

GEZOCHT


















Balthasar Bekkerwei 72c, Leeuwarden • 058 20 10 151 Verzekeringsadvies voor agrarische ondernemers

NutriTek ondersteunt het natuurlijk immuunsysteem van de koe. Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat NutriTek een positieve invloed heeft op de pensgezondheid, DS-opname begin lacatatie en conditiebehoud na afkalven.
Informeer bij uw voerleverancier naar NutriTek of bezoek onze website.










STUURMAN (M/V) GEZOCHT
INHOUD
DE BESTE STUURLUI STAAN TE VAAK IN DE STAL
6-7-8-9
10-11-13
Deze uitgave van Melk van het Noorden is gemaakt in samenwerking met een aantal bedrijven. Te weten: Agriland Assurantieadvies, AgriPlaza makelaars, Berg Agri, Broekens Mechanisatie, Hoogland BV, Hulst Wind Energy, Lely Center Heerenveen, Luimstra Loon- Grondverzet- en Transportbedrijf, Niscoo, Nutrilab Agro, Speerstra Feed Ingredients, Accountantskantoor Van der Veen & Kromhout, Werff talent en W.H. van der Heide Voedertransport en Opslagsystemen.
OP NAAR € 300.000 VOOR EEN HECTARE GROND?
‘NU IS HET DE KUNST DEZE PRODUCTIE VAST TE HOUDEN’
TEELT VOOR BIOBASED BOUW VRAAGT LEF EN GEDULD
‘WIJ LATEN ONS VOORAL DE KOP NIET GEK MAKEN’
‘BOEREN IN VS EN EU ZIJN INDIRECT CONSTANT IN GESPREK’
NIEUWE KAVELPAD HELPT METHAAN TE VERLAGEN
NOORD-NEDERLAND LOBBYT VOOR DEROGATIEPILOT
HOE JE ONTSTEKINGSRESPONS BIJ MELKKOEIEN BETER TACKELT
NATUUR STAAT OP INSTORTEN AMMEHOELA!
MECHANISATIEBEDRIJF VERANDERT, MAAR GROEIT NIET PER SE
OOK BOERVRIENDELIJK KABINET BRACHT DE BOEREN NIKS
‘WILLIE WORTEL VAN PARREGA’ HOUDT BEWUST MINDER KOEIEN
‘EMIGRATIE IS HET BESTE WAT MIJ IN MIJN LEVEN IS OVERKOMEN’
COLUMN: HAAL DIE HANDREM ER NU EENS AF!
• Uitgever: Persbureau Langs de Melkweg
• Adres uitgever: Persbureau Langs de Melkweg
Lorentzstraat 21-A, 8606 JP Sneek
Telefoon: 0515-429876
E-mail: redactie@langsdemelkweg.nl
• Redactie: Sjoerd Hofstee en Jelle Feenstra Verder werkten mee: Bouke Poelsma, Niels van der Boom, Jean-Paul Taffijn, Mascha Scharenborg, Jack Zajkoski, Ultsje de Jong, Landpixel, Harry Kolenbrander, Claire Mc Cormack en Binne-Louw Katsma.
• Vormgeving: HD Creativity, Houssam Diab
• Druk: Senefelder Misset
• ISSN-Nummer: 2667-2642
• Verspreiding: Dit magazine wordt door PostNL verspreid onder melkveehouders en agribusiness in Drenthe, Groningen, Friesland, Flevoland, het overgrote deel van Noord-Holland en de bovenste helft van Overijssel.
Wilt u dit magazine bij een volgende uitgave niet meer ontvangen dan kunt u dat aangeven bij de uitgever via redactie@langsdemelkweg.nl
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan de redactie geen aansprakelijkheid aanvaarden voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden nadrukkelijk voorbehouden. Deze rechten behoren bij Persbureau Langs de Melkweg c.q de betreffende fotograaf. Artikelen uit deze uitgave mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt na schriftelijke toestemming van Persbureau Langs de Melkweg.
Vind alle artikelen én meer nieuws op www.melkvanhetnoorden.nl
DE BESTE STUURLUI STAAN TE VAAK IN DE STAL
Als een op een hol geslagen schip. Zo vaart de BV Nederland, en daarmee de melkveehouderij, al tijden over woelig water. Er was hoop dat het onlangs gevallen kabinet de controle weer zou pakken, maar dat bleek ijdele hoop. Nu is het wachten op een nieuwe stuurman (m/v) die de sector weer op koers brengt.

Onder invloed van de huidige marktomstandigheden is het soms begrijpelijk en verleidelijk te vergeten hoe belangrijk goede stuurlui zijn. Want over die marktomstandigheden kan weinig anders gezegd worden dan dat ze ongekend goed zijn. De hoge opbrengstprijzen doen op vele erven verschillende zaken, die tot voor kort nog als een mega-probleem werden bestempeld, goeddeels verdampen. Mestafzetkosten worden door velen zo’n beetje met de ogen dicht afgetikt. En extensiveren is opeens voor menig melkveehouder geen besmet woord meer. De grondhonger is enorm en de forse prijsstijgingen die daarmee gepaard gaan, komen toch echt vooral door de aankopen van boeren die bereid zijn steeds meer voor de grond te betalen.
Vanzelfsprekend zijn de hoge marges in de eerste plaats een goede zaak. Jarenlang waren die marges matig tot laag. Eindelijk betaalt wereldwijde schaarste in aanbod, in combinatie met een aanhoudende of zelfs groeiende vraag, zich uit in de markt. De meeste melkveehouders durven het amper luidop te zeggen, maar zoveel geld er momenteel bij hen op de rekening binnenkomt én ook overblijft, is iets wat ze nooit eerder meemaakten. Er van genieten en het benutten voor bedrijfsoptimalisatie, zou je zeggen. En gelukkig doen veel melkveehouders dat ook.
Echter, die marktomstandigheden veranderen ook weer eens. En minstens zo belangrijk: de problemen met wet- en regelgeving, en het uitblijven van duidelijke keuzes op verschillende beleidsterreinen, zijn met betere marktomstandigheden niet opeens verdwenen. Sterker nog, door de val van het kabinet is de kans reëel dat het nog langer wachten wordt op duidelijkheid rond PAS-melders, vergunningstrajecten en vooral: toekomstvisie.
Dat laatste ontbrak er ook bij dit kabinet aan. Maar laten we positief blijven: nieuwe ronde, nieuwe kansen. Bovendien, de Tweede Kamer is nog niet weg. Bekend is dat verschillende partijen, binnen en buiten de Kamer en los van het gevallen kabinet, werken aan een toekomstvisie voor de landbouw. Ook ligt er nog een voorstel van de gezamenlijke belangenbehartigers, vooral op initiatief van de jonge boeren, voor een vrijwillige krimpplan.
Die plannen zijn en worden grotendeels uitgewerkt door stuurlui met boerenbloed. Echter, bij elk voorstel staat een veelvoud aan beste stuurlui aan de wal of beter gezegd: ‘in de stal’, zo’n beetje al deze plannen bij voorbaat af te kraken. Met zo’n houding weet je één ding zeker: je krijgt nooit duidelijkheid over de koers voor de komende jaren. Of erger nog: groeperingen en politieke partijen met beduidend minder boerenbloed, vullen het voor je in.
Als er binnenkort vanuit de huidige Tweede Kamer wel een visie wordt gepresenteerd voor de komende jaren, wees dan om de hoede om niet één van die beste stuurlui in de stal te zijn. Maar laat de echte stuurlui, die wellicht wel degelijk het beste voor hebben met de sector, ook al gaat elke toekomstvisie voor de landbouw sowieso op onderdelen en in bepaalde regio’s flink pijn doen, hun plannen eerst eens echt goed uitleggen. Anders komt het nog zover dat geen enkele capabele stuurman zich meer over het schip wil bekommeren. Dan is het roer echt niet meer te houden en helpt zelfs een positief gestemde markt onvoldoende om weer op koers te komen.
Sjoerd Hofstee, hoofdredacteur shofstee@langsdemelkweg.nl
OP NAAR € 300.000 VOOR
Het is de vrees voor grondgebondenheidseisen en extensiveringplicht, in combinatie met goede verdiensten, die melkveehouders fors meer doen betalen voor grond. Ook de nieuwe rol van de Rabobank speelt een rol. Waar de bank tot voor kort erg terughoudend was met het financieren van grondaankopen, geeft zij nu flinke rentekortingen.
Een stijging van gemiddeld € 78.800 naar € 91.300 in één jaar tijd. Het betreft een stijging van 16% voor de prijs die gemiddeld voor een hectare agrarische grond in Nederland werd betaald. De ontwikkeling op de grondmarktprijs is daarmee beslist exponentieel te noemen. Wie iets dieper in de cijfers duikt, ziet dat de enorme prijsstijging vooral wordt veroorzaakt door de grondhonger onder melkveehouders en handel in grasland- en
snijmaispercelen. Van de 1,8 miljoen hectare agrarische grond die ons land momenteel kent, is een kleine miljoen (962.000 in 2024 volgens het kadaster) grasland. In totaal werd er tussen vorig en dit voorjaar bijna 33.000 hectare grond verhandeld. De prijs voor verhandelde akkerbouwgrond lag in het 1e kwartaal van 2025 op € 100.600 gemiddeld. Dat is een stijging van 1% ten opzichte van het gemiddelde in 2024 en zelfs een lichte daling ten opzichte van het
laatste kwartaal van 2024. De handel in percelen grasland en snijmais toont een ander beeld. Daar liggen de gemiddelde prijzen op respectievelijk € 82.500 en € 96.000 en stegen die ten opzichte van vorig jaar 8,6% en 8,7%.
Het is dan ook duidelijk dat de grondhonger, aangewakkerd door de vrees voor grondgebondenheidsregels en extensiveringprikkels vooral leeft onder melkveehouders. En zij zijn het ook die bereid zijn de beurs verder open te doen. Dat is ook de analyse die de Rabobank recent deelde, op basis van hun eigen bespiegelingen en een enquête onder 41 Nederlandse agrarisch makelaars en taxateurs.
Vooral ‘goedkope’ regio’s stijgen
Geert Veenstra is zo’n agrarisch makelaar en taxateur en hij herkent zich in dit beeld. Veenstra was de laatste jaren

EEN HECTARE GROND?
werkzaam als financieel-economisch adviseur bij Alfa, maar is sinds begin dit jaar actief als zelfstandig makelaar binnen AgriPlaza. Zodanig kijkt hij als nieuweling met een relatief schone bril naar de ontwikkelingen op de vastgoedmarkt en vallen hem een paar ontwikkelingen op. ‘De grondprijsontwikkeling kun je volgens mij inderdaad zonder schroom exponentieel noemen. En dat uit zich vooral in de regio’s waar grond traditioneel minder duur was. Kijk je bijvoorbeeld naar NoordoostFriesland, dan werd daar tot twee jaar geleden voor gras- en snijmaispercelen rond de € 50.000 per hectare betaald en was € 55.000 nog een uitschieter. Nu wordt voor dezelfde graslandpercelen zomaar boven de € 70.000 betaald. Een vergelijkbare ontwikkeling zien we in hele delen van Drenthe waar voor percelen gras- en mais tegenwoordig al veelvuldig boven de ton wordt betaald per hectare. Waar eerder de ‘dure’ hoeken vooral stegen in waarde, zijn het nu volgens mij vooral deze prijsstijgingen in de regio’s die traditioneel lager in waarde liggen, die doen zorgen dat de gemiddelde grondprijzen in Nederland stijgen.’ Veenstra’s woorden worden gestaafd door de cijfers dat de gemiddelde grondprijs in Flevoland, die met gemiddeld € 184.100 veruit het hoogst ligt in ons land, al een jaar lang stabiliseert en ook akkerbouwgrond dus lang niet overal in prijs stijgt. Dat laatste verklaart waarschijnlijk ook waarom de gemiddelde verkoopprijs in Friesland de laatste kwartalen stabiliseerde terwijl ook in deze provincie melkveehouders wel hogere prijzen voor grasland betaalden (zie figuur 2 op pagina 8).
Ruim 1% rentekorting bij Rabo Veenstra ziet echter nog een andere duidelijke drijfveer achter de grondhonger onder melkveehouders: de omgeslagen houding van de Rabobank. ‘Sinds circa 1,5 jaar zie je een duidelijk andere houding binnen de bank die 80 tot 85% van de melkveehouders financiert. Door hun gereserveerde houding zagen ze gezonde bedrijven overstappen en dat deed denk ik te veel pijn binnen de bank. Daarbij pakken ze nu echt hun rol in de stimulering van extensivering en dat resulteert in serieuze rentevoordelen.’
Veenstra toont een voorbeeld waarbij een melkveehouder grondaankopen financiert via de Rabobank waarbij 0,7% tot 1,41%

rentekorting wordt geboden, afhankelijk van een rentevastperiode van 5 of 3 jaar. ‘Ik zie voorgerekend worden dat er nu 2,51% voor 3 jaar rentevastperiode wordt aangeboden, terwijl dat anders bij de 4% had gelegen. De totale lening op grondaankoop kan over 30 jaar afgelost worden terwijl tot voor kort dat
‘SINDS
1,5 JAAR ZIE JE EEN DUIDELIJK ANDERE
maximaal op 20 tot 25 jaar werd gezet. Dit alles opgeteld scheelt een behoorlijke slok op een borrel en maakt de stap om grond aan te kopen én er meer voor te willen betalen een stap toegankelijker.’
Prijsstijging op veen onder druk Arend Hoekstra is agrarisch adviseur bij Van der Veen & Kromhout en ook hij ziet duidelijk dat de veranderde opstelling van de Rabobank meespeelt in de houding van melkveehouders op de grondmarkt. ‘Melkveehouders hebben meer geld om handen en de blijvers steken dat bij voorkeur in grondaankoop. Dat de rentekortingen vanuit de Rabo daarin een effect hebben, zie en hoor je terug. Ergens is dat wel opvallend want een aantal jaren geleden waren ze nog behoorlijk allergisch voor het financieren van grond. Ik kan me nog webinars herinneren waarin de Rabobank letterlijk zei dat je je moest afvragen of het wel verstandig was om al die grond in eigendom te hebben. En nu is het bijna de omgekeerde wereld. Zodra je zegt dat je grond wilt kopen en de cijfers zijn goed, staan ze al bijna bij je op het erf. Ik ken een recent voorbeeld van een

melkveehouder die wilde graag een stuk grond kopen dat te koop kwam. Diezelfde melkveehouder wilde drie jaar geleden ook grond kopen, maar toen wilde de bank beslist niet meewerken. Ik adviseerde hem om de bank nu wel te bellen, met de voorspelling dat de bank vast enthousiast zou zijn. Hij kon dat bijna niet geloven. Maar het bleek wel zo te zijn.’
Marijn Dekkers, sectormanager melkveehouderij bij Rabobank Nederland, zegt zich niet te herkennen in de constatering dat de Rabobank zich anders
opstelt in de aankoop van grond. ‘Grond is altijd een populair en goed te financieren activa geweest voor melkveehouders. Ik zie hierin geen verschil met anderhalf jaar geleden. Wel zien we meer vertrouwen in de sector. Melkveehouders draaien
‘MELKVEEHOUDERS MOETEN SOMS NOG WENNEN AAN DE STERK GESTEGEN PRIJZEN’
betere resultaten de laatste jaren, de marktvooruitzichten zijn goed en de investeringsalternatieven als gevolg van vergunningsperikelen beperkt. Dit zorgt voor meer financieringsaanvragen voor grond. En omdat de melkprijs structureel op een hoger niveau lijkt te blijven, geeft dat ook extra financieringsmogelijkheden.’
Terug naar Arend Hoekstra. Hij zegt niet verbaasd te zijn als de regionale verschillen in grondprijsontwikkeling de komende jaren weer stijgen. Daarbij wijst hij vooral naar de veenweide. ‘Op veengrond mag je blijvend grasland niet meer omzetten in bouwland. Dus je hebt minder mogelijkheden met die grond. De prijsstijging van die gronden blijft nu al duidelijk achter bij de gebieden waar die beperkingen niet gelden.’
Tijdelijk grasland in trek
De woorden van Hoekstra sluiten aan bij de ontwikkeling in prijsvorming tussen blijvend en tijdelijk grasland. Het laatste, tenminste gezien de prijsvorming, is in Nederland duidelijk meer in trek. Van al het verhandelde grasland in de afgelopen twaalf jaar was een kleine 80% blijvend grasland en ruim 20% tijdelijk grasland, zo blijkt uit cijfers van het Kadaster en Wageningen Social & Economic Research (WSER). Met name de laatste vier jaar steeg de prijs voor tijdelijk grasland aanzienlijk sneller dan blijvend grasland. Voor tijdelijk grasland werd in 2024 gemiddeld € 88.200 betaald en voor blijvend grasland € 72.400. De afbouw van derogatie werkt de vraag
Goede verdiensten drukken het aantal stoppers
De grondhonger onder melkveehouders wordt duidelijk ook gestimuleerd door de goede verdiensten op veel bedrijven. Dat ziet ook Arend Hoekstra: ‘Melkveehouders draaien over het algemeen financieel goed tot zeer goed. Als je het momenteel financieel niet goed kunt rondzetten, dan moet je jezelf wel echt zorgen gaan maken over de toekomst. Natuurlijk zijn de mestafzetkosten, ondanks dat ze door het mooie droge voorjaar iets lager zijn dan in 2024, nog steeds fors. Maar ook dan moet er nog wel een aardig centje overblijven.’ De adviseur wijst erop dat voerkosten in het boekjaar 2024-2025 zo’n 10% lager lagen dan een jaar eerder terwijl de melkprijs 8 tot 10 cent hoger lag. Die ontwikkeling trekt nog door en vertaalt zich duidelijk in de beschikbare financiële middelen op melkveebedrijven. Wie die middelen niet in grond kan of wil steken, steekt het vooral in bedrijfsoptimalisatie. ‘Dat is ook verstandig’, zegt Hoekstra. ‘Groot onderhoud dat moet gebeuren en waarvoor je nu de middelen hebt, kun je het beste nu ook meteen ook aanpakken.
De vooruitstrevende melkveehouders hebben dat echter al redelijk op orde en zijn inmiddels wel een beetje ‘klaar’ met
optimaliseren.’
Een ontwikkeling die daarnaast in de markt zichtbaar is, zo erkent onder andere ook de Rabobank, is dat meer melkveehouders een tweede of zelfs derde of vierde locatie opkopen. Omdat bouwen en uitbreiden op de huidige locatie niet tot nauwelijks mogelijk is en bovendien sowieso duur en tijdrovend is.
Geert Veenstra ziet nog een andere ontwikkeling die een relatie heeft tot het huidige hoge inkomensniveau: het aantal stoppers ligt lager dan verwacht. ‘In mijn vorige functie voorspelde ik een versnelde golf aan stoppers, maar die blijft tot nu toe, tenminste in het overgrote deel van Noord-Nederland, uit. De goede opbrengsten maken dat veel boeren er graag nog één of enkele jaartjes aan vastknopen. Omdat melken nu geld oplevert en het daarmee ook een positieve boost geeft. Als makelaar heb ik voor de groep die de komende jaren wel stopt de tip om de gebouwen goed bij te houden. Oude gebouwen die veel onderhoud vragen zijn echt een handicap bij de verkoop. Ook blijvers die investeren in een extra locatie zetten het eerst een streep door locaties waar de gebouwen niet up to date zijn.’

naar tijdelijk grasland duidelijk in de hand.
Grond is waardevast
De huidige exceptionele stijging van de grondprijzen doet logischerwijs de vraag rijzen waartoe dit leidt. In Nieuwe Oogst werd onlangs becijferd dat, uitgaande dat de stijging in dit tempo doorzet, in 2050
gemiddeld al bijna € 300.000 voor een hectare grond wordt betaald. ‘Je kunt het je moeilijk voorstellen, maar de rekensom op zich kan ik wel volgen en onmogelijk is het niet’, zegt Geert Veenstra. ‘Wel acht ik het onwaarschijnlijk dat de procentuele stijging die we de afgelopen twee jaar zien zich nog lang op dezelfde hoge voet doorzet. De landhonger onder melkveehouders is goed verklaarbaar door wet- en regelgeving en de goede verdiensten onder zowel veehouders als akkerbouwers. Beide situaties blijven waarschijnlijk niet altijd zo en dan zal de stijging ook zeker weer eens afvlakken. Grond houdt echter in de long run altijd wel z’n waarde.’
Dat het geloof er is dat grond op de lange termijn z’n waarde houdt, maakt ook dat het gezien kan worden als beleggingsinstrument. Of boeren dat echt zo beleven en tot op welke hoogte, is niet bekend. Uit eerdere onderzoeken komt naar voren dat het vaak een combinatie van factoren is waarom een boer overgaat tot grondaankoop, de waardevastheid en hoop of waardestijging hoort daar ook bij. Veenstra herkent zich daarin en ziet tegelijkertijd best vaak dat menig melkveehouder moet wennen aan de

enorme prijsstijging en om die reden afhaakt als buurmans grond te koop komt en fors meer kost dan hij verwachtte. ‘Als het een paar jaar later weer op de markt komt, koopt hij het alsnog omdat het gewenningsproces z’n werk heeft gedaan. Leuk zijn die prijsstijgingen niet per se, maar wel de realiteit.’

‘NU IS HET DE KUNST DEZE
Al langer trachtte Jan Freerk Havinga (31) uit Niawier de melkproductie van zijn 285-koppige veestapel te verhogen. Maar verder dan ruim 30 kilo gemiddeld per koe per dag kwam hij tot 1,5 jaar geleden bijna nooit. Met gerichte aanpassingen plust hij, met tweemaal daags melken, nu echter boven de 40 kilo per koe per dag.
De jonge melkveehouder kan een glimlach niet lang onderdrukken wanneer hij vertelt over het huidige productieniveau en hoe hij de vooruitgang ervaart: ‘Het gaat wel lekker ja’, zegt hij met gevoel voor understatement. Havinga is geen type dat het succes van de daken schreeuwt of zichzelf op de borst klopt, maar bijzonder blij is hij wel met de forse productieverhoging in korte tijd. Het resulteert momenteel in cijfers die er niet om liegen: 40 kilo per koe per dag of meer sinds afgelopen zomer met momenteel gehalten van 3,55% eiwit en 4,05% vet. ‘Onder de 39 kilo per koe per dag zijn we niet meer geweest. Het vetgehalte ligt wel zo’n 0,5% lager dan we gewend waren. Dat wijt ik vooral aan het verdunningseffect. De kilo’s vet die we afleveren, liggen nog steeds wel hoger dan voorheen.’ Deze productie, bij tweemaal daags melken, brengt het voersaldo per koe op € 16 tot € 17. ‘Dat
maakt het wel leuk ja’, glimlacht Havinga opnieuw.
Meer toeren en langer mengen De productieverhoging komt vanzelfsprekend niet zomaar uit de lucht vallen. In het voorjaar van 2024 kwam Havinga in contact met Freddy Kingma van Hoogland BV en legde hem zijn ideeën en wensen voor. Ze kwamen tot het gezamenlijke inzicht dat een hogere productie vroeg om een beter mengresultaat, een upgrade van de transitieperiode en dat Jan Freerk een eenvoudige bedrijfsvoering nastreeft waar de aanpassingen op moeten aansluiten. Dat laatste is van belang omdat de gedreven melkveehouder weliswaar parttime hulp krijgt van zijn vriendin Daphne
en ook zijn vader Paulus en moeder Ynske nog volop bijspringen, maar hij verder al het werk voor 285 melkkoeien alleen rond zet. Voor een beter mengresultaat schafte hij een zwaardere trekker aan om het rantsoen op een hoger toerental te kunnen later draaien. ‘Ik laat de mengwagen ook wel een half uur draaien nadat alle bestandsdelen geladen zijn. Het langer mengen en het hogere toerental kosten meer diesel, maar zo sluit ik selectie aan het voerhek uit wat voorheen nog wel voorkwam. Het loont dus wel.’
Een andere verandering is het aandeel snijmais in het rantsoen, dat van 7 naar 14 kilo per koe steeg, en het totaal aandeel krachtvoerders in de mengwagen van ruim 5 naar 10 kilo. De totale krachtvoergift ging echter niet omhoog omdat hij de krachtvoergift in de melkstal, ook voor nieuwmelkte koeien, juist terugschroefde naar maximaal 4 kilo per koe per dag. In overleg met Kingma is de brok in de melkstal afgestemd als

PRODUCTIE VAST TE HOUDEN’
maatwerkbrokje om te sturen op een hoge productie en nu ook met de inzet het vetgehalte iets op te krikken (zie kader). Waar hij eerst meerdere krachtvoeders in de mengwagen voerde, zijn dat nu nog maar twee verschillende. Dat helpt het mengproces eenvoudiger en beter te laten verlopen. Ook het hogere maisaandeel in het rantsoen
‘LANGER LATEN MENGEN KOST DIESEL, MAAR LOONT WEL’
‘De beste grondstoffen zijn leidend’
‘Voor ons is het minder relevant of de VEM, DVE of zetmeelgehalte exact klopt op papier, het totaalrantsoen moet kloppen op basis van de beste passende grondstoffen’, zegt Freddy Kingma van Hoogland BV. Hij is de technisch specialist die vanaf vorig voorjaar actief met Havinga aan de slag ging om de melkproductieverhoging van diens veestapel te verhogen. ‘Vanuit die gedachte en de resultaten in de stal stellen wij het rantsoen in overleg samen en richten we ons op de juiste balans. Het draait voor een groot gedeelte om de verteerbaarheid en wat er werkelijk beschikbaar komt in de pens of darm. In onze optiek is dat niet altijd door een vast rekenmodel te hanteren, omdat er talloze praktische zaken, zoals selectie, een rol kunnen spelen. Bij Havinga voeren we om die reden een op maat gemaakt brokje om de wens van een hoge melkproductie met behoud van melkvet te optimaliseren. Door goed te kijken naar de koeien en de gehalten in de melk, optimaliseren wij op basis van grondstoffen’, licht hij z’n filosofie en werkwijze toe.
helpt mee aan een beter mengresultaat. En omdat Havinga vrij intensief boert, koopt hij sowieso een deel van het voer aan. Snijmais is echter goedkoper dan krachtvoer. Deze totaalaanpak maakt dat de krachtvoerkosten per koe wel flink stegen, maar per kilo melk nauwelijks.
‘We voeren nu een rijker basisrantsoen, maar ik heb geleerd dat dat helpt om de dieren persistenter te laten produceren. Voor een hogere melkproductie is die persistentie ook onontbeerlijk’, zegt Havinga. Bij zo’n hoog basisrantsoen ligt vervetting wellicht wel op de loer bij oudmelkse koeien. ‘Klopt’, beaamt Havinga. ‘Daarvoor is het vooral van belang dat de koeien goed opstarten. Als

Kingma benadrukt dat weiden en stalvoedering ook best onderdeel kunnen zijn van een hoge melkproductie. ‘Maar dan moet je er wel bovenop zitten qua graslandmanagement.’ Het resultaat dat Havinga behaalt, noemt Kingma ‘oprecht enorm knap’, maar het vraagt volgens hem ook wat van een ondernemer. ‘Je moet er energie in willen stoppen en een soort fanatisme. Dat heeft Jan Freerk, hij wil dit echt doen slagen en dan lukt het ook. De best renderende bedrijfsvoering is de bedrijfsvoering die bij jouw bedrijfsomstandigheden en je eigen persoonlijkheid past.’
dat lukt, produceren ze later in de lactatie meestal ook goed door en worden ze beter drachtig.’
Puzzelen in de droogstand
Om zo’n goede start te waarborgen, sleutelde de melkveehouder afgelopen zomer en najaar extra aan het droogstandsrantsoen. ‘Dat was best een
puzzel. Op een gegeven moment gingen de droge koeien groeien en dat wil je ook niet. Nu voeren we half om half gras en mais met 6 kilo stro per koe. Dat is best aardig wat stro per koe, maar het is gehamerd en ik ben er scherp op dat het schoon en fris is. Zolang dat lukt, nemen ze het goed op.’ Het is niet zo dat melkziekte nooit meer voorkomt. Bij twijfel geeft de jonge

Op het melkveebedrijf in Niawier worden 285 melkkoeien en 120 stuks jongvee gehouden op 110 hectare grond.

Uw contactpersonen:


Sipke Talsma: 06 - 12 96 52 24
Ruud van de Meerakker: 088 - 42 46 400

melkveehouder een koe meteen een infuus. ‘Daar moet ik scherp op zijn. Als gezegd, een goede start in de lactatie is de sleutel naar een goede productie en geeft later in de lactatie minder problemen.’ Over de algemene gezondheid van de veestapel, bijvoorbeeld de penswerking of de klauwen, is hij ook beslist niet ontevreden. Ondanks dat er meer gevraagd wordt van de koeien. ‘Het was vorig voorjaar een paar maanden zoeken toen we het rantsoen en de werkwijze omgooiden, maar nu loopt het al een jaar vrij goed. Alleen is er vaker eens een koe met een onverklaarbare aandoening. Wellicht heeft het er mee te maken dat het allemaal wat preciezer komt bij zo’n productieniveau. We deden altijd al ons best, maar het is wel zo dat ik er nu nog wat scherper op ben wanneer ik denk dat er iets net niet helemaal loopt met een individueel dier of binnen de koppel.’
Structuur en duidelijkheid
Het bedrijf van de Havinga’s telt 285 melkkoeien, 120 stuks jongvee en 110 hectare grond, waarvan 11 hectare snijmais is. Met de intensieve bedrijfsvoering is mestafzet iets waar de maten al jaren aan gewend zijn en ook niet te veel over willen klagen. ‘De kosten daarvoor rijzen wel echt
de pan uit, maar ook dat zal de komende jaren waarschijnlijk wel weer enigszins normaliseren. Een vergister kan wellicht verlichting geven op dit vlak, maar zo’n technische installatie is niks voor mij. Ik richt mij liever op de koeien.’
Tot 2023 benutte Havinga best veel vers gras middels stalvoedering, maar nadat de melkproductie dusdanig steeg, besloot hij daar bewust een punt achter te zetten. Vooral om een stabiel rantsoen te kunnen blijven aanbieden. ‘Vers gras voeren is
‘KOEIEN DIE GOED OPSTARTEN PRODUCEREN PERSISTENTER’
prachtig maar arbeidsintensief en vaak niet constant. Voor een hogere melkproductie is stabiliteit in het rantsoen van groot belang’, aldus Havinga.
Dit voorjaar is geïnvesteerd in een nieuwe sleufsilo met een automatisch afdeksysteem. ‘Onze opslag was al redelijk beperkt en nu we niet meer vers gras voeren, moesten we wat. Dit past goed in een kwaliteitsslag om het ruwvoer goed te winnen én beter te bewaren.’ Sinds
afgelopen jaar kiest de melkveehouder bewust voor hakselen van het in te kuilen gras. Hij hoopt en verwacht dat ook die aanpassing het mengresultaat nog weer verder verbetert.
Een deel van het landwerk wordt uitbesteed, maar verder pakt Jan Freerk alle arbeid, nu nog met hulp van zijn ouders, zelf op. Dat is inclusief de 14 wekelijkse melkbeurten. De 40-stands carrousel stamt uit 2016, het jaar dat ook een nieuwe stal in gebruik werd genomen. Daarvoor werd met robots gewerkt, maar dat ligt de jonge melkveehouder minder goed. ‘Nu is het werk van de ochtend tot het begin van de avond gepland. Dat geeft structuur en duidelijkheid. Met robots sta je altijd aan, wat een soort van stress kan veroorzaken. Hetzelfde geldt voor altijd andere melkers regelen om bijvoorbeeld driemaal daags te melken. Om de melkproductie nog een serieuze boost te kunnen geven, zouden we die stap wel moeten zetten. Maar ik geef de voorkeur eraan om de komende jaren eerst op deze wijze door te gaan en te kijken of we deze resultaten kunnen consolideren. Collega’s zeggen niet voor niets tegen mij: de productie verhogen is één ding, maar dat zo houden is de kunst.’
TEELT VOOR BIOBASED BOUW

Een mooie inkomstenbron voor boeren aan de ene kant en een forse verduurzaming in de bouwsector aan de andere. De teelt van gewassen voor biobased bouwen lijkt voor de hand te liggen. Toch gaat het niet vanzelf. Van agrariërs vraagt het lef en geduld. Saldo’s variëren nu vaak nog sterk en hebben soms moeite te concurreren met traditionele gewassen.
Noord-Nederland heeft het stadium van uitproberen achter zich gelaten. Isolatiemateriaal van Friese hennep vindt zijn weg inmiddels naar de bouwsector. Groningse panelen van stro worden gebruikt in prefab-woningbouw. Drentse miscanthus wordt verwerkt in ecologische bouwblokken. En dat zijn maar een paar voorbeelden. Dat betekent niet dat de biobased-markt nu klaar is. Integendeel.
Er is nog een flinke weg te gaan, maar de toekomst biedt hoop. Vooral in Friesland wordt hard getrokken aan biobased. Circulair Friesland zit erbovenop, de politiek ziet het als speerpunt. Dat werkt. Vorige maand nog werd de provincie in Sao Paulo uitgeroepen tot koploper in de overgang naar een circulaire economie. De vraag vanuit de bouwsector groeit gestaag, net als het aanbod vanuit
de landbouw. Boeren, bouwers en woningcorporaties maken afspraken over opbrengsten en prijzen. Dat moet ook wel, want biobased lukt alleen goed door lokaal samen te werken, om voor zowel boeren als bouwers economische haalbaarheid te waarborgen. Voor dit type teelt lijkt duidelijk te gelden: kijk niet alleen naar het saldo nu, maar overweeg de kansen met het aantrekken van de biobouwmarkt. Alle tekenen wijzen richting groei.
Interesse in de lift
Nick Boersma van Circulair Friesland houdt zich bezig met het slaan van bruggen om de biobased economie vooruit te helpen. ‘Het gaat om het bouwen van ketens waarin vraag en aanbod bij elkaar komen. Dat is het lastige: je moet beide kanten stimuleren. Maar ik zie dat de interesse na een lastig
VRAAGT LEF EN GEDULD

begin in de lift zit. Bouwconcerns ontdekken de waarde en agrariërs zien kansen. Die zijn er ook echt.’
In het Noorden gaat het vooral om vezelhennep, vezelvlas en Miscanthus. Maar ook Paulownia komt eraan. Vezelhennep is het verst in het proces. GreenInclusive is vanuit Drachten al een paar jaar druk met het bijeenbrengen van afzet en afname. Honderd boeren sloten zich intussen aan. Zij telen vezelhennep voor dertig partijen die gegarandeerd afnemen. ‘Dat is dé manier om beide sectoren te verduurzamen’, vertelt Marthijs Roorda van GreenInclusive. ‘We moeten samenwerken, elkaar vasthouden en eerlijk zijn. En uiteindelijk helpen we de regionale economie zo verder. De risico’s én opbrengsten liggen niet bij één partij, maar bij alle aangesloten ketenpartners.’
Saldo’s biobased-gewassen variëren sterk
Omdat het telen voor biobased bouwen relatief nieuw is en vooral de afzetmarkt zich nog maar net serieus ontwikkelt, variëren zowel de teeltopbrengsten als verkoopprijzen nog sterk. Voor vezelhennep komen de opbrengsten tot nu toe gemiddeld uit op ruim € 1.500 per hectare. Dat is inclusief de vergoeding voor CO₂-opslag via carbon credits, opnieuw met een sterke variatie. Ook al omdat het natte voorjaar van 2024 de teelt uitdagend maakte.
Met name de carboncredits zijn duidelijk in ontwikkeling en de prijzen daarvoor stijgen. De andere teelten voor biobased bouwen hebben daar ook hoge verwachtingen van om hun saldo’s te stimuleren. Miscantus leverde de afgelopen twee jaar in Noord-Nederland een gemiddeld opbrengst van € 2.000 per hectare op. Dit gewas brengt wel extra aanplantkosten met zich mee, waardoor zeker het eerste jaar de netto-opbrengst nihil of zelfs negatief kan zijn. Na drie jaar is Miscanthus pas volop in productie en eerder levert het qua opbrengst niet het volle potentieel.
Paulownia lijkt qua opbrengst en saldo momenteel het meest positieve potentieel te tonen, maar deze teelt vraagt ook de hoogste startinvestering, zo’n € 8.000 tot € 10.000 per hectare. Oogsten kan al vrij vlot, maar pas na zeven tot tien jaar is de productie op z’n top en kan er gemiddeld een saldo van € 7.500 per hectare per jaar worden behaald. Ook hier geldt dat de berekening een groot gehalte natte vingerwerk betreft, omdat er nog weinig telers zijn die meerdere jaren ervaring hebben en de markt zich nog duidelijk moet ontwikkelen en stabiliseren. Dat bepaalt ook de opbrengstprijzen in de nabije toekomst. Daarbij geldt dat deze teelt niet tegen te vochtige bodems kan en ook een hekel heeft aan vorst.
Wie zich serieus wil richten op de teelt van gewassen voor de biobased bouwmarkt, doet er dan ook goed aan om alle teeltfacetten en marktkansen goed uit te diepen.
De vezelhennep komt vooral terecht in isolatiemateriaal, omdat je ergens moet beginnen. Roorda: ‘Uiteindelijk kunnen de vezels ook toegepast worden in bouwplaten en akoestische platen en testen we ook andere interessante mogelijkheden. Dat is denk ik de volgende stap: dat we nog meer waarde toevoegen aan de vezelhennep door er nieuwe materialen van te maken. Het is ons doel om dat allemaal in Noord-Nederland te organiseren, van teelt tot de productie van hoogwaardige eindproducten.’
Boeren willen wel De bouwwereld volgt de agrarische sector, ziet Roorda. ‘In de bouw gaat het roer ook
‘DE INTERESSE ZIT ECHT IN DE LIFT’
om, dat helpt enorm om in de landbouw versneld te kunnen verduurzamen mét economisch perspectief. Aan het aanbod ligt het niet. De boeren telen graag, we hebben een wachtlijst, omdat wij de balans willen bewaken tussen vraag en aanbod,
dat zorgt voor stabiliteit. Boeren zien economische kansen door een deel van hun land voor hennep in te zetten. Als het niet nu meteen is, dan later. De bouwwereld verduurzaamt ook steeds sneller, dus dan kun je maar beter vast meedoen. Om ervaring op te doen, je netwerk uit te breiden en samen met ons in de stijgende vraag naar lokaal geteelde natuurlijke grondstoffen te voorzien.’
Teeltuitdagingen
Het voorbeeld van GreenInclusive trekt de aandacht uit de rest van het land, maar ook uit de omgeving. Als dat met hennep kan, dan moet het toch ook met andere gewassen kunnen? Reind Fokkens droomt daarvan. De eigenaar van Fokkens Grondgoed in Heerenveen ziet grote kansen met Miscanthus. ‘Ik ben het zelf gaan telen vorig jaar, op braakliggende grond bij Leeuwarden. Hoewel het best tegenviel, heb ik dit jaar de gok gewaagd en nog eens acht hectare in gebruik genomen.’ Miscanthus – olifantsgras in de volksmond – wordt elders (vooral in de Haarlemmermeerpolder) al gebruikt als grondstof in de bouw. Straatstenen, beton en bouwblokken worden versterkt met











“Zet de deur open voor de toekomst.”




























Download mogelijke robotopstellingen!

Bij overname moet het bedrijf er wel klaar voor zijn
Dankzij de slimme technologie en de flexibiliteit van de Lely Astronaut kunt u uw bedrijf optimaal laten groeien. En tegelijkertijd heeft u meer grip op kosten. Verleg uw horizon en bereid uw bedrijf voor op de toekomst.




www.lely.com/heerenveen


Download ter inspiratie een overzicht met 5 robotopstellingen.
Biedt perspectief!



de vezels, met een daling van fossiele grondstoffen als gevolg. De keten is daar al opgezet, Fokkens is één van de partijen die dit ook in Noord-Nederland tracht te bewerkstelligen.
‘Gemeenten en provincies zouden het eigenlijk in hun bouwbestekken moeten beschrijven. Die tijd komt, denk ik. Langzaam maar zeker dringt door dat hier een kans ligt om CO₂ te verlagen en landbouw te stimuleren.’ De Milieu Kosten Indicator (MKI) die steeds belangrijker wordt, ligt bij het gebruik van Miscanthus in bouwstoffen erg laag. Afgezien daarvan wordt de teelt van dit soort gewassen door velen bestempeld als goed voor de bodemgezondheid.
‘HIER
LIGT EEN KANS OM VIA LANDBOUW CO2 TE VERLAGEN’
Fokkens verbouwt het gewas op arealen die zijn aangewezen als bouwgrond. ‘Dan duurt het meestal nog vele jaren voordat er echt gebouwd wordt. Tot die tijd is Miscanthus een prachtig gewas.’ Maar wel één met teeltuitdagingen. Vooral onkruidbeheersing zonder bestrijdingsmiddelen maakt het lastig. ‘De plantafstand is groot, zodat er niet genoeg schaduw ontstaat om onkruid tegen te gaan. Maar ook dat is iets waar de sector wat op kan bedenken.’
Wachtlijst voor vlasteelt
Vlas wordt al heel lang verbouwd, vooral

voor de linnenindustrie. ‘Dat is nog steeds zo’, vertelt Johan Dankert, akkerbouwer in Sint Annaparochie. ‘Maar je kunt meer delen van de vlasplant gebruiken en je hebt ook veel kwaliteitsverschil. Denk aan gordijnen in kantoren en ziekenhuizen, maar ook de bouw. De vezels van vlas zijn zo sterk dat je ze kunt gebruiken als vervanger van staal, in biocomposiet. In isolatiemateriaal wordt vlas ook al langer toegepast. We zijn er veel

over aan het praten, om te zien hoe we vraag en aanbod bij elkaar kunnen krijgen.’ Hoewel de teeltuitdagingen groter zijn dan die van bijvoorbeeld tarwe, is er genoeg interesse, zegt Dankert. ‘Er is een wachtlijst. Dat heeft vooral te maken met de oogsttrein, de machines zijn nu nog beperkt beschikbaar in het Noorden en dat is een limiterende factor voor de hoeveelheid hectares die vooralsnog hier succesvol geteeld kunnen worden. Een goed vlasjaar? Veel water in het voorjaar, vroeg zaaien en stabiel zomerweer.’
‘Aluminium’-bomen
De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de Paulownia, het ‘aluminium onder de boomsoorten’. Het gewas groeit razendsnel en levert een lichte, maar ijzersterke houtsoort op. In plaatmateriaal, isolatieplaten, trappen en gevelbekleding wordt het hout mondiaal al gebruikt. De kroon kan worden verwerkt tot chips die als vezels in beton en cement terechtkomen. Meerder boeren zijn ermee bezig in NoordNederland. Onder de naam Dealin Green werd jaren geleden al een keten opgezet om vraag en aanbod te verbinden. Dat werpt steeds meer vruchten af. ‘De eerste jaren moet je wat investeren in arbeid, voedingsstoffen en water, maar daarna heb je elk jaar oogst. Na zeven jaar zaag je de boom af en begint de cyclus opnieuw. Dat kun je zeven keer herhalen’, vertelde teler Paul Smolenaers onlangs op een bijeenkomst in Heerenveen.
‘WIJ LATEN ONS VOORAL
De veestapel van Gerben en Hessel Zanting in Veeningen gaat dit najaar over op robotmelken. De broers zetten deze stap in het vertrouwen dat de veestapel gezond is en prima presteert. Een mengsel van vlas-kalk in de boxen helpt hen naar eigen zeggen de veestapel gezond en het vervangingspercentage laag te houden.
In een heerlijk voorjaarzonnetje ligt de 150-koppige veestapel van Gerben (38) en Hessel (44) Zanting aan het begin van de middag te herkauwen achter de stal. Nog even, want deze weken halen de broers de dieren rond drie uur ‘s middags al weer binnen om ze nog zo’n 1,5 uur de gelegenheid te geven aan het voerhek bij te vreten. ‘Dat is puur omdat door het droge weer de grasgroei in de maand mei grotendeels stil lag. We weiden heel graag, maar elk jaar geeft dat weer een andere uitdaging. Het droge voorjaar noopt ons nu om wat meer in de stal bij te voeren’, licht Gerben toe.
De droogte bracht dit voorjaar dan wel de nodige uitdaging met zich mee, maar over de 1e snede van dit jaar zijn de broers meer dan tevreden. Die werd begin mei gewonnen onder ideale omstandigheden.
‘We zijn er ook van overtuigd dat de kwaliteit daarvan heel best is.’ Het gras werd gewonnen van een deel van de in totaal 100 hectare grond die ze in gebruik hebben. Deze grond is voor 50% in eigendom en het andere deel wordt
gepacht.
Passie voor landwerk én koeien
Stijgende pachtprijzen en van tijd tot tijd droogte zijn gegevens die horen bij het boer zijn. En klagen willen ze sowieso niet, de broers Zanting. Samen met hun vader Henk, die nog dagelijks meehelpt, voeren ze alle werkzaamheden rond de koeien en het landwerk in eigen beheer uit. Alleen het maishakselen en balen persen verzorgt de loonwerker. ‘We kunnen de pieken prima aan, nu onze vader nog elke dag meehelpt’, vertelt Gerben. ‘En natuurlijk vinden we het ook leuk. Als dat niet het geval is, moet je het landwerk meteen uitbesteden.’ De interesse van de broers in het landwerk en eigen mechanisatie betekent niet dat ze weinig tijd aan de koeien besteden. Integendeel, sinds 2014 breidden ze de veestapel stapsgewijs iets uit naar de huidige 150 dieren die momenteel dagelijks tweemaal gemolken worden in een 2x14 rapid exit melkstal. In de stal is eventueel ruimte voor meer dieren en ook binnen hun NB-vergunning. ‘Wellicht melken we later
wel meer dieren, maar het is geen doel op zich’, licht Hessel toe. ‘En momenteel is de mestwet de beperkende factor. Ook wij moeten dit jaar al 700 kuub afvoeren en volgend jaar zal dat oplopen naar circa 1.200 kuub. De kosten die daarmee gemoeid zijn, zijn vervelend. Met de huidige melkprijs zit daar echter niet de grootste pijn. Vervelender is dat onze zandgrond de drijfmest echt heel goed kan gebruiken en eronder lijdt nu de giften gedwongen lager
‘ER IS NOG GENOEG OM VAN TE GENIETEN ALS MELKVEEHOUDER’
komen te liggen. Dit compenseren we deels door extra kunstmestgebruik, maar dat werkt minder goed en stuit ons elke keer tegen de borst.’
Overstap op robots
Waar de veestapel nu nog daags in de 11 jaar oude rapid-exit melkstal wordt gemolken, verandert dat in oktober naar drie melkrobots. ‘In 2014 hebben we tweedehands apparatuur overgezet en hergebruikt. Dat ging jaren prima, maar nu wordt dat lastiger. Om die reden hebben we de knoop doorgehakt en switchen we naar robotmelken’, vertelt Gerben. Met de huidige omvang zijn drie melkrobots zeker voldoende, maar alles wordt wel zo ingericht dat een 4e robot eenvoudig te koppelen is.

De broers en de koeien konden de regen die vanaf eind mei viel erg goed gebruiken omdat de grasgroei op hun zandgrond bijna helemaal stil kwam te liggen.
DE KOP NIET GEK MAKEN’
‘Boxvulling is investering
in diergezondheid’
‘Steeds meer melkveehouders zien de keuze voor de best passende boxvulling als investering in diergezondheid. Dat is mooi want dat is het ook’, stelt Henry Westerink. Hij is adviseur stalmanagement bij Berg Agri en ziet de vraag naar vlas-kalk toenemen als boxvulling. ‘Een verlaging van het celgetal en arbeidsbesparing worden door de gebruikers het vaakst genoemd als de voordelen. De sleutels tot succes zijn daarbij voldoende en regelmatig instrooien. Wanneer het niet goed loopt, hapert het meestal op één van die onderdelen.’
Westerink vertelt dat het vlas vooral uit Frankrijk en België wordt gehaald en tamelijk seizoensgebonden is qua aanbod en daarmee ook de prijs. Om boeren in tijden van schaarste een alternatief te kunnen bieden, hebben wij ook de mogelijkheid om stro te hakselen met dezelfde lengte als vlas. ‘Tegenwoordig is het sowieso veelal maatwerk wat we bieden qua verhouding en grondstoffen. Het heeft vooral met de instrooimethode en de ventilatie te maken wat op welk bedrijf het beste past. Dat maatwerk kunnen wij vanuit onze nieuwe locatie in Kampen ook bieden, wat erg fijn werkt.’
‘Wij weten niet wat de toekomst brengt en dan hebben we die mogelijkheid in ieder geval om uit te breiden.’
Binnen het huidige management met twee melkbeurten produceren de koeien gemiddeld 10.000 kilo per jaar met 4,55% vet en 3,65% eiwit. In de zomer krijgen de koeien een rantsoen dat overdag vooral uit weidegras bestaat en s’ nachts kuilgras met eigen snijmais, aangevuld met tarwegistconcentraat en maisbostel.
Schone boxen, schone koeien
Onderdeel van het goed in conditie houden van de koeien is de boxvulling die de broers benutten. Sinds meerdere jaren is dat een vlas-kalk mengsel dat ze via Berg Agri betrekken. ‘Het is zwaarder dan zaagsel en blijft daarom goed liggen op
onze matrassen’, vertelt Hessel. ‘Eerder gebruikten we zaagsel, maar dat werd duurder en soms moeilijker te krijgen. Ook bevatte het wel eens harde stukjes die de hakken open sneden, dat probleem doet zich nu nooit meer voor.’
Wekelijks rijden de broers met hun shovel een nieuwe voorraad vlas-kalk mengsel naar binnen om het vooraan in de boxen te kiepen. ‘Bij het ophalen van de koeien voor een melkbeurt vegen we de natte plekken in de boxen schoon en harken we wat strooisel naar achteren. Dit werkt vlot en goed’, vervolgt Hessel. ‘Nu het zomer wordt willen we er weer wat meer


water in gemengd hebben, dan blijft het in onze optiek nog mooier luchtig bij wat warmer weer’, vult zijn broer aan. ‘Toen Berg vorig jaar door een brand een tijdje niet kon mengen en leveren, hebben we de grondstoffen zelf gemengd in onze mengwagen. Dat merk je wel dat dat minder goed wil dan wanneer zij het doen.’ Duurder of goedkoper dan zaagsel is het product volgens de broers niet maar wel zachter en ze roemen het voor de uiergezondheid. ‘Ons celgetal ligt rond de 175. Dat is voor ons vrij goed omdat we niet snel koeien opruimen om een verhoogd celgetal, mede door onze relatief lage jongveebezetting’, vertelt Gerben.
Toekomstplannen
De broers prijzen zich gelukkig met de NBvergunning die ze hebben waar binnen zij zelfs nog de nodige latente ruimte hebben. ‘Of we die ruimte behouden en later kunnen benutten, is met de gerechtelijke uitspraken van afgelopen jaar ook niet meer zeker. Daar kunnen we ons druk om maken, maar dan doen we niet. We steken onze kop heus niet in het zand, maar laten ons de kop ook vooral niet gek maken. Met hulp van de huidige melkprijs, en de ogenschijnlijk aanhoudende vraag naar melk, is er gelukkig immers genoeg om van te genieten binnen de melkveehouderij’, verwoorden Hessel en Gerben het werkplezier dat ze volop uitstralen.











‘BOEREN IN VS EN EU ZIJN INDIRECT
Jack Zajkowski is een agrarisch journalist uit de Verenigde Staten. Sinds begin dit jaar woont en studeert hij in Oostenrijk en reist door Europa om het landschap en de landbouw persoonlijk te ondergaan. Voor Melk van het Noorden beschrijft hij zijn bevindingen en vergelijkt hij de VS en EU op landbouwgebied.
Tijdens mijn eerste bezoek aan Nederland noemde ik betalingen uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid subsidies, totdat een Nederlandse melkveehoudster me snel corrigeerde: ‘Het zijn betalingen voor publieke diensten’, zei ze resoluut. In Europa leerde ik al snel dat boeren niet alleen worden gecompenseerd om voedsel te verbouwen, maar ook om landschappen te beheren en het plattelandsleven te behouden. Deze betalingen zijn geen fooien, maar contracten met de maatschappij. Dus, boert iedereen voor het algemeen belang? Het antwoord hangt volgens mij af van waar je boert en hoe je overheid dat werk waardeert.
Zoek de verschillen
Reizen door Europa maakt me meteen duidelijk dat de landbouw allesbehalve uniform is. In Nederland bezocht ik export gedreven tuinbouwkassen en hightech melkveebedrijven. Op de Balkan ontmoette ik groentetelers met bescheiden percelen die afhankelijk zijn van EU-betalingen om te overleven – en die enorm trots zijn op hun levensonderhoud.
De VS heeft meer dan twee keer zoveel landbouwgrond als de EU, maar Europa heeft vijf keer zoveel boeren. Ondanks kleinere gemiddelde
landbouwomvang, heeft Europa een grotere plattelandsbevolking, 25% versus 18%. Beide zijn sterk afhankelijk van landbouwbeleid voor plattelandsinkomen, voedselzekerheid en economische stabiliteit, maar hun systemen lopen aanzienlijk uiteen.
In de VS besteedt de overheid via de zogenoemde ‘Farm Bill’ ongeveer 75% van het budget aan ondersteuning van verschillende voedselhulpprogramma’s. De resterende 25%, ongeveer $ 102 miljard, ondersteunt landbouwgerelateerde programma’s, waaronder gewasverzekeringen, rampenbestrijding, handelscompensatie, marketing en natuurbehoud.
Ruim 35% van deze landbouwgerichte financiering ondersteunt vrijwillig natuurbehoud. In tegenstelling tot Europa zijn Amerikaanse landbouwprogramma’s niet gegarandeerd: boeren moeten jaarlijks een aanvraag indienen via lokale kantoren van de Farm Service Agency en voldoen aan de toelatingscriteria om de steun te ontvangen. Het Europese
GLB verdeelt de financiering over directe betalingen en plattelandsontwikkeling, maar mist een ondersteuningssystematiek van voedselhulpprogramma’s zoals de VS die dus wel kent. Veel GLB-betalingen zijn losgekoppeld van de productie, terwijl Amerikaanse losgekoppelde betalingen beperkt zijn tot bepaalde gewassen, voornamelijk granen, en niet jaarlijks gegarandeerd zijn. Beide systemen zijn gericht op het stimuleren van duurzaamheid, wanneer de politieke omstandigheden dit toelaten. In de EU blijft iets minder dan 5 procent van de GLB-uitgaven, ongeveer € 2,7 miljard, gekoppeld aan specifieke soorten eco-diensten. Daarentegen trekt de VS jaarlijks $ 6 miljard dollar uit voor natuurbehoudprogramma’s, waarbij boeren zich moeten aanmelden en moeten voldoen aan criteria met betrekking tot de oppervlakte van hun landbouwareaal.

CONSTANT IN GESPREK’
Hoe boeren ermee omgaan Economen gebruiken verschillende indicatoren om te meten hoe goed het financieel gesteld is met de twee miljoen Amerikaanse boeren. Dit jaar is het nettoinkomen van boeren met bijna 30% gestegen dankzij een enorme stijging van de overheidsbetalingen, is het aantal faillissementen in 2024 desalniettemin ook met 55% gestegen en neemt het totale aantal boeren geleidelijk af, met 7% sinds 2017.
Het weer en de markt beïnvloeden de uitkomsten, maar het overheidsbeleid voor landbouw speelt een belangrijke rol. In de Amerikaanse zuivelsector vertrouwen de meeste boeren op federale melkmarketingorders en prijsondersteuning, net als in Europa. Belangrijke exportproducten zoals zuivel, suiker en granen ontvangen de meeste steun, terwijl fruit en groenten minder dan 4% krijgen. In Hessen, Duitsland, heb ik onlangs een week gewerkt met Thorsten en Martin, twee broers van een biologische melkveebedrijf met 50 melkkoeien. Ze vertelden me dat 95% van de melkbedrijven in hun regio niet winstgevend zou zijn zonder GLB-steun. Ze nemen deel aan ecoprogramma’s en landschapsbeheerprogramma’s om rond te komen. ‘Als consumenten zouden betalen wat de melkproductie werkelijk kost, zouden GLB-gelden niet nodig zijn’, vertelden ze. Maar totdat dat gebeurt, blijft het GLB essentieel, een realiteit waar boeren in heel Europa mee te maken hebben.
Markten opbouwen, dollars uitgeven Handel weerspiegelt de gezondheid van de landbouweconomie en is een belangrijk beleidsresultaat voor de VS en de EU, beide grote exporteurs van landbouwproducten. In 2025 zijn de Amerikaanse handelsinspanningen geïntensiveerd om de afhankelijkheid van landen met handelstekorten te verminderen, een prioriteit onder de regering-Trump. Ongeveer 2,8 procent van het GLB-budget van de EU ondersteunt marktontwikkeling, met € 185,9 miljoen toegewezen in 2024 voor de promotie van duurzame, hoogwaardige agrovoedingsproducten. Het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA) financiert handelsinitiatieven via commissies voor grondstoffenpromotie en het markttoegangsprogramma (Market Access Program), met een budget van $
Boeren en de Trump-agenda
Landbouw maakt nu meer deel uit van het nationale politieke debat dan ooit in de recente Amerikaanse geschiedenis. Vraag het maar aan veel boeren, en ze zullen zeggen dat ze zich onder deze regering meer gezien en gehoord voelen dan onder eerdere.
Maar deze zichtbaarheid heeft een prijs. De terugdraaiing van initiatieven op het gebied van diversiteit, gelijkheid en inclusie ging gepaard met minstens $ 6 miljard dollar aan bezuinigingen op wetenschappelijke financieringsinstanties, wat landbouwonderzoekers onevenredig hard treft. Contracten voor ecosysteemdiensten zijn ingetrokken of geherstructureerd, tekst over klimaatverandering is geschrapt uit de overheidsrichtlijnen en naar verwachting zullen ongeveer 15.000 van de 100.000 medewerkers van het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA) vertrekken vanwege reorganisaties. Hoewel de rechtbanken deze terugdraaiingen van financiering en personeel af en toe hebben vertraagd, hebben ze de regering niet tegengehouden. De huidige regering voert overduidelijk een strategie uit die enorme, maar moeilijk te overziende, gevolgen heeft voor de landbouw als geheel.
‘IK WERD VLOT
GECORRIGEERD DAT
SUBSIDIES GEEN
SUBSIDIES ZIJN MAAR VERGOEDINGEN’
247 miljoen in 2023, waarvan bijna $ 234 miljoen via het markttoegangsprogramma (MAP). Hoewel de EU enige publieke promotiesteun biedt, wordt veel marketing en logistiek particulier beheerd, met name via coöperaties.

Landbouwbeleid is handelsbeleid
Het is surrealistisch om te zien hoe de huidige Amerikaanse overheid politiek en economisch botst met oude bondgenoten zoals Canada, Mexico en de EU. Amerikaanse boeren hebben verrassend terughoudend gereageerd op wijdverbreide handelsverstoringen: hoge tarieven, vergeldingsmaatregelen en langdurige onderbrekingen in de handelsoorlog. Sojabonentelers en andere exportafhankelijke sectoren hebben stilletjes gelobbyd, voorzichtig maar hoopvol dat beloften om de markten te herstellen nagekomen zullen worden.
Sommige groeperingen hebben de verstoring toegejuicht. De Amerikaanse Dairy Export Council (DZC) dringt al lang aan op meer toegang tot Europese markten, waar zij stellen dat het gebruik van geografische aanduidingen (GA’s) door de EU om de kaasimport te beperken, concurrentieverstorend is. Andere sectoren, zoals rund- en lamsvlees, hebben tarieven omarmd als hefboom in wereldwijde onderhandelingen.
Ook al spreken boeren in Europa en Amerika niet rechtstreeks met elkaar, ze zijn constant in gesprek via markten, handelsbeleid en overheidssteunmechanismen. En in 2025 zie ik die systemen, zeker als je ze letterlijk vergelijkt, in rap tempo herschreven worden. De vraag is nu niet alleen wie er betaald krijgt om te boeren, maar ook wie, zowel in de VS als de EU, mag bepalen waar de landbouw in essentie voor dient.

Tijdens de transitieperiode wordt de lever van de koe flink belast. ReaShure-XC is pensbestendige choline en ondersteunt de reinigende werking van de lever. Een koe die afkalft met een schone lever, heeft minder transitieproblemen en geeft meer melk aan de start van de lactatie.
www.speerstra.com





















NIEUWE KAVELPAD HELPT METHAAN TE VERLAGEN
Het mag voor velen wellicht wat vreemd in de oren klinken: een nieuw kavelpad aanleggen om de methaanproductie van de veestapel te verlagen. Toch is het één van de twee hoofdredenen dat familie De Jong in Baaium, wiens veestapel onderaan en de boerderij bovenaan de foto te zien is, hierin investeerde. De andere reden is om de huiskavel, welke deels is ingericht met uitgebreid mozaïekbeheer voor de weidevogels, beter te ontsluiten. Maar methaanreductie speelt dus zeker ook een rol. Het melkveebedrijf is één van de ruim 100 die deelnemen aan Netwerk Praktijkbedrijven om te werken aan lagere emissies via aanpassingen in de bedrijfsvoering. Michiel Meindertsma is één van de bedrijfsbegeleiders en licht toe: ‘Een bewezen manier om methaan te reduceren, is de koe zoveel mogelijk vers gras te voeren als onderdeel van het totale rantsoen. Dat kan via stalvoedering of via weiden. Familie de Jong zet in op een zo hoog mogelijke benutting van weidegras. Een goede ontsluiting van de huiskavel, middels een goed kavelpad, helpt daarbij.’ Zoveel mogelijk vers gras deel laten uitmaken van het rantsoen, kan volgens Meindertsma gezien worden als laaghangend fruit benutten voor een lagere methaanproductie. ‘Het wordt al een stapje lastiger als je weet dat een lage NDF, dus zo weinig mogelijk houterig gras, de laagste methaanscore oplevert. Heb je land voor weidevogels waarin uitgestelde maaidatums worden toegepast dan wordt het gras ouder, langer en lastiger te benutten. De kunst is om dan dat gras in het rantsoen te combineren met andere bestanddelen die de methaanproductie drukken. Dat is een uitdaging die we in de praktijk de komende jaren verder uitproberen en toetsen. Zeker is wel dat er best veel mogelijk is om, zonder technische innovaties, emissies op bedrijfsniveau te verlagen.’
Meindertsma merkt dat er over methaan en de reductie ervan wel veel gesproken wordt, maar dat echte actiebereidheid op de meeste melkveebedrijven achterblijft. ‘Voor CO₂-reductie wordt inmiddels door sommige partijen serieus betaald. Dat is bij methaanreductie nu nog niet het geval en dat merk je.’
Ultsje de Jong

NOORD-NEDERLAND LOBBYT
Een gebiedsgerichte derogatiepilot, dat is waar de noordelijke provincies momenteel actief voor lobbyen in Den Haag. Mocht dat niet lukken dan is er een plan B: een pilot voor vaste mest die als compost wordt weggezet. Dit levert potentieel ook circa 50 kilo extra N-ruimte in dierlijke mest op.
In het veelal relatief extensieve NoordNederland leeft sterk de wens om gebiedsgerichte derogatie terug te krijgen. Niet in de laatste plaats bij meerdere verantwoordelijke politici. Friesland, Groningen en Drenthe werken, ook bestuurlijk, al samen binnen de AgroAgenda Noord-Nederland. Gezamenlijk werkten bestuurders, ambtenaren en externen, waaronder Lubbert van Dellen, een verzoek uit. Dat verzoek wordt deze zomer richting het ministerie van LVVN gestuurd. De eerste inzet is om een derogatie terug te krijgen voor alle drie de noordelijke provincies. Dat dat lukt, lijkt onwaarschijnlijk. Gezien de druk die er eerder vanuit Brussel op Nederland is uitgeoefend omdat de waterkwaliteit niet overal op orde is en het stikstofdossier niet opgelost wordt, lijkt het een hele uitdaging om de Europese
Commissie hiertoe te bewegen. Omdat die inschatting vanzelfsprekend ook bekend is bij de noordelijke bestuurders, is er nagedacht over alternatieve aanvliegroutes om toch iets te kunnen bereiken. Die wordt allereerst gezocht in het onderverdelen van grondsoorten; van klei en veen is bekend dat de normen voor waterkwaliteit op de eerdere derogatiebedrijven eigenlijk altijd werden behaald, als er overschrijdingen zijn van de normen dan is dat meestal op zandgronden.
SWF stak handen uit mouwen Zo’n gebiedsgerichte derogatie voor de klei- en veengronden kan dan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan verplicht behoud van een minimum percentage blijvend grasland en minder kunstmestgebruik. Mocht het ministerie toch ook niet willen
meegaan in zo’n soort aanvraag dan wordt de gemeente Súdwest-Fryslân (SWF) naar voren geschoven als potentieel gebied voor een derogatiepilot. Deze gemeente heeft hierin zelf het voortouw genomen om dit voorstel samen met de provincie Fryslân op te stellen en in te dienen. Hoewel in zo’n geval alleen melkveehouders in SWF profiteren van meer ruimte in het aanwenden van dierlijke mest, en dus meer koeien per hectare mogen houden, lijkt deze optie wel de beste papieren te hebben. Gewoonweg door het feit dat SWF relatief veel (blijvend) grasland kent en de waterkwaliteit in de hele gemeente eigenlijk volledig op orde is blijkens eerdere metingen. Jan Klink is programmaleider binnen de AgroAgenda en hij is hoopvol gestemd. ‘Ik proef veel steun en welwillendheid binnen het ministerie van LVVN om hier, samen met ons, werk van te maken en een gedegen voorstel aan Brussel voor te leggen.’ Hoe en wanneer het lukt om een daadwerkelijk voorstel op de Brusselse burelen te poneren, is nog niet duidelijk. Klink hoopt en verwacht dat dit uiterlijk deze nazomer gebeurt. Met de val van het kabinet begin juni, treedt er

VOOR DEROGATIEPILOT
wel extra onzekerheid of dit slaagt.
Pilot gericht op bodemverrijking
Het ministerie mag de laatste tijd dan welwillend meedenken met de noordelijke provincies, zeker is het dus nog niet dat het voorstel echt wordt ingediend. Dat heeft ook sterk te maken met de aanvraag voor Renure die loopt en het voortslepende stikstofdossier. Mede om die reden hebben de vertegenwoordigers uit het Noorden ook een alternatief plan op tafel gelegd voor een andersoortige pilot. Dit betreft een plan uit de koker van BO Akkerbouw, in samenwerking met Agricycling, de coöperatie die sinds enkele jaren werkt aan het verrijken van bermgras om dit te benutten als bodemverbeteraar.
Deze pilot, gericht op bodemverrijking, heeft een andere insteek en is erop gericht om de koolstofbalans op akkerbouwgronden, met behulp van melkveehouders, te verbeteren. Akkerbouwers hebben behoefte aan bodemverrijking. Nu voeren ze daarvoor vaak groencompost aan, maar dat kan minstens zo goed door melkveehouders geleverd worden, is de gedachte. Het plan
van BO Akkerbouw en Agricycling stelt voor dat melkveehouders in Noord-Nederland mee kunnen doen aan een pilot waarbij zij hun drijfmest scheiden. De dikke fractie verrijken zij vervolgens met koolstofhoudend materiaal en kleimineralen tot een juiste c/nverhouding, om vervolgens als tegenhanger
‘IK PROEF VEEL WELWILLENDHEID BIJ LVVN’

van compost te worden afgezet naar akkerbouwers. Belangrijk is dat binnen de pilot deze dikke fractie dan dezelfde werkingscoëfficiënt als compost krijgt toegekend, 10 in plaats van 45 die normaal voor deze mest geldt. Het voordeel hiervan voor akkerbouwers is dat zij een product krijgen, gecertificeerd en uit de regio, dat de bodem verbetert en waar zij ook echt
ADVERTENTIE
behoefte aan hebben. Voor de melkveehouders binnen die pilot betekent dat dan dat ze een extra handeling moeten uitvoeren, namelijk het scheiden van de mest. Net zo goed brengt het voordelen met zich mee. Enerzijds scheelt het, op een bedrijf van gemiddelde grote en intensiviteitsgraad, vele kuubs aan af te zetten mest en bijbehorende kosten daarvoor. Maar belangrijker: de afzet van de dikke fractie als compost creëert ruimte om meer eigen mest te kunnen blijven benutten op eigen grond. Bedrijfsspecifiek zal dat naar inschatting rond de 210 tot 230 kilo N uit dierlijke mest uitkomen in plaats van de 170 kilo N waar elke andere melkveehouder vanaf komend jaar zich aan moet houden. En zeker zo belangrijk: de melkveehouder houdt de mest op zijn bedrijf die een P/Nverhouding heeft die veel beter aansluit op de behoefte van grasland. Daardoor komt de fosfaatverhouding beter op orde.
Scios Scope 10 keuring nodig?
Bij Hiemstra inspectie word u gemakkelijk en snel geholpen!
Op onze website kunt u snel een prijs indicatie krijgen en kunt u gemakkelijk een offerte aanvragen
Bij vragen kunt u ons mailen of bellen
Hiemstrainspectie nl info@hiemstrainspectie nl 06-12486849



Voor levering en plaatsing van: Starre- en spiraalvijzels, Polyester silo’s, Graanverwerking. Tevens uw adres voor siloreparaties. www.whvanderheide.nl Service en onderhoud, wij staan 24/7 voor u klaar. 0512-360001









































HOE JE ONTSTEKINGSRESPONS
10% van de droge koeien heeft voor het afkalven een ontstekingsrespons in het bloed. Een infectie, ontsteking, trauma of stress kunnen hiervan oorzaken zijn. Optimaal transitiemanagement, ondersteund met pensbestendige aminozuren en postbiotica, helpt volgens onderzoekers de kans hierop te verkleinen.
De cijfers over ontstekingsrespons bij droge koeien komen naar voren uit bloedmonsters van de Droogstandscheck van de GD, waarbij 21 tot 2 dagen voor het afkalven vier tot tien bloedmonsters worden genomen bij droogstaande koeien. Zo’n ontstekingsrespons geeft na het afkalven een grotere kans op gezondheidsproblemen zoals baarmoederontsteking, melkziekte, ketose, klauwaandoeningen en een lagere melkproductie.
Voordelen bloedonderzoek
Voeding en stress bepalen de weerstand van een koe. De voeding richt zich vooral op de voorziening van nutriënten. Factoren voor stress zijn onder andere het wisselen
van groepen, wisselingen in het rantsoen, droogzetten, afkalven en de start van de lactatie. Deze laatste drie factoren zijn onvermijdelijk, maar het wisselen van groepen en veranderingen in het rantsoen kunnen soms wat meer geleidelijk worden aangepakt, vindt Saskia van der Drift, senior researcher bij Royal GD.
‘Door de groei van het ongeboren kalf en de geboorte, de start van de lactatie en de daling van de voeropname is er een grotere kans op een negatieve energiebalans. Een goede droogstand is dan ook een belangrijke voorwaarde voor een goede weerstand’, aldus Van der Drift. Zij was één van de sprekers tijdens de studiemiddag ‘Weerstand als basis voor een gezonde
levensduur’ van Speerstra Feed Ingredients, onlangs gehouden in Scherpenzeel. Van der Drift: ‘Via bloedonderzoek kijken we onder andere naar de hoeveelheid acute eiwitten en de albumine-globuline-ratio (AG—ratio-MS) in het bloed. De AG-ratio geeft een totaalbeeld over wat er gebeurt in de lever. Een laag aandeel betekent een lagere melkproductie en een verminderde vruchtbaarheid na het afkalven.’

Uit cijfers van de GD-Droogstandscheck blijkt dat bijna 13% van de koeien waarvan bloed is afgenomen, te maken heeft met een negatieve energiebalans voor het afkalven. Dit heeft dus gevolgen voor de weerstand van de koe rondom het afkalven. Kanttekening hierbij is dat dit volgens de onderzoeker zeer waarschijnlijk geen Nederlands gemiddelde is. ‘De kans is aanwezig dat er gemiddeld meer bedrijven met problemen zullen deelnemen aan het bloedonderzoek.’
Een laag bloedureumgehalte is ook iets om alert op te zijn. Dit geeft aan dat een koe mogelijk niet voldoende eiwit krijgt tijdens de droogstand. Eén op de vier koeien kampt met een lage ureumwaarde, blijkt uit cijfers
BIJ MELKKOEIEN BETER TACKELT
van de Droogstandscheck. Voldoende eiwitopname is in de droogstand belangrijk voor de biestproductie, biestkwaliteit, de groei van het kalf en om spierafbraak voor het afkalven te voorkomen. Van der Drift: ‘Het is belangrijk om hier aandacht voor te hebben. Je wilt niet dat koeien voor het afkalven spiereiwit gaan aanbreken en op die manier een valse start hebben.’
Meer focus op transitieperiode
Mark van Kleef, zelfstandig dierenarts en adviseur van Klevet Koeienpraktijk, ziet ook veel voordelen in bloedmetingen in de droogstand en na het afkalven. Hij werkt met een nieuw draagbaar meetapparaat (BoviLab) dat voor bloedonderzoek kan worden ingezet en waarmee de uitslag binnen korte tijd bekend is. Het apparaat meet onder andere tijdens de transitieperiode de energievoorziening, eiwitvoorziening en mineralenvoorziening. De close-up-groep, 2 tot 20 dagen voor het afkalven, en de verse dieren, 1 tot 10 dagen na het afkalven, worden onderzocht.
‘De lever is een cruciaal orgaan tijdens de transitieperiode’, benadrukt Van Kleef. ‘Als een koe te veel vet moet aanspreken, zeker als dit al te vroeg voor de afkalfdatum gebeurt, levert dit problemen op. Het lukt
de lever dan niet meer om de vrije vetzuren om te zetten in energie. Dit is schadelijk voor de gezondheid en kan bijvoorbeeld leiden tot slepende melkziekte en een lagere melkproductie.’
Rol van aminozuren
Juist om die uitdagingen de baas te kunnen zijn, is de opname van voldoende aminozuren belangrijk tijdens de transitieperiode, stelt Sion Richards van
‘BIJNA 13% VAN DE KOEIEN HEEFT NEGATIEVE ENERGIEBALANS IN DROOGSTAND’
Animal Nutrition & Health. ‘Koeien hebben een negatieve aminozuurbalans tijdens de transitie als gevolg van een verhoogde behoefte en verminderde voeropname. ‘Spierverlies, lagere melkgift, mindere melkkwaliteit en impact op vruchtbaarheid en levensduur kunnen gevolgen zijn. Dit begint al voor het afkalven.’
Het is daarom belangrijk om pensbestendige aminozuren aan te vullen

voor het afkalven. Het aminozuur lysine daalt sterk, maar herstelt zich meestal twee weken na het afkalven. Methionine, een ander aminozuur, is laag gedurende ongeveer een maand na het afkalven. Methionine heeft invloed op het transport van vet uit de lever. Hierdoor verbetert de leverwerking en wordt de negatieve energiebalans korter en minder diep. Richards: ‘Pensbestendige methionine en lysine verhogen het eiwitgehalte en de opbrengst van de melk en verhogen het aandeel melkvet en melkeiwit. Ook zijn deze voedingsstoffen gunstig voor onder andere de embryokwaliteit en de levensduur.’
Postbioticum ondersteunt
Wat ook kan helpen zijn postbiotica, bepleit onderzoeker Alessandro Zontini van Cargill Italy, die de resultaten van twee praktijkproeven op Italiaanse melkveebedrijven deelde tijdens de studiemiddag. Hij stelt ook dat verhoogde ontstekingswaarden voor het afkalven kunnen leiden tot een hoger celgetal en een tragere start. Daarom deed hij onderzoek naar het effect van het probioticum NutriTek, dat stelt het immuunsysteem te ondersteunen en helpt het celgetal laag te houden. Twee groepen van 17 koeien kregen zes weken lang hetzelfde rantsoen, maar de ene groep kreeg daarbij Nutritek aangevuld. ‘Het resultaat met dit postbioticum is minder energieverlies door ontstekingen en tot 3,1 kilo meer meetmelk per dag in de eerste 60 dagen van de lactatie’, aldus Zontini. De Italiaanse onderzoeker wijt dit onder andere aan de aantrekkelijke geur en smaak die Nutritek in het rantsoen brengt. Daarnaast wijst ook hij op de functie van de lever. ‘Alle koeien in de proef werden onderworpen aan de Lever Functie Index (LFI) en de helft bleek een vorm van ontsteking te hebben. Echter, bij sommige van die koeien was die erg laag en dat vertaalde zich duidelijk. Hoe lager de LFI hoe minder last de koeien hadden van klinische verschijnselen van ontstekingen. Het is niet zo dat er geen aanwijzingen meer waren dat er ontstekingsreacties optraden, maar de klinische symptomen namen duidelijk af. En belangrijk daarbij was dat celgetal lager was en bleef bij de controlegroep die de Nutritek kreeg toegediend. Op basis daarvan concluderen wij dat een probioticum zoals Nutritek koeien weerbaarder lijkt te maken.’
NATUUR STAAT OP

Volgens veel ecologen en natuurorganisaties gaat het bar slecht met de natuur. In de algemene media kom je dit soort berichten en commentaren vaak tegen. Wie het nieuws volgt, kan bijna niet anders dan geloven dat de natuur doodziek en dat dit vooral komt doordat er veel te veel vee is in Nederland.
Er zijn maar weinig journalisten die een verdiepingsslag maken en op zoek gaan naar de vraag: ligt de natuur daadwerkelijk op apegapen? En hoe komt dat dan? Iemand die hier al een aantal jaren serieuze pogingen toe waagt, is landbouwjournalist Geesje Rotgers, tegenwoordig in dienst van Agrifacts. Een ieder die zich onbevooroordeeld een mening probeert te vormen over hoe het daadwerkelijk gaat met de natuur of de waterkwaliteit in Nederland zou ik aanbevelen zich eens te verdiepen in haar publicaties op www. agrifacts.nl. Rotgers steekt vele uren in waarheidsvinding, onder andere via WOOverzoeken maar ook door gewoon zelf metingen te doen in natuurgebieden of wateren waarvan wordt gezegd dat ze op omvallen staan. Haar publicaties hierover geven een verbijsterend inzicht in hoe conclusies over omvallende natuur tot stand komen. Er wordt amper gemeten of naar
de werkelijke staat gekeken. Conclusies dat het slecht gaat met de natuur worden vooral getrokken op basis van theoretische modellen en merkwaardige inkleuringen, zoals soorten in een gebied zetten die daar van origine niet voorkomen. Methoden van beoordelen worden zonder aankondiging aangescherpt, waardoor de natuur er van het een op het andere jaar ineens een stuk slechter voor staat. Of, als het gaat om waterkwaliteit, meetpunten neerzetten in stedelijke gebieden en dan de landbouw de schuld geven.
Nederland slechtste jongetje? Logisch Desgevraagd zegt Rotgers: ‘Logisch dus dat Nederland vaak als slechtste jongetje van Europa uit de bus komt. Ik durf inmiddels de stelling wel aan dat de staat van de natuur vooral wordt bepaald vanachter het computerscherm.’ Ze vertelt dat ze regelmatig informatie toegespeeld
In een adembenemende stukje weidevogelnatuur
krijgt van ecologen die vinden dat er in de berichtgeving in de algemene media over de slechte staat van de natuur niet kloppen. Aan die constatering willen ze publiekelijk hun naam echter niet verbinden. ‘Ecologen constateren dingen, maar willen niet geciteerd worden omdat ze veel werk doen voor overheden en natuurorganisaties. Dan lopen we opdrachten mis’, vertelt Rotgers. Ze pleit ervoor om in Nederland zo snel mogelijk over te stappen op een methodiek die meet op basis van de werkelijke staat van de natuur. ‘Europa heeft daarvoor goede handleidingen op de plank liggen. Het is mij een raadsel waarom die meetmethodes in Nederland niet gebruikt worden.’
De natuur wás een open riool
In de podcastserie ‘De natuur ligt op apegapen’ op Foodlog.nl komt de gepensioneerde ecoloog Henk Rampen tot de conclusie dat het juist heel goed gaat met de natuur. Hij werkte jarenlang voor Natuurmonumenten en was als regiohoofd verantwoordelijk voor het onderhoud en beheer van het grootste natuurgebied van Nederland, de Veluwe. ‘Ik ben in de 70-er jaren van de vorige eeuw begonnen in de natuurbescherming. We hadden enorme milieuproblemen, luchtvervuiling, de Rijn

INSTORTEN AMMEHOELA
was een open riool, noem het allemaal maar op. Toen kon je met recht zeggen: het is twee voor twaalf, de natuur staat op instorten.’ De ecoloog vertelt vervolgens dat de natuurbescherming in Nederland
‘IN DE JAREN ‘70 WAS HET 2 VOOR 12 VOOR DE NATUUR, NU NIET MEER’
voortvarend aan de slag is gegaan. Er kwam een plan om de natuur te versterken, te verbeteren, natuurgebieden te vergroten en te verbinden: de Ecologische Hoofdstructuur. Als we daar dertig jaar lang goed en intensief mee bezig zijn geweest, dan is het toch onwaarschijnlijk dat dit niks zou hebben opgeleverd?’ En dat is volgens hem ook niet zo. ‘Inmiddels zijn bijna alle natuurgebieden verbeterd, vergroot en versterkt. Heel veel verbindingen zijn aangelegd. Ook de milieukwaliteit, water, lucht en bodem zijn sterk verbeterd en daar heeft de natuur enorm van geprofiteerd. Als ik met deskundigen door Nederlandse natuurgebieden loop, valt het ons altijd op dat het in de meeste gebieden zo goed gaat.’ Rampen
stelt onomwonden dat berichtgeving over slechte natuur een belang dient. ‘Natuurbeschermingsorganisaties zullen niet zo gauw gaan ventileren dat het goed gaat met de natuur, dan zeggen leden op.’
Wie behartigt welke belangen
De Telegraaf en Algemeen Dagblad uitgezonderd, blijven de bevindingen van Rotgers in de algemene media buiten beeld. Ze wordt gezien als behartiger van ‘de agro-industrie’ en daarom stelselmatig genegeerd. Terwijl alles wat natuurorganisaties in publicaties naar buiten brengen voor zoete koek wordt geslikt en als objectieve nieuwsfeiten worden geserveerd aan de lezer. Alsof dat geen behartigers zijn van ‘de natuurindustrie’. Dat, plus het gegeven dat er raar wordt gemeten in Nederland, wekt de indruk dat oud-politicus en opiniemaker Ronald Plasterk een punt heeft met zijn constatering dat ‘het complete establishment, de meeste media, de ambtenaren, stevig in handen zijn van één categorie mensen, met in grote lijnen
dezelfde opvattingen. Dan over naar Wouter de Heij, de scheikundige procestechnoloog die houdt van data en metingen en zich heeft vastgebeten in het hoofdpijndossier stikstof. Hij mocht als expert aanschuiven bij de commissie Schoof. Zijn conclusies over de invloed van stikstof op natuur en omgeving zijn te vinden op de website StikstofInfonet. nl. Hij ontkent niet dat de veehouderij de natuur op sommige plekken belast met stikstof, maar wijst er tegelijkertijd op dat er meerdere stressfactoren zijn voor natuur, zoals verdroging, verdichting van de bodem, intensieve recreatie of beheer dat niet aansluit bij de oorspronkelijke vegetatie. Stellig is hij in één constatering: ‘Het beeld van een algemeen instortende natuur klopt niet. Wie moeite neemt om de data, de modellen en de veldwaarnemingen te bestuderen, ziet een ander beeld.’ Hij ondervindt zelf regelmatig dat het debat verhardt. ‘Wie nuance aandraagt, wordt al snel verdacht gemaakt als ontkenner of als belangenbehartiger van de landbouw. Maar het is precies de nuance die we nodig hebben als we werkelijk op zoek zijn naar beleid dat recht doet aan zowel de natuur als aan boeren, bewoners, bedrijven en bestuurders.’
Natuur verdient bescherming

De Heij besluit met de conclusie: ‘De natuur verdient bescherming. Maar bescherming begint bij begrip. En dat begrip vraagt om meer dan slogans en metaforen als ‘de natuur staat op instorten en dat komt doordat er een verstikkende stikstofdeken over Nederland ligt’. Het vraagt om een eerlijke weergave van de feiten, een besef van regionale verschillen en de moed om te erkennen dat we in een complexe werkelijkheid leven waarin simpele oplossingen zelden volstaan. Wie werkelijk iets wil betekenen voor natuur en milieu, zou moeten stoppen met het herhalen van beelden die versimpelen wat ingewikkeld is. Want alleen met een open oog voor de werkelijkheid – met al haar schakeringen – kunnen we bouwen aan beleid dat niet alleen moreel goed voelt, maar ook echt werkt.’






CELGETAL VERLAGEN?
vlas- & stro-kalkmengsels • gepelleteerde korrels • FX-mineralen
Maatwerk stalstrooisels
voor de beste boxhygiëne en een optimaal stalklimaat

Nieuwsgierig hoe we onze maatwerk mengsels maken? We geven een uniek kijkje achter de schermen!
MECHANISATIEBEDRIJF VERANDERT,
Het zijn turbulente tijden voor mechanisatiebedrijven in Nederland en in Europa. Niet alleen vanwege onzekerheid in de sector, maar ook omdat het steeds lastiger wordt om vakkundig personeel aan te trekken, terwijl de technologie steeds complexer wordt. Wie wil overleven moet flexibel zijn, focus aanbrengen en scherp zijn op de risico’s die zich aandienen.
In Midden- en Noord-Nederland is de opschudding rond het faillissement van mechanisatieketen Groenoord nog steeds niet helemaal verdwenen. ‘Een grote schok’, zegt innovatiedirecteur Ron Houweling van brancheorganisatie Fedecom. ‘Tot dit jaar was het idee dat grote partijen met slagkracht en een gebundelde inkoop het gingen winnen. Groenoord is het bewijs dat dit niet altijd zo is. Toch blijven we als brancheorganisatie geloven in de kracht van een bepaalde omvang. Iedere week ontvang je berichten van overnames of samenwerkingen. De sector zit niet stil.’
Meer mechanisatiebedrijven
Wanneer Houweling de cijfers erbij pakt, ontstaat een opmerkelijk beeld. Tussen 2013 en 2024 nam het aantal mechanisatiebedrijven in Nederland toe, van circa 1.600 tot 2.000 vorig jaar. Het aantal fabrikanten en verhuurpartijen bleef stabiel in deze periode. Tegelijkertijd kromp het totaal aantal startende bedrijven in de landbouw met 9,2% en steeg vorig jaar het stopperspercentage met 10,5%. De stijging in het aantal mechanisatiebedrijven kan Houweling verklaren: ‘We zien dat er meer zzp’ers in onze sector beginnen. Hoe de
strenger wordende wetgeving daar grip op gaat krijgen is afwachten, maar de cijfers spreken voor zich. Je ziet dat deze starters zich vaak specialiseren in één product of vakgebied. Deze trend zorgt ook voor verjonging binnen de sector, waar bijna 30% zestigplusser is.’
Gat in de markt
Dat het aantal zzp’ers stijgt ziet ook Renze Broekens, directeur van het gelijknamige mechanisatiebedrijf in Friesland. In deze provincie nam het aantal mechanisatiebedrijven toe met zo’n 10%.
‘Ze springen in het gat van de verdwenen dorpssmid en voeren veelal eenvoudiger reparatiewerk op het boerenbedrijf uit’, analyseert hij. ‘Wij werken ook met hen samen, doordat we ze beleveren met onderdelen en soms (eenvoudige) nieuwe machines. Toch geldt dat wij bijna al het onderhoud zelf uitvoeren aan de machines die we verkopen. De kracht van een éénpitter zit deels in de tariefstelling. Logisch, ze hebben immers aanzienlijk

MAAR GROEIT NIET PER SE
minder overhead. Soms zie je dat zo’n persoon zich doorontwikkeld en een eigen vestiging start, maar vaak gebeurt dat niet. Doordat agrarische bedrijven groter worden, en de boer geen tijd meer heeft voor onderhoud en reparatie, schiet er meer werk over. Daar profiteren zij van.’
‘Alles moet scherp’
De werkplaatstarieven blijven een heet hangijzer bij mechanisatiebedrijven, weten ook Houweling en Broekens. ‘Afgelopen jaar zijn we begonnen met een training rond kostprijsbepaling in de werkplaats. De interesse was enorm’, zegt Houweling. ‘Je komt enorme verschillen tegen, met tarieven van € 60 tot € 100 per uur. Dat zegt niet alles want ieder bedrijf is anders. Maar de spreiding is groot. In vergelijking tot andere sectoren zit de landbouw relatief laag in zijn tarieven. Bij een vrachtwagendealer is € 130 heel normaal.’
‘De lage tarieven hebben we ook aan onszelf te danken’, reflecteert Broekens. ‘We zijn lang voorzichtig geweest met verhogen en dat is niet gek; loonwerkers en boeren doen het ook. Alles moet scherp, ook bij de dealer.’
Van monteur naar engineer
Bij Broekens verkopen en onderhouden ze ook machines als spotsprayers, camerasorteerders, machines voor elektrische loofdoding en zijn ze actief met precisielandbouw. Complexe technologie die veel gebruik maakt van computers, camera’s, AI en meer. De complexiteit neemt fors toe. Dat geldt ook voor de zelfrijdende voermengwagen, triplemaaier of opraapwagen. Broekens verwacht dat gedeeltelijk gerobotiseerde trekkers zich binnen enkele jaren aandienen. ‘Misschien moeten we in de toekomst op zoek naar een installateur in plaats van een monteur’, oppert hij. ‘Je kunt niet verwachten dat een monteur verstand heeft van alle machines die je verkoopt. Nu al passen we specialisatie toe. Wel houden we alle medewerkers op de hoogte van de globale ontwikkelingen. Het kunnen opleiden van specialisten, daar zit je onderscheidend vermogen als merkdealer.’
Ook Houweling merkt dat de vraag ontstaat naar een nieuw type monteur. ‘Een software engineer, die minder met ijzer heeft en meer met software. Dat is een ander type mens met andere wensen en scholing. Daar

moet de sector zich op voorbereiden. In de komende tien jaar ondergaan we echt een gedaantewisseling. De uitdaging is dat we als landbouw nog meer moeten concurreren met andere technologische industrieën.’
Inhaalrace
De machines worden complexer en prijziger, maar de aantallen nemen niet toe. Dat heeft alles te maken met krimp van de sector. Zo is het aantal melkveebedrijven, volgens de
COMPLEXITEIT
NEEMT IN DE MECHANISATIEBRANCHE FORS TOE
CBS-telling, al onder de 14.000 gedoken en zet die trend zich door. Tegelijkertijd worden bedrijven gemiddeld groter. ABN Amro ziet op jaarbasis een krimp van 2% in de veestapel. Rabobank verwacht dat in 2040 het aantal koeien met 30% is afgenomen en het aantal melkveebedrijven gehalveerd. De helft van de overblijvers zijn hoogproductieve bedrijven, zo schat de bank in. Zij stellen hoge eisen aan hun mechanisatie. Op korte termijn zorgt een hogere melkprijs voor een fors verbeterde liquiditeit, ten opzichte van 2024. Vorig jaar kromp de trekkermarkt in Nederland nog met ruim 5%, wat in lijn ligt met Europa (-4,7%). Houweling merkt op
Machines worden groter en complexer. Dat vraagt meer van dealers én de monteurs die het
dat melkveebedrijven afgelopen winter weer behoorlijk in hooibouwmachines hebben geïnvesteerd. ‘Je ziet dat in stallen nauwelijks meer geïnvesteerd wordt, door de politieke onzekerheid. Het geld wordt in automatisering gestoken (melk- en voerrobots) en in machines. De laatste twee tot vier jaar is rustig aan gedaan met investeren, waardoor bedrijven wat hebben in te halen.’
Financieringsrisico
Waar mechanisatiebedrijven als Broekens eveneens mee te maken hebben, zijn de ambities van trekkerfabrikanten. Zij willen full-liner zijn met maar één merk in de schuur van de boer. ‘Fabrikanten vergeten dat een klant daar helemaal niet op zit te wachten – zeker een Nederlandse boer niet’, weet Broekens. ‘Met New Holland hebben we een stevige en betrouwbare groep dealers, maar ook wij hebben met een wisselend beleid vanuit de fabrikant te maken gehad. Dat zie je ook bij andere merken. Wij voeren een merkenpakket dat past bij ons bedrijf, de regio en onze klanten. De soms dwingende houding van fabrikanten is van alle dag. Grote namen vanuit het verleden staan inmiddels in de geschiedenisboeken. We moeten niet vergeten dat de risico’s alsmaar groter worden door duurdere machines, waar een hoger financieringsrisico aan hangt. Als mechanisatiebedrijf kun je je simpelweg geen misstappen veroorloven.’

OOK BOERVRIENDELIJK KABINET
‘Eindelijk een landbouwminister die niet tegen maar voor ons is. Die snapt wat ons beweegt en met ons mee probeert te denken.’ Het was de 11 maanden dat Femke Wiersma regeerde op LNVV een veelgehoorde zucht van verlichting onder boeren. Veel meer dan een goed gevoel leverde het hen uiteindelijk niet op.
Na jaren van wanhoop, waarbij boeren moedeloos waren geworden van de weinig boervriendelijke middenkabinetten onder leiding van Mark Rutte, gloorde er weer licht. Het aantreden van het meest rechtse en boervriendelijke kabinet in jaren, op 2 juli 2024, met PVV, BBB, VVD en NSC, bracht hoop in de boerenharten. De moeizame formatie en de daarop volgende bordesscene, die oogde als een gedwongen huwelijk, namen ze voor lief. Evenals de ingewikkeld gekozen constructie met een buitenparlementair kabinet. Immers, er kwamen partijen aan de macht die het goed met de boer voor hadden. De BBB zou wel even ‘stevig met de vuist op tafel slaan in Brussel’ en de PVV ging genadeloos afrekenen met ‘al die corrupte rechters’.
Minister die boeren serieus neemt
Met Femke Wiersma kwam er op landbouw geen zwaargewicht uit de categorie Aalt Dijkhuizen. Wel een minister die door boeren werd gezien als ‘een van ons’. Eindelijk!
‘Jarenlang zijn boeren weggezet als gifspuiters en dierenbeulen, als een groep mensen die er niet bijhoort. Boeren zijn het spuugzat hoe ze zijn behandeld, hoe ze zijn weggezet. Wij bieden ze, met een minister die hun wél serieus neemt, weer hoop’, stelde BBB-leider Caroline van der Plas. Dat was, ten opzichte van vorige kabinetten, de grote winst die je op menig boerenerf ook duidelijk voelde.
Femke begon voortvarend en pakte haar succesjes. Zoals een langere uitrijperiode en het verkleinen van derogatievrije zones van 250 naar 100 meter. Ook corrigeerde ze de excretieforfaits per melkkoe voor drijfmest en vaste mest per 1 januari 2025 voor gasvormige stikstofverliezen, waardoor er iets meer mest op eigen grond kon worden uitgereden. De minister zorgde eveneens voor een beter gevulde pot voor Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb). Deze wordt vanaf 2026 vervijfvoudigd. Maar
op de echt grote dossiers voor landbouw konden dit kabinet en Wiersma uiteindelijk geen potten breken. Op stikstof niet, op derogatie niet en op visie niet. Met name dat laatste, een heldere landbouwvisie, waar de boeren al jaren om vragen, kwam er niet. En dat zou je, zeker van een partij als de BBB, wel mogen verwachten. Te meer omdat dit in het verkiezingsprogramma ook was beloofd. ‘De komende jaren investeren we in een visie op de toekomst van de agrarische- en visserijsector en de wijze waarop dat samengaat met de andere functies, gebruikers en bewoners in het landelijk gebied. Op basis van deze visie bieden we maatschappij, grondeigenaren en investeerders perspectief van minimaal 15-25 jaar, zodat ondernemers langdurig kunnen investeren in natuur- en landbouwdoelen.’
Nederland van het slot
Uitgerekend op het moment dat de voor boeren zo hoopgevende partij aan de macht was, aan het stuur zat, aan de knoppen mocht draaien, kwam die grote landbouwstructuurvisie er niet. Het was dé uitgelezen kans om regie te nemen en iets blijvends neer te zetten. Wellicht had de partij het te druk met lopende zaken en ingewikkelde dossiers als die van stikstof. De problemen daar waren na een aantal alarmerende gerechtelijke uitspraken in december zo groot geworden dat een speciale ministeriële commissie onder leiding van premier Schoof werd samengesteld om Nederland van het stikstofslot te halen. De premier sprak van een urgent probleem en was met een commissie van kopstukken en deskundige adviseurs vastbesloten een doorbraak te forceren in het al zes jaar slepende stikstofdossier. De uitkomst in mei was uitermate teleurstellend: Schoof erkende ruiterlijk dat hij het stikstofprobleem behoorlijk had onderschat. Hoe in hemelsnaam is dat mogelijk: een
dossier dat door Schoof’s voorganger Rutte was uitgeroepen tot de grootste crisis voor Nederland ooit en dat dan toch nog steeds onderschatten? Na talloze gerechtelijke uitspraken, pogingen van verschillende kabinetten om te komen tot oplossingen, vele boerenprotesten en alle dito aandacht in de media hierover? Onbestaanbaar. Toch werd het politieke realiteit.
Wiersma ploeterde voort
Van de commissie Schoof kwam dus bepaald geen pasklare oplossing. Ondertussen ploeterde Femke dapper verder in het enorme technocratische en juridische moeras dat Nederland is geworden. Ze kondigde een systeemwijziging aan van depositie- naar emissiesturing. Ook werkte ze hard aan het verhogen van de drempelwaarde voor vergunningverlening naar 1 mol per hectare per jaar. Stuks voor stuk zijn dat juridisch onzekere trajecten, waarbij
‘KABINET
MAAKTE GEEN FUNDAMENTELE KEUZE HOE LANDBOUW IN NEDERLAND ER IN DE TOEKOMST UIT MOET ZIEN’
de uitkomst afhankelijk is van nieuwe rechterlijke uitspraken. De meeste boeren nemen Wiersma weinig kwalijk en wijzen vorige kabinetten aan als schuldige voor de impasse. Maar er zijn er ook boeren die vinden dat zij en haar partij de problemen alleen maar voor zich uit blijven schuiven, uit angst voor verlies van achterban. Terwijl de gewond rondzwalkende landbouw nu juist zo verschrikkelijk snakt naar duidelijke keuzes.
Tijdens het grote stikstofdebat in de Tweede Kamer, volgend op de uitkomsten van de commissie Schoof, kwam dat ook naar voren. Harm Holman van de NSC liet weten met brede steun van de Kamer al een aantal maanden te werken aan een voorstel om in Nederland te komen tot een groot integraal plan voor grondgebonden melkveehouderij, inclusief een financiële onderbouwing. Dit zou niet alleen helpen om de stikstofreductie met 20% te realiseren, maar ook leiden tot een maatschappelijk geaccepteerde en
BRACHT DE BOEREN NIKS
ingebedde landbouwsector met zorg voor landschap, biodiversiteit en natuur. ’Het kabinet maakt geen fundamentele keuze over hoe de landbouw in Nederland er in de toekomst uit moet zien. Dat is een grote fout. Wij gaan daar nu wel een poging toe doen’, stelde hij.
Vlot daarna trok PVV-leider Geert Wilders vanwege onenigheid over het migratievraagstuk de stekker uit het kabinet. Daardoor komt alles voorlopig weer stil te liggen. Eind oktober op z’n vroegst zijn er nieuwe verkiezingen. Daarna wacht een lange formatieperiode. Met een beetje pech hebben we pas in de herfst van 2026 een nieuw kabinet, dat gezien de verhoudingen in de Tweede Kamer zo maar een midden-linkse signatuur zou kunnen krijgen.
Geen visie is gemiste kans
Wie de som opmaakt van het gevallen kabinet, moet tot de conclusie komen dat er van een ‘nieuwe bestuurscultuur’ en ‘daadkrachtig leiderschap’ niks is terecht gekomen. ‘De puinhoop is compleet’, reageerde NAJK-voorzitter Roy Meijer teleurgesteld. ‘Opnieuw is gebleken dat de politiek vooral met zichzelf bezig is en niet met de uitdagingen waar dit land voor staat. Wij als jonge boeren weten nog steeds niet waarin we moeten investeren, aan welke regels we moeten voldoen, op welke juridische zekerheid we kunnen bouwen en hoe we onze bedrijven moeten inrichten om te kunnen verduurzamen en verder te ontwikkelen.’ Meijer hoopt dat een nieuw kabinet zo’n scherpe landbouwvisie, met een toekomst die past in en bij de hedendaagse samenleving, kan leveren. Holman is voornemens om zijn plan door te zetten in een wetsvoorstel en hoopt dat begin september, meteen na het zomerreces, te presenteren. Een duidelijk keuze op hoe de landbouw in Nederland zich de komende jaren zou moeten gaan ontwikkelen, met alle bijbehorende moeilijke offers van dien. Het is precies datgeen wat de BBB naliet en dat blijft een beetje onbegrijpelijk.

‘Eindelijk een landbouwminister die niet tegen maar voor ons is. Die snapt wat ons beweegt en met ons mee probeert te denken.’ Het was de 11 maanden dat Femke Wiersma regeerde op LNVV een veelgehoorde zucht van verlichting onder boeren.


Groeit u met ons mee?


Bij Royal A-ware verwerken we melk tot de beste kaas, verse zuivel, room, melkpoeder en andere foodproducten voor klanten wereldwijd. Dankzij kansen in de markt, assortimentsontwikkelingen en recente overnames, hebben we groeimogelijkheden voor onze eigen melkveehouders en ruimte voor nieuwe melkveehouders.
We vinden het belangrijk om samen met onze melkveehouders te ondernemen en zijn op zoek naar melkveehouders die:
• Net als wij een gezonde ambitie hebben om te groeien.
• Gericht zijn op ondernemerschap en stabiliteit
• De juiste balans nastreven tussen ondernemersvrijheid en zekerheid.
• Samen met ons streven naar continuïteit en een goede melkprijs op korte en lange termijn.
Meer informatie over het leveren van melk?

We informeren u graag over de mogelijkheden. Neem contact op met onze afdeling Melkzaken via melkveehouder@royal-aware.com of telefonisch via 088 738 1678.
Scan de QR-code hiernaast om direct naar het contactformulier op mijnroyalaware.nl te gaan.

‘WILLIE WORTEL VAN PARREGA’
Melkveehouder Jouke Harders schroefde de veebezetting terug en stapte over op robotmelken. Hij zet in op een veestapel met een langere levensduur, waarbij hij strikt op de kosten let.
Lange tijd zag het er niet naar uit dat Jouke Harders (35) het melkveebedrijf van zijn vader en ooms wilde overnemen. De Fries droomde van een leven als chauffeur. Hij haalde de benodigde papieren en ging fulltime als trucker aan de slag. Tijdens een bezoek aan zijn oom en tante in Texas – die daar een melkveebedrijf runnen – raakte hij alsnog verknocht aan het boerenleven. Het ondernemerschap en de vrijheid trokken hem aan. ‘Ik was 20 en zag het niet zitten om de rest van mijn werkzame leven chauffeur te blijven’, vertelt Harders. Wie een bezoek brengt aan het melkveebedrijf van familie Harders in Parrega waant zich met een beetje fantasie ook op het Texaanse platteland. De boerderij ligt op een prachtige locatie, te midden van wijds uitgestrekte landerijen. ‘We zitten hier midden op de prairie’, vertelt Harders lachend.
Robotmelken met twee A4’s Harders runt dan ook een niet alledaags bedrijf. De melkveehouders zetten in op een lange levensduur van hun veestapel, waarbij ze sterk letten op de kosten. ‘We doen het op onze eigen manier. Daarbij vragen we niet het meeste van onze dieren. De gemiddelde leeftijd van onze melkveestapel is 7 jaar en 3 maanden’, zegt Harders, die
VLOG-melk levert.
Toen duidelijk werd dat Jouke het bedrijf toch zou overnemen, besloot hij samen met zijn vader en ooms in 2012 een nieuwe stal te bouwen. Die is over de oude stal heen gebouwd. In 2021 werd het woongedeelte van de boerderij volledig vernieuwd. Begin dit jaar stapten de melkveehouders over op robotmelken. De 2x6-visgraat is halverwege maart dit jaar vervangen door twee gebruikte Lely A4’s. ‘Mijn oom Rein heeft 41 jaar in de melkstal gemolken. Maar hij kan niet eeuwig doorgaan. De melkstal was bovendien aan groot onderhoud toe’, zegt Harders, die samen met zijn vrouw Lieuwkje en hun vier kinderen op de boerderij woont. De robots zorgen voor vrijheid en maken Harders flexibel. Tweemaal daags bespaart hij twee uur melktijd. De robots stonden aanvankelijk in een tijdelijke kassaopstelling. Sinds medio mei staan ze in een tandemopstelling, in een hoek, naar eigen ontwerp van Harders. ‘Ik wilde geen boxen en vreetplekken opgeven. Het was passen en meten, maar het is gelukt. Ik kan de koeien via de robots separeren en ze door het voetbad laten lopen.’
Met 80 melk- en kalfkoeien op twee robots heeft
Harders gekozen voor veel overcapaciteit. ‘Met één robot loop je in geval van storing meteen achter de feiten aan. Met twee robots hebben ook de koeien van een lagere rangorde alle tijd en ruimte. We kunnen zorgeloos kiezen voor de optie ‘prioriteit voeren’ en hoeven met twee robots geen buffertank aan te schaffen.’
Voor het aanpassen van de stal, de melktank en de aanschaf van de twee gebruikte A4’s uit 2012, legde Harders in totaal € 175.000 op tafel (exclusief btw). Dat is inclusief de optie voor de celgetalmeting op beide robots. Hij verwacht zeker 15 jaar met de robots te kunnen melken. ‘Alle onderdelen zijn bovendien vervangbaar.’
‘ROBOTS VRAGEN ANDERE MANIER VAN WERKEN, MAAR DAAR KAN IK WEL AAN WENNEN’
De melkveehouder kijkt met een goed gevoel terug op de opstartperiode. ‘Mede door onze bezetting ging het meteen al fantastisch. Met de robots is het anders werken, maar ik kan daar wel aan wennen. Ik zie mezelf niet meer in een melkput staan.’
20% minder koeien
Met de twee robots zet Harders in op optimalisatie. Hij wil het celgetal verder verlagen en de weidegang optimaliseren, het liefst zonder weidepoort. ‘Het is nu nog even zoeken om de loop er goed in te krijgen.’

HOUDT BEWUST MINDER KOEIEN
De melkveehouder melkt iets minder koeien dan een paar jaar geleden. Hij is van 100 naar 80 melk- en kalfkoeien gegaan. ‘Blauwtong en celgetalproblemen hebben ons een aantal koeien gekost.’
Met 80 melk- en kalfkoeien en jongvee op 60 hectare – waarvan 20 hectare op 25 kilometer afstand – is het bedrijf volgens Harders mooi in balans. ‘We hebben geen mestafzetkosten en halen voldoende voer van eigen land. Onze boekhouder is ook tevreden over de financiële cijfers.’ Meer koeien aan de melk hoeft wat hem betreft dan ook niet zo nodig. ‘De productie zat met de melkstal zo rond 7.500 kilo per koe. Met meer melkbeurten gaan we naar 8.500 tot 9.000 kilo, verwacht ik. Het zou mooi zijn als we op jaarbasis weer 650.000 kilo kunnen leveren.’
Oog voor innovatie en techniek De melkveehouder is technisch aangelegd en maakt er een sport van om tegen lage kosten innovaties door te voeren. De ‘Willie Wortel van Parrega’ ontwikkelde voor een slordige € 1.000 een drempelhulp voor de Discovery-mestrobot. Daardoor hoeft de oversteek er niet uit, zodat hij duizenden euro’s bespaart. ‘Ik ben er erg blij mee. De robot draait storingsvrij en de koeien


lopen er rustig langs of overheen.’
Bij beide robots wordt krachtvoer verstrekt. Harders struinde het internet af, op zoek naar vijzels, buizen en motoren. Voor € 500 wist hij de benodigdheden op de kop te tikken, waarna hij de boel zelf installeerde. ‘Anders was ik zeker € 4.000 kwijt geweest’, aldus Harders. Met een tweedehands voorkoeler van € 250 bespaart hij nog eens € 3.750, zo rekent hij voor.
Ook maakte Harders zelf een elektrisch bedienbaar hek, voor het vastzetten van de ophaalkoeien. ‘Normaal kost zo’n hek € 3.500. Nu was ik voor € 150 klaar.’
Voeren met minishovel
De ondernemer houdt van gadgets en past ook al Artificial Intelligence (AI) toe binnen zijn bedrijfsvoering. ‘Camera’s registreren 24/7 het afkalfhok en de droge koeien. Via de gratis software Home Assistant, een open source-platform, krijg ik een melding wanneer er een koe gekalfd heeft. Het slimme systeem herkent het kalf, waarna ik na drie positieve registraties automatisch via mijn smartphone op de hoogte wordt gesteld.’
Sinds 2016 werkt Harders met kuilvoer in balen. Dat bevalt hem prima. Hij voert met een handige minishovel, die slechts 15 liter
diesel per week verbruikt. ’s Winters heeft hij binnen een halfuurtje vier balen in de stal losgetrokken en de inhoud ervan voor het voerhek geschoven. ‘Op de voergang trek ik het plastic eraf, zodat ik geen last heb van regen en wind.’ Het rantsoen wordt gecompleteerd door brok en Selectmeel. Het krachtvoerverbruik ligt op 7,8 kilo per koe per dag en komt uit op 26,6 kilo per 100 kilo meetmelk. De voerkosten bedragen € 9,24 per 100 kilo meetmelk.
Niet over op bio
De ondernemers houden met 19 dieren beperkt jongvee aan. ‘De opfokkosten zijn zo’n € 1.500 tot € 2.000 per dier. Door in te zetten op een lange levensduur hoeven we minder dieren te vervangen. We geven vaarzen altijd een tweede kans, ook na een tegenvallende lactatie. Met het oog op de opfokkosten is het zonde om een dier na één lactatie al weg te doen. Hoe langer een koe blijft, hoe meer je eraan verdient.’ De bedrijfsvoering schurkt tegen biologisch aan, zo erkent Harders. Van een overstap wil hij vooralsnog niks weten. ‘Ik wil geen beperkingen als het gaat om voeraankoop en eventueel medicijngebruik. Ook zit ik niet op extra controles te wachten.’

‘EMIGRATIE IS HET BESTE WAT MIJ
Pete Overdevest emigreerde ruim 30 jaar geleden met zijn ouders naar het Canadese Ontario. Na een start met 60 koeien telt het bedrijf nu 280 stuks melkvee die door zes robots worden gemolken. Hij roemt het Canadese quotumsysteem en pleit voor het behoud.
‘Soms hoor ik Canadezen zeggen dat ze hier vrezen voor vergelijkbare druk vanuit de maatschappij richting de landbouw als in Nederland. Maar ik denk dat je alleen echt begrijpt dat dat in Ontario eigenlijk niet kan gebeuren als je in Nederland hebt gewoond. Kijk, ook hier bemoeien steeds meer mensen zich met de landbouw, maar er is volgens mij een ongelofelijk groot en belangrijk verschil: Ontario is ongeveer dertig keer groter in oppervlakte dan Nederland en telt met circa 300.000 melkkoeien vier keer minder koeien. Wie
dat op zich in laat werken, begrijpt waarom de maatschappelijke druk hier niet te vergelijken is met die in mijn geboorteland.’
Aan het woord is Pete Overdevest. In 1992 kwam hij met zijn familie naar Ontario. Daarvoor werd er geboerd in Zuid-Holland, Gelderland en Friesland. ‘We hadden letterlijk te weinig ruimte om goed genoeg vooruit te komen’, vertelt de melkveehouder over die periode.
Ze staken de oceaan over en begonnen op een bedrijf met grupstal die ruimte bood voor maximaal 60 koeien. Stap voor stap
werd het bedrijf uitgebreid. In 2012 werd een nieuwe ligboxstal in gebruik genomen, alsmede de eerste melkrobots. Inmiddels telt het bedrijf 280 melkkoeien en een kleine 250 stuks jongvee. In maart dit jaar werden 5 A4-types ingeruild voor 6 nieuwe A5Lely melkrobots. Daarbij heeft Overdevest drie fulltime en 2 parttime medewerkers in dienst en wordt bijna alle landwerk, op de 280 hectare grond die in gebruik is, in eigen beheer uitgevoerd. ‘Alleen het combinen van korrelmais doen we niet zelf, alle andere werkzaamheden wel’, licht hij toe.
Het

IN MIJN LEVEN IS OVERKOMEN’

hoofdgewas is snijmais, maar ook luzerne is een belangrijk gewas op het bedrijf in Bright Ontario, een uur gelegen van Toronto. ‘Gras verbouwen we hier eigenlijk niet omdat de temperaturen daarvoor in de zomer te hoog zijn. Luzerne kan daar beter tegen en is ook een goede eiwitbron die prima combineert met snij- en korrelmais’, vertelt Overdevest. ‘Luzerne oogsten we drie of vier keer per jaar. Dat hangt af van de weersontwikkelingen. De vuistregel is dat er ieder jaar 2 meter luzerne groeit en de vraag is of je het in drie of vier snedes kunt inkuilen. De 1e snede ligt vaak rond 1 juni en in een goed groeizaam jaar oogst je dan 4 maanden op een rij. Wij zorgen er daarbij voor dat we niet na 15 september oogsten, om de wortels van de luzerneplant voldoende rust te geven richting de winter.’ Om de drie jaar krijgt een perceel luzerne rust door te wisselen met tarwe. Snijmais levert gemiddeld 55 ton aan opbrengst op en korrelmais 6 ton per hectare. Het rantsoen voor de melkkoeien bestaat derhalve uit de hoofdbestanddelen snijmais en luzerne, aangevuld met korrelmais, tarwe, soja, katoenzaad en mineralen. Daarmee wordt een productie behaald van 37 tot 38 kilo melk per koe per dag met 4,30% vet en 3,30% eiwit. ‘Ik zie die melkproductie nog wel iets stijgen want het aantal melkingen steeg met de introductie van de nieuwe melkrobots, waarbij er dus
ook één extra bijkwam, van 2,9 naar 3,3 per dag. Dat betaalt zich vast en zeker terug.’
‘Systeem werkt en loont’
Dagelijks levert Overdevest inmiddels tegen de 10.000 kilo melk af. Een enorme verhoging ten opzichte van de 165.000 kilo quotum die de familie eind jaren ’80 jaarlijks molk net voor het vertrek uit Nederland. ‘Ik heb in de eerste jaren hier vaak gezegd dat ik dat quotum minimaal wilde vertienvoudigen. Dat is dus ruimschoots
‘SCHAALVERGROTING IS HIER NIET PER SE NODIG OM EEN INKOMEN TE HALEN’
gelukt. Echter wel altijd in balans met de grond en stapsgewijs. Dat werkt volgens mij voor het bedrijf én de ondernemer het beste.’
Die stapsgewijze groei wordt mede ingegeven door het Supply Managementsysteem dat Canada al bijna 60 jaar hanteert. Hoewel het volgens veel Canadezen officieel zo niet genoemd mag worden, is het een soort quotumsysteem waarbij de vraag en het aanbod op de binnenlandse markt naar zuivel zo goed mogelijk op elkaar worden afgestemd.
‘Soms wordt het een systeem genoemd voor luie boeren, maar daar ben ik het niet mee eens’, zegt Overdevest. ‘Dit systeem maakt dat schaalvergroting niet per se nodig is om een inkomen te halen. Waar dat overal op de wereld eigenlijk wel het geval is en het aantal melkveehouders in rap tempo afneemt. Met alle gevolgen voor de structuur binnen de sector van dien. Als je totale systeem op export gericht is, zoals in Nederland, werkt zo’n beschermend systeem waarschijnlijk niet. Maar hier maakt het dat ook mijn buurman met 60 koeien nog een prima inkomen kan behalen. Kijk je naar de VS dan is het antwoord bij een lage of een hoge melkprijs beide keren: meer melk produceren. Hier hoeft dat niet en volgens mij is dat gezonder. In mijn ogen heeft een overheid de verantwoordelijkheid om z’n economie zo in te richten en te beschermen dat het het beste rendeert voor de maatschappij en haar burgers. Dat is waar dit systeem aan voldoet.’ Groei kan echter natuurlijk een ambitie zijn en lonen. Daarvoor moet dan quotum bijgekocht worden in kilo’s botervet. Omgerekend betekent dat tegenwoordig een investering van zo’n € 20.000 per koe. ‘Veel geld, maar denk maar eens terug wat Nederlanders eerder voor melkquotum

betaalden.’
Het systeem resulteert ook in een vrij stabiele en goede melkprijs van momenteel zo’n € 0,60 per honderd kilo melk. Die jarenlange goede melkprijs, en in dit deel van Canada daarbij de toch wel toenemende druk van uitdijende steden en landhonger van meer kanten, dreven de grondprijzen inmiddels wel op tot € 60.000 gemiddeld in Zuid-Ontario. ‘De grond houdt z’n waarde waarschijnlijk wel, alleen zit de uitdaging erin dat grond hier eigenlijk nooit in losse kleine percelen wordt verkocht. Je moet in één keer een hele boerderij overnemen. Dat moet je willen en de bank moet het zien zitten.’
Toegerekende kosten beheersen
Klagen over de kansen voor melkveehouders en z’n eigen bedrijf doet en wil Overdevest sowieso niet. Wel moet je volgens hem ook in Ontario zelf het verschil maken als ondernemer om een inkomen te behalen en continuïteit te waarborgen. ‘Onze stelregel is altijd geweest dat de toegerekende kosten maximaal 45 tot 50% van de omzet mochten bedragen. Van de overige 50% moet dan de bank betaald worden en een eigen inkomen uitgehaald worden. Door de toenemende kostenstijginen de laatste jaren lukt het mij steeds minder goed om bij die 45% te blijven en toppen we soms de 50%.
Daarom is het nog belangrijker om goede

overeenkomsten met de banken te sluiten. Leningen lopen hier vaak 20 tot 25 jaar, maar renteovereenkomsten veel korter. Het laatste rentecontract dat ik sloot is voor drie jaar en bedraagt 4,3% rente. Een paar jaar geleden lukte dat voor 1,6% maar een paar jaar daarvoor werkte ik met contracten van 5,9%. Iedereen kan uitrekenen dat bij een omvang van ons bedrijf dit soort verschillen in rentepercentages maakt of je matig of goed verdiend.’
Om die toegerekende kosten in de hand te houden, trachten Overdevest en zijn medewerkers protoculair te werken. ‘We houden de bedrijfsvoering het liefst simpel, maar werken bewust gestructureerd.’
De jongste kalveren krijgen volle koemelk

en worden tegenwoordig bijna allemaal hoornloos geboren. ‘Ik geloof dat we die kant opgaan qua dierwelzijneisen en kan daar wel in meegaan. Daarom sorteren we sinds enkele jaren daar in de stierkeuze op voor’, licht de melkveehouder toe. De kleine helft van de koeien en vaarzen wordt met gesekst sperma geïnsemineerd waarna de rest onder een Angus-stier komt. ‘Dergelijke kruislingkalveren gaan momenteel binnen
‘DE TOEGEREKENDE
een week van het bedrijf voor zo’n € 650. Dat kan dus snel uit.’
Hoewel de winters in Canada Nederlanders vaak angst inboezemen, stelt Overdevest dat dat jaargetijde juist prima te handelen is. ‘De stallen zijn goed geïsoleerd en de waterhuishouding beschermd. Zelfs bij -30 graden Celsius buiten houden we de stal wel vorstvrij. Ook machines kun je binnenzetten en daarmee prima werkende houden. De zomers daarentegen zijn soms erg heet en daarmee uitdagender voor de koeien en de gewassen.’
Terra Nova
Wanneer er uitbreiding komt in areaal en het aantal koeien bij Overdevest is niet duidelijk, maar de ondernemer geeft toe er regelmatig over na te denken. ‘Het idee is om een moderne nieuwe stal naast de bestaande te plaatsen, waarmee we de totale looplijnen nog beter kunnen finetunen. De droge koeien wil ik dan allemaal in één stal op stro houden. Dat creëert rust en een voordeel voor de dieren in die kritische periode.’ Terwijl de ondernemer gepassioneerd vertelt over deze plannen, zijn bedrijfsvoering en zijn visie op de melkveehouderij wereldwijd, wijst hij naar het naambord boven de melkveestal waar ‘Terra Nova’ op staat. ‘Het betekent ‘Nieuwe Grond’ en hoewel onze familie deze bedrijfsnaam in Nederland al benutte, was het voor ons ook nieuwe grond toen we hier ruim dertig jaar geleden gestart zijn. En dat bleek een hele goede stap. Ik volg de melkveehouderij in Nederland nog wel en wat ik zie en lees
‘Effect
handelsoorlog inschatten is vooral speculeren’
Peter Overdevest heeft een zit in het bestuur van de DFO (Dairy Farmers of Ontario). Via deze organisatie wordt alle melk ingekocht en weer verkocht aan alle actieve zuivelondernemingen. Elke melkveehouder is daarom verplicht lid, mede omdat hij of zij anders geen quotum kan verkrijgen en verhandelen. De DFO lobbyt daarnaast actief voor een sterke positie en positief imago voor de melkveehouders, onder andere door programma’s op scholen op te zetten en met promotiecampagnes in lokale en landelijke media. Het punt wat de DFO, net als zo’n beetje alle Canadezen, de laatste maanden het meeste bezighoudt, is het handelsconflict met buurland VS. Onder andere doordat Trump zich zeer kritisch uit heeft gelaten over het Supply Managementsysteem binnen de Canadese zuivelsector. ‘Eerlijk gezegd is alles wat we nu zeggen over de impact daarvan, bijvoorbeeld aangaande de importtarieven, gebaseerd op speculatie. Ik ga daar zelf liever niet in mee’, zegt Overdevest. Hij weet echter maar al te goed dat Trumps uitlatingen en invoering van importtarieven momenteel het gesprek van de dag zijn onder zijn collega’s in Canada. ‘Ik begrijp de angst zeker. En dan natuurlijk vooral omtrent het voortbestaan van ons Supply Management-systeem. De VS heeft 360 miljoen inwoners en wij in Canada 40 miljoen. Qua productie van het aantal kilo’s melk is het verschil nog groter. Als zij 10% meer melk produceren, zouden ze onze markt potentieel volledig kunnen overspoelen. Het verlies van ons Supply Management-systeem is daarom potentieel catastrofaal voor onze sector, want exporteren is voor ons volkomen uitgesloten. Onze productiekosten zijn veel te hoog om concurrerend te zijn en de meeste export zou op de VS gericht moeten zijn, maar als zij daar meer produceren, hebben ze natuurlijk geen interesse in dure melk uit Canada. Als Canadese melkveehouders zijn we gelukkig aantoonbaar belangrijk voor de lokale economie, zeker in Ontario. Die lobby voeren wij hier wel, maar Trump is onvoorspelbaar. Bij nieuwe onderhandelingen is het logisch dat melkveehouders niet gerustgesteld zijn dat dat hij ons systeem niet omver wil werpen.’
stemt mij vaak niet happy. Wie ooit bedacht heeft dat het een goed idee was om in Noord-Brabant veel meer varkens te gaan houden om vervolgens die mest allemaal lekker naar Groningen te rijden, moet inmiddels toch ook wel eens denken dat
dat waarschijnlijk een forse inschattingsfout is geweest. Als ik over de impact en gevolgen daarvan lees en hoor, prijs ik mij gelukkig hier te boeren en noem ik onze emigratie het beste wat mij in mijn leven is overkomen.’

MvhN on Tour is voornemens in september 2026 een studiereis naar Ontario te organiseren, gericht op de melkveehouderij aldaar. Houd onze website en social media kanalen in de gaten voor meer updates hierover later dit jaar.
Pieter van der Valk
Melkveehouder in Ferwoude
HAAL DIE HANDREM ER NU EENS AF!

De ‘million-dollar-question’ van deze tijd? Niet of we grote opgaven hebben, maar hoe we nu eindelijk eens een beetje tempo krijgen in oplossingsrichtingen. Klimaat, stikstof, woningbouw, natuur, het stapelt zich op tot een knoert van dossiertoren waar menig ambtenaar zijn bureaustoel niet meer achter vandaan ziet. En eerlijk is eerlijk: of je nou links of rechts kijkt, met een groene of grijze bril: we moeten concluderen dat we er van alle kanten vooralsnog maar weinig van bakken.
Farming looks mighty easy….
Neem het ruimtelijk vraagstuk. Recent zaten we aan tafel met de overheid om te praten over een grondfinancieringsinstrument. Klinkt technisch en dat is het ook, maar in de kern is het gewoon een poging om natuurdoelen zoals Natuurnetwerk Nederland (NNN) en Natura 2000 te combineren met agrarische belangen in bepaalde gebieden. Klinkt als win-win, of eigenlijk win-win-win. Voor natuur, boer én overheid. En we wachten niet af. We doen het proactief. Omdat we vinden dat oplossingen niet op papier moeten ontstaan, maar op het land. Dwight Eisenhouwer, president in de VS van 1953 tot 1961 zei het ooit al: ‘Farming looks mighty easy when your plow is a pencil and you’re a thousand miles from the corn field.’
Muurvast in moeras van regels
Precies dat dus. En daarom: instrument ontwikkeld – check. Toegevoegde waarde – check. Bottom-up aanpak – check. Landbouwers betrokken – check. Algemene energie – check. Kat in het bakkie? Nou, nee. Want zodra je denkt dat je de snelweg op kan, blijkt dat je met de handrem erop rijdt. We roepen allemaal om verandering, we praten in termen van versnelling, vooruitgang, transitie. Maar ondertussen zitten we muurvast in een moeras van regels, voorschriften en juridische loopgraven. Met de stikstofaanpak als paradepaardje van onze bestuurlijke verlamming. Elke keer als er ergens iets misgaat, schroeven we het voorzorgsbeginsel nog een tandje strakker aan. Zodat dit nog meer zekerheid biedt, het schijngevoel dat we alles onder controle hebben.
Zodra het gloort komen ze, de juristen
En zo komen we weer bij ons innovatieve instrument. Iedereen ziet dat het iets kan betekenen. Maar dan komen ze: de juristen. Met vragen over precedentwerking, staatssteun, toekomstige claims, en natuurlijk: de publieke opinie. Maar het ergste is wellicht nog dat het moet passen binnen de wettelijke kaders van nu. En dan weten we eigenlijk al hoe laat het is. Want als je een nieuw idee toetst aan een systeem dat is ontworpen om het bestaande te beschermen, dan schuurt het. Altijd.
Vallen er massaal doden?
Dus: wanneer halen we die handrem er nou eens echt af? En stel dat we dat doen –vallen er dan werkelijk massaal doden, maken we gigantische brokken? Of is het risico van stilstand uiteindelijk groter dan het risico van een stuurfoutje? Ik weet het antwoord ook niet precies. Maar ik weet wel dit: als we blijven rijden met de handrem erop, raken we uitgeput. Of we komen gewoon te laat. Dus alsjeblieft, haal die handrem er nu eens af!


Al 30 jaar specialist in:
Agrarisch vastgoed | Taxaties
Bouw- & juridisch advies
Vergunningen | Productierechten
Bedrijfsverplaatsing | Emigratie

Op de hoogte blijven van al het agrarische nieuws?
Schrijf je in voor de AgriPlaza nieuwsbrief!
ON TOUR

STUDIEREIS NAAR
HET NOORDOOSTEN VAN DUITSLAND
STUDIEREIS NAAR HET NOORDOOSTEN VAN DUITSLAND
9 t/m 12 september 2025
Kosten € 995 (toeslag 1-persoonskamer is € 195) excl. btw
Melk van het Noorden organiseert, in samenwerking met Makkerz, een studiereis naar Noordoost-Duitsland. Deze reis wordt volledig verzorgd en start dinsdagochtend 9 september in Heerenveen en eindigt vrijdagavond 12 september op dezelfde locatie. Op deze reis bezoekt u minimaal vier verschillende melkveehouders met uiteenlopende visies en bedrijfsvoeringen. Bedrijven en bezoeken die o.a op het programma staan:
• Rasondernemer Vincent Overmars melkt in de regio Berlijn op vier locaties 3.500 koeien en runt daarbij een akkerbouwbedrijf en meerdere biogasinstallaties.
• Een bezoek aan het centrum van wereldstad Berlijn en voormalig concentratiekamp Bergen-Belsen.
• Frank Cordes haalt met zijn veestapel van bijna 1.000 koeien een gemiddelde melkproductie van ruim 13.000 kilo per koe en werd een paar jaar geleden Duits agrarisch ondernemer van het jaar.
• Een exclusief kijkje vanaf het water, in de indrukwekkende haven van Hamburg, waar dagelijks vele tonnen voer aan- en afgevoerd worden, staat ook op het programma.
Meer informatie verkrijgbaar via marijke@makkerz.nl en op www.melkvanhetnoorden.nl of bel met Marijke Akkerman op 06 12289683 of Sjoerd Hofstee op 06 51706897
Opgave tot uiterlijk 7 juli 2025 via het inschrijfformulier op www.melkvanhetnoorden.nl OF SCAN DE QR-CODE