Akker van het Noorden 19. December 2025

Page 1


DE ECHTE KOSTEN EN BATEN WORDEN LEIDEND

HAPPY MARKT

HAPPY MAATSCHAPPIJ

HAPPY AKKERBOUWERS

Peter, hoe maak ik mijn bedrijf toekomstbestendig?

Als akkerbouwer sta je voor een grote uitdaging. Je wil je grond namelijk maximaal benutten, maar je wil ‘m niet uitputten. Tegelijkertijd wil je zorgen voor een gezonde onderneming.

Daarbij is het heel belangrijk dat je de juiste keuzes maakt. En ondanks dat jij heel goed weet welke opties je hebt, bijvoorbeeld op het vlak van duurzaamheid, is het fijn om iemand te hebben die jou bij deze keuzes ondersteunt. Countus is specialist in de agrosector en kan jou helpen om je onderneming toekomstbestendig te maken. Wil je hier een keer over sparren? Kom voor een kennismaking gerust en vrijblijvend langs bij één van onze vestigingen. Een digitale kennismaking kan natuurlijk ook!

Countus Assen

0592 20 00 07

Countus Dronten

0321 38 28 45

Countus Emmeloord 0527 61 33 41

Countus Hardenberg 0523 28 08 80

Countus Joure

0513 65 79 90

Countus Leek 0594 55 85 25

Countus Leeuwarden

058 21 001 01

Countus Steenwijk 0521 53 47 00

Countus Zeewolde

036 52 214 37

Countus Zwolle 038 45 526 00

16-17-18-19

22-23-24-25

30-31-32-33

HIDDEN BILL OF HIDDEN REVENUE? ZOEK HET UIT!

TRUE VALUE EN TRUE PRICING KOMEN ERAAN

‘MET MINDER HECTARES NU MEER ARBEIDSVREUGDE’

BOER RIJDT BIETEN

GROENBEMESTERS EN ROBOTS STELEN SHOW OP DEMODAG MEER INZICHT DOOR SLIMME LIQUIDITEITSPROGNOSE

KENIANEN BRENGEN NEDERLANDS POOTGOED TOT WAARDE

PRATEN OVER GEVOELENS IS NIET ZWAK

‘DE BOER ALS STROOMAANBIEDER WORDT KOMENDE JAREN DÉ TREND’

SIMON WILMS OP ZOEK NAAR HET PERFECTE TEELTJAAR

‘TOT € 1.000 PER HECTARE VOORDEEL MET POTATO-E’

WAT GA JE TELEN KOMEND SEIZOEN?

COLOFON

Deze uitgave van Akker van het Noorden is gemaakt in partnerschap met een aantal bedrijven. Te weten: TTW, Niscoo, Broekens BV, Agrico, Countus, LokaalStroom, Hoogland BV en Werff Talent.

Uitgever: Mediabedrijf Langs de Melkweg in Sneek

Adres uitgever: Mediabedrijf Langs de Melkweg, Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek

Telefoon: 0515-429874

E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl

Redactie: Jelle Feenstra en Sjoerd Hofstee

Verder werkten mee: Niels van der Boom, Bouke Poelsma, Jelte Albada, Jorg Tönjes, Binne-Louw Katsma, Theo Galama, John Oud en Landpixel. Foto-cover: Houssam Diab en AI

Vormgeving: Houssam Diab

Druk: Senefelder Misset Doetinchem

Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder akkerbouwers en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, Overijssel en Noord-Holland.

Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dit aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl.

www.akkervanhetnoorden.nl

Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Langs de Melkweg.

ADVERTENTIE

Uw premiumdealer voor:

HIDDEN BILL OF HIDDEN REVENUE? ZOEK HET UIT!

Bijna dagelijks wordt de landbouw in de algemene media geconfronteerd met negatieve berichtgeving. En elke keer schieten we in dezelfde reflex: ‘De groene kerk, het linkse addergebroed is erop uit om de boeren een kopje kleiner te maken’, klinkt het vanuit de rechts-conservatieve hoek. ‘Dan moeten jullie geldwolven maar wat minder gif spuiten en niet zoveel exporteren’, is het geluid vanuit de linksprogressieve hoek. En daar gaan we weer: dagenlang wordt er op de social media modder naar elkaar gegooid en veel erger: ordinair gescholden. Het leidt nergens toe.

Het gebeurde bijvoorbeeld bij het rapport ‘The Hidden Bill’ van Deloitte Nederland. Waarvan de eindconclusie was dat de Nederlandse landbouw de samenleving meer kost dan ze oplevert. De landbouw voegt jaarlijks € 13,3 miljard toe aan de economie, maar veroorzaakt € 18,6 miljard aan maatschappelijke schade door broeikas- en stikstofuitstoot, pesticiden, water- en bodemvervuiling en verlies aan biodiversiteit. Ik kan daar vanuit mijn professie best de nodige kanttekeningen bij zetten. Want ik mis ‘The Hidden Revenue’. Zo is de € 45 miljard die de verwerkers toevoegen aan de primaire productie niet meegenomen in het rapport. Verder keken de rapportmakers alleen naar de negatieve effecten van landbouw. De invloed van boeren op leefbaarheid van het platteland, de laatst overgebleven dorpssupermarkt, waar je sociale contacten tankt, en al die andere beroepen die eromheen hangen, het is allemaal niet meegenomen. Ook leveren boeren in toenemende mate geluksbeleving: natuur, bloemenpracht, de geur van pas gemaaid gras, weidevogelgeluiden. Ook dat heeft waarde. Juist dat.

Voor wat het waard is: de gezondste en gelukkigste mensen van Nederland komen volgens diverse onderzoeken vaak uit typische boerenprovincies. Kinderen die opgroeien op een boerderij zijn over het algemeen gezonder dan kinderen die opgroeien in een meer stadse omgeving. En de inwoners van Zeeland, nog zo’n typische boerenprovincie, hebben statistisch gezien de hoogste levensverwachting en relatief ook de meeste eeuwelingen van Nederland. Kortom, wie kosten en baten van landbouw eerlijk wil afwegen, moet het hele systeem meenemen: de economische ketens rondom de boerderij, maar ook de positieve effecten en maatschappelijke waarden van de landbouw die zo verrekt moeilijk in euro’s zijn tevangen.

Bernard Maarsingh, een gerenommeerd psycholoog die dagelijks bezig is met geluk, gezondheid en de relatie met voeding - hij was onlangs spreker op de viering van de 1e verjaardag van Sûne Grûn in Sneek - bekijkt het rapport van een andere kant: ‘Wat dit rapport vernieuwend maakt: gezondheid wordt niet langer als bijzaak gezien. Deloitte rekent kosten mee van luchtvervuiling, pesticiden en nitraat; effecten die leiden tot hogere zorgkosten, kortere levensverwachting en slechtere voedselkwaliteit. Pas als we deze gezondheidsschade meetellen, zien we wat landbouw écht kost én oplevert.’

Laten we dat doen. Ga eens kijken of we gezondheid structureel kunnen inprijzen in ons voedselsysteem. Liggen biologische producten straks goedkoper in de schappen dan gangbaar omdat ze milieuvriendelijker zijn? Of moeten we ze juist negatief inprijzen, omdat ze veel te veel land opslurpen waar we ook natuur van zouden kunnen maken? Kunnen we nu eindelijk eens een serieus verdienmodel plaatsen op circulair werken? Ga er, als je nu links denkt of rechts, gewoon eens serieus inhoudelijk over sparren samen. In plaats van elkaar de tent uitvechten. En kom tot iets gemeenschappelijks. Het is precies die discussie die de Rabobank heeft geagendeerd en de landbouwketen nu serieus oppakt: True Value met True Pricing. Wie produceert straks het meest duurzame en gezonde voedsel van Nederlands? Zoek het uit! En geef het de prijs die het verdient.

Jelle Feenstra, hoofdredactie jfeenstra@langsdemelkweg.nl

TRUE VALUE EN TRUE

True Value in combinatie met True Pricing wil zeggen: de kosten en opbrengsten van natuur, klimaat, milieu, mooi landschap, gezondheid en dierenwelzijn meeberekenen in de prijs van voedsel. Dit relatief nieuwe systeem van waarderen en beprijzen kan de komende jaren het verdienmodel van boeren wel eens flink op de kop gaan zetten. Rabobank en een groep groentetelers nemen het voortouw.

Tekst: Jelle Feenstra Foto’s: Houssam Diab, Rabobank en eigen foto’s

PRICING KOMEN ERAAN

‘Hoe True Value er over 15 jaar uitziet? Dat ik in de supermarkt een hamburger koop die duurder is geworden, maar waarvan ik zeker weet dat het de meest duurzame hamburger is die in het schap ligt en ook de meest gezonde. Dan is het gelukt om echt ‘true value’ toe te voegen aan het product.’ Zo kijkt Alex Datema, directeur Food & Agri Nederland bij Rabobank, naar zijn verwachtingen van het True Value-concept. Bij deze nieuwe manier van kijken naar de waarde van aardappelen, uien, melk of vlees worden de verborgen maatschappelijke kosten en opbrengsten van een product meegenomen in de prijs waarvoor ze in de supermarkt liggen. Ook worden ze in de toekomst wellicht meegenomen in de vergunningverlening. Of bij het bepalen van de waarde van een sector voor de samenleving.

Landschap en milieu-impact beprijzen Tijdens de najaarsnetwerkbijeenkomst van de AgroAgenda Noord-Nederland op 7 november in Drachten ging Datema uitgebreid in op de kansen voor boeren bij het hanteren van een True Valuesystematiek. ‘Nu zit milieu-impact niet in de voedselprijs opgenomen. Dat regelen we via wetgeving, bijvoorbeeld dat je voor schoner water binnen 3 meter van de sloot niet mag bemesten. Met dat systeem zijn we best ver gekomen: de milieu-impact van onze landbouw is de afgelopen decennia met 60 tot 70% gedaald. Maar het is geen onderdeel van het economische systeem. Dus boeren, inclusief ikzelf, volgen altijd met frisse tegenzin de regeltjes op.’ Hij wees ook op de andere kant van het verhaal, het brede welvaartsverhaal. ‘Als je kijkt naar: wat produceert de land- en tuinbouw nu nog meer voor Nederland dan voedsel? Dat zijn zaken als natuur, waterkwaliteit, aantrekkelijk landschap of groene omgeving. Die kun je heel direct linken aan gezondheid, blijkt uit diverse onderzoeken. Die positieve waarden zitten ook niet in de economie. En dat is volgens mij nu net waar we wel naar toe moeten. Dat je de positieve én negatieve impact van voedselproductie juist onderdeel maakt van het economische systeem. Dat je zorgt dat die boer die hard werkt aan een mooi landschap of de boer met de laagste milieu-impact een bedrijfseconomisch voordeel krijgt. Dan weet ik zeker dat iedere boer gedreven is om dat te gaan doen. Die systeemverandering hebben we nodig om de landbouw te laten produceren in balans met de omgeving.’

Rabo pakt voortouw De Rabobank besloot vorig jaar het voortouw te nemen om deze revolutionaire systeemverandering in de agrarische sector te realiseren. Dat heeft verschillende redenen. Datema: ‘Er is steeds meer maatschappelijk druk op grote voedselverwerkers om iets te doen aan

‘ZORG DAT BOER DIE

WERKT AAN

EEN BEDRIJFSECONOMISCH

VOORDEEL KRIJGT’

milieu, natuur, biodiversiteit en klimaat. Als die grote verwerkers daar iets mee willen, moeten ze naar het boerenerf, want daar zit 80% van de impact.’ De tweede reden om in beweging te komen, is dat de natuurlijke bronnen van de McCains, de Marsen en de McDonalds van deze wereld – het voedsel dat boeren maken – steeds meer onder druk

komen te staan. ‘De klimaatverandering zorgt voor onrust over waar ze in de toekomst hun product vandaan moeten halen. Dus die grote bedrijven proberen boerenbedrijven robuuster te maken. Zodat zij, ondanks klimaatverandering, ook in de toekomst kunnen blijven produceren.’ Datema haalde McCain aan als voorbeeld. ‘Die heeft nu een wereldwijd programma om regeneratief aardappelen te gaan telen. Ik kan u verzekeren: ze hebben geen idee wat regeneratief betekent, maar ze zijn wel actief op zoek naar een manier hoe ze aardappelen kunnen telen op plekken waar dat in de toekomst moeilijk wordt. Ze kijken naar de vraag wat nodig is te veranderen om dat wel mogelijk te houden. Dat idee maakt dat er nu anders wordt gekeken in de keten.’ De derde driver is dat de Europese Unie grote voedselverwerkers verplicht om te rapporteren over duurzaamheid, bijvoorbeeld over hoe duurzaam een kilo suiker in het schap is geproduceerd. Datema: ‘Als je die dingen samenpakt –dus waar kunnen we nog produceren in de toekomst, hoe moeten we produceren om voldoende te kunnen produceren, hoe

‘ECONOMISCH STUREN OP BODEMKWALITEIT’

‘Het systeem zit nu zo in elkaar dat de boer wordt betaald voor melk, vlees, aardappelen: alles wat het bedrijf verlaat. Maar economisch wordt er totaal niet gestuurd op de kwaliteit van de bodem. Dat is best vreemd, want dat verwachten we nu wel’, zegt melkveehouder Pieter van der Valk uit Ferwoude. In het programma Lân fol libben, te zien op www.omropfryslân.nl, komt hij aan het woord en zegt: ‘Boeren die meer richting circulaire landbouw willen bewegen, lopen tegen een systeem aan dat daar nog niet op is ingericht.’ Van der Valk, bekend van de coöperatie Agricycling, wil graag zo circulair mogelijk boeren. Dat betekent dat hij zoveel mogelijk eigen mest, maar ook groene reststromen uit de omgeving wil gebruiken op zijn bedrijf om daarmee weer gras en gewassen te laten groeien. Hij hoopt dat in toekomst onze eigen plas en poep weer de grond in gaan om het cirkeltje rond te maken. ‘Als we daar voor gaan betalen, zijn we er al.’ Hij wijst op het geld dat nu naar afvalverwerking gaat. ‘Als een deel van dat geld naar boeren zou kunnen gaan, omdat zij die producten recyclen, dan hoef je aan de kant van de consument volgens mij helemaal niets te veranderen. Dan heb je het kringloopje rond. Afvalverwerkers zoals Omrin zouden dan geschikte afvalstromen klaarmaken en de boer verwerkt ze op zijn land weer tot een nieuw product, legt hij uit. Het is een samenwerking die op dit moment serieus wordt onderzocht: ‘De gesprekken lopen al.’

maken we dat systeem robuuster en hoe gaan we zorgen dat we ook weten hoe duurzaam iets geproduceerd is – die maken dat er wel echt druk is om dat systeem te veranderen. En wij koppelen daar vanuit de Rabobank True Value nu aan vast.’

Waarden en één methodiek bepalen De volgende stap is om gezamenlijke waarden te bepalen. ‘Onze ambitie is echt om dit een stuk verder te brengen. Wij hebben er hard aan getrokken, nu moet het iets worden van de hele keten’, stelt Datema. Daar is inmiddels een begin mee gemaakt. In juli 2025 kwamen meer dan 20 organisaties uit de voedselketen bijeen om de officiële start van True Value Language (TVL) als keteninitiatief te markeren. Het doel is om één gezamenlijke methodiek te ontwikkelen voor het meten van duurzaamheidsresultaten van primaire producenten, een systeem te ontwikkelen voor het waarderen en belonen van duurzame prestaties in de keten en als derde het rapporteren en verifiëren van data op een eenduidige, transparante manier.

True Value als basis

Maar er zijn toch al tal van mooie keurmerken in Nederland op gebied van duurzaamheid? Die belonen voor geleverde duurzaamheidsprestaties? Zo zou je het prijsverschil van 5, 6 cent tussen de

‘ALS BOER MET DATA BEWIJST DAT HIJ HET BETER DOET DAN DE REST, ZOU JE DAAR DE VERGUNNINGVERLENING OP KUNNEN BASEREN’

Beter Voor-melkstroom van Albert Heijn en de gewone melkstromen ook kunnen bestempelen als True Value. Datema: ‘Maar Beter Voor kun je niet vergelijken met Planet Proof omdat ze op verschillende manieren kijken naar de werkelijkheid. Daarom willen

we met het keteninitiatief toe naar één duurzaamheidstaal: True Value Language. Dat we allemaal op dezelfde manier gaan kijken naar duurzaamheid, dezelfde thema’s meenemen, dezelfde richting opgaan, zorgen dat we data op dezelfde manier verzamelen, dat we op dezelfde manier gaan rekenen en dat we allemaal dezelfde kpi’s hanteren.’ Hij benadrukt dat True Value Language de basis moet worden. ‘Daarbovenop kun je nog steeds keurmerken hebben die nog hoger gaan met hun eisen. Maar dan hebben we wel een systeem waarmee we eerlijk kunnen vergelijken: iedereen spreekt dezelfde taal.’ ‘De supermarkten moeten de ondergrens van True Value gaan bepalen. En zeggen: hier beneden gaan we niet meer zitten met onze producten’, vindt Datema. In het huidige supermarktlandschap ziet hij een duidelijk verschil in benadering. ‘Albert Heijn zegt: ‘Wij zijn goed in duurzaamheid, hebben vier fantastische duurzaamheidskeurmerken. Maar naast die vier duurzaamheidskeurmerken liggen er nog tien andere producten in het schap.

Alex Datema: ‘Wat mij betreft moet True Value de basis worden.’

Lidl heeft een andere strategie: zij bieden veel minder producten aan. Maar in de producten die ze aanbieden, kiezen ze overal voor het meest duurzame product. Dan liggen er niet andere varianten naast. En dat is waar wij naar toe willen met True Value: dat je het bodemniveau een flink stuk opkrikt.’

Hoe landt dit nu op boerenerf?

De volgende stap is het belonen van de boer. Hoe? ‘Bij de keurmerken is dat best wel goed gelukt, zoals bij het Beter-Leven sterkeurmerk voor vleeskuikens. Of de plus op de melkprijs voor minder CO₂-uitstoot van FrieslandCampina.’ Het belonen van meer biodiversiteit in het landschap, ziet de Rabobank-directeur liever ontkoppeld van het voedselproduct. ‘Gewoon betalen als een volwassen dienst die geregeld wordt. Deels zullen marktpartijen dit oppakken, maar hier zie ik vooral een rol van de overheid, die betaalt voor een mooi landschap.’ Een derde vorm van beloning is ondernemersruimte. ‘Als een boer met universele data kan bewijzen dat hij het veel beter doet dan de rest, kan hij vrijgesteld worden van generieke maatregelen. Of zou je daar misschien zelfs de vergunningverlening op kunnen baseren. Daar lopen inmiddels gesprekken over. In die zin is True Value niet allen maar meer geld voor mijn product, het kan ook op andere manieren’, zegt Datema. Wordt het voedsel duurder?

‘Ja. De consument zal gemiddeld genomen zien dat de voedselprijs omhoog gaat. Daar ontkom je niet aan als je duurzamer wilt producten wordt voedsel duurder’, stelt Datema. Hij citeert uit de voedselrede van Tom Middendorp. ‘Gezond voedsel is nu te duur voor velen, ongezond voedsel te goedkoop voor allen. Dat vergroot de ongelijkheid en drukt op onze zorgkosten. Ik denk dat hier de hele crux zit van ons huidige systeem. We hebben een fantastisch systeem opgezet waarmee we heel veel voedsel produceren. De kwaliteit van het voedsel is nog nooit zo goed geweest als nu. Alleen is het wel zo dat gezond voedsel voor velen nu te duur is en dat ongezond voedsel voor ons allemaal te goedkoop is. Als we dat willen veranderen, dan moet je niet naar de individuele spelers gaan kijken en die de schuld geven van de verkeerde uitkomsten van het systeem. Maar dan moet je het systeem misschien gaan veranderen. Het systeem dat we hebben gebouwd, is binnen de context van Nederland uit z’n voegen gegroeid. De impact van wat wij produceren op milieu, biodiversiteit, op klimaat en waterkwaliteit is dusdanig groot dat we ons dat niet meer kunnen veroorloven in de toekomst. We

moeten daar wel objectief en eerlijk naar durven kijken.’

Meer mensen naar de voedselbank

Dat mensen aan de onderkant van de samenleving gedwongen worden om veel ongezond voedsel te kopen en daarmee korter leven, ziet Datema als een sociaal vraagstuk. ‘Daar zal de overheid zijn verantwoordelijkheid moeten nemen.’ Hij ziet

wel een oplossingsrichting. ‘Als je het slim doet, is de landbouwtransitie heel makkelijk te financieren vanuit besparingen op de zorgkosten. De waarde van de land- en tuinbouw voor de maatschappij zit hem voor een heel groot deel in gezondheid. Daar kunnen we veel geld mee verdienen. Maar dan moet je wel inzichtelijk maken dat je met recht en onderbouwing aanspraak kunt maken op dat geld.’

DE ÉCHTE KOSTEN EN BATEN VAN GLASGROENTE

De glastuinbouw produceert niet alleen gezonde voeding, maar heeft ook milieu-impact, zoals CO₂-uitstoot en grondstoffengebruik. Er zijn echter ook maatschappelijke plussen, zoals waterberging voor een deel van Nederland of opvang en stabiliteit in het elektriciteitsnet. In het project Belonen & Beprijzen heeft de vruchtgroentesector, samen met Federatie Vruchtgroente Organisaties (FVO) en onderzoeksinstelling CE Delft, de maatschappelijke kosten en baten in kaart gebracht. Het resultaat van de eerste verkenningen: de teelt van vruchtgroente in Nederland veroorzaakt een milieulast van € 688 miljoen. Er tegenover staan maatschappelijke baten ter grootte van zo’n € 1,5 miljard. De milieukosten van de teelt van vruchtgroenten bestaan voor bijna 75% uit lasten die verband houden met het gebruik van fossiele energie. Daarnaast spelen fijnstofemissie en meststoffengebruik een rol. Maar er is ook een berekening gemaakt van wat het eten van groente de samenleving door middel van een besparing op zorgkosten oplevert. Als alle Nederlanders netjes hun 250 gram groente per dag eten, bespaart dat € 3,4 miljard op zorgkosten. Vruchtgroenten uit de kas hebben in dat bedrag een aandeel van € 1,4 miljard. Andere baten waaraan waarden zijn toegekend zijn: de bijdrage van de glasgroentebouw aan balans op het elektriciteitsnet (€ 27,8 tot 46,7 miljoen), flexibele neerslagopvang (bijna € 53 miljoen) en waterzuivering (€ 20 tot 40 miljoen). Tot slot is er een berekening gemaakt van hoeveel land er extra zou moeten worden gebruikt als de hoeveelheid vruchtgroente die Nederland produceert volgens Spaanse standaarden zou worden geteeld. Dan zou er 167 vierkante kilometer extra nodig zijn, oftewel de helft van de Veluwe. De teelt in Spanje is een factor 5 minder ruimte-efficiënt. Tijdens de presentatie van het rapport op 20 november in Drachten complimenteerde Rabo-directeur Alex Datema de glasgroentesector met het True Value rapport. ‘Het is de eerste agrarische sector die zo’n berekening maakt en publiceert. Daar is lef voor nodig.’ Hij adviseerde wel om een vervolgstudie te laten doen naar de maatschappelijke kosten die de glastuinbouw veroorzaakt door de inzet van arbeidsmigranten. ‘Over die lasten is in het sociale domein veel discussie.’

‘MET MINDER HECTARES NU

Pootgoedtelers Jarig en Kor Palsma namen iets gas terug en stootten ruim 8 hectare huurland af. Dat wil niet zeggen dat het heilige vuur is gaan liggen bij de Bildtse akkerbouwers, die recent investeerden in een Dewulf RA3060 aardappelrooier.

Op een waterkoude vrijdagmiddag in november nemen de eigenzinnige broers Jarig en Kor Palsma alle tijd om uit te wijden over hun akkerbouwbedrijf aan de vermaarde Oudebildtdijk in het Friese Sint Annaparochie. ‘Dit is de langste straat van Nederland’, zo vertelt Jarig, die zich onmiskenbaar bedient van de Bildtse streektaal. Het bedrijfsbezoek begint met een rondleiding door de loodsen van de mannen, die in 1994 hun intrek namen op de karakteristieke boerderij. ‘Er stonden in die periode veel boerderijen te koop. De akkerbouwsector had een paar slechte jaren achter de rug. Wij werden door sommige mensen voor gek verklaard, maar we hadden de tijd mee en profiteerden meteen van een paar goede jaren’, vertelt Jarig, die samen met zijn broer opgroeide op een fokvee- en melkveebedrijf in Vrouwenparochie.

Compacte sorteerlijn

De sorteerlijn van de aardappelen dateert van 1991 en staat compact opgesteld in de oude schuur. De broers hebben de sorteerlijn door de jaren heen altijd upto-date gehouden. Twee jaar geleden kochten ze nog een nieuwe Miedema Dewulf stortbak. Binnen nu en een paar jaar willen ze graag investeren in een optische sorteerder, om de kwaliteit van de aardappelen met camera’s te beoordelen. ‘We zijn ons alvast aan het oriënteren’, zegt Jarig, die rekening houdt met een investering van € 150.000. ‘Het moet wel betaald worden. ‘We telen aardappelen hè, geen goud’, zo voegt Kor eraan toe. De broers houden van orde en netheid, zo blijkt. De vloeren van de bewaarschuren zijn bezemschoon. De machines zijn grondig met de hogedrukspuit onder handen genomen en vrij van modder en stof de opslag in gereden.

‘Sector-pr moet beter’

Wat verder opvalt zijn de twee grote

banners in de schuur. ‘De samenleving vraagt biodiversiteit. De landbouw levert biodiversiteit’, zo prijkt er op het ene doek. ‘In de hemel groeit geen voedsel. Daarom verbouwt de boer het op aarde’, meldt de andere. ‘We mogen met z’n allen wel wat meer doen aan sector-pr om dat verhaal beter uit te dragen’, stelt Jarig. Waar het kan, zetten de broers zich graag in voor natuur en milieu. Voor hen is het bijvoorbeeld de normaalste zaak van de wereld om de walkanten pas na 1 juli te maaien ter bescherming van al het nieuwe leven. De Sint Annabuurster ondernemers spuiten met een Wingspraysysteem op de gedragen veldspuit om het middelengebruik op hun bedrijf terug te dringen. Daartoe worden ze ook genoodzaakt. ‘We houden wel van een uitdaging, maar het moet wel proportioneel blijven. Het gaat nu te ver. We zetten ons wel in voor de voedselvoorziening hè. Ik heb het gevoel dat dit weleens wordt vergeten. We moeten ook waken voor oneerlijke concurrentie. Straks komt er via de achterdeur buitenlands voedsel binnen dat onder andere omstandigheden wordt geproduceerd’, zegt Jarig. Hij

Tekst en foto’s: Bouke Poelsma

MEER ARBEIDSVREUGDE’

vreest dat de landbouw – en in het bijzonder de akkerbouw – bij de Mercosur-deal als wisselgeld wordt ingezet.

Bewaarschuren efficiënter inrichten

Naast het vernieuwen van de sorteerlijn hebben de broers plannen om de bewaarschuren anders in te richten. Ze willen de ruime koelcel voorzien van een nieuwe droogwand, om nog eens 400 kisten extra te kunnen plaatsen. ‘De Heer is mijn herder en de droogwand mijn redder’, zegt Jarig met een kwinkslag. In de grote bewaarschuur is nu plek voor 1.500 kisten, waarin de pootaardappelen worden bewaard. Jarig: ‘We willen de bestaande schuren efficiënter benutten om ook meer grove uien in de middelste loods te kunnen bewaren. We zijn bepaald geen langbewaarders, maar de druk op de aflandhandel is ons te groot geworden. Met meer opslagruimte hebben we meer invloed op het juiste verkoopmoment en kunnen we de uien in de opgaande lijn verkopen.’ Kor: ‘We zien kansen binnen de bestaande schuren. Van bijbouwen is geen sprake.’

Na topjaren prijscorrectie verwacht

Na de topjaren 2023 en 2024 houden de broers na het groeizame jaar 2025 rekening met lagere opbrengstprijzen. De brutoopbrengstprijzen voor pootgoed lagen de afgelopen jaren bij HZPC op respectievelijk

€ 53,20 en € 62,32 per 100 kilo. Het areaal pootgoed in ons land werd flink uitgebreid, met bijna 3.000 hectare. De ondernemers houden rekening met een pootgoedprijs van hooguit € 40 per 100 kilo. Het uitgebreide areaal en de hogere hectareopbrengsten

‘MET MEER OPSLAGRUIMTE HEBBEN WE MEER
OP HET JUISTE

leiden tot een prijscorrectie, zo verwachten ze. ‘Vorig jaar was het kassa, nadat de boel in het voorjaar laat op gang kwam. Dat was dit jaar wel anders. Het was een bovengemiddeld groeiseizoen. Dat tekende zich in het voorjaar al af.’

Tegenvallende nacontrole-uitslagen De uitslagen van de nacontrole van de

NAK vallen de broers dit najaar niet mee. De virusdruk is hoog, met name in virusgevoelige rassen. Dat baart de broers zorgen. ‘De luizen waren achteraf in mei al actief. Dat hebben we toen niet kunnen zien. Het is een algemeen probleem, dat op meer plekken tot uiting komt. Het is niet dramatisch, maar met het oog op komend seizoen moeten we er zeker rekening mee houden’, zegt Jarig. Met de inzet van virusolie en een slim spuitschema willen de broers de luizendruk eronder houden. ‘Een goede winter zou ook kunnen helpen’, verwacht Jarig, die de verhoogde virusdruk niet los ziet van het verschraalde aanbod van toegestane middelen. ‘Voorheen gebruikten we Actara. Dat was een goedkoop en doeltreffend middel, dat in het vroege voorjaar zeker 6 weken bescherming bood.’ De broers werken met tien verschillende pootgoedrassen. Ze produceren wat de markt vraagt, in overleg met hun handelshuis HZPC. ‘Het zijn juist de virusgevoelige rassen die goed in de markt liggen’, zegt Jarig.

Weggeëbde groeiplannen

Er waren tijden dat de Palsma’s serieus overwogen hun bedrijf met circa 30 hectare uit te breiden. ‘We deden een paar keer net niet mee met onze biedingen. Achteraf waren we misschien

Kor (links) en Jarig Palsma runnen een akkerbouwbedrijf aan de langste straat van Nederland, de Oudebildtdijk. Sinds 1994 boeren ze op deze locatie. Bij de boerderij hoort 80 hectare. De broers hebben 41 hectare op 5 minuten afstand van de boerderij liggen.

wat te behoudend. We hebben altijd goed op de kosten gelet. Zo zijn we opgevoed’, vertelt Jarig. De ambitie om te groeien is intussen wel weggeëbd. De broers zijn de zestig gepasseerd en tellen hun zegeningen.

De broers hebben het areaal huurland naar beneden bijgesteld. Ooit huurden ze 15 hectare bij, nu gaat het nog om 7 hectare. ‘We zitten nog vol vuur, maar we houden bewust wat minder grond aan.

Met minder hectares hebben we nu meer arbeidsvreugde. We hoeven geen vreemde arbeid in te huren en we hebben meer grip op de kosten’, aldus Jarig.

‘Genoeg is beter’, zo luidt het motto van de Nederlandse Akkerbouw Vakbond. ‘Iets minder dan genoeg is zelfs nog beter’, zo stelt Jarig. Kor vult aan: ‘Meer, meer, meer; het houdt natuurlijk ook een keer op.’ Begrijp de broers niet verkeerd; in de basis zijn ze niet tegen intensivering en schaalvergroting. ‘Je hebt een bepaalde schaalgrootte nodig om te innoveren en efficiënt te kunnen werken. Wel ergeren we ons aan het subsidieklimaat. In onze ogen moet je de economie niet versterken met subsidies. Dat werkt oneerlijke concurrentie in de hand en verstoort de marktwerking’, stelt Jarig, die in plaats van subsidies pleit voor aantrekkelijkere fiscale voordelen. Met bewust minder grond blijven de broers het intussen als een grote uitdaging zien om hetzelfde nettoresultaat te halen. ‘Maar het weer is de baas’, aldus Jarig.

Vroeg klaar met ploegen

De broers hebben medio november al hun land al geploegd. ‘Zo vroeg waren we nog

nooit’, zegt Jarig. De ondernemers zetten de arbeid op het bedrijf samen rond. Ze zijn eraan gewend om lange dagen te maken en genieten met volle teugen van alle voorkomende werkzaamheden. Daarbij trekken ze graag hun eigen plan. Ze weten hoe de hazen lopen en laten zich niets wijsmaken. ‘We zijn niet tegendraads, maar

lopen ook niet achter de massa aan. Iets klakkeloos overnemen is er bij ons niet bij. Als ondernemers vinden we het juist ook leuk om zelf dingen uit te dokteren’, vertelt Jarig.

Modern machinepark

De broers hebben een modern machinepark. Dit najaar rooiden ze hun pootaardappelen voor het eerst met een Dewulf RA3060, een 2-rijige zelfrijdende zeefbandrooier. De machine werd geleverd door Broekens in Stiens, het landbouwen mechanisatiebedrijf waar de broers al jaren naar tevredenheid zaken mee

‘IETS KLAKKELOOS OVERNEMEN

doen. Toen de vorige aardappelrooier in 2024 mankementen begon te vertonen, besloten de broers de aanschaf van de nieuwe machine naar voren te halen.

De ondernemers profiteerden daarbij van de goede marktomstandigheden. Ze investeerden € 450.000 in de aardappelrooier en kozen daarbij voor

De broers hebben drie New Holland-trekkers en een John Deere in gebruik. Links op de achtergrond is de gedragen Amazone-veldspuit zichtbaar.
Pootgoed van het ras Farida wordt bewaard in een van de drie boxen. Aardappelen van dit ras gingen voorheen naar Cuba maar worden nu naar Libanon en Cyprus verscheept.

een leaseconstructie (met aftrek van het inruilbedrag en de aanbetaling). ‘De vorige zelfrijder van Dewulf was twintig jaar oud en heeft hier tien jaar gedraaid. Deze rooier werd te duur in onderhoud, waardoor de rooikosten per hectare te hoog werden. Het werd een gebed zonder einde’, vertelt Jarig. De nieuwe zelfrijder is flink aan de

prijs, maar wordt door de broers ook als een soort van verzekering beschouwd. Bij de oogst is de taakverdeling tussen de broers helder. Jarig bestuurt de aardappelrooier, Kor is verantwoordelijk voor het inschuren. De eerste ervaringen met de indrukwekkende machine – die op een naburig bedrijf in opslag staat –

De bewaarschuur biedt plaats aan 1.500 kisten.

Op de foto is de stortbak van de sorteerlijn zichtbaar. Die is nog maar twee jaar in gebruik.

De broers willen de bestaande schuren efficiënter benutten om meer grove uien te kunnen bewaren. In de bewaarschuur springen twee opvallende banners in het oog. ‘We mogen met z’n allen wel wat meer doen aan sector-pr’, stelt Jarig.

PROFIEL

Jarig (62) en Kor (60) Palsma runnen een akkerbouwbedrijf van 121 hectare in het Friese Sint Annaparochie. Ze huren nu nog 7 hectare aardappelland bij. Het bouwplan bestaat uit pootaardappelen, suikerbieten, uien en wintertarwe. De vruchtbare kleigrond varieert van 15 tot 38% afslibbaarheid. Zo’n 80% van het areaal heeft een afslibbaarheid van 25 tot 32%. De broers telen tien verschillende rassen voor handelshuis HZPC.

zijn positief. De rooisnelheid en -kwaliteit spreken tot de verbeelding. Bij droog weer kunnen de akkerbouwers de axiaalrollen omzeilen en gebruikmaken van een bypass op de rooier, om beschadigingen tegen te gaan. ‘Het is altijd wel weer even wennen om alle opties onder de knie te krijgen. We hadden wat kinderziektes, maar de machine heeft ons niet laten staan. In aanloop naar de volgende oogst is het een kwestie van finetunen’, zegt Jarig.

Nog geen opvolgers in beeld

Op dit moment zijn er op het bedrijf van de Palsma’s geen opvolgers in beeld. De dochters van Kor zijn nog maar 16 en 11 jaar oud. De broers zijn echter nog lang niet van plan hun akkerbouwactiviteiten te staken. Zolang hun gezondheid het toelaat en ze plezier in het werk houden, gaan ze vrolijk verder.

Benieuwd wat TTW voor uw teelt of keten kan betekenen?

Krijg grip op wat er écht gebeurt in bodem en gewas –met actuele metingen, historische data en advies dat past bij uw teelt, uw keten en uw doelen.

Scan de QR-code voor onze contact gegevens. Of kijk op www.ttw.nl

Scan de QR-code voor vacatures en stageplekken!

Scan de QR-code voor onze contactgegevens!

Voor een gezonde, groene en duurzame toekomst ®

BOER RIJDT BIETEN

Tussen september en januari worden heel wat suikerbieten verreden. Meer dan eens zijn het (oud-)boeren die de truck met trailer vol bieten naar de suikerfabriek vervoeren. Zo ook Tjeerd van der Meulen (68) uit Frieschepalen. Zijn dochter Hetty runt het melkveebedrijf waarbij hij haar nog meerdere uurtjes per week ondersteunt. Maar met name in het najaar en de vroege wintermaanden heeft hij tijd over zijn oude hobby uit te voeren: vrachtwagen rijden. ‘Jaren geleden haalde ik al mijn groot rijbewijs, maar nooit deed ik daar iets mee. Tot ik het spotje van Werff Talent, om bietenrijder te worden, op de radio hoorde. Op een inloopdag bij hun trof ik Marije van der Werff (zie foto onder) en Johan Post van het gelijknamige transportbedrijf. Zo ben ik hier vijf jaar geleden ingerold. Mijn dochter redt zich wel met onze 120 melkkoeien en de stress die alle nieuwe regelgeving met zich meebrengt. Laat mij zo nu en dan maar lekker bieten rijden’, zegt Van der Meulen glimlachend.

Benieuwd naar de rest van Tjeerd van der Meulen zijn ervaringen en hoe het bieten rijden in z’n werk gaat? Bekijk het filmpje waarin hij zijn bevindingen en werkwijze verder toelicht via www.akkervanhetnoorden.nl of scan de QR-code.

GROENBEMESTERS EN ROBOTS

Groenbemesters, robots en middelenafspoeling stonden op het programma van de jaarlijkse demodag Akkerbouw van Hoogland BV op maandag 20 oktober. Een programma dat ruim 70 akkerbouwers naar Munnekezijl lokte.

Tekst: Jelte Albada

Foto’s: Binne Louw Katsma

De maatschap van Jan en Trienke Riemersma verzorgt, in samenwerking met Hoogland BV, een proefveld met onder andere verschillende groenbemesters van DSV Zaden. De zaadveredelaar zoekt uit hoe groenbemesters het doen op de kleigrond. ‘Telers zien groenbemesters als het nagerecht van de voorafgaande teelt. Maar het is juist het voorgerecht voor de volgende teelt’, prijst Tako van den Hul van DSV het gebruik van groenbemesters aan. Dat gaat verder dan alleen maar het verhogen van organische stof. ‘Ze verbeteren de veerkracht van de bodem en de wortels houden voedingsstoffen vast voor de volgende teelt.’

Bodem zoveel mogelijk bedekt houden Groenbemesters beperken ook de uitspoeling van meststoffen. Van den Hul licht dat toe op basis van het meerjarig

onderzoek Catchy van DSV. ‘De groenbemesters vormen kluitjes rond de wortels waarmee ze ionen vasthouden. Dat vermindert de uitspoeling van nutriënten tot wel 80 procent.’ Verhogen van de biodiversiteit speelt niet alleen bovengronds, maar zeker ook voor het bodemleven. Groenbemesters beschermen het bodemleven bovendien bij hitte en kou door de bodem bedekt te houden. Vlinderbloemigen, in monocultuur en mengsels, vangen stikstof uit de lucht voor de volgende teelt. Van den Hul adviseert de bodem zoveel mogelijk bedekt te houden. ‘Zoals biologische telers snel na de oogst weer zaaien. Op een kale bodem spoelen meer nutriënten uit.’ Voor het Noordelijke zeekleigebied geldt wel dat in de regel het land voor de winter wordt

geploegd. ‘Dat begrijp ik ook wel. Vorst doet mooie dingen voor de bodemstructuur van klei.’ Op basis van het negenjarig Catchy-onderzoek heeft DSV rassen van verschillende gewassen geselecteerd voor gebruik als groenbemester. Die worden als monocultuur gebruikt en het zaadbedrijf levert mengsels onder de noemer TerraLife, zoals TerraLife BetaSola voor bouwplannen met veel bieten een aardappelen. TerraLife Coolseason is vooral geschikt voor laat zaaien en blijft ook in de winter groen. ‘Kies voor een mengsel, tenzij je problemen hebt met aaltjes’, adviseert Van den Hul. Het valt op dat de bladrammenas in de proef al bijna rijp zaad in de peulen heeft. ‘Voor het inzaaien is hier 40 kilo stikstof gegeven’, reageert Van den Hul. ‘In de praktijk ontbreekt de bemestingsruimte vaak en zonder stikstofgift komt bladrammenas vaak niet in bloei, maar dat is in feite beter. Als de groenbemester in de vegetatieve staat blijft, gaat alle energie naar het blad. In de generatieve staat gaat de energie naar de zaadvorming en dat wil je eigenlijk niet.’

Autonoom klepelen met de AgXeed Voor de volgende stap bij groenbemesters, het onderwerken, heeft Hoogland BV een autonome trekker laten aanrukken. De

Wereldwijd draaien er al ruim honderd autonome trekkers van de Nederlandse fabrikant AgXeed. In Noord-Nederland rijdt deze autonome robot nog niet, maar hij komt er wel aan.

STELEN SHOW OP DEMODAG

AgXeed T2-rupsvariant, waarmee Van der Maar Mechanisatie naar de demomiddag komt, kan veldwerkzaamheden zelfstandig uitvoeren. Met een aftakas en standaard driepuntshefinrichting kunnen standaard werktuigen aan deze veldrobot worden gekoppeld. Een 156 pk Deutz-motor vormt de energiebron. Vervolgens worden de rupsbanden en de aftakas elektrisch aangedreven. Een hydraulische pomp verzorgt het gebruik van de hefinrichtingen. De te verwerken percelen worden met een app ingemeten, gps met RTK-correctie zorgt voor de precisieaansturing. Voordeel van deze versie van de AgXeed zijn de 76 centimeter brede rupsbanden. Ondanks het gewicht van 7,8 ton – zonder machines – is de bodemdruk van 0,4 bar zeer laag. ‘Waarom rijdt ie eigenlijk achteruit’, luidt de vraag. ‘Omdat de AgXeed alleen een aftakas aan de achterkant heeft zitten’, reageert Niels Kruizenga van Van der Maar. ‘AgXeed presenteert op de Agritechnica de nieuwste versie. Die heeft een 230 pk motor en een aftakas voor en achter. Bij nog bredere rupsen om de bodemdruk gelijk te houden’, verklapt Kruizenga. Wereldwijd draaien er al ruim honderd autonome trekkers van de Nederlandse fabrikant AgXeed in

verschillende uitvoeringen, ook als vier- en driewieler. In Noord-Nederland rijdt deze autonome robot nog niet. ‘Er was tot voor kort niet een dealer’, verklaart Kruizenga. Hij zegt al veelbelovende gesprekken te voeren. ‘De nieuwe, zwaardere versie is voor dit gebied ook geschikter.’

AGXeed kan ook al ploegen

De AgXeed is vooral geschikt voor standaardwerk, denkt de Van der Maarmedewerker. ‘Ruggen frezen, eggen, spitten en klepelen bijvoorbeeld. De machine doet

DE AGXEED KAN ZELFS AUTONOOM WENTELPLOEGEN

dat 24 uur per dag. Ploegen kan, zelfs met een wentelploeg, maar ik verwacht dat akkerbouwers dat vooral zelf blijven doen.’ Na inmeten gaat het verder simpel. De AgXeed op een hoek van het perceel aanzetten en de boer krijgt een seintje als de robot klaar is. De prijs is ruwweg

€ 300.000. ‘Het moet de akkerbouwer en de percelen passen.’ Voordeel is dat de machine ook informatie verzamelt. ‘De AgXeed houdt meer dan honderd parameters bij.’ Waar mogelijk kan de AgXeed ook informatie en aansturing uitwisselen met de gekoppelde machines. Dus ook bij storing daarvan krijgt de akkerbouwer een melding.

Klepelen of frezen van groenbemesters De AgXeed klepelt er lustig op los tijdens de demodag. Van den Hul van DSV is daar iets minder gelukkig mee. Niet met autonoom werken, maar met klepelen. ‘Dat slaat de groenbemester te veel kapot, waardoor je verliezen van voedingsstoffen hebt’, zegt de teeltadviseur. Christiaan Zutt van Vlaming Agri onderschrijft de bevinding van Van den Hul. ‘Met klepelen sla je de groenbemester tot moes. Het sap wat daarbij vrijkomt lekt weer weg.’ De biofrees die zijn bedrijf op de markt brengt, de Concept Agri SFB BioMulch, is een goed alternatief, stelt Zutt. De Italiaanse biofrees is in stappen verbeterd door de praktijkervaringen van Vlaming Agri. Zo liepen de grote gehaakte freesbladen

‘Groenbemesters zijn geen nagerecht maar een voorgerecht’, hield Tako van den Hul van DSV de bezoekers van de demodag voor.

eerst onderlangs maar nu beter werkend bovenover. Aankleven van vette klei bijvoorbeeld is verholpen met een slijtplaat. Het is daarmee een machine gericht op de Nederlandse omstandigheden. De biofrees werkt ondiep, verhakselt de gewasresten grof en verwerkt die boven in de teeltlaag. De machine wordt voor verschillende doeleinden gebruikt. Als alternatief voor het klepelen van groenbemesters, is vooral in Noord-Nederland een mogelijke inzet. De machine levert ook goed werk bij

‘HET KAN DUS BEST DAT DE BUURMAN BELT OMDAT DIE ’S NACHTS ALLEMAAL BLAUWE LICHTFLITSEN

IN JE AARDAPPELEN ZIET’

valse zaaibedden. In de groenteteelt maakt de machine opgang om groenteresten te verhakselen en ondiep door de grond te mengen. Tulpentelers experimenteren met

de biofrees - als alternatief voor Roundupvoor het wegkrijgen van de grasmat.

Een muis zonder staart

Een ‘flink uit de kluiten gewassen muis zonder staart’ was ook te zien op de akkerbouwdag van Hoogland BV (zie foto links). Deze ‘muis’ schuift tussen de aardappelruggen door om van onder foto’s te nemen van de planten. Die foto’s moeten de teler meer informatie geven over de gezondheid van de planten. De robot meet bij elke plant hoe goed de fotosynthese werkt. Dat gebeurt door bij de plant in rust na een flits blauw licht. Dat prikkelt de plant om de fotosynthese aan te zetten. De dan gemaakte foto’s geven een indicatie van hoe goed de fotosynthese werkt. Analyse van de foto geeft vaak al aan wat er mis is met de plant, virusziekten of stengelrot bijvoorbeeld.

Luizen tellen met de Cam-Bot De Cam-Bot telt ook het aantal luizen op de planten. Het is het bedrijf RapAgra dat werkt aan deze robot. RapAgra inventariseert al de plantgezondheid en biomassaontwikkeling van achttien verschillen gewassen met behulp van bodem-, satelliet- en meteorologische gegevens. Op basis daarvan geeft de app akkerbouwers adviezen voor bemesting, gewasbescherming en beregening. RapAgra werkt bij de app met blokken van

Een flink uit de kluiten gewassen ‘muis zonder staart’. De Cam-Bot waakt in het veld over de plantgezondheid.
De AgXeed is vooral geschikt voor standaardwerk, zoals groenbemester onderwerken, ruggen frezen, eggen, spitten en klepelen. Ploegen kan ook.

10 bij 10 meter, vertelt Ronald de Bruijn van het bedrijf. Met de Cam-Bot wil het bedrijf ook op plantniveau gegevens binnenhalen. De RapAgra-app geeft aan de ‘scouting-robot’ door wat de achterblijvende plekken in een perceel zijn. De accu-aangedreven robot rijdt vervolgens zelfstandig naar die plekken voor nadere analyse. Dat moet wel in het donker, omdat alleen dan de plant in rust is. ‘Het kan dus best zijn dat de buurman belt omdat die ’s nachts allemaal blauwe lichtflitsen in je aardappelen ziet’, waarschuwt De Bruijn.

Van onderen kijken

ROBOT SELECTEERT POOTGOED BETER EN SNELLER

RapAgra werkt nog aan de ontwikkeling van de Cam- Bot. Het prototype krijgt bijvoorbeeld nog andere wielen. Ook aan de analyse van de foto’s en andere gegevens wordt nog volop gewerkt. Volgende stap is om tot praktische toepassingen te komen. Het grote voordeel gaat zijn dat de robot, in tegenstelling tot andere tools, van onder het gewas naar de onderste bladen kijkt en daardoor betere informatie binnenhaalt, verwacht De Bruijn.

Een robot die pootgoed in het veld selecteert is zo goed als praktijkrijp. Dat bleek bij de presentatie van het systeem Croptiscan op de Demodag Akkerbouw in Munnekezijl. Dat het om een robot gaat, wekt wellicht ietwat een verkeerde indruk. De Croptiscan vindt vooralsnog alleen zieke planten. Die worden gemarkeerd en daarna is het nog aan de telers zelf om de planten te verwijderen. ‘Liefst wel zo snel mogelijk’, adviseert CEO Jeroen Wolters van Croptimal, het bedrijf dat het systeem ontwikkelt. ‘Het gaat erom dat de ziektes zich niet verder verspreiden.’ De camera’s van de Croptiscan nemen foto’s van de planten. Met AI - kunstmatige intelligentie dus - heeft het systeem geleerd zieke planten te herkennen. Dat werkt door het scannen en beoordelen van meerdere bladeren per plant op basis van kleur, vlekjes en vormafwijkingen. Daarbij onderscheidt het systeem alle bekende ziekten waarop geselecteerd wordt in de pootgoedteelt. De score van de camera’s ligt boven die van selectie met het menselijk oog. De robot vindt meer dan 80 procent van de afwijkende planten. Selecteurs komen gewoonlijk tot 50, maximaal 60 procent. Ook werkt de Croptiscan al goed in jong blad, zodat in een vroeg stadium al zieke planten gevonden worden en verspreiding eerder wordt afgeremd. ‘Het is natuurlijk een discussiepunt of 80 procent voldoende is, maar we zijn nog in ontwikkeling’, reageert Wolters. ‘We gaan al richting 90 procent en daar komen we soms ook boven. We werken nu samen met zes akkerbouwers om komend seizoen de algoritmes verder te verbeteren.’ De camera’s nemen een foto van de bovenste 25 centimeter bladen. Door een puls licht te geven, gaat het om haarscherpe foto’s. De analyse van het blad wordt gedaan door een door Croptimal zelf ontwikkeld algoritme. ‘Kijkt het systeem ook naar de stand van de plant, sommige virusinfectie herken ik daar juist aan’, luidt een vraag van een aanwezige teler. ‘Het blad geeft voldoende informatie en deze zijn goed te fotograferen’, reageert Wolters. Een volgende stap is om in meerdere rassen te selecteren. De Croptiscan is begonnen in Fontane. ‘Ondertussen hebben we werkende algoritmes voor zeven rassen.’ Met foto’s van jonge besmette planten leert Croptimal de robot ook om ziekten in een steeds vroeger groeistadium te herkennen. De Croptiscan markeert een zieke plant met een gele vloeistof. Het is aan de telers zelf om de zieke plant te verwijderen. Al kan de machine ook zo ingesteld worden dat die stopt zodat de chauffeur dat zelf kan doen. Want vooralsnog werkt de Croptiscan niet autonoom of met een robot die de planten weghaalt. ‘Bij die technieken ligt niet onze expertise, maar wellicht zijn er in de toekomst partijen die onze techniek gebruiken om dat wel te realiseren.’ Het gemis aan die twee stappen maakt de belangstelling er niet minder om. Je ziet de telers nadenken over toepassen van deze techniek. De vraag over wat dat kost volgt dan ook al gauw. Wolters is helder: € 245.000 plus licentie van € 8.000 per jaar. Dan gaat het om de uitvoering van negen meter breed die twaalf rijen pootaardappels scant bij een snelheid van 5 kilometer per uur. Er kraken wat hersenen. Wat betekent dit voor de arbeidskosten? ‘Maar dat is niet het enige’, maakt Wolters de rekensom nog ingewikkelder. ‘Het gaat er ook om dat je eerder en beter zieke planten uit het veld haalt. Waardoor de partij het volgende jaar weer schoner begint. Zeker bij PB1 tot 3 teelt geeft dat veel winst. Vergeet ook niet dat de meeste selecteurs ouder dan 50 zijn, die willen ook wel eens met pensioen.’ Croptimal biedt ook andere opties zoals een machine voor vier rijen of om voor € 35.000 in 2026 alles voor het gebruik voor te bereiden om de machine voor gebruik in 2027 met korting te kopen.

De Croptiscan neemt pootgoed selecteren over van het menselijk ook en markeert zieke planten bij een snelheid van 5 kilometer per uur. Foto: Croptimal

MEER INZICHT MET SLIMME

Door schaalvergroting, stijgende kostprijzen en volatiele markten schommelt de cashflow binnen het akkerbouwbedrijf meer dan ooit. In goede jaren is het zaak om hier verstandig mee om te springen. In mindere jaren wil je rust en stabiliteit. Met de lancering van het Liquiditeitsprognose model wil Countus in beide situaties akkerbouwers duidelijkheid te verschaffen over hun financiële situatie en investeringsruimte.

Op het eerste gezicht klinkt het niet ingewikkeld. Een systeem dat inzichtelijk maakt hoe je bedrijf er financieel voor staat en wat de komende twee jaar wordt verwacht, gebaseerd op historische data. Niets is minder waar, zo blijkt na een gesprek met Hessel Kingma en Nico Louwerse van Countus Accountants en Adviseurs. ‘Niet alleen heb je op het akkerbouwbedrijf met seizoenpatronen te maken, maar ook nog eens met enorm veel verschillende posten’, zegt ondernemersadviseur Nico Louwerse. ‘Daarbij komt dat veel bedrijven meerdere entiteiten kennen, zoals een maatschap, VOF of BV binnen één exploitatie’, vult collega Hessel Kingma aan. Hij

is branchespecialist akkerbouw bij Countus. ‘Met dit model kunnen we deze enorme hoeveelheid data omzetten in gemakkelijk bruikbare data die je helpt bij je bedrijfsvoering.’

Twee gezichten

Het model werd de afgelopen twee seizoenen binnenshuis ontwikkeld. ‘Oorspronkelijk wilden we investeringen beter kunnen plannen door twee jaar vooruit te kijken binnen een onderneming’, legt Louwerse uit. ‘Akkerbouwers staan aan de vooravond van een enorme robotiseringsslag, daar ben ik van overtuigd. Je ziet het al aan de spotsprayer, selectierobot en optische sorteermachine.

Dat soort technieken zetten de komende jaren door. Wanneer moet je zo’n investering doen en, nog belangrijker, wat is de impact op mijn financiële situatie en kostprijs?

Het Liquiditeitsprognose model geeft daar inzicht in.’ Inmiddels heeft het model een tweede voordeel aan het licht gebracht, denkt Kingma. ‘De prijsvorming voor veel akkerbouwproducten is momenteel negatief. Omdat het model ieder kwartaal automatisch up-to-date wordt gemaakt, met financiële gegevens van jouw onderneming, zie je tijdig hoe financieel gezond je bedrijf is of dat er een cashflowprobleem dreigt.’

Strategisch denken

‘De akkerbouwsector komt uit twee jaren waarin gemiddeld goede financiële resultaten zijn geboekt en is geïnvesteerd op alle fronten’, blikt Louwerse terug. ‘Door de schaalvergroting ontstaan andere behoeftes bij ondernemers.

Dat merken ook onze adviseurs. Naast vervangingsinvesteringen stijgt de wens naar het doen van nieuwe investeringen. Tegelijkertijd ligt de aflossingsverplichting

Een

Tekst en foto’s: Niels van der Boom
selectierobot bezig in de aardappels. Akkerbouwers staan aan de vooravond van een enorme robotiseringsslag. Wanneer moet je zo’n investering doen en wat is de impact op de financiële situatie en de kostprijs? Het Liquiditeitsprognose model geeft daar inzicht in.

LIQUIDITEITSPROGNOSE

bij deze bedrijven op een hoog niveau. Een vraag aan het model kan zijn: Wat is mijn investeringsruimte zonder dat de aflossing en cashflow in het geding komen? En wat doet deze investering met mijn kostprijs?’, geeft Louwerse als voorbeeld. Een positief neveneffect van schaalvergroting is dat veel strategischer wordt nagedacht overinvesteringsplannen, vult Kingma aan. ‘De tijd dat je als ondernemer alle kasstromen in beeld had en berekeningen op de achterkant van een sigarendoosje maakte, is voorbij.’

Seizoenspatronen

Het model wordt gevoed met gegevens uit de financiële administratie van Countus, waarvoor data van de laatste vijf jaar wordt gebruikt. Na ieder kwartaal wordt de data geüpdatet met de meest recente cijfers uit de btw-aangifte. ‘Dit betekent dat het systeem zichzelf steeds actualiseert om zo dicht mogelijk bij de waarheid te zitten’, verklaart Kingma. ‘We kijken bewust twee jaar vooruit omdat de onzekerheid na 24 maanden exponentieel toeneemt. Er blijft altijd een marge tussen prognose en werkelijkheid, maar door actueel te blijven proberen we deze te minimaliseren.’ ‘Het model kijkt niet alleen naar absolute cijfers, maar herkent zelf patronen’, valt zijn collega hem bij. ‘Dit houdt in dat hij ziet wanneer je als bedrijf uitgaven doet en inkomsten binnenkrijgt. Verandert een afnemer zijn uitbetalingsmethodiek, dan zie je dit direct terug in het model én wat de impact is op jouw financiële situatie.’

Gezond boerenverstand

Hoe werkt het in de praktijk? ‘Om te beginnen met veel handwerk en kennis van de adviseur’, lachen Kingma en

Louwerse. ‘Geen AI-assistent, maar een Countus-adviseur met een goede dosis GBV. Oftwel Gezond Boeren Verstand’, zegt Louwerse. Het blijft mensenwerk om de cijfers en uitkomsten goed te interpreteren. De adviseur en ondernemer maken gezamenlijk een begroting voor de komende 24 maanden. Ieder kwartaal, bij de btw-aangifte, wordt deze begroting waar nodig aangepast. Bijvoorbeeld wanneer de verkoopprijs plots heel anders uitpakt, zoals we nu bij de aardappelen hebben gezien.’ Beiden benadrukken dat het model geen kostprijstool is, maar meer dan dat. Louwerse: ‘Je kunt er wel een kostprijs mee

‘DE TIJD DAT JE BEREKENING MAAKTE OP DE ACHTERKANT VAN EEN SIGARENDOOSJE IS VOORBIJ’

berekenen, maar dat is niet het hoofddoel. Het model herkent financiële knelpunten en waarschuwt je op tijd, zodat je kunt anticiperen.’

Praktijkproeven

Inmiddels heeft het model een proefperiode doorlopen waarbij verschillende praktijkcases zijn uitgetest. Die lopen uiteen van een sterk groeiende ondernemer, met meerdere bedrijfstakken, tot een akkerbouwer die wil extensiveren en een bedrijf dat krimpt in oppervlakte. ‘We maken inzichtelijk wat de gevolgen voor de financiële situatie zijn bij deze ondernemers, zodat ze zelf de keuzes kunnen maken waar

Een grafische weergave van het model voor de rekening courant. In dit voorbeeld komt de verwachting (forecast) hoger uit dan begroot door een positieve prijsontwikkeling en kostenbesparing.

zij zich goed bij voelen’, aldus Kingma. ‘We benaderen het op persoonlijk niveau, want iedereen is anders. De een loopt graag op het randje, terwijl een ander juist grote zekerheid wil inbouwen. Het model is in principe voor iedereen interessant, maar we richten ons in de eerste fase hoofdzakelijk op grotere ondernemers met een sterke blik vooruit. De eerste reacties zijn erg positief, ook binnen Countus. Er wordt gewerkt aan een aangepaste variant voor de melkveehouderij en ook voor intensieve veehouderijbedrijven. Er zijn wel dit soort prognosetools voor het MKB, maar niet voor de akkerbouw.’

Rust

Inzicht in de huidige situatie en nabije toekomst geeft ondernemers rust, zo ervaart adviseur Louwerse. ‘En niet alleen de boer, maar ook de bank. Met het model zijn keuzes beter te onderbouwen en niet louter op oude jaarrekeningen die veelal fiscaal gestuurd zijn. Het model vertelt het ‘echte’ verhaal over hoe het bedrijf ervoor staat. In onze sector is het uiteindelijk altijd volume x prijs en beiden fluctueren sterk per jaar. Dat kun je niet beïnvloeden, maar je kunt het wel monitoren en tijdig anticiperen.’

Deze schommelende bewegingen in de akkerbouwmarkten, en dus in het saldo van de akkerbouwers, zijn van alle tijden, benadrukken beiden. ‘Je kunt een investeringsstop invoeren, maar dat heeft louter kortstondig positief effect’, weet Louwerse. ‘Die investeringen komen een keer terug en hopen zich op met nieuwe investeringen. Bedrijven die wel investeren, blijven bestaan. Door te weten wat je ruimte is heb je rust én de verzekering dat de rekeningen betaald kunnen worden. Nu en in de toekomst.’

Verloop 24 maanden
Nico Louwerse: ‘Inzicht geeft rust.’

KENIANEN BRENGEN NEDERLANDS

Van een ‘zorgenkindje’ op de akker naar een saldo van € 4.000 per hectare. Dat is de omslag die Agrico met haar pootaardappelen voor duizenden kleinschalige boeren in Kenia bewerkstelligt. De toenemende vraag vanuit vooral de fritesindustrie stuwt de vraag naar Nederlands pootgoed en helpt mee aan het doel: kleinschalige Keniaanse boeren bestaanszekerheid verschaffen.

Tekst: Sjoerd Hofstee

Foto’s: Landpixel & Langs de Melkweg

‘It’s a bumpy road to success’ voor de pootgoedteelt in Oost-Afrika. En dat geldt ook voor de laatste kilometers over het onverharde pad naar de vestiging van Agrico PSA nabij de Keniaanse stad Nakuru. Stuiterend komen bezoekers aan bij de kantoren én opslag van pootaardappelen. Pootgoed dat geoogst wordt nadat het uit Nederland geïmporteerde uitgangsmateriaal één of twee keer vermeerderd is. ‘Jullie zijn ook niet veel gewend’, zegt Margaret

Kwoba lachend. Zij is de financieel en commercieel manager van de vestiging. ‘Het grootste deel van het jaar zijn de wegen hier prima begaanbaar, maar de laatste weken hebben we hevige stortbuien gehad. Dat maakt dat ook onze toegangsweg in zo’n slechte conditie is. Het toont wel meteen één van de grote uitdagingen hier: het weer. De regen kan soms te lang uitblijven, maar soms ook erg hevig zijn. Met alle uitdagingen op het land en voor het

transport als gevolg.’

Strenge keuringen

Het is voor Kwoba en haar team geen reden zich uit het veld te laten slaan. Integendeel, de laatste jaren wordt het fundament waaraan Agrico vanaf 2012 bouwt steeds steviger. Wat begon met rassenregistratie in 2012 is uitgegroeid tot een vermeerderingscapaciteit van maximaal 10.000 ton per jaar. Dat wordt vervolgens verkocht aan Keniaanse boeren. Die boeren zijn voor het overgrote deel ‘small scale growers’ met 0,5 tot 4 hectare grond. Naar schatting telt Kenia meerdere miljoenen van dit soort boeren. Daarvan nemen inmiddels enkele duizenden Agrico-poters af. Een aantal akkerbouwers kent wel een schaal van enkele honderden hectares. ‘Wij verkopen sommige klanten 50 ton, maar de meesten een zak van 50 kilo’, vertelt

POOTGOED TOT WAARDE

Kwoba.

Het originele pootgoed komt in zakken van 25 kilo naar Kenia toe. Maar dan wel in zeecontainers. Voordat het vanuit de haven van Mombasa en de opslag in Nakuru het land op kan, is het vaak zeker twee maanden onderweg. De organisatie Kephis, de ‘Keniaanse NAK’, keurt in de tussentijd de geïmporteerde partijen meermaals.

‘Dat kost tijd, maar wij staan achter de strenge keuringen’, zegt Margaret Kwoba.

‘Schoon uitgangmateriaal is in Kenia nog altijd een duidelijke minderheid van alle aardappelen waarmee boeren telen. De officiële bevestiging dat wij met dit soort hoogwaardig materiaal werken, is voor ons daarom essentieel.’

Het ras dat het meest vermeerderd wordt op de hectares die Agrico voor

‘DE KENIAANSE MARKT SCHREEUWT OM NIEUWE VERBETERDE RASSEN’

pootaardappelteelt benut is Markies, maar ook Manitou, Arizona en Napoleon worden voor de Keniaanse markt klaargemaakt en vinden hun weg naar kleinschalige boeren.

Deze rassen sluiten aan bij de vraag vanuit de markt, maar hebben ook het ‘geluk’ te zijn geregistreerd. ‘Het duurt zeker twee tot drie jaar om een ras geregistreerd te krijgen via de Keniaanse overheid’, vertelt Peter Geluk, die namens Agrico de joint-venture in Kenia vanuit Nederland begeleidt. ‘De markt in Kenia schreeuwt om nieuwe rassen met betere verwerkingskwaliteit en hogere opbrengsten, maar de Keniaanse overheid is nog niet zover ontwikkeld dat er goede aanmeldingsprocedure bestaat. Wellicht verandert dit in de toekomst. Gelukkig kunnen we de marktvraag voldoende beleveren met de rassen die al geregistreerd zijn.’

Meer frites gevraagd

Een ras dat goed aansluit op de huidige marktvraag is Markies. Dit heeft alles te maken met de aantrekkende vraag vanuit de lokale fritesindustrie. Vooral fastfoodketen KFC timmert aan de weg in Oost-Afrika en vraagt steeds meer fritesaardappelen. ‘Markies is een ras dat hier goed groeit en de marktvraag beantwoordt. Dat geeft echt

‘HOPELIJK ZIEN MIJN DOCHTERS HET POTENTIEEL DAT LANDBOUW BIEDT’

Lydia Wairimu (58) tovert snel haar notitieblokje tevoorschijn en noteert de tips die Brian Luckhurst haar geeft over welke bestrijdingsmiddelen zij wanneer moet toepassen. Dit om de late blight vlekken – een vorm van phytophthora – te bestrijden die op deel van de jonge aardappelplantjes te zien zijn. Wairimu is een kleinschalige teler met 0,7 hectare aardappelen en een totaal areaal van 5 hectare aan grondareaal. Op die 0,7 ha teelt ze voor het eerst het ras Markies. Een klein oppervlak, maar voor haar belangrijk en ze toont zich dan ook erg leergierig. ‘Het is een uitdagende teelt en dit uitgangsmateriaal is veel duurder dan ik eerder aankocht.’

De kleinschalige boerin teelt ook erwten, mais voor humane consumptie, wortelen, uien en bonen. Daarbij houdt ze twee melkkoeien, een stier en twee stuks jongvee. ‘Daarmee ben ik hier niet eens een kleine boer’, vertelt ze lachend. ‘Aardappelen zie ik als een lastige en risicovolle teelt, maar wel één waarmee je echt iets kunt verdienen. Zeker als het uitgangsmateriaal geschoond is. De buren geloven dat echter nog niet. Zij schrokken nogal toen ik vertelde wat het pootgoed kostte, maar hopelijk kan ik hen over een paar maanden tonen dat mijn keuze loont. Dat vind ik wel spannend. Eerder dit jaar plantte ik ook aardappelen, dat was van het Shangi-ras. Maar door een koude periode in juli viel de opbrengst bij de oogst erg tegen. Dat bedoel ik met risicovolle teelt.’

Lydia Wairimu teelt voor de vrije markt. Brian Luckhurst wijst haar erop dat Agrico haar kan helpen bij in het vinden van afzet. ‘Zolang de koper maar alles wil kopen en niet komt selecteren’, reageert de boerin ad rem. Ze vertelt dat ze voor de teelt geld leent, maar niet via de bank. ‘Die vraagt een rente van circa 14%. Bovendien verplicht de bank je om een oogstverzekering af te sluiten waarvan de premie erg hoog is. Om die redenen zijn bankleningen voor ons soort boeren iets waar we proberen bij weg te blijven.’ Nu leent ze geld van haar dochters die allemaal hebben gestudeerd en een baan hebben in de financiële sector of op een advocatenkantoor. Dat is prachtig, maar ik wil hen graag de meerwaarde van het boer zijn tonen. Daarvoor helpt het als de gewassen ook echt renderen.’

Brian praat haar moed in: ‘Met Shangi mag je blij zijn als je 7 ton oogst als je alles goed doet, maar Markies kun je zeker meer dan 20 ton opbrengst halen. Je buren zullen nog verbaasd staan te kijken.’

De moderne opslagruimte van Agrico PSA (links) waar binnen onder andere de gerooide pootaardappelen worden gezuiverd (foto rechts).

een boost aan onze onderneming hier’, zegt Brian Luckhurst Luckhurst. Hij is als operationeel manager actief bij Agrico PSA, maar betitelt zichzelf liever als de boer dan als manager. ‘De laatste paar jaar zijn om die reden grotere boeren ook aardappelen gaan telen en hebben wij soms zelfs moeite om voldoende uitgangsmateriaal te leveren aan deze consumptietelers. Dat komt ook doordat veel kleinschalige boeren beter leren om te gaan met aardappelteelt en de voordelen hiervan inzien.’ Een bijkomende stimulans vanuit de markt is dat de Keniaanse overheid de verwerkende industrie stimuleert om

lokaal hun grondstoffen in te kopen. Importtarieven zijn duidelijk verhoogd om dat te bewerkstelligen. ‘Dat helpt zeker ook’, beaamt Luckhurst. Hij legt uit dat aardappelteelt al jarenlang een belangrijke teelt is voor lokale boeren en een essentieel onderdeel van het consumptiepatroon. Alleen gebeurt de teelt vaak op basis van lokale rassen en met uitgangsmateriaal wat het jaar ervoor geoogst is en vol zit met bladrol en verschillende bacterieziekten. ‘Vooral het ras Shangi is mateloos populair in Kenia. Dat zit diep in de cultuur’, vertelt Luckhurst. ‘Maar door de manier van telen en de

matige kwaliteit van het uitgangsmateriaal blijft de opbrengt vaak minder dan 10 ton per hectare steken. Wij bieden deze boeren niet alleen veel beter uitgangsmateriaal, maar ook intensieve training over hoe te telen, te oogsten en kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen te gebruiken. Het opbrengstpotentieel ligt door deze aanpak zeker op 20 tot 30 tot ton per hectare. Eigenlijk wel boven de 50 ton, maar dat is voor veruit de meeste kleinschalige telers niet weggelegd.’ Peter Geluk deelt die opvatting en ziet mede om die reden ook weinig voordeel in het toepassen van hybride-aardappelrassen of TPS in Oost-

Veel grond in de Keniaanse regio Nakuru is van een prima kwaliteit.

Afrika. ‘De uitdaging in Kenia ligt vooral in het managementniveau en daarbij helpt het niet om te switchen van een echte poters naar zaad.’

Luckhurst en Geluk bedoelen dat het hogere opbrengstpotentieel vooral niet wordt behaald omdat het kennisniveau bij de meeste kleinschalige boeren echt vanaf de basis moet worden opgebouwd. Om die reden verzorgt Agrico PSA op haar locatie maandelijks een training voor vele kleinschalige telers en delen ze op hun website gratis video’s met uitleg over teelt en alles wat daar bij komt kijken. Ook zijn er vijf agronomisten fulltime aan het werk die de kleinschalige boeren aansturen, begeleiden en trainen. De teeltbegeleiders hebben dagelijks contact met de telers en de markt.

Weersinvloeden uitdagend

Er zijn meer uitdagingen. Zo hebben de kleinschalige telers vaak beperkte middelen om te kunnen investeren in kunstmest en bestrijdingsmiddelen wanneer dat nodig is. Ook speelt het weer een bepalende rol. Gemiddeld valt in de regio Nakuru – drie uren rijden westelijk vanaf de hoofdstad Nairobi – 1.000 millimeter regen op jaarbasis; in 2023 bijvoorbeeld was dit op plaatsen slechts 400 millimeter. ‘Wij kunnen op ons bedrijf gedeeltelijk irrigeren, maar dat geldt voor de meeste Keniaanse boeren niet. Bij hen leken de akkers dat jaar net een woestijn en natuurlijk drukt dat de opbrengsten van alle gewassen’, zegt Luckhurst.

Al die aspecten opgeteld, maken dat Magaret Kwoba ook wat voorzichtiger is

met haar inschatting over oogstopbrengsten van kleinschalige telers. ‘Ik reken aan de behoudende kant met 10 ton opbrengt per acre. Dat is 24 ton per hectare. De prijzen voor consumptieaardappelen liggen momenteel zeker op 45 Keniaanse schilling per kilo en meestal hoger. Dat is

‘HET OPBRENGSTPOTENTIEEL LIGT VAAK VEEL HOGER DAN HET RESULTAAT’

omgerekend € 0,30 en betekent een omzet van € 7.200 per hectare van zo’n oogst. De kosten voor de aankoop van poters, kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en arbeid liggen rond de € 3.200 per hectare dus dat betekent € 4.000 winst. Voor veel kleinschalige boeren hier is dat heel veel geld en een substantiële verhoging van saldo’s ten opzichte van voorheen. Bovendien kunnen wij hier in Kenia, door het klimaat, vaker dan één keer per jaar aardappelen telen.’ Kenia ligt op de evenaar en kent niet vier jaargetijden zoals Nederland, maar een langere en kortere regenperiode naast periodes van droogte.

Scepsis ebt weg Kwoba en Luckhurst hebben een deel van de periode van opbouw ook mee gemaakt. Toen de telers en de afnemers nog aan de Nederlandse rassen moesten wennen. ‘Ik ben meer dan eens bij partijen als KFC langs geweest om de resultaten van ons product te tonen; dat het onderwatergewicht veel hoger ligt en de schil veel efficiënter verwerkt kan worden dan bij andere rassen. Dat werpt de laatste jaren zijn vruchten af’, zegt Luckhurst. ‘In het begin was er scepsis richting nieuwe rassen vanuit Nederland. Inmiddels is het besef redelijk wijd verspreid dat het een manier van werken is die een andere inzet van de telers vraagt, maar hen ook de kans biedt op een duidelijk beter inkomen. Alles wijst erop dat we die lijn de komende jaren hier kunnen voortzetten en uitbouwen.’

Brian Luckhurst doet samen met agronomist Geofrey Mutai een check bij de teelt.
Brian Luckhurst en agronomist Geofrey Mutai adviseren teler Lydia Wairimu.

PRATEN OVER GEVOELENS

Speel geen mooi weer als je het geestelijk moeilijk hebt. Mentale gezondheid is in de agrarische sector een serieuze kwestie. Maak dat bespreekbaar, heb oog voor jezelf en voor anderen. Het begint met een luisterend oor.

Tekst: Jorg Tönjes

Foto: Landpixel

Praten helpt! Het motto van de stichting Taboer lijkt een open deur. Toch is het lang niet altijd gemakkelijk voor mensen met agrarische beroepen om hun geestelijke noden bespreekbaar te maken. Ze blijven zich lang richten op hun bedrijf, op het vee of op de gewassen in het veld, voordat ze aandacht geven aan hun emotionele welzijn. Met hun boek ‘Wat de boer niet zegt’ leverden Truke Zeinstra en Johan Weerman in 2014 een handleiding voor zelfhulp en hulp aan anderen. Christel van Raaij giet het verhaal van de boer in geestelijke nood in een fictieve vorm in haar roman Tot hier (publicatie 11 december). Daarin raken boer en boerin Pieter en Tine elkaar kwijt als hun wereld verandert. Ze moeten verplaatsen met hun melkveebedrijf. Tine maakt plannen en ziet kansen, Pieter kan de onzekerheid moeilijk

aan. Het is fictie, maar Tine en Pieter vertegenwoordigen de echte situatie die Van Raaij leerde kennen in haar werk voor LTO Noord en later als zelfstandige. Organisaties als Taboer en ZOB (Zorg om boer en tuinder) hebben het doel mentale gezondheid in de sector bespreekbaar te maken en de verbinding tussen boer en hulpverlener te leggen. Op een boerenbedrijf kan de druk hoog zijn, onzekerheid lang duren en de eenzaamheid zwaar wegen. Het is te zien aan de cijfers voor zelfdoding

onder boeren en tuinders. Die liggen het hoogste van alle sectoren. In de periode 2013-2023 maakten (op basis van CBScijfers) per jaar 17 mensen per 100.000 een eind aan hun leven in de boerenberoepsgroep. Onlangs kaartte ombudsman Reinier van Zutphen de problematiek aan in dagblad NRC. ‘Ik zie boeren diep ongelukkig worden’, stond boven dit artikel.

Risicofactoren

Risicoverhogende factoren zijn hoge druk van veranderende wet- en regelgeving, samenhangend met sociale isolatie en optreden van onvoorspelbare gebeurtenissen zoals een veeziekte of andere ramp. Ongeveer tweederde van de gevallen van zelfdoding betreft zelfstandige ondernemers in de sector, relatief vaak in de veehouderij en in de ruim vertegenwoordigde groep van mannen van middelbare leeftijd.

Van Raaij: ‘De sector kent een taal en cultuur die je moet kennen. Naar de huisarts gaan is voor een boer een grotere stap. Letterlijk, omdat hij zich daarvoor moet omkleden en ook figuurlijk. Wanneer een

Collega-boeren en erfbetreders kunnen mensen met mentale problemen helpen door het gesprek op gang te brengen of iemand bijvoorbeeld mee te nemen naar een buurtactiviteit. Tracht bij zorgen om een collega-boer in gesprek te komen en te blijven.

IS NIET ZWAK

huisarts een boer met lichte fysieke klachten op het spreekuur krijgt, dan kan dit een signaal zijn dat er meer dingen spelen dan alleen fysiek. Niet alleen voor de huisarts, maar ook van anderen uit de omgeving van de boer is het belangrijk om op signalen te letten die tonen dat het misschien minder goed gaat. Al is het soms lastig te zien wanneer mensen zich langzaam anders gaan gedragen.’

Voor mensen om de boer heen is het goed om te weten dat persoonlijke zaken als een overlijden, scheiding, ziekte of zieke dieren veel invloed hebben op hoe hij zich voelt. Financiële problemen, rekeningen die laat betaald worden of werk dat blijft liggen, kunnen indicaties zijn.

Onvoldoende waardering

Van Raaij ziet drie invloedsfactoren die al langere tijd spelen in de agrarische sector: ‘Langdurige onzekerheid, grote wisselingen in opbrengstprijzen en, ook heel belangrijk, het gevoel dat boeren niet gewaardeerd worden vanuit de maatschappij. Onzekerheid, financiële problemen en onvoldoende waardering zijn ook voor anderen in de samenleving belangrijke

‘WE LATEN ZIEN HET PROBLEEM TE ONDERKENNEN’

De derde maandag van januari wordt geassocieerd met treurigheid, lage motivatie en gebrek aan energie. In het Engels wordt dat betitelt als ‘feeling blue’, vandaar de naam Blue Monday. Kenniscoöperatie Niscoo wil deze dag graag een positieve en inspirerende boost geven en viert daarom op deze dag haar vijftienjarige bestaan. Voorzitter Gerben Smeenk en melkveehouder in Makkinga, vertelt dat de invulling van het programma op deze dag zeker breder is, maar dat Niscoo bewust aandacht wil geven aan veel kanten van het boerenbedrijf. Op 19 januari 2026 is er daarom ook aandacht voor de mentale gezondheid met Chantal van den Berg als één van de sprekers op die dag; zij is kenner van het menselijk brein en gedrag. Ook deskundige Christel van Raaij is aanwezig en deelt op het podium kort haar inzichten. ‘Wij gaan ons jubileum ook echt wel vieren, maar met het coveren van het onderwerp mentale gezondheid willen we laten zien dat we het probleem onderkennen. Ook hopen we handvatten te bieden aan de omgeving, familie en vrienden van mensen met problemen’, zegt Smeenk. ‘Het is belangrijk signalen te herkennen en meer te weten over hoe je eventueel hulp kan bieden. Achter de voordeur van een boerengezin kunnen spanningen, ruzies of emoties leven. De druk is hoog en er wordt soms veel van mensen verwacht en niet iedereen kan de ratrace aan naar schaalvergroting.’

aanleidingen voor mentale problemen.’

Korte lijnen van boerenerf naar hulpverlening zijn er: Taboer, ZOB en de regionale LTO’s zetten professioneel en met vrijwilligers op hulplijnen de deur open voor mensen met hulpvragen. Op de Agrohulpkaart kunnen agrarische ondernemers namen vinden van mensen die helpen, coachen of vertrouwenspersoon zijn bij zaken waar ze tegenaan lopen. Het varieert van hulp bij burn-outs, aardbevingen, persoonlijk verlies, stoppen, veranderen…

De provincies kennen organisaties als Boerenperspectief en er zijn regionale organisaties, zelfs wel eens gemeentelijke initiatieven, zoals die in Staphorst en Lochem. Overijssel en Gelderland kennen erfcoaches. De hulp richt zich op ondernemers, medewerkers en hulp aan naasten en erfbetreders.

Doorvragen

Een campagne in Engeland heet ‘Ask twice’. Van Raaij denkt dat dit doorvragen enorm kan helpen. ‘Als de partner ziek is, vraag dan ook hoe het met de boer en op de boerderij gaat. Daarnaast kun je er proberen te zijn, zonder per se een gesprek te willen.’ Iemand meenemen naar een avond in het dorp, sporten of andere manieren van wat meer aandacht, trekken de persoon uit het isolement.

Erfbetreders als banken, accountants, leveranciers en coöperaties kunnen

het gesprek op gang helpen. En juist vakgenoten zijn belangrijk. Taboerambassadeur Mariska Oving uit het Drentse Odoornerveen onderstreept dat belang. ‘Klagen doen we liever niet in de sector, maar het lucht op om je hart te luchten binnen de sector. Een kop koffie met elkaar drinken kan al helpen.’

De mentaliteit in de sector is gericht op doorgaan. ‘Als dingen ingewikkeld worden ga je gewoon aan het werk en praat je niet

‘JE

KUNT PROBEREN

ER GEWOON TE ZIJN’

over gevoelens’, zegt Van Raaij. Het is het proces wat Chris de Stoop beschrijft in zijn boek Dit is mijn hof. Daarin verliest zijn broer grip op zijn boerderij en zijn leven. ‘Als een collega-boer uit het leven stapt, schrikken mensen enorm, maar in gesprekken ligt de nadruk daarna vaak op wiens schuld het is. Dat het systeem waarin we als landbouw zitten, moet veranderen. En wat de overheid, banken en bedrijfsleven anders moeten doen. Maar voor mensen met mentale problemen helpt het niet om de discussie te verleggen. Laat het daarom vooral gaan over de hulp die nodig is voor mensen die nu worstelen met mentale problemen.’

WORTEL

BRESKO

Mooie ronde biet met een prachtige in- en uitwendige kleur. Sterke loofinplant. Geschikt voor zowel versmarkt, industrie als bewaring.

BAZZU  NIEUW

Intermediair resistente biet tegen Rhizomanie (IR: BNYVV). Vlotte groeier. Mooi rond met een prachtige in- en uitwendige kleur. Sterke en fijne loofinplant. Geschikt voor zowel versmarkt, industrie als bewaring.

f bejo.nl

NERAC

Een bewezen allrounder: een betrouwbare, gladde Nantes voor B- en schijvenpeen. Uitstekende uniformiteit en breukvastheid. Geschikt voor de lange bewaring en breed inzetbaar.

BLANES

Mooie C/D-peen geschikt voor versmarkt, industrie en bewaring. Licht conisch, glad, hoog productief en sterk tegen schot en breuk. Blanes heeft een fraaie in- en uitwendige kleur.

WORTEL

BELFAST (BEJO 3497)  NIEUW

Zeer productieve C/D-peen met een mooie in- en uitwendige kleur. Heeft sterk loof met een goede rooibaarheid. Belfast is geschikt voor de versmarkt, industrie én langdurige bewaring.

KNOLSELDERIJ

CARLA

Een productieve, gladde, uniforme en ronde knolselderij. Het ras is sterk tegen septoria en een topper voor de lange bewaring.

Save the date: De Landbouwbeurs Leeuwarden 2026!

Van 9 t/m 11 december 2026 vindt in het WTC Expo Leeuwarden de 25e editie van dé agrarische vakbeurs voor het noorden van Nederland plaats. De totale landbouwsector is hier aan het juiste adres. Ontdek er bijzondere primeurs, innovaties en technologische snufjes die de sector vooruithelpen. En niet te vergeten: vele grote mechanisatiemerken zijn aanwezig!

Wil jij ook duizenden agrariërs bereiken met jouw product of dienst en bouwen aan waardevolle connecties? Schrijf je dan gemakkelijk in via de website of neem contact met ons op.

‘DE BOER ALS STROOMAANBIEDER

De personenauto opladen pal naast de koeien. Of de chauffeur van de rijdende melkontvangst die tijdens het legen van de melktank zijn wagen even bijlaadt met stroom van zonnepanelen op de ligboxenstal. ‘Over enkele jaren is het de normaalste zaak van de wereld’, voorspelt Anton Klaver van Lokaalstroom uit Dronrijp. Het bedrijf is actief op de markt van energieopslag en die markt is ‘echt booming’.

Tekst:

Foto’s:

Hier en daar zie je ze al, elektrische laadstations voor auto’s op boerenerven. Veel daken van stallen en schuren liggen inmiddels vol met zonnepanelen. Omdat leveren aan het net steeds minder rendeert, gebruiken boeren de opgewekte energie in toenemende mate voor eigen gebruik. Of, een stap verder, ze beginnen een laadstation voor personenauto’s. Zoals melkveehouder Jurgen Klep uit het Brabantse Etten-Leur, die er al één heeft staan (zie foto). Op zijn erf is de accu na 20 minuten alweer tot 80 procent geladen dankzij de snelle 180 kWh DC-snellader. Klanten benutten de wachttijd om even een kijkje te nemen bij de koeien of een wandeling te maken door de polder.

En ze zijn tevreden, want de boer is met z’n stroom een aardig stukje goedkoper dan de laadstations langs de snelweg.

Melktankwagens bijladen op het erf Het bedrijf Lokaalstroom in het Friese Dronrijp is gespecialiseerd in het ontzorgen van boeren bij energieopslag en energiemanagement. Het driemanschap Anton Klaver, Theun de Jong en Bastiaan Kimkes runt het bedrijf en ook zij zien deze ontwikkeling in Noord-Nederland langzaam maar zeker gestalte krijgen. ‘In de akkerbouw komt elektrificeren en robotiseren serieus op gang, steeds meer

telers vragen ook om oplaadpunten. Wij verwachten dat melkveehouders spoedig volgen. Bij diverse klanten hebben we de elektrische installatie al zover voorbereid dat DC-laders er zo op aangesloten kunnen worden. Daar kun je straks met grootvermogen gaan laden, tot meer dan een megawatt’, vertelt Anton Klaver. Dat dit tot nu toe amper gebeurt, komt ook omdat het machinepark van boeren er nog niet echt klaar voor is. ‘Maar komende jaren komen elektrische trekkers in zwaardere klassen op de markt en dan worden DCladers actueel.’ Een logische stap is dan om de stroom aan te bieden aan afnemers van boeren. ‘Als die de melktankwagen of truckcombinatie even kunnen bijladen met stroom van de boer, is dat winwin. Desgewenst kun je de stroom ook aanbieden aan personenauto’s.’

Dus boerenerven worden moderne tankstations voor elektrisch rijden?

‘Auto’s elektrisch laden zou

Melkveehouder Jurgen Klep en zijn vrouw Sandra bij hun elektrische tankstation in Etten-Leur. Qua prijs zijn ze een aardig stukje goedkoper dan de laadstations langs de snelweg.

WORDT KOMENDE JAREN DÉ TREND’

kunnen, maar is praktisch niet realistisch in verband met de ligging van de meeste boerenerven. Voor leveranciers en afnemers is dat een ander verhaal. Daarvoor zou het in de toekomst een toegevoegde waarde kunnen zijn. Melktankwagens staan al gauw 20 minuten melk te laden. In die tijd kan de chauffeur de wagen ook even aan de

locatie moet zich ervoor lenen. Dan kan het interessant zijn. We hebben klanten die op een ideale plek zitten, waar parkeerplaatsen gecreëerd zouden kunnen worden voor naar gelegenheden of openbaar vervoer. Mensen zouden hun auto’s daar kunnen gaan laden met elektriciteit van de boer. Dat kan een aantrekkelijk verdienmodel zijn.’

op de energiemarkten. Dat verklaart de grote vraag naar energieopslag in een batterij, gecombineerd met een intelligent energiemanagementsysteem en de juiste energiehandelaar die de meest aantrekkelijke afzet automatisch voor je regelt.’

Hoe werkt dat precies, zo’n energiemanagementsysteem?

DC-lader zetten en dan zorgeloos door naar de volgende boer. Hetzelfde geldt min of meer voor vrachtwagens op het erf van de akkerbouwer. Voor boeren is het een mooie bijverdienste voor de stroom die toch wel aanwezig is. Ik kan me zelfs voorstellen dat afnemers of verwerkers jaarcontracten gaan afsluiten met boeren voor deze dienst.’

En personenauto’s?

Bastiaan: ‘Dat moet je echt willen en de

Meer dan de helft van de agrarisch ondernemers is van plan om in de komende vijf jaar te investeren in energieopslag of een energiemanagementsysteem, blijkt uit een enquête van Nieuwe Oogst en LTO Ledenvoordeel. Waarom is hier zoveel interesse voor?

Anton: ‘Energieprijzen stegen explosief, de energienetten lopen tegen de maximale capaciteit en terugleveren aan het net is niet altijd meer lucratief. Ondertussen verandert de energiemarkt in snel tempo van vaste prijzen naar prijsfluctuaties per uur, kwartier of zelfs per minuut. Het wordt voor boeren dus veel interessanter om met eigen opgewekte energie uit zon, wind of biogas in te gaan spelen op de fluctuaties

Anton: ‘Dit jaar zitten we over de 500 uren aan negatieve stroomprijzen. Dat betekent dat je met een zonnesysteem soms weinig tot niks verdient. Tenzij je het systeem uit hebt gezet tijdens de negatieve uren. Dat doet zo’n managementsysteem automatisch. Het energiemanagementsysteem is het sturend hart van je elektrische installatie. Alle apparatuur dat met een signaal aan te sturen is, kan aangesloten worden op het systeem. Het energiebedrijf geeft aan het energiemanagementsysteem door wat er met de energie op het bedrijf moet gebeuren en stuurt welke apparatuur daar wel en niet op moeten reageren. Moet er energie van het net gehaald worden, eigen energie opgeslagen worden of juist teruggeleverd

Het bedrijf Lokaalstroom in Dronrijp is gespecialiseerd in het ontzorgen van boeren bij energieopslag en energiemanagement. Het driemanschap Anton Klaver (midden), Theun de Jong (rechts) en Bastiaan Kimkes (links) runt het bedrijf.
‘BATTERIJ

KOPEN? KIJK DAN OOK SERIEUS NAAR DE RISICO’S’

‘Wat boeren moeten doen als ze investeren in een batterij? Laat ze alsjeblieft even contact opnemen met hun verzekeringsadviseur. Dat kan een hoop ellende besparen.’ Het antwoord van Louis van Wesemael op de vraag wat de belangrijkste regel is die een boer met een energieopslagsysteem in acht moet nemen om geaccepteerd te worden door de verzekeraar, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. De risicospecialist van De Zeeuwse Verzekeringen ziet in de praktijk net iets te vaak situaties dat hij moet zeggen: ‘Vanaf heden is uw gebouw niet meer verzekerd.’

De vraag naar energieopslagsystemen onder akkerbouwers is groot, variërend van koelkastformaat tot zeecontainers met een vermogen van meerdere megawatt. Maar er wordt vaak niet goed nagedacht over de risico’s, ziet ook onafhankelijk verzekeringsadviseur Wilco de Boer van Agriland Assurantieadvies BV. ‘Batterijsystemen bestaan uit brandbare lithium. Bij brand kunnen giftige gassen vrijkomen. Als je energie in grote hoeveelheden opslaat zoals bij een agrarisch bedrijf, dan zul je ook serieus naar de risico’s moeten kijken.’ Hij stelt dat onwetendheid bij boeren en installateurs hieraan ten grondslag ligt. De Boer toont een foto van vier batterijen die staan opgesteld in de bijkeuken. ‘Dit kan natuurlijk geen kant op, maar is wel de praktijk die we tegenkomen op boerenerven.’

Batterijen op de melkstal

Van Wesemael beaamt het. ‘Ik ben ook wel eens 60 of 80 kilowatt tegengekomen in een kapschuurtje, damwand, golfplaten dak, niet geïsoleerd, dan is het even wat het is. Maar als die batterijen in een woning staan van een ton of 8, 9, of in een ligboxenstal van een miljoen plus, dan is het op een gegeven moment einde dekking. Gisteren kwamen we bij een melkveehouder die een aantal batterijen bovenop zijn melkstal had geplaatst. Je gelooft het niet, maar het gebeurt wel.’ Hoe dat kan? De Boer denkt het antwoord te weten: ‘Bij zonnepanelen hadden we jarenlang te maken met cowboys en die zijn er onder de acculeveranciers ook. En als die een heel overtuigend verhaal hebben en tien keer tegen de klant zeggen: ‘Joh, dit mag wel en iedere verzekeraar keurt het goed’, dan zijn er altijd mensen die daar blindelings op vertrouwen.’ Van Wesemael: ‘Wanneer wij vervolgens met de verzekeringsadviseur langskomen, ontstaat soms de indruk dat wij de beperkende factor zijn omdat we niet alles kunnen goedkeuren.’

Vooraf advies vragen voorkomt ellende Even over de rollen van beide mannen: Wilco de Boer is

één van de risico-adviseurs bij Agriland Assurantieadvies BV, een verzekeringsagentschap in Leeuwarden welke gelieerd is aan FGD. De bedrijven zijn ontstaan vanuit het toenmalige Friesland Bank Assurantiën. Hij adviseert boeren over verzekeringen en is onafhankelijk, dus niet gebonden aan een verzekeringsmaatschappij. Hij vertegenwoordigt de boer als verzekeringnemer. Van Wesemael is bij De Zeeuwse verzekeringen en dus wel gebonden aan een verzekeraar. Vaak overleggen adviseur en inspecteur van een maatschappij of voorafgaand aan een te verzekeren situatie dan wel naderhand. ‘Gelukkig worden we steeds meer vooraf ingeschakeld. Dat wij van bijvoorbeeld Wilco een berichtje krijgen dat een boer van plan is om een EOS te plaatsen op een bepaalde plek en hij vraagt wat wij daar van vinden. Dan kun je tijdig de juiste dingen doen’, zegt Van Wesemael. Maar het gebeurt volgens beide mannen te vaak dat ze pas in beeld komen als de EOS al is geplaatst. Van Wesemael:

‘Als die op 4 of 5 meter van een gebouw staan, kun je met sleufsilowanden of betonnen blokken nog iets van brandscheidingpreventie uit laten voeren. Maar op moment dat je langskomt en er staat voor 120 of 160 kilowatt inpandig, ja dan wordt het een minder gezellig verhaal.’

Van Wesemael noemt De Boer een adviseur die ook de pijnpunten bij een klant durft te benoemen. ‘Maar we treffen ook situaties aan waarin men niets meldt en vervolgens verbaasd reageert wanneer wij bijvoorbeeld een Scope 10-verplichting moeten opleggen. Dus in adviseurs zit ook gewoon verschil.’ De Boer: ‘Wij werken met een volmachtbedrijf. Dat betekent dat wij zelfstandig namens verzekeraars tot bepaalde hoogte risico›s mogen accepteren en schade mogen afwikkelen. Uiteraard via de spelregels van verzekeraars. Maar je bent niet zomaar volmachtbedrijf. Wij hebben daar, in alle bescheidenheid, de bevoegdheden en de kwaliteit voor omdat we wat meer weten dan de gemiddelde tussenpersoon op het agrarisch gebied.’

Wachten op scopekeuring voor accu’s

Scope 10 werd al even genoemd, een keuringsmethodiek voor elektrische installaties op brandveiligheid. Scope 12 is de keuring voor zonnepanelen op brandveiligheid. Maar een scopekeuring voor energieopslagsystemen komt er pas in 2027. Van Wesemael en De Boer vinden dat aan de late kant. ‘Een herhaling van het zonnepanelendebacle dreigt. Rond 2015 werden er zonnepanelen op daken gelegd, terwijl scope 12 nog niet van toepassing was. Het gevolg is dat nu veel relatief nieuwe installaties compleet moeten worden vervangen, met alle kosten van dien. Dat kan met accu’s ook gebeuren’, zegt De Boer. Van Wesemael: ‘Liever vandaag dan morgen die scopekeuring. Dan ben je meteen ook van de cowboys af.’

Accu’s op 10 meter van gebouwen

Wat zijn nu zaken waar een boer rekening mee moet houden bij het plaatsen van accu’s? De Boer benadrukt dat het vanuit verzekeringsperspectief cruciaal is om grote accu’s op minstens tien meter afstand van het bedrijfsgebouw te plaatsen. ‘En alles wat zich binnen die straal van tien meter bevindt, moet in ieder geval met beton worden afgeschermd. Dat zijn wel de twee belangrijkste.’ Van Wesemael: ‘Ook als accu’s op meer dan 10 meter van het gebouw staan, adviseren wij een beveiliging tegen aanrijden op het moment dat ze op een punt staan waar veel verkeersbeweging is. Dat kan een vangrail of een wand zijn. Bij de wat grotere systemen adviseren wij om de brandweer even op de hoogte te stellen. Maar de allerbelangrijkste is: bel even met je verzekereringsadviseur.’

worden aan het net, het wordt allemaal automatisch geregeld.’

Ik ben melkveehouder of akkerbouwer, wil investeren in energieopslag met managementsysteem. Wat kunnen jullie daarin betekenen?

Bastiaan: ‘Wij gaan kijken bij de klant: hoe ziet je bedrijf eruit, welke machines gebruik je, wat is je totale energieverbruik en de latente behoefte. Op basis van je elektriciteitsdata, dus verbruik, opwek en teruglevering, berekenen we wat voor jouw bedrijf de beste oplossing is. En dat bevat meestal een batterijsysteem met een energiemanagementsysteem. Sommige boeren willen daar niks mee te maken hebben, maar je bent een dief van je portemonnee als je het niet doet.’

Okay, dan ligt er een advies. En dan?

Theun: ‘Het installeren van de batterijen verzorgen wij helemaal en waar nodig met installatiepartners. Het energiemanagementsysteem plaatsen aansluiten en inregelen, doen we allemaal zelf. Wij begeleiden het hele traject, inclusief wat er bij de netbeheerder moet worden geregeld alsmede de subsidieaanvragen. Ook het afsluiten van goede contracten met een energiepartij regelen we. Wij kunnen boeren dus van A tot Z ontzorgen op gebied van eigen energie.’

Daarin maken jullie het onderscheid met andere bedrijven?

Bastiaan: ‘Daar, maar vooral ook omdat wij de agrarische bedrijfsvoering op de eerste plaats zetten. Er zijn veel cowboys op de markt. Die verkopen een batterij, zetten hem neer en zeggen: ga maar handelen op de energiemarkt, succes. Wij kijken vooral naar de toekomstige energiebehoefte van het landbouwbedrijf. Dat is de corebusiness van de ondernemer. Het bedrijf moet optimaal draaien en op een zo’n efficiënte en goedkoop mogelijke manier van energie worden voorzien. We stellen de parameters in het energiemanagementsysteem zo af dat je geen risico loopt dat op moment dat je bedrijf veel energie nodig heeft de batterij leegloopt naar het net, omdat de energieprijs zo goed is. Pas op het moment dat je de energie niet nodig hebt voor het bedrijf, komt de handel op de energiemarkt in beeld. Veel andere partijen kijken daar helemaal niet naar, die doen maar wat.’

Komen jullie ze vaak tegen, de cowboys?

Anton: ‘Ja, er worden op dit moment

best wel veel boerenbedrijven verkeerd voorgelicht en soms zelfs opgelicht. Die worden bijvoorbeeld gevraagd om een aanbetaling te doen en een dag later bestaat het bedrijf niet meer. We kennen boeren die voor een ton of meer zo het schip in zijn gegaan. Energieopslag en -management is een groeimarkt met veel potentie. Bij nieuwe technologieën zie je dat er vaak misbruik

‘WIJ ZITTEN BIJ SOMMIGE KLANTEN ROND DE TWEE
JAAR TERUGVERDIENTIJD OP DE INVESTERING’

wordt gemaakt van de onwetendheid van de klant, dat hebben we destijds bij zonnepanelen ook gezien.’

Jullie sluiten ook energiecontracten af voor boeren. Hoe werkt dat precies?

Bastiaan: ‘Jonge, dynamische energiebedrijven zijn in opkomst. Die opereren in de regel een stuk flexibeler en progressiever dan traditionele energieleveranciers. Deze bedrijven handelen op de juiste momenten op verschillende energiemarkten. Ze hebben daar niet alleen hun bedrijf op ingericht, maar ook hun algoritmes. Het zijn geen mensen meer die handelen, maar AImodellen. Voor elke klant loopt het algoritme iets anders dan dat van de buurman. Traditionele energiemaatschappijen zijn nu nog niet goed ingericht op klantspecifieke oplossingen en hanteren vaak ouderwetse verdienmodellen met een opslag op de

energieprijs en voor elke klant hetzelfde algoritme. Dat zien we echt terug in de omzet en de winsten die klanten draaien op hun investering.’

Noem eens wat namen.

Anton: ‘We gaan niet allerlei bedrijven in een hoek zetten, maar zien dat een partij als EddyGrid het op dit moment goed doet. Wij benchmarken en weten welke partijen het goed doen en welke minder. Negen van de tien keer dat we namens een agrarische ondernemer een contract afsluiten, veranderen we van energieleverancier.’

Is het handelen met eigen opgewekte energie een serieus verdienmodel?

Bas: ‘Absoluut. Wij zitten bij sommige klanten, inclusief 35% investeringssubsidie, rond de twee jaar terugverdientijd op de investering. Maar we zeggen tegen onze klanten: ‘Hou rekening met een terugverdientijd van tussen de vijf en zeven jaar. Dat zit je vrij safe.’

Over wat voor investeringen gaat het dan?

‘Met een batterij met een vermogen van 100 kW en een capaciteit van 215 kWh inclusief managementsysteem zit je rond de € 280 per kWh en dus een investering van zo’n € 60.000. We hebben nu een aantal agrarische bedrijven die op individueel niveau qua investering rond de € 500.000 zitten. Dat zijn echt wel de grotere jongens. Aan de andere kant zijn er boeren met een windmolen- of zonnepark. Dan praat je over systemen van tientallen megaWatt’s en investeringen van miljoenen.’

De mannen van Lokaalstroom: ‘Wij benchmarken de energiemarkt en weten welke partijen het goed doen en welke minder.’

SIMON WILMS OP ZOEK NAAR

Zoveel mogelijk hoogwaardig en kwalitatief goed pootgoed afleveren. Dat is in één zin samengevat de strategie op het bedrijf van akkerbouwer Simon Wilms (39) in Anna Paulowna. De teler van miniknollen erkent dat dit een voortdurende zoektocht is zonder pasklaar antwoord. Met onder andere tweewekelijkse teeltbegeleiding druppelen er langzaam maar zeker wel steeds wat meer antwoorden binnen.

Tekst: Jelle Feenstra

Foto’s: John Oud

Hij is deze koude maar zonnige decemberdag druk in de weer, akkerbouwer

Simon Wilms. Met een schop graaft hij een profielkuil midden op een perceel met groenbemester. Hij kan dan, samen met z’n teeltbegeleider van TTW, zien of er sprake is van bodemverdichting of dat de groenbemester juist zorgt voor meer lucht en structuur in de bodem, zodat hij in 2026 nog meer en betere pootaardappelen van z’n akkers kan halen. Dit jaar waren de opbrengsten in de pootaardappelen erg goed, met gemiddeld 55 ton bruto en uitschieters naar zelfs 70 ton per hectare. Voor wat betreft de kwaliteit was het jaar uitdagender, met een hoge luizendruk en hier en daar wat verlagingen in klasse als gevolg van virus. Maar ontevreden is Wilms zeker niet. ‘Qua teeltseizoen was 2025 van begin tot eind met twee vingers in de neus.

Je kon alles doen wat je wilde, we kregen telkens op de juiste momenten regen en dat resulteerde in recordopbrengsten. Alleen de prijzen vallen tegen, zeker die van de vrije rassen die meer dan zijn gehalveerd en waarmee we nu bijna tot onder de

kostprijs zijn gezakt.’

Miniknollen en zaaiuien hoofdgewassen Simon is de vierde generatie Wilms op het familiebedrijf in de vruchtbare Oostpolder, met makkelijk bewerkbare lichte tot zware zavelgrond. Hij runt de onderneming in maatschap met zijn vrouw Ada (37), die met haar financiële achtergrond scherp meedenkt over financieringsvraagstukken. ‘Ze kan mooie analyses maken die mij meer inzicht geven. Ik doe vooral de teelttechnische kant, zo vullen we elkaar goed aan.’ Simon en Ada hebben bijna 75 hectare grond in eigendom, pachten nog eens bijna 35 hectare ASR-grond en huren jaarlijks ook nog tussen de 20 en 30 hectare bij. Jaarlijks telen ze in een 1 op 4 roulatie gemiddeld 45 tot 50 hectare miniknollen. Het tweede hoofdgewas zijn gele en rode zaaiuien. Hiervan telen ze er jaarlijks tussen de 15 en 20 hectare. Verder 20 ha suikerbieten en tussen de 30 en 40 ha zomer- en wintertarwe. Ook ruilen ze grond uit met bollentelers of groentetelers voor aardappelteelt. Het bedrijf teelt pootgoed voor de handelshuizen Agrico (35 ha) en Stet (5 ha). Daarnaast

Simon Wilms graaft een profielkuil midden op een perceel met groenbemester. Hij kan dan, samen met zijn teeltbegeleider van TTW, zien of er sprake is van bodemverdichting en of de groenbemester juist zorgt voor meer lucht en structuur in de bodem.

HET PERFECTE TEELTJAAR

is er 10 hectare vrije teelt, dit vanwege risicospreiding. ‘We zijn zo’n vijftien jaar geleden overgeschakeld van stammenteelt naar miniknollen. Ik zag daar meerwaarde in, juist vanwege de gunstige ligging dicht bij de kust, in een echte pootaardappelpolder.’ De miniknollen worden tot drie, soms vier jaar geteeld op het bedrijf, om daarna

‘POOTGOEDOPBRENGSTEN WAREN ERG GOED, MET GEMIDDELD 55 TON EN UITSCHIETERS NAAR 70 TON PER HECTARE’

zoveel mogelijk als S afgeleverd te worden. Wilms streeft naar maximaal 5 hectare per aardappelras. ‘Zeker als je teelt voor het hogere segment, vind ik voldoende risicospreiding gezonder voor het bedrijf.’ In 2025 teelde hij 13 verschillende rassen en dat zijn er eigenlijk een paar te veel. ‘Maximaal tien is een mooi aantal.’ De teler mag graag experimenteren, het geeft hem nieuwe inzichten. Zoals met de uienteelt, die jarenlang in het teeltplan ontbrak.

De sterk schommelende prijzen en de moeilijke teelt weerhielden zijn vader Henk ervan. Maar Simon zag er heil in en bleef aandringen. ‘Dat was in 2013. Ons bedrijf groeide in omvang, maar we hadden alleen pootaardappelen als financieel sterk gewas. Ik wilde uien erbij. Toen ben ik met mijn vader een weddenschap aangegaan: als het lukt om meer dan € 10.000 saldo per hectare te draaien, dan gaan we door. We oogstten dat jaar 75 ton keer 15 cent en kwamen daarmee net door de € 10.000 heen. Nu telen we er dus jaarlijks 15 tot 20 hectare van.’

Teeltbegeleiding geeft meer inzicht Bij zowel de miniknollen als de zaaiuien krijgt de akkerbouwer teeltbegeleiding van TTW. Met een tweewekelijkse bemonstering van zowel het gewas als de bodem brengt adviseur Philippe Boutrs in kaart wat het gewas nodig heeft en wat de bodem kan leveren. Dit voorkomt over- en onderbemesting en zorgt voor een efficiënte inzet van hulpstoffen. Zo adviseerde hij Wilms dit jaar om terughoudend te zijn met stikstofgift, omdat die gedurende het seizoen voldoende voorradig was in de bodem. Ook zag de teeltadviseur in de

bodem een bovengemiddelde aanwezigheid van de stof molybdeen, die de bolvulling belemmert. ‘We hebben vervolgens met extra silicium als bladbemesting dit geprobeerd op te lossen. Dankzij de siliciumbladbemesting ging de bolvulling soepeler.’

‘Dat was voor mij een eyeopener. En uiteindelijk hebben de uien het wel lang volgehouden’, vertelt Wilms. ‘Gerichte bijsturing op basis van gemeten tekorten of juist te grote hoeveelheden aan mineralen, voedingsstoffen en elementen is een specialiteit van ons’, zo vertelt Boutrs. ‘En onze tweewekelijkse perceelsbezoeken maken het ook mogelijk om ziektes, plagen en groeiafwijkingen vroegtijdig te signaleren, op basis waarvan de teler dan kan beslissen op te treden dan wel bij te sturen met bladmeststoffen, sporenelementen of gewasbeschermingsmiddel.’

Een paar extra scherpe ogen Simon Wilms probeert met de teeltbegeleiding hogere opbrengsten en uiteindelijk ook een betere kwaliteit in zowel aardappelen als uien af te leveren op de markt. Hij vindt het vooral ook prettig dat er gedurende het groeiseizoen een paar extra scherpe zijn die de stand van het gewas nauwlettend in de gaten houdt. ‘Zelf neem je je voor om regelmatig het veld even in te gaan, als een soort van agronoom. Alleen blijft het daar nog wel eens bij. En het voordeel van TTW is dat ze een hoop theoretische kennis koppelen aan waarnemingen in het veld. Op basis daarvan zien ze toch bepaalde samenhang of correlaties die je verder kunnen helpen. Met elke nieuwe input aan informatie wordt de kennis over het gewas of de bodem betrouwbaarder en dus bruikbaarder voor de teelt’, denkt hij. ‘De data kunnen bijvoorbeeld ook slechte plekken of bodemverdichting op percelen aan het licht brengen.’ Binnenkort evalueert Wilms samen met zijn teeltbegeleider Philippe Boutrs het afgelopen teeltjaar en kijken ze naar het bouwplan voor 2026. Op basis van teeltgeschiedenis en actuele bodemmonsters geeft TTW dan advies over de basisbemesting. En dan start het nieuwe teeltseizoen, met tweewekelijkse monitoring.

Deel ploegen en deel NKG

Simon en z’n vader Henk bespreken tijdens

Blue Monday jubileum event

NISCOO bestaat 15 jaar!

maandag 19 januari 2026

Een dag vol verbinding en positiviteit!

Maandag 19 januari 2026, op Blue Monday, viert NISCOO haar 15-jarig jubileum in het Abe Lenstra Stadion in Heerenveen. Deze bijzondere dag staat in het teken van de mentale gezondheid van onze boeren en het welzijn binnen de agrarische sector. Wij nodigen leden en belangstellenden, jong en oud van harte uit om deze dag samen met ons te vieren. We hebben sprekers van het eerste uur, waaronder Geesje Rotgers, maar ook breinexpert Chantal van den Berg. Daarnaast verwelkomen wij ook Jacques Van Outryve, landbouwjournalist en voedselexpert op Europees niveau, hij neemt ons mee in de toekomst van onze voedselvoorziening. We starten deze dag om 10.30 uur en tussen de middag is er een lekker stamppotbuffet! We eindigen deze dag rond 16.00 uur en sluiten af met een hapje en drankje.

Aanmelden via: www.niscoo.nl of QR code

Maak van Blue Monday een dag vol inspiratie & warme verbinding.

de koffie het vak. Ze komen tot de conclusie dat het weer uiteindelijk altijd baas blijft. ‘We experimenteren bijvoorbeeld met nietkerende grondbewerking. Toen het vorig jaar zo nat was, vervloekten we dat systeem. Maar we zien bij droogte dat NKG juist z’n voordelen heeft. Omdat dat de natuurlijke gangen intact laat, waardoor die capillaire werking beter is. Omdat we vooraf nooit weten wat het weer doet, doen we nu van alles wat: een deel NKG en een deel ploegen, risico’s spreiden dus, op basis van een zo’n goed mogelijke inschatting van wat omstandigheden toelaten en voor welke teelt het is. Waar ze helemaal mee zijn gestopt is ploegen in de veur. ‘Daarmee slip je in onze beleving de natuurlijke gangetjes die de wortels van de groenmester hebben gecreëerd te veel dicht. We hebben een vierschaars bovenover-ploeg gekocht.’ In 2015 bouwden ze een nieuwe bewaarschuur. De zes bewaarcellen bieden plaats aan 2.200 kisten. Twee cellen zijn ingericht voor het drogen en bewaren van zo›n 720 ton zaaiuien. De andere cellen zijn geschikt voor het drogen, bewaren en koelen van zo›n 1.500 ton pootaardappelen. Vorig jaar kwam er een nieuwe verwerkingslijn met een optische sorteerder, de Optica Q van Tolsma. En ze investeerden in de aankoop van bijna 20 hectare ASR-grond, die ze financierden uit het verduurzamingsfonds van € 3 miljard euro van de Rabobank. Het gaat om mooie, rechte percelen van 200 bij 500 meter. Wilms spreekt van een goede, waardevaste investering.

Simon Wilms: ‘Met elke nieuwe informatie-input wordt de kennis over het gewas of de bodem betrouwbaarder en dus bruikbaarder voor de teelt. Data uit teeltbegeleiding kan bijvoorbeeld ook slechte plekken of bodemverdichting op percelen aan het licht brengen.’

‘IK VIND

HET DUURZAAM ALS

WE PER VIERKANTE METER ZO’N HOOG MOGELIJKE OPBRENGST HALEN’

heeft de Nederlandse landbouw wel een bepaalde omvang nodig. ‘Daar maak ik me wel eens zorgen over.’ Van nabij ziet hij de druk op gewasbeschermingsmiddelen toenemen. ‘Ook ik voer wel eens gesprekken met ongeruste burgers, als ik met een spuit aan kom rijden. Ik probeer dan het gesprek aan te gaan en maximaal met ze mee te denken. Maar ook uit te leggen dat het soms toch even nodig is.’ Over duurzaamheid kun je discussiëren, vindt hij. ‘Ik vind het duurzaam als we per vierkante meter zo’n hoog mogelijke opbrengst halen en daar is soms een beetje input van middelen voor nodig. Dan heb je elders minder grond nodig en kun je daar meer grond vrijmaken voor natuur of andere functies. Maar hier wil de Nederlandse regering op alle grond alle functies, dus én biodiversiteit én natuur én landbouw. Eigenlijk heb je dan meer grond nodig. En vergis je niet, wij boeren willen echt wel doorbewegen naar schoner en beter, maar dan moeten ze ons wel de tijd gunnen. Als ik zie hoe snel nieuwe wet- en regelgeving elkaar opvolgt, daar kun je als ondernemer soms moeilijk op investeren. De overheid zou veel meer een routekaart moeten uitstippelen voor de komende 20 jaar.’

Kijken naar de toekomst Dat er steeds meer boeren stoppen, vindt hij jammer. De toenemende claims op landbouwgrond, discussies over gewasbeschermingsmiddelen, vooroordelen over de vervuilende boer, is het nog leuk om boer te zijn? ‘Zeker weten van wel’, antwoordt Simon volmondig. ‘Ik denk zeker dat pootgoedtelers een goede kans maken. Het is een van de weinige gewassen in

Nederland waarvan je kunt zeggen: daar voeden we echt de wereld mee. Alleen het beleid zal bepalen voor hoeveel telers dat is. En ik zal me altijd in blijven zetten voor zoveel mogelijk landbouwgrond. Omdat ik vind dat we gewoon een heel mooi landbouwland zijn. Met niet alleen maar praktische, maar juist ook veel theoretische kennis die de hele wereld over gaat. Ik heb dit met eigen ogen gezien na bezoeken aan India en Noord-Afrika, hoe ze daar dankzij Nederlandse kennis goed aardappelen kunnen telen en hoe belangrijk het virusvrije materiaal uit Nederland is. Dat vind ik al een heel mooie motivatie om pootgoed te telen.’ Voor het blijven ontwikkelen van die kennis

Recordaantal kilo’s verzacht pijn prijsval De financiële opbrengst in 2025? ‘De kilo’s die we dit jaar met recordopbrengsten meer hebben geoogst, gaan niet het verschil qua terugval in prijs compenseren, zeker niet bij de vrije rassen. Vorig jaar hadden we zowel in het voor- als najaar veel last van regen, met fikse opbrengstderving tot gevolg. Maar toen kwam de uitbetaling, met poolprijzen van 60 cent en tot wel 70 cent voor de vrije rassen, en vergat je de ellende snel weer. Dit jaar zijn we in elk geval blij dat we zoveel kilo’s hebben geoogst, waardoor je misschien toch nog een saldo hebt. Ook in de uien zal het dit jaar financieel wat minder zijn. Ach, ik probeer het maar gemiddeld gezien, we hebben natuurlijk een paar fantastische pootgoedjaren achter de rug. En die komen er vast weer.’

‘TOT € 1.000 PER HECTARE

Meer en goed afgeharde spruiten bij het poten. 10 tot 15 procent meer knollen. Egalere sortering. En een financieel voordeel van € 750 tot € 1.000 per hectare. Hoogland BV uit Leeuwarden ontwikkelde samen met Ten Brinke uit Creil en Theunisse uit het Brabantse Steenbergen Potato-e. Het verbeterde systeem voor ethyleenbewaring levert akkerbouwers de nodige voordelen op.

Tekst: Jelte Albada Foto’s: Hoogland BV

‘We zijn er trots op dat we als drie bedrijven samen een eigen systeem hebben ontwikkeld’, vertelt akkerbouwspecialist Jan Klaas de Graaf van Hoogland BV. Zo kunnen ze Potato-e – dit staat voor Potato-ethyleen – aanbieden, zonder afhankelijk te zijn van grote leveranciers. Niet dat de drie bedrijven vanaf nul beginnen. Hoogland begon al in 2010 met het toedienen van ethyleen aan pootaardappelen in de bewaring en heeft daar dus al volop ervaring mee. Dat geldt ook Ten Brinke en Theunisse. ‘Opgeteld hebben we samen 1.350 onderzoeken gedaan’, schetst De Graaf. Daarmee

hebben de drie bedrijven genoeg informatie verzameld om voor 225 rassen de optimale dosering in te stellen. Doel: meer en betere spruiten op de te poten aardappelen krijgen. Dat leidt in het veld tot meer stengels en knollen per plant en tot meer aardappelen in de gunstigste sortering. ‘Zo krijg je een hogere opbrengst aan verkoopbaar pootgoed.’

Cruciale rol voor planthormoon Ethyleen is een planthormoon dat een cruciale rol speelt bij de regulatie van plantengroei, ontwikkeling en veroudering.

Zo speelt het een rol bij bladval en rijping van fruit. ‘Wij zetten met een lage dosering ethyleen de groei van de topspruit stil. De aardappel denkt dan: ‘Die spruit groeit niet goed, ik moet meer spruiten laten kiemen’. Vervolgens ontwikkelt de aardappel meer kiemen naast de topspruit’, verwoordt De Graaf de basis van de werking. Werken met ethyleen heeft als voordeel dat er geen resten op de aardappelen achterblijven. ‘Het is een stof die van nature in aardappelen, in feite in alle planten, voorkomt.’ Met ethyleen spelen de drie bedrijven ook in op het intrekken van de toelating van Talent als kiemremmer. ‘Doodzonde natuurlijk, ook omdat het gebaseerd is op karwij. Een natuurlijk product dus eigenlijk’, vindt De Graaf.

De toegediende ethyleen wordt ter plekke in de Potato-e-installatie gemaakt door ethanol tot een bepaalde temperatuur te verhogen. De ethyleen, in gasvorm, wordt daarna de bewaarplaats in geblazen. ‘We

Het verbeterde systeem voor ethyleenbewaring moet in het veld leiden tot meer stengels en knollen per plant.

VOORDEEL MET POTATO-E’

hebben met metingen gezien dat het zich goed door de hele bewaarplaats verspreidt. Je vindt overal dezelfde waarde. Tenminste, zolang er geen sprake is van tocht of andere luchtstromen in de bewaarplaats’, vertelt de akkerbouwspecialist. Het gebruik van Potato-e vraagt dan ook geen aanpassing van de bewaarplaats, zolang die redelijk dicht is. ‘We hebben alleen een stopcontact nodig, verder is het plug-and-play.’ Het systeem werkt ook bij zowel mechanische als natuurlijke ventilatie. ‘De ethyleen werkt wel beter als de temperatuur redelijk constant is.’

Dosering luister nauw

Met de plaatsing van de unit voor de productie van ethyleen ter grootte van ‘een bierkrat’ en de sensoren, ‘een schoenendoos’, lijkt het gebruik simpeler dan de werkelijkheid. De dosering luistert nauw, afhankelijk van onder andere ras, conditie van het pootgoed en temperatuur. Potato-e meet naast het ethyleengehalte ook de temperatuur en het CO2-gehalte.

Dat laatste vooral om te controleren of de aardappelen in rust blijven. In een portal kunnen de akkerbouwspecialisten de gegevens volgen. Ze krijgen ook een alarm als er te grote afwijkingen zijn. Voor de metingen en dosering is Potato-e uitgerust met Mac View-apparatuur van Environmental Monitoring Systems (EMS) in het Zeeuwse Sint-Annaland. Dat bedrijf is gespecialiseerd in gas- en stofmetingen in onder andere de glastuinbouw. ‘Ze maken de apparatuur ook helemaal zelf’, schetst De Graaf. Met de sensoren zorgt het systeem voor een constante lage dosering van het ethyleengas.

Wekelijkse ‘finetuning’ vanaf januari Het blijft bij Potato-e niet alleen bij begeleiding op afstand. Doseren van ethyleen begint in januari, ongeveer negentig dagen voor poten. Vanaf dat moment gaan De Graaf en zijn collega’s elke week langs bij de bewaarplaats voor extra controle en metingen en vooral om de conditie van de pootaardappelen te bepalen en op basis daarvan de dosering van het plantenhormoon te finetunen. Mede door de eigen onderzoeken heeft Hoogland hier steeds meer expertise in opgebouwd. De aanpak leidt tot aardappelen die bij het poten meer en goed afgeharde spruiten hebben. Dat leidt in het groeiseizoen gemiddeld tot 10 tot 15% meer knollen per plant. Ook wordt de sortering egaler, al hangt dat ook af van raseigenschappen, bewaaromstandigheden en het groeiseizoen. ‘Al met al geeft dat een positief rendement van € 750 tot € 1.000 per hectare’, stellen de drie bedrijven die dit systeem samen hebben opgezet. ‘De kosten komen op een 10 tot

TWEE VERSIES: VASTE EN MOBIELE UNIT

De Potato-e komt in twee versies op de markt: een vaste en een mobiele opstelling. De vaste opstelling (zie foto) is geschikt voor één of meerdere cellen en meet, eventueel van buiten de cel, via dunne aanzuigleidingen het ethyleen- en CO2-gehalte. De vaste opstelling heeft wel het voordeel van automatische sensorkalibratie. De mobiele opstelling is eenvoudiger in gebruik en flexibel inzetbaar.

15% van het extra rendement’, geeft de akkerbouwspecialist aan. De spruiten buiten laten afharden of kisten omzetten, is niet meer nodig. De pootaardappelen hebben dankzij de ethyleen inclusief de topspruit meerdere stevige en goed afgeharde spruiten die ook vrijwel niet afbreken bij verwerken en poten.

Landelijke dekking

knollen/m ton/ha

Ethyleenbewaring levert meer knollen per meter en tonnen per hectare, blijkt uit onderzoek van de bedrijven Hoogland, Ten Brinke en Theunisse.

Gebruik van ethyleen heeft een brede toelating. ‘We mogen het bijvoorbeeld ook in consumptieaardappelen of uien gebruiken. Wij leggen ons vooralsnog alleen toe op gebruik in pootaardappelen.’ Daar kunnen de vaste relaties van Hoogland van profiteren. ‘Maar er zijn ook akkerbouwers die ons alleen inschakelen voor Potato-e en verder niet’, ervaart De Graaf. De samenwerking met Ten Brinke in de Noordoostpolder en Theunisse in Steenbergen, in Brabant dicht bij de grens met Zeeland, is ook gericht op een landelijke dekking voor pootaardappeltelers. ‘We zitten samen in de drie belangrijkste pootaardappelgebieden; wij in het Noorden, Ten Brinke in Flevoland en Theunisse in Zuidwest-Nederland’, besluit de aardappelspecialist.

Jan Klaas de Graaf: ‘Potato-e resultaat van 1350 onderzoeken.’

WAT GA JE TELEN KOMEND SEIZOEN?

Het is een vraag die akkerbouwers en adviseurs elk jaar stellen, maar dit keer hangt er iets anders in de lucht. Waar het antwoord andere seizoenen vaak snel kwam, wordt er nu vooral lang nagedacht. De vraag is namelijk complexer geworden, veel complexer.

De eerste en meest bepalende oorzaak is de huidige prijsvorming. Bij meerdere gewassen - zowel poot- als consumptieaardappelen, maar ook suikerbieten, granen en wortelen - staan de prijzen onder druk. In sommige markten zelfs stevig, zoals bij de consumptieaardappelen. De wereldmarkt is concurrerender dan ooit en dat vertaalt zich in lagere afzetprijzen voor Europese telers. Daarbovenop kwam een bijna perfect teeltseizoen. Dat seizoen kwam vroeg op gang en ging behoorlijk crescendo. Het leverde hoge opbrengsten. Mooi voor de productie, maar minder gunstig zodra de voorraden zich opstapelen. Europa zit nu ruim in de aardappelen en suiker, wat de markt nog verder onder druk zet.

Een derde ontwikkeling is de uitbreiding van het areaal in de EU-4-landen. Vooral bij aardappelen en uien groeit de teelt hard. In Nederland zelf breidde in 2025 het akkerbouwareaal uit met 16.000 hectare, terwijl het consumptieaardappelareaal in Europa met maar liefst 50.000 hectare toenam. Meer hectares betekent meer aanbod en dus opnieuw druk op de markt. Daar komt een teelttechnische factor bij: hogere ziektedruk en minder beschikbare gewasbeschermingsmiddelen maken bepaalde teelten risicovoller. In combinatie met stijgende kosten verhoogt dit het teeltrisico aanzienlijk.

Alsof dat nog niet genoeg is, zijn er aanvullende signalen die de bouwplanvraag richting 2026 beïnvloeden. Cosun stuurt aan op een verlaging van het areaal met 10%. Ook in België wordt het areaal suikerbieten met 15% teruggeschroefd. Er komt vermoedelijk extra akkerbouwgrond beschikbaar door melkveehouders die stoppen of hun land gaan verhuren. Maar ook vanuit wet- en regelgeving liggen er vragen: een verplichting van de teelt van rustgewassen en een verlaging van de waardering van stikstofbindende gewassen als eco-activiteit. Waardoor die teelt ineens veel minder aantrekkelijk is.

Kortom: de vraag ‘wat teel ik volgend jaar?’ is voor komend seizoen een strategische puzzel. Toch zijn er ook kansen. Vaak afhankelijk van het gebied en soms pas zichtbaar op langere termijn. De wereldbevolking groeit met 227.000 mensen per dag, 83 miljoen per jaar, vooral in Afrika. Dat biedt structurele kansen voor de afzet van pootaardappelen en uien. Ook de stijgende welvaart wereldwijd creëert meer vraag naar kwalitatief goed voedsel. Dichterbij huis speelt de eiwittransitie: de ambitie om van 40% naar 60% plantaardig eiwit te gaan. Dit kan nieuwe teeltmogelijkheden creëren. De zetmeelprijs is bovendien licht gestegen en komt mogelijk dichter in de buurt van de af-landprijzen van consumptieaardappelen. Dat maakt de zetmeelteelt, met een lager risico, opnieuw interessant. Daarnaast kan het verruimen van het bouwplan, met een groter aandeel rustgewassen, helpen om een toekomstbestendiger teeltsysteem te ontwikkelen.

Puzzelen, puzzelen, puzzelen. Maar misschien is de belangrijkste conclusie minder moeilijk. Het is een bijzonder jaar. En wie geschoren wordt, moet stil blijven zitten. Vasthouden aan je eigen bouwplanstrategie en die komend seizoen gewoon doorzetten lijkt daarmee ook dit jaar een wellicht een verstandige keuze.

Hessel Kingma, Branchespecialist Akkerbouw bij Countus

38 Jaar Innovatie in Datagestuurde

Teeltoptimalisatie met TTW-Systeem ®

Al bijna vier decennia ondersteunt TTWSysteem landbouwbedrijven met onderbouwde teeltinzichten op basis van veldmetingen, dataanalyses en praktijkervaring. Onze kracht ligt in het combineren van een 38-jarig historisch teeltdata systeem met actuele waarnemingen. Zo maken we onzichtbare processen in bodem en gewas zichtbaar en stuurbaar — van nutriëntenopname tot wortelontwikkeling, van ziektedruk tot groeikracht.

Onze onafhankelijke aanpak zet data om in gerichte actie. Geen standaardadviezen, maar maatwerk op basis van perceelspecifieke inzichten en de ambities van het bedrijf.

Waarom TTW?

Voor een gezonde, groene en duurzame toekomst

Vroegtijdig sturen op opbrengst en kwaliteit

Voldoen aan certificering en rapportage

Minder inputgebruik en risico door slimme monitoring

Grip op duurzaam presteren via unieke datastromen

Voor telers én ketenpartners betekent dit: betere beslissingen, voorspelbaardere aanvoer en meer zekerheid in een steeds complexer speelveld.

Wij ondersteunen agrarische ondernemers bij nancieringsvraagstukken en weten wat belangrijk is voor geldverstrekkers.

LIEVER GEEN COWBOYS.

Omdat energie zekerheid verdient.

De energiemarkt verandert razendsnel. Eigen energie geeft hierin de doorslag.

En dat trekt veel cowboys aan, vol mooie beloftes. Wij doen het anders.

We kennen de agrarische wereld van binnenuit. Kennen elke machine.

Spreken je taal. Dat zorgt voor maatwerk. En een échte boost voor je bedrijfsvoering.

Duurzamer, lagere kosten, meer rendement. Vandaag, morgen en ver daarna.

Die zekerheid geeft energie.

Weten hoe dat werkt? Kijk op lokaalstroom.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.