3 - BEDIENINGSELEMENTEN/INSTRUMENTEN
BEDIENINGSELEMENTEN RECHTS
Rechter bedieningsarm
UZS15G-001A
1.
Als u stationair toerental wilt selecteren, drukt u de knop even in waarna de motor automatisch stationair gaat draaien; op de systeemdisplay verschijnt dan de melding 'Stat. toerental'. Als u de schakelaar nogmaals indrukt, keert het motortoerental terug naar het oorspronkelijke toerental en verdwijnt het pictogram op het systeemdisplay.
Startschakelaar Deze schakelaar heeft vier standen: “On” (contact), “Start” (ontsteking motor), “Off” (afzetten motor) en “Acc” (voeding voor accessoires). LET OP: Als de contactsleutel in de stand “On” (contact) staat en de antidiefstalbeveiliging is geprogrammeerd, dan moet de code worden ingevoerd. De boodschap "Password" wordt getoond. (Zie pagina 4-4.)
4.
OPMERKING: Deze sleutel wordt ook gebruikt om de cabinedeur, de motorkap, de voorste opbergruimte, de zijdeuren en de brandstoftankdop op slot te doen. 2.
Acceleratieknop van de motor en keuze werkstand Met deze knop kunt u het motortoerental verhogen of verlagen. Deze knop wordt aan de drie selectoren voor werkstand gekoppeld. Modus “A” (automatisch) als het afgegeven vermogen de prioriteit heeft. In deze modus wordt gezorgd voor de juiste balans tussen het motortoerental en het afgegeven vermogen voor elke beweging van de bedieningsorganen. Modus “H” voor moeilijk graafwerk of als de last toeneemt. Modus “SP” als het vermogen de prioriteit heeft. Elke geselecteerde modus (A, H of SP) wordt op het scherm getoond.
3.
Verstelhendel van de bedieningsarm Deze hendel dient om de bedieningsarm te kantelen voor groter comfort van de bestuurder. Haal de hendel naar rechts en houd hem in deze stand. Kantel de bedieningsarm naar de gewenste positie en laat dan de hendel los. LET OP: De afstelling van de bedieningsarm moet geschieden als de motor is uitgeschakeld.
5.
Zwaailicht Deze schakelaar wordt gebruikt om het zwaailicht aan of uit te zetten (niet meegeleverd). Druk op “On” (aan), het zwaailicht en het controlelampje op de schakelaar worden ingeschakeld. Druk op “Off” (uit) om het zwaailicht uit te schakelen.
6.
Schakelaar voor indicator voor overbelasting (optioneel) Deze schakelaar moet tijdens het opheffen van lasten worden gebruikt. Zet de schakelaar in de “On”stand. Als de te heffen last de toegestane limietwaarde overschrijdt, zal het akoestische alarm weerklinken. In de “Off”-stand heeft de schakelaar geen uitwerking. (Zie pagina 4-19.)
OPMERKING: Voor het selecteren van de “SP”-modus, moet de indexeringspin worden bediend terwijl de gasknop naar rechts wordt gedraaid. OPMERKING: Als het motortoerental niet verandert, druk de "automatisch stationair toerental"-knop dan even in.
1
LET OP: Voordat u een last gaat opheffen, zet u de schakelaar in de “On”-stand. 7.
Optiebediening (indien aanwezig)
8.
Compartiment cabineradio In dit voorbereide compartiment kan een 12 volt autoradio (optioneel) worden geïnstalleerd. Raadpleeg het meegeleverde instructiehandboek om de cabineradio te bedienen.
9.
Schakelaar rij-alarmsignaal (optioneel)
Schakelaar stationair toerental Met deze schakelaar kunt u de motor automatisch stationair laten draaien zonder dat u de knop voor het motortoerental hoeft te gebruiken.
3-56