Melk van het Noorden XXIII, december 2025

Page 1


DE ECHTE KOSTEN EN BATEN WORDEN LEIDEND

HAPPY

MARKT

HAPPY MAATSCHAPPIJ

HAPPY MELKVEEHOUDERS

Wij hebben altijd gelijk!

Eigen recepten op basis van grondstofkeuze

Vaste samenstelling

Prijstechnisch competitief

Maatbrok op basis van grondstofkennis

Op basis van onze jarenlange kennis van grondstoffen stellen wij ons eigen specifieke mengvoer samen! Onze adviseurs maken de keuzes op basis van hun ervaring met de grondstoffen en de werking ervan in de koe. De nutritionele waarden zijn bij ons dus niet leidend.

Al onze brokken staan vast op samenstelling en er wordt niet geschoven in het recept, behalve wanneer de adviseur of klant deze keuze maken.

Doordat we op verschillende locaties brok laten produceren, zijn we enorm flexibel, prijstechnisch zéér competitief en kunnen we praktisch iedere wens invullen.

Onze rundveeadviseurs denken graag mee over wat specifiek bij jouw koeien en bedrijf past!

38-39-40-41 44-45

46-47-49 50-51 54-55

58-59-61

62-63-64-65 66

INHOUD

HIDDEN BILL OF HIDDEN REVENUE? ZOEK HET UIT!

TRUE VALUE EN TRUE PRICING KOMEN ERAAN

FRANSE MELKVEESECTOR LONKT NAAR JONGE EMIGRANTEN

‘DE BOER ALS STROOMAANBIEDER WORDT KOMENDE JAREN DÉ TREND’

OP NAAR MEER NATUUR, SCHONE ENERGIE EN BETER LEVEN-MELK

GRASLAND ONDER DE PLOEG

‘IK BELEEF ENORM VEEL PLEZIER AAN HET BOER ZIJN’ BOER RIJDT BIETEN

MASTITISMANAGEMENT: DOELEN STELLEN EN VOLHOUDEN

MELK VAN HET NOORDEN ON TOUR: STUDIEREIS NAAR NOORD-FRANKRIJK

MELK VAN HET NOORDEN ON TOUR: STUDIEREIS NAAR DENEMARKEN

PRATEN OVER GEVOELENS IS NIET ZWAK

BEWEGINGSRUIMTE BEHOUDEN ALS SLEUTEL NAAR DE TOEKOMST

MESTAFZETKOSTEN DRUKKEN DOOR MEER MELK EN STRO IN DE BOXEN

WEGVALLEN DEROGATIE ZET WEIDEGANG EXTRA ONDER DRUK

PIETER DE JONG: ‘MELK VERDIENT FORENSISCH ONDERZOEK’ ‘PLAN PERCELEN OOK IN ALS PRODUCTIEGROEPEN’

‘WIJ STREVEN NAAR VEEL MELK PER KOE EN PER MAN’ RENURE BRENGT OVERVOLLE MEST MARKT IN 2026 NIET IN BALANS

HOE KOMEN WE WEER TOT SCOREN…

Deze uitgave van Melk van het Noorden is gemaakt in samenwerking met een aantal bedrijven. Te weten: Agriland Assurantieadvies, AgriPlaza makelaars, Berg Agri, Broekens Mechanisatie, Eurofins Agro, Hoogland BV, Hulst Wind Energy, Lely Center Heerenveen, LokaalStroom, Luimstra LoonGrondverzet- en Transportbedrijf, Niscoo, Speerstra Feed Ingredients, Accountantskantoor Van der Veen & Kromhout, Werff talent en W.H. van der Heide Voedertransport en Opslagsystemen.

• Uitgever: Persbureau Langs de Melkweg Adres uitgever: Persbureau Langs de Melkweg Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl

• Redactie: Sjoerd Hofstee en Jelle Feenstra Verder werkten mee: Bouke Poelsma, Jelte Albada, Janet Beekman, Sanne van Raalte, Alice Booij, Jorg Tönjes, Theo Galama, Landpixel, Marcel van Kammen, Anne van der Woude, Marcus Pasveer, Video Foto de Vries, en Binne-Louw Katsma.

• Vormgeving: HD Creativity, Houssam Diab

• Druk: Senefelder Misset

• ISSN-Nummer: 2667-2642

• Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder melkveehouders en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, het overgrote deel van Noord-Holland en de bovenste helft van Overijssel.

Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dat aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl

Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Persbureau Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.

Vind alle artikelen én meer nieuws op www.melkvanhetnoorden.nl

ADVERTENTIE

De agrarisch nancieringsspecialist

Wij ondersteunen agrarische ondernemers bij nancieringsvraagstukken en weten wat belangrijk is voor geldverstrekkers.

Ynsigt helpt! 058 20 300 20 www ynsigt.nl

Colofon

HIDDEN BILL OF HIDDEN REVENUE? ZOEK HET UIT!

Bijna dagelijks wordt de landbouw in de algemene media geconfronteerd met negatieve berichtgeving. En elke keer schieten we in dezelfde reflex: ‘De groene kerk, het linkse addergebroed is erop uit om de boeren een kopje kleiner te maken’, klinkt het vanuit de rechts-conservatieve hoek. ‘Dan moeten jullie geldwolven maar wat minder gif spuiten en niet zoveel exporteren’, is het geluid vanuit de links-progressieve hoek. En daar gaan we weer: dagenlang wordt er op de social media modder naar elkaar gegooid of veel erger: ordinair gescholden. Het leidt nergens toe.

Het gebeurde bijvoorbeeld bij het rapport ‘The Hidden Bill’ van Deloitte Nederland. Waarvan de eindconclusie was dat de Nederlandse landbouw de samenleving meer kost dan ze oplevert. De landbouw voegt jaarlijks € 13,3 miljard toe aan de economie, maar veroorzaakt € 18,6 miljard aan maatschappelijke schade door broeikasen stikstofuitstoot, pesticiden, water- en bodemvervuiling en verlies aan biodiversiteit. Ik kan daar vanuit mijn professie best de nodige kanttekeningen bij zetten. Want ik mis ‘The Hidden Revenue’. Zo is de € 45 miljard die de verwerkers toevoegen aan de primaire productie niet meegenomen in het rapport. Verder keken de rapportmakers alleen naar de negatieve effecten van landbouw. Zaken als natuur, waterkwaliteit, aantrekkelijk landschap of groene omgeving kun je heel direct linken aan gezondheid. De invloed van boeren op leefbaarheid van het platteland, de laatst overgebleven dorpssupermarkt, waar je sociale contacten tankt, en al die andere beroepen die eromheen hangen, het is allemaal niet meegenomen.

Voor wat het waard is: de gezondste en gelukkigste mensen van Nederland komen volgens diverse onderzoeken vaak uit typische boerenprovincies. Kinderen die opgroeien op een boerderij zijn over het algemeen gezonder dan kinderen die opgroeien in een meer stadse omgeving. En de inwoners van Zeeland, nog zo’n typische boerenprovincie, hebben statistisch gezien de hoogste levensverwachting en relatief ook de meeste eeuwelingen van Nederland. Kortom, wie kosten en baten van landbouw eerlijk wil afwegen, moet het hele systeem meenemen: de economische ketens rondom de boerderij, maar ook de positieve effecten en maatschappelijke waarden van de landbouw die zo verrekt moeilijk in euro’s zijn tevangen.

Bernard Maarsingh, klinisch psycholoog in Leeuwarden, sprak vorige week op de 1e verjaardag van Süne Grûn. Hij legt relaties tussen gezonde bodem, gezond voedsel en iepen mienskip met gezond heel oud worden. Hij bekijkt het rapport van een andere kant: ‘Wat dit rapport vernieuwend maakt: gezondheid wordt niet langer als bijzaak gezien. Deloitte rekent kosten mee van luchtvervuiling, pesticiden en nitraat; effecten die leiden tot hogere zorgkosten, kortere levensverwachting en slechtere voedselkwaliteit. Pas als we deze gezondheidsschade meetellen, zien we wat landbouw écht kost én oplevert.’

Laten we dat doen. Ga eens kijken of we gezondheid structureel kunnen inprijzen in ons voedselsysteem. Liggen biologische producten straks goedkoper in de schappen dan gangbaar omdat ze milieuvriendelijker zijn? Of moeten we ze juist negatief inprijzen, omdat ze te veel land opslurpen waar we ook natuur van kunnen maken?

Kunnen we nu eindelijk eens een serieus verdienmodel plaatsen op circulair werken? Ga er, als je nu links denkt of rechts, gewoon eens serieus inhoudelijk over sparren samen. In plaats van elkaar de tent uitvechten. En kom tot iets gemeenschappelijks. Het is precies die discussie die de Rabobank heeft geagendeerd en de landbouwketen nu serieus oppakt: True Value met True Pricing (zie pagina 6-9). Wie produceert straks het meest duurzame en gezonde voedsel van Nederland? Zoek het uit! En geef het de prijs die het verdient.

Jelle Feenstra, hoofdredactie jfeenstra@langsdemelkweg.nl

TRUE VALUE EN TRUE

True Value in combinatie met True Pricing wil zeggen: de kosten en opbrengsten van natuur, klimaat, milieu, mooi landschap, gezondheid en dierenwelzijn meeberekenen in de prijs van voedsel. Dit relatief nieuwe systeem van waarderen en beprijzen kan de komende jaren het verdienmodel van boeren wel eens flink op de kop gaan zetten. Rabobank en een groep groentetelers nemen het voortouw.

Jelle Feenstra Houssam Diab, Rabobank en eigen foto’s

PRICING KOMEN ERAAN

‘Hoe True Value er over 15 jaar uitziet? Dat ik in de supermarkt een hamburger koop die duurder is geworden, maar waarvan ik zeker weet dat het de meest duurzame hamburger is die in het schap ligt en ook de meest gezonde. Dan is het gelukt om echt ‘true value’ toe te voegen aan het product.’ Zo kijkt Alex Datema, directeur Food & Agri Nederland bij Rabobank, naar zijn verwachtingen van het True Value-concept. Bij deze nieuwe manier van kijken naar de waarde van aardappelen, uien, melk of vlees worden de verborgen maatschappelijke kosten en opbrengsten van een product meegenomen in de prijs waarvoor ze in de supermarkt liggen. Ook worden ze in de toekomst wellicht meegenomen in de vergunningverlening. Of bij het bepalen van de waarde van een sector voor de samenleving.

Landschap en milieu-impact beprijzen Tijdens de najaarsnetwerkbijeenkomst van de AgroAgenda Noord-Nederland op 7 november in Drachten ging Datema uitgebreid in op de kansen voor boeren bij het hanteren van een True Valuesystematiek. ‘Nu zit milieu-impact niet in de voedselprijs opgenomen. Dat regelen we via wetgeving, bijvoorbeeld dat je voor schoner water binnen 3 meter van de sloot niet mag bemesten. Met dat systeem zijn we best ver gekomen: de milieu-impact van onze landbouw is de afgelopen decennia met 60 tot 70% gedaald. Maar het is geen onderdeel van het economische systeem. Dus boeren, inclusief ikzelf, volgen altijd met frisse tegenzin de regeltjes op.’ Hij wees ook op de andere kant van het verhaal, het brede welvaartsverhaal. ‘Als je kijkt naar: wat produceert de land- en tuinbouw nu nog meer voor Nederland dan voedsel? Dat zijn zaken als natuur, waterkwaliteit, aantrekkelijk landschap of groene omgeving. Die kun je heel direct linken aan gezondheid, blijkt uit diverse onderzoeken. Die positieve waarden zitten ook niet in de economie. En dat is volgens mij nu net waar we wel naar toe moeten. Dat je de positieve én negatieve impact van voedselproductie juist onderdeel maakt van het economische systeem. Dat je zorgt dat die boer die hard werkt aan een mooi landschap of de boer met de laagste milieu-impact een bedrijfseconomisch voordeel krijgt. Dan weet ik zeker dat iedere boer gedreven is om dat te gaan doen. Die systeemverandering hebben we nodig om de landbouw te laten produceren in balans met de omgeving.’

Rabo pakt voortouw De Rabobank besloot vorig jaar het voortouw te nemen om deze revolutionaire systeemverandering in de agrarische sector te realiseren. Dat heeft verschillende redenen. Datema: ‘Er is steeds meer maatschappelijk druk op grote voedselverwerkers om iets te doen aan milieu, natuur, biodiversiteit en klimaat. Als die grote verwerkers daar iets mee

‘ZORG DAT BOER DIE HARD WERKT AAN

willen, moeten ze naar het boerenerf, want daar zit 80% van de impact.’ De tweede reden om in beweging te komen, is dat de natuurlijke bronnen van de McCains, de Marsen en de McDonalds van deze wereld – het voedsel dat boeren maken

– steeds meer onder druk komen te staan. ‘De klimaatverandering zorgt voor onrust over waar ze in de toekomst hun product vandaan moeten halen. Dus die grote bedrijven proberen boerenbedrijven robuuster te maken. Zodat zij, ondanks klimaatverandering, ook in de toekomst kunnen blijven produceren.’ Datema haalde McCain aan als voorbeeld. ‘Die heeft nu een wereldwijd programma om regeneratief aardappelen te gaan telen. Ik kan u verzekeren: ze hebben geen idee wat regeneratief betekent, maar ze zijn wel actief op zoek naar een manier hoe ze aardappelen kunnen telen op plekken waar dat in de toekomst moeilijk wordt. Ze kijken naar de vraag wat nodig is te veranderen om dat wel mogelijk te houden. Dat idee maakt dat er nu anders wordt gekeken in de keten.’ De derde driver is dat de Europese Unie grote voedselverwerkers verplicht om te rapporteren over duurzaamheid, bijvoorbeeld over hoe duurzaam een kilo suiker in het schap is geproduceerd. Datema: ‘Als je die dingen samenpakt –dus waar kunnen we nog produceren in de toekomst, hoe moeten we produceren

‘Economisch sturen op bodemkwaliteit’

‘Het systeem zit nu zo in elkaar dat de boer wordt betaald voor melk, vlees, aardappelen: alles wat het bedrijf verlaat. Maar economisch wordt er totaal niet gestuurd op de kwaliteit van de bodem. Dat is best vreemd, want dat verwachten we nu wel’, zegt melkveehouder Pieter van der Valk uit Ferwoude. In het programma Lân fol libben, te zien op www.omropfryslân.nl, komt hij aan het woord en zegt: ‘Boeren die meer richting circulaire landbouw willen bewegen, lopen tegen een systeem aan dat daar nog niet op is ingericht.’ Van der Valk, bekend van Agricycling en columnist bij Melk van het Noorden, wil graag zo circulair mogelijk boeren. Dat betekent dat hij zoveel mogelijk eigen mest, maar ook groene reststromen uit de omgeving wil gebruiken op zijn bedrijf om daarmee weer gras en gewassen te laten groeien. Hij hoopt dat in toekomst onze eigen plas en poep weer de grond in gaan om het cirkeltje rond te maken. ‘Als we daar voor gaan betalen, zijn we er al.’ Hij wijst op het geld dat nu naar afvalverwerking gaat. ‘Als een deel van dat geld naar boeren zou kunnen gaan, omdat zij die producten recyclen, dan hoef je aan de kant van de consument volgens mij helemaal niets te veranderen. Dan heb je het kringloopje rond. Afvalverwerkers zoals Omrin zouden dan geschikte afvalstromen klaarmaken en de boer verwerkt ze op zijn land weer tot een nieuw product, legt hij uit. Het is een samenwerking die op dit moment serieus wordt onderzocht: ‘De gesprekken lopen al.’

om voldoende te kunnen produceren, hoe maken we dat systeem robuuster en hoe gaan we zorgen dat we ook weten hoe duurzaam iets geproduceerd is – die maken dat er wel echt druk is om dat systeem te veranderen. En wij koppelen daar vanuit de Rabobank True Value nu aan vast.’

Waarden en één methodiek bepalen

De volgende stap is om gezamenlijke waarden te bepalen. ‘Onze ambitie is echt om dit een stuk verder te brengen. Wij hebben er hard aan getrokken, nu moet het iets worden van de hele keten’, stelt Datema. Daar is inmiddels een begin mee gemaakt. In juli 2025 kwamen meer dan 20 organisaties uit de voedselketen bijeen om de officiële start van True Value Language (TVL) als keteninitiatief te markeren. Het doel is om één gezamenlijke methodiek te ontwikkelen voor het meten van duurzaamheidsresultaten van primaire producenten, een systeem te ontwikkelen voor het waarderen en belonen van duurzame prestaties in de keten en als derde het rapporteren en verifiëren van data

‘ALS BOER MET DATA BEWIJST DAT HIJ HET BETER DOET DAN DE REST, ZOU JE DAAR DE VERGUNNINGVERLENING OP KUNNEN BASEREN’

op een eenduidige, transparante manier.

True Value als basis

Maar er zijn toch al tal van mooie keurmerken in Nederland op gebied van duurzaamheid? Die belonen voor geleverde duurzaamheidsprestaties? Zo zou je het prijsverschil van 5, 6 cent tussen de Beter Voor-melkstroom van Albert Heijn en de gewone melkstromen ook kunnen bestempelen als True Value. Datema: ‘Maar Beter Voor kun je niet vergelijken met Planet Proof omdat ze op verschillende manieren kijken naar de werkelijkheid. Daarom willen

we met het keteninitiatief toe naar één duurzaamheidstaal: True Value Language. Dat we allemaal op dezelfde manier gaan kijken naar duurzaamheid, dezelfde thema’s meenemen, dezelfde richting opgaan, zorgen dat we data op dezelfde manier verzamelen, dat we op dezelfde manier gaan rekenen en dat we allemaal dezelfde kpi’s hanteren.’ Hij benadrukt dat True Value Language de basis moet worden. ‘Daarbovenop kun je nog steeds keurmerken hebben die nog hoger gaan met hun eisen. Maar dan hebben we wel een systeem waarmee we eerlijk kunnen vergelijken: iedereen spreekt dezelfde taal.’ ‘De supermarkten moeten de ondergrens van True Value gaan bepalen. En zeggen: hier beneden gaan we niet meer zitten met onze producten’, vindt Datema. In het huidige supermarktlandschap ziet hij een duidelijk verschil in benadering. ‘Albert Heijn zegt: ‘Wij zijn goed in duurzaamheid, hebben vier fantastische duurzaamheidskeurmerken. Maar naast die vier duurzaamheidskeurmerken liggen er nog tien minder duurzame of gezonde

Alex Datema: ‘Wat mij betreft moet True Value de basis worden.’

producten in het schap. Lidl heeft een andere strategie: zij bieden veel minder producten aan. Maar in de producten die ze aanbieden, kiezen ze overal voor het meest duurzame product. Dan liggen er niet andere varianten naast. En dat is waar wij naar toe willen met True Value: dat je het bodemniveau een flink stuk opkrikt.’

Hoe landt dit nu op boerenerf? De volgende stap is het belonen van de boer. Hoe? ‘Bij de keurmerken is dat best wel goed gelukt, zoals bij het Beter-Leven sterkeurmerk voor vleeskuikens. Of de plus op de melkprijs voor minder CO₂-uitstoot van FrieslandCampina.’ Het belonen van meer biodiversiteit in het landschap, ziet de Rabobank-directeur liever ontkoppeld van het voedselproduct. ‘Gewoon betalen als een volwassen dienst die geregeld wordt. Deels zullen marktpartijen dit oppakken, maar hier zie ik vooral een rol van de overheid, die betaalt voor een mooi landschap.’ Een derde vorm van beloning is ondernemersruimte. ‘Als een boer met universele data kan bewijzen dat hij het veel beter doet dan de rest, kan hij vrijgesteld worden van generieke maatregelen. Of zou je daar misschien zelfs de vergunningverlening op kunnen baseren. Daar lopen inmiddels gesprekken over. In die zin is True Value niet alleen maar meer geld voor mijn product, het kan ook op andere manieren’, zegt Datema. Wordt het voedsel duurder?

‘Ja. De consument zal gemiddeld genomen zien dat de voedselprijs omhoog gaat. Daar ontkom je niet aan als je duurzamer wilt producten wordt voedsel duurder’, stelt Datema. Hij citeert uit de voedselrede van Tom Middendorp. ‘Gezond voedsel is nu te duur voor velen, ongezond voedsel te goedkoop voor allen. Dat vergroot de ongelijkheid en drukt op onze zorgkosten. Ik denk dat hier de hele crux zit van ons huidige systeem. We hebben een fantastisch systeem opgezet waarmee we heel veel voedsel produceren. De kwaliteit van het voedsel is nog nooit zo goed geweest als nu. Alleen is het wel zo dat gezond voedsel voor velen nu te duur is en dat ongezond voedsel voor ons allemaal te goedkoop is. Als we dat willen veranderen, dan moet je niet naar de individuele spelers gaan kijken en die de schuld geven van de verkeerde uitkomsten van het systeem. Maar dan moet je het systeem misschien gaan veranderen. Het systeem dat we hebben gebouwd, is binnen de context van Nederland uit z’n voegen gegroeid. De impact van wat wij produceren op milieu, biodiversiteit, op klimaat en waterkwaliteit is dusdanig groot dat we ons dat niet meer kunnen veroorloven in de toekomst. We

moeten daar wel objectief en eerlijk naar durven kijken.’

Meer mensen naar de voedselbank

Dat mensen aan de onderkant van de samenleving gedwongen worden om veel ongezond voedsel te kopen en daarmee korter leven, ziet Datema als een sociaal vraagstuk. ‘Daar zal de overheid zijn verantwoordelijkheid moeten nemen.’ Hij

ziet wel een oplossingsrichting. ‘Als je het slim doet, is de landbouwtransitie heel makkelijk te financieren vanuit besparingen op de zorgkosten. De waarde van de landen tuinbouw voor de maatschappij zit hem voor een heel groot deel in gezondheid. Daar kunnen we veel geld mee verdienen. Maar dan moet je wel inzichtelijk maken dat je met recht en onderbouwing aanspraak kunt maken op dat geld.’

De échte kosten en baten van glasgroente

De glastuinbouw produceert niet alleen gezonde voeding, maar heeft ook milieu-impact, zoals CO₂-uitstoot en grondstoffengebruik. Er zijn echter ook maatschappelijke plussen, zoals waterberging voor een deel van Nederland of opvang en stabiliteit in het elektriciteitsnet. In het project Belonen & Beprijzen heeft de vruchtgroentesector, samen met Federatie Vruchtgroente Organisaties (FVO) en onderzoeksinstelling CE Delft, de maatschappelijke kosten en baten in kaart gebracht. Het resultaat van de eerste verkenningen: de teelt van vruchtgroente in Nederland veroorzaakt een milieulast van € 688 miljoen. Er tegenover staan maatschappelijke baten ter grootte van zo’n € 1,5 miljard. De milieukosten van de teelt van vruchtgroenten bestaan voor bijna 75% uit lasten die verband houden met het gebruik van fossiele energie. Daarnaast spelen fijnstofemissie en meststoffengebruik een rol. Maar er is ook een berekening gemaakt van wat het eten van groente de samenleving door middel van een besparing op zorgkosten oplevert. Als alle Nederlanders netjes hun 250 gram groente per dag eten, bespaart dat € 3,4 miljard op zorgkosten. Vruchtgroenten uit de kas hebben in dat bedrag een aandeel van € 1,4 miljard. Andere baten waaraan waarden zijn toegekend zijn: de bijdrage van de glasgroentebouw aan balans op het elektriciteitsnet (€ 27,8 tot 46,7 miljoen), flexibele neerslagopvang (bijna € 53 miljoen) en waterzuivering (€ 20 tot 40 miljoen). Tot slot is er een berekening gemaakt van hoeveel land er extra zou moeten worden gebruikt als de hoeveelheid vruchtgroente die Nederland produceert volgens Spaanse standaarden zou worden geteeld. Dan zou er 167 vierkante kilometer extra nodig zijn, oftewel de helft van de Veluwe. De teelt in Spanje is een factor 5 minder ruimte-efficiënt. Tijdens de presentatie van het rapport op 20 november complimenteerde Rabo-directeur Alex Datema de glasgroentesector met het True Value rapport. ‘Het is de eerste agrarische sector die zo’n berekening maakt en publiceert. Daar is lef voor nodig.’ Hij adviseerde wel om een vervolgstudie te laten doen naar de maatschappelijke kosten die de glastuinbouw veroorzaakt door de inzet van arbeidsmigranten. ‘Over die lasten is in het sociale domein veel discussie.’

FRANSE MELKVEESECTOR LONKT

Decennialang was Frankrijk niet echt in trek als emigratieland. Lastige taal, lastige mentaliteit en nog lastiger om een bedrijf te ontwikkelen. Vooral dat laatste in volledig veranderd. Onder aanvoering van de melkfabrieken worden vooral jonge boeren gepaaid. Het land is inmiddels serieus in trek als emigratieland.

‘Het is echt enorm hoe sterk Frankrijk leeft en er serieuze interesse wordt getoond’, zegt Ilse de Schutter namens Farm4SaleAgriPlaza. Zij begeleidt Nederlanders bij emigratie en neemt duidelijk waar dat het Franse platteland veel Nederlandse boeren triggert. ‘Een belangrijke reden voor de interesse is dat je in Frankrijk als startende boer relatief weinig eigen vermogen nodig hebt. Als je € 300.000 zelf in kunt brengen en daarmee 20% financiert, is het goed mogelijk om een fatsoenlijk melkveebedrijf op te starten en gezond te kunnen exploiteren. Daarmee is Frankrijk vooral ook interessant voor mensen zonder agrarische achtergrond met vaak een kleinere spaarpot.’

Bonus-korting kaart

Jarenlang was het plattelandsbeleid in Frankrijk erg protectionistisch, maar dat werkte voor de melkveesector onvoldoende

goed. Er bleven wel meer melkveehouders over. Frankrijk produceert zo’n 24 miljard kilo melk op jaarbasis met nog bijna 60.000 melkveebedrijven terwijl in Nederland circa 14 miljard wordt geproduceerd door ongeveer 13.400 melkveebedrijven. Maar net als in ons land kiezen veel van hun kinderen nu voor een toekomst in andere bedrijfstakken. Dat leidt tot een serieus opvolgersprobleem. Om die reden introduceerde de Franse regering verschillende stimuleringsregelingen voor nieuwkomers en dan vooral voor jongeren onder de 40 jaar. Het gaat dan bijvoorbeeld om een startsubsidie van € 30.000, een deel van de lening die voor 0% rente kan worden afgesloten en stevige kortingen op allerhande verzekeringen. ‘Ook krijgen jonge boeren bijna altijd voorrang bij het toekennen van bewerkingsrechten. Die zijn in Frankrijk verplicht om op je grond – eigendom of pacht – te hebben.

Met alleen grond op naam kun je nog niets, die bewerkingsrechten zijn essentieel en daarbij heeft de jonge boer dus duidelijk een streepje voor’, vertelt Yvonne Droogh van Quatuor. Zij woont in Frankrijk en werkt als agrarisch makelaar samen met Farm4Sale. ‘Voor elke nieuwkomer is het wel zaak om minimaal de juiste agrarische diploma’s te hebben. En je moet voldoende grond met een gedegen mestplaatsingsplan kunnen overleggen. Maar als je dat voor elkaar hebt, word je als nieuwkomer tegenwoordig enthousiast binnengehaald . Als boer onder de 40 krijg je dan daar bovenop zo’n beetje een bonus-kortings-kaart op werkelijk van alles en nog wat.’

‘Quotum’ cadeau Droogh wijst er op dat een andere reden nog veel meer impact heeft op het veranderde beeld over Frankrijk als emigratieland. Voorheen konden nieuwkomers louter de bestaande melkreferentie, die vaak relatief klein was, overnemen bij aankoop van een bedrijf en was uitbreiden vaak erg lastig. Als er al een bedrijf te koop kwam, werd 50% van het overgenomen quotum afgeroomd voor een nationale pot. Dit werd vervolgens benut om

Sjoerd Hofstee Landpixel
Het Franse platteland kenmerkt zich door veel natuurschoon, maar de dorpjes zijn qua stijl en onderhoud vaak iets ‘ouderwetser’ dan in Nederland.

NAAR JONGE EMIGRANTEN

jonge boeren extra quotum toe te schuiven en hun bedrijf te versterken. Tegenwoordig is dat volledig anders. Melkquotum bestaat ook in Frankrijk niet meer, maar bijna alle fabrieken werken met een eigen fabrieksquotum. In hun drang om melkleverantie naar de toekomst veilig te stellen, bieden ze nieuwkomers sinds een jaar of drie eigenlijk altijd direct al 100.000 tot 150.000 kilo aan ‘melkcontracten’ extra aan. Een melkveehouder die in de jaren daarna verder wil uitbreiden, krijgt de benodigde extra melkcontracten er tegenwoordig vaak eenvoudig bij. ‘Natuurlijk kan dat per fabriek iets verschillen en hangt het af van hoe de markt zich op dat moment ontwikkelt’, zegt Droogh. ‘Maar overall is het zo dat bijna alle fabrieken hun melkaanbod zien slinken door het hoge aantal stoppers en meer nog: ze vrezen dat dit de komende jaren versneld doorzet. Vandaar de erg open houding richting nieuwkomers.’

Echt grote bedrijven, met 500 koeien of meer, zie je niet in Frankrijk ‘Maar tot niet zo lang geleden waren bedrijven met meer dan 300 koeien ook zeldzaam en nu is dat al vrij normaal en ook geaccepteerd’, vertelt Droogh.

De melkcontracten die de fabriek uitgeeft zijn niet verhandelbaar dus er zit geen directe waarde in en ook geen geld onder. Meestal worden ze vastgelegd voor 5 jaar en dient de melkveehouder dit ook uit te dienen. Wie midden in zo’n contract stopt als melkveehouder, of overstapt naar een andere fabriek, loopt het risico een boete te moeten betalen.

‘Frans personeel leerde ons de taal’

Frederik Boersma verruilde twee jaar geleden samen met zijn vrouw Tjallie en hun vier kinderen het Friese Foudgum voor het Franse Saint Clair sur L’Elle. Op één locatie melken zij 110 koeien met twee robots en op een naastgelegen locatie worden ruim 80 koeien met een 2x6 visgraat melkstal gemolken. ‘De beide oudste zonen willen ook het boerenvak in en zo kunnen we voor beide een mogelijkheid creëren’, zegt Boersma. ‘In Nederland was dat nooit zo gelukt.’ Hij noemt de grond bij het bedrijf de goedkoopste vruchtbare grond van heel Europa. ‘Het klimaat is mild en er valt voldoende regen. Om die reden kunnen we de koeien tot in november prima weiden.’ De Franse taal was wennen, maar leerde snel. ‘We hebben twee Franse jongelui die een werken/ leren traject bij ons volgen. Die spreken beiden Frans en vormen daarmee onze beste leerschool. De kinderen hebben dat niet nodig, vooral de jongste van 13 spreekt inmiddels vloeiend en accentloos Frans.’

‘BOEREN ONDER DE 40 KRIJGEN OVERAL VOORRANG EN KORTING OP’

De Franse melkveehouderij concentreert zich met name in het westen van Frankrijk, in de regio’s Normandië, Bretagne en de Loirestreek, waar het klimaat mild is en voldoende regen valt. In dit gebied wordt ruwweg een derde van alle Franse melk geproduceerd.

Vriendjespolitiek

Nadelen zijn er natuurlijk ook te benoemen. Zo gaat een aanvraag voor extra grond in eigendom altijd via de Franse grondbank Safer. Hoewel de commissies die deze

grondbank beheren ook steeds meer openstaan voor nieuwkomers en uitbreiding, zijn er ook vandaag de dag nog verhalen bekend van vriendjespolitiek bij toekenning van grond, erkent ook Droogh. Net zoals dat ook voor kan komen bij de toekenning van bewerkingsrechten.

Daarnaast is de Franse taal voor veel emigranten vooral in het begin nog wel een dingetje. Fransen zijn vaak chauvinistisch en ‘eisen’ dat nieuwkomers de taal ook spreken. ‘Daarbij moet je door de oudere gebouwen op de melkveebedrijven heen kunnen kijken’, waarschuwt Ilse de Schutter. ‘Vaak zijn ze prima bruikbaar, al dan niet na een upgrade, maar het is duidelijk anders dan in Nederland. En vergeet niet dat de paden vaak onverhard zijn en ook de dorpjes vaak duidelijk ouderwetser dan in ons land’, vertelt de Schutter die weet dat dat inmiddels veel belangstellenden niet meer weerhoudt. ‘De laatste jaren mochten wij namelijk vanuit Farm4Sale meerdere gezinnen van A tot Z in hun traject richting Frankrijk begeleiden.’

Die animo is ook wel te verklaren. Voor wie deze punten graag voor lief neemt, staan bedrijven met prima grond te koop met prijzen tussen de € 1.500 en € 20.000 per hectare. Het klimaat is er goed, de melkprijs vergelijkbaar met de Nederlandse en de Franse regering is er vriendelijk voor boeren. Daarmee groeit het ‘verre en vreemde’ Frankrijk van voorheen, uit tot een ‘hot’ emigratieland voor Nederlanders.

In maart 2026 organiseert FarmTripz.nl/Melk van het Noorden on Tour een studiereis naar Noord-Frankrijk. Kijk voor meer informatie en opgave op www.melkvanhetnoorden.nl

Bedrijven met 300 tot 400 koeien komen in Frankrijk steeds meer voor, maar grootschaliger wordt het bijna nooit.

‘DE BOER ALS STROOMAANBIEDER

De personenauto opladen pal naast de koeien. Of de chauffeur van de rijdende melkontvangst die tijdens het legen van de melktank zijn wagen even bijlaadt met stroom van zonnepanelen op de ligboxenstal. ‘Over enkele jaren is het de normaalste zaak van de wereld’, voorspelt Anton Klaver van Lokaalstroom uit Dronrijp. Het bedrijf is actief op de markt van energieopslag en die markt is ‘echt booming’.

Hier en daar zie je ze al, elektrische laadstations voor auto’s op boerenerven. Veel daken van stallen en schuren liggen inmiddels vol met zonnepanelen. Omdat leveren aan het net steeds minder rendeert, gebruiken boeren de opgewekte energie in toenemende mate voor eigen gebruik. Of, een stap verder, ze beginnen een laadstation voor personenauto’s. Zoals melkveehouder Jurgen Klep uit het Brabantse Etten-Leur, die er al één heeft staan (zie foto). Op zijn erf is de accu na 20 minuten alweer tot 80 procent geladen dankzij de snelle 180 kWh DC-snellader. Klanten benutten de wachttijd om even een kijkje te nemen bij de koeien of een

wandeling te maken door de polder. En ze zijn tevreden, want de boer is met z’n stroom een aardig stukje goedkoper dan de laadstations langs de snelweg.

Melktankwagens bijladen op het erf Het bedrijf Lokaalstroom in het Friese Dronrijp is gespecialiseerd in het ontzorgen van boeren bij energieopslag en energiemanagement. Het driemanschap Anton Klaver, Theun de Jong en Bastiaan Kimkes runt het bedrijf en ook zij zien deze ontwikkeling in Noord-Nederland langzaam maar zeker gestalte krijgen. ‘In de akkerbouw komt

elektrificeren en robotiseren serieus op gang, steeds meer telers vragen ook om oplaadpunten. Wij verwachten dat melkveehouders spoedig volgen. Bij diverse klanten hebben we de elektrische installatie al zover voorbereid dat DC-laders er zo op aangesloten kunnen worden. Daar kun je straks met grootvermogen gaan laden, tot meer dan een megawatt’, vertelt Anton Klaver. Dat dit tot nu toe amper gebeurt, komt ook omdat het machinepark van boeren er nog niet echt klaar voor is. ‘Maar komende jaren komen elektrische trekkers in zwaardere klassen op de markt en dan worden DC-laders actueel.’ Een logische stap is dan om de stroom aan te bieden aan afnemers van boeren. ‘Als die de melktankwagen of truckcombinatie even kunnen bijladen met stroom van de boer, is dat win-win. Desgewenst kun je de stroom ook aanbieden aan personenauto’s.’

Dus boerenerven worden moderne tankstations voor elektrisch rijden?

‘Auto’s elektrisch laden zou kunnen, maar is praktisch niet realistisch

Melkveehouder Jurgen Klep en zijn vrouw Sandra bij hun elektrische tankstation in Etten-Leur. Qua prijs zijn ze een aardig stukje goedkoper dan de laadstations langs de snelweg.
Jelle Feenstra Marcel Otterspeer/Pix4Profs en Binne-Louw Katsma

WORDT KOMENDE JAREN DÉ TREND’

in verband met de ligging van de meeste boerenerven. Voor leveranciers en afnemers is dat een ander verhaal. Daarvoor zou het in de toekomst een toegevoegde waarde kunnen zijn. Melktankwagens staan al gauw 20 minuten melk te laden. In die tijd kan de chauffeur de wagen ook even aan de DC-lader zetten en dan zorgeloos door naar de volgende boer. Hetzelfde geldt min of meer voor vrachtwagens op het erf van de akkerbouwer. Voor boeren is het een mooie bijverdienste voor de stroom die toch wel aanwezig is. Ik kan me zelfs voorstellen dat afnemers of verwerkers jaarcontracten gaan afsluiten met boeren voor deze dienst.’

En personenauto’s?

Bastiaan: ‘Dat moet je echt willen en de locatie moet zich ervoor lenen. Dan kan het interessant zijn. We hebben klanten die op een ideale plek zitten, waar parkeerplaatsen gecreëerd zouden kunnen worden voor naar gelegenheden of openbaar vervoer. Mensen zouden hun auto’s daar kunnen gaan laden met elektriciteit van de boer. Dat kan een aantrekkelijk verdienmodel zijn.’

Meer dan de helft van de agrarisch ondernemers is van

plan om in de komende vijf jaar te investeren in energieopslag of een energiemanagementsysteem, blijkt uit een enquête van Nieuwe Oogst en LTO Ledenvoordeel. Waarom is hier zoveel interesse voor?

Anton: ‘Energieprijzen stegen explosief, de energienetten lopen tegen de maximale capaciteit en terugleveren aan het net is niet altijd meer lucratief. Ondertussen verandert de energiemarkt in snel tempo

‘ER LOPEN BEHOORLIJK WAT COWBOYS ROND DIE BOERENBEDRIJVEN GEWOON OPLICHTEN’

van vaste prijzen naar prijsfluctuaties per uur, kwartier of zelfs per minuut. Het wordt voor boeren dus veel interessanter om met eigen opgewekte energie uit zon, wind of biogas in te gaan spelen op de fluctuaties op de energiemarkten. Dat verklaart de grote vraag naar energieopslag in een batterij, gecombineerd met een intelligent energiemanagementsysteem en

de juiste energiehandelaar die de meest aantrekkelijke afzet automatisch voor je regelt.’

Hoe werkt dat precies, zo’n energiemanagementsysteem?

Anton: ‘Dit jaar zitten we over de 500 uren aan negatieve stroomprijzen. Dat betekent dat je met een zonnesysteem soms weinig tot niks verdient. Tenzij je het systeem uit hebt gezet tijdens de negatieve uren. Dat doet zo’n managementsysteem automatisch. Het energiemanagementsysteem is het sturend hart van je elektrische installatie. Alle apparatuur dat met een signaal aan te sturen is, kan aangesloten worden op het systeem. Het energiebedrijf geeft aan het energiemanagementsysteem door wat er met de energie op het bedrijf moet gebeuren en stuurt welke apparatuur daar wel en niet op moeten reageren. Moet er energie van het net gehaald worden, eigen energie opgeslagen worden of juist teruggeleverd worden aan het net, het wordt allemaal automatisch geregeld.’

Ik ben melkveehouder of akkerbouwer, wil investeren in energieopslag met

Anton Klaver, Theun de Jong en Bastiaan Kimkes (van links naar rechts), de mannen van Lokaalstroom: ‘Wij benchmarken de energiemarkt en weten welke partijen het goed doen en welke minder.’
‘Batterij kopen? Kijk dan ook serieus naar de risico’s’

‘Wat boeren moeten doen als ze investeren in een batterij? Laat ze alsjeblieft even contact opnemen met hun verzekeringsadviseur. Dat kan een hoop ellende besparen.’ Het antwoord van Louis van Wesemael op de vraag wat de belangrijkste regel is die een boer met een energieopslagsysteem in acht moet nemen om geaccepteerd te worden door de verzekeraar, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De risicospecialist van De Zeeuwse Verzekeringen ziet in de praktijk net iets te vaak situaties dat hij moet zeggen: ‘Vanaf heden is uw gebouw niet meer verzekerd.’

De vraag naar energieopslagsystemen onder akkerbouwers is groot, variërend van koelkastformaat tot zeecontainers met een vermogen van meerdere megawatt. Maar er wordt vaak niet goed nagedacht over de risico’s, ziet ook onafhankelijk verzekeringsadviseur Wilco de Boer van Agriland Assurantieadvies BV. ‘Batterijsystemen bestaan uit brandbare lithium. Bij brand kunnen giftige gassen vrijkomen. Als je energie in grote hoeveelheden opslaat zoals bij een agrarisch bedrijf, dan zul je ook serieus naar de risico’s moeten kijken.’ Hij stelt dat onwetendheid bij boeren en installateurs hieraan ten grondslag ligt. De Boer toont een foto van vier batterijen die staan opgesteld in de bijkeuken. ‘Dit kan natuurlijk geen kant op, maar is wel de praktijk die we tegenkomen op boerenerven.’

Batterijen op de melkstal

Van Wesemael beaamt het. ‘Ik ben ook wel eens 60 of 80 kilowatt tegengekomen in een kapschuurtje, damwand, golfplaten dak, niet geïsoleerd, dan is het even wat het is. Maar als die batterijen in een woning staan van een ton of 8, 9, of in een ligboxenstal van een miljoen plus, dan is het op een gegeven moment einde dekking. Gisteren kwamen we bij een melkveehouder die een aantal batterijen bovenop zijn melkstal had geplaatst. Je gelooft het niet, maar het gebeurt wel.’ Hoe dat kan? De Boer denkt het antwoord te weten: ‘Bij zonnepanelen hadden we jarenlang te maken met cowboys en die zijn er onder de acculeveranciers ook. En als die een heel overtuigend verhaal hebben en tien keer tegen de klant zeggen: ‘Joh, dit mag wel en iedere verzekeraar keurt het goed’, dan zijn er altijd mensen die daar blindelings op vertrouwen.’ Van Wesemael: ‘Wanneer wij vervolgens met de verzekeringsadviseur langskomen, ontstaat soms de indruk dat wij de beperkende factor zijn omdat we niet alles kunnen goedkeuren.’

Vooraf advies vragen voorkomt ellende Even over de rollen van beide mannen: Wilco de Boer is

één van de risico-adviseurs bij Agriland Assurantieadvies BV, een verzekeringsagentschap in Leeuwarden welke gelieerd is aan FGD. De bedrijven zijn ontstaan vanuit het toenmalige Friesland Bank Assurantiën. Hij adviseert boeren over verzekeringen en is onafhankelijk, dus niet gebonden aan een verzekeringsmaatschappij. Hij vertegenwoordigt de boer als verzekeringnemer. Van Wesemael is bij De Zeeuwse verzekeringen en dus wel gebonden aan een verzekeraar. Vaak overleggen adviseur en inspecteur van een maatschappij of voorafgaand aan een te verzekeren situatie dan wel naderhand. ‘Gelukkig worden we steeds meer vooraf ingeschakeld. Dat wij van bijvoorbeeld Wilco een berichtje krijgen dat een boer van plan is om een EOS te plaatsen op een bepaalde plek en hij vraagt wat wij daar van vinden. Dan kun je tijdig de juiste dingen doen’, zegt Van Wesemael. Maar het gebeurt volgens beide mannen te vaak dat ze pas in beeld komen als de energieopslagsysteem (EOS) al is geplaatst.

Van Wesemael: ‘Als die op 4 of 5 meter van een gebouw staan, kun je met sleufsilowanden of betonnen blokken nog iets van brandscheidingpreventie uit laten voeren. Maar op moment dat je langskomt en er staat voor 120 of 160 kilowatt inpandig, ja dan wordt het een minder gezellig verhaal.’

Van Wesemael noemt De Boer een adviseur die ook de pijnpunten bij een klant durft te benoemen. ‘Maar we treffen ook situaties aan waarin men niets meldt en vervolgens verbaasd reageert wanneer wij bijvoorbeeld een Scope 10-verplichting moeten opleggen. Dus in adviseurs zit ook gewoon verschil.’ De Boer: ‘Wij werken met een volmachtbedrijf. Dat betekent dat wij zelfstandig namens verzekeraars tot bepaalde hoogte risico’s mogen accepteren en schade mogen afwikkelen. Uiteraard via de spelregels van verzekeraars. Maar je bent niet zomaar volmachtbedrijf. Wij hebben daar, in alle bescheidenheid, de bevoegdheden en de kwaliteit voor omdat we wat meer weten dan de gemiddelde tussenpersoon op het agrarisch gebied.’

Wachten op scopekeuring voor accu’s

Scope 10 werd al even genoemd, een keuringsmethodiek voor elektrische installaties op brandveiligheid. Scope 12 is de keuring voor zonnepanelen op brandveiligheid. Maar een scopekeuring voor energieopslagsystemen komt er pas in 2027. Van Wesemael en De Boer vinden dat aan de late kant. ‘Een herhaling van het zonnepanelendebacle dreigt. Rond 2015 werden er zonnepanelen op daken gelegd, terwijl scope 12 nog niet van toepassing was. Het gevolg is dat nu veel relatief nieuwe installaties compleet moeten worden vervangen, met alle kosten van dien. Dat kan met accu’s ook gebeuren’, zegt De Boer. Van Wesemael: ‘Liever vandaag dan morgen die scopekeuring. Dan ben je meteen ook van de cowboys af.’

Accu’s op 10 meter van gebouwen

Wat zijn nu zaken waar een boer rekening mee moet houden bij het plaatsen van accu’s? De Boer benadrukt dat het vanuit verzekeringsperspectief cruciaal is om grote accu’s op minstens tien meter afstand van het bedrijfsgebouw te plaatsen. ‘En alles wat zich binnen die straal van tien meter bevindt, moet in ieder geval met beton worden afgeschermd. Dat zijn wel de twee belangrijkste.’ Van Wesemael: ‘Ook als accu’s op meer dan 10 meter van het gebouw staan, adviseren wij een beveiliging tegen aanrijden op het moment dat ze op een punt staan waar veel verkeersbeweging is. Dat kan een vangrail of een wand zijn. Bij de wat grotere systemen adviseren wij om de brandweer even op de hoogte te stellen. Maar de allerbelangrijkste is: bel even met je verzekereringsadviseur.’

managementsysteem. Wat kunnen jullie daarin betekenen?

Bastiaan: ‘Wij gaan kijken bij de klant: hoe ziet je bedrijf eruit, welke machines gebruik je, wat is je totale energieverbruik en de latente behoefte. Op basis van je elektriciteitsdata, dus verbruik, opwek en teruglevering, berekenen we wat voor jouw bedrijf de beste oplossing is. En dat bevat meestal een batterijsysteem met een energiemanagementsysteem. Sommige boeren willen daar niks mee te maken hebben, maar je bent een dief van je portemonnee als je het niet doet.’

Okay, dan ligt er een advies. En dan?

Theun: ‘Het installeren van de batterijen verzorgen wij helemaal en waar nodig met installatiepartners. Het energiemanagementsysteem plaatsen aansluiten en inregelen, doen we allemaal zelf. Wij begeleiden het hele traject, inclusief wat er bij de netbeheerder moet worden geregeld alsmede de subsidieaanvragen. Ook het afsluiten van goede contracten met een energiepartij regelen we. Wij kunnen boeren dus van A tot Z ontzorgen op gebied van eigen energie.’

Daarin maken jullie het onderscheid met andere bedrijven?

Bastiaan: ‘Daar, maar vooral ook omdat wij de agrarische bedrijfsvoering op de eerste plaats zetten. Er zijn veel cowboys op de markt. Die verkopen een batterij, zetten hem neer en zeggen: ga maar handelen op de energiemarkt, succes. Wij kijken vooral naar de toekomstige energiebehoefte van het landbouwbedrijf. Dat is de corebusiness van de ondernemer. Het bedrijf moet optimaal draaien en op een zo’n efficiënte en goedkoop mogelijke manier van energie worden voorzien. We stellen de parameters in het energiemanagementsysteem zo af dat je geen risico loopt dat op moment dat je bedrijf veel energie nodig heeft de batterij leegloopt naar het net, omdat de energieprijs zo goed is. Pas op het moment dat je de energie niet nodig hebt voor het bedrijf, komt de handel op de energiemarkt in beeld. Veel andere partijen kijken daar helemaal niet naar, die doen maar wat.’

Komen jullie ze vaak tegen, de cowboys?

Anton: ‘Ja, er worden op dit moment best wel veel boerenbedrijven verkeerd voorgelicht en soms zelfs opgelicht. Die worden bijvoorbeeld gevraagd om een aanbetaling te doen en een dag later bestaat het bedrijf niet meer. We kennen boeren die

voor een ton of meer zo het schip in zijn gegaan. Energieopslag en -management is een groeimarkt met veel potentie. Bij nieuwe technologieën zie je dat er vaak misbruik wordt gemaakt van de onwetendheid van de klant, dat hebben we destijds bij zonnepanelen ook gezien.’

Jullie sluiten ook energiecontracten af voor boeren. Hoe werkt dat precies? Bastiaan: ‘Jonge, dynamische energiebedrijven zijn in opkomst. Die opereren in de regel een stuk flexibeler en progressiever dan traditionele

‘WIJ ZITTEN BIJ SOMMIGE KLANTEN ROND DE TWEE
INVESTERING’

energieleveranciers. Deze bedrijven handelen op de juiste momenten op verschillende energiemarkten. Ze hebben daar niet alleen hun bedrijf op ingericht, maar ook hun algoritmes. Het zijn geen mensen meer die handelen, maar AImodellen. Voor elke klant loopt het algoritme iets anders dan dat van de buurman. Traditionele energiemaatschappijen zijn nu nog niet goed ingericht op klantspecifieke oplossingen en hanteren vaak ouderwetse verdienmodellen met een opslag op de energieprijs en voor elke klant hetzelfde algoritme. Dat zien we echt terug in de omzet en de winsten die klanten draaien op

hun investering.’

Noem eens wat namen.

Anton: ‘We gaan niet allerlei bedrijven in een hoek zetten, maar zien dat een partij als EddyGrid het op dit moment goed doet. Wij benchmarken en weten welke partijen het goed doen en welke minder. Negen van de tien keer dat we namens een agrarische ondernemer een contract afsluiten, veranderen we van energieleverancier.’

Is het handelen met eigen opgewekte energie een serieus verdienmodel?

Bastiaan: ‘Absoluut. Wij zitten bij sommige klanten, inclusief 35% investeringssubsidie, rond de twee jaar terugverdientijd op de investering. Maar we zeggen tegen onze klanten: ‘Hou rekening met een terugverdientijd van tussen de vijf en zeven jaar. Dat zit je vrij safe.’

Over wat voor investeringen gaat het dan?

Bastiaan: ‘batterij met een vermogen van 100 kW en een capaciteit van 215 kWh inclusief managementsysteem zit je rond de € 280 per kWh en dus een investering van zo’n € 60.000. We hebben nu een aantal agrarische bedrijven die op individueel niveau qua investering rond de € 500.000 zitten. Dat zijn echt wel de grotere jongens. Aan de andere kant zijn er boeren met een windmolen- of zonnepark. Dan praat je over systemen van tientallen megaWatt’s en investeringen van miljoenen.’

Het bedrijf Lokaalstroom in Dronrijp is gespecialiseerd in het ontzorgen van boeren bij energieopslag en energiemanagement. Het driemanschap Anton Klaver (midden), Theun de Jong (rechts) en Bastiaan Kimkes (links) runt het bedrijf.

W.H. van der Heide – specialist in montage en levering van vijzels en silo’s Voor verkoop, montage en onderhoud van nieuwe en gebruikte vijzels en silo’s bent u bij ons aan het juiste adres.

Kwaliteit , vakmanschap en service waarop u kunt vertrouwen.

Wij staan 24/7 voor u klaar.

0512-360001 - info@whvanderheide.nl

Rooilijn 10, Surhuisterveen - www.whvanderheide.nl

DHR. GEBRANDY

GING JE AL VOOR:

Melkcontrole is essentieel voor een goede

Harmen Gerbrandy

Melkveehouder, H.M. en P. Gerbrandy

WIJ STAAN VOOR:

PERSOONLIJK CONTACT

Wij gaan nooit op uw stoel zitten..

..maar wel samen aan tafel om risico’s te bespreken.

Verzekeringsadvies voor agrarische ondernemers

Balthasar Bekkerwei 72c, Leeuwarden • 058 20 10 151

Sjoerd Bootsma ‘founding father’ van de naam FarmTripz.nl

Sjoerd Bootsma uit Hitzum is de bedenker van de naam FarmTripz. En daarmee ook de winnaar van een gratis studiereis naar één van de Europese bestemmingen in 2026.

Net als bijna honderd anderen leverde Bootsma tijdens de Agrarische Schouw een potentiële nieuwe naam in op de stand van Langs de Melkweg en Makkerz. De suggestie van Bootsma, die in het dagelijks leven medewerker is op een melkveebedrijf in Lollum, werd overgenomen en daarmee wint hij de prijs. Marijke Akkerman (rechts) en Sjoerd Hofstee (links) van FarmTripz reikten hem op het kantoor in Sneek de prijs en bloemen uit. ‘Mijn vriendin had de oproep gezien en deelde een suggestie met mij. Dat vond ik niet pakkend genoeg. Toen ben ik gaan nadenken. Het moest lekker bekken, zowel voor Nederlanders en internationaal. En natuurlijk duidelijk maken waar het bedrijf voor staat: agrarische reizen organiseren. Zo kwam ik op FarmTripz.’

Welke studiereis zijn voorkeur heeft, weet hij ook al. ‘Ierland. Daar ben ik nog nooit geweest en het lijkt mij een mooi en boeiende reis. Ik heb er nu al zin in om daar in juni een paar dagen met meer agrariërs rond te reizen.’

OP NAAR MEER NATUUR, SCHONE

Als de gemiddelde melkveehouder zijn bed induikt, gaat Gerard Lugtenberg het land in. Tijd voor de nachtdienst op zijn weidevogelpercelen, om vanaf zijn hoge jagersstoel de predatoren te lijf te gaan. Tekenend voor familie Lugtenberg, waar economie en ecologie hand in hand gaan.

‘Angela is meer boerin dan ik boer ben’, is het eerste dat Gerard Lugtenberg nadrukkelijk noemt. Dit keer is hij woordvoerder, maar het bedrijf is van Gerard (54) en Angela (53) samen. Met dochter Inge (25) en haar vriend Martijn (26) als bedrijfsopvolgers. Zoons Ruben (27) en Luuk (26) hebben beide een baan buiten de deur, als installateur en docent, maar staan nog steeds graag klaar op het melkveebedrijf. In het Overijsselse Luttenberg runt de ondernemende familie een melkveebedrijf met 180 melkkoeien en 100 stuks jongvee. Twintig jaar geleden streken Gerard en Angela op dit bedrijf neer voor meer mogelijkheden dan op het ouderlijke bedrijf van Gerard. Sindsdien heeft de ontwikkeling niet stilgestaan. De MRIJ-veestapel is doorontwikkeld tot hoogproductieve, voornamelijk roodbonte Holsteins. Goed voor een rollend

jaargemiddelde van 9.000 liter melk met 4,75% vet en 3,75% eiwit. Er verrees een nieuwe stal die daarna nog meerdere keren is uitgebreid. Er is 100 hectare grond in gebruik, waarvan 85 hectare huiskavel.

Melk met 1 ster BLK

Op dit moment breidt de familie de ‘kalverstraat’ uit. ‘We maken een nieuwe overdekte ruimte voor de kalveriglo’s en strohokken voor de kalveren tot vijf maanden. Mochten de eisen voor PlanetProof aangescherpt worden, dan kunnen we daar ook nog extra groepshokken maken’, legt Gerard uit. Al vanaf de start van het concept levert de familie on the way to PlanetProof-melk. ‘Maar de lat ligt wel hoog’, vindt Gerard, die de nodige aanpassingen deed om aan de norm te blijven voldoen.

Al vindt de familie dat geen probleem. ‘Dat zijn in principe aanpassingen die we toch al wilden doen, maar nu naar voren halen.’ Naast extra strohokken en borstels voor alle diergroepen is er behoorlijk geïnvesteerd op koecomfort. ‘Inge en Martijn vonden dat de koeien te lang twijfelden voor ze ging liggen. Eerst brom je een beetje want dat kost weer een hoop geld’, grinnikt Gerard. ‘Nu ben ik oprecht blij met de gekartelde schoftbomen en waterbedden, de koeien liggen graag.’ De familie is dan ook klaar voor de volgende stap: proberen om melk met het 1 ster Beter Leven Keurmerk (BLK) te leveren.

Als dat lukt, leidt het tot een extra plus van 1,5 cent bovenop de 5 cent plus voor PlanetProof-melk.

Eiwit eigen land onder druk

Het percentage eiwit van eigen land behouden is de grootste uitdaging. Al twintig jaar werkt de familie met kruidenrijk grasland, 20 hectare in totaal. ‘5,5 hectare van dit extensief kruidenrijk grasland maaien we na 15 juni en kuilen we dezelfde dag nog in. De rest van de tweede snee gaat eroverheen. Gezond voer, met veel structuur en weinig eiwit. Het haalt de voederwaarde

Sanne van Raalte
Hulst Wind Energy & Sanne van Raalte
Het bedrijf van familie Lugtenberg waarbij ze voor de energievoorziening onder andere gebruik maken van de blikvanger: een Logic windmolen met een tiphoogte van 38 meter die naar verwachting 50.000 kWh per jaar oplevert.

ENERGIE EN BETER LEVEN-MELK

van de juni-kuilen wel flink naar beneden, wat ten koste gaat van het totale percentage eiwit van eigen land’, merkt Gerard. In 2024 zaten ze met 60% nog net boven de benodigde 55%.

De Lugtenbergs zijn enthousiast over spotsprayen tegen hinderlijk onkruid. ‘Je ziet geen groeivertraging in het gras en wij denken dat het beter is voor het bodemleven’, vertelt zoon Luuk. Op het erf zelf nestelen kerkuilen, steenuilen en zwaluwen. De verschillende singels en houtwallen bieden schuilplekken voor tal van dieren. Qua bodembeheer ligt de focus op pH op peil houden om klaver in het grasland te houden, structuur behouden en zuinig op het grasland zijn. De koeien krijgen weidegang, met elke drie dagen een nieuw perceel.

Weidevogels beschermen

Natuurbeheer is belangrijk voor de familie. Jaarlijks zijn er zo’n negentig nesten te vinden van de grutto, kievit, scholekster, wulp en tureluur. Niet alleen de vrijwilligers die nesten markeren zijn er druk mee. Gerard heeft zelfs zijn jachtakte gehaald om de weidevogels te beschermen. Samen met een collega-jager houdt hij in het broedseizoen ’s nachts om beurten de wacht vanaf de jagersstoel. ‘Als de jacht in de ban gaat, stop ik met weidevogelbeheer’, zegt Lugtenberg stellig. ‘In een nacht kan een vos wel dertig nesten kapot maken’, weet hij uit ervaring. Als de eieren de das, marter, marterhond en vos overleefd hebben, volgt de vliegende brigade. ‘Kraaien, ooievaars, buizerds, reigers en de rode wouw pakken de net uitgekomen kuikens.’

Naast een plasdras en maaien in mozaïekbeheer als voedsel- en schuilplek voor de kuikens, heeft hij om 12 hectare een vossenraster van vijf stroomdraden boven elkaar aangelegd. Elke twee weken maaien de natuurvrijwilligers met een gazonmaaier onder de afrastering om de 4kV stroom te houden. Ondanks de verschillende vergoeding zoals nestvergoedingen, de vergoedingen uit het ANLB en het ‘zilver’ binnen het GLB noemt Gerard zijn weidevogelbeheer een uit de hand gelopen hobby en zeker geen financieel verdienmodel.

Wind en zon benut

Bedrijfsmatig is de familie van het gas af

en zelfvoorzienend voor stroom. Ruben ontwikkelde een warmtepomp met de melkwarmte uit de 24-stands carrousel als warmtebron. De familie beregent elektrisch,

‘DE LAT KOMT VOOR DUURZAME MELK STEEDS HOGER TE LIGGEN’

heeft 100 zonnepanelen die 30.000 KwH per jaar opleveren. Naast de stal staat een indrukwekkende Logic windmolen van Hulst Wind Energy. Deze molen met

een tiphoogte van 38 meter levert naar verwachting 50.000 kWh per jaar op. ‘Hij draait pas sinds april dus kunnen er nog niet alles van zeggen, maar we zijn erg tevreden’, noemt Gerard. ‘Hulst Wind Energy is betrouwbaar, ze komen de afspraken en de windmolen doet wat er is beloofd.’ Hij benadrukt deze woorden omdat dit de tweede windmolen is voor de familie, waarbij de eerste molen flink wat leergeld heeft gekost. De leverancier kwam de afspraken niet na, geen van de beloofde subsidies werd toegekend en de molen gaf niet de beloofde opbrengst.

Boeren met de omgeving

Waar de familie over vijf jaar staat? ‘Wellicht staat er een batterij voor de energieopslag, we werken nog meer natuurinclusief en nog meer met de omgeving’, verwacht Lugtenberg. ‘De burgers in de omgeving moeten niet alleen rekening houden met ons, wij ook met hen. We appen altijd als we mais hakselen rond hun huis bijvoorbeeld. Het leuke is dat de hele buurt meeleefde toen de nieuwe windmolen kwam en het nu wel goed deed, onder andere omdat we hen in het proces mee hebben genomen’, noemt Gerard als voorbeeld. ‘En wellicht dat Angela en ik dan niet meer op het erf wonen, maar Inge en Martijn. Van mijn ouders hebben wij de ruimte gekregen om op onze eigen manier te boeren en dat geven wij onze kinderen ook.’

De veestapel bestaat tegenwoordig uit roodbonte Holsteiners.

GRASLAND ONDER DE PLOEG

‘En de boer hij ploegde voort’. Ook in letterlijk zin is dat veelal het geval. Zoals op deze foto te zien is; al is het dan geen boer, maar een loonwerker die in midden-Friesland een perceel grasland over de kop haalt. Het gaat tegen een veelgehoorde politieke wens in om blijvend grasland meer in stand te houden. De voordelen zijn er ook zeker. Qua tegengaan van uitspoeling van nutriënten en de vastlegging van koolstof in de bodem is blijvend grasland ‘king’, maar ja: de markt en regels leiden veelal tot een andere keuze… Met de afbouw van de derogatie is de verplichte 80% graslandregeling ook verleden tijd en is het voor menig melkveehouder interessant om het grasland vaker dan voorheen te scheuren. Het nieuwe jaar zal uitwijzen of het nieuwe kabinet dat blijft toestaan of hier met aanvullende regelgeving tegen optreedt.

Foto: Niels de Vries

Zeker voeren is beter boeren

Gezonde, productieve koeien beginnen bij optimale voeding. Kies daarom voor Voederwaarde Compleet.

Testing for Life

GEZONDHEID OP

NutriTek ondersteunt het natuurlijk immuunsysteem van de koe. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat NutriTek een positieve invloed heeft op de pensgezondheid, DS-opname begin lacatatie en conditiebehoud na afkalven.

Informeer bij uw voerleverancier naar NutriTek of bezoek onze website.

www.speerstra.com

HEALTHY ANIMALS – HIGH PROFITS

‘IK BELEEF ENORM VEEL PLEZIER

Na zestien jaar met Lely A3-melkrobots te hebben gemolken, switchte Peter Nijeboer uit Scharmer afgelopen oktober naar twee A5-Next exemplaren. De oude robots behield hij en één daarvan benut hij voor een aparte vaarzengroep. ‘Ik heb meer melk in de tank en meer rust in de stal, heerlijk toch.’

Waarom hij zijn verhaal in Melk van het Noorden mag doen, vraagt Nijeboer (57) nog maar een keertje voor de zekerheid. ‘Ik ben immers maar een hele gewone boer.’ Of dat wel of niet klopt, het verhaal van Nijeboer is sowieso waardevol. Dat verhaal startte vorig jaar toen in Groningen een Agro-subsidieregeling werd opengesteld, bedoeld voor ondernemers in het door aardbevingen getroffen gebied. ‘Mijn vriendin

vroeg wat ik zou doen met het geld als ik dat voor bedrijfsverbetering kon benutten. Daar was ik snel uit: de melkrobots waren zestien jaar oud en de komende jaren vast en zeker een keer aan vervanging toe. Ze voldeden nog best hoor, maar er kwam wat vaker een storing voor.’

De melkveehouder schreef, met hulp van zijn vriendin Marja Doedens, een plan waarin de vervanging van de melkrobots werd

opgenomen in combinatie met een nieuw voerhek en waterbedden in de boxen als vervanging van de twintig jaar oude – en deels versleten – koematrassen.

De nodige zenuwen

Toen de brief van de subsidieverstrekker in februari in de brievenbus viel, opende Nijeboer deze met de nodige zenuwen. ‘Ik was blij en opgelucht tegelijk dat ik de subsidie kreeg toebedeeld het grootste deel van de investering zou dekken. Als reactie heb ik meteen Lely opgebeld en gezegd dat ik subsidie kreeg en dat onder andere wilde benutten voor twee nieuwe melkrobots. Voor mijn onderhandelingspositie was dat natuurlijk niet handig, maar ik heb gezegd dat zij mij altijd goed hebben behandeld en

Sjoerd Hofstee Foto Video de Vries
Peter Nijeboer met linksachter de nieuwe melkrobots:
‘De energie die ik hiervan krijg, is de investering in geld en inspanning dubbel en dwars waard.’

AAN HET BOER ZIJN’

dat ik er op rekende dat ze dat weer zouden doen bij het opstellen van een offerte. Volgens mij is dat ook gebeurd.’

Derde robot behouden

Waar meestal wordt gekozen voor inruil van de oude robots bij aanschaf van nieuwe, koos Nijeboer daar niet voor. Gelukkig maar, want tijdens het uitdenken van het eerste plan ontstond namelijk weer een nieuw idee: ‘Op de kant van de twee melkrobots had ik soms met 140 koeien enige overbezetting terwijl ik aan de andere kant van de stal ruimte over had. Bovendien ben ik zelf redelijk technisch. Daarom heb ik één van de aangehouden A3-robots een update gegeven en aan de andere kant van het voerhek in gebruik genomen voor een

vaarzengroep.’ De melkveehouder creëerde zo voor alle melkgevende dieren meer ruimte. Ook is de bezettingsgraad bij de melkrobots iets lager. ‘Deze aanpassing werkt als een tierelier. Ik heb aan het rantsoen niets veranderd, maar binnen enkele weken was de melkproductie van 27,5 kilo gemiddeld per dag naar 31,5 gestegen. Ik geloof dat de nieuwe A5-Next robots makkelijk alle koeien hadden kunnen melken, maar nu ervaren de vaarzen duidelijk meer rust. Man, dat is toch heerlijk werken zo.’

Eenvoud en efficiëntie

Het werk met de 145 koeien en 125 stuks jongvee zet Peter grotendeels alleen rond. Enige losse hulpen springen bij tijdens piekdruktes, maar bewust tracht hij de bedrijfsvoering eenvoudig en efficiënt in te richten. Een onderdeel daarvan is het melken met melkrobots. In 2009 deden die hun intrede na een echtscheiding. ‘Ik wilde het werk kunnen rondzetten, maar er ook voor mijn kinderen zijn. Daarom kwamen de robots in die periode een paar jaar eerder dan gepland’, vertelt Nijeboer. ‘Spijt heb ik er

‘DE AANPASSINGEN WERKEN ALS EEN TIERELIER’

nooit van gehad. De techniek trekt mij enorm en het werkte meteen goed.’

Zijn bedrijf telt 80 hectare eigendomsgrond en ongeveer 20 hectare huurt hij erbij. Van die 100 hectare is het merendeel grasland en op zo’n 18 hectare verbouwt hij mais. Het maakt zijn bedrijfsvoering met de huidige veebezetting vrij extensief en meer dan eens verkoopt hij dan ook een deel van het gewonnen ruwvoer. Toch dient ook hij vanaf dit jaar mest af te zetten. ‘Over hoe belachelijk ik dat vind, kan ik natuurlijk wel uren praten. Maar dat verandert er niets aan.’ Wat de melkveehouder daarom bewust doet is investeren in een goede relatie met akkerbouwers in de buurt. ‘Hoewel de melkveehouderij nu in de hoek zit waar de klappen vallen op de mestmarkt, zien de akkerbouwers hier gelukkig ook wel in dat de tijden ook weer kunnen veranderen. Daarom proberen we het voor elkaar goed te doen en elkaar wat te gunnen. Evengoed is voor mij de mestafzet veel duurder geworden, maar over de plaatsing hoef ik mij geen zorgen

te maken’, licht Nijeboer toe. ‘Dat nieuwe evenwicht op de mestmarkt komt er ook wel. Omdat bijna niemand het anders volhoudt. Alleen al omdat de lol er snel afgaat als al je winst opgaat aan mestafzet.’

Gelukkig zit Peter Nijeboer zelf niet in die positie. Dat maakt ook dat hij de moed er inhoudt. ‘Ik beleef volop plezier aan het boeren.’ De nieuwe upgrade geeft dat plezier een extra boost. En dat terwijl het hele proces rond de ombouw best wat energie en zweetdruppels kostte. ‘Ik wilde per se dat de nieuwe melkrobots op dezelfde plek kwamen te staan en dat ik daar koeien kon separeren. Eerst geloofde ik niet dat dat passend was te maken, maar door te puzzelen met de jongens van Lely Heerenveen lukte dat toch. De hele ombouwerij hield heel wat in en ik was er ook wel zenuwachtig over. Maar weet je: die Lely-jongens waren heel relaxed en ze hadden gelijk. Nadat we een dag lang omgebouwd hadden van oude naar nieuwe melkrobots, had ik de volgende dag 75 koeien op de lijst die opgehaald moesten worden. Eerst schrik je dan, maar ik ben daar rustig mee van start gegaan en het liep meteen top. Geen enkele mislukte melking heb ik gehad op die nieuwe machines en bovendien ging het meteen veel vlotter. De A5-Next melkt gewoon veel sneller, herkent de dieren beter en is een stuk zuiniger in energieverbruik. Ik vond het meteen een lust om mee te werken.’

Investering waard

De enthousiaste Groninger melkveehouder, die in 1983 vanuit de regio Hardenberg nabij de stad Groningen neerstreek en het bedrijf na de overname in 1996 gestaag uitbreidde, hikte al enige jaren aan tegen modernisering van de stal en de financiering daarvan. ‘Zonder die subsidie had ik deze stappen daarom waarschijnlijk niet gezet, zo eerlijk moet ik zijn. Maar nu die kans voorbij kwam en ik die heb gepakt, ben ik er erg blij mee. De stal heeft echt een upgrade gekregen, de indeling is beter in balans met een derde robot erbij en ik heb meer melk in de tank met hetzelfde basisrantsoen. Alleen de brokgift ligt iets hoger omdat ik aan dynamisch voeren doe en de hogere melkproductie per koe ook net iets meer krachtvoer vraagt. Maar dat kan zowel economisch als mentaal heel goed uit. De energie die ik hiervan krijg, is de investering in geld en inspanning dubbel en dwars waard.’

• Nr 1 voor RZG dochtergeteste

• Nr 1 voor productie

• Uit de bekende Seagull Bay O-Man Mirror-familie

• 109 beenwerk in Duitsland (=103 NL)

• Mooie speenlengte en iets krommere benen

• Pinkenstier

Zivet-dochter Reine Zivet VG-86

Geweldige bevruchtingsresultaten met

Zivet

AltaZarek x AltaTopshot x Rubicon

Kg

Dochtergroep van Zivet op Schau Der Besten 2025

Torsten Lenk

BOER RIJDT BIETEN

Tussen september en januari worden heel wat suikerbieten verreden. Meer dan eens zijn het (oud-)boeren die de truck met trailer vol bieten naar de suikerfabriek vervoeren. Zo ook Tjeerd van der Meulen (68) uit Frieschepalen. Zijn dochter Hetty runt het melkveebedrijf waarbij hij haar nog meerdere uurtjes per week ondersteunt. Maar met name in het najaar en de vroege wintermaanden heeft hij tijd over zijn oude hobby uit te voeren: vrachtwagen rijden. ‘Jaren geleden haalde ik al mijn groot rijbewijs, maar nooit deed ik daar iets mee. Tot ik het spotje van Werff Talent, om bietenrijder te worden, op de radio hoorde. Op een inloopdag bij hun trof ik Marije van der Werff (zie foto onder) en Johan Post van het gelijknamige transportbedrijf. Zo ben ik hier vijf jaar geleden ingerold. Mijn dochter redt zich wel met onze 120 melkkoeien en de stress die alle nieuwe regelgeving met zich meebrengt. Laat mij zo nu en dan maar lekker bieten rijden’, zegt Van der Meulen glimlachend.

Benieuwd naar de rest van Tjeerd van der Meulen zijn ervaringen en hoe het bieten rijden in z’n werk gaat? Bekijk het filmpje waarin hij zijn bevindingen en werkwijze verder toelicht via www.melkvanhetnoorden.nl of scan de QR-code.

MASTITISMANAGEMENT: DOELEN

Veel verschillende factoren beïnvloeden de uiergezondheid op het melkveebedrijf. De sleutel ligt in doelen stellen, langdurig maatregelen nemen én het effect van die maatregelen controleren.

Een gezond uier heeft een celgetal onder de 150.000 cellen per milliliter (ml), een gezond bedrijf heeft minder dan 15% klinische mastitis. Het gemiddelde tankcelgetal lag in 2024 echter op 199.000 cellen per ml melk, publiceert Qlip. ‘Het aantal klinische mastitisgevallen ligt gemiddeld op 25 tot 30%. En toch is 80% van de melkveebedrijven tevreden met de uiergezondheid. Dat is echt bedrijfsblindheid’, concludeert Henry Westerink scherp. De specialist stalmanagement van Berg Agri ziet dus veel kansen voor verbetering. Theo Lam is iets positiever gestemd. De hoogleraar van Universiteit Utrecht is al bijna dertig jaar bezig met uiergezondheid en toch nog lang niet uitgeleerd. Zijn lange loopbaan laat al gelijk iets zien van de complexiteit van uiergezondheid. ‘Het celgetal is waanzinnig veel beter dan vijftig jaar terug.’ Achterover hangen dus voor de

melkveehouders? ‘Als je tevreden bent mag je blijven doen wat je doet, maar ik pleit wel voor ambitie. Mastitismanagement is nooit klaar, er is bijna altijd wat te verbeteren.’ Hij formuleert mastitismanagement als een combinatie tussen weerstand, infectiedruk en melken. ‘De weerbaarheid kun je beïnvloeden met onder andere voeding, fokkerij en vaccinaties. De infectiedruk zit hem vooral in huisvesting, hygiëne en, als meest belangrijk, de melkmachine.’

Praktijk weerbarstig ‘Omdat de tepelvoering het directe contact tussen machine en koe is, is het essentieel om deze te vervangen na het aantal melkingen dat de fabrikant voorschrijft’, noemt Johan Grolleman, zelfstandig adviseur melkwinning, als eerste aandachtspunt. In oudere tepelvoeringen kunnen haarscheuren ontstaan waarin bacteriën zich kunnen nestelen. Ook kan

de melkbaarheid afnemen, waardoor de melktijd en dus de speenbelasting onnodig toeneemt. Zijn tweede aandachtspunt is een open deur, maar gaat in de praktijk nog vaak mis: sluit alleen schone spenen aan. Start met melken als de koe de melk laat schieten, is een andere open deur. Theorie die elke boer kent, maar in de praktijk toch weerbarstig is. ‘De ideale situatie is schoonmaken, voorstralen en dan zestig tot negentig seconden wachttijd tot de koe de melk laat schieten. Dat betekent zes tot acht koeien voorbehandelen en dan weer terug naar de eerste koe om het melkstel aan te sluiten’, geeft Grolleman aan, die direct toegeeft dat dit meer tijd kost. Toch pleit hij in melkstallen voor dit protocol. ‘Blindmelken, dus melken zonder dat de koe de melk laat schieten, geeft een hoge speenbelasting. De slotgaten worden slechter. Niet alleen de melktijd neemt hierdoor toe, ook de uiergezondheid gaat hard achteruit. Bij een koe met speenpuntvereelting kan het wel twee uur duren voor het slotgat gesloten is, in plaats van de gangbare dertig minuten’, weet Grollema. Een langere duur geeft meer risico op binnendringende bacteriën. Het tweede risico van te snel aansluiten is dat de koe

Sanne van Raalte Frank Uijlenbroek & Berg Agri
Strooisel moet goed blijven liggen, stelt Westerink die daarom een mengsel bepleit van stro, vlas of gepelleteerd product met kalk of kleimineralen.

STELLEN EN VOLHOUDEN

niet volledig uitmelkt. ‘Achtergebleven melk gaat ten koste van de melkproductie en geeft meer kans op uierontsteking.’ Bij melkrobots ziet de melkwinningspecialist dan ook steeds meer aandacht voor goed voorbehandelen in plaats van snel aansluiten. Als laatste aandachtspunt noemt hij het zorgvuldig nadippen van de speen. ‘Pas als deze aandachtspunten kloppen, komt de afstelling van de melkmachine kijken’, is zijn ervaring. Instellingen zoals afnamegrenzen en vacuümniveaus zijn wat hem betreft altijd maatwerk op basis van de bedrijfsdoelstellingen.

Geen simpele oplossingen De motivatie van de melkveehouder is de belangrijkste voorwaarde om uiergezondheid naar een hoger niveau te tillen. ‘Vaak kosten maatregelen extra tijd en is het effect pas op de lange termijn zichtbaar. Dat vraagt dus om doorzettingsvermogen’, noemt Grolleman. ‘Er zijn geen simpele oplossingen, mastitis draait om veel handelingen die in elkaar grijpen’, vult Theo Lam aan. ‘De vraag is ook, wat mag preventief werken je kosten?’, stelt Henry Westerink, die de boer als bacteriemanager ziet. ‘De combinatie van vocht, temperatuur en voedingsbodem bepaalt de bacteriegroei in de omgeving. Idealiter heeft boxstrooisel dus een drogestofniveau van minimaal 65%.’ Om dat niveau te bereiken én te zorgen dat het strooisel in de boxen

blijft liggen, heeft Berg zich toegespitst op het maken van mengsels van stro, vlas of gepelleteerd product met kalk of kleimineralen. ‘Dat werkt antibacterieel, neemt veel vocht op en doordat kalk en kleimineralen anorganisch zijn, kunnen daar geen bacteriën op groeien.’

Daarbij noemt Westerink ook de opslag van strooisel als een risicopunt. ‘Sla het strooisel bij voorkeur binnen op en zorg dat het niet in contact komt met vocht of vervuiling.’

Voor een optimale uiergezondheid pleit Westerink voor twee keer per week instrooien van diepstrooiselboxen en voor matrassen dagelijks instrooien met een verse laag strooisel.

Fokkerij als mammoettanker ‘Focussen op koeien met een hoog celgetal is een verloren strijd’, stelt Johan Grolleman. ‘Als je die koeien behandelt zakt het tankcelgetal. Een koe van 3.000.000

‘BOXSTROOISEL BEVAT IDEALITER MINIMAAL 65% DROGE STOF’

cellen per ml melk gaat dan misschien naar 300.000 cellen per ml melk. Dat scheelt in de tank, maar niet in de infectiedruk.’

Hij pleit er voor om koeien met een hoog celgetal af te voeren en te focussen op de vaarzen, zodat dat oude koeien worden met een laag celgetal.

‘Ik ben er van overtuigd dat uiergezondheid al begint bij de biestvoorziening van het kalf’, gaat Theo Lam nog een stap verder. ‘Ondanks dat de erfelijkheid van de

uiergezondheidskenmerken laag is, heeft selecteren op uiergezondheidskenmerken ook langdurige invloed’, is zijn overtuiging. ‘Hygiëne op stal is de speedboot waar je mee bij kunt sturen, maar genetische vooruitgang is de mammoettanker.’

De mineralenvoorziening in de opfok, zorgen voor geleidelijke voerovergangen en stress voorkomen, noemt Lam als belangrijke punten om de weerstand op peil te houden. ‘Je kunt van allerlei technische innovaties bedenken, maar het gaat om de controle’, vult Grolleman aan. ‘Is de speen echt schoon na het schoonmaken? Is de speenpunt in goede conditie na de melking? Heeft het strooisel wel echt de kwaliteit is die je wilt? Nagaan of de handeling ook daadwerkelijk het gewenste effect heeft, daar valt nog veel winst te halen.’

Doelen stellen

Concrete doelen stellen. Dat noemen de drie deskundigen afzonderlijk van elkaar als belangrijkste maatregel om de uiergezondheid naar een hoger niveau te tillen. ‘Definieer welk tankcelgetal je wilt hebben en hoeveel mastitisgevallen je per jaar accepteert. Zit je hoger? Maak dan samen met je dierenarts en adviseurs een plan op maat’, adviseert Theo Lam. Bijkomend voordeel: dan valt er ook nog wat te vieren als de doelstelling is behaald.

Twee keer per week instrooien van diepstrooiselboxen en matrassen dagelijks instrooien met een verse laag strooisel, is het devies voor goede uiergezondheid.
Theo Lam: 'Mastitismanagement is nooit klaar.'
Henry Westerink: ‘Te vaak nog bedrijfsblindheid’

Studiereis naar Noord-Frankrijk

10 t/m 13 maart 2026

Kosten: € 1.095 (1-persoonskamer = € 150 toeslag)

Melk van het Noorden organiseert een 4-daagse studiereis naar Vlaanderen, Normandië en Bretagne. Deze reis per touringcar start op dinsdagochtend 10 maart vanuit Heerenveen en eindigt vrijdagavond 13 maart 2026. Op deze reis bezoekt u verschillende melkveebedrijven en ondernemers met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen.

Bedrijven die onder andere op het programma staan:

- Koen op ’t Roodt verhuisde afgelopen jaar vanuit Vlaanderen naar Normandië. Hij runt nu in Noord-Frankrijk een melkveebedrijf met hoogwaardig fokvee dat hoog scoort op exterieur en op melkproductie.

- Jeroen Krijnen en zijn vrouw Laurie runnen al meerdere jaren een melkveebedrijf in Bretagne. Zij benutten een deel van de melk om hiervan zeep van te maken en dat te verkopen.

- Jeffrey en Pauline Brode kochten in juli 2022 een bedrijf in Chapelle-Janson. Ze runnen een bedrijf met 100 hectare grond, 120 Holsteiners en 50.000 vleeskippen.

- De familie Boersma verkastte twee jaar geleden in Frankrijk en melkt daar nu op twee naastgelegen bedrijven.

- Een bezoek aan de D-Day stranden van Normandië staat ook op het programma.

Studiereis naar Denemarken

24 t/m 26 maart 2026

Kosten: € 875 (1-persoonskamer = € 120 toeslag)

Melk van het Noorden organiseert een 3-daagse studiereis naar Denemarken. Deze reis per touringcar start op dinsdagochtend 24 maart vanuit Heerenveen en eindigt donderdagavond 26 maart 2026. Op deze reis bezoekt u verschillende melkveebedrijven en ondernemers met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen.

Bedrijven die onder andere op het programma staan:

- Martijn Damsteegt runt in Tinglev een melkveebedrijf met ruim 1.000 koeien die gemiddeld circa 12.000 kilo melk produceren.

- Torben Sonderby is biologisch boer met 240 melkkoeien en is testbedrijf voor Arla op het gebied van o.a CO2- en methaanreductie op bedrijfsniveau.

- Luuk van der Wijst melkt nabij de plaats Nordenskov ruim 400 hoogproductieve koeien in een moderne melkstal met melkrobots.

- De familie Broeders boert reeds meer dan 30 jaar in Denemarken. Waar ze startten met 80 koeien melken ze nu ruim 1.500 koeien op twee locaties nabij Rødekro.

PRATEN OVER GEVOELENS

Speel geen mooi weer als je het geestelijk moeilijk hebt. Mentale gezondheid is in de agrarische sector een serieuze kwestie. Maak dat bespreekbaar, heb oog voor jezelf en voor anderen. Het begint met een luisterend oor.

Praten helpt! Het motto van de stichting Taboer lijkt een open deur. Toch is het lang niet altijd gemakkelijk voor mensen met agrarische beroepen om hun geestelijke noden bespreekbaar te maken. Ze blijven zich lang richten op hun bedrijf, op het vee of op de gewassen in het veld, voordat ze aandacht geven aan hun emotionele welzijn. Met hun boek ‘Wat de boer niet zegt’ leverden Truke Zeinstra en Johan Weerman in 2014 een handleiding voor zelfhulp en hulp aan anderen. Christel van Raaij giet het verhaal van de boer in geestelijke nood in een fictieve vorm in haar roman Tot hier (publicatie 11 december). Daarin raken boer en boerin Pieter en Tine elkaar kwijt als hun wereld verandert. Ze moeten verplaatsen met hun melkveebedrijf. Tine maakt plannen

en ziet kansen, Pieter kan de onzekerheid moeilijk aan. Het is fictie, maar Tine en Pieter vertegenwoordigen de echte situatie die Van Raaij leerde kennen in haar werk voor LTO Noord en later als zelfstandige. Organisaties als Taboer en ZOB (Zorg om boer en tuinder) hebben het doel mentale gezondheid in de sector bespreekbaar te maken en de verbinding tussen boer en hulpverlener te leggen. Op een boerenbedrijf kan de druk hoog zijn, onzekerheid lang duren en de eenzaamheid zwaar wegen. Het is te zien aan de cijfers voor

zelfdoding onder boeren en tuinders. Die liggen het hoogste van alle sectoren. In de periode 2013-2023 maakten (op basis van CBS-cijfers) per jaar 17 mensen per 100.000 een eind aan hun leven in de boeren-beroepsgroep. Onlangs kaartte ombudsman Reinier van Zutphen de problematiek aan in dagblad NRC. ‘Ik zie boeren diep ongelukkig worden’, stond boven dit artikel.

Risicofactoren

Risicoverhogende factoren zijn hoge druk van veranderende wet- en regelgeving, samenhangend met sociale isolatie en optreden van onvoorspelbare gebeurtenissen zoals een veeziekte of andere ramp. Ongeveer tweederde van de gevallen van zelfdoding betreft zelfstandige ondernemers in de sector, relatief vaak in de veehouderij en in de ruim vertegenwoordigde groep van mannen van middelbare leeftijd.

Van Raaij: ‘De sector kent een taal en cultuur die je moet kennen. Naar de huisarts gaan is voor een boer

Jorg Tönjes Landpixel
Collega-boeren en erfbetreders kunnen mensen met mentale problemen helpen door het gesprek op gang te brengen of iemand bijvoorbeeld mee te nemen naar een buurtactiviteit. Tracht bij zorgen om een collega-boer in gesprek te komen en te blijven.

IS NIET ZWAK

een grotere stap. Letterlijk, omdat hij zich daarvoor moet omkleden en ook figuurlijk. Wanneer een huisarts een boer met lichte fysieke klachten op het spreekuur krijgt, dan kan dit een signaal zijn dat er meer dingen spelen dan alleen fysiek. Niet alleen voor de huisarts, maar ook van anderen uit de omgeving van de boer is het belangrijk om op signalen te letten die tonen dat het misschien minder goed gaat. Al is het soms lastig te zien wanneer mensen zich langzaam anders gaan gedragen.’

Voor mensen om de boer heen is het goed om te weten dat persoonlijke zaken als een overlijden, scheiding, ziekte of zieke dieren veel invloed hebben op hoe hij zich voelt. Financiële problemen, rekeningen die laat betaald worden of werk dat blijft liggen, kunnen indicaties zijn.

Onvoldoende waardering

Van Raaij ziet drie invloedsfactoren die al langere tijd spelen in de agrarische sector: ‘Langdurige onzekerheid, grote wisselingen in opbrengstprijzen en, ook heel belangrijk, het gevoel dat boeren niet gewaardeerd

‘We laten zien het probleem te onderkennen’

De derde maandag van januari wordt geassocieerd met treurigheid, lage motivatie en gebrek aan energie. In het Engels wordt dat betitelt als ‘feeling blue’, vandaar de naam Blue Monday. Kenniscoöperatie Niscoo wil deze dag graag een positieve en inspirerende boost geven en viert daarom op deze dag haar vijftienjarige bestaan. Voorzitter Gerben Smeenk en melkveehouder in Makkinga, vertelt dat de invulling van het programma op deze dag zeker breder is, maar dat Niscoo bewust aandacht wil geven aan veel kanten van het boerenbedrijf. Op 19 januari 2026 is er daarom ook aandacht voor de mentale gezondheid met Chantal van den Berg als één van de sprekers op die dag; zij is kenner van het menselijk brein en gedrag. Ook deskundige Christel van Raaij is aanwezig en deelt op het podium kort haar inzichten. ‘Wij gaan ons jubileum ook echt wel vieren, maar met het coveren van het onderwerp mentale gezondheid willen we laten zien dat we het probleem onderkennen. Ook hopen we handvatten te bieden aan de omgeving, familie en vrienden van mensen met problemen’, zegt Smeenk. ‘Het is belangrijk signalen te herkennen en meer te weten over hoe je eventueel hulp kan bieden. Achter de voordeur van een boerengezin kunnen spanningen, ruzies of emoties leven. De druk is hoog en er wordt soms veel van mensen verwacht en niet iedereen kan de ratrace aan naar schaalvergroting.’

worden vanuit de maatschappij. Onzekerheid, financiële problemen en onvoldoende waardering zijn ook voor anderen in de samenleving belangrijke aanleidingen voor mentale problemen.’

Korte lijnen van boerenerf naar hulpverlening zijn er: Taboer, ZOB en de regionale LTO’s zetten professioneel en met vrijwilligers op hulplijnen de deur open voor mensen met hulpvragen. Op de Agrohulpkaart kunnen agrarische ondernemers namen vinden van mensen die helpen, coachen of vertrouwenspersoon zijn bij zaken waar ze tegenaan lopen. Het varieert van hulp bij burn-outs, aardbevingen, persoonlijk verlies, stoppen, veranderen…

De provincies kennen organisaties als Boerenperspectief en er zijn regionale organisaties, zelfs wel eens gemeentelijke initiatieven, zoals die in Staphorst en Lochem. Overijssel en Gelderland kennen erfcoaches. De hulp richt zich op ondernemers, medewerkers en hulp aan naasten en erfbetreders.

Doorvragen

Een campagne in Engeland heet ‘Ask twice’. Van Raaij denkt dat dit doorvragen enorm kan helpen. ‘Als de partner ziek is, vraag dan ook hoe het met de boer en op de boerderij gaat. Daarnaast kun je er proberen te zijn, zonder per se een gesprek te willen.’ Iemand meenemen naar een avond in het dorp, sporten of andere manieren van wat meer aandacht, trekken de persoon uit het isolement.

Erfbetreders als banken, accountants, leveranciers en coöperaties kunnen het gesprek op gang helpen. En juist vakgenoten zijn belangrijk. Taboerambassadeur Mariska Oving uit het Drentse Odoornerveen onderstreept dat belang. ‘Klagen doen we liever niet in de sector, maar het lucht op om je hart te luchten binnen de sector. Een kop koffie met elkaar drinken kan al helpen.’

De mentaliteit in de sector is gericht op

‘JE KUNT PROBEREN ER GEWOON TE ZIJN’

doorgaan. ‘Als dingen ingewikkeld worden ga je gewoon aan het werk en praat je niet over gevoelens’, zegt Van Raaij. Het is het proces wat Chris de Stoop beschrijft in zijn boek Dit is mijn hof. Daarin verliest zijn broer grip op zijn boerderij en zijn leven. ‘Als een collega-boer uit het leven stapt, schrikken mensen enorm, maar in gesprekken ligt de nadruk daarna vaak op wiens schuld het is. Dat het systeem waarin we als landbouw zitten, moet veranderen. En wat de overheid, banken en bedrijfsleven anders moeten doen. Maar voor mensen met mentale problemen helpt het niet om de discussie te verleggen. Laat het daarom vooral gaan over de hulp die nodig is voor mensen die nu worstelen met mentale problemen.’

BEWEGINGSRUIMTE BEHOUDEN

Wanneer Menno Jensma en Vera Velstra uit Engwierum over hun bedrijf praten, valt één ding direct op: iedere keuze is doordacht. Niet gedreven door snelheid of omvang, maar door continu optimaliseren, efficiëntie in arbeid en het finetunen van de bedrijfsopzet. Melkveebedrijf EZON in Engwierum begon in 1934 als pachtbedrijf en ontwikkelde zich in een kleine eeuw tot een modern, geautomatiseerd familiebedrijf met 270 melkkoeien.

Wie het erf oprijdt waar Menno en Vera met hun drie zonen boeren moet even goed opletten waar de auto te parkeren. De geleidestrippen op het beton voor de ligboxenstal maken duidelijk dat hier een voerrobot aan het werk is. Hij draait vele malen zijn rondjes van de ene naar de andere voergang en natuurlijk naar de voerschuur er tegenover waar een tweede

voerrobot klaar staat om af te lossen. Sinds drie maanden voeren de melkveehouders namelijk automatisch. ‘Automatisering past ons wel’, vertellen Menno en Vera. ‘We waren per dag wel 2,5 uur aan het voeren, waren € 20.000 aan diesel kwijt elk jaar terwijl de windmolen en de zonnepanelen energie te veel produceerden. Eigenlijk was het rekensommetje snel gemaakt.’ Zelfs met

een voermengwagen die pas drie jaar oud was. ‘Daar stond ook nog eens een trekker voor die 1.000 uur per jaar maakte.’

Meer vreten, meer melk

De robot scant elk halfuur de hoogte van het voer en voert bij waar nodig. Lagere rangorde dieren krijgen nu evenredig vers voer en selectief vreten wordt uitgesloten. ‘We voerden altijd ’s middags twee wagens, waardoor ze ’s avonds heel veel vraten en het soms eerder op was. Nu ligt er ’s ochtends altijd voldoende voer en dat geeft rust.’ De voordelen zijn eigenlijk al vrij snel helder, rekent Vera voor. ‘Het bespaart ons anderhalf uur werk per dag, er is meer rust in de koppel omdat er altijd vers voer is en ze vreten meer’, vult Menno aan. ‘De koeien zijn ook nog eens een liter melk per dag gestegen.’ Twee keer in de week zetten ze de voerkeuken vol met kuil, drie keer in de week - in verband met broeigevoeligheid - zetten ze er mais neer.

Alice Booij Binne-Louw Katsma
De bestaande melkveestal van Menno Jensma en Vera Velstra werd in 2012 uitgebreid en geoptimaliseerd, twee jaar geleden volgden melkrobots en sinds kort wordt gewerkt met een automatisch voersysteem.

ALS SLEUTEL NAAR DE TOEKOMST

In de nieuwgebouwde voerkeuken staan voersilo’s die met vijzels gevuld worden vanuit de grote silo’s buiten. ‘Daarmee zijn alle ingrediënten voorhanden om de bakken snel te vullen en verschillende groepen te voeren’, noemt Menno als voordeel. De werkwijze met de nieuwe automatisering is typerend voor hun melkveebedrijf met 270 melkkoeien. ‘We wilden minder afhankelijk zijn van vreemde arbeid en dan ga je meer inzetten op automatisering’, motiveert Vera. In 2023 kwamen er vijf nieuwe melkrobots en daarmee bleek het bedrijf ‘minder kwetsbaar’, geeft Vera aan. ‘We hebben een medewerker en als hij met vakantie is, blijft het voor ons goed te doen.’

Modern gemengd

De basis van het melkveebedrijf werd gelegd door Menno’s overgrootvader, die in 1934 als pachter begon. In 1994 werd het bedrijf eigendom en was de bedrijfsontwikkeling zoals op veel bedrijven: van gemengd naar

gespecialiseerde melkveehouderij. ‘Tot 1980 teelden we nog aardappelen, het bietenquotum is in 2000 verkocht’, vertelt Menno. ‘Na specialisatie in melkkoeien hebben we dankzij het GLB inmidddels weer meer verschillende teelten op het bedrijf met eiwit- en vezelgewassen en een nauwe samenwerking met een akkerbouwer’, vertelt Menno over de

‘DE GROEI GAAT HIER ALTIJD STAP VOOR STAP’

inmiddels 185 hectare modern gemengd boeren, waarbij hij meteen ook de strategische voordelen noemt. ‘We sluiten beter aan op de kringloop, verbeteren onze mestplaatsingsruimte en versterken de ruwvoerpositie.’

Menno ging in het jaar 2000 thuis aan

de slag en toen omvatte het bedrijf 120 melkkoeien en een stal uit de jaren zeventig. De bouw van een nieuwe melkveestal in 2003 en een uitbreiding in 2012 zorgden voor verdere groei. In datzelfde jaar namen Menno en Vera het bedrijf officieel over. De ontwikkeling van EZON kenmerkt zich door groei in kleine stappen. ‘Wij hebben altijd in evenwicht willen groeien’, geeft Menno aan. ‘Niet met sprongen, maar stap voor stap in grond en koeien.’ Toch waren er momenten waarop een grotere keuze zich aandiende. In 2013 kwam een buurbedrijf te koop met 40 hectare. ‘Een forse aankoop op dat moment, maar strategisch noodzakelijk. Het gaf continuïteit en mogelijkheden richting de toekomst’, verklaart het echtpaar. Het was ook de tijd dat Vera na de geboorte van de derde zoon stopte met haar werk bij AB Vakwerk en fulltime thuis aan het werk ging. ‘De kalveren zijn mijn afdeling. En ook voor optimalisatie maak ik me sterk, we proberen eruit te halen wat erin zit.’

Focus op preventie

Daarbij is dierenwelzijn en gezondheid een speerpunt in de bedrijfsvoering. ‘We richten ons voortdurend op preventie. Minder zieke koeien betekent meer werkplezier én meer efficiëntie. Protocolmatig werken hoort daarbij’, geeft Menno aan. ‘Dat doe je sowieso al wanneer je medewerkers hebt, dan moet je slim plannen.’ Het werk gemakkelijk maken hoort daar ook bij, zoals het klauwbekappen dat ze standaard na 100 dagen lactatie en net voor de droogstand uitvoeren. ‘We hebben een moderne bekap- en behandelbox. Het kost weinig moeite om een koe te bekappen en dan doe je het ook sneller.’

Twintig jaar lang werd er gemolken in een traditionele melkstal. EZON had stabiel en ervaren personeel; één medewerker werkte veertig jaar op het bedrijf voordat hij met

Familiebedrijf met toekomst

Met drie zonen – van 12, 14 en 16 jaar - die interesse tonen in het bedrijf, is opvolging een reële optie. ‘Over acht tot tien jaar kijken we waar ze staan,’ zegt Menno. ‘We kunnen eventueel splitsen, uitbreiden of bedrijfsopvolging in een andere vorm regelen. Het bouwblok is groot genoeg.’ Ondanks de omvang en automatisering blijft EZON herkenbaar als familiebedrijf. ‘Kuilen doen we bijvoorbeeld echt met het hele gezin. De jongens helpen zonder dat je het vraagt. Schapen, kippen, jongvee, alles loopt hier rond en hoort erbij. Dat we het mestrijden misschien zelf weer gaan oppakken, komt ook door hun enthousiasme.’

pensioen ging. ‘Maar de arbeidsmarkt verandert’, geeft Vera aan. Terwijl de ondernemers juist de wens hadden om drie keer per dag te gaan melken. ‘Personeel dat om kwart voor vier ’s ochtends begint, vind je nauwelijks nog,’ zegt Menno. ‘En drie keer daags melken wilden we voor de koeien wel, maar om dat allemaal zelf te doen zagen we niet zitten.’

De keuze voor automatisering kwam logischerwijs op tafel. Hoewel in 2003 al werd nagedacht over melkrobots, zette het bedrijf de stap pas 20 jaar later, in 2023. ‘We zagen dat de bedrijfsvoering anders moest. Robots bieden flexibiliteit en verminderen afhankelijkheid van personeel.’

Het bedrijf koos voor Lely, met service in de buurt, grote dataverzameling en -verwerking en de mogelijkheid met andere systemen te integreren. Voor de aanschaf

Menno Jensma en Vera Velstra met tussen hen in van links naar recht Andries, Hidde en Jesse. ‘Uitbreiden en groeien is nooit een doel op zich, maar we houden alle opties open’, zegt Jensma.

van de voerrobot hebben Menno en Vera nog andere automatische voersystemen bekeken, maar de mogelijkheid alle koedata uit het voeren en melken te combineren gaf de doorslag. ‘Koeherkenning, gezondheidsmonitoring en voerefficiëntie zijn ondertussen standaardonderdelen in de bedrijfsvoering.’

Hoewel veel in het bedrijf veranderde, bleef de fokkerijfilosofie grotendeels gelijk. ‘We letten nog steeds op zaken als achteruierhoogte en beenwerk,’ zegt Menno. ‘En kenmerken als voerefficiëntie en methaanreductie worden steeds belangrijker. De koe van de toekomst moet efficiënt omgaan met droge stof en mineralen.’ Fokkerij blijft een zaak van de lange adem, maar de technische mogelijkheden om prestaties te volgen zijn veel groter geworden. ‘Data helpt om koppels te sturen. Een koe met verhoogde temperatuur of activiteit wordt automatisch geselecteerd. Dat maakt het werk doelgerichter.’

Bedrijfszekerheid

Automatisering betekent voor de melkveehouders niet alleen werkverlichting, maar vooral bedrijfszekerheid. ‘Met robots ben je minder kwetsbaar en blijft het bedrijf draaien’, ervaren ze. ‘Ook tijdens vakanties of ziekte.’ Wel vraagt het om een andere manier van bedrijfsvoering. ‘Je moet kunnen vertrouwen op data en techniek,’ zegt Menno. ‘En je moet bereid zijn om te leren. Elk systeem geeft informatie, je moet ermee werken.’ In het streven naar bedrijfszekerheid staan een accupakket als noodvoorziening nog wel op het wensenlijstje. ‘Als alles elektrisch is, moet je nadenken over continuïteit.’ Ze geven aan dat ze rondom de voerrobot

nog wel wat te leren hebben. ‘We denken nu aan lasagnekuilen, meerdere lagen van verschillende snedes. De voerrobot maakt dat technisch mogelijk en zo voeren we jaarrond hetzelfde.’

Om het voeren verder te optimaliseren, werkt het bedrijf met een systeem waarbij losse grondstoffen bij elkaar komen. Dit

‘JE MOET ALTIJD BEREID ZIJN TE LEREN’

wordt benut door een uitgebreid en slim vijzelnetwerk, geleverd en geïnstalleerd door W.H. van der Heide uit Surhuisterveen. Hiermee kan bijvoorbeeld ook het jongvee volledig op een gemengd rantsoen draaien zonder aanvullende brok. ‘Dit systeem

maakt het mogelijk om groepen preciezer te voeren, dat zorgt ook weer voor meer efficiëntie’, lichten de melkveehouders deze bewuste keuze toe.

Bij de tijd blijven

De belangrijkste voorwaarde voor toekomstbestendigheid? Bewegingsruimte. ‘Je moet het bedrijf niet op slot zetten,’ zegt Menno. ‘Je moet altijd een richting op kunnen, of het nu gaat om uitbreiding, optimalisatie of nieuwe regelgeving.’ Een mogelijke zesde melkrobot en uitbreiding van de stal met 30 à 40 meter zijn opties, zeker als de jongens hun interesse in het bedrijf houden. Maar uitbreiden en groeien is geen doel op zich. ‘We willen blijven ontwikkelen op kwaliteit, efficiëntie en arbeid. Als je bij de tijd blijft, dan blijf je.’

Om het voeren te optimaliseren, wordt gewerkt met een systeem waarbij losse grondstoffen bij elkaar komen. W.H. van der Heide installeerde hiervoor een een bak waar de grondstoffen bij elkaar komen komen.
Vera Velstra: ‘De kalveren zijn onder andere mijn afdeling.’
Andries (16), Hidde (14) en Jesse (12) zijn alle drie vol overgave bij het bedrijf betrokken.

Al 30 jaar specialist in:

Agrarisch vastgoed | Taxaties

Bouw- & juridisch advies

Vergunningen | Productierechten

Bedrijfsverplaatsing | Emigratie

Op de hoogte blijven van al het agrarische nieuws?

Schrijf je in voor de AgriPlaza nieuwsbrief!

LIEVER GEEN COWBOYS.

Omdat energie zekerheid verdient.

De energiemarkt verandert razendsnel. Eigen energie geeft hierin de doorslag.

En dat trekt veel cowboys aan, vol mooie beloftes. Wij doen het anders.

We kennen de agrarische wereld van binnenuit. Kennen elke machine. Spreken je taal. Dat zorgt voor maatwerk. En een échte boost voor je bedrijfsvoering.

Duurzamer, lagere kosten, meer rendement. Vandaag, morgen en ver daarna.

Die zekerheid geeft energie.

Weten hoe dat werkt? Kijk op lokaalstroom.nl

MESTAFZETKOSTEN DRUKKEN DOOR

Melkveehouders Siebe en Bartele Bijma zetten in op een hoge melkproductie en een nauwe samenwerking met nabijgelegen akkerbouwers. Met stro in de ligboxen verlagen ze hun mestafzetkosten en verblijden ze akkerbouwers met kwaliteitsmest met een hoog organische stofgehalte. Een winwinsituatie.

Melkveehouders Siebe (53) en Bartele (29)

Bijma in het Friese Feinsum hebben de afgelopen jaren meerdere veranderingen doorgevoerd in hun bedrijfsvoering. Lopend over de voergang valt meteen op dat vader en zoon Bijma stro gebruiken als boxbedekking. ‘De koeien liggen er heerlijk op’, zegt Siebe Bijma, terwijl hij naar de dieren wijst.

Met 125 melk- en kalfkoeien en 70 stuks jongvee op 45 hectare hebben de maten een intensief bedrijf. Door de afbouw van de derogatie zijn hun mestafzetkosten de afgelopen jaren behoorlijk opgelopen. ‘Op jaarbasis voeren we zo’n 2.500 kuub mest af, tegen variërende kosten van € 20 tot € 30 per kuub’, zegt Bijma. Met een goede melkprijs kunnen de melkveehouders de oplopende mestafzetkosten wel opvangen. Maar de ondernemers kijken vooruit en willen hun kosten drukken, zonder afhankelijk te zijn van

een hoge melkprijs. Met de keuze voor stro in de boxen zien de ondernemers hun mestafzetkosten met ongeveer de helft teruglopen. Ze maken van een bedreiging een kans, zegt Bijma. ‘Het is geen noodsprong, maar een oplossing om het tij te keren. Degene die zich aanpast, houdt het ’t langst vol.’

Inzet op meer melk De melkveehouders zetten op hun intensieve bedrijf maximaal in op het melken van veel liters. De 2x7-melkstal (type 50 graden) werd in 2021 vervangen voor twee Fullwood-melkrobots. ‘We hebben vanaf 2018 een paar jaar aan weidegang gedaan, ook nog in combinatie met de robots. Daar zijn we later weer vanaf gestapt, om volledige controle te hebben over het voeren en melken’, zegt Bijma.

De ondernemers namen daarbij ook afscheid van FrieslandCampina en leveren nu voor het Koe Bewust-programma van A-ware.

Sinds 2014 werken ze met een voermengwagen. Het rantsoen van de koeien bestaat uit kuilgras, mais, sodagrain, mineralen en raapschroot. De nieuwmelkte koeien krijgen daarbij de eerste 50 dagen propyleenglycol gevoerd. Door het raapschroot is een kleine 20% ontsloten koolzaad gemengd, ook wel Canolabooster genoemd (zie kader). ‘Canolabooster vervangt raapschilfers in het rantsoen.

Het energierijke ontsloten koolzaad werkt minstens zo goed en is goedkoper’, aldus Bijma.

De melkveehouders betrekken het product sinds driekwartjaar van leverancier

‘DE KOEIEN DOEN HET GOED OP ONTSLOTEN KOOLZAAD’

Hoogland BV. ‘De koeien doen het er goed op. Het product is eigenlijk geruisloos ingepast in het rantsoen. We melken goed en zijn tevreden’, zegt Bijma. In de praktijk betekent dat een rollend jaargemiddelde van 11.500 kilo met 4,10% vet en 3,60% eiwit.

De melkveehouders sturen op het voersaldo per koe per dag. Medio oktober komt dit kengetal uit op € 15, exclusief ruwvoer. ‘Iedere hap moet raak zijn. We willen krachtvoer op rendabele wijze inzetten. Bij een hoge melkprijs kan het lonen om meer krachtvoer in te zetten. Gezondheid is en blijft de basis. Daarbij gaan we uit van ten minste 15 kilo drogestof uit ruwvoer.’

Bouke Poelsma
Siebe en Bartele Bijma: ‘Akkerbouwers zijn dol op steekbare kwaliteitsmest die veel organische stof bevat.

MEER MELK EN STRO IN DE BOXEN

Dure grond met kansen

Het melkveebedrijf van de Bijma’s ligt overduidelijk in een akkerbouwgebied. De locatie op vruchtbare klei brengt voor- en nadelen met zich mee. De grond is weliswaar ‘stervensduur’, maar biedt ruime mogelijkheden tot samenwerking. De melkveehouders ruilen bijvoorbeeld al jarenlang grond met nabijgelegen akkerbouwers. Met de keuze voor stro als boxbedekking intensiveren ze de samenwerking, zo vertelt Bijma. ‘Waar we voorheen drijfmest afzetten, voeren we nu vaste mest af. Akkerbouwers zijn dol op de steekbare kwaliteitsmest die veel organische stof bevat. Na de graanoogst rijden ze de mest als bodemverbeteraar uit op de stoppel. Het is een win-winsituatie.’

De keuze voor stro in de boxen ging bij de ondernemers gepaard met de nodige stalaanpassingen. De traditionele roostervloer is afgedekt met rubbermatten, die door de Bijma’s zelf van profiel zijn voorzien. Er zijn mestschuiven met kettingaandrijving geïnstalleerd en de ligboxen worden gerenoveerd.

‘We zijn vorig jaar van april tot november bezig geweest en hebben alles in eigen beheer gedaan’, blikt Siebe Bijma terug.

De totale kosten bedragen zo’n € 70.000. ‘We hebben intussen ook rubbermatten geleverd aan collega-veehouders’, vertelt de melkveehouder.

Minishovel met strostrooier

Achter de stal ligt een imposante stapel strobalen

Wat is Canolabooster?

Canolabooster is ontsloten koolzaad, rijk aan ruw vet en daarmee erg energierijk. Dankzij een verfijnd ontsluitingsproces kan de koe dit ruw vet daadwerkelijk benutten. Het resultaat is een efficiënte energiebron zonder het risico op pensverzuring. Hoogland BV testte het product in 2024 op drie melkveebedrijven in de praktijk. De resultaten waren hoopgevend, maar technische uitdagingen rond het ontsluiten en de houdbaarheid maakten het product toen nog niet praktijkrijp. In 2025 is het project voortgezet. De technische hobbels zijn overwonnen en Canolabooster is nu productie- en praktijkrijp. ‘Doordat het vet langzaam vrijkomt, helpt Canolabooster een stabiel energieniveau te creëren in het rantsoen. Dat resulteert in meer melk per koe, zonder daling van de vet- en eiwitgehalten in de melk. Vaak hebben onverzadigde verzuren wel een negatieve impact op de gehalten, maar het gebruik van Canolabooster laat dit in de praktijk niet zien’, licht Freddy Kingma van Hoogland BV toe. Hij begeleidt onder anderen ook de Bijma’s bij hun voerstrategie en rantsoensamenstelling.

opgeslagen. Het stro is afkomstig van akkerbouwers uit de buurt. ‘Het gaat om zo’n 160 ton. We hebben het stro laten persen en zelf van het land gehaald’, zegt Bijma. Door het stro rechtstreeks en tijdens het seizoen aan te kopen, weten de melkveehouders de strokosten aanzienlijk te drukken.

De ondernemers lopen tweemaal daags de ligboxen langs en vullen de boxen ’s middags bij met een verse laag stro. Er gaat een pak stro per dag doorheen. Het instrooien is zo gepiept en kost hooguit 20 minuten per dag. De Bijma’s gebruiken daarvoor een minishovel met een strostrooier. Ze rijden over de dichte vloer en gaan pal langs de boxen. De melkveehouders willen op termijn een automatische strostrooier installeren aan een rail in de stal.

Met stro als boxbedekking

ervaren de koeien veel comfort. Wat hygiëne betreft maken de ondernemers zich ook geen zorgen. Ze zagen het celgetal zelfs dalen van 250 naar 150. ‘We gebruiken het middel Actisan360 om de hygiëne in de boxen te waarborgen en de bacteriedruk te beperken’, vertelt opvolger Bartele Bijma.

Overdekte mestopslag

Na de reeks aanpassingen op hun bedrijf zijn de melkveehouders nog niet uitgebouwd. ‘We moeten een deel van de ligboxen nog aanpakken’, zegt Siebe Bijma. Naast plannen voor de automatische stroverdeler willen de ondernemers ook een overdekte opslag voor de vaste mest realiseren.

De uitvoering doen ze in eigen beheer. ‘Bij de bouw is hier nog nooit een aannemer aan te pas gekomen’, besluit Bijma.

Elke middag komt er vers stro in de ligboxen.

WEGVALLEN DEROGATIE ZET

Het wegvallen van de derogatie heeft impact op de beurs, maar ook op het aantal koeien dat weidegang krijgt. ‘Zeker boeren op zand die redelijk intensief zijn, hebben vrij snel te weinig mest beschikbaar’, zegt Arend Hoekstra van accountantsbureau Van der Veen & Kromhout. Weidegang blijft zeker mogelijk, maar het komt dan aan op efficiënter bemesten en de mestvoorraad strakker plannen.

De meerderheid van de melkveehouders past graag weidegang toe. Maar vooral voor de categorie die de koeien redelijk veel liet weiden en ook nog eens redelijk intensief boert, komt dit duidelijk extra onder druk te staan. De reden: de afbouw van de derogatie. ‘Door het toepassen van weidegang hebben veehouders veel minder mest in de put, terwijl ze net als opstallers komend jaar wel meer dierlijke mest verplicht moeten afvoeren. Daarmee lopen ze het risico dat ze hun grasland niet meer optimaal kunnen bemesten’, zegt Arend Hoekstra, agrarisch bedrijfsadviseur van accountantsbureau Van der Veen & Kromhout in Gorredijk. ‘Hoe intensiever

de bedrijven zijn, hoe moeilijker het wordt. En op zandgrond zijn de problemen het grootst, omdat de N-bemestingsnorm en het stikstofnaleverend vermogen op zand lager is dan op klei en veen.’

Om dat te illustreren heeft Hoekstra

‘HOE INTENSIEVER HET BEDRIJF, HOE MOEILIJKER HET WORDT’

een berekening gemaakt van een voorbeeldbedrijf met een intensiteit van 14.500 kilo melk per hectare dat met

derogatie geen mestafvoer nodig had (zie tabel pagina 47). Het voorbeeldbedrijf telt 120 koeien die gemiddeld 9.000 kilo melk produceren met een ureum van 20. Het vervangingspercentage is 30% en van de 74 hectare wordt 14 ha als maisland benut en 60 ha als grasland. Kortom, een vrij doorsnee melkveebedrijf in NoordNederland.

Na het wegvallen van derogatie moet dit bedrijf jaarlijks 1.243 kuub drijfmest afvoeren. In de berekening is voor dit bedrijf het effect van niet beweiden en drie beweidingstrategieën op de totale stikstofbemesting van grasland meegenomen. Er wordt uitgegaan van 35 kuub drijfmest op maisland. ‘In alle scenario’s blijkt de melkveehouder op zand niet te voldoen aan de bemestingsnorm van grasland. Er is te weinig mest voor de graslandbemesting. Hoe meer uren weiden, hoe groter het tekort. Ook als de veehouder compenseert met kunstmest’, zegt

Janet Beekman en Sjoerd Hofstee Marcel van Kammen
Weidegang blijft op de meeste bedrijven mogelijk, maar het vraagt wel meer planning en efficiëntie.

WEIDEGANG EXTRA ONDER DRUK

Hoekstra.

In de berekening komt hetzelfde voorbeeldbedrijf nog meer mest tekort als het in een zogenoemd aandachtsgebied stikstof (voorheen NV-gebied genoemd) ligt. ‘Ongeveer een derde van onze klanten ligt met hun melkveebedrijf in aandachtsgebied stikstof categorie 1. Zij hebben te maken met 10% korting op de stikstofgebruiksnorm en zij kunnen dus nog minder corrigeren met kunstmest’, licht Hoekstra toe.

De berekening voor veen- en kleigrond toont dat er alleen een mesttekort is bij onbeperkt weiden. Dat ook opstallers in dit rekenvoorbeeld uitkomen op te weinig beschikbare mest heeft te maken met het feit dat deze veehouders meer maaisnedes hebben en die vragen meer drijfmest dan weidepercelen. Zo gezien kun je concluderen dat het niet veel uitmaakt of je al dan niet weidegang toepast, beide keren kom je – in ieder geval op zandgrond - mest tekort om de bemestingsnorm te halen. Het grote pijnpunt zit dan ook bij melkveebedrijven die intensiever zijn dan dit voorbeeldbedrijf en gewend waren relatief veel te weiden. Zij moeten meer mest afzetten, maar houden dan nog minder of zelfs helemaal geen drijfmest beschikbaar om te kunnen benutten. Deze categorie voelt zich daarom gedwongen om minder weidegang toe te passen of zelfs te kiezen voor volledig opstallen.

Weidegang neemt af Vanaf 2022 is er al een dalende trend

waar te nemen in het aantal bedrijven dat weidegang toepast. Het aantal melkveebedrijven waar koeien gedeeltelijk of volledig weidegang krijgen daalde van 83,9 procent in 2022 naar 82,8 procent in 2023 en 80,1 procent in 2024. Een daling van bijna 4 procent in twee jaar tijd. De redenen zijn onder andere schaalvergroting en de opkomst van melkrobots. In 2024 speelden een nat voorjaar en de uitbraak van blauwtong ook een rol. Bekend is dat weidegang ook onder druk staat omdat weidegangpremies niet meestijgen met de absolute melkprijs.

Nu komt daar dus het verlies van derogatie bij. Het rekenvoorbeeld laat zien dat een bedrijf met gemiddelde omvang en intensiteit bij veel weiden erg weinig drijfmest beschikbaar houdt. Natuurlijk kunnen melkveehouders ook aan managementknoppen proberen te draaien. Minder hectares mais bijvoorbeeld, maakt meer drijfmest beschikbaar voor zowel weide- als maaipercelen grasland. Ook een lager ureum helpt om de verplichte afvoer

Effecten van wegvallen derogatie op beschikbare dierlijke mest bij wel/niet beweiden

Voorbeeldbedrijf 9.000 kg/koe

Ureum 20

Koeien 120

Pinken 36

Kalveren 36

ZAND geen aandachtsgebied stikstof

VEEN geen aandachtsgebied stikstof

Melkproductie 1.080.000

Grondsoort zand, veen of klei

Ha mais 14

Ha gras 60

Totaal ha 74

Onbeperkt weiden Beperkt weiden 180x14: 2.520 uren

KLEI geen aandachtsgebied

De rode cijfers geven aan waar de bemesting van grasland onder de bemestingsnorm komt

Op zandgrond is

BERG POTSTALMIX

Hygiënisch (pot)stalstrooisel met verzorgende en stikstofbindende eigenschappen!

Geschikt voor

strostallen afkalfstallen kalverhuisvesting vrije loopstallen

bergagri.com

terug te dringen en ook meer klaver in het areaal kan bijdragen aan behoud van groei en kwaliteit nu minder bemesting mogelijk is (zie kader). Bovendien brengt minder

of niet meer weiden net zo goed nadelen met zich mee. Het betekent meer mest uitrijden in het voorjaar, wat weer werk en kosten betekent. Bovendien mis je de

‘Weidegang zonder derogatie kan wel’

Stichting Weidegang is bekend met opvatting dat het verlies van derogatie weidegang verder onder druk kan zetten, maar bepleit met een factsheet op haar eigen website dat weidegang zeker mogelijk blijft. ‘Het vraagt wel om een nauwkeurige planning. Of je nu wel of niet weidt’, schrijft de stichting. De Stichting Weidegang voerde een scenariostudie uit en concludeert op basis daarvan dat bijna elk bedrijf - intensief of extensief, groot of klein, veel of weinig weidegang - kan blijven weiden, kan voldoen aan zijn mestafvoerverplichting én genoeg mest over kan houden om zelf uit te rijden. Alleen bij een intensief bedrijf met 4000 uur weidegang knelt het, volgens deze studie. ‘Maar dat zal in de praktijk niet of nauwelijks voorkomen’, stelt de stichting. Zij neemt als vuistregel om voor de 1e weidesnede (nadat de derogatie vervallen is) 10 m3 drijfmest per ha toe te dienen en voor de maaisnede 20 m3 per ha. Om die mest ook daadwerkelijk beschikbaar te hebben, is het devies om de mestvoorraad strak te plannen. ‘Daarbij zijn twee data belangrijk in het voorjaar: 15 februari (vanaf die datum mag je weer mest uitrijden op je eigen land) en 1 april (datum waarop akkerbouw mest nodig heeft). Het streven is om op 1 april in één keer (100%) te voldoen aan de verplichte mestafzet. Dan is de vraag het hoogst en de prijs (relatief!) het laagst’, schetst de stichting om te vervolgen: ‘Nu kun je er voor kiezen, als blijkt dat je te weinig mest hebt voor eigen aanwending, om op 1 april maar de helft van je verplichte mestafvoer af te zetten. Maar dat is wel riskant, omdat de afvoerprijs van mest verderop in het seizoen hoger is en je maakt je erg afhankelijk van het weersverloop in het groeiseizoen. Een andere optie is om één jaar extra mest te sparen, zeg maar een correctie, waardoor je de jaren erna voldoende mest hebt.’ De stichting tipt dat het voor iets intensievere melkveebedrijven sowieso loont om te sturen op een laag ureum en voldoende mestopslag voorradig te hebben.

Politiek en maatschappij willen graag de koe in de wei blijven zien, maar of zij de (financiële) helpende hand verder toesteken, valt te betwijfelen.

voordelen van het goedkope en kwalitatief rijke weidegras dat de koeien in het voorjaar opnemen als je minder of niet meer weidt. Daar zit ook een rekensom aan vast die een melkveehouder zelf kan maken en afwegen.

Politieke steun onwaarschijnlijk

Om de teruggang van weidegang te stoppen, zou de politiek eventueel een helpende hand te kunnen bieden. Als zij bijvoorbeeld de regels verandert door melkveehouders die weiden een bepaalde

MEER KLAVER IN HET PERCEEL HELPT MET BESPARING OP MEST

mate van vrijstelling te verschaffen. Bijvoorbeeld: mest dat geplaatst wordt op weidepercelen anders inrekenen in de mestbalans waardoor weidende melkveehouders minder hoeven af te voeren en meer mest beschikbaar houden. Om weidegang te stimuleren is dit wellicht een logische gedachte, maar gezien de politieke discussies hieromtrent in Den Haag en Brussel lijkt dit niet veel kans van slagen te hebben.

PIETER DE JONG: ‘MELK VERDIENT

Biologisch melkveehouder Pieter de Jong ziet graag een melkstroom ontstaan op basis van aantoonbaar betere aminozuren in de melk door de kracht van regenwormen in de bodem te benutten. ‘Mijn ideaal is dat melk in de toekomst onderdeel is van een soort forensisch onderzoek waarbij de oorsprong van het product wordt ontleed en op basis daarvan ook wordt beloond.’

De 120-koppige veestapel van Pieter de Jong in Surhuisterveen bestaat uit verschillende kleuren en rassen. De roodbonte dieren met duidelijk meer vlees op de botten zijn z’n favoriet, maar er lopen ook tien zuivere Deense Jerseys tussen en inmiddels wordt er onder andere gekruist met Brown Swiss. Al de dieren hebben gemeen dat ze hun melk produceren op een overheersend grasrantsoen. ‘Van het voorjaar tot het najaar weid ik de koeien zoveel mogelijk’, vertelt de biologische melkveehouder. Daarnaast krijgen de koeien in die periode louter luzernebrok bijgevoerd. In de winter bestaat het

rantsoen uit vooral kuilgras met daarbij een passende brok en voerstro. ‘De laatste jaren voerde ik ook voerbieten, maar helaas kan ik die nu niet geleverd krijgen doordat het aantal biologische boeren slinkt dat deze bieten teelt’, vertelt De Jong. ‘Dat is jammer, want daarmee stuwden we het vetpercentage in de melk boven de 5%. Nu blijft dat rond de 4,80% steken.’ Het eiwitgehalte ligt gemiddeld op 3,75% en de productie op een kleine 7.000 kilo per koe per jaar. Die melk vindt z’n weg via een speciaal programma van EkoHolland voor de Amerikaanse markt en is 100% gecertificeerd antibioticavrij. ‘We ontvangen

nu een plus van 3 cent voor deelname aan deze melkstroom. De vraag daarnaar neemt duidelijk toe, dus we hebben als deelnemers hoop binnenkort een iets hogere plus te kunnen ontvangen.’ De melkveehouder licht toe dat volledig antibioticavrij niet onderschat moet worden. ‘Heb ik een koe met een keizersnede dan kan ik de melk niet benutten. Zo’n koe kan ik dus wel afschrijven binnen onze bedrijfsvoering. De plus is daarom wel terecht want het heeft ook een financiële impact. Desalniettemin ben ik er blij mee, ik vind het mooi dat er een markt is waar een meerprijs wordt betaald voor melk met toegevoegde waarde.’

Kwaliteit x acceptatie Daarmee raakt De Jong aan een thema dat hem na aan het hart ligt: de kwaliteit van melk. Eerder was hij onder andere deelnemer binnen het project Maximaal melk uit gras waar dit ook onderdeel van was. ‘Hieruit kwamen al interessante inzichten naar voren. Op basis van onderzoek naar onder andere omega-

Sjoerd Hofstee
Anne van der Woude
De koeien genieten volop weidegang. Ook dat helpt volgens de melkveehouder het bodemleven te stimuleren en zo aan gezonde aminozuren te werken.

FORENSISCH ONDERZOEK’

‘De vraag verandert, maar hoe?’

Jan Stellingwerf van Melkcontrole Nijland merkt dat meer melkveehouders zoeken naar meer inzicht in de kwaliteit van melk en wat daar wellicht meer mee te kunnen doen. ‘Wij willen daar graag in mee, maar ook voor ons is het een zoektocht. Toegepast onderzoeksmateriaal is erg duur en daarbij speelt dat we nu nog niet goed in kunnen schatten welke kant de vraag echt uit beweegt. Dan doel ik op de vraag vanuit de markt, de consument. Uiteindelijk moet de boer de melk met meerwaarde immers ook voor een hogere prijs kunnen verwaarden. Deze zoektocht gaan wij echter niet uit de weg. Waar het passend is, bewegen wij mee met de vraag vanuit de markt en onze boeren.’

vetzuren, NEFA’s en DeNova in de melk kun je al veel aantonen over hoe een koe in haar vel zit, of er sprake is van slepende melkziekte en ook of haar rantsoen wel klopt.’ Op basis van deze ervaringen is de melkveehouder ervan overtuigd dat er

‘MET AI KUNNEN WE MELKKWALITEIT NOG BETER IN BEELD KRIJGEN’

tegenwoordig nog veel meer in beeld te brengen is rond melkkwaliteit. ‘Zeker in deze tijd, met onder andere hulp van AI, is er naar mijn idee nog veel meer mogelijk om de verschillen in melkkwaliteit goed in beeld te krijgen en aan te tonen. Ik heb altijd geleerd dat economie gevormd wordt door kwaliteit x acceptatie. In de huidige consumptiemaatschappij, waarin commercie een grote rol speelt, wordt op die manier vaak acceptatie afgedwongen. Maar veel waardevoller wordt het als je op basis van kwaliteit acceptatie kunt bewerkstelligen.’

De Jong richt zijn blik daarbij op de kwaliteit van het gras en de bodem in relatie tot de melkkwaliteit. ‘Ik ben er van overtuigd dat een gezonde bodem, met daarin veel wormen, een positieve invloed heeft op de aminozuren in het gras en daarmee op de melk die hieruit wordt gevormd. Wormen verteren organisch materiaal en bemesten de bodem met voedingstoffen waar het gras gezonde aminozuren uit vormt. Die aminozuren komen terug in de melk en dat moet je vervolgens aantonen en daarna vermarkten’, schetst De Jong zijn denkrichting. Eerder zag hij voorbeelden waarbij aan de hand van infraroodtechniek melk als het ware wordt ontleed. ‘Het gaf

mij het gevoel alsof ik als melkveehouder onderdeel van een tv-crimi was. Je weet wel: waarbij bloed wordt onderzocht en dit terugleidt naar de dader van een moord. Mijn ideaalbeeld is dan ook dat melkveehouders samenwerken met wetenschappers als een soort forensisch onderzoeksteam naar de herkomst van de melkkwaliteit.’

Eigen afzetkanalen

Om hierin stappen te zetten diende De Jong een verzoek in tot een projectonderzoek als onderdeel van het landelijke project ReGeNL. Ook sprak hij met Melkcontrole Nijland over de mogelijkheden van verdiepender onderzoek naar melkkwaliteit. ‘De moderne technologie biedt kansen op dit gebied die ik graag benut zie worden. Het moet de komende jaren vast lukken om het onderscheid in melkkwaliteit, op basis van voeding en management, vast te stellen. Wanneer dat inderdaad lukt, is het natuurlijk nog zaak om het te verwaarden. Vanzelfsprekend is dat geen eenvoudige vervolgstap, maar voor mij is wel zeker dat we dat als boeren dan in eigen hand moeten houden. Nu laten we ons als melkveesector te veel leiden door de industrie die de melk bewerkt en daarmee de markt naar haar hand zet. Het zou prachtig zijn als we daar vanaf kunnen en als boeren onze eigen afzetkanalen kunnen creëren en benutten.’

‘Het gezondste glas melk voor de consument’

Alleen al het laatste decennium vonden er meerdere (praktijk)onderzoeken plaats naar de kwaliteit van melk gerelateerd aan het management. Dit bracht vele inzichten, maar nooit kwam tot nu toe daaruit onomstotelijk naar voren dat de kwaliteit bewezen beter is wanneer je een bepaald management toepast. Iemand die ook met deze zoektocht bezig is, is Anita Jongman. Zij begeleidt het project OERmelk, waarin elf biologische melkveehouders in Groningen en Drenthe onderzoeken hoe zij kunnen komen tot ‘Het gezondste glas melk voor de consument’, zoals Jongman het betitelt. ‘Wij zijn gezamenlijk met een ontdekkingsreis bezig om te kijken hoe de kwaliteit van de melk zo hoog mogelijk te krijgen en hoe dat daarna dan ook te kunnen vermarkten. Die doelstelling uitspreken is één, maar daartoe komen is echt een ontdekkingsreis. Alleen al omdat het onderzoeken van melk erg duur is en je dus goed moet kijken op welke parameters je gaat sturen en daarmee die dan ook laat onderzoeken.’ Het project ging twee jaar geleden van start, maar harde resultaten zijn er nog niet. ‘Wij leren veel en hopen natuurlijk op termijn ook zaken te kunnen staven als het om de kwaliteit van melk gaat. Maar belangrijker is dat wij ervan overtuigd zijn niet te willen leveren voor de anonieme tankauto, maar voor consumenten die we kennen. Met een product dat voedt, niet louter vult. Om dat te kunnen bereiken, werken we met verschillende stapjes aan een verbeterde bedrijfsvoering. We verwachten zo de komende tijd mooie resultaten te boeken. Als het gaat om kwaliteit van melk en de erkenning daarvan, geloof ik oprecht dat we het tij meehebben’, besluit Jongman.

Pieter de Jong: ‘‘Ik ben er van overtuigd dat een gezonde bodem met veel wormen een positieve invloed heeft op de aminozuren in het gras en daarmee in de melk die hieruit wordt gevormd.’

Blue Monday jubileum event

NISCOO bestaat 15 jaar!

maandag 19 januari 2026

Een dag vol verbinding en positiviteit!

Maandag 19 januari 2026, op Blue Monday, viert NISCOO haar 15-jarig jubileum in het Abe Lenstra Stadion in Heerenveen. Deze bijzondere dag staat in het teken van de mentale gezondheid van onze boeren en het welzijn binnen de agrarische sector. Wij nodigen leden en belangstellenden, jong en oud van harte uit om deze dag samen met ons te vieren. We hebben sprekers van het eerste uur, waaronder Geesje Rotgers, maar ook breinexpert Chantal van den Berg. Daarnaast verwelkomen wij ook Jacques Van Outryve, landbouwjournalist en voedselexpert op Europees niveau, hij neemt ons mee in de toekomst van onze voedselvoorziening. We starten deze dag om 10.30 uur en tussen de middag is er een lekker stamppotbuffet! We eindigen deze dag rond 16.00 uur en sluiten af met een hapje en drankje.

Aanmelden via: www.niscoo.nl of QR code

Maak van Blue Monday een dag vol inspiratie & warme verbinding.

Ook zeker zijn van eigen energie met uw eigen windmolen?

Van het aanvragen van de vergunning en ISDE subsidies tot de plaatsing van de kleine erfwindmolen: Wij zetten ons volledig in om uw kleine windmolen kundig en snel te realiseren. Onze Logic windmolen is de stilste in zijn klasse: Dé ideale keuze voor wie duurzame geruisloze energie wil opwekken!

Leverbaar in: 25kW

Ashoogte: 15, 20, 25 & 30 meter (15 & 20m kantelbaar)

Opbrengst: tot 85.000kWh

Meer informatie of brochure aanvragen?

Bezoek onze website via de QR-code of neem direct contact met ons op:

Hulst Wind Energy

Paaptilsterweg 29, 9986 XP Oldenzijl

t. 0596 - 362110

e. info@hulstwindenergy.com

‘PLAN PERCELEN OOK IN

Een dalende mestgift betekent ook dat er minder organische stof, mineralen en sporenelementen op het land komen. De gehalten in voer en bodem van verschillende mineralen en sporenelementen zakken verontrustend. Melkveehouders moeten zich hier beter bewust van zijn, waarschuwen experts van Eurofins Agro. ‘En maak bemestingsplannen per perceel in plaats van voor het hele bedrijf.’

‘Het fosforgehalte in kuil en bodem is een voorbeeld van een mineraal dat onder de kritische grens dreigt te raken’, schetst accountmanager Alie Hissink. Op basis van de uitslag van voorjaarskuilen liet ze op één van de onlangs gehouden expertdagen van Eurofins Agro in Wolvega zien dat het aantal grammen fosfor per kilo droge stof in dertig jaar daalde van ruim boven de 4 naar rond de 3,5. Met meer mais in het rantsoen zal dat nog verder zakken. ‘Maar 3,3 is wel de ondergrens’. Een lager

fosforgehalte geeft gezondheidsproblemen bij de melkkoeien. ‘Uiteindelijk gaan koeien dood bij te weinig fosfor’, stelt ze onomwonden.

Het moge bekend zijn: de daling komt voort uit de beperking van gebruik van drijfmest. Dat bevat veel meer mineralen en sporenelementen dan een stikstofkunstmest. Een breed spectrum aan sporenelementen en mineralen in kuil daalt daarom door het aangescherpte mestbeleid, waaronder naast fosfor ook kali en mangaan.

Drijfmest is nog wel zo rijk dat het bij de nog toegestane 170 kilo stikstof per hectare nog

steeds onttrekking van veel elementen dekt. Dat geldt tot een verlaging van gift tot een 25 tot 30 kuub per hectare, schat Hissink. Daaronder nemen de problemen verder toe, Naast fosfor komen kali, zwavel, mangaan en molybdeen wel in het geding bij de mestnorm voor 2026. ‘Een laag gehalte aan mangaan zorgt voor meer stierkalveren’, merkt Hissink op. De onttrekking van deze stoffen door gras is hoger dan met mest meegegeven kan worden. Bij mais geldt dit alleen voor fosfor. Zonder gerichtere aanpak leiden deze tekorten tot een zich versterkende vicieuze cirkel. Het land levert te weinig aan het gras, waardoor er in de volgende mestronde weer minder van dat mineraal zit. De gehaltes dalen dan door de jaren heen steeds verder.

Fosfaatkunstmest kan weer

Bij kali is een met fosfor vergelijkbare daling te zien in voorjaarskuilen van 36 gram per kilo droge stof naar 30 gram. Dat heeft vervolgens vooral effect op de opbrengst van het grasland en is te ondervangen door een kalibemesting. Voor een te laag

Sporenelementen in graskuilen dalen gemiddeld gezien steeds verder. Gericht mineralen toevoegen aan het rantsoen wordt alsmaar belangrijker, stellen experts.

Jelte Albada Langs de Melkweg

ALS PRODUCTIEGROEPEN’

aandeel zwavel is ook gericht kunstmest te gebruiken. Voor fosfor geldt bemesting met fosfaatkunstmest ook als meest logische oplossing. ‘We verwachten dat een te lage fosfaatwaarde zo ook opgelost mag worden. Met het vervallen van de derogatie vervallen ook de bijbehorende beperkingen. Melkveehouders mogen weer fosfaatkunstmest gebruiken zolang dat binnen de gebruiksnormen voor fosfaat valt’, stelde Hissink op de expertdag. Verder bepleit de Eurofins Agro-medewerker toevoegen van mineralenmengsels aan het voer van de koeien. ‘En dan niet standaardmengsels, maar mengsels afgestemd op de uitslagen van de kuilmonsters. Het is niet zinvol mineralen of sporenelementen toe te voegen die al voldoende in het voer zitten.’

Organische stof

Wat geldt voor de afname van mineralen door minder mest geldt ook voor organische stof in de bodem. ‘De bodem is het fundament voor de productie en organische stof is de basis van de bodem. Maar is dat fundament wel klaar voor de toekomst’, is de vraag die productspecialist Karst Brolsma van Eurofins Agro de bezoekers van de expertdag voorlegt.

Die basis in evenwicht houden is een spel tussen het behoud en liefst laten stijgen van organische stof en aan de andere kant stimuleren van de afbraak om de mineralen uit de bodem te benutten.

Mest speelde bij die organische stofbalans voor melkveehouders een min of meer automatische rol. Maar bij de strengere mestnormen vervalt die rol. Daar komt bovenop dat naar verwachting de teelt van mais en wisselteelten toeneemt door het einde van de derogatie. Dat heeft een extra negatief effect. ‘Niks is zo goed voor het organische stofgehalte dan blijvend grasland’, stelt Brolsma.

Wat Brolsma vooral opvalt is de grote variatie in het stikstofleverend vermogen (NLV) tussen percelen binnen een bedrijf. De meeste percelen hebben dan wel een NLV rond de 160 kilo stikstof maar het varieert verder van 120 tot 240. Bij een stikstofopname vanuit dat vermogen van 60 tot 70 procent, betekent dat bij een NLV hoger dan 200 een levering van 120 tot 140 kilo stikstof op dat perceel. Bij een NLV van onder de 100 is dat maar 60 tot 70 kilo stikstof.

Plan per perceel ‘Melkveehouders stellen vaak één bemestingplan op voor het hele bedrijf, maar deze verschillen vragen om een plan per perceel. Of, werkbaarder, een indeling van percelen in productiegroepen, zoals bij de koeien’, adviseert Brolsma. Probeer daarbij in eerste instantie juist de

‘CHECK HET NLV PER PERCEEL, DE VERSCHILLEN ZIJN GROOT’

productie op de beste percelen verder te verbeteren, geeft de Eurofins Agromedewerker aan. ‘Op die percelen is alles in orde en kun je het opbrengstpotentieel wellicht nog beter benutten. Meer bemesten van de slechtere percelen is zonde zo lang je niet weet wat de oorzaak van die lage productie is. Dat moet je eerst uitzoeken.’ Houd ook rekening met het verschil tussen mais en gras, geeft Brolsma aan. Dat vraagt aandacht, omdat daarbij ook een verschil speelt in de kwaliteit van de

organische stof. Bij vergelijkbare pH en organischestofgehalte op zandgrond ligt de microbiële biomassa bij grasland een derde hoger dan op maisland. De activiteit daarvan zorgt voor een grotere afbraak van de organische stof. Op kleigrond is dat verschil kleiner.

De verschuiving van de verhouding tussen calcium en magnesium aan het klei-humuscomplex leidt tot een slechtere bodemstructuur. Die verhouding schuift steeds meer op naar magnesium. Een effect dat zichzelf versterkt. De planten zorgen voor meer magnesium in de kuil, waardoor ook het magnesiumgehalte in de mest toeneemt met als gevolg nog meer magnesium in de bodem. Wel hebben melkkoeien voldoende magnesium nodig, dus een laag magnesiumgehalte in kuil is niet gewenst.

‘Bij een slechte structuur door te hoog magnesiumgehalte moet je het perceel eigenlijk resetten. Bekalken en voor meerdere jaren blijvend grasland van maken en niet scheuren’, stelt Brolsma. Hij hamert vooral op grasland, grasland en nog eens grasland. ‘Maar met het eind van de derogatie is de trend juist meer maisland en bouwland in de plaats van grasland.’

De dalende trend in forfor in voorjaarskuilen is over de jaren duidelijk zichtbaar. Bron: Eurofins

De volgende stap in melken

Scan & ontdek

Astronaut A5 Next

Lely Center Heerenveen

Bereid je voor op de toekomst

De nieuwe Lely Astronaut A5 Next Je nieuwe partner die koeien door en door kent en bovendien is voorzien van nieuwe fysieke functies. Zoals het vernieuwde speendetectiesysteem voor nog beter melken. En opties zoals de verbeterde melkseparatieunit, oormerkherkenning en onze nieuwste innovatie: het automatische melkfilter.

Slim boeren is een keuze

‘WIJ STREVEN NAAR VEEL

Sjoerd Hulder streeft naar een hoge arbeidsefficiëntie en arbeidsgemak. De melkveehouder in Hallum kijkt veel naar zijn 290 koeien, werkt preventief en zet graag de puntjes op de i. Met een grotere Siloking-voermengwagen kan hij alle koeien in een keer voeren.

In buurt van het terpdorp Hallum in NoordFriesland ligt het melkveebedrijf van familie Hulder. Ze boert op lichte kleigrond. ‘Zo’n 80 hectare van de in totaal 135 hectare is ‘akkerbouwwaardige’ grond. Elk jaar ruilen we 20 hectare met een akkerbouwer voor pootgoed’, zegt Sjoerd Hulder, die daar heel blij mee is. ‘We moeten jaarlijks 4.000 kuub mest afvoeren. Door de samenwerking kunnen we onze drijfmest goed kwijt. En

omdat we jaarlijks 20 hectare opnieuw inzaaien met grasklaver, levert dat veel graskuil van een goede kwaliteit op met 190 gram ruw eiwit.’ Rotatie met wintertarwe is gunstig voor de bodemstructuur en de akkerbouwer spuit tegen ridderzuring in het grasland met een spotsprayer.

Efficiënt werken

Hulder streeft naar een hoge

arbeidsefficiëntie om zijn bedrijf met 290 koeien en 200 stuks jongvee te kunnen runnen. ‘Ik heb wel hulp van mijn vader en medewerker Lieuwe Bauke Regnerus, die gemiddeld 1,5 dag per week komt. Met hun inbreng verbeter ik de bedrijfsvoering’, stelt Hulder, die focust op het koemanagement. ‘Al het landwerk, behalve schudden en harken, is uitbesteed aan loonbedrijf G.D. de Vries in Hallum. Die zorgt voor een uitgekiende bemesting van het grasland, onder andere via drijfmest-aanwending met sleepslangen met water erbij. We weiden onze koeien niet om zo arbeid te besparen.’ In 2009 kwamen er melkrobots om nog efficiënter te werken. ‘Dat levert veel arbeidsgemak op. Het aantal melkingen ligt rond 2,65 tot 2,7 melkingen per etmaal, ik wil graag naar 3 melkingen.’

Janet Beekman Marcus Pasveer
Met de 35 kuubs Siloking voert Hulder de koeien eenmaal daags allemaal in één werkgang. ‘Dit werkt makkelijk en bespaart tijd.’

MELK PER KOE EN PER MAN’

Sinds drie maanden voert de Friese veehouder met een nieuwe Silokingvoermengwagen. Die is gekocht bij Broekens, leverancier van landbouwmachines met vestigingen in Stiens, Elahuizen en Gorredijk. ‘We hebben bijna 14 jaar twee keer daags gevoerd met een Siloking mengwagen van 22 kuub, die we ook bij Broekens hadden gekocht. Maar deze was versleten, de wagen renoveren was geen optie.’ De nieuwe Siloking 4535-35 is een voermengwagen op een tandemas met drie vijzels. De capaciteit is

‘IK WIL MAKKELIJK, VLOT EN BETROUWBAAR KUNNEN VOEREN’

Melkveebedrijf VOF Hulder, 100 jaar in de familie

In november 2025 bestond het melkveebedrijf van de familie Hulder in Hallum precies 100 jaar. ‘Mijn overgrootvader begon in 1925 op deze boerderij’, vertelt Sjoerd Hulder. De huidige VOF is van Sjoerd (43) en zijn vrouw Jildou (38). Ze hebben drie kinderen en de ouders van Sjoerd helpen nog mee op het melkveebedrijf met 290 koeien en 200 stuks jongvee. Ze produceren jaarlijks ruim 3 miljoen liter melk (gemiddeld 10.345 kilo melk met 3,80% eiwit en 4,40% vet). ‘Mijn vader komt nog dagelijks een handje helpen en mijn moeder verzorgt de jonge kalveren’, zegt Hulder. Jildou werkt fulltime voor GGZ Friesland. Er is 135 hectare grond in gebruik, waarvan 15 hectare pacht. Van die grond is 110 hectare gras en 25 hectare wintertarwe. Qua bedrijfsontwikkeling is in 2005 het bedrijf van de buurman met 45 hectare grond erbij gekocht. ‘We hebben op die locatie een tijdlang het jongvee gehuisvest. Nadat in 2009 een nieuwe stal is gebouwd, staat het jongvee weer hier.’ In 2009 zijn vier DeLaval-melkrobots geïnstalleerd. Die zijn in 2021 vervangen door nieuwe VMS V300-robots. ‘Wij willen de robots updaten naar de nieuwste versie flow-responsive milking. Dat verbetert de speenpuntkwaliteit en het verkort de melkbeurten, waardoor we met 4 robots per etmaal 10 tot 12 koeien extra kunnen melken.’ Hulder levert de melk aan A-ware voor de melkstroom Koebewust nieuw. ‘Dat levert maximaal 5 cent per liter melk extra op.’

Save the date: De Landbouwbeurs Leeuwarden 2026!

Van 9 t/m 11 december 2026 vindt in het WTC Expo Leeuwarden de 25e editie van dé agrarische vakbeurs voor het noorden van Nederland plaats. De totale landbouwsector is hier aan het juiste adres. Ontdek er bijzondere primeurs, innovaties en technologische snufjes die de sector vooruithelpen. En niet te vergeten: vele grote mechanisatiemerken zijn aanwezig!

Wil jij ook duizenden agrariërs bereiken met jouw product of dienst en bouwen aan waardevolle connecties? Schrijf je dan gemakkelijk in via de website of neem contact met ons op.

@WTCLandbouw @delandbouwbeurs

CELGETAL VERLAGEN?

vlas- & stro-kalkmengsels • gepelleteerde korrels • FX-mineralen

Maatwerk stalstrooisels voor de beste boxhygiëne en een optimaal stalklimaat

Benieuwd hoe we maatwerk mengsels maken? Bekijk de video!

met 35 kuub hoger dan de oude wagen. ‘Het voeren moet betrouwbaar gebeuren. Nu heb ik met één volle wagen alle koeien ’s ochtends gevoerd voor de hele dag. Dat werkt makkelijk en bespaart tijd. De wagen heeft aan beide kanten twee uitdoseeropeningen. Zo voer ik aan weerszijden van de voergang twee even grote groepen koeien. Een voerschuif zorgt vervolgens dat onze koeien de hele dag voldoende voer kunnen vreten.”

Rantsoenen

Zonder weidegang kan Hulder jaarrond een constant rantsoen voeren. De melkkoeien krijgen een basisrantsoen dat bestaat uit graskuil, perspulp, maismeel, raap, tarwegist Sastapro en een buffer van Provimi. Er zijn twee krachtvoerstations, waaruit alleen hoogproductieve koeien een zetmeelrijke brok met 15% ruw eiwit kunnen vreten. ‘Gemiddeld voeren we 4,5 kilo brok per koe per dag, verdeeld over robots en voerstations. Het krachtvoer is van Deuka, een Duitse producent. Hulder heeft de brok al voor een jaar in voorkoop gekocht, omdat de prijs nu relatief laag is. ‘Zo houden we de totale voerkosten met € 16,64 per 100 kilo melk laag. Ook zorgen we voor een goede

Totale voerkosten (€/100 kg melk)

Voersaldo (€/100 kg melk)

TKT (dagen)

Inseminatiegetal (aantal/koe)

Celgetal

DDD

Veevervangings (%)

Gemiddelde leeftijd veestapel (jaar.maand)

Kalversterfte (%, exclusief doodgeboortes)

Melkziekte (aantal koeien/jr)

Slepende melkziekte (aantal koeien/jr)

Lebmaag (aantal koeien/jr)

*)

Nageboorte *)

benutting van het voer door het zeven van mest en door te letten op het ureumgehalte in de melk.’

De droge koeien zijn gehuisvest in de oude ligboxenstal waar nieuwe matrassen zijn geplaatst. Het rantsoen van 45 droge koeien (inclusief drachtige pinken) bestaat

‘ELKE KREUPELE KOE BEHANDELEN WE ZO VLOT MOGELIJK’

uit graskuil, gehamerd stro uit Spanje, soja en droogstandsmineralen. ‘Het stro is kort en smakelijk. Deze groep voer ik ook dagelijks met de voermengwagen. Ondanks het kleine volume mengt de nieuwe wagen dit rantsoen toch goed.’ De kalveren en het oudere jongvee staan in een andere stal. Tot

4 maanden oud krijgen ze all-in-one-brok erbij en tot een jaar follow-upbrok en daarna graskuil met Spaans stro. Het afkalven gebeurt in een strohok.

Trammelant voorkomen

Om efficiënt en makkelijk te werken, doen de vennoten veel aan ziektepreventie. De koeien zijn vrij van IBR, BVD, para-tbc en salmonella. Elke drie weken komt de dierenarts langs voor bedrijfscontrole, onthoornen en enten. Drie keer per jaar geeft een klauwbekapper een koppelbehandeling. ‘Zodra we een koe kreupel zien, behandelen we die zelf zo snel mogelijk. Het is belangrijk om loop op de melkrobots te houden. Daarnaast enten we onze koeien preventief tegen IBR, mastitis en rota-corona. En afgelopen voorjaar ook tegen blauwtong, waar we veel last van hadden’, vertelt Hulder. Sturen op gezond vee houdt de dierdagdosering met 1,6 laag. Het celgetal schommelt rond 160. ‘Vanwege een onvruchtbare stier door blauwtong is de vaarzen-insteek nu hoog en selecteren we het ondereind sneller uit.’

De Friezen kruisen bewust hun Holsteins met Brown Swiss en Fleckvieh voor een meer robuuste veestapel. Sjoerd is samen met zijn vader en zijn medewerker veel tussen de koeien voor controles. ‘Wij zien veel, maar we denken dat het nog beter kan. We willen daartoe investeren in een technisch hulpmiddel voor monitoring van de gezondheid en tochtigheid van onze koeien. Ik denk dan aan een Smaxtecbolus of oorsensoren van CowManager. Met ‘extra ogen’ in de stal en sturen op meer data, kunnen we nog beter de puntjes op de i zetten en het rendement verbeteren.’

hoog % tweelingen afgelopen jaar
Tabel Kengetallen melkveebedrijf Hulder in Hallum
De bedrijfsvoering is gericht op een hoge arbeidsefficiëntie.
De melkkoeien krijgen een basisrantsoen dat bestaat uit graskuil, perspulp, maismeel, raap, tarwegist Sastapro en een buffer van Provimi.

RENURE BRENGT OVERVOLLE MEST

Met het wegvallen van de laatste derogatieruimte komt er in 2026 weer meer mest op de markt. Niet Zuid-Nederland, maar Friesland wordt hier het meest door getroffen. De dreiging van een overvolle mestmarkt en torenhoge prijzen voor mestafzet is reëel, maar ervaringen van afgelopen voorjaar en de komst van Renure bieden hoop. De komst van ‘groene kunstmest’ vraagt echter tijd. Voor komend jaar moet vooral een droog voorjaar de schade beperken.

‘Er gaat weer 30 kilo stikstof uit mest per hectare af, dus het gaat nog meer knijpen’, ziet LTO Friesland-voorzitter Jan Teade Kooistra. ‘Voor de langere termijn zie ik wel ruimte maar we moeten eerst door de zure appel heen bijten’. Of melkveehouders in 2025 met de mest zijn blijven zitten weet hij niet, maar hij hoort wel over melkveehouders die nu meer mest in opslag hebben dan ze zouden willen. Voor de korte termijn ziet Kooistra dat er nog wat meer melkveemest naar akkerbouwers kan gaan.

‘Een droog voorjaar helpt daarbij.’ ‘Het is nog niet te zeggen wat 2026 gaat doen’, zegt ook secretaris meststoffendistributie Manon Jansen van brancheorganisatie Cumela. ‘Het is afhankelijk van het weer en mestexport, maar ook van wanneer Renure toegepast mag worden als kunstmestvervanger. De volumes zijn ook sterk afhankelijk van verschillende beleidsmaatregelen, zoals de

stoppersregelingen.’

Het mestaanbod volgend jaar ligt zeker boven dat van 2025. Eind 2024 werd voor dit jaar een chaotische mestmarkt voorspeld met hoge prijzen. In grote lijnen liepen die in het Noorden eerst ook op richting € 40 per ton voor afzet via een intermediair. Maar door het mooie, lange en droge voorjaar zakten de prijzen gestaag richting € 25 per kuub. De afzettarieven variëren sterk op basis van afzetnood, relaties, transportafstanden en mestkwaliteit. De hoge prijzen trokken ook meer akkerbouwers over de streep om rundveedrijfmest af te nemen. ‘We hebben dit jaar alle mest kunnen plaatsen die we kregen aangeboden’, blikt Bert Luimstra van Luimstra Mestdistributie uit Surhuizum terug. ‘Hoe dichter bij, hoe lager de prijs. Als we het in de buurt afzetten, is dat een

win-winsituatie.’ Toch merkt Luimstra dat de druk toeneemt. Meer dan ooit moest hij afzet zoeken in Drenthe en Flevoland. 2026 is ook voor Luimstra koffiedik kijken. ‘Melkveehouders rekenen nog aan hun mestboekhouding en het eind van derogatie. Bij akkerbouwers speelt nog de vraag hoeveel plaatsingsruimte ze overhouden.’

Naast het gunstige weer had de gestegen export een drukkend effect op de prijs dit jaar. In de eerste drie kwartalen ging er ruim 2,7 miljoen ton aan mest de grens over. 26,5% meer dan een jaar eerder, blijkt uit cijfers van RVO. Verder nam door bedrijfsbeëindiging de aanvoer af, vooral van varkensmest.

Duurdere Friese mest

Voor Friese melkveehouders geldt dat ze de hoogste prijs betalen. ‘We hebben vooral in het Noorden een mestoverschot. Dan ga je ook meer betalen’, verklaart Luimstra. Voor de afbouw van derogatie konden de meeste

Friese melkveehouders mest nog op het eigen bedrijf kwijt. Mest afzetten is voor deze groep een nieuw spel.

‘Het gaat voor 70% om melkveemest’, analyseert Roefs van NCM de huidige mestmarkt. ‘De melkveedichtheid is in het zuiden veel lager. In Noord-Nederland zijn er ook minder stoppers waardoor de druk daar nog meer komt te liggen.’

Verrassend kan de hogere druk in Friesland niet zijn. In een rapport begin 2024 kwam

Jelte Albada Langs de Melkweg, JOZ en Lely
Vanaf komend jaar loopt de derogatie echt af en mag er nog minder mest op eigen grond uitgereden worden.

MARKT IN 2026 NIET IN BALANS

NCM al met de analyse dat Friesland 3,2 miljoen ton mest moet afvoeren in 2026. Dat is 2,1 miljoen ton meer dan in 2022. Dat komt vooral door het schrappen van de derogatie. Dat kost 13 miljoen kilo stikstof aan plaatsingsruimte, een kwart van de 52 miljoen kilo die landelijk wegvalt en fors meer dan in andere provincies.

Groningen hield bij de analyse van NCM mestplaatsingsruimte over, al daalt dat wel van 1,1 miljoen ton mest in 2022 naar 0,6 miljoen in 2026. Voor Drenthe daalt de ruimte van 0,4 miljoen ton naar een afvoer van 0,1 miljoen ton.

Beperkte afzetopties

Veel meer afzetmogelijkheden naar akkerbouwers dan in 2025 zijn er niet. Bovendien kan weer kan daarbij een spelbreker zijn. Bij een nat voorjaar vervangen akkerbouwers de mesttanks liever voor een veel minder insporende

kunstmeststrooier.

Groei van de export zet mogelijk nog wel wat door. Hogere mestprijzen maken gebruik ook aantrekkelijk voor buitenlandse collega’s. ‘Leden van Cumela zetten

‘INZET RENURE WACHT VOORAL OP DUIDELIJKHEID’

vorig jaar ook al in op meer export, naast uitbreiding van opslagcapaciteit en verwerking’, verklaart Jansen. ‘Afgelopen jaar is veel geïnvesteerd in kennis en informatie over export en zijn handelsmissies georganiseerd.’

Meer mestverwerking met eventueel export of denitrificatie is ook een oplossing. Alleen

Vergisten is onvoldoende voor Renure

Voor de productie van Renure zijn twee technieken toegelaten: stikstof strippen en mest filteren aangevuld met omgekeerde osmose. Vergisten valt niet onder de toegelaten technieken voor de productie van de kunstmestvervangers. Digestaat, ook de dunne fractie daarvan, voldoet niet aan de inhoudelijke eisen voor Renure. ‘Vergisten doe je voor het winnen van biogas en verder om de uitstoot van broeikasgassen en ammoniak te verlagen’, verduidelijkt Harm Smit van Wageningen University & Research. ‘Je installeert een techniek die maar een deel van de organische stikstof omzet in minerale stikstof. Er zijn aanvullende technieken nodig om digestaat om te zetten in Renure. Boeren met vergisters hebben wel al veel techniek binnen gehaald. Deze hightechbedrijven zijn niet bang om er meer techniek achter te hangen.’

zitten verwerkers vooral in Oost- en ZuidNederland, wat kostenverhogend werkt voor noordelijke mestafzet. Bovendien zijn de installaties ingericht op verwerking van varkens- of kalvermest en wordt de capaciteit al grotendeels benut. Uitbreiden van de verwerkingscapaciteit is door de vergunningsproblematiek nagenoeg onmogelijk.

Verlagen van het eiwitgehalte in voer verlaagt ook het stikstofgehalte in mest, maar dat levert maximaal enkele procenten winst op. Minder melkkoeien is de meest drastische maatregel. Dat gebeurt deels door de regelingen voor bedrijfsbeëindiging. Hoeveel ruimte dat oplevert is nog onduidelijk, maar het is zeker onvoldoende om het verhoogde aanbod in 2026 op te vangen. Als er geen afzet gevonden wordt, of als dat te duur is, blijft de enige oplossing minder koeien in de stal. Mogelijk als tijdelijke maatregel, want voor de toekomst gloort de hoop dat de mestmarkt meer in balans komt door de toelating van Renure; mineralenconcentraat of ammoniumzouten gemaakt uit mest.

Renure is volgens Roefs zeker een oplossing. ‘Dat is simpel uit te rekenen. Met Renure mag je 80 kilo stikstof uit de mest extra per hectare gebruiken bovenop de 170 kilo direct uit mest. Dat is opgeteld net zoveel als eerder bij derogatie, dus komt de mestmarkt daar weer meer mee in balans. Zowel melkveehouders als akkerbouwers kunnen Renure gebruiken. Ook als je rekening houdt met verdere beperking van

De Gazoo van JOZ en de Lely Sphere (rechts) voldoen in de basis aan de eisen van renure.

gebruiksruimte en bufferstroken en zo, is het cijfermatig een manier om de mestbalans weer te herstellen.’

Renure in wachtruimte

Alleen staat Renure nog in de wachtruimte. Het Europese Nitraatcomité is op 19 september akkoord gegaan met het gebruik van Renure. Dit ligt nu drie maanden voor bij het Europarlement en de Europese Raad. ‘Een standaardprocedure’, legt Klaas Johan Osinga, lobbyist in Brussel voor LTO, uit. ‘Als er geen commentaar op komt, wordt na drie maanden het besluit gepubliceerd en dan kunnen de nationale overheden ermee aan de slag. Gewoonlijk wordt er in dit stadium niet meer op besluiten gereageerd. Er hoeft ook niet meer over gediscussieerd of gestemd te worden.’

Niet dat Nederland nog drie maanden wacht om te beginnen met de invulling van Renure in de nationale regelgeving. De overkoepelende voorwaarden staan al in het voorstel van Nitraatcomité. Op basis daarvan doet de Nederlandse overheid al voorbereidend werk in samenwerking met partijen als NCM, LTO en Cumela. ‘Als alles volgens plan verloopt, wordt half december gestart met de goedkeuringsprocedure voor het Nederlandse voorstel’, zegt Jansen van

Cumela. ‘Daarvoor geldt dan een maximale toetsingsperiode van drie maanden, wat betekent dat vanaf half maart de volgende stap kan worden gezet.’

Om Renure in te zetten, is er vooral behoefte aan duidelijkheid’, vervolgt Jansen. ‘Wat is precies toegestaan, wanneer mag het worden toegepast en onder welke voorwaarden mag Renure worden

‘IMPACT

geproduceerd. Geldt er bijvoorbeeld een vergunningplicht voor de installaties en hoe zit het met registratie en certificering? Pas als dit volledig is uitgewerkt, kunnen ondernemers Renure verantwoord en op grotere schaal toepassen.’

Chemisch geldt dat Renure voor 90% uit minerale stikstof moet bestaan. ‘Dat is best een zware eis’, zegt Harm Smit, projectleider emissiereductie en mestverwaarding bij Wageningen University & Research. ‘Het alternatief is de norm aanhouden voor een TOC-waarde (Total

Organic Carbon) lager dan drie voor organische stof in verhouding tot stikstof.’ Spuiwater en stikstofstrippers of -scrubbers zoals van Lely en JOZ voldoen in de basis aan de eisen. ‘Maar die staan lang niet op alle bedrijven’, merkt de onderzoeker op. ‘Zolang de capaciteit er niet is, hebben boeren nog weinig aan Renure.’ Stikstofstrippers zijn vooral aantrekkelijk voor grotere bedrijven met hoge kosten voor mestafvoer, verwacht Smit. ‘Die kunnen variabele kosten voor afzet van mest en aanvoer van kunstmest drukken door te investeren in een installatie voor Renure.’

Mest filtreren

‘Renure is een blijvertje’, verwacht Roefs. Maar wil deze groene kunstmest echt leiden tot een mestmarkt die meer in balans is, dan moet het wel op grote schaal geproduceerd worden. Hij verwacht dat dat vooral gaat lukken door de andere toegelaten techniek; filtreren in combinatie met omgekeerde osmose. Een techniek die zich al bewezen heeft bij mestverwerking. ‘Mestverwerkers willen zoveel mogelijk schoon water uit de mest halen om op transportkosten te besparen. Dat is voor melkveehouders niet nodig’, stelt Roefs. Dat maakt dat mest eenvoudiger gefilterd worden. Een probleem dat bij deze

Een mooi voorjaar, met voldoende droge periodes, helpt enorm om veel drijfmest bij akkerbouwers te kunnen plaatsen en de markt te ontlasten.

toepassing speelt is wel dat er nog geen machines op boerenschaal zijn. ‘Daar moeten snel wat slimme mensen mee aan de slag’, stelt Roefs.

‘Meerdere van onze leden werken aan innovaties en er zijn installaties in ontwikkeling, waaronder ook mobiele’, reageert Jansen van Cumela. ‘Deze ontwikkelingen bieden perspectief. Maar er is vooral nog behoefte aan duidelijkheid: wat is precies toegestaan, onder welke voorwaarden mag het geproduceerd worden en hoe zit het met registratie en certificering.’

Voor melkveehouders die zelf Renure willen (laten) produceren is het belangrijk dat ze transparant laten zien hoe ze dat doen, stelt Roefs. Ze moeten de juiste productie, kwaliteit en opslag gegarandeerd aantonen. ‘Een aparte opslag voor de Renure is bijvoorbeeld een eis. Bij inschakelen van een loonwerker blijft de boer ook verantwoordelijk dat dit goed gebeurt.’

Op dit punt wordt ook vooruitgewerkt. Er is al een kwaliteitssysteem voor Renure opgezet: Renugarant. Kiwa Verin ontwikkelde dat in opdracht van NCM en in samenwerking met onder andere LVVN,

RVO, NVWA, Cumela, LTO, veehouders en mestwerkers. RenuGarant wordt voor het landbouwministerie een belangrijk instrument om Renure in te voeren. Het systeem is ondergebracht bij Stichting Mestafzetcontrole. ‘Renugarant zal naar verwachting in maart gereed zijn voor certificering’, merkt Jansen op. ‘Zodra zowel de wetgeving als de certificering op orde is, kan Renure als kunstmestvervanger worden toegepast.’

Renure duurder dan kunstmest

Aan de belofte van de groene kunstmest hangt het risico dat de productie te klein blijft om genoeg effect op de mestmarkt te hebben. ‘Renure zal per kilo stikstof wel duurder zijn dan kunstmest’, merkt Roefs op. ‘Als te veel melkveehouders afwachten met het idee ‘laat buurman maar investeren’ dan wordt het onvoldoende geproduceerd en herstelt de mestmarkt niet. Los van de afweging mest afvoeren of Renure maken verlaag je als veehouder met de groene kunstmest wel je risico. Anders blijf je afhankelijk van een volatiele en zeer door emoties beïnvloedde mestmarkt. Het is aan de ondernemer zelf waarvoor hij kiest.’

Mest blijft een waardevol goed, maar kost tegenwoordig vooral veel.

van der Valk

Melkveehouder in Ferwoude

HOE KOMEN WE WEER TOT SCOREN…

Op vrijdag speel ik graag een potje ouwelullen-voetbal om daarna snel de kantine in te duiken. Jaren speelde ik centraal op het midden bij het eerste van Workum. De dynamiek van een teamsport blijft fascineren! Neem nou Ajax. Of je nou van voetbal houdt of niet, het is heerlijk om ze zo te zien ploeteren. Het is soms lastig te verklaren hoe een elftal dat ooit onverslaanbaar leek, ineens geen bal meer kan raken. Heel Europa smult er van. Het mooie of pijnlijke is dat het verschil tussen winnen en verliezen zelden zit in harder trainen. Want ik geloof niet dat ze hun best niet doen. Het gaat stom genoeg soms om het missen van de flow, een mindset. Iedere sporter kent dat gevoel. Als de ploeg eenmaal een gezamenlijke flow vindt, lijkt alles vanzelf te gaan. De passes komen aan, het vertrouwen groeit, het team is één. Maar als dat gevoel verdwijnt, als twijfel en frustratie de overhand krijgen, dan wordt zelfs een simpel schot op doel een hachelijke onderneming.

De Nederlandse landbouw verkeert een beetje in hetzelfde schuitje. We hebben talent, middelen, kennis, vrijheid… maar we zijn de flow kwijt. Jarenlang speelde de Nederlandse landbouw Champions League. We waren wereldkampioen met innovatie, vakmanschap en efficiëntie waar de hele wereld jaloers op was. En nu? De afgelopen jaren praten we vooral over wat er niet lukt. Over stikstof, verlies van onze mooie leefomgeving en over beperkingen en sanctioneren. De sfeer in de (kleed)kamer is om te snijden. Coaches (politici) schreeuwen langs de zijlijn en komen met nog meer opdrachten/sancties, spelers op het veld (wij) klagen. De één wijst naar de scheids, de ander naar zijn medespeler. Of het is de schuld van de grasmat. Het vertrouwen in elkaar slinkt. En ondertussen geniet Europa zichtbaar van onze malaise.

Hoe komen we hier in godsnaam uit? Misschien wel door te weten hoe je als team weer in de flow komt. Foppe de Haan formuleert de voorwaarden om te komen tot een optimaal functionerend team als volgt: ‘Je begint bij de mens, bouwt vertrouwen, formuleert een gezamenlijk doel en creëert een cultuur waarin leren normaal is en ego’s ondergeschikt zijn aan het team’. Dat is zowat alles wat we niet doen en laten blijken op dit moment.

Hoe moeilijk kan het nou eigenlijk zijn. Even een voorzetje voor open doel: Nederland is een gidsland op het gebied van effectieve landbouw. Geen vervuiler, maar hersteller van ons natuurlijke voedselsysteem. Een land waar boeren niet aan de zijlijn staan, maar het spel mede bepalen. Waar reststromen geen afval zijn, maar grondstoffen die zorgvuldig worden gerecycled. Waar akkerbouw en veehouderij optimaal met elkaar samenwerken. In dat Nederland is de bodem hoogproductief, weerbaar, vruchtbaar, rijk aan microleven dat water vasthoudt en koolstof bindt. Externe input is vergaand beperkt tot circulaire producten, omdat kennis en data de boer helpen de juiste keuzes te maken. Stad en platteland zijn geen tegenpolen meer, maar delen één ecosysteem. Een gezamenlijke taal verbindt boeren, onderzoekers en overheden in een netwerk dat leert, groeit en zichzelf voedt, precies zoals de bodem dat doet.

We hoeven er alleen maar weer in te geloven, wat trotser te zijn en deze voorzet binnen te koppen…

Pieter

VERGEET DE LEVER NIET!

Tijdens de transitieperiode wordt de lever van de koe flink belast. ReaShure-XC is pensbestendige choline en ondersteunt de reinigende werking van de lever.

Een koe die afkalft met een schone lever, heeft minder transitieproblemen en geeft meer melk aan de start van de lactatie.

www.speerstra.com

Fa r m T r i p z

Waar kennis en gezelligheid samen reizen

Wat de laatste jaren

transformeert de komende periode in

Melk van het Noorden on Tour heette, FarmTripz.

De bedrijven Makkerz en Langs de Melkweg bundelen hun krachten

in dit nieuwe bedrijf. FarmTripz organiseert volledig in eigen beheer agrarische studiereizen naar het buitenland en ontwikkelt daarnaast op maat gemaakte studiereizen voor opdrachtgevers.

Noord-Frankrijk

Maart 2026

Ontario Canada ptember 2026

A A N B OD

ST U D IER EIZEN

Denemarken

Maart 2026

Spanje ktober 2026; Friese paardenreis

Ierland

Juni 2026

Alberta Canada i 2027; Friese paardenreis

Belangstelling?

Marijke Akkerman 06 12289683 of Sjoerd Hofstee 06 51706897

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.