van lasertechnologie, die het onkruid verbrandt. Het blijkt uiterst effectief op kleine onkruiden. Het Duitse Escarda is een nieuwe speler in ons land.

Startup Escarda Technologies uit Berlijn werd in 2019 opgericht door Julio Pastrana. Vijf jaar later reed het eerste model in het veld. Het bedrijf ontwikkelde aanvankelijk een autonoom werkend voertuig, maar is nu een andere weg ingeslagen. Voor dit seizoen is een serie met kleine machines geproduceerd. De fabrikant sleutelt aan het ontwerp en komt volgend jaar met twee modellen op de markt. Het eerste exemplaar rijdt sinds deze zomer in ons land.

Niet beroeren

Homburg Holland uit Stiens kwam de Escarda vorig jaar tegen en was direct geïnteresseerd. Het lukte om voor de Benelux het importeurschap te verwerven. Homburg heeft al een omvangrijk pakket aan machines voor de mechanische en chemische onkruidbestrijding. Waarom

dan ook nog een laserwieder? Die vraag is volgens verkoopleider Marijn van den Akker gemakkelijk te beantwoorden: ‘Er zijn twee motivaties. Enerzijds krijgen we vragen van telers die de grond niet willen beroeren, maar wel het onkruid verwijderen. De wieder onder onze Ekobot robot slaat het uit de grond, maar bij ruggenteelt wil je de rug intact laten. Ook bij gewassen met een zeer kleine rijafstand, of volvelds gezaaide gewassen als bladgroentes, kun je niet in de grond werken. Daar komt de laserwieder tot zijn recht.’

Veiligheid bovenal Escarda is niet de eerste lasermachine op de markt, maar wel de enige met een CElabel. CEO Pastrana is daar erg trots op. ‘De veiligheid staat op één. We moeten eerlijk zijn: lasers zijn heel slecht voor je ogen. Zo krijg je blinde vlekken wanneer je lang in

het licht tuurt, zelfs al is dat indirect. Het is niet voor niets dat de machine met een scherm omgeven is. Niet alle fabrikanten houden zich zo met de veiligheid bezig. Naar ons inziens is het zeer belangrijk.’ Op de Biovelddag in Lelystad, waar de machine op donderdag 3 juli voor het eerst zijn kunnen toonde, hing de Escarda achter een robottrekker van AgXeed. In de praktijk is dat vooralsnog een standaard trekker, maar Homburg hoopt dat het in de toekomst ook met hun Ekobot kan gaan werken. ‘Dan is het systeem echt af, aldus Van den Akker. ‘De laserwieder rijdt tussen de 0,5 en 1 kilometer per uur, afhankelijk van je onkruiddruk. Kun je hem 24/7 laten werken, dan behaal je er de hoogste capaciteit mee. Hij schiet 30 keer per seconde en herkent onkruiden vanaf 3 mm grootte. Bij minder shots kun je ook grotere planten goed aanpakken.’

Verschuifbare lasers

Een deel van het vernuft zit hem in de verschuifbare lasers. Dat zit hem in de eenvoud. Over een dubbele rails kun je de ‘Laser Box’ traploos verschuiven en vastzetten boven de plantrij. In de software geef je het exacte werkgebied

Tekst en foto’s: Niels van der Boom
Tijdens de Biovelddag in Lelystad werd de laserwieder van Escarda Technologies voor het eerst in de praktijk getoond.

ONKRUID UIT HET VELD

aan. Pastrana: ‘We merkten in de praktijk dat iedere teler een andere rijafstand heeft. Kleine afwijkingen hebben gevolgen voor de nauwkeurigheid. Daarom dat we dit systeem hebben bedacht, dat is gepatenteerd.’ Escarda biedt momenteel twee modellen aan: de Compact Duo met één tot drie lasers of het Flex System met maximaal acht lasers. Het kleine model kan 150 cm breed werken en zijn grote broer drie meter. ‘Het liefst willen we op de kleine machine vier laserboxen kunnen plaatsen, zodat je vier uienrijen kunt meepakken’, zegt Van den Akker. ‘Dat is een volgende stap.’

Geen abonnement

De complete technologie bevindt zich in de boxen, die de grootte van een overmaatse koelbox hebben. De laser, computer en koeling zitten er allemaal in. Met behulp van spiegels kan de machine het gewas vanuit alle hoeken goed beoordelen. Forse ledlampen zorgen voor een constante belichting onder de kap. Het algoritme kan overweg met een reeks aan gewassen, waaronder wortels, suikerbieten en veldsla. Daar komen onder andere nog uien, pastinaak, witlof en aardappelen bij. Dat laatste gewas is interessant om aardappelopslag te bestrijden. Escarda rekent nog geen abonnementskosten voor de data. De huidige kopers ziet het als early-adaptors. ‘Zij leveren waardevolle data aan, waar zij hun modellen mee kunnen trainen en verbeteren’, aldus Van den Akker. ‘Ook is er geen serviceabonnement voor

het onderhoud. Het is juist de eenvoud en gebrek aan onderhoud die de machine sterk maken.’ Gaat er toch iets kapot, dan wissel je in een handomdraai de laserbox. Een kwestie van vier kabels ontkoppelen, losschroeven en wisselen maar. Naast de stroomvoorziening zijn er twee kabels voor de aan- en afvoer van koelwater. Daarvoor heeft de machine een gekoeld watertankje aan boord.

Minimaal onderhoud

De eenvoud van het systeem is ook wat mechanisatiebedrijf Broekens aanspreekt. Het bedrijf verkoopt al Hardi veldspuiten van Homburg en beide bedrijven zitten op een steenworp afstand van elkaar. Broekens is

enthousiast over de Escarda en ziet onder telers in het werkgebied behoorlijk wat interesse. ‘Er is interesse in de techniek’, weet Abe Jan Stegenga van Broekens. ‘We hebben hier weinig biologische telers, maar ook gangbare bedrijven zien de techniek zitten. Het is voorsorteren op de toekomst, want de druk op chemie neemt toe en de beschikbaarheid van middelen af.’ Veel huidige wiedsystemen werken met robotarmen en juist daarbij merkt Stegenga aarzeling bij zijn klanten. ‘Er zijn veel bewegende delen. Die gaan vroeg of laat kapot. Een laser heeft nauwelijks bewegende delen, waardoor het onderhoud minimaal is.’

Zeer efficiënte lasers Naar eigen zeggen gebruikt Escarda zeer efficiënte lasers. Een box vergt één kilowatt. ‘De helft daarvan (550 watt) wordt daadwerkelijk benut. De rest gaat verloren als warmte’, legt Van den Akker uit. ‘Dat lijkt inefficiënt, maar andere systemen in de markt zitten op slechts 15% efficiëntie.’ Nu nog hangt voorop de machine een losse generator. Straks wordt dat een aftakasaangedreven exemplaar van 10 kW, die acht lasers kan voeden. Het brede exemplaar vraagt een 100 pk trekker. Voor een 1,50 m machine volstaat 60 pk. Met een gewicht van 450 tot 900 kilo is de machine opvallend lichtgewicht. Een Compactmachine met twee laserboxen komt op zo’n € 160.000. Volgend jaar hopen Homburg en ook Broekens met de eerste machines het veld in te gaan, om zoveel mogelijk praktijkervaring op te doen.

De zogeheten laserboxen kun je traploos verschuiven. Alle technologie zit in deze kist, die voor onderhoud eenvoudig te wisselen is.
Tijdens het werk is de machine volledig afgeschermd, om schade aan je ogen te voorkomen. Geraakte onkruidplantjes krullen om na een hittestoot en gaan dood. De maximale capaciteit bedraagt dertig shots per seconde.

‘WE GAAN RICHTING GLASTEELT,

De weg naar doelsturing is ingezet. Het woord regeneratieve landbouw is ‘hot’. Op de akkers ploppen steeds vaker nieuwe robots op en er is de snelle opkomst van AI, dat het denken en werken op een akkerbouwbedrijf lijkt te gaan overnemen van de boer. Wat betekent dit voor de boer, de mens, de ondernemer op het akkerbouwbedrijf? Een gesprek over de toekomst, met de Groninger akkerbouwer Anselm Claassen, de Drentse akkerbouwer Robin Bouwmeester en Countus-adviseur Hessel Kingma.

Het gesprek vindt plaats in de kantine van het akkerbouwbedrijf van Anselm Claassen (62) in Vierhuizen. Hij staat te boek als een voorloper, experimenteert voortdurend met nieuwe teelttechnieken, machines en precisielandbouw. Het akkerbouwbedrijf op lichte tot zware zavelgrond heeft hij al overgedragen aan zijn zoons, Martijn (28) en Marcel (26). Voorlopig is hij nog nauw betrokken bij de bedrijfsvoering. De belangrijkste tak van het bedrijf is de teelt van hoogwaardig pootgoed voor met name Agrico. Uien, suikerbieten en graan completeren het bouwplan. Zoveel mogelijk knollen in duurdere maten produceren is de koers. De Groninger akkerbouwer is deelnemer aan het project Nationale Proeftuin Precisie Landbouw (NPPL).

Wat heeft al dat experimenteren je gebracht?

Anselm: ‘Heel veel kennis en interessante data. Al moet ik ook eerlijk zeggen dat we het verdienmodel er nog niet helemaal uithalen. Dat

Proeftuin Precisie Landbouw.

komt ook omdat we hier vanwege bruinrot niet mogen beregenen, wat het lastiger maakt om te sturen op knolaantallen. En je hebt maar één keer per jaar de kans om het goed te doen. Vervolgens zijn er heel veel factoren die invloed hebben op het eindresultaat. Precisielandbouw is de kunst om zoveel mogelijk toeval uit te sluiten.’

Wat doe je momenteel zoal?

Anselm: ‘We experimenteren sinds kort met ziektedetectie in pootgoed, met de aardappelselectierobot Croptiscan van startup Croptimal in Eenrum. Hiermee kunnen we zonder menskracht op de akker zieke planten opsporen. Daarnaast werken we al een aantal jaren met variabel poten en maakt een camera tijdens het aardappelrooien continu beelden, waarmee de knollen worden geteld en de knolmaat bepaald. Maar dan weet je nog niet precies welke teeltmaatregelen je moet nemen om extra knollen te krijgen. Want de knolzetting

is van heel veel variabelen afhankelijk, zoals bemesting, vocht, pootafstand, pootgoedbehandeling en -kwaliteit, ras, bodem op die plek en noem ze verder allemaal maar op.’

Het lijkt mij één groot doolhof.

‘Dat is het. Want welke kant moet je op? Is het dit? Is het dat? Of is het zus? Of zo? En we komen pas over vier jaar met pootgoed terug op zo’n perceel hè. Dus in een akkerbouwloopbaan heb je maar iets van 15 kansen. Daar komt bij dat je al die data ook nog eens moet verwerken, terwijl dat niet je dagelijkse werk is. Gebrek aan tijd, kennis en de juiste ondersteuning zijn bij het verwerken en interpreteren van de data voor mij dan ook de grootste knelpunten.’

Wat is voor jou dan de uitdaging om mee te doen?

‘Ik wil zoveel mogelijk data krijgen waar we over vijf of tien jaar hopelijk volop van kunnen profiteren. Daar draait het voor mij om. Er lopen zoveel slimme mensen rond, de ontwikkelingen rondom AI gaan razendsnel en voordat je het weet zijn er straks complete programma’s die op basis van de verzamelde data met de perfecte oplossing of het perfecte teeltadvies komen. En dan heb je op basis van jarenlang verzamelde kennis en data ineens een behoorlijke voorsprong.’

Inmiddels is akkerbouwer Robin Bouwmeester de kantine binnengewandeld. Hij runt een

Tekst: Jelle Feenstra
Foto’s: Rens Hooyenga, Jan Willem Schouten en Nationale
De FarmDroid is een voorbeeld van de opkomst van robots op de akkers in Nederland. Deze robot kan 24/7 zaaien en schoffelen.

MAAR DAN ZONDER GLAS’

akkerbouwbedrijf van 160 hectare in Wijster met 65 hectare pootgoed en verder uien, consumptieaardappelen, zetmeelaardappelen, suikerbieten en graan. Er wordt veel grasland geruild met melkveehouders. Enthousiast vertelt hij over het fertigatiesysteem, waarmee hij nu twee jaar werkt in de uienteelt. De druppelirrigatie met stikstof en kali geeft harde en grove rode uien. ‘En ze blijven ook gewoon twee weken langer staan.’ Ook Anselm past fertigeren naar volle tevredenheid toe op zijn bedrijf. ‘De kosten voor fertigeren zijn ook bijna € 2.000 per hectare. Dus je hebt ook echt wel extra tonnen of kwaliteitsverbetering nodig om de teelt beter te laten renderen’, geeft Hessel Kingma van Countus aan.

is goud waard voor het verder ontwikkelen en moderniseren van onze mooie akkerbouwsector.’

Wat heeft de Quality Grader jouw gebracht?

Robin: ‘Werkplezier, rust, arbeidsgemak. Deze sorteerder hoeft geen koffie en is nooit ziek. Omdat we werken met hoogwaardig pootgoedmateriaal is mijn vader er in de leeskamer nu altijd nog wel bij. Maar die machine blijft doorleren, dus dat hoeft straks

reden waarom de robotisering nu echt doorbreekt.’

Hessel: ‘Arbeid is een belangrijke driver voor robotisering, maar dat er minder gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn, speelt zeker ook een rol. Dus je hebt andere manieren van werken nodig en daarin kun je alleen investeren als er ook geld wordt verdiend op het bedrijf.’

Bouwmeester is volop aan het experimenteren met KPI’s en was een van de eerste telers in Nederland die ging werken met de zogeheten Quality Grader van Flikweert Vision, de elektronische en optische machine die aardappelen sorteert op kwaliteit. Onder akkerbouwers wordt de machine ‘de Flikweert’ genoemd. Anselm stelt hem meteen een vraag.

Robin, toen jij in de Flikweert stapte, toen dacht jij toch ook: ik weet niet wat dit mij gaat opleveren? Nou, hoe lang heb je dat ding inmiddels staan?

Robin: ‘Vijf jaar. En vanaf dag één was ik vol verbazing wat drie van die broekjes van 20, 21 jaar op gebied van computertechniek en AI kunnen. Aanvankelijk herkende de sorteerder aardappelen met rhizoctonia niet. Toen hebben we een aantal aangetaste aardappelen op de leesband gegooid, de Flikweert maakte foto na foto en een dag later hadden die jongens al een proefprogramma die de zieke aardappelen

‘TEKORT AAN ARBEIDSKRACHTEN VERSNELT DE KOMST VAN ROBOTS’

ook een keer niet meer. Wat Anselm zegt, je moet eerst beginnen met data ophalen. Die machine wordt daardoor steeds intelligenter waardoor jouw bedrijfsresultaat ook steeds beter wordt, omdat je steeds minder fouten hebt. De keurmeesters die hier komen varen ook al meer en meer op de kennis van de Flikweert en ik denk dat het op termijn zo is dat een keurmeester inlogt en de gegevens van de sorteerder kan uitlezen, zonder dat jij er zelf bij hoeft te zijn.’

De Qualtiy Grader en de Croptiscan op jullie bedrijven onderstrepen dat de robotisering nu snel doorzet.

Anselm: ‘Het tekort aan arbeidskrachten loopt de komende jaren alleen maar op. En als ze er al zijn, ben je flink wat geld kwijt. Dat, in combinatie met een goed verdienvermogen in de akkerbouw, is de

Robin: ‘Of meer gaan samenwerken met de buurman. Zo hebben wij een prima samenwerking met de buurman die een Ecorobotix heeft. Ik hoef die robot niet zelf in de schuur, heb daar ook helemaal geen verstand. Mijn buurman wel, laat hem daar mooi de specialist in blijven, hij vindt het leuk, stuurt een rekening en ik betaal daar graag voor.’

Iets anders: ik kan me voorstellen dat elektrische onkruidrobots op de akkers ook een boost kunnen geven aan het imago van de akkerbouw, daar waar het gaat om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Robin: ‘Dan moeten we dat verhaal wel beter gaan uitleggen. Ik denk namelijk dat we de spuitmachine alleen maar meer gaan zien. Binnen nu en vijf jaar spuiten we dankzij de cameratechnieken allemaal plaatsspecifiek. Dan gebruiken we fors minder middelen dan vroeger, maar rijden we wel vaker even het land op. Ik ga nu al vaker met de spuit het land op dan toen de regels nog niet zo streng waren. Dat er veel minder chemische middelen in de tank zitten en vaak zelfs ook helemaal niet, ziet de burger van de buitenkant niet. Dan spuit ik met knoflook, maar krijg ik toch nijdige blikken. We moeten een manier zien te vinden dat mensen dat beter begrijpen.’

Hessel: ‘Dat is vooral de boodschap blijven

Anselm Claassen: ‘Nu data verzamelen is straks goud waard.’
Hessel Kingma: ‘Telers zijn nu wel bereid om te veranderen.’
Robin Bouwmeester: ‘Vrolijke kleuren op de spuit misschien?’

vertellen.’

Robin: ‘Of allemaal vrolijke kleuren op je spuit gaan spuiten, die aangeven dat je groen bezig bent. Of een box erop zetten waaruit een stem klinkt die zegt dat we pepermuntextract spuiten. ‘Ruik maar, lekker! Of weet ik veel.’

Anselm: ‘Vorige week was ik met de spotsprayer op het land. Dankzij die uitvinding gebruik ik nu nog maar 10% aan middelen van wat ik enkele jaren geleden nog gebruikte. Dat verhaal lees je nooit terug in de media. In een spuitmachine zit vergif, dat is de ‘mindset’ in de publieke opinie. Terwijl het echte verhaal zo veel genuanceerder is.’

Even terug naar het werken met nieuwe en preciezere technologie en data: is het zo dat er straks een dataanalist langskomt in plaats van een teeltadviseur van de leverancier van gewasbeschermingsmiddelen of van de meststoffen?

Robin: ‘Ik denk dat een teeltadviseur nodig blijft, want bemesten en ziekten bestrijden blijft nodig, alleen dan veel nauwkeuriger en plaatsspecifieker.

Maar je moet die data eerst wel goed kunnen analyseren.

Anselm: ‘Ik denk dat dat stuk bij de gewasbeschermingsspecialist en de meststoffenleverancier komt te liggen.’

Hessel: ‘Als ik kijk wat er op jouw bedrijf nu allemaal al aan dataverzameling gebeurt, dan levert dat zo veel meer actuele data op dat je straks al

tijdens het groeiseizoen voortdurend kunt gaan bijsturen met bemesting of andere middelen. Als je dat vervolgens in een programma zet dat de goede vertaling maakt, ga je al bijna richting een volledig digitaal teeltadvies.’

We schuiven de komende jaren dus langzaam op richting een bijna volledig gecontroleerde teelt, zoals in de kas ook gebeurt.

Anselm: ‘Het enige wat er straks nog niet over onze akkers zit is glas. Maar eigenlijk gaan we die kant wel langzaam maar zeker op, een volledig gecontroleerde teelt in de open lucht, een glasteelt, maar dan zonder glas.’

Dus ook al is de teelt volledig gecontroleerd, je zit nog altijd wel met weersinvloeden.

Anselm: ‘Dat gaan we niet veranderen. Wat ik teleurstellend vind, is de nauwkeurigheid van de weersvoorspellingen, die blijft achter. Met alle technieken die er tegenwoordig zijn, zouden we in mijn ogen als boeren minder vaak verrast moeten worden door een regenbui. We vliegen inmiddels met z’n allen naar de maan, maar het weer accuraat voorspellen, blijft nog steeds lastig.’

Het werken op de manier zoals jullie doen, gebeurt dat al veel op bedrijven? Of zijn jullie echt wel een beetje voorlopers?

Anselm: ‘In mijn

beleving gebeurt er nog weinig. Voor de meeste telers is precisielandbouw en dataverzameling nu nog een brug te ver. Ik vind ook dat wij als akkerbouwsector op dit gebied ook achterlopen bij de melkveehouderij. Die heeft dankzij de melken voerrobots al heel veel interessante data waar ondernemer ook daadwerkelijk hun voordeel mee doen. Ik verwacht dat de akkerbouw daarin de komende jaren wel een inhaalslag gaat maken, waar we binnen vijf tot tien jaar van gaan profiteren.’

Robin: ‘Zo zie ik het ook. De akkerbouwer die nu data verzamelt, heeft daar in 2035 baat bij. Het levert kennis en daarmee voorsprong. Zo ben ik op mijn bedrijf ook volop bezig met het ontwikkelen van en werken met KPI’s. Omdat ik nog dertig jaar boer wil blijven zonder al te veel frustratie. En dan denk ik: als we met KPI’s een stuk rigide wetgeving kunnen vervangen, loop ik daar nu al vast graag in mee. Ik denk dat we met de KPI›s een soort van beginpunt hebben van hoe we bepaalde zaken op ons bedrijf goed kunnen kwantificeren. We kunnen wel blijven roepen: we zijn goed bezig, het gaat hartikke goed met de natuur, met het middelengebruik, met stikstof. Maar zolang we geen harde cijfers hebben, worden we overruled door iedereen die wel met cijfers komt. Dat moeten wij ook veel

Anselm Claassen: ‘Met alle technieken die er tegenwoordig zijn, zouden we in mijn ogen als boeren minder vaak verrast moeten worden door een regenbui.’

‘IK WIL GRAAG NOG DERTIG JAAR BOER BLIJVEN ZONDER AL TE VEEL FRUSTRATIE’

meer gaan doen.’

Hessel: ‘Ik denk dat Robin het goed zegt. Je kan de komende 30 jaar overal tegenaan blijven schoppen, maar dat gaat gepaard met 30 jaar ergernis. Ik zeg altijd: gestopt zijn met beter worden is gestopt zijn met goed zijn. Dus je moet continu blijven verbeteren. En dat merk ik bij jullie allebei, de intrinsieke motivatie om beter te worden.’

Zijn dit bij Countus gesprekken die je veel voert?

Hessel: ‘Dat begint wel meer te komen. In steeds meer studiegroepen is het onderwerp nu ‘strategie van de toekomst’. Daar zitten vaders en zonen aan tafel en voeren we discussies of er nu een nieuwe aardappelrooier of bewaarschuur bij moet óf dat je moet investeren in nieuwe technologie, dataverzameling en anders gaan telen en werken. Die gesprekken vinden wel steeds meer plaats. Ook omdat

er ruimte is voor investeringen in nieuwe ontwikkelingen.

Waar investeren akkerbouwers momenteel vooral in?

Hessel: ‘In de afgelopen jaren is er veel geïnvesteerd in nieuwe aardappelrooiers en bewaarschuren. We zien de productielijnen, de inschuurlijnen verbeteren. Wat nu echt meer begint te komen, is

‘AKKERBOUWER

TECHNOLOGIE’

het investeren in robotisering. Nieuwe technologieën om door te ontwikkelen, een stukje arbeid te vervangen en de gewasbeschermingsmiddelen reductie op te vangen. En een andere duidelijke beweging is dat telers veel meer gaan kijken naar de bodemgesteldheid op hun bedrijf. Hoe is het bodemleven? Wat doen de schimmels en de bacteriën in de bodem? Kunnen we het organische stofgehalte stimuleren met groenbemesters? En wat doet dan voor mijn rendement?’

Dat zijn mooie ontwikkelingen.

Hessel: ‘Daarom ben ik erg positief over de toekomst van de akkerbouw in Nederland. Waar in 2019 de hakken in de zand of in de klei gingen tegen verandering

zie je nu dat de veranderingsbereidheid in de akkerbouw sterk is gegroeid. De hele ontwikkeling met nieuwe technologieën maken de akkerbouwsector ook weer interessanter voor jonge mensen om in te gaan werken.’

Denk jij dat de akkerbouwer van

Fertigeren, ook een voorbeeld van vernieuwing in de akkerbouwer. Robin Bouwmeester is enthousiast: ‘De druppelirrigatie met stikstof en kali geeft harde en grove rode uien. En ze blijven ook gewoon twee weken langer staan.’

2040 andere skills nodig heeft dan de akkerbouwer van nu?

Hessel: ‘De akkerbouwer van de toekomst moet in de eerste plaats gewoon op en top boer blijven, dat is het allerbelangrijkste. Maar hij zal ook mee moeten in nieuwe technologie, in data-gedreven werken, in toch een beetje snappen hoe robots werken. En ook op ze durven te vertrouwen. Dat wordt nog een hele uitdaging, eigenwijs als hij is, ha, ha!’

Dat rondje door de gewassen blijft nodig?

Hessel: ‘Absoluut! Je moet altijd zelf het gewas blijven zien, de feeling met het product houden, de natuur blijven snappen. Want anders kun je de data niet vertalen naar de natuur.’

Anselm: ‘Alleen voor het ijken van de data is dat al hard nodig, is mijn ervaring.’

Hessel: ‘Akkerbouwers krijgen wel meer een controlerende taak in plaats van een uitvoerende taak, dat verwacht ik wel. Je gaat minder in de uitvoering en meer in de controle vanuit de kennis die je hebt.’

Robin: ‘Ik vind ‘het rondje over de akker’ ook de grote charme van het boer zijn. Dat je buiten met die gewassen bezig bent. Anders kan ik net zo goed een farming simulator kopen. Zo gaat het niet werken, daar geloof ik niks van.’

Het protoype van de Croptiscan, de ziektedetectierobot in pootgoed waarmee wordt geëxperimenteerd op het bedrijf van Anselm Claasen.

TEELT VOOR BIOBASED BOUW

Een mooie inkomstenbron voor boeren aan de ene kant en een forse verduurzaming in de bouwsector aan de andere. De teelt van gewassen voor biobased bouwen lijkt voor de hand te liggen. Toch gaat het niet vanzelf. Van agrariërs vraagt het lef en geduld. Saldo’s variëren nu vaak nog sterk en hebben soms moeite te concurreren met traditionele gewassen.

Tekst: Jean-Paul Taffijn

Foto’s: Idzard Schiphof, DealinGreen & GreenInclusive

Noord-Nederland heeft het stadium van uitproberen achter zich gelaten. Isolatiemateriaal van Friese hennep vindt zijn weg inmiddels naar de bouwsector. Groningse panelen van stro worden gebruikt in prefab-woningbouw. Drentse miscanthus wordt verwerkt in ecologische bouwblokken. En dat zijn maar een paar voorbeelden. Dat betekent niet dat de biobased-markt nu klaar is. Integendeel. Er is nog een flinke weg te gaan, maar de

toekomst biedt hoop. Vooral in Friesland wordt hard getrokken aan biobased. Circulair Friesland zit erbovenop, de politiek ziet het als speerpunt. Dat werkt. Vorige maand nog werd de provincie in Sao Paulo uitgeroepen tot koploper in de overgang naar een circulaire economie. De vraag vanuit de bouwsector groeit gestaag, net als het aanbod vanuit de landbouw. Boeren, bouwers en woningcorporaties maken afspraken over

opbrengsten en prijzen. Dat moet ook wel, want biobased lukt alleen goed door lokaal samen te werken, om voor zowel boeren als bouwers economische haalbaarheid te waarborgen. Voor dit type teelt lijkt duidelijk te gelden: kijk niet alleen naar het saldo nu, maar overweeg de kansen met het aantrekken van de biobouwmarkt. Alle tekenen wijzen richting groei.

Interesse in de lift

Nick Boersma van Circulair Friesland houdt zich bezig met het slaan van bruggen om de biobased economie vooruit te helpen. ‘Het gaat om het bouwen van ketens waarin vraag en aanbod bij elkaar komen. Dat is het lastige: je moet beide kanten stimuleren. Maar ik zie dat de interesse na een lastig begin in de lift zit. Bouwconcerns ontdekken de waarde en agrariërs zien kansen. Die zijn

Vezelhennep is het verst is het proces

VRAAGT LEF EN GEDULD

er ook echt.’

In het Noorden gaat het vooral om vezelhennep, vezelvlas en Miscanthus. Maar ook Paulownia komt eraan. Vezelhennep is het verst in het proces. GreenInclusive is vanuit Drachten al een paar jaar druk met het bijeenbrengen van afzet en afname. Honderd boeren sloten zich intussen aan. Zij telen vezelhennep voor dertig partijen die gegarandeerd afnemen. ‘Dat is dé manier om beide sectoren te verduurzamen’, vertelt Marthijs Roorda van GreenInclusive. ‘We moeten samenwerken, elkaar vasthouden en eerlijk zijn. En uiteindelijk helpen we de regionale economie zo verder. De risico’s én opbrengsten liggen niet bij één partij, maar bij alle aangesloten ketenpartners.’

De vezelhennep komt vooral terecht in isolatiemateriaal, omdat je ergens moet

SALDO’S BIOBASED-GEWASSEN VARIËREN STERK

Omdat het telen voor biobased bouwen relatief nieuw is en vooral de afzetmarkt zich nog maar net serieus ontwikkelt, variëren zowel de teeltopbrengsten als verkoopprijzen nog sterk. Voor vezelhennep komen de opbrengsten tot nu toe gemiddeld uit op ruim € 1.500 per hectare. Dat is inclusief de vergoeding voor CO₂-opslag via carbon credits, opnieuw met een sterke variatie. Ook al omdat het natte voorjaar van 2024 de teelt uitdagend maakte.

Met name de carboncredits zijn duidelijk in ontwikkeling en de prijzen daarvoor stijgen. De andere teelten voor biobased bouwen hebben daar ook hoge verwachtingen van om hun saldo’s te stimuleren. Miscantus leverde de afgelopen twee jaar in NoordNederland een gemiddeld opbrengst van € 2.000 per hectare op. Dit gewas brengt wel extra aanplantkosten met zich mee, waardoor zeker het eerste jaar de netto-opbrengst nihil of zelfs negatief kan zijn. Na drie jaar is Miscanthus pas volop in productie en eerder levert het qua opbrengst niet het volle potentieel.

Paulownia lijkt qua opbrengst en saldo momenteel het meest positieve potentieel te tonen, maar deze teelt vraagt ook de hoogste startinvestering, zo’n € 8.000 tot € 10.000 per hectare. Oogsten kan al vrij vlot, maar pas na zeven tot tien jaar is de productie op z’n top en kan er gemiddeld een saldo van € 7.500 per hectare per jaar worden behaald. Ook hier geldt dat de berekening een groot gehalte natte vingerwerk betreft, omdat er nog weinig telers zijn die meerdere jaren ervaring hebben en de markt zich nog duidelijk moet ontwikkelen en stabiliseren. Dat bepaalt ook de opbrengstprijzen in de nabije toekomst. Daarbij geldt dat deze teelt niet tegen te vochtige bodems kan en ook een hekel heeft aan vorst. Wie zich serieus wil richten op de teelt van gewassen voor de biobased bouwmarkt, doet er dan ook goed aan om alle teeltfacetten en marktkansen goed uit te diepen.

beginnen. Roorda: ‘Uiteindelijk kunnen de vezels ook toegepast worden in bouwplaten en akoestische platen en testen we ook andere interessante mogelijkheden. Dat is denk ik de volgende stap: dat we nog meer waarde toevoegen aan de vezelhennep door er nieuwe materialen van te maken. Het is ons doel om dat allemaal in Noord-Nederland te organiseren, van teelt tot de productie van hoogwaardige eindproducten.’

Boeren willen wel De bouwwereld volgt de agrarische sector, ziet Roorda. ‘In de bouw gaat het roer ook om, dat helpt enorm om in de landbouw versneld te kunnen verduurzamen mét economisch perspectief. Aan het aanbod

‘DE INTERESSE ZIT ECHT IN DE LIFT’

ligt het niet. De boeren telen graag, we hebben een wachtlijst, omdat wij de balans willen bewaken tussen vraag en aanbod, dat zorgt voor stabiliteit. Boeren zien economische kansen door een deel van

hun land voor hennep in te zetten. Als het niet nu meteen is, dan later. De bouwwereld verduurzaamt ook steeds sneller, dus dan kun je maar beter vast meedoen. Om ervaring op te doen, je netwerk uit te breiden en samen met ons in de stijgende vraag naar lokaal geteelde natuurlijke grondstoffen te voorzien.’

Teeltuitdagingen

Het voorbeeld van GreenInclusive trekt de aandacht uit de rest van het land, maar ook uit de omgeving. Als dat met hennep kan, dan moet het toch ook met andere gewassen kunnen? Reind Fokkens droomt daarvan. De eigenaar van Fokkens Grondgoed in Heerenveen ziet grote kansen met Miscanthus. ‘Ik ben het zelf gaan telen vorig jaar, op braakliggende grond bij Leeuwarden. Hoewel het best tegenviel, heb ik dit jaar de gok gewaagd en nog eens acht hectare in gebruik genomen.’ Miscanthus – olifantsgras in de volksmond – wordt elders (vooral in de Haarlemmermeerpolder) al gebruikt als grondstof in de bouw. Straatstenen, beton en bouwblokken worden versterkt met de vezels, met een daling van fossiele grondstoffen als gevolg. De keten is daar

ACHTERGROND

al opgezet, Fokkens is één van de partijen die dit ook in Noord-Nederland tracht te bewerkstelligen.

‘Gemeenten en provincies zouden het eigenlijk in hun bouwbestekken moeten beschrijven. Die tijd komt, denk ik. Langzaam maar zeker dringt door dat hier een kans ligt om CO₂ te verlagen en landbouw te stimuleren.’ De Milieu Kosten Indicator (MKI) die steeds belangrijker

‘HIER

LIGT EEN KANS OM VIA LANDBOUW CO2 TE VERLAGEN’

wordt, ligt bij het gebruik van Miscanthus in bouwstoffen erg laag. Afgezien daarvan wordt de teelt van dit soort gewassen door velen bestempeld als goed voor de bodemgezondheid.

Fokkens verbouwt het gewas op arealen die zijn aangewezen als bouwgrond. ‘Dan duurt het meestal nog vele jaren voordat er echt gebouwd wordt. Tot die tijd is Miscanthus een prachtig gewas.’ Maar wel één met teeltuitdagingen. Vooral onkruidbeheersing zonder bestrijdingsmiddelen maakt het lastig. ‘De plantafstand is groot, zodat er niet genoeg schaduw ontstaat om onkruid tegen te gaan. Maar ook dat is iets waar de sector wat op kan bedenken.’

Wachtlijst voor vlasteelt

Vlas wordt al heel lang verbouwd, vooral voor de linnenindustrie. ‘Dat is nog steeds zo’, vertelt Johan Dankert, akkerbouwer in Sint Annaparochie. ‘Maar je kunt meer delen van de vlasplant gebruiken en je hebt ook veel kwaliteitsverschil. Denk aan gordijnen in kantoren en ziekenhuizen, maar ook de bouw. De vezels van vlas zijn zo sterk dat je ze kunt gebruiken als vervanger van staal, in biocomposiet. In isolatiemateriaal wordt vlas

ook al langer toegepast. We zijn er veel over aan het praten, om te zien hoe we vraag en aanbod bij elkaar kunnen krijgen.’ Hoewel de teeltuitdagingen groter zijn dan die van bijvoorbeeld tarwe, is er genoeg interesse, zegt Dankert. ‘Er is een wachtlijst. Dat heeft vooral te maken met de oogsttrein, de machines zijn nu nog beperkt beschikbaar in het Noorden en dat is een limiterende factor voor de hoeveelheid hectares die vooralsnog hier succesvol geteeld kunnen worden. Een goed vlasjaar? Veel water in het voorjaar, vroeg zaaien en stabiel zomerweer.’

‘Aluminium’-bomen

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de Paulownia, het ‘aluminium onder de boomsoorten’. Het gewas groeit razendsnel en levert een lichte, maar ijzersterke houtsoort op. In plaatmateriaal, isolatieplaten, trappen en gevelbekleding wordt het hout mondiaal al gebruikt. De kroon kan worden verwerkt tot chips die als vezels in beton en cement terechtkomen.

Meerder boeren zijn ermee bezig in NoordNederland. Onder de naam Dealin Green werd jaren geleden al een keten opgezet om vraag en aanbod te verbinden. Dat werpt steeds meer vruchten af. ‘De eerste jaren moet je wat investeren in arbeid, voedingsstoffen en water, maar daarna heb je elk jaar oogst. Na zeven jaar zaag je de boom af en begint de cyclus opnieuw. Dat kun je zeven keer herhalen’, vertelde teler Paul Smolenaers onlangs op een bijeenkomst van kenniscoöperatie Niscoo in Heerenveen.

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de Paulownia, het ‘aluminium onder de boomsoorten’. Het gewas groeit razendsnel en levert een lichte, maar ijzersterke houtsoort op.
Voor isolatie van huizen zijn verschillende gewassen geschikt als grondstof en deze worden reeds benut.

‘HOPEN DAT MEERWAARDE

Hoe kijken jonge telers en adviseurs naar de toekomst van de akkerbouw? Hoe verwachten zij dat de sector zich de komende jaren ontwikkelt en deze erover tien jaar uitziet? Akker van het Noorden ging erover in gesprek met twee jonge telers en drie van hun adviseurs.

Tekst: Sjoerd Hofstee

Foto’s: TTW

Nicolas Buijck (25) is mede-eigenaar van het familiebedrijf in Sint Philipsland waar op een bedrijf van 80 hectare het bouwplan bestaat uit de teelt van aardappelen, bieten, tarwe, graszaad en groentezaden. ‘Als jij mij vraagt hoe de akkerbouw er over circa tien jaar uitziet dan denk ik dat veel afhangt van politieke besluiten

en dus wet- en regelgeving’, zegt Buick. ‘Tegelijkertijd heeft elke teler natuurlijk een eigen verantwoordelijkheid om daar zo goed mogelijk op te anticiperen. Ik denk dat dat onder andere vorm krijgt door veel meer gebruik te maken van mechanische onkruidbestrijding. Wij werken zelf al redelijk veel met bodemscans en ik verwacht dat

dit zich ook bij ons uitbreidt. Daarmee kun je beter sturen op wat de plant echt nodig heeft.’

Teler wordt ‘dokter’

Buijck hoopt dat inzet op wat de plant echt nodig heeft in de toekomst ook echt loont. ‘Ik heb zelf veel onderzoek gedaan naar spoorelementen in onze bodems en gewassen. Daaruit bleek onder andere dat het zinkgehalte in onze aardappelen te laag was. Daarom heb ik uit nieuwsgierigheid mijn eigen bloed getest en wat denk je: ook te laag. Daarop dienen wij nu meer zink toe aan de aardappelen zodat de gehaltes beter op peil zijn. Ik voel mij verantwoordelijk

Nicolas Buijck: ‘Als onze producten helpen de zorgkosten te drukken, dragen wij telers nog meer bij.’

LEVEREN IN DE TOEKOMST LOONT’

om daarop te sturen, maar voor dergelijk inzet krijg je niet echt extra betaald. Terwijl dit echt kan helpen om de zorgkosten te drukken en zo dragen wij als telers maatschappelijk echt wat bij. We zijn veel meer de dokter van de toekomst, dat zou ik graag willen zien. Eerlijk gezegd is dit misschien wel meer hopen dan dat ik het echt realistisch acht, maar het is voor mij wel een mooi streven.’

Buijck vervolgt dat hij niet negatief gestemd is en zo wil overkomen, maar dat hij het ziet gebeuren dat teelten uit Nederland verdwijnen doordat het middelengebruik in rap tempo aan banden wordt gelegd. ‘Het probleem dat ik daarmee heb, is

dat de producten nog net zo hard uit het buitenland worden gehaald en hier verkocht worden, terwijl de regels elders minder

‘IK

WIL MET BODEMSCANS

BETER STUREN OP WAT DE PLANT NODIG HEEFT’

streng zijn. Over zoiets wind ik mij wel eens op. Zelf zei ik eerder vaak dat ik zaaiuien wilde gaan telen, maar de mogelijkheden daarin zijn inmiddels dermate beperkt door minder toegestane middelen, dat ik het

niet meer aandurf. Met de teelt van chicorei zijn we om dezelfde reden eerder ook al gestopt.’

De jonge akkerbouwer noemt kritiek uit de maatschappij niet erg, maar zegt het idee te hebben dat veel mensen van buiten de landbouw niet een realistisch beeld hebben van de landbouw. ‘Mijn hoop is dat ketenpartijen ons de komende jaren meer en beter ondersteunen om onze positie te duiden en te verdedigen.’

‘Emotie regeert te vaak’

Ruben Ippel: ‘Ik geloof 100% dat bodemgezondheid de belangrijkerste sleutel is en voor een toekomstbestendige teelt.’

Zijn collega Ruben Ippel (22) uit Werkendam deelt die opvatting: ‘Als het bijvoorbeeld gaat over dat wij minder chemie mogen

TOEKOMSTVISIE

gebruiken, wind ik mij eerlijk gezegd nog wel eens op. Dat is omdat er in mijn optiek vaak en veel wordt geroepen door mensen die er weinig van afweten. Veel burgers roepen dat na en wij hebben het nakijken, terwijl lang niet altijd bewezen is dat iets schadelijk is. Als dat wel het geval is, ben ik niet tegen een verbod, maar te vaak regeert de emotie.’

Ippel is opgegroeid op een akkerbouwbedrijf, maar is nu onderdeel van het bedrijf Q Akkerbouw waar hij sinds begin dit jaar in een vof is gestapt.

‘Beide bedrijven liggen in de Brabantse Biesbosch. Het nadeel daarvan is dat er Natura2000 gebieden dichtbij liggen en dat kan best eens de nodige beperkingen geven de komende jaren. Een voordeel is wij hier eigenlijk nooit een watertekort hebben en daardoor minder snel beregeningsverboden. De bedrijven die blijven zullen in omvang vast doorgroeien en ik verwacht dat wij daar deels ook wel op inzetten, maar schaalvergroting is niet mijn eerste en belangrijkste doel. Ik wil graag alles goed doen en daarom volop aandacht kunnen geven. Dat is voor mij belangrijker dan groei.’

Het bedrijf Q Akkerbouw heeft een divers

bouwplan met consumptieaardappelen, een beetje eigen pootgoed, suikerbieten, tarwe, vlas en sperziebonen. ‘Op het ouderlijk bedrijf, dat in de buurt ligt, telen we nog iets meer rustgewassen. De laatste jaren zijn we daar extra aan de slag gegaan met inzet op beter bodembeheer. Daar wil ik de komende jaren bij Q Akkerbouw ook meer

‘VOOR MIJ IS ALLES GOED DOEN ROND DE TEELT

BELANGRIJKER DAN GROEI’

op inzetten. Omdat ik 100% geloof dat bodemgezondheid de belangrijkste sleutel is en voor een toekomstbestendige teelt. Alleen al om het feit dat we minder chemie mogen gebruiken en we ons eigen bodems dus nog weerbaarder moeten maken. Wij doen dat onder andere door meer vaste mest te gebruiken, dat is voor de bodem beter en het loont op middellange termijn ook wel doordat we minder kunstmest hoeven te gebruiken en de bodem dus gezonder wordt. Lastig is het ook wel eens omdat drijfmest aan laten voeren op korte termijn meer oplevert.’

Technologische vooruitgang

De jonge teler twijfelt er niet aan dat de technologie in verschillende vormen ook meer voet aan de grond krijgt. ‘Mechanische of op een natuurlijke wijze onkruid bestrijden valt nog niet altijd mee, maar we schuiven er vast en zeker meer naar op. Nu is er al veel mogelijk. Wij hebben bijvoorbeeld een universeelstrooier gekocht om plaatsspecifiek organische mest, compost en bijvoorbeeld gips toe te passen. Daar zie ik toekomst in. Ook poten we de aardappelen en zaaien we de bieten met GPS en taakkaarten op variabele afstand. Verdere uitbreiding in deze technieken zal de komende jaren vast plaatsvinden.’

Voor de afzet ziet Ippel de lokale verkoop via korte ketens de komende jaren verder groeien. ‘Daar zie ik persoonlijk ook wel heil in. Thuis verkopen we ook al friet van eigen aardappelen. Het is leuk om zo meer met je eigen product bezig te zijn en levert vaak ook betere marges op. Zulke kansen maken dat ik heel positief naar de toekomst van de akkerbouw kijk; het is genieten om voedsel te produceren voor mensen dichtbij én overal op de wereld.’

‘IDEALISME EN REALISME LIGGEN VER UIT ELKAAR’

Shirley Hekkert (26)

Werkt als operationeel manager bij TTW; heeft geen agrarische achtergrond maar volgde opleidingen tot aan het HBO die (deels) gericht waren op de agrarische sector en vond via die weg haar carrière in deze sector.

‘De hele agrarische sector heeft er mee te maken dat deze onder een maatschappelijk vergrootglas ligt. Tussen hoe burgers en boeren de landbouw beleven, zit dan ook best een grote kloof. Tenminste dat is wel het beeld dat ik krijg via vrienden en kennissen van buiten de landbouw. Ze hekelen de intensivering en schaalvergroting, maar willen tegelijkertijd veilig en vooral goedkoop voedsel. In mijn optiek loopt het idealisme en de economisch realiteitszin vaak ver uit elkaar. Tegelijkertijd zijn ze onze klanten en wonen de meeste mensen in de stedelijke gebieden. Je moet hun ideeën en wensen daarom wel serieus nemen. Het is ook door de wensen van de meeste burgers, die een verdere verduurzaming van de landbouw wil zien, waarom ik verwacht dat verduurzaming doorzet. De Nederlandse burgers zijn in directe of indirecte zin de belangrijkste klanten van de telers dus daarin moeten telers mee. Vandaag de dag hoor en lees je in die context veel over de inzet op regeneratieve teelt. Die term moet wel inhoud krijgen. Volgens mij willen we allemaal hetzelfde en dat is impact maken. Als telers er in slagen kwaliteit en opbrengst te behouden met minder meststoffen en middelengebruik dan maken ze impact. Dat is meer waard dan een mooie term of wat voort label dan ook. Van telers mag je verwachten dat ze durven af te wijken van hun routines om zo toekomstbestendig te blijven. Door meer te durven varen op data, kan dat ook. Tegelijkertijd is mijn hoop dat andere ketenpartijen ook wat bijdragen door de risico’s minder bij de teler neer te leggen. Ik denk dan bijvoorbeeld aan aardappelhandelshuizen. Nu nog leveren die vaak aardappelen zonder enige informatie af aan telers. Dat moet naar mijn idee echt anders. Bij veel meer openheid kunnen telers de planten veel gerichter en efficiënter behandelen en alle handelingen en behandeling rond de teelt ook beter naar de afnemers en burgers toe uitleggen.’

‘AUTOMATISERING HELPT ONS RICHTING DUURZAMERE TEELTMETHODES’

Lotte Mijs (19)

Is 1e jaar student aan de HAS, specialisatie bedrijfskunde & agribusiness en loopt stage bij TTW. Lotte groeide op in Ooltgensplaat op Goeree-Overflakkee op het ouderlijke akkerbouwbedrijf.

‘Ik verwacht dat de komende jaren de maatschappelijke druk om duurzamer te produceren toeneemt. Met behulp van automatisering en robotisering kunnen telers waarschijnlijk ook duurzamer en efficiënter produceren. Met efficiënter bedoel ik dat je middelen louter toedient daar waar ze nodig zijn en alleen als ze echt nodig zijn. Dat burgers om een duurzamere teeltwijze vragen, vind ik ook best logisch en prima. Alleen heb ik het idee dat veel burgers hun kennis erg onvolledig is en vooral gevormd wordt door beeldvorming op social media. Vaak worden zaken verkeerd uitgelegd en het ligt ook best vaak gevoelig. Ik let daarom ook wel op mijn woorden in discussies met mensen van buiten de landbouw. Daarmee bedoel ik zeker niet dat we niet met burgers in gesprek moeten blijven en naar hun wensen moeten luisteren. Ook al is dat dat soms lastig, vooral als het beeld weer eens negatief is rond de landbouw. Tegenwoordig hoor ik wel van alles over dat het regeneratief moet, maar het is niet duidelijk wat dat dan inhoudt. Dat die definitie niet duidelijk is, is enerzijds niet erg: je kunt het daardoor mooi flexibel invullen. Maar anderzijds is het lastig, want we weten niet waar op te koersen en wat verandert en dan eigenlijk als we zeggen: we gaan regeneratief telen. Terwijl we niet duidelijk hebben wat dat in moet houden. Zelf vind ik de ontwikkelingen rond korte ketens interessant. Ik verwacht dat dat groeit in de akkerbouw en ik zie daar ook wel kansen in, wellicht op ons eigen akkerbouwbedrijf thuis waar ik na mijn opleiding actief hoop te worden. Werken in korte ketens zorgt voor meer direct contact en ik denk daarmee ook meer begrip. De toekomst is uitdagend, maar met automatisering, robotsering en data gestuurd telen is veel mogelijk. Of het regeneratief heet of niet, duurzamer zal het moeten. En dat gaat lukken ook.’

‘DE TOEKOMST VRAAGT MEER PROACTIEF EN PREVENTIEF WERKEN’

Ben van Paassen (24)

Werkt als teeltadviseur voor TTW met een specialisatie in witlofteelt. Studeerde in Delft en groeide op op een melkveehouderijbedrijf nabij Pijnacker.

‘Het is altijd erg lastig om in de toekomst te kijken, maar de weg naar meer robotisering en digitalisering is al ingezet en ik verwacht dat dat zich de komende jaren duidelijk doorzet. Dat betekent voor mij als teeltadviseur ook dat ik die ontwikkelingen goed moet volgen; dat is een vereiste voor adviseurs in de toekomst, dat je meebeweegt en weet hoe de moderne techniek benut kan worden. Door maatschappelijke en politieke druk kan het best zijn dat bepaalde teelten in Nederland sterk onder druk komen te staan. Ik begrijp dat sommige telers dit als bedreigend ervaren, zeker met de toenemende wet- en regelgeving. Toch geloof ik dat juist in zulke moeilijkheden ook kansen schuilen. Naarmate de uitdagingen groter worden, neemt vaak ook het specialisme toe – en daarmee de potentiële economische waarde. Een goed voorbeeld is de witlofteelt, waarin ik zelf actief ben: een vrij specialistische teelt die niet voor iedere teler geschikt of aantrekkelijk is. Of je het regeneratief kunt en wilt noemen maakt wellicht niet heel veel uit, maar ik denk dat telers wel willen en moeten werken aan veerkrachtige bodems en weerbare teeltmethodes. Dat vergroot ook de kansen om de dreiging van minder chemiegebruik het hoofd te bieden. Dit vraagt denk ik wel een andere mindset en meer preventief en proactief werken. Natuurlijk is dat soms makkelijker gezegd dan gedaan, maar toch denk ik: je kunt wel elke dag stil blijven staan bij alles wat moeilijker wordt of voelt, maar dat draagt weinig bij. Ik denk dat het voor telers nu, maar zeker in de toekomst, belangrijk is om met anderen in de sector te sparren. Vroegtijdig de uitdagingen en kansen richting het volgende seizoen delen. Dat kan een adviseur zijn, maar het kan ook prima met collega’s. Het valt niet te ontkennen dat er grote uitdagingen liggen, maar ik ben vooral nieuwsgierig en behoud mijn positieve grondslag ook wat betreft toekomstkansen voor de akkerbouw in Nederland.’

Peter, hoe maak ik mijn bedrijf toekomstbestendig?

Als akkerbouwer sta je voor een grote uitdaging. Je wil je grond namelijk maximaal benutten, maar je wil ‘m niet uitputten. Tegelijkertijd wil je zorgen voor een gezonde onderneming.

Daarbij is het heel belangrijk dat je de juiste keuzes maakt. En ondanks dat jij heel goed weet welke opties je hebt, bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid, is het fijn om iemand te hebben die jou bij deze keuzes ondersteunt. Countus is specialist in de agrosector en kan jou helpen om je onderneming toekomstbestendig te maken. Wil je hier een keer over sparren? Kom voor een kennismaking gerust en vrijblijvend langs bij één van onze vestigingen. Een digitale kennismaking kan natuurlijk ook!

Countus Assen

0592 20 00 07

Countus Dronten

0321 38 28 45

Countus Emmeloord

0527 61 33 41

Countus Hardenberg 0523 28 08 80

Countus Joure 0513 65 79 90

Countus Leek 0594 55 85 25

Countus Leeuwarden 058 21 001 01

Countus Steenwijk 0521 53 47 00

Countus Zeewolde 036 52 214 37

Countus Zwolle 038 45 526 00

BOEREN IN DE VS VERSUS DE EU

Jake Zajkowski is een agrarisch journalist uit de Verenigde Staten. Vanaf begin dit jaar woonde en studeerde hij een half jaar in Oostenrijk en reisde door Europa om het landschap en de landbouw persoonlijk te ondergaan. Voor Akker van het Noorden beschrijft hij zijn bevindingen en vergelijkt hij de VS en EU op landbouwgebied.

Tekst: Jake Zajkowski

Foto’s: Landpixel & eigen foto

Tijdens mijn eerste bezoek aan Nederland noemde ik betalingen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid subsidies, totdat een Nederlandse boerin me snel corrigeerde: ‘Het zijn betalingen voor publieke diensten’, zei ze resoluut. In Europa leerde ik al snel dat boeren niet alleen worden gecompenseerd om voedsel te verbouwen, maar ook om landschappen te beheren en het plattelandsleven te behouden. Deze betalingen zijn geen fooien, maar contracten met de maatschappij. Dus, boert iedereen voor het algemeen belang? Het antwoord hangt volgens mij af van waar je boert en hoe je overheid dat werk waardeert.

Zoek de verschillen

Reizen door Europa maakt me meteen duidelijk dat de landbouw allesbehalve uniform is. In Nederland bezocht ik export gedreven tuinbouwkassen en hightech melkveebedrijven. Op de Balkan ontmoette ik groentetelers met bescheiden percelen die afhankelijk zijn van EU-betalingen om te overleven – en die enorm trots zijn op hun levensonderhoud. De VS heeft meer dan twee keer zoveel landbouwgrond als de EU, maar Europa heeft vijf keer zoveel boeren. Ondanks kleinere gemiddelde landbouwomvang, heeft Europa een grotere plattelandsbevolking, 25% versus 18%. Beide zijn sterk afhankelijk van landbouwbeleid voor plattelandsinkomen, voedselzekerheid en economische stabiliteit, maar hun systemen lopen aanzienlijk uiteen. In de VS besteedt de overheid via de zogenoemde ‘Farm Bill’ ongeveer 75% van het budget aan ondersteuning van verschillende

voedselhulpprogramma’s. De resterende 25%, ongeveer $ 102 miljard, ondersteunt landbouwgerelateerde programma’s, waaronder gewasverzekeringen, rampenbestrijding, handelscompensatie, marketing en natuurbehoud. Ruim 35% van deze landbouwgerichte financiering ondersteunt vrijwillig natuurbehoud. In tegenstelling tot Europa zijn Amerikaanse landbouwprogramma’s niet gegarandeerd: boeren moeten jaarlijks een aanvraag indienen via lokale kantoren van de Farm Service Agency en voldoen aan de toelatingscriteria om de steun te ontvangen. Het Europese GLB verdeelt

‘CORRECTIE: SUBSIDIES ZIJN GEEN SUBSIDIES MAAR VERGOEDINGEN’

de financiering over directe betalingen en plattelandsontwikkeling, maar mist een ondersteuningssystematiek van voedselhulpprogramma’s zoals de VS die dus wel kent. Veel GLB-betalingen zijn losgekoppeld van de productie, terwijl Amerikaanse losgekoppelde betalingen beperkt zijn tot bepaalde gewassen, voornamelijk granen, en niet jaarlijks gegarandeerd zijn. Beide systemen zijn gericht op het stimuleren van duurzaamheid, wanneer de politieke omstandigheden dit toelaten. In de EU blijft iets minder dan 5

procent van de GLB-uitgaven, ongeveer € 2,7 miljard, gekoppeld aan specifieke soorten eco-diensten. Daarentegen trekt de VS jaarlijks $ 6 miljard dollar uit voor natuurbehoudprogramma’s, waarbij boeren zich moeten aanmelden en moeten voldoen aan criteria met betrekking tot de oppervlakte van hun landbouwareaal.

Landbouwbeleid is handelsbeleid Het is surrealistisch om te zien hoe de huidige Amerikaanse overheid politiek en economisch botst met oude bondgenoten zoals Canada, Mexico en de EU. Amerikaanse boeren hebben verrassend terughoudend gereageerd op wijdverbreide handelsverstoringen: hoge tarieven, vergeldingsmaatregelen en langdurige onderbrekingen in de handelsoorlog. Sojabonentelers en andere exportafhankelijke sectoren hebben stilletjes gelobbyd, voorzichtig maar hoopvol dat beloften om de markten te herstellen nagekomen zullen worden. Sommige groeperingen hebben de verstoring toegejuicht. De Amerikaanse Dairy Export Council (DZC) dringt al lang aan op meer toegang tot Europese markten, waar zij stellen dat het gebruik van geografische aanduidingen (GA’s) door de EU om de kaasimport te beperken, concurrentieverstorend is. Andere sectoren, zoals rund- en lamsvlees, hebben tarieven omarmd als hefboom in wereldwijde onderhandelingen. Ook al spreken boeren in Europa en Amerika niet rechtstreeks met elkaar, ze zijn constant in gesprek via markten, handelsbeleid en overheidssteunmechanismen. En in 2025 zie ik die systemen, zeker als je ze letterlijk vergelijkt, in rap tempo herschreven worden. De vraag is nu niet alleen wie er betaald krijgt om te boeren, maar ook wie, zowel in de VS als de EU, mag bepalen waar de landbouw in essentie voor dient.

Jake Zajkowski: ‘Landbouwsystemen worden momenteel volledig herschreven.’
Volgens Jake Zajkowski voelen veel boeren in de VS zich onder deze regering meer gezien en gehoord dan onder eerdere. Maar volgens hem hebben vooral de extreme bezuinigingen die de Trump-regering doorvoert gevolgen die nu nog niet te overzien zijn.

VERZAMELDE DATA TILT TEELT

Akkerbouwer Klaas Jan Jensma in het Friese Hijum maakt sinds een paar jaar gebruik van het online registratieprogramma Farm24. Jensma gelooft in de kracht van data om zijn bedrijf vooruit te helpen. ‘Met minder input meer opbrengst genereren, dat is het doel.’

Tekst en foto’s: Bouke Poelsma

Meten is weten. Dat hoef je de Friese akkerbouwer Klaas Jan Jensma niet uit te leggen. Er ontgaat hem maar weinig. Iedere week maakt hij een rondje langs zijn percelen om de stand van de gewassen bij te houden en vast te leggen. In de laadbak van zijn imposante Chevrolet pick-up (550 pk) – een recent cadeautje aan zichzelf – bewaart hij een kleine doehet-zelf-kit voor monsternames. Jensma tovert onder andere een aardappelgreep, een emmer, een weegschaal en een rolmaat tevoorschijn. Terwijl medewerker Arjan verderop in het perceel bezig is de pootaardappelen van het ras Twinner te beschermen tegen ziektes, spit Jensma een paar planten uit de rug. Terug bij de pick-up werkt de Fries zijn vaste routine af. Hij kijkt naar het aantal stengels, meet het loof en telt en weegt de knollen. De gegevens voert hij in op zijn telefoon. ‘Ja, dit is tijdrovend’, zo erkent hij. ‘Maar het maakt me een stuk bewuster van datgene waar ik mee bezig ben. Ik kan precies zien of we de ideale groeicurves volgen.’

Bemesten op sensordata Jensma legt de resultaten van de

monsternames naast de gegevens van het online registratieprogramma Farm24. Dat is een slim systeem, waarmee alle activiteit én voortgang op de percelen wordt bijgehouden. Jensma werkt sinds drie jaar met het systeem. Samen met zijn adviseur spart Jensma over de resultaten en de verbeterpunten. Op de kopakker maakt medewerker Arjan zich intussen op voor de volgende gang

‘DIT GAAT VEEL VERDER DAN HET MAKEN VAN TAAKKAARTEN’

door de Twinner-aardappelplanten. De getrokken veldspuit Hardi Aeon Twin Force – met een spuitboombreedte van 33 meter – is voorzien van slimme sensoren. Daarmee wordt de groei én het stikstofgehalte van het gewas gemonitord. Voor het derde jaar op rij voert Jensma de stikstofbemesting bij zijn pootaardappelen

uit op basis van sensordata. Hoogland BV levert maatwerkmeststoffen voor de akkerbouw in Noord-Nederland, gebaseerd op bodemanalyse en gewasbehoefte, inclusief advisering. Dat doen ze ook bij Jensma. ‘Met minder input meer opbrengst genereren, dat is het doel. We hebben data nodig om verbeteringen door te voeren en fouten voor te blijven. We kunnen op perceelniveau analyseren en patronen herkennen. Daar kunnen we naar handelen. Met precisielandbouw kijk je veel gerichter en werk je tot op perceelniveau om de potentie uit je gewas te halen. Dat gaat veel verder dan het maken van taakkaarten.’

Volledig ingericht

Het merkonafhankelijke Farm24 is op dit moment met name actief in Noordwest Europa en Brazilië. In Nederland werken zo’n 85 akkerbouwers en vollegrondsgroentetelers met het systeem, variërend van het gebruik van het Farm24platform voor teeltregistraties tot volledige inrichting met Farm24-hardware op het machinepark, zo leert navraag bij CEO Gerard van Nieuwenhuijzen. Langs de Friese Waddenkust maken op dit moment tien akkerbouwers gebruik van het systeem. Twee van hen zijn volledig ingericht met de hardware. Naast Klaas Jan Jensma gaat het om Bote Terpstra, die in het iets verderop gelegen Marrum boert. ‘We merken dat veel boeren wat moe beginnen te worden van precisielandbouw. De laatste jaren zijn

NAAR EEN HOGER PLAN

heel veel deeloplossingen ontwikkeld en op de markt verschenen en daardoor zien veel boeren door de bomen het bos niet meer. Farm24 is een totaaloplossing.’ De kosten voor het gebruik zijn opgebouwd uit verschillende componenten en verschillen per bedrijf. Jensma heeft zijn bedrijf volledig met het systeem ingericht. Dat betekent dat al zijn zes trekkers over een zogenoemde Agrobox beschikken. Daarmee worden alle data van de machines, zoals dieselverbruik, toerental, hefinrichting, aftakastoerental, de snelheid én de GPS-locatie geregistreerd. De aanschafkosten van deze registratiekast bedragen € 1.790 per stuk. De jaarlijkse abonnementskosten komen uit op € 275 per box. Ook de getrokken machines zijn uitgerust met sensoren, die in verbinding staan met de Agrobox. Deze S-Box sensoren kosten € 105 euro per stuk en zijn, indien gewenst, te koppelen met allerlei soorten sensoren. Verder is er nog het abonnement op het platform met een basis van € 500 en zijn er diverse teeltmodules beschikbaar.

Kosten gaan voor de baat uit

De kosten gaan voor de baat uit, zegt Jensma. Hij vindt het lastig om aan te geven wat het slimme registratieprogramma hem financieel gezien nu al oplevert.

‘MINDER IS MEER GEWORDEN’

Klaas Jan Jensma (48) heeft in het Friese Hijum een akkerbouwbedrijf. De ondernemer heeft 220 hectare in gebruik. Pootaardappelen vormen met 75 hectare de hoofdmoot. Jensma teelt 12 verschillende rassen. Daarnaast heeft hij 70 hectare tarwe en 25 hectare rode en gele zaaiuien. Het resterende areaal wordt gebruikt voor de teelt van broccoli en tulpen. Ook ruilt Jensma grond met melkveehouders. Na de forse groei in 2014 – toen Jensma een boerderij met 100 hectare in Ferwerd kocht – volgden enkele moeizame jaren. ‘Het was stampen, waarbij de opbrengst en kwaliteit te wensen overlieten’, zegt de ondernemer. Een jaar of vier geleden ging hij terug van 100 naar 75 hectare pootaardappelen. ‘Minder is meer geworden, met een betere kwaliteit, een hogere opbrengst en dezelfde omzet. We kunnen nu beter de puntjes op de i zetten, ook met hulp van data en opbrengstmetingen. De ondernemer heeft vier kinderen, die er allemaal voor openstaan om boer te worden.

Klaas Jan Jensma nam dit groeiseizoen een nieuwe veldspuit in gebruik. De Hardi

met pulserende doppen. Met luchtondersteuning wordt drift tegengegaan.

het middelengebruik met deze spuit met een kwart te reduceren.

is

Aeon Twin Force
uitgerust
Hij verwacht

‘De meerwaarde zit ‘m voor mij in het verzamelen van data. Daar doen we op lange termijn ons voordeel mee.’ Volgens Van Nieuwenhuijzen kunnen telers direct winst behalen met efficiëntere inzet van machines en middelen en minder handmatige registratie. Door producten in de teelt alleen toe te dienen op de juiste plekken en op de juiste momenten – gebaseerd op data – wordt bespaard op het gebruik van middelen en is een kwaliteitsimpuls mogelijk. ‘Het effect op de kwaliteit en de opbrengst zal per bedrijf en gebied verschillen. De ondergrens van akkerbouwbedrijven gaat omhoog. Zij

worden stabieler. Akkerbouwers kunnen hun jarenlange praktijkervaring combineren met data. Dat levert nieuwe inzichten en discussies op.’

Gezonde dosis boereneigenwijsheid Jensma gelooft in de kracht van data. Maar de ondernemer beschikt ook nog altijd over een gezonde dosis boereneigenwijsheid. ‘Farm24 is een hulpmiddel, maar je moet zelf handelen en beslissen. Het systeem maakt me fanatieker. Ik wil het optimale eruit halen. Voor ons is het zaak om alle binnenkomende data goed te stroomlijnen.

Daar kunnen we nog een optimalisatieslag in maken, om tot een optimale benutting te komen.’ Jensma zou graag zien dat de aardappel- en uienrooier worden uitgerust met opbrengstmeting. ‘Dat is een dure optie, maar het perfecte systeem is er nu nog niet. We willen meer inzicht in de oogst krijgen. We kunnen sturen tijdens de oogst, maar missen het uiteindelijke opbrengstresultaat. Bij pootgoed is het van belang om de optimale maat te registreren. Dat ontbreekt er nu nog aan.’ Jensma wil nog enkele verbeterslagen doorvoeren. Het rooien duurt hem nu nog te lang en de droogcapaciteit is onvoldoende. ‘Er valt nog veel te verbeteren. Maar we hebben de grip terug.’

Jensma nam dit groeiseizoen een nieuwe veldspuit in gebruik. Die kostte € 240.000. ‘De vorige spuit heeft 13 jaar dienst gedaan’, aldus de ondernemer. De Hardi Aeon Twin Force is uitgerust met pulserende doppen. Met luchtondersteuning wordt drift tegengegaan. Dat zorgt voor een betere en efficiëntere bedekking. Jensma verwacht het middelengebruik met deze spuit met een kwart te reduceren. ‘De goedkopere variant van deze spuit kostte € 170.000. Met de forse reductie van het middelengebruik verwacht ik de meerkosten binnen vier jaar terug te

Meten is weten voor akkerbouwer Klaas Jan Jensma. Iedere week maakt hij een rondje langs zijn percelen om de stand van de gewassen bij te houden en vast te leggen. Hier spit hij een paar planten uit de rug.
Eenmaal terug bij de pick-up werkt Jensma zijn vaste routine af. Hij kijkt naar het aantal stengels, meet het loof en telt en weegt de knollen. De gegevens voert hij in op zijn telefoon.

verdienen.’ Jensma betaalde dit voorjaar wel leergeld met de nieuwe spuit. Op een verderop gelegen perceel van 15 hectare rode en gele zaaiuien werd achteraf gezien te veel middel ingezet. ‘Daardoor hebben we de groei geremd en benutten we niet het volledige potentieel. De loofgroei is niet optimaal en bevindt zich onder de curve. Daar baal ik van. Maar we maken een inhaalslag.’

Versnelde overgang op automatisering Jensma zet het werk op de boerderij rond met drie vaste en ervaren medewerkers. Hij betrekt hen actief bij de stappen die hij zet op het gebied van precisielandbouw. ‘Tijdens de koffiepauzes praten we erover. Ze kunnen ook allemaal inloggen in het systeem’, zegt Jensma. De data van de Agroboxen verschaffen veel inzicht. Jensma waakt ervoor om zijn medewerkers continu in de gaten te houden. Het moet geen ‘big brother is watching you’ worden. Namen noemen is ook niet altijd nodig. Verbeterpunten kunnen ook anoniem en in algemene zin aan de koffietafel worden doorgespeeld.

‘Soms zie ik aan

De akkerbouwer legt de resultaten van de monsternames naast de gegevens van het online registratieprogramma.

kleine dingen waarom het kopeggen op het ene perceel sneller gaat dan op het andere perceel. De ene chauffeur heeft aan

‘IK BEN GEZEGEND MET EEN

BETROKKEN TEAM’

twee keer steken genoeg, terwijl de andere bestuurder drie keer steekt om te keren. Op een dag scheelt dat veel tijd.’ De Friese akkerbouwer voorziet een toekomst waarin hij en zijn medewerkers

minder tijd op autonome machines hoeven door te brengen. Met een Rumexspotsprayer maakt Jensma samen met twee collega’s feitelijk al gebruik van een robot. ‘Ik ben gezegend met een betrokken team, dat uit goede medewerkers bestaat. Maar het nijpende gebrek aan personeel dwingt de sector versneld over te gaan op automatisering. Zelf denk ik dat er altijd werk blijft. We hebben misschien minder handelingen nodig, maar moeten wel blijven aansturen. Tegelijk: ik zie ook nog geen robot voor me die zelf een greppel schept.’

DE NATUUR BLIJFT DE BAAS

Het is 2035. Over onze akkers rijden inmiddels meer autonome voertuigen die zonder morren zaaien, schoffelen en onkruid trekken. Robots, zoals de pootgoedziektedetectierobot, herkennen ziekten eerder dan het menselijk oog ooit kon. Bodems worden continu gemonitord door sensoren die weten wat er leeft en wat er mist. De gewasontwikkelingen worden met drones in de gaten gehouden. Met die informatie wordt het uitgewerkte bemestingsplan just-in-time en op de juiste plek op ingezet eventueel met druppelslangen.

Robots en trekkers rijden grotendeels op eigen opgewekte energie en worden ‘getankt’ met de accu op het eigen bedrijf. De uitstoot van broeikasgassen, stikstof en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is drastisch gedaald. Een deel van de uitdagingen wordt ook opgelost met veredeling. Met nieuwe rassen, die beter bestand zijn tegen droogte of bepaalde ziekten. Deze ontwikkeling wordt ondersteund vanuit nieuwe veredelingstechnieken.

Daarnaast heeft een vorm van regeneratieve landbouw in tien jaar tijd de plek ingenomen van het meer traditionele ‘input-denken’. Boeren sturen met regeneratieve maatregelen binnen doelsturing op de verschillende doelen: bodemleven, koolstofopslag, biodiversiteit en waterkwaliteit. We voeden de bodem, zodat de bodem ons voedt.

En toch… ondanks al deze vooruitgang, blijft er één constante: de natuur. Want hoe goed we ook sturen op data, hoe slim onze algoritmen ook worden, we kunnen het weer nog steeds niet programmeren. Zelfs het voorspellen van het weer blijft moeilijk, dit ervaren we regelmatig. Regen komt en gaat zonder aankondiging. Een nat voorjaar stelt onze schema’s fors bij. Een nieuwe schimmelziekte verspreidt zich in een paar weken over het hele land – en is onbekend voor onze modellen.

Juist in deze tijd van precisie en innovatie groeit het besef dat je nooit 100% controle hebt. In plaats van tegen de natuur in te werken, zullen we haar steeds beter leren lezen. Flexibiliteit blijft belangrijker dan planning. Vakmanschap en fingerspitzen gevoel van de akkerbouwer blijft noodzakelijk om samen met de natuur te werken en de juiste keuzes te maken ondersteund vanuit data. Al met al vergt deze verandering een investering van de individuele akkerbouwer. Een financiële investering in nieuwe machines en nieuwe technologieën maar ook tijd investeren in kennis en nieuwe inzichten en een veranderende werkomgeving.

De toekomst van de akkerbouw is innovatief én natuurbewust. Technologie helpt ons, maar uiteindelijk telen we nog steeds op de akkers onder de open hemel. En wie goed wil boeren in 2035, weet één ding zeker: de natuur blijft de baas.

Hessel Kingma, Branchespecialist Akkerbouw bij Countus

Benieuwd wat TTW voor uw teelt of keten kan betekenen?

Krijg grip op wat er écht gebeurt in bodem en gewas –met actuele metingen, historische data en advies dat past bij uw teelt, uw keten en uw doelen.

Scan de QR-code voor onze contact gegevens. Of kijk op www.ttw.nl

Voor een gezonde, groene en duurzame toekomst

Scan de QR-code voor vacatures en stageplekken!

Scan de QR-code voor onze contactgegevens!

BIETENBOOSTERS

• Combineer BICANTA ® met TERN ®

• Til de aanpak van bladziekten naar een hoger niveau

• Voor langdurig gezond groen blad

• Voor een hogere opbrengst met meer suiker

• Mag in grondwaterbeschermingsgebieden

Syngenta Crop Protection B.V., Postbus 512, 4600 AM Bergen op Zoom. Tel. 0164 225 500, www.syngenta.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.