
6 minute read
Al onze echte problemen zijn wereldvraagstukken
Jos van Gennip:
‘Al onze echte problemen zijn wereldvraagstukken’
Jos van Gennip (1939) is levenslang gefascineerd door internationale ontwikkelingen. Of hij nu directeur was van een ontwikkelingsorganisatie, ambtenaar bij Buitenlandse Zaken of CDA-senator: in Soesterberg kwam hij graag. ‘Alleen die naam al: meer dan ooit moet het ons gaan om het contact, de dialoog tussen continenten.’
‘Kontakt der Kontinenten, zo ging het heten in 1961. Ik vind dat getuigen van een inzicht dat bijna profetisch was. Jarenlang hebben we gedacht dat missie en later ontwikkelingssamenwerking eenrichtingsverkeer was van het rijke noorden naar het arme zuiden: wij hadden ginds een verplichting.
De paters SVD hadden zich al vroeg niet alleen als missionarissen, maar ook als cultureel antropologen ontpopt. Toen zij met Kontakt der Kontinenten begonnen, zaten ze al op de lijn van wederkerigheid, dialoog, uitwisseling. Als we dat perspectief ooit nodig hadden, dan is het nu.
Ik ben er vaak geweest in al die jaren. Ik heb wat geholpen om ervoor te zorgen dat Kontakt der Kontinenten erkend werd als vormingscentrum en subsidie kon krijgen. Ik heb soms wat mogen meedenken bij het vinden van goede bestuurders en toen ik op het departement wat te vertellen had, heb ik geprobeerd die verafstaande officiële ontwikkelingswereld dichter bij ‘‘dat missiehuis’’ te brengen. En ik ben vaak als spreker over internationale ontwikkelingen opgetreden, toen ik het Centraal Missie Commissariaat en later Cebemo leidde. Ik heb daar de beste herinneringen aan. Ik kwam er wat brengen, maar haalde er nog veel meer: verhalen en de inzichten van missionarissen die over de hele wereld werkten en lokale samenlevingen tot in detail kenden. Dat was geweldig verrijkend. Er wordt tegenwoordig soms smalend gedaan over het naïeve vooruitgangsgeloof en het vertrouwen in de multiculturele contacten van die jaren. Maar zo herinner ik het me niet. Wat mij bijgebleven is, is een sfeer van een ongelofelijke intellectuele nieuwsgierigheid. De cursisten wilden niet alleen weten wat er in hun eigen missieland speelde en wat daar de achtergronden van waren, maar ook wat er in New York werd besproken, in Londen en Parijs. Ze snapten heel goed dat wat er daar gebeurde ook gevolgen had voor hun eigen dorp of stad, hoe afgelegen ook. Tegelijk was Kontakt der Kontinenten geen verlengstuk van de gevestigde politiek. De meeste mensen die er kwamen of werkten hadden weinig op met mijn politieke overtuiging, maar daar gingen zij en wij met mildheid mee om. Ik heb daar wel eens heimwee naar. Het huidige politieke klimaat is veel harder en, naar mijn smaak, te veel op Nederland gericht.
Op z’n best stond en staat Kontakt der Kontinenten voor een integrale opvatting van ontwikkelingssamenwerking. Het gaat niet alleen om het sociaaleconomische, waar wij meestal zo druk mee zijn, maar ook om het culturele en het religieuze. Vooral dat laatste is in ons land een blinde vlek. Bij ons zijn kerk en geloof vrijwel teruggedrongen naar de privésfeer, maar dat is bijna nergens in de wereld zo. Overal hoort religie bij de manier waarop mensen naar de wereld kijken, beslissingen nemen, te motiveren zijn.
Ik hoop dat Kontakt der Kontinenten blijft en die rol weer meer kan opnemen. Alle problemen waar we in Nederland mee te maken hebben of krijgen – zoals energieschaarste, migratie, klimaatverandering, voedselschaarste, besmettelijke ziekten – zijn vraagstukken die we alleen internationaal aan kunnen pakken. Een centrum dat die vraagstukken integraal beziet en mensen met elkaar verbindt, is meer dan ooit nodig.’
Ondertussen in…
... de stad
De vreemdeling ontvangen, de naakten kleden
In 1973 pleegde generaal Pinochet een militaire coup in Chili. President Allende werd gedood en duizenden Chilenen ontvluchtten hun land. Terecht, zou blijken, want de militairen vestigden een bloedig bewind, waarbij 130.000 tegenstanders werden gearresteerd en naar schatting drieduizend mensen ‘verdwenen’. Nederland leefde mee met de Chilenen, van wie er velen in ons land terecht kwamen. De eerste vluchtelingen kwamen als vanzelf terecht in het Kontakt der Kontinenten. Ze hadden letterlijk alles achtergelaten, behalve de kleren die ze droegen. Stafleden namen hen mee naar Amersfoort, waar ze elk twee stel kleding mochten uitzoeken, ondergoed, een tandenborstel en scheerspullen. ‘Ik herinner mij nog goed dat ik het heel fijn vond om dit te mogen doen’, schrijft een van de stafleden van destijds. … de ontmoetingszaal
Cultuurclash in Nederland
Soms waren er tegelijkertijd cursussen voor jongeren en voor missionarissen op verlof in Kontakt der Kontinenten. Dan werd er een ontmoetingsavond georganiseerd. Voor beide groepen was dat een cultuurclash: de missionarissen, die vaak vijf of tien jaar ergens in een ver land hadden geleefd, luisterden met rode oren en stijgende verbazing naar wat de jongeren van de jaren zeventig in hun oude vaderland bezighield. De jongeren op hun beurt luisterden verwonderd en vaak ook bewonderend naar de verhalen van die wat ouderwetse mensen, die vanwege een vreemd ideaal missionaris waren geworden. Hun belangeloze inzet en hun ervaringen in die grote, vreemde wereld ver weg maakten grote indruk.
… een vergaderzaal
Omgaan met agressie
In een van de vergaderzalen stond een jaar lang een complete treincoupé, als natuurgetrouw decor voor een cursus voor NSpersoneel. Twee dagen per week werden er conducteurs getraind in de omgang met agressieve passagiers en met hun eigen, soms traumatische, ervaringen bij het werken in de trein. Acteurs speelden voor lastige reizigers, die soms ook ruzie kregen met elkaar. Daarbij werd gescholden, geschreeuwd, zelfs met bierflesjes gesmeten of met messen in coupéstoelen gesneden. ‘Zo levensecht’, herinnert een staflid zich. ‘Ik mocht een keer meespelen en was daarna heel blij dat ik in mijn werk nooit zulke beangstigende en agressieve ervaringen hoefde op te doen.’
… de receptie
Emancipatie doet pijn
Eerder dan Turkse en Marokkaanse gastarbeiders werden Spanjaarden en Italianen naar Nederland gehaald om hier te werken. Zij lieten hun families overkomen en dat zorgde soms voor grote aanpassingsproblemen. Een van de receptionisten herinnert zich een groep Spaanse vrouwen die een weekendcursus zou doen, over emancipatie en weerbaarheid. Het was schrikken voor de stafleden toen bleek dat de vrouwen hun kleine kinderen hadden meegenomen, want het was uitgesloten dat hun mannen voor hun kinderen zouden zorgen. Snel werd er voor oppas gezorgd, speelgoed en kinderbedjes, en de cursus ging van start. Maar op zondagavond stonden sommige vrouwen huilend bij de receptie: ze durfden niet naar huis, want ze zouden niet binnengelaten worden. ‘Heel triest.’
… het Cenakel
Zusters kijken
Het was een geheid succes in de werkweken van scholieren: een bezoek aan het Cenakel, het slotklooster. Tot 1999 leefden hier zusters in stilte en gebed. De jongeren gingen in gesprek met de ‘roze zusters’, die zo genoemd worden vanwege hun opvallende roze met witte habijten – en ook omdat hun officiële naam wat lang is: de Dienaressen van de Heilige Geest van de Altijddurende Aanbidding. Zo’n zuster zat dan achter een soort toonbank met tralies ervoor. Maar de jongeren, die vaak heel open en praktische vragen stelden, konden gewoon met haar in gesprek. Een zuster verklapte dat een familielid die met een pasgeboren baby een soort omgekeerd kraambezoek kwam brengen, het wurm wel eens door het betraliede draaideurtje aangaf, zodat ze het even vast kon houden. Hoogtepunt van verbazing over deze manier van leven was vaak dat de zusters hun slotklooster zelfs niet mochten verlaten als hun vader of moeder stierf.