


Een Haagse wijk
ANNO 2025
De Notenbuurt – een mooie buurt ingeklemd tussen de Oude Haagweg, de Thorbeckelaan en landgoed Rosenburg – is onderdeel van het stadsdeel Loosduinen. De buurt is in de jaren 1930 gebouwd op grond van Loosduinse tuinderijen volgens de principes van de Nieuwe Haagse School, waarbij homogeniteit en eenvoud kernwaarden waren. Het werd een wijk met voor iedereen wat wils: bedrijvigheid, winkeltjes, tuinieren en speelplekken voor de kinderen.
Als je nu langs de buurt fietst of kriskras door de Notenstraten gaat, zie je de principes nog steeds terug. Portiekwoningen waarbij de woningen op begane grond een tuintje hebben. De woningen op etage een en twee hebben een balkon. Achter de woningen liggen tuinen, en die zijn soms verrassend groot. Sommige woonblokken in de diverse straten waren zo gebouwd, dat daartussen een gemeenschappelijke ruimte ontstond, een soort ontmoetingsplek. Je kunt er zelfs een school vinden. Ik heb in dit ‘noodgebouw’ nog onderwijs genoten.
Later haalde ik er mijn kleinkinderen van de crèche. Hetzelfde gebouw staat daar nog steeds met veel lokaaltjes en met een grote ruimte eromheen om lekker buiten te kunnen spelen.
m ake-o V er
Het ene woonblok naast het andere, straat in straat uit. De gedachte bij zo’n portiekwoning was dat je je buren makkelijk leerde kennen; socialisering was erg belangrijk. Je stond klaar voor elkaar, volgens het gedachtegoed van de woningbouworganisaties die hier gebouwd hebben. En zoals toen gebruikelijk was, had elke woningbouwvereniging haar eigen geloofsrichting. Zo werden bouwkavels toegewezen en ontstonden ‘verzuilde’ portieken.
De buurt heeft veel ups en downs gekend. Op het Notenplein was het niet alleen gezellig, tijdens oud en nieuw werd er ook ‘gereld’ en moest de politie optreden. Nu heeft het plein een make-over ondergaan; de woningen zijn opgeknapt en er staat een leuke speeltuin. Het is veel rustiger geworden.
De Notenbuurt is onderdeel van het stadsdeel Loosduinen. De Commissie Loosduinen vertegenwoordigt de bewonersorganisaties en het bedrijfsleven in dit stadsdeel. Juist wanneer er ontwikkelingen in een buurt plaatsvinden, is het belangrijk dat buurtbewoners meepraten. Maar de Notenbuurt is niet vertegenwoordigd in de Commissie Loosduinen, terwijl er wel veranderingen op komst zijn.
k arakter
Ik hoop dat door deze veranderingen het karakter van de Notenbuurt niet te veel verandert. Tegelijk zal er ook iets moeten gebeuren. Sommige woonblokken zijn zo oud, dat verduurzaming lastig wordt. Sloop en nieuwbouw is een mogelijkheid, maar is ook een grote ingreep voor de buurt. ‘Aanpakken’, is onze boodschap vanuit de Commissie Loosduinen, maar dan wel in samenwerking met de bewoners. Uiteindelijk zijn het de bewoners die de buurt maken.
Ik hoop dat deze buurt zijn oude karakter in een nieuw jasje kan behouden, waarbij de gezelligheid niet verdwijnt. Het is daarom belangrijk dat het huidige karakter en de historie van de Notenbuurt in dit boek zijn vastgelegd.
Nog even een voetnootje: straatnamen in de Notenbuurt zijn vooral vernoemd naar steenvruchten, zoals de walnoot, de kokosnoot en de okkernoot. Geen enkele straat is vernoemd naar een echte noot, zoals de hazelnoot…
Pjer Wijsman
Voorzitter Commissie Loosduinen
“In het begin vond ik het een wat saaie wijk waar alle huizen op elkaar leken, maar nu ik hier langer woon, zie ik de subtiele verschillen tussen de woonblokken.”
De Notenbuurt is onderdeel van de buurt Rosenburg, die binnen de wijk Waldeck ligt in het stadsdeel Loosduinen van de gemeente Den Haag. De buurt wordt omsloten door het historische landgoed Rosenburg en drie drukke verkeers wegen: de Oude Haagweg, de Thorbeckelaan en de Albardastraat. Hierbinnen liggen de Okkernootstraat, de Walnootstraat, de Kokosnootstraat, de Notenstraat, het Notenplein en de Pippelingstraat, die is vernoemd naar een zoete appel.
De Oude Haagweg heette tot 1967 gewoon ‘Haagweg’ en was al eeuwenlang de verbinding tussen Loosduinen en Den Haag. De Thorbeckelaan heette in 1931 nog Kersenlaan, maar werd in 1932 vernoemd naar de staatsman Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872), grondlegger van de huidige Grondwet en leider van drie kabinetten. De Albardastraat heette lange tijd Appelstraat, net als aan de overkant van de Thorbeckelaan, maar werd in 1960 vernoemd naar staatsman Johan Willem Albarda (1877-1957), Tweede Kamerlid voor de SDAP en minister.
Ten slotte is er nog een doodlopend zijstraatje van de Oude Haagweg dat sinds 1908 de Nieuw-Rozenburgstraat wordt genoemd. De naam is ontleend aan een groep kleine woningen die Nieuw-Rozenburg heette, naar de nabijgelegen buitenplaats Oud Rozenburg.
De weg van Loosduinen naar Den Haag die de Notenbuurt passeert, ligt langs een door de zee gevormde strandwal. Op deze glooiing in het landschap zijn eerst Loosduinen en later Den Haag ontstaan. Loosduinen werd in de twaalfde eeuw gesticht rond een kapel door graaf Floris III. Zijn kleinzoon, graaf Floris IV, bouwde omstreeks 1228 de kapel uit tot een nonnenklooster, waarvan de huidige Loosduinse Abdijkerk aan de Willem III-straat het restant is. Halverwege Loosduinen en Den Haag bevond zich Eikenduinen, een buurtschap rond een kapel uit de dertiende eeuw. De restanten van die kapel zijn nog steeds te zien op de begraafplaats Oud Eik en Duinen.
Het Convent Loosduijne in 1569. (Collectie Haags Gemeentearchief)
Vanuit het Haagse Westeinde over de Loosduinsebrug begon de Loosduinseweg. Omgekeerd, vanuit Loosduinen richting Den Haag, heette die de Haagweg. Direct naast deze weg werd vanaf 1622 de Loosduinse zandvaart gegraven, waarmee ook een vaarverbinding ontstond tussen Den Haag en het Westland. Langs de route lagen diverse buitenplaatsen van Haagse notabelen, zoals Rosenburg en Leyenburg. In de tuinen van deze lusthoven werd geëxperimenteerd met de teelt van groenten en fruit, en werd de kiem gelegd voor de latere Loosduinse tuinbouwindustrie.
Begin van de Loosduinseweg bij het Westeinde met de Loosduinsevaart in 1900. (Uitgever Jos Nuss & Co., Collectie Haags Gemeentearchief)
De vaarverbinding was vooral van belang om het transport van tuinbouwproducten naar de Haagse markten te verbeteren. De route was ook eeuwenlang in trek bij recreanten die te voet, met een paard of op een schuit genoten van het landschap met de fraaie buitenplaatsen, tuinen, weilanden, duinen en boerderijen. In een reisverslag van schrijver J.L. Terwen vanuit de richting Den Haag werd in 1858 opgetekend: ‘Eerst komen wij langs den vermakelijken straatweg in de fraaije buurt Eikenduinen (...). De weg leidt ons van daar naar het schilderachtige Loosduinen, 1 uur van ’s Gravenhage, te midden van fraaije buitenplaatsen en liefelijk bosschage aan eene druk bevaren gracht gelegen en waar men de schoonste veld en duingezigten geniet.’
Loosduinsevaart bij de brug naar de Leyweg rond 1900. (H. van Noort)
De plek waar later de Notenbuurt zou verrijzen, lag destijds midden in dit landelijke gebied en hoorde bij Loosduinen, dat zowel geografisch en economisch als functioneel onderdeel was van het Westland, een streek waartoe onder meer ook Monster, Poeldijk, Wateringen, Honselersdijk, Kwintsheul, Naaldwijk en ’s-Gravenzande behoorden.
De o N twikkeli N g V a N D e tui N bouw i N l oos D ui N e N
De tuinbouw nam een hoge vlucht toen de Loosduinse gemeenteraad in 1827 het besluit nam om 300 hectare van de duinen af te graven. De afzanderijen verwoestten weliswaar het unieke natuurschoon, men kreeg er eersteklas teeltgrond voor terug. Ook de nabijheid van de kust had een positief effect op de teelt. De Noordzee met z’n warme golfstroom zorgde voor milde winters en gematigde zomers. En door de nabijheid van de groeiende steden Den Haag, Delft en Rotterdam was een groot afzetgebied ontstaan. Oorspronkelijk werd nog op de koude grond geteeld, maar later vooral onder glas (platglas). Om de grond te bemesten, hielden veel tuinders varkens. Door de grote vraag uit Engeland naar aardappelen en komkommers ontstond een nieuwe afzetmarkt. De komkommerkassen waren een typisch Loosduins verschijnsel. Ook de latere warenhuizen van glas voor hoog groeiende gewassen als tomaten waren een Loosduinse uitvinding. Langs de Loosduinse Zandvaart vestigden zich ook diverse groenteveilingen. Dagelijks voeren tientallen schepen met groenten en fruit over de Loosduinsevaart. In 1913 lag de omzet van de Loosduinse groenteveiling hoger dan die van alle acht Westlandse veilingen bij elkaar.
Schuit van Jan van Hof met komkommers in 1905. Op de achtergrond het nog steeds bestaande deel van de Loosduinsevaart met de negentiende eeuwse tuinderswoningen Oude Haagweg 721743 van het buurtschap Halfweg. (Collectie Haags Gemeentearchief)
Va N weila ND tot k erketui N e N
De landerijen in en rond de toekomstige Notenbuurt kregen eveneens een tuinbouwfunctie. In het gebied was Krijn van der Klugt eigenaar van Noch Geen Rust, een hofstede met omliggende weilanden. Hij stierf in 1878 kinderloos en liet zijn bezit na aan de katholieke kerk. Rond 1909 besloot het bestuur van de parochie om de 28 hectare weiland om te ploegen tot tuinbouwgrond en dit te verpachten aan een twintigtal tuinders. Voor rekening van de kerk werden ook vaarten gegraven naar de kwekerijen. Aan de rand van het gebied langs de Haagweg liet de parochie in 1909 zes woningen bouwen voor evenzoveel tuinders. Om de link met de kerk te benadrukken, werd het gebied Kerketuinen gedoopt.
Tuinderij van Hendrik Peters aan de oude Kerketuinen rond 1915. (Collectie Loosduins Museum)
Zodra de weersomstandigheden het enigszins toelaten, is de kans groot dat je Conny van Dam (1963) en Stef Versteegh (1966) aan het einde van de middag op hun favoriete bankje aan het Notenplein ziet zitten. Samen genietend van het uitzicht op een van de mooiste bomen van Den Haag, vaak met een drankje erbij en een gezellig gesprek met buurtbewoners. Stef werkt in de bouw en Conny is werkzaam bij een grote zorgorganisatie. Ze delen hun woning met hond Goos.
‘Als ik de Okkernootboom zie, ben ik thuis’
Stef: “Ik woon sinds mijn negende aan het Notenplein en heb hier een fantastische jeugd gehad. Vooral de vreugdevuren op oudejaarsavond en de kerstbomenjacht vooraf zal ik nooit vergeten. Het was altijd een heel gedoe om andere jongerengroepen en de politie om de tuin te leiden. We verstopten de kerstbomen op het dak van de school achter de Kokosnootstraat. Op oudejaarsavond ging de fik erin. Dat was best heftig. De vlammen kwamen zo hoog, dat de verf van de dakranden begon te krullen. Op mijn twintigste ben ik voor het eerst ergens anders gaan wonen, omdat ik een relatie kreeg.
Toen die na vijf jaar eindigde, ben ik weer bij mijn moeder gaan wonen. Dat is een paar keer zo gegaan. Ik heb nog op andere plekken in Den Haag gewoond, maar ik kwam steeds weer hier terug, als een boemerang.”
“In 1993 is Conny hier komen wonen. Na haar scheiding in 2006 bleef ze in haar huis met haar dochter Marley en ging ze door een moeilijke periode. Ik heb haar toen geholpen, samen met andere mensen uit de wijk. Vooral door een beetje op haar dochter te letten wanneer Conny aan het werk was. In de loop der jaren zijn we naar elkaar toegegroeid en kregen we een relatie. We hebben dat eerst overlegd met Marley. Zij vond het aanvankelijk wel moeilijk, omdat ze bang was dat ze mij als vriend zou kwijtraken als de relatie ooit zou stoppen. Ik heb haar verzekerd dat dat nooit zal gebeuren, en toen was het goed. Sindsdien noemt ze mij haar ‘Stefvader’.”
Conny: “Ik ben van nature een sociaal iemand en leg makkelijk contact met mensen. Ik groet iedereen, ook als zij mij niet groeten. Dat heeft ook te maken met sociale controle. Ik zat vroeger in het Wijkberaad en organiseerde onder andere schoonmaakacties. Daarvoor sprak ik ook de hangjongeren op het plein aan, wat prima werkte. Nu beheer ik het lief-en-leedpotje voor onze hoek van het plein. Dat is een klein bedrag van de gemeente, waarmee we bijvoorbeeld een bloemetje kunnen kopen voor iemand die ziek is. Ik gebruik het ook voor dingen als stoepkrijt voor de kinderen. Al met al is het een superleuke wijk, bijna een dorp op zich. We hebben vriendschappen voor het leven gesloten.”
”De moeder van Stef was ooit de eerste die een bankje voor haar huis had. Ook naast ons portiek staat een bankje, en in de wijk hebben meer mensen dit gedaan. Vanaf ons bankje kijken we uit op de prachtige monumentale Okkernootboom, die rond 1930 is geplant. In elk jaargetijde is het een fantastisch gezicht. Als ik naar huis kom en ik zie die boom, dan ben ik thuis. Het is wel een zorgelijke boom; hij wordt inmiddels deels gestut. De angst leeft bij iedereen op het plein dat hij het niet gaat redden. Van de andere monumentale bomen op het plein is er ooit een per ongeluk omgezaagd. Een andere boom moest weg omdat die echt veel te hoog was geworden. Ook de boom voor onze deur is door de gemeente weggehaald. Daarover heb ik een klacht ingediend, en mij is beloofd dat er een nieuwe boom voor terugkomt.”
De medeauteur van dit boek, Peter Bos (1959), komt uit Zoetermeer en verhuisde op zijn dertigste naar Den Haag. Hij woont samen met zijn vriendin Manet Matthijssen in de Notenbuurt, nadat ze eerst een aantal jaar een latrelatie hadden. Peter is bij veel Hagenaars bekend van zijn tijd bij de Haagse Stadspartij, waarvan hij een van de oprichters is. Acht jaar lang was hij lid van de Haagse gemeenteraad voor deze lokale partij. Sinds 2022 werkt Peter als belangenbehartiger wonen bij het Straat Consulaat, een organisatie die zich inzet voor mensen die dak en thuisloos zijn.
‘In het begin moest ik wennen aan de rust’
“Voordat ik hier kwam wonen, heb ik vijf jaar heen en weer gependeld tussen mijn woonplek in vrijplaats De Vloek bij de Scheveningse Haven en de woning van Manet. Officieel woon ik hier sinds 2014. Vijf jaar later zijn we een geregistreerd partnerschap aangegaan. In het begin moest ik wennen aan de rust in de Okkernootstraat. De Vloek was een community waar wekelijks honderden mensen over de vloer kwamen. Mijn slaapkamer was boven het veganistische eetcafé Water & Brood. Als ik ’s avonds laat thuiskwam, waren daar regelmatig feesten met livebandjes.”
“Toen ik net in de Notenbuurt woonde, miste ik die enorme levendigheid wel. Maar inmiddels ben ik blij dat ik hier rustig kan wonen, in een fijne woning waarin het licht van beide kanten naar binnen schijnt en waar ik kan genieten van ons balkon of mijn hobbytuintje. Ook ben ik de wijk als geheel steeds meer gaan waarderen. In het begin vond ik het een wat saaie wijk waar alle huizen op elkaar leken, maar nu ik hier langer woon, zie ik de subtiele verschillen tussen de woonblokken.”
“Wat ik vooral waardeer, is het groen in de wijk, met de grote binnentuinen en het fantastische Notenplein. Het is een echte volkswijk, met geboren en getogen Hagenezen en Loosduiners. De helft van de woningen is sociale woningbouw, de andere helft bestaat uit koopwoningen. De laatste jaren worden veel koopwoningen verbouwd en doorverkocht. Ook aan expats. De wijk is daardoor aan het veryuppen. En de woningcorporaties zouden het liefst hun bezit slopen en vervangen door duurdere woningen. We moeten wel waakzaam blijven dat de balans niet te veel doorslaat.”
“Tijdens de coronaperiode was er een prachtig initiatief in de wijk, waarbij de gemeente samen met een ‘community builder’ mensen huis aan huis vroeg of ze hulp nodig hadden of zelf hulp konden bieden. Dat varieerde van boodschappen doen of iemand ergens naartoe rijden tot het onderhouden van tuinen of klusjes doen in huis. Veel wijkbewoners hebben toen meegeholpen. Ik heb bijvoorbeeld bij een paar mensen de tuin opgeknapt, daar ben ik weken mee bezig geweest. Het was een mooie manier om buurtbewoners te leren kennen.”
“De saamhorigheid van toen is nu voor een groot deel verdwenen, maar de potentie om de sociale cohesie te versterken is er nog steeds. Daarom vind ik het jammer dat er geen buurtorganisatie is en er niet meer plekken zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. We hebben de Buurtkamer in de Walnootstraat die goed loopt, met veel activiteiten en de wekelijkse spreekuren van de woningcorporaties, de politie, Parnassia en welzijnsorganisatie Wijkz. Maar ik denk dat er nog veel meer mogelijk zou zijn, zoals straatfeesten of een klein festival op het Notenplein.”
Eind negentiende eeuw zorgde de bevolkingsgroei van Den Haag voor een enorme woningnood. De stad groeide van 90.000 inwoners in 1870 naar ruim 200.000 in 1900. Een groot deel van hen woonde in armoedige arbeidershofjes die vaak op binnenplaatsen achter grote panden waren gebouwd. Omstreeks 1900 telde Den Haag maar liefst 700 hofjescomplexen. Hier woonden gezinnen opeengepakt in sloppen en nauwe stegen waar bijna geen daglicht binnenkwam. Kinderen uit grote gezinnen groeiden op in vervallen krotten, in schimmelige kelderwoningen en op tochtige, overbevolkte zolders zonder toilet en drinkwater. Epidemieën en burenruzies vierden hoogtij.
Met de Woningwet van 1901 begon de staat zich voor het eerst te bemoeien met de volkshuisvesting. Er kwamen regels voor de kwaliteit van woningen en rijkssubsidie voor de bouw. Maar om de bevolking goed te huisvesten was ook bouwgrond nodig. Met een begerige blik keek het Haagse stadsbestuur dan ook naar de Loosduinse tuinbouwgebieden waarmee de bouwhonger van de grote stad kon worden gelenigd.
De a NN exatie V a N l oos D ui N e N
Het grondgebied van de gemeente Loosduinen reikte lange tijd helemaal tot de Beeklaan. In 1903 volgde een grenswijziging en werd het gebied tussen de Beeklaan en de Kamperfoeliestraat aan Den Haag toegevoegd, waarop het Valkenboskwartier en delen van de Heester-, Bomen-, en Bloemenbuurt konden worden gebouwd. Maar Den Haag wilde meer. Ook Voorburg en Rijswijk stonden op het Haagse verlanglijstje, maar deze gemeenten boden verzet. Loosduinen liet zich echter gewillig inlijven, met de totale annexatie door Den Haag tot gevolg in 1923. Hiermee kwam maar liefst 400 hectare bouwgrond beschikbaar; de tuinders waren pachters en konden vaak zonder vergoeding worden verjaagd. Van de Loosduinse tuinbouwindustrie, waar de Notenbuurt middenin ligt, is nu niets meer over. Ook de pittoreske oude dorpskern van Loosduinen is zo goed als verdwenen als gevolg van de Haagse expansiedrift. Na eeuwenlang het ‘monster’ te hebben gevoed, werd Loosduinen uiteindelijk zelf met huid en haar verslonden.
De opkomst V a N D e sociaal D emocratie
De SDAP, die in 1905 voor het eerst in de Haagse gemeenteraad werd gekozen, beijverde zich vanaf het begin voor betaalbare woningbouw. Met gemeentelijke grondaankopen en uitgifte van grond in erfpacht zou de overheid meer regie op de bouw moeten krijgen, was het idee. Vanaf 1917 zat de SDAP in het college van B en W, na de verkiezingswinst van 1919 zelfs met twee wethouders. Met de opmars van de sociaaldemocratie kwamen er stevige plannen om de arbeiders en laagstbetaalden fatsoenlijk te huisvesten.
Wethouders als Willem Drees (de latere minister-president) en vooral Machiel Vrijenhoek gingen voortvarend te werk. Er werd een Dienst Stadsontwikkeling opgezet met als directeur Piet Bakker Schut, die in de geest van de invloedrijke architect en stedenbouwkundige H.P. Berlage plannen maakte voor de uitbreiding van de stad.
Het uitbreidingsplan van Berlage (1908) en later Plan West (1927) leidden tot de bouw van de Bomen-, Bloemen-, Heester-, Vruchten- en Notenbuurt onder strenge regie van de gemeente. De meeste grond van de toekomstige Notenbuurt was in bezit van de rooms-katholieke parochie en douairière Maria van Herwaarden, weduwe van jonkheer Louis Pierre Quarles van Ufford, die ook eigenaar was geweest van de buitenplaats Rosenburg. De grond kwam in handen van de gemeente door koop en onteigening. Ook vastgoedbeleggers kregen grond in handen. Vervolgens werd de grond in erfpacht uitgegeven onder regime van de bouwverordening en in een architectonische stijl die door de gemeente werd bepaald. Machiel Vrijenhoek was als SDAPwethouder stadsontwikkeling en volkshuisvesting in de periode 1923-1933 verantwoordelijk voor de bouw van de wijken van dit nieuwe ‘Westerkwartier’.
Machiel Vrijenhoek, wethouder Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting in 1935. (Collectie Haags Gemeentearchief)
Va N groe N e lo N g tot woo N wijk
De Notenbuurt verscheen pas op de tekentafel na een politieke interventie. Het college van B en W wilde het gebied tussen de begraafplaats Eik en Duinen en het ‘krankzinnigengesticht’ Rosenburg tot groene long dopen om het landelijke karakter te behouden, zodat de tuinderijen van de warmoezeniers (tuinders) konden blijven. Maar een nipte meerderheid van de gemeenteraad kwam in verzet. Een van de argumenten tegen de groene long was dat de tuinderijen zes maanden per jaar bemest moesten worden en de omliggende nieuwe wijken daardoor last zouden krijgen van een ondraaglijke lucht. Het college werd op 25 april 1927 teruggefloten met een motie van de gemeenteraad waarmee werd bepaald dat ‘de open gordel of long langs den Haagweg niet noodzakelijk noch wenselijk is’. In het definitieve uitbreidingsplan West, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten in juli 1931, kwam de Notenbuurt voor het eerst tot leven.
Kaart van het Uitbreidingsplan West, oktober 1929. (Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting)
In de Walnootstraat en de omliggende straten is Corrie GrafhorstMayer (1924) een lokale beroemdheid. Dankzij haar scootmobiel –maar vooral doordat ze nog helemaal bij de pinken is – is de honderdjarige dame vaak op straat. Ze maakt graag een praatje en is altijd vriendelijk voor iedereen. Ze kijkt met tevredenheid terug op een mooi leven in de Notenbuurt, samen met haar man Nelis en hun twee kinderen. Na lange tijd te hebben getwijfeld, bezoekt ze nu regelmatig de Buurtkamer in haar straat, waar ze gezellig kan kletsen en leuke activiteiten onderneemt met andere buurtbewoners.
‘Ik heb fijne buren en heb nog nooit woorden gehad met iemand’
“Ik ben opgegroeid in de Schilderswijk. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg ik verkering met Nelis Grafhorst en in 1951 zijn we getrouwd. Na een paar jaar kregen we een woning in de Vlierboomstraat en 39 jaar geleden zijn we naar de Walnootstraat verhuisd. Eerst woonden we in een bovenhuis, maar nu woon ik in een huis op de begane grond met een grote tuin.”
“Ik heb het altijd een fijne buurt gevonden, ook voor de kinderen. Op het Notenplein woonde vroeger een oudere heer die in zijn tuin allemaal speeltoestellen had staan waar de kinderen uit de buurt op mochten spelen. Onze zoons vonden dat geweldig. Mijn man gaf die meneer altijd een sigaar als dank. Ook op andere plekken in de wijk konden de kinderen lekker op straat spelen. Er waren toen veel minder auto’s dan nu. Ik herinner me nog goed hoe mijn kinderen met matrassen en pallets een soort bootje maakten om op het water te spelen. Dan kwamen ze thuis, helemaal onder het groene spul en stonken ze verschrikkelijk.”
“Helaas is een van mijn kinderen al overleden en is ook mijn man er niet meer. Maar ik heb echt een heel goed huwelijk gehad en geniet nog steeds van een mooi leven. Mijn schoondochter komt bijna elke dag langs, en als zij niet kan, komt mijn zoon. Dankzij mijn scootmobiel kan ik makkelijk op pad. Ik ga vaak naar het winkelcentrum bij het De Savornin Lohmanplein. Ik doe mijn boodschappen en ook mijn was nog zelf. Alleen om het huis schoon te maken heb ik hulp.”
“Ik heb de Notenbuurt in al die jaren wel zien veranderen. Er zijn andere mensen komen wonen en sommige delen van de wijk zijn wat verwaarloosd. Een deel van de wijk is gerenoveerd, maar een ander deel niet. Tijdens de renovatie van mijn huis had woningcorporatie Staedion tijdelijk een ander huis voor mij geregeld. Dat was allemaal goed georganiseerd. Er is ook een tijd geweest dat er wat vervelende mensen in de wijk woonden die andere buurtbewoners lastigvielen. Helaas komt dat ook nu af en toe nog voor. De woningcorporatie probeert deze mensen dan weer weg te krijgen, want het moet wel een nette buurt blijven.”
“Gelukkig heb ik zelf helemaal niets te klagen. Ik heb fijne buren en heb nog nooit woorden gehad met iemand. Ik zeg iedereen gedag en maak makkelijk een praatje. Maar er komt bijna niemand uit de wijk bij mij binnen. Dat hoeft ook niet. Ik heb het niet nodig, ik kan alles nog prima zelf en krijg veel hulp van mijn kinderen en kleinkinderen. Waar ik wel een beetje spijt van heb, is dat ik niet eerder de Buurtkamer ben binnengestapt. Ik had toch een beetje drempelvrees. Sinds een halfjaar ga ik daar nu twee keer per week naartoe. Het is ontzettend leuk met alle mensen die er komen en de creatieve activiteiten die we doen. Op zaterdag wordt er altijd lekker gekookt voor ons.”
De van oorsprong Brabantse Angela van Dijk (1984) woont sinds 2016 met haar zoontje Ties in de Walnootstraat, maar kent de wijk al veel langer. Ze heeft eerder enkele jaren om de hoek in een kraakpand gewoond en leerde zo de Notenbuurt kennen als een fijne plek met vriendelijke mensen. Toen ze een woning in de wijk aangeboden kreeg, hoefde ze dan ook niet lang na te denken. Angela wandelt graag door de buurt en is altijd in voor een praatje. Sinds 2018 beheert ze, samen met enthousiaste tuinliefhebbers en kinderen uit de wijk, Buurttuin het Notentuintje in de groenstrook langs de Walnootstraat.
‘Iedereen kent elkaar hier en let goed op elkaar’
“Ik kom oorspronkelijk uit Eindhoven en heb door heel Nederland gewoond. Omdat mijn ouders niet goed voor me konden zorgen, belandde ik als kind in een internaat. Vanaf mijn zestiende woon ik op mezelf. In 2009 kwam ik in de Notenbuurt terecht. Daar zat een kraakpand aan de Oude Haagweg, vlak naast de Gamma, dat ’t Wasmandje werd genoemd omdat er vroeger een wasserette zat. Via een ex-vriendje kon ik daar gaan wonen.”
“Ik heb daar een heel fijne tijd gehad. Er woonden veel kunstenaars en we hadden een weggeefwinkel waar ook vaak buurtbewoners kwamen. Daardoor hadden we altijd goede contacten met de buurt. Ik herinner me nog een wat oudere man die in de bloemen werkte. Elke zaterdag bracht hij een bosje bloemen en maakte hij een praatje. Ik heb daar tweeënhalf jaar gewoond, totdat het kraakpand ontruimd werd. Daarna heb ik op veel plekken in en rond Den Haag gewoond in kraakpanden, totdat ik zwanger raakte. Met een kind in een kraakpand wonen leek me geen goed idee.”
“Ik kreeg een urgentieverklaring voor een woning en na een tijdje werd mij een huis aan de Walnootstraat aangeboden. Ik kende de buurt al en vond het een fijne plek, dus ik heb mezelf aangemeld en kreeg de woning toegewezen. Dat was in 2016. Sindsdien woon ik hier met veel plezier. Alles is dichtbij; het strand, de winkels, het centrum, je bent er zo. Iedereen kent elkaar hier en let goed op elkaar. Zeker door de sloopplannen is er veel contact ontstaan tussen de bewoners. Ik merk echter wel dat er een soort tweedeling is in de wijk, bijvoorbeeld tussen de bewoners van de gerenoveerde woningen en die van de nog te slopen woningen, maar daar trek ik me niet veel van aan. Ik kan met iedereen even goed overweg.”
“In 2018 ben ik begonnen met Buurttuin het Notentuintje. De gemeente had een wandelpad aangelegd als losloopgebied voor honden. Langs het pad was ook ruimte gecreëerd voor een tuintje met een hekje eromheen, maar verder gebeurde er niets mee. Na een paar jaar stond het onkruid wel twee meter hoog. Toen ben ik in gesprek gegaan met de gemeente, en die vond het goed als ik in de tuin aan de slag zou gaan. Van Fonds 1818 kreeg ik geld voor de benodigde materialen. Samen met buurtbewoners heb ik twee moestuinbakken gemaakt en een kruidenspiraal aangelegd. Iemand anders heeft een bankje gebouwd, en er staan nu ook een compostbak en een insectenhotel.”
“Om de twee weken organiseer ik een tuindag met de kinderen uit de wijk en af en toe zijn er natuurworkshops. In de tuin groeit van alles: theekruiden, Italiaanse kruiden, Japanse wijnbessen, frambozen, rode bessen, bramen, aardbeien, eetbare planten zoals zevenblad en een appelboom die geen appels geeft, maar dat maakt niet uit. Er staan ook veel inheemse plantjes die de bijen aantrekken. Het is een mooie plek geworden voor zowel mensen als dieren.”
Historie
Voordat de aannemers aan de slag konden, moest de grond bouwrijp gemaakt worden. De N.V. Bouwgrond-Maatschappij Buitenrust kreeg in 1930 een vergunning om de sloten in het gebied te dempen. Buitenrust was een dochteronderneming van N.V. Nationaal Grondbezit, een grote vastgoedbelegger die grond voor de grote stadsuitbreidingen had bemachtigd. Oude bebouwing en kassen worden gesloopt. De Rode Pannenbuurt, het buurtje met oude arbeiderswoningen dat ook wel Nieuw-Rozenburg genoemd wordt (Oude Haagweg 469-481), gaat geheel tegen de vlakte. Vanaf 1931 worden de straten van de Notenbuurt aangelegd. Vanwege de aanleg van de Thorbeckelaan worden ook de woningen van Oud-Kerketuinen gesloopt.
Haagweg 469 481 rond 1925, die zijn gesloopt voor de bouw van de Notenbuurt. Op de achtergrond de schoorsteen van wasserij Tettero. (Collectie Loosduins Museum)
De Rode Pannenbuurt achter NieuwRozenburg rond 1925. De woningen zijn gesloopt voor de bouw van de Notenbuurt.
(Collectie Loosduins Museum)
De tH orbeckelaa N
De Thorbeckelaan vormt de grens tussen de Notenbuurt en de Vruchtenbuurt. Omdat deze laan een beeldbepalende hoofdweg moest worden, werd architect Willem Kromhout aangesteld als supervisor. Het is een majestueuze, boomrijke allee langs imposante woonhuisarchitectuur, waarmee het een van de hoogtepunten van de Nieuwe Haagse School is. De enorme breedte van de weg houdt verband met de tram die hier was voorzien, maar er nooit kwam. In een eerder ontwerp was nog sprake van twee gebogen lanen die vanuit twee punten langs de Oude Haagweg taps toeliepen naar het De Savornin Lohmanplein. Uiteindelijk is alleen de sierlijke boog van de Thorbeckelaan tot stand gekomen.
De ste D e N bouwku ND ige o N twikkeli N g
Naast de regels van het Plan West had de gemeente een aparte bouwverordening met voorschriften opgesteld. Daarnaast waren er voor de bouw van de Notenbuurt een schetsontwerp, een bouwschema en tal van andere kaders. Ook de huurprijzen werden door de gemeente gereguleerd. Veel afspraken met de bouwers werden vastgelegd in erfpachtcontracten. Het plan voor de Notenbuurt is architectonisch en stedenbouwkundig verwant aan dat voor de Vruchtenbuurt. Twee straten, de Pippelingstraat en Okkernootstraat, beginnen in de Vruchtenbuurt, steken de Thorbeckelaan over en gaan verder in de Notenbuurt.
De Thorbeckelaan gezien in de richting van de Haagweg in 1938. (Uitgeverij van ansichten JosPé)
De Thorbeckelaan gezien in de richting van de Appelstraat in 1938. (Collectie Dienst voor de Stadsontwikkeling)
De woonblokken van de Notenbuurt, herkenbaar aan de overstekende daken, de rechtlijnige baksteenarchitectuur en de kubistische vormen, zijn duidelijk geïnspireerd door de Nieuwe Haagse School. Kenmerkend is ook de stedenbouwkundige samenhang: de woonblokken vormen één geheel, wat leidt tot veel eenheid in het straatbeeld. Waar de Bomen-, Bloemen-, Heester- en Vruchtenbuurt veel variatie kennen (zowel eengezinswoningen als appartementen) is de Notenbuurt de wijk waar de modernistische principes van de Nieuwe Haagse School het meest homogeen en in alle eenvoud zijn doorgevoerd.
De Walnootstraat in 1940. (Collectie Haags Gemeentearchief)
Het Notenplein met rechts de Kokosnootstraat in 1935. (Collectie Haags Gemeentearchief)
De Nieuwe Haagse s c H ool
De Nieuwe Haagse School kent drie belangrijke invloeden: architecten H.P. Berlage en Frank Lloyd Wright, en kunstbeweging De Stijl.
Berlage heeft grote invloed gehad op de Haagse stedenbouw. Het waren zijn ideeën over moderniteit, het streven naar eenheid in stedenbouw en architectuur, het toepasbare monumentalisme, de eerlijkheid in constructie en de oproep voor het gebruik van baksteen als bouwmateriaal die fungeerden als ‘bouwcode’. Hij was het ook die de architectuur van de Amerikaan Frank Lloyd Wright introduceerde in Nederland. Berlage bezocht de VS in 1911 en bestudeerde verschillende projecten.
Lloyd Wright liet de verschillende functies van gebouwen tot uitdrukking komen in de ruimtelijke compositie en gebruikte ‘eerlijke’ materialen. De spanning tussen het horizontale en het verticale leverde architectuur op met een sterke beeldende kracht.
De Stijl was een Nederlandse kunstbeweging die werd gekenmerkt door haar streven naar een nieuwe moderne en monumentale stijl in een zo groot mogelijke eenvoud en abstractie. Zowel in de architectuur als in de schilderkunst kwam De Stijl tot composities met een minimum aan kleuren en een zo eenvoudig mogelijke vormgeving. De Stijl-architect J.J.P. Oud (1890-1963) schreef in 1917 in het tijdschrift De Stijl: ‘Het moderne straatbeeld zal in scherpe tegenstelling tot het oude straatbeeld, waarin de huizen willekeurig samengevoegd zijn, beheerscht worden door woningblokken, waarin de huizen zich zullen ordenen tot een rytmisch spel van vlak en massa.’
De hoek van de Okkernootstraat en de Kokosnootstraat in oktober 1938. Op de hoek de winkel van Zeelenberg Vleeschwaren en Zuivelproducten. (Collectie Dienst Stadsontwikkeling en Volkshuisvesting)
s tag N atie D oor beurskrac H
In oktober 1929 vond de beurskrach plaats die leidde tot een economische crisis en stagnatie in de bouw. Maar op 14 november 1932 maakte de gemeenteraad bijna 3 miljoen gulden vrij als bouwkrediet ten bate van zeven bouwplannen voor 955 arbeiderswoningen van woningbouwverenigingen. Drie van de zeven bouwplannen hadden betrekking op de Notenbuurt. De crisis had ook positieve effecten: de bouwkosten gingen omlaag en door de grote werkloosheid was er veel personeel beschikbaar. In tegenstelling tot de omliggende wijken, waar vooral middenstandswoningen waren gebouwd, kwamen er in de Notenbuurt veel woningen voor arbeiders.
De Haagse portiekwo N i N g
De Notenbuurt zoals die in jaren 1934-1938 is gebouwd, bestaat volledig uit typisch Haagse portiekwoningen. Het oerprincipe van een Haags portiek is zes woningen in drie bouwlagen met een plat dak. Twee woningen bevinden zich op de begane grond aan weerszijde van een open portiektrap, die boven uitkomt op een bordes met vier voordeuren. Twee voordeuren voor de eerste verdieping en twee voordeuren waarachter een binnentrap leidt naar de bovenste verdieping. Alle benedenwoningen hebben tuinen; de bovenwoningen hebben balkons. Het Haagse portiek is een zeer efficiënte bouwvorm.
De achterliggende gedachte is dat open portieken goed zijn voor de sociale samenhang: zo kom je sneller met je buren in contact. De kritiek dat portieken ook verzamelplaatsen zouden zijn van stof en vuil, sociaal onveilig zouden zijn en lastig zijn voor leveranciers, krantenbezorgers, verhuizers en postbodes, bleek geen bezwaar om in Den Haag zo’n 100.000 van deze woningen te bouwen.
oN rustige V rouwe N
De naast de Notenbuurt gelegen buitenplaats Rosenburg werd in 1895 door de laatste particuliere eigenaar, jonkheer Quarles van Ufford, verkocht aan het
Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen, een voorloper van de huidige gebruiker, de Parnassia Groep. In 1933 kwam de directie van het gesticht erachter dat er een woonwijk pal naast het vrouwenpaviljoen zou worden gebouwd. Een ramp dreigde, want juist daar bevonden zich de cellen waar ‘onrustige vrouwen’ werden opgesloten. Het uitbreidingsplan was echter al goedgekeurd door Gedeputeerde Staten. Bezwaar maken had geen zin. Het gesticht schreef daarop een smeekbrief naar de autoriteiten, waarin staat: ‘De tijden zijn voorbij dat men gewend was aan een ‘dolhuis’, waar de verpleegden naar hartenlust konden krijten.’ Zowel de gemeente als de provincie stelden daarop voor om bij te dragen aan de kosten van beter geïsoleerde cellen. Jarenlang bleven beide overheden ruziën over wie welk deel moest betalen.
De bouw gaat V a N start
In de Notenbuurt worden de bouwlocaties door de gemeente onder de vier zuilen verdeeld. De Algemeene Coöperatieve Woningvereeniging (ACW, sociaaldemocratisch), Woningstichting Patrimonium (protestants-christelijk) en Verbetering Zij Ons Streven (VZOS, rooms-katholiek) mochten elk een flink deel van de arbeiderswoningen bouwen, de rest werd verdeeld onder marktpartijen (liberaal).
De drie woningbouwverenigingen hadden elk hun eigen huisarchitecten. In de Notenbuurt waren dat Frans van der Togt (VZOS), J.A. Hoogeveen (ACW) en J. en A. Verschoor (Patrimonium).
VZOS bouwde 143 woningen tegen een gemiddelde kostprijs van fl. 2.311,-, ACW bouwde er 208 voor fl. 2.114,- per stuk en Patrimonium was voor elk van de 86 woningen fl. 2.232,kwijt. De bouw duurde gemiddeld een jaar. De eerste sociale woningen waren klaar in 1934, in 1938 werd de laatste woning opgeleverd.
Behalve de drie woningbouwverenigingen gingen dus ook particuliere partijen aan de slag. De N.V. Bouwbedrijf van der Giessen had al grond in bezit en mocht veertien portiekhuizen bouwen aan de Kokosnootstraat en de (Oude) Haagweg. De Onderlinge
Levensverzekeringsmaatschappij Eigen Hulp van 1879 (OLVEH) bouwde achttien woningen aan de Okkernootstraat, waar de N.V. Wasserij De Zwaan een garage bouwde met daarboven zes portiekwoningen, de N.V. Berkenrijs zeven portiekhuizen met 21 woningen en de Gebroeders C. en J. van Harmelen acht portiekhuizen met een bakkerij. Ook de woningen langs de Thorbeckelaan waren een particulier initiatief.
In totaal zijn er in die jaren 437 woningen gebouwd door sociale woningbouworganisaties en zo’n 425 door particuliere organisaties, vaak als belegging.
Na de oplevering van de nieuwe woningen was er in plaats van woningnood een woningoverschot ontstaan. In 1935 stond 10 procent van de woningen van Haagse woningverenigingen leeg. Met steun van het rijk en de gemeente werden daarom de huren verlaagd en dat had het gewenste effect.
De D rie zuile N
De Algemeene Coöperatieve Woningvereeniging was er voor geschoolde arbeiders en ambtenaren en had een sociaaldemocratische signatuur.
Om de protestants-christelijke arbeiders uit de greep van Karl Marx en het socialisme te houden, werd eerst het protestants-christelijke werkliedenverbond (vakbond) Patrimonium opgericht die vervolgens de gelijknamige woningstichting oprichtte.
Verbetering Zij Ons Streven (VZOS) kwam voort uit de Rooms-Katholieke Volksbond, net als Patrimonium een organisatie die arbeiders wilde behoeden voor het heidense socialisme.
Patrimonium en VZOS bouwden vooral om de socialistische zuil de wind uit de zeilen te nemen. Zo schreef Franciscus van der Steen, mede-oprichter en inspirator van VZOS in 1907: ‘Een slechte woning is de krachtigste propagandist van het socialisme, het voorportaal van de kroeg en een ondermijnster van de zedelijkheid.’
Om kans te maken op een woning, moest je als huurder behoren tot een van de drie zuilen – niet alleen als ‘gelovige’, ook als vakbondslid – anders maakte je geen kans op een woning.
Een plaquette van de Algemeene Coöperatieve Woningvereeniging in een gevel aan de Albardastraat.
Plaquette Patrimonium in de gevel van de Kokosnootstraat
VZOS plaquette in de gevel van de Walnootstraat
Fij N wo N e N i N D e Note N buurt
De sociale woningen in de Notenbuurt waren voor de meeste bewoners een enorme vooruitgang: geen bedsteden meer, maar slaapkamers. Een wc in plaats van een hok buiten. Warm water uit de kraan en een gasfornuis in de keuken. Elektrische verlichting. Veel licht en lucht in de woning. Een centraal radioantennesysteem. En een flinke portie groen in de buurt. Opvallend aan het VZOS-bouwblok is de grote diversiteit, variërend van twee- tot zeskamerwoningen met in veertig woningen zelfs een douche. Dat was een noviteit, want pas in de jaren 1970 zouden op grote schaal douches worden geïnstalleerd.
Met het Westerkwartier stond Den Haag stedenbouwkundig vooraan. De bouw trok veel aandacht uit binnen- en buitenland. Zo bezochten Franse stedenbouwkundigen de stad op 14 juli 1936. De Haagsche Courant schreef: ‘Na de referaten zal het gezelschap met autocars een rondrit door de stad maken en een bezoek brengen aan het Papaverhof, de Dalton-HBS, den woningbouw aan het Notenplein, het Zuiderpark en Spoorwijk.’ Klaarblijkelijk was de Notenbuurt een van de paradepaardjes voor de Dienst Stadsontwikkeling.
De aanhouder wint. Dat geldt zeker voor gastvrouw Lydia Coelman (1963) van de Buurtkamer aan de Walnootstraat. Sinds 2008 zet zij zich onvermoeibaar in voor de buurtbewoners en fungeert ze als spil in ‘de club’, zoals ze zelf de gezellige ontmoetingsruimte noemt. Dankzij de gemeente Den Haag en woningcorporatie Staedion, die de kosten voor het pand en de voorzieningen dragen, kunnen buurtbewoners zes dagen per week in de Buurtkamer terecht. Ook voor Lydia zelf is het vrijwilligerswerk van groot belang. Het heeft haar uit de eenzaamheid en een depressie gehaald.
‘Je kunt mij wel uit de wijk halen, maar de wijk niet uit mij’
“Ik ben geboren en getogen in de Schilderswijk. Toen ik zestien was, werd ik zwanger en ben ik op mezelf gaan wonen. Daarna heb ik op verschillende adressen in Den Haag en Rijswijk gewoond, voordat ik in de Notenbuurt een huis kreeg. Dat was in 2000, in de Okkernootstraat. Het was in het begin ook echt fijn om hier te wonen. Toen keken de buren nog naar elkaar om. Helaas is dat later steeds minder geworden. De saamhorigheid verdween, de gordijnen gingen dicht en er kwamen steeds vaker moeilijke mensen in de wijk, zoals verslaafden en mensen die overlast veroorzaakten. Daardoor kwam ik steeds minder buiten en begon ik te vereenzamen.”
“Ik was in die tijd behoorlijk depressief en erg onzeker. Maar in 2008 gebeurde er iets wat alles veranderde. Via een enquête werd mij gevraagd of ik vrijwilligerswerk wilde doen in de Buurtkamer, en dat wilde ik wel. Het vrijwilligerswerk heeft eigenlijk mijn leven gered. In 2017 ben ik met mijn zoon verhuisd naar de Walnootstraat; mijn dochter was toen al het huis uit. Zeven jaar later ben ik zelf ook uit de Notenbuurt vertrokken. Dat kwam door een zeer vervelende buurvrouw die me eigenlijk wegjaagde. Anders zou ik er waarschijnlijk nog steeds gezeten hebben. Nu woon ik in Zoetermeer, vlak bij familieleden. Door mijn vrijwilligerswerk in de Buurtkamer kom ik nog minstens drie keer per week in de Notenbuurt. Je kunt mij wel uit de wijk halen, maar de wijk niet uit mij. Mijn hart ligt hier.”
“We zijn de Buurtkamer gestart met een groep van ongeveer tien vrijwilligers. Het begin was moeilijk. We moesten veel moeite doen om bezoekers binnen te halen, waardoor er veel verloop was onder de vrijwilligers. Uiteindelijk bleef ik alleen over. Maar de aanhouder wint. Ik bleef mensen aanspreken. Soms duurde het een jaar voordat ze langskwamen, maar uiteindelijk begon het te lopen. Nu hebben we een grote groep vaste bezoekers en een goed team van vrijwilligers. De club is echt mijn leven geworden, ook nu ik in Zoetermeer woon. Ik kan de bezoekers niet achterlaten.”
“Er zijn zoveel mooie dingen gebeurd. Zo zag ik ooit iemand in de kringloopwinkel die stond te huilen en zei dat ze geen zin meer had om te leven. Dat is inmiddels al jaren een van onze vaste bezoekers. Of die keer dat we hier twee dagen lang een bruiloftsfeest hebben gehouden voor een stel waarvan de vrouw ongeneeslijk ziek was. Het is prachtig werk om te doen. Ik heb zelfs een Stadsspeld gekregen van de burgemeester. Soms voel ik me net Moeder Teresa. Maar de club is vooral belangrijk voor de bezoekers. Het houdt mensen uit de eenzaamheid. Toen ik hier nog naast de Buurtkamer woonde, was ik ook een soort sociaal werkster voor de buurt. Iedereen kwam bij mij aanbellen als er iets was. Dan merk je wel dat de buurt je nodig heeft. Soms mis ik dat nu ik in Zoetermeer woon, maar het is ook wel prettig. Het was soms wel erg veel.”
Haar grootvader was aan het begin van de vorige eeuw predikant in de Abdijkerk in het dorp Loosduinen. Ze bezit nog steeds de zilveren bonbondoos die hij bij zijn afscheid in 1919 van het kerkbestuur kreeg. Het was daarom wellicht niet meer dan logisch dat Monica Roscam Abbing (1956), na omzwervingen over de hele wereld, uiteindelijk in het stadsdeel Loosduinen zou komen wonen. Eerst als huurder, maar al snel daarna als eigenaar van een prachtig hoekpand bij het Notenplein, met een mooie achtertuin waar ze vele uren kan doorbrengen en haar eigen eetbare planten heeft staan.
‘Ik hoef hier nooit meer weg’
“Ik ben geboren in Keulen, maar heb als kind lange tijd in Voorburg gewoond en later ook in Naarden en Friesland. Na mijn hbo-opleiding verpleegkunde ben ik in 1976 teruggekeerd naar Voorburg om als wijkverpleegkundige te gaan werken. Daarna werkte ik als bedrijfsverpleegkundige en later als adviseur op het gebied van arbeidsomstandigheden. Maar ik merkte dat die banen te veel uit kantoorwerk bestonden. Ik wilde weer actief aan de slag en heb de laatste circa twintig jaar voor mijn pensioen als dialyseverpleegkundige gewerkt. Via detacheringsbureaus werd ik uitgezonden binnen Nederland, maar ook naar België, Aruba en Curaçao.”
“Naast mijn werkzame leven heb ik vanuit mijn belangstelling voor de natuur ook altijd andere dingen gedaan. Zo heb ik een imkeropleiding gevolgd en heb ik een tijd twee bijenvolken gehad. Daar moest ik mee stoppen toen ik allergisch werd voor bijengif. Bij elke steek werd ik steeds zieker, dus toen heb ik helaas alles moeten verkopen. In die periode heb ik nog wel een huidbalsem ontwikkeld waarin onder andere bijenwas wordt verwerkt. Samen met een distributeur is die zes jaar geleden op de markt gebracht. Momenteel overweeg ik om de balsem weer zelf, vanuit huis, te gaan verkopen.”
“Voordat ik naar de Pippelingstraat verhuisde, woonde ik in de wijk Bohemen. In 1997 ben ik hier gekomen, eerst als huurder van het achterste deel van het pand, en na een jaar als koper van de hele woning. Heel vroeger was hier, dacht ik, een melkboer of groenteboer gevestigd, en toen ik hier kwam wonen, zat er een administratiekantoor. Dit huis is levensloopbestendig: het ligt op de begane grond en is ruim en groen. Ik hoef hier nooit meer weg. Het is hier heel prettig wonen en het is ook heel gezellig.”
“Wat ik zelf het fijnste vind, is mijn tuin. Ik ben dol op het werken met planten en bloemen en zit veel met mijn handen in de aarde. De tuin staat vol met eetbare planten en struiken, zoals rode, witte en zwarte bessen, honingbessen en frambozen. En sinds kort ook een bijzondere bes: Schisandra, ook wel vijfsmakenbes genoemd. Verder heb ik appels, twee perenleiboompjes en zelfs de dadelpalm doet het goed, net als de vijgenboom.”
“De sfeer in de wijk is vriendelijk. In de loop der jaren is dat ten goede veranderd. Hoe dat komt, weet ik niet precies, maar toen ik hier net kwam wonen, was het met oud en nieuw altijd heel onrustig in de wijk. Met oudejaarsavond wilde ik nooit weg, door het vreugdevuur op het plein was ik echt bang dat de ramen zouden springen van de hitte. Gelukkig is die tijd voorbij. De wijk is in de loop der jaren steeds vriendelijker geworden, men heeft contact met elkaar en groet elkaar. In deze buurt wonen, voor zover ik weet, onder meer medewerkers van de politie, de zorg en de brandweer, maar ook expats. In deze mix van culturen is het fijn samenleven.”
Op de ochtend van 10 mei 1940 schrok de Notenbuurt wakker van gebulder van vliegtuigen en explosies. De lucht zag zwart van de parachutisten. Duitsland had onverwacht de aanval ingezet op Nederland en het eerste doelwit was vliegveld Ockenburg, drie kilometer verderop. Dit was onderdeel van een plan om het regeringscentrum snel te veroveren. Door kranig verzet van Nederlandse troepen kon de aanval worden afgeslagen. Langs de Thorbeckelaan hadden Nederlandse militairen barricades en stellingen opgericht, in de chaos werd her en der geschoten, patrouilles kamden de omgeving uit en namen in de Notenbuurt een Duitse parachutist gevangen.
Die dag overleed Hubert Johannes Alsemgeest, wonende aan de Kokosnootstraat 46, door een verdwaalde kogel in zijn buik. Dat gebeurde op zijn werk bij bakkerij Nederpelt in de Emmastraat in Loosduinen. Alsemgeest werd nog naar het Ziekenhuis Zuidwal over gebracht om geopereerd te worden door de chirurgen Frankenthaler en Brederode. Voorzien van het laatste sacrament overleed hij nog diezelfde dag in het ziekenhuis. Op 15 mei capituleerde Nederland na het verwoestende bombardement op Rotterdam.
Drie tweeli N ge N i N D rie jaar
Voor mevrouw C. van Delft-Knoester uit de Kokosnootstraat was de oorlog zeer vruchtbaar. In drie jaar tijd baarde zij maar liefst drie tweelingen. De familie Hinfelaar woonde met twaalf kinderen in de Kokosnootstraat 58. Toentertijd niet ongebruikelijk bij katholieke gezinnen.
De Note N buurt i N V erzet
Verzet was er snel in de Notenbuurt. In het café op de hoek van de Okkernootstraat en de Thorbeckelaan werd een illegale krant gedrukt. Rijwielhersteller Martin Staamer van Okkernootstraat 71 was leider van een verzetsgroep in de Notenbuurt. Op 24 maart 1941 werd Staamer gearresteerd door de beruchte Haagse politieman Leo Poos, die voor de Sicherheitsdienst werkte, nadat zijn naam was gevallen bij het verhoor van andere verzetsmensen. Op 11 april 1942 werd hij ter dood veroordeeld. Met 71 anderen werd hij op 1 mei 1942 naar het concentratiekamp Sachsenhausen gebracht, waar hij op 3 mei werd gefusilleerd, samen met buurtgenoot Jasper Boon. Boon was werkzaam als ambtenaar bij een crisisbureau en woonde op Notenplein 37. Hij werd als lid van het verzet gearresteerd op zaterdag 29 maart 1941.
Joop Hazebroek (Okkernootstraat 150A) en Anton Bomas (Okkernootstraat 150B) waren in 1945 samen onderweg met wapens en voedsel, maar werden onderweg gearresteerd en gevangengezet. Op donderdag 8 maart 1945 werden zij op de schietbaan op de Leusderheide bij Amersfoort gefusilleerd. De Duitsers executeerden die dag 263 gevangenen als represaillemaatregel voor de aanslag op Hanns Rauter, de hoogste SS’er in Nederland.
De namen van Staamer, Boon, Hazebroek en Bomas prijken op het Bevrijdingsmonument in de Loosduinse Hoofdstraat waarmee alle 24 gesneuvelde verzetsmensen uit Loosduinen worden geëerd. Ook het Martin Staamerpad in Houtwijk herinnert aan het verzet van de fietsenmaker.
De rouwadvertentie van Joop Hazebroek.
p aar D e N i N D e kamer
Op 25 juni 1942 sloegen twee paarden met een goederenwagen uit Loosduinen op hol. Het werd een dolle rit over de Haagweg richting de stad. De voerman trachtte uit alle macht een botsing met een bus te voorkomen door het span linksaf de Kokosnootstraat in te leiden om vervolgens op het Notenplein aan te komen waar de paarden bij nummer 57 door het raam naar binnen sprongen en in de huiskamer tot stilstand kwamen. Daarbij werden enkele bloempotten, de vitrage, een radiotoestel en schilderijen vernield. Bij één paard moest een wond gehecht worden, verder viel de schade mee.
De H o N gerwi N ter
In 1944 was op het adres Okkernootstraat 70 een uitdeelpost voor voedsel van de Centrale Keuken gevestigd. Dit was het adres van Wasserij De Zwaan.
J. Driessen overleed op 18 april 1945 op het adres Walnootstraat 57 aan de gevolgen van ouderdom en ondervoeding na de hongerwinter.
Uitdeling van voedsel in de uitdeelpost Okkernootstraat van de Centrale Keuken op 24 december 1944. (Collectie Haags Gemeentearchief)
oN ge V al op mij N e NV el D
Op woensdag 7 maart 1945 werd Hendricus van
Rijn gedood door het ontploffen van een landmijn in het spergebied aan de Godetiaweg. De gemeentelijke schouwarts noteerde een verbrijzeling van de onderbenen als doodsoorzaak.
Van Rijn woonde op Kokosnootstraat 70. Hij was werkzaam als tramconducteur en was getrouwd met Margaretha Vennis.
m oor D aa N slag
Op 9 april 1945 rond 06.45 uur werd er bij de woning Kokosnootstraat 52 van expediteur Adrianus Johannes Sassen aangebeld. Hij stond op uit bed en opende het raampje van de voordeur. Een man vertelde hem dat er was ingebroken in zijn garage aan de Kepplerstraat 253 en verzocht hem mee te gaan. Sassen liep terug om zich aan te kleden en vertelde aan zijn vrouw: ‘Er staat een man beneden die me vertelt dat er in de garage ingebroken is. Ik ken de man niet.’ Sassen nam zijn fiets op zijn schouder en daalde de portiektrap af. Niet veel later hoorde zijn vrouw vier schoten, waarna haar man zwalkend weer naar boven kwam en in de slaapkamer rochelend en bloedend neerviel. Op het hulpgeroep snelden de buren toe en dokter Smit, wonende op Thorbeckelaan 192, constateerde de dood van Sassen.
De daders werden nooit gevonden. Volgens de politie had Sassen enige tijd voor de Wehrmacht gereden en stond hij op het punt om boven de garage in de Kepplerstraat te gaan wonen waaruit een vermeende NSB’er moest vertrekken. Een hele stoet aan mogelijke getuigen uit de Notenbuurt werd door de politie gehoord. Men had onder meer schoten gehoord en mannen zien wegrennen. Ook na de oorlog ging het onderzoek naar de toedracht verder, maar dat leverde niets op.
Hendrika Petronella van der Meer, de vrouw van de vermoorde Adrianus Johannes Sassen, werd in de ochtend van 10 juni 1946 om 10.00 uur dood aangetroffen in haar woning op Pippelingstraat 89 in Den Haag. Zij had op een gasbrander een emmer gezet waarin twee kippen lagen te sudderen. Na onderzoek bleek dat een gasslang was gescheurd. Volgens de politie was er geen sprake van een misdrijf. Op 14 juni 1946 werd zij op de rooms-katholieke begraafplaats Sint Barbara aan de Binckhorstlaan in het graf van haar man bijgezet.
Als rasHagenees Robert Pronk (1945) met zijn band The Key weer ergens mag optreden, wordt er altijd eerst gerepeteerd in het schuurtje in zijn achtertuin aan het Notenplein. Daar klinken tijdens de repetities songs van artiesten als The Rolling Stones, Santana, Dave Berry en Ben E. King – heerlijk galmend tussen de gevels van de portiekwoningen. Zo nu en dan schalt ook het eigen volkslied van de Notenbuurt door de speakers in zijn mancave, een nummer dat Robert in 2021 opnam en dat bij de wijkbewoners als cd gratis op de deurmat viel.
‘Toen we met The Key nog optraden op het plein, werd ik vaak aangesproken’
“Ik ben als het ware ‘made in England’ – mijn moeder was een Engelse en mijn Neder landse vader voer tijdens de oorlog op Engeland. Daar hebben ze elkaar ontmoet en later zijn ze samen naar Nederland gekomen. Ik ben hier geboren en ben opgegroeid in de Maarsbergenstraat in Leyenburg. Als tiener speelde ik al in bandjes, en op mijn achttiende vertrok ik naar Duitsland met de band The Defenders. Ze hadden me gezien tijdens een optreden in Leiden en vroegen me om mee te gaan. Ze hadden al een contract en optredens, maar zochten nog een zanger en gitarist. Met hen heb ik ruim tweeënhalf jaar door Duitsland getoerd.”
“Daarna keerde ik terug naar Den Haag en richtte ik samen met een paar gasten The Key op. Dat sloeg meteen aan. We wonnen een talentenjacht in discotheek de Marathon en kregen een manager. Niet veel later stonden we in het voorprogramma van grote bands als The Kinks en The Who. Met Peter Koelewijn als producer namen we de single ‘I see your image’ op, maar helaas flopte die. Daardoor is de band uiteindelijk ook doodgebloed. Na The Key speelde ik nog in The Strats en The Classics, en was ik een tijdlang dj bij Randstadradio. Ik verdiende al die jaren de kost als schilder. Een paar jaar geleden kwamen we met The Key weer bij elkaar voor een paar optredens. De band bestaat nu nog steeds, al zijn er inmiddels wat wisselingen geweest. Ik ben nu nog het enige originele bandlid. We treden een paar keer per jaar op en repeteren dan steevast in mijn muziekschuur in de tuin.”
“In 2005 ben ik in de Notenbuurt komen wonen. Mijn vriendin woonde destijds in het portiek boven dit huis, en zo kon ik deze benedenwoning huren. Later zijn we hier samen gaan wonen en zijn we getrouwd. Ik vind de Notenbuurt op zich een fijne wijk, al hebben we in de loop der jaren de nodige ups en downs meegemaakt. Op een gegeven moment was het hier op het plein bijna een soort junkenbende. Gelukkig is dat toen goed aangepakt. Na de renovatie zijn er veel nieuwe mensen komen wonen. Veel bewoners leven wat meer op zichzelf. We hebben contact met een paar buurtgenoten, verder groeten we elkaar op straat.”
“Vooral als we met The Key optraden op het plein, of bijvoorbeeld in het Kunstmuseum, werd ik vaak aangesproken. Jammer dat die pleinconcerten er niet meer zijn. Die werden georganiseerd door buurtwerker Gaby de Vries, maar hij werkt hier niet meer. Tijdens die optredens speelden we altijd de ‘Notensong’ die we voor woningcorporatie Staedion over de Notenbuurt hebben geschreven, op de melodie van ‘Save your kisses for me’ van de Britse band Brotherhood of Man. De cd met dat lied is toen in de wijk huis aan huis bezorgd, dus als we het speelden, zong iedereen enthousiast mee met het refrein: ‘We wonen met z’n allen in de Notenbuurt, waar van alles gebeurt, of je nou koopt of huurt.’ Hopelijk krijgen we in de toekomst nog eens de kans om op het plein op te treden.”
Sinds januari 2021 wonen zangeres en actrice Amy Egbers (1992) en rijksambtenaar Caspar Koopman (1990) aan het Notenplein. Ze hadden aanvankelijk plannen om een andere woning op het plein te kopen, maar waren daarvoor net te laat. Ondertussen waren ze echter zo verliefd geworden op de omgeving dat ze snel een bod deden op een ander huis aan het plein. Eind 2023 trouwde het stel. In maart 2025 werd hun gezin uitgebreid met baby Josie.
‘Dit is de beste plek waar ik ooit heb gewoond’
Caspar: “Ik werk sinds begin 2025 als coördinator bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Ik coördineer een klein team van ambtenaren dat zich bezighoudt met het parlement, zoals het opstellen van Kamerbrieven. Daarnaast zorgen we er bijvoorbeeld voor dat de minister een goed en volledig dossier heeft voor debatten. Politiek lijkt voor veel mensen ver van hun bed, maar ik ben me er heel goed van bewust dat het werk dat ik dagelijks doe impact heeft op de levens van mensen.”
Amy: “Ik ben zangeres en actrice. Ik heb het conservatorium afgerond en heb in musicals gestaan. Later ben ik meer de kant van de klassieke muziek op gegaan, maar ik doe daarnaast veel verschillende dingen. Zo maak ik zelf theatervoorstellingen, geef ik presentatietrainingen, spreek ik reclames in en doe ik soms communicatiewerk voor de rechtbank. Ik ben echt een freelancer. Op dit moment ben ik bezig met het opzetten van een theatertournee onder de naam ‘Klassiek geval van...’, waarbij ik klassieke muziek hervertaal en muzikaal toegankelijker maak. Ik vind klassieke muziek prachtig, maar ik merk dat het publiek soms de taal niet begrijpt of het moeilijk vindt omdat de muziek wat verder van ze af staat.”
Caspar: “We leven dus allebei in totaal verschillende bubbels. Ik denk dat we elkaar nooit hadden ontmoet als we elkaar niet via een datingapp hadden leren kennen. Amy woonde toen in Weesp en ik in Den Haag. Het klikte meteen online, en toen we elkaar voor het eerst ontmoetten, was het ook echt raak. Binnen een jaar zijn we gaan samenwonen. Ik woonde toen nog aan de Kleine Veenkade. We waren net een maand samen toen de eerste coronalockdown begon. Het was een fantastisch huis voor mij alleen, maar wel te klein voor ons samen, zeker omdat we allebei ineens thuis moesten werken. We zijn toen een ander huis gaan zoeken en zijn zo in de Notenbuurt terechtgekomen.”
Amy: “Een huis met een tuin aan een mooi groen plein, dat vond ik meteen leuk. Caspar dacht eerst nog dat het te ver fietsen zou zijn vanaf het centrum, maar gelukkig valt dat reuze mee. Wat voor ons de doorslag gaf, was dat de buurt meteen goed aanvoelde. Het is een gezinsvriendelijke jarendertigwijk. Een echte Haagse buurt, wie wil daar nu niet wonen? En het is fijn dat het een gemengde wijk is, met koopwoningen, vrijesectorhuur en sociale huur. Wat betreft wonen ben ik best een verwend nest. Ik ben opgegroeid in Oud-Zuid in Amsterdam en heb toen ik studeerde bijvoorbeeld ook een kamer gehad in een oud klooster. Maar dit is de beste plek waar ik ooit heb gewoond. Ik leg aan vrienden van buiten Den Haag graag uit dat ik én naast een ras-Hagenees én naast een kakker én naast een immigrant woon. Het mengt nog steeds goed, waardoor geen enkele groep de overhand heeft. In volkswijken is er vaak veel sociale verbinding onderling. Ik denk dat de Notenbuurt vroeger volkser was, maar de sociale cohesie is gebleven.”
Historie
Bij de aanleg van de Notenbuurt is rekening gehouden met de wens om de dagelijkse boodschappen in de buurt te kunnen doen. Zo werden alle hoekpanden op de begane grond als winkel bestemd. De ’s-Gravenhaagse Coöperatieve Verbruiks-, Voortbrengingsen Voorzorgsvereniging De Volharding opende in 1934 al gelijk een kruidenierswinkel in het deel van de Appelstraat dat tegenwoordig Albardastraat heet. In 1935 kregen ook delen van de Notenstraat en het Notenplein een winkelbestemming. B en W schreef: ‘(...) dan zal zich ter plaatse een doelmatig winkelcentrum voor de wijk kunnen ontwikkelen.’ Je kunt het nog zien aan de zwarte platen waarmee de gevels zijn afgewerkt.
Tot diep in de jaren 1970 kende de Notenbuurt een melkboer, een rijwielzaak, een banketbakker, een olieboer, twee kruideniers, verschillende kapsalons, bakkerij Hus, twee slagers,
De groentehal van Tante Sien en Ome Rijk in de Kokosnootstraat in 1961. (Fotocollectie Dominicus van der Starre)
een visboer, een manufacturenzaak, een groenteboer, een elektricien, twee sigarenwinkels en twee cafés. Sindsdien verdrongen de supermarkten de kleinere winkels en uiteindelijk moesten ook kruidenier Zeelenberg en slagerij Balm stoppen. Supermarkten mochten steeds meer verse producten verkopen, dus trokken de mensen vaker naar het nieuwe winkelcentrum op het De Savornin Lohmanplein.
Van de rijkdom aan speciaalzaken is weinig over. Even heeft videotheek Saint-Tropez er nog gezeten, nu resteren alleen nog buurtwinkel De Walnoot en de kappersbranche met drie zaken, maar de meeste winkelpanden zijn in de loop der tijd woningen geworden. De twee cafés die er ooit zaten zijn ook verdwenen. Café de Noot op het Notenplein was eerst een snackbar, heette daarna Hilly’s Bar en vervolgens Bon Ami Bar, maar is nu een woonhuis. Op de hoek van de Thorbeckelaan zat Bar Tout est Bon, later Café Thorbecke geheten.
Verswinkel van Nico en An de Geus in 1981. Okkernootstraat 214.
c a F é tH orbecke Café Thorbecke, de laatste kroeg in de Notenbuurt, ging dicht in 2023. Caféeigenaar Oscar den Haring werd in de nacht van 12 op 13 mei 2023 doodgestoken door zijn vriendin. Ze werd veroordeeld tot acht jaar cel wegens doodslag. Een nieuwe eigenaar is van plan om het café te heropenen.
b e D rij V e N i N D e wijk
In een rij panden in de Okkernootstraat staan opgepoetste tweedehandsauto’s in de showroom te lonken naar potentiële kopers. Dit is vanouds de Okkernootgarage waar onder meer Valko (Simca en Peugeot) en Auto Haag (Renault) hebben gezeten. Tegenwoordig zit hier Auto Groothandel Tony Cars. Achter de garage, naast het parkeerterrein bij de Gamma aan de Oude Haagweg, staan nog veel meer auto’s te koop.
De Okkernootstraat in 1954 met rechts Wasserij De Zwaan en daarnaast de Okkernootgarage met Esso benzinepomp. Het opmerkelijke voertuig is van de Maschinenfabrik Eslingen. Links een groenteboer met paard en wagen. (Collectie Dienst voor de Stadsontwikkeling)
Naast de Okkernootgarage was ooit een ingang naar Wasserij De Zwaan te vinden, die nog te herkennen is aan een plaquette van een zwaan aan de gevel. Ook deze wasserij is verbouwd tot woonruimte. Op de hoek van de Okkernootstraat en de Notenstraat huist fotograaf en vormgever Dick de Jager. Verder zit hypotheekadviseur VDB op de hoek van de Oude Haagweg en de Kokosnootstraat.
Va N e N N aar D e Note N buurt
De belangrijkste vervoersader van en naar de Notenbuurt is de Oude Haagweg, die al sinds de vroege middeleeuwen bestaat. Deze weg is in 1693 verhard en werd sindsdien ‘straet wegh’ genoemd. De weg werd zelfs een rijksstraatweg die tot in de twintigste eeuw door het rijk werd beheerd.
In 1611 vroegen grondeigenaren buiten het Haagse Westeinde toestemming aan de hoogheemraden van Delfland om een ‘zantvaert’ te mogen graven vanaf de Voldersgracht in Den Haag richting Loosduinen tot aan de Westerbeek. Ook vanuit Loosduinen wilde men een vaarweg graven de andere kant op. Het duurde dertig jaar voordat de Loosduinsevaart gereedkwam.
g roe N te- e N F ruitmarkt
Toen in 1642 de Prinsegracht was gegraven, ontstond een rechtstreekse vaarroute voor de boeren en tuinders uit Loosduinen. Met hun pramen konden zij zo de markten in Den Haag bereiken, zoals de Grote Markt aan het begin van de Prinsegracht, die destijds als groentemarkt fungeerde. Vanaf de negentiende eeuw werden veel grachten in Den Haag gedempt, waardoor in 1902 de groente- en fruitmarkt zich verplaatste naar de Noordwal en de Veenkade.
Groente en fruitmarkt langs de Veenkade in 1915. (Collectie Haags Gemeentearchief)
Heel lang duurde dat niet. Omdat het daar te druk werd met schepen en ander verkeer, besloot de gemeente in 1926 om een nieuwe groente- en fruitmarkt te bouwen aan de Marktweg. Vanuit de Loosduinsevaart moest er wel een verbinding worden gegraven met het Laakkanaal, zodat de tuinders uit het Westland deze nieuwe markt, die in 1932 werd geopend, konden bereiken. Het stuk van de vaart tussen de Loosduinsebrug en de Valkenboskade kon worden gedempt.
o pe N baar V er V oer
Behalve door marktschuiten werd de Loosduinsevaart ook gebruikt voor personenvervoer per trekvaart. Begin negentiende eeuw vertrok er elke maandag en vrijdag een schuit van Den Haag naar verschillende plaatsen in het Westland. Trekschuiten werden voortgetrokken door een paard of een mens, lopend over een jaagpad langs het water. Ander openbaar vervoer dat over de Haagweg reed in de negentiende eeuw was de diligence, meestal een twaalfpersoonskoets, voortgetrokken door paarden.
Aan het personenvervoer per trekschuit kwam een einde in 1882 met de komst van de stoomtram van de Westlandsche Stoomtramweg Maatschappij (WSM).
Het Westeinde bij de Loosduinsebrug in 1910. Rechts het tramspoor van de stoomtram naar Loosduinen.
De stoomtram over de Haagweg was er niet alleen voor personen, maar ook voor het vervoer van veilingproducten. De WSM-stoomtram werd vanwege de vele ongelukken ook wel ‘de moordenaar’ genoemd. Deze lijn stopte in 1932 omdat het vervoer per vrachtauto en bus sterk opkwam.
In 1983 keerde de tram terug op de Oude Haagweg in de vorm van HTM-lijn 2, tussen Kraayensteijn en Den Haag Centraal Station, later doorgetrokken naar Leidschendam. Hiervoor werd opnieuw een deel van de Loosduinsevaart gedempt; momenteel is alleen tussen de Thorbeckelaan en de Valkenboskade de vaart nog intact.
Drukte op de Haagweg bij Rosenburg in 1932. Met o.a. de stoomtram van de WSM. (Collectie Dienst Wederopbouw en Stadsontwikkeling)
Panden aan de Oude Haagweg met Loosduinsevaart op 14 september 1979 voor de demping. (Collectie Dienst voor de Stadsontwikkeling)
Aan de westkant van de Notenbuurt reed vanaf 23 november 1940 ook een tram. Deze tramlijn 5 eindigde in de Albardastraat, die toen nog Appelstraat heette. Op 8 december 1963 werd de lijn opgeheven.
Eindpunt van tram 5 in de Appelstraat (tegenwoordig Albardastraat).
Ook autobussen frequenteerden de Notenbuurt. Dat begon met lijn P langs de Haagweg, later volgde lijn 26. Momenteel rijden lijn 21 en 23 langs de wijk.
g roe N e plei N weel D e
Het hart van de Notenbuurt wordt gevormd door het Notenplein, een zeer ruim opgezet groen plein met een groot grasveld en een speeltuin. Eromheen staan veel bomen, waarvan er vier door de gemeente zijn aangewezen als beschermde monumentale boom: een Hongaarse eik, een Kaukasische schijniep, een Europese hopbeuk en een walnoot. Deze vier bomen zijn inmiddels 85 jaar oud. De twee kegelvormige haagbeuken in de oksel van het Notenplein zijn vrij zeldzaam.
In 1936 werd de gemeenschappelijke tuin achter het woningcomplex van woningbouwvereniging Patrimonium aan het Notenplein ingericht als speeltuin met schommels, wippen en een zweefmolen. Meerdere keren per jaar vonden hier openluchtbijeenkomsten en concerten plaats. De tuin fungeert nog steeds als gemeenschappelijke (speel)tuin voor de omwonende huurders van Staedion.
Achter de woningen op de begane grond bevinden zich vaak ruime achtertuinen. Alleen in een deel van de Okkernootstraat hebben de huizen ook nog ommuurde voortuintjes. Verder is er nog een groenstrook langs de Walnootstraat met Buurttuin het Notentuintje en daarachter de sloot die grenst aan het landgoed Rosenburg. Let hier op de karakteristieke lantarenpalen van Berlage.
Het Notenplein in 1938. (Collectie Dienst Stadsontwikkeling)
De speeltuin in de binnentuin achter woningen van Patrimonium in 1938. (Collectie Dienst Stadsontwikkeling)
j eug DH uis, sc H ool e N H obbytui N e N
Een ander bijzonder binnenterrein bevindt zich in het bouwblok van Haag Wonen dat wordt omsloten door de Oude Haagweg, de Kokosnootstraat, de Okkernootstraat en Walnootstraat. Het is toegankelijk via een poort in de Kokosnootstraat.
Hier bevond zich eerst een katholiek jeugd- en clubhuis van de Paulusparochie. Een houten barak waar zo’n 450 meisjes buiten school terechtkonden. Vanaf de jaren 1940 werden er films vertoond, werd er gebridged, waren er carnavalsvieringen, fancyfairs, poppentheaters en dansavonden, en trad de katholieke muziekvereniging De Banjola’s er op. In 1951 werd besloten om in de barak ook een kleuterschooltje voor honderd kinderen te stichten. Ook was de katholieke padvinderij er actief met de Claragroep kabouters, gidsen en pioniersters. Het clubhuis is eind jaren 1960 afgebrand.
De Paulusparochie beijverde zich sterk voor het katholieke onderwijs in de wijk. Op haar verzoek besloot de gemeente Den Haag in 1952 om een achtklassige meisjesschool voor lager onderwijs te bouwen op het binnenterrein. Deze school is voor fl. 250.000,gebouwd volgens het destijds revolutionaire modulaire montagesysteem DotremontTen Bosch van architect Wim ten Bosch. Kenmerkend voor het systeem is dat de gevels bestaan uit regelmatig geplaatste betonstijlen met aan beide zijden betontegels. De bijzondere wederopbouwarchitectuur gaat tegenwoordig schuil achter een laag stucwerk.
Het schoolgebouw op het binnenterrein van de Kokosnootstraat in 1954. (Collectie Dienst voor de Stadsontwikkeling)
In het gebouw vestigde zich de Frater Andreasschool, een meisjesschool voor lager onderwijs. Ook het katholieke kleuteronderwijs kreeg er een plek onder de naam Maria’s Kleuter hof. In de eerste jaren, tot 1959, gaven zusters van de Amsterdamse Congregatie van de Voorzienigheid er les. Maar ook de jongens-hbs van het katholieke Sint-Janscollege kwam in het gebouw. Daar waren het paters die lesgaven.
Examenklas hbsA van het SintJanscollege in 1957 op het binnenterrein achter de Kokosnootstraat.
De vijfde klas van de Frater Andreasschool op 20 juni 1960 met juffrouw De Lang.
De N ke ND aa N D e Frater aND reassc H ool Op SchoolBANK.nl zijn nog veel levendige herinneringen te vinden aan de Frater Andreasschool.
‘Aardige leerkrachten gehad. Juffrouw Sevat en ik waren water en vuur. Van de heer Telintelo (die we tintelteen noemden) herinner ik me zijn groene orgeltje en zijn hand die altijd van hoog naar laag en andersom heen en weer ging, als wij ‘noe noe noe’ aan het meekermen waren. De handwerkjuffrouw bracht ik tot wanhoop met mijn broddelbreiwerkjes.’
‘Bij Telintelo mocht ik niet meezingen omdat ik te vals zong.’
‘Als de schoolbel ging, moesten we per klas in de rij staan; de grote knieën van de juf als je in de klas zat en zij op die verhoging. Ik keek ’s avonds altijd naar mijn eigen knieën en kon me niet voorstellen dat die ooit ook zo groot zouden worden.’
‘Juf Pasqua pakte mijn nieuwe vulpen af (van Sinterklaas) en smeet hem op de grond (ik moest met de kroontjespen schrijven); mijn vader boos naar school: ze moest een nieuwe voor me kopen!’
‘Juf Sevat was stijf en streng. Ik weet nog dat we in de winter de op de kachels half ontdooide schoolmelk moesten opdrinken, bah! Veel handstand op het schoolplein gespeeld; elastieken; touwtjespringen (‘hogers’ kan ik nog steeds); hinkelen.’
‘Veel te strenge regels hier op school. Opstaan als het hoofd de klas in kwam. Moest met rechts leren schrijven terwijl ik links was. Mochten geen broeken dragen zonder rok eroverheen. De pastoor kwam op school bidden dat we geen kinkhoest kregen en legde dan twee grote, koude kaarsen in je hals (vond ik maar gek).’
‘Juffrouw Sevat, de directrice, ‘pakte’ van de jarige kinderen altijd de traktatie af alsof het allemaal alleen voor haar was.’
In 1969 ging de Frater Andreasschool op in de Jozefschool, die daarmee een gemengde school werd. Vervolgens trok een mavodependance van het protestants-christelijke Groen van Prinsterercollege (tegenwoordig Hofstad College) in het gebouw, dat ‘gebouw K’ werd genoemd. Van 1975 tot 1982 was de fysiotherapie-opleiding van de Haagse Academie voor Lichamelijke Oefening (HALO) er gevestigd en uiteindelijk kwam de school leeg te staan.
k rakers i N D e sc H ool
De gemeente presenteerde op 17 mei 1984 tijdens een buurtbijeenkomst een plan voor acht HAT-woningen (voor alleenstaanden of twee personen) in de school, met daarnaast zeventien nieuwbouwwoningen en parkeerplaatsen. Het voorstel viel totaal verkeerd in de buurt. Op 28 juni volgde weer een bijeenkomst, maar de plannen waren niet veel anders. Na een heftige discussie verzocht het Wijkberaad Notenbuurt om staking van de vergadering om eerst een enquête te houden. Bewoner Ronald van den Langenberg zette een werkgroep op die zich ging bezighouden met het HALO-terrein. De uitslag van de enquête was duidelijk: geen woningbouw, maar openbaar groen, volkstuinen, fietsboxen en een wijk-/dienstencentrum.
Ondertussen verloederde de school. Ramen werden ingegooid, de gevel werd beklad en er was zelfs brand geweest. Uiteindelijk werd het gebouw dichtgetimmerd door de gemeente. De bekende beeldend kunstenaar Phil van de Klundert, geboren en getogen naast de school op Kokosnootstraat 20, zag de verloedering met lede ogen aan. Hij toog in november 1984 naar het kraakspreekuur van het Brullend Breekijzer in de binnenstad. Samen met bevriende kunstenaars kraakte Van de Klundert het pand, dat werd ingericht als kunstcentrum met ateliers en werkplaatsen. Met eigen geld en veel zelfwerkzaamheid knapten de krakers het pand vanbinnen en vanbuiten op.
Onder de naam Ateliers voor beeld-expressie, ook wel Galerie De Notenkraker genoemd, groeide het pand uit tot een plek waar kunstenaars als Jan Kikkert, Jan Snoeck, Ber Mengels, Pien Hazenberg, Max Janssen, Carolien van den Donk, Margot Kramer en Pauline Braat resideerden en cursussen gaven op het gebied van steenbewerking, keramiek, etsen, schilderen, boetseren en video-art. Ook was er plek voor jazzballet, de a capellazanggroep Herenmettijd en de buurtorganisatie.
Door de protesten trok de gemeente de woningbouwplannen in, en in april 1985 startte de aanleg van dertig hobbytuintjes voor de buurt. Er werden paden aangelegd en in juli 1985 meldde de wijkkrant: ‘De hobbytuintjes staan in volle bloei. Er zijn zelfs al enkele mensen die sla, spinazie en kruiden hebben gegeten van hun eigen stukje grond.’ Ook mochten de kunstenaars in het pand blijven.
Het gebouw staat er nog steeds, maar de kunstenaars konden het beheer financieel niet bolwerken en zijn vertrokken. In 1991 besloot de gemeente het pand te verbouwen tot kinderdagverblijf. Dat heette eerst Catootje, later Timo Dak en tegenwoordig zit de antroposofische kinderopvang Olles Huis er. Ook de hobbytuintjes zijn nog altijd in gebruik en vormen met de vele bomen een groene oase in de wijk. In het voorjaar kwetteren er vele vogels, zoeken de buurtkatten elkaar er op en komen de vleermuizen er tevoorschijn.
s port e N spel
Op het Notenplein wordt van oudsher veel gevoetbald; andere plekken om te sporten zijn er niet. Op Notenplein 154 zat in de jaren 1960 de Eerste Haagse Trampoline Fabriek. Elke zomer werden de trampolines buitengezet, de kinderen mochten dan de hele middag springen. De fabriek was van Ton Huijsman, tevens uitvinder van het rolskiën.
In de Nieuw-Rozenburgstraat woonde Peter Nottet, die van 1963 tot 1973 op hoog niveau schaatste. Hij bleef altijd enigszins in de schaduw van Ard Schenk en Kees Verkerk (Ard en Keessie), maar veroverde wel brons op de 5.000 meter bij de Olympische Winterspelen van 1968 in Grenoble.
Joris van den Bergh geldt als de grondlegger van de Nederlandse sportjournalistiek. Hij stierf op 1 juli 1953 aan een hartverlamming in zijn woning in de Okkernootstraat op 71-jarige leeftijd.
De beroemde voetballer Memphis Depay kocht in 2022 een woning in de Okkernootstraat om als belegging te verhuren.
Heroï N e
Het Wijkberaad Notenbuurt heeft vele gevechten geleverd met de gemeente. Zo ook tegen de start van een heroïne-experiment op het naastgelegen Rosenburg-terrein in 1999. Parnassia, Zorgkantoor Haaglanden en de gemeente Den Haag wilden vanuit een portacabin heroïne en methadon op medisch voorschrift verstrekken aan chronische heroïneverslaafden. Het verzet van het Wijkberaad baatte niet en het experiment bleek uiteindelijk zeer geslaagd. Tegenwoordig is het onderdeel van een volledige behandeling in het Medisch Sociaal Centrum op het terrein, waar ook somatische, psychische en maatschappelijke zorg wordt geboden.
j o N gere N
Samen met de gemeente trachtte het Wijkberaad de jongerenoverlast in de wijk te beteugelen. Veel te beleven was er niet voor de jongeren, waardoor ze rondhingen in de portieken en op het Notenplein. Rond de eeuwwisseling meldde de gemeente dat het Notenplein door een groep jongeren werd gebruikt als hangplek. Er was veel overlast door scooters, overmatig drankgebruik, vuurwerk en rotzooi. Doordeweeks ging het om een groep van ongeveer tien jongeren, maar in het weekend kon de groep aanzwellen tot zo’n dertig personen. De politie moest geregeld optreden. In 2005 was sprake van de ‘Hotspot Notenplein’ en een alcoholverbod. De politie surveilleerde intensief en trad soms stevig op. Sinds 2007 is het Notenplein weer rustig. Maar ook nu nog is er voor jongeren weinig te doen.
o u D e N N ieuw
Vanaf de jaren 1950 verrees op de hoek van de Okkernootstraat en de Kokosnootstraat met oud en nieuw steevast een vuurstapel waarvan de vlammen boven de huizen uit kwamen en waardoor de ramen soms knapten van de hitte. Later verhuisde het spektakel naar het Notenplein. Met een kerstbomenjacht en het verzamelen van hout werd brandstof bijeengebracht. Complete auto’s verdwenen in de vuurzee. De gemeente probeerde de situatie beheersbaar te houden en regelde twee zeecontainers die gevuld mochten worden met pallets, kerstbomen en sloophout. De brandstapel mocht een maximale afmeting hebben van vijf bij vijf bij drie meter. Jarenlang was dit een van de ruim dertig gedoogde vuurplaatsen in de stad.
De auto rukt op Bij de bouw van de wijk zijn de straten bewust smal gehouden. De mensen die in de Notenbuurt zouden gaan wonen, hadden toch geen geld voor een auto, was de gedachte. De auto was immers een luxeproduct voor de elite en de straat was vooral bedoeld om kinderen te laten spelen. Die deden dat ook volop. Hardloopwedstrijden, racen met steps en zeepkisten, en als het regende werd er door de kinderen gekaart in het portiek totdat ze werden weggejaagd.
Maar de naoorlogse welvaart ging ook aan de Notenbuurt niet voorbij, waardoor de straten zich vulden met steeds meer blik. In 1984 werd het gebied rond het Notenplein als woonerf ingericht. De parkeeroverlast bleef, zo werd er illegaal op de stoep geparkeerd. Na jarenlang soebatten, discussies in de gemeenteraad, draagvlakonderzoeken en parkeertellingen werden in 2016 de Okkernootstraat en Walnootstraat opnieuw ingericht met 65 extra parkeerplaatsen. Kosten: 1,2 miljoen euro. In 2021 werd betaald parkeren ingevoerd.
o pkomst e N o ND erga N g V a N H et w ijkberaa D Het Wijkberaad Notenbuurt was lange tijd een verbindende factor in de wijk. Met een wijkkrant – onder meer de Notenkraker – werden de buurtbewoners geïnformeerd over actuele zaken. Ook werd er overlegd met de gemeente en allerlei instellingen. Er waren geregeld buurtvergaderingen en er werden buurtfeesten georganiseerd op het Notenplein. Een belangrijke plek net buiten de wijk was de Petrakerk, waar onder meer een kinderclub en de Petrasoos voor ouderen werden georganiseerd. Nadat de kerk werd gesloopt in 2002, was er weinig meer te beleven in de buurt.
In 2008 zag de Buurtkamer in de Walnootstraat het levenslicht en deze is nog altijd van belang voor de wijk. In 2019 stopte het Wijkberaad. Het was voor het handjevol bestuursleden te veel werk. Dat bestuurslid Linus V. in 2015 ruim 5.500 euro had ontvreemd uit de kas hielp ook niet. De Haagse politierechter gaf hem veertig uur werkstraf.
Kapster Marijke de Zeeuw (1962) woont in de Driebergenstraat in de wijk Leyenburg. Toch heeft de Notenbuurt maar weinig geheimen voor haar. Al decennialang heeft ze dagelijks contact met buurtbewoners die hun haar laten doen in kapsalon JeanPierre Coiffures, op de hoek van de Thorbeckelaan en de Pippelingstraat. Daardoor weet ze goed wat er speelt in de wijk en hoort ze soms zelfs eerder dan de betrokkenen over belangrijke gebeurtenissen, van huwelijksaanzoeken tot zwangerschappen aan toe. Toch zal ze nooit iets doorvertellen. Sinds een paar jaar runt de geboren en getogen Haagse de kapsalon in haar eentje.
‘Als kapper ben je ook maatschappelijk werker en psycholoog’
“In mijn jeugdjaren woonde ik met mijn familie op meerdere plekken in Den Haag, tot we op mijn zestiende naar Zoetermeer verhuisden omdat mijn vader in Pijnacker werkte. Na mijn kappersopleiding ben ik eerst in Voorburg en Berkel en Rodenrijs gaan werken. Eind 1992 kreeg ik de kans om hier aan de slag te gaan. Ik wilde graag terug naar Den Haag, omdat ik een paard had in een manege in Madestein en ik het heen en weer rijden tussen Den Haag en Zoetermeer niet meer zag zitten. Ook wilde ik op mezelf gaan wonen, en dat leek me hier leuker dan in Zoetermeer. Zo kwam alles mooi samen.”
“Toen ik hier kwam werken, was Trudy de Zeeuw de eigenaresse. Zij had de zaak in 1979 overgenomen van de eerste eigenaar, die meerdere kapperszaken in de regio had. Trudy heeft de naam Jean-Pierre Coiffures altijd in stand gehouden. Ze werkte samen met haar zus Jos en ik kwam er als derde medewerker bij. Na een paar maanden kreeg ik een relatie met de broer van Trudy’s man. Die kwam in de zaak om zich te laten knippen, maar we kwamen elkaar ook tegen bij het stappen en in de sauna.”
“Het grappige was dat Trudy, toen ik solliciteerde, mij vroeg of ik van plan was om binnen vijf jaar te trouwen en kinderen te krijgen. Ik zei toen eerlijk dat dat niet mijn plannen waren, maar twee jaar later trouwde ik dus met haar zwager en werden we familie. Ik ben nog steeds gelukkig met Arie en onze zoon. In 2018 is Trudy helaas overleden en ben ik samen met haar zus verdergegaan. Drie jaar later ging zij met pensioen en nu werk ik hier alleen.”
“De winkel ligt aan de rand van de wijk, maar inmiddels ken ik de Notenbuurt best goed. Dat komt deels doordat ik er al duizenden keren met de auto doorheen ben gereden, maar ook omdat mijn neef Michel hier vroeger woonde. Het is nu een gemoedelijke, rustige wijk met vriendelijke mensen. In het verleden was dat, vooral met oud en nieuw, wel eens anders, maar gelukkig is dat verleden tijd. Vroeger was er ook een groter verschil tussen de mensen die aan de Thorbeckelaan woonden en die in de Notenbuurt zelf. Aan de Thorbeckelaan was het vaak wat meer kouwe kak, maar dat verschil is tegenwoordig veel minder. De mensen zijn in de loop der jaren veranderd. Dat merk ik ook aan mijn contacten met klanten. Eigenlijk gaat iedereen tegenwoordig heel normaal met elkaar om.”
“Het leuke aan mijn werk zijn natuurlijk ook de gesprekjes met de klanten. Mensen vertellen mij ook vaak privézaken, gewoon omdat ze even hun verhaal kwijt willen. Maar wat hier gezegd wordt, blijft hier. Als kapper ben je soms ook een vertrouwenspersoon, maatschappelijk werker en psycholoog. Ik hoor regelmatig dingen lang voordat de betrokkenen zelf op de hoogte zijn, zoals huwelijksaanzoeken of zwangerschappen. Dan weet ik het al, terwijl de partner het nog niet weet. Maar ik zal nooit iets doorvertellen. Nooit!”
Van 1974 tot 2014 was John Fonville (1950) eigenaar van de tabakshop op de hoek van de Walnootstraat en de Oude Haagweg. Een dikke ordner vol officiële documenten herinnert aan die tijd. De map bevat naast contracten en enkele krantenartikelen vooral veel aangifteformulieren en andere documenten van politie en justitie. In de veertig jaar dat John de winkel runde, werd er meer dan tien keer ingebroken en werd hij vier keer overvallen. Sinds 2007 wonen John en zijn vrouw Anja aan de Thorbeckelaan.
‘Op een gegeven moment wen je aan de overvallen’
“Tot 1974 was het sigarenmagazijn van mijn oom en tante. Ik werkte toen als bedrijfsleider in een hotel aan de Spuistraat. Na het plotselinge overlijden van mijn oom besloten Anja en ik, na wat onderzoek, de zaak over te nemen en gingen we achter de winkel wonen. In die tijd was er veel rompslomp met allerlei vreemde overheidsregels, maar sommige kwamen ons juist goed uit. Zo mochten alleen sigarenwinkels van zeven uur ’s ochtends tot zeven uur ’s avonds open zijn. Daar sprong ik op in door ook andere producten te verkopen, zoals koek, limonade en cadeauartikelen. Hierdoor was het aan het begin en het einde van de dag altijd extra druk met klanten, onder wie veel patiënten van Rosenburg.”
”Na een paar jaar hebben we de winkel uitgebreid door de woonkamer erbij te trekken, waardoor de zaak twee keer zo groot werd. We gingen wonen in de Vruchtenbuurt. Dat had als voordeel dat er ’s avonds geen klanten meer op ons raam konden kloppen als de sigarettenautomaat, die toen nog buiten aan de gevel hing, even niet werkte. Dankzij de winkelruimte konden we het assortiment verder uitbreiden. Zo konden klanten bij ons hun fotorolletjes inleveren en kocht ik geregeld partijen handel op, zoals gereedschap. Ik zette dan een bord buiten met de tekst: ‘Boorset – bij de Gamma een tientje, bij mij 8 gulden’. Zo bleef ik steeds nieuwe dingen verzinnen om op te vallen.”
“Op oudejaarsavond 1999 werd ik voor het eerst overvallen in de winkel. Vlak voor sluitingstijd kwamen ze binnen, ze hielden me vast en haalden mijn zakken leeg. Ik had redelijk veel contant geld bij me, omdat ik naar een groot oudejaarsfeest zou gaan. Er lag ook geld in de zaak, maar gelukkig was ik slim genoeg om niet alles op één plek neer te leggen. Na die eerste overval ben ik nog drie keer overvallen. Ik werd op mijn hoofd geslagen en met wapens bedreigd, maar ik liet me niet stoppen. Het is net als bij juweliers: op een gegeven moment wen je eraan. Dat is natuurlijk heel triest, maar ik heb er geen psychische klachten aan overgehouden. Wel werd ik steeds alerter en nam mijn vertrouwen in mensen af. Uiteindelijk hebben we de zaak verkocht toen ik 64 was. De winkel is sindsdien meerdere keren van eigenaar gewisseld, maar volgens mij gaat het nu weer goed.”
“Toen ik in de Notenbuurt kwam werken en wonen, was het een nette buurt met leuke mensen en veel winkels en bedrijven. Maar die verdwenen een voor een uit de wijk. Er kwamen steeds vaker minder prettige mensen wonen: verslaafden, herrieschoppers en andere verwarde mensen. Het eerste stukje van de Walnootstraat is altijd achtergebleven ten opzichte van het tweede gedeelte, dat ook beter werd onderhouden. Daar zijn veel mensen die er al lange tijd wonen en de buurt netjes houden. Er is ook een mooi wandelpad door het groen langs de straat gekomen, en de Buurtkamer draait goed, wat de wijk echt een stuk gezelliger heeft gemaakt.”
Veel bebouwing direct langs de Oude Haagweg bleef lange tijd buiten de plannen voor de Notenbuurt. Eind negentiende eeuw hadden zich hier voornamelijk ‘boerenblekerijen’ gevestigd. Textiel van rijkelui uit de stad, gestichten, hotels en ziekenhuizen werd er gewassen en op grasveld gebleekt. Het waren vooral familiebedrijven met bekende namen als Tettero, Giezeman en Van der Beek.
Een wasserij was in het begin nog veel handwerk. De aandrijving kwam ook wel van een tredmolen met een paard. Achter het paard bevond zich een bakje met daarin een jongen die moest zorgen dat het paard bleef draven rond een tredmolen. Die molen liet stampers in waskuipen op en neer bewegen om de was schoon te krijgen.
Vanaf 1896 groeiden de wasserijen uit tot een echte industrie met door stoom aangedreven machines; er verschenen talloze hoge schoorsteenpijpen. Het personeel –knechten en meiden – woonde rond de wasserijen in kleine huisjes.
Op de Oude Haagweg zaten in 1927 naast elkaar:
Nr. 493: Stoomwasscherij Nieuw Rozenburg van Firma Joh. Tettero
Nr. 495-497: Firma G.A. Giezeman (vanaf 1932 Giezeman de Wasman)
Nr. 499-501: N.V. Stoomwasscherij Gebr. Smeele
Nr. 503-505: Stoomwasscherij De Adelaar van Gebr. H. en W. van der Beek
Nr. 507: Stoomwasscherij De Leeuw van firma H.J. van der Beek
Nr. 509: N.V. Wasserij De Zwaan van firma A.J. van der Beek
Door familiaire twisten en fusies verdwenen deze bedrijven langzaam uit de buurt naar nieuwe industriegebieden. De laatste actieve wasserij, Giezeman de Wasman, vertrok in 2008. Maar er zaten ook andere bedrijven in het gebied, zoals Scholtes Croquetten, de N.V. Cargo fabriek voor vruchtensappen en het bekende sloop- en transportbedrijf Knijnenburg, dat hier is begonnen. Verderop, aan de rand van de Vruchtenbuurt, is veel van de lintbebouwing met tuinderswoningen langs de Loosduinsevaart nog intact. Dit deel stond ook wel bekend als het buurtschap Halfweg, vanwege de ligging halverwege Den Haag en Loosduinen.
Het wagenpark van Wasserij Tettero op de Oude Haagweg rond 1940. Links de woningen van de Notenbuurt.
De H ero N twikkeli N g V a N H et be D rij V e N terrei N
Na het vertrek van de wasserijen kocht de gemeente in 1988 een deel van de panden op en uiteindelijk kwam het gebied geheel in handen van projectontwikkelaar Bevasta. Deze richtte Madevin Oude Haagweg B.V. op, die samen met vastgoedbelegger Van der Vorm Vastgoed B.V. woningbouwplannen ontwikkelde. Tegen die plannen ontstond in eerste instantie veel weerstand in de buurt, met name vanwege de hoogte van de bebouwing. De leegstand van de wasserijpanden trok in 2009 ook krakers aan. In de voormalige panden van Tettero en Giezeman (Oude Haagweg 493 t/m 497) ontstond zo krakersgemeenschap ’t Wasmandje, die er onder meer een weggeefwinkel had. In 2012 moest men vertrekken na een rechterlijk bevel tot ontruiming en in 2014 werden de voormalige wasserij- en andere panden aan de Oude Haagweg 483 t/m 501 en de Nieuw-Rozenburgstraat gesloopt.
Kraakpanden ’t Wasmandje Oude Haagweg 493 497. (Angela van Dijk)
De ontwikkeling werd ook nog bemoeilijkt door de vervuilde grond, die het gevolg was van het gebruik van chloor en andere giftige stoffen door de wasserijen. Tot nu toe is slechts een deel van de woningbouwplannen tot stand gekomen. Alleen het gebouw Harvest I is in 2019 opgeleverd. Dit nieuwbouwcomplex bestaat uit 184 huurappartementen, elf tiny houses, een moestuin, een daktuin en 107 parkeerplaatsen. Het complex werd in 2022 voor 61,4 miljoen euro verkocht aan de Duitse investment manager DWS.
Woningen aan de Oude Haagweg 483 487 en de Nieuw Rozenburgstraat in 1979. De panden werden gesloopt in 2014 voor de bouw van Harvest I. (Collectie Dienst voor de Stadsontwikkeling)
De ra F elra ND V a N D e Note N buurt
Voor het gebied naast Harvest wordt momenteel door projectontwikkelaar Blauwhoed een nieuw woningbouwplan ontwikkeld, waarbij de vestigingen van Gamma en K-Rentool worden ingepast. Het is nu een rafelrand met, behalve de bouwmarkt en het verhuurbedrijf, een groot parkeerterrein met tweedehandsauto’s, braakliggende grond en een rij antikraakpanden.
Die antikraakpanden hebben een bijzondere geschiedenis. De vier herenhuizen van Oude Haagweg 511-517 zijn gebouwd in opdracht van A.A. Giezeman, nummer 519 werd gebouwd door F. Steijn. Met bouwjaren tussen 1922 en 1926 zijn dit de oudste panden van de Notenbuurt en ze worden nog steeds bewoond. Op Oude Haagweg 509 oefent de stoner-fuzzrockband Baardvader.
e e N kerk i N D e Note N buurt
In de Notenbuurt waren met de oplevering van de VZOS-woningen meer dan honderd katholieke gezinnen komen wonen. Leden van de almaar groeiende Onze Lieve Vrouw Hemelvaart-parochie moesten steeds vaker genoegen nemen met een staanplaats in de Loosduinse hoofdkerk dicht bij het dorp. Een tweede kerkgebouw moest uitkomst bieden. Vier gebroeders Giezeman, wasindustriëlen en parochianen, waren bereid om een stuk grond naast hun bedrijven aan de Haagweg beschikbaar te stellen. Op 10 april 1940 vond de eerstesteenlegging plaats van de Sint-Pauluskerk, de nieuwe hulpkerk van de parochie
De eerstesteenlegging van de roomskatholieke hulpkerk achter de Oude Haagweg op 10 april 1940 door deken J.J. Maat en kapelaan J.P. van Beukering. (H.A.W. Douwes)
Onze Lieve Vrouw Hemelvaart. De nieuwe kerk, ook wel blekerskerk genoemd, verrees achter Oude Haagweg 509, ietwat verscholen in het gebied. Architect was J. Mol en aannemer was de firma A.H. Haagen en Zn. uit Leidschendam. De kerk telde 500 zitplaatsen. Elke dag was er de heilige mis en op zondag waren er verschillende missen. Ondanks de oorlog vond al op 5 augustus 1940 de inwijding van deze hulpkerk plaats.
De hulpkerk in 1940. (Foto: Haagsche Courant, 7 augustus 1940)
Op 1 oktober 1945 besloot de bisschop van Haarlem de Sint-Paulusparochie op te richten ‘aangezien het wenschelijk is gebleken in het geestelijk belang der Katholieken, die wonen in de omgeving van de Hulpkerk van den H. Paulus te ’s-Gravenhage-Loosduinen aldaar op te richten eene zelfstandige parochie’. De hulpkerk veranderde toen in een noodkerk in afwachting van een volwaardig kerkgebouw. Deze nieuwe Pauluskerk zou in 1955 verrijzen aan de Mgr. Nolenslaan. De architect van deze kerk is Frans van der Togt, die ook de woningen van VZOS in de Notenbuurt ontwierp.
Toen de parochianen verhuisden naar het nieuwe kerkgebouw, werd de kerk aan de Oude Haagweg verbouwd tot gymnastieklokaal met conciërgewoning voor de meisjesschool in de Kokosnootstraat en de jongensschool naast de Pauluskerk, de Sint-Jozefschool. Ook was er een judovereniging actief. In 1971 kocht de firma Offers textiel en woninginrichting de kerk van de gebroeders Giezeman en werd het pand verbouwd tot meubeltoonzaal met magazijn.
Ook Offers vertrok en sinds een paar jaar is de kerk in gebruik bij Klusplatz, een ruimte voor makers met allerhande apparatuur. Ook zijn er studio’s voor muzikanten en theater.
Dui V e N til wor D t D akopbouw
Den Haag is de stad van de duivenmelkers. Ook in de Notenbuurt bevonden zich lange tijd veel duiventillen op de platte daken. Maar de laatste jaren verdwijnen er meer en meer. Behalve koerende duiven en schreeuwende meeuwen die hun nesten bewaken, zien we op de platte daken steeds meer dakopbouwen verschijnen. De gemeente heeft dit in 2013 mogelijk gemaakt in een nieuw bestemmingsplan om gezinnen die willen uitbreiden voor de stad te behouden.
de huidige ruimte voor makers en muzikanten in de voormalige kerk en meubeltoonzaal.
Met haar grote neuspiercing, kettingen, spikes en donkere kleding valt Gjelina Buijsse (2010) op in de Notenbuurt. Vooral als ze samen met haar goede vriend Tymon door de wijk wandelt, trekt ze vaak de aandacht van voorbijgangers. Lina, zoals bijna iedereen haar noemt, kleedt zich als emo, wat bij sommige mensen vragen oproept – en soms zelfs weerstand. Ze gaat naar het Maris College Bohemen en woont al bijna haar hele leven in de Notenbuurt.
‘Misschien verhuis ik wel naar een ander land’
“Ik woon aan het Notenplein met mijn moeder, haar vriend en mijn broertje en zusje. We woonden eerst in een ander huis op het plein, maar moesten verhuizen door zware schimmeloverlast. Helaas is er in ons nieuwe huis nu hetzelfde probleem. Wat ik me herinner van de eerste jaren dat ik hier woonde, is dat er veel kinderen van mijn leeftijd waren en dat we een leuke speeltuin hadden. De kinderen speelden toen ook vaker op straat. Een van mijn leukste herinneringen aan vroeger is het vuurwerk met oud en nieuw. Dat vond ik echt geweldig. Iedereen kwam naar buiten en er was ook een groot vuur.”
“Ik herinner me ook nog dat er iemand op het plein woonde die bij elk seizoen nieuwe versieringen voor haar raam hing, zoals bijvoorbeeld bloemen in de lente en kerstmannen in de winter. In die tijd haalde ik ook met een buurmeisje deur aan deur geld op voor de Dierenbescherming; we haalden soms meer dan honderd euro op. Nu zie je veel minder jongeren van mijn leeftijd op straat. Ze gaan naar school en hebben het druk met andere dingen, waardoor ze minder vaak buiten komen. Daardoor is het voor mij wat saaier geworden dan vroeger. Soms hangen er wel jongeren op het plein, maar die kunnen dan best vervelend zijn en herrie maken. Dat vind ik wel jammer.”
“Sinds een paar jaar kleed ik me als emo. Een vriendin van me stelde dat voor. Ik ben me er toen wat meer in gaan verdiepen en vond het best leuk. Later bleek dat zij eigenlijk alleen een zwarte legging en een zwarte trui bedoelde, maar ik ben er toen mee doorgegaan. Ik krijg regelmatig complimenten van mensen over hoe ik me kleed. Oudere mensen willen soms ook een praatje maken en vragen waarom ik deze kleren draag. Maar verder zijn de meeste reacties helaas negatief. Mensen kijken me dan vies aan, schelden me uit of duwen me zelfs. Sommige mensen halen hun geloof erbij en denken dat emo zijn betekent dat je een satanist bent. Maar dat ben ik niet. Ik vind het gewoon helemaal leuk en ik vind dat iedereen de kleren moet kunnen dragen die hij of zij wil dragen.”
“Sinds ongeveer een jaar ben ik goed bevriend met Tymon. Hij is een jaartje jonger dan ik en woont in Laak. Op TikTok had hij onder een video een comment geplaatst waarin hij zei dat hij een emo was in Den Haag. Daar heb ik op gereageerd met: ‘Hoi, ik ben ook een emo. Laten we vrienden worden.’ We zijn verder gaan praten en zijn inderdaad vrienden geworden. We doen veel dingen samen, maar ik moet nu eerst school afmaken. Ik ben al een paar keer blijven zitten, dus ik moet echt mijn best doen. Later zou ik graag in een bar willen werken, of misschien als tatoeëerder of piercer aan de slag gaan. Werken in een verzorgingshuis lijkt me ook mooi. Maar misschien verhuis ik wel naar een ander land, als de situatie in Nederland nog erger wordt.”
Rechts naast de Gamma aan de Oude Haagweg, in een pand dat in 1940 werd gebouwd als hulpkerk voor de roomskatholieke gemeenschap en waar later jarenlang de beddenwinkel van de firma Offers was gevestigd, wordt sinds 2022 druk geklust door een groep creatieve ondernemers. Chris Ros (1997) is de initiatiefnemer van deze bijzondere locatie aan de rafelrand van de Notenbuurt.
“Ik ben geboren in Scheveningen en heb op verschillende plekken in Den Haag gewoond. Ik begon als tiener met werken in de theater-, licht- en geluidstechniek, waarna ik een opleiding informatica heb gevolgd aan de Haagse Hogeschool. Inmiddels werk ik vooral in die sector, maar daarnaast ben ik met veel andere projecten bezig. In de lente van 2025 ben ik verhuisd naar de Boekhorststraat, maar daarvoor woonde ik vlak bij de Notenbuurt aan de Loosduinsekade. Tijdens de coronajaren maakte ik vaak wandelingen door de buurt, en zo ontdekte ik dit pand. Wanneer je buiten Den Haag in het landelijke gebied komt, zie je vaak schuren op erven waar mensen machines opknappen of dingen bouwen. Daar was ik altijd best jaloers op. Ik vind het heerlijk om in de stad te wonen, maar ik vind het ook fijn om dingen met mijn handen te doen. Het probleem is alleen dat de ruimte die je daarvoor nodig hebt in de stad voor kleine ondernemers financieel niet meer haalbaar is. Daarom was ik altijd alert op panden die kansen boden.”
“Toen ik dit gebouw zag, heb ik leegstandbeheerder OAK gebeld en een plan gepresenteerd om van de ruimte een gedeelde werkplaats voor vier kleine ondernemers te maken. Zolang nog niet duidelijk is wat er met deze locatie gaat gebeuren, mogen wij het pand gebruiken. Inmiddels hebben we extra ruimtes erbij gekregen en is er een vaste ploeg van zo’n tien mensen. Dat zijn vooral houtbewerkers, maar er zijn ook een repetitieruimte voor een band met een opnamestudio, een kleermaker en een ruimte met een speciale vloer voor dansgroepen en theatermakers. Daarnaast zijn er nog zo’n tien ondernemers die hier af en toe een dagdeel werken.”
“Deze locatie staat voor mij symbool voor vrijheid. We proberen er echt een community van te maken. Het is een bijzondere plek geworden waar veel mensen hun hobby of werk kunnen uitoefenen. We hebben niet echt een wijkfunctie, maar als we mensen in de Notenbuurt ergens mee kunnen helpen, staan we daar natuurlijk altijd voor open. Ik vind het ook een fijne buurt en kom er graag. Er ligt veel geschiedenis in deze omgeving en het is een aangename wijk om doorheen te wandelen.”
“De naam Klusplatz heb ik verzonnen. Het is een beetje tongue in cheek, als verwijzing naar de Duitse moeder van River Diephuis, een van de ondernemers die vanaf het begin bij dit project betrokken is. Dankzij de naam op de gevel kunnen mensen nu al vanaf de poort zien wat hier zit. In het begin stonden er namelijk nog wel eens mensen op de stoep die een nieuwe matras wilden kopen. De poort moet altijd op slot blijven, om te voorkomen dat ongewenst volk door kan lopen naar de achtertuinen van onze buren. Zo houden we altijd rekening met de mensen om ons heen. We hebben ook regelmatig barbecues gehouden in ons hofje. Dan staat het hek open en kan iedereen even binnenlopen. Dat zijn de bijzondere momenten waarop we echt een connectie maken met de buurt. Dat mag van mij best vaker gebeuren.”
De Notenbuurt is een ongerepte stedenbouwkundige eenheid, geheel in de geest van Berlage. De woningen die door de corporaties zijn gebouwd, behoren nog steeds tot de sociale en betaalbare voorraad. De Algemeene Coöperatieve Woningvereeniging fuseerde vlak na de oorlog met andere woningbouwverenigingen tot de Algemene Woningbouwvereniging (AWV) en in 1999 samen met Patrimonium tot Staedion. Ook VZOS fuseerde dat jaar met andere corporaties tot Haag Wonen. De bewoners zijn daarmee geen leden meer van een woningbouwvereniging, maar alleen nog huurders. De particuliere woningen in de Notenbuurt zijn per portiek in vve’s georganiseerd voor het onderhoud. Geregeld verschijnen er werklui met steigers. Te koop staande woningen zijn zeer in trek en worden snel verkocht.
De woningcorporaties hebben financieel moeilijke tijden achter de rug en hadden al tientallen jaren geen groot onderhoud meer gepleegd. Hun bezit in de Notenbuurt verloederde, waarop de directies met wilde sloopplannen kwamen. Zo kwam Staedion in 2018 met de mededeling dat 294 woningen in de buurt zouden worden gesloopt omdat renovatie te duur werd geacht.
Maar daar dachten de huurders heel anders over. De bewonerscommissie van de Staedion-huurders kwam in actie en organiseerde een enquête waaruit bleek dat de bewoners niet weg wilden en voor renovatie kozen. Ook de gemeenteraad toonde zich kritisch, waarop Staedion de plannen introk en de keuze aan de bewoners liet. Ruim 70 procent koos voor groot onderhoud, waarop Staedion 12 miljoen euro investeerde in onder meer nieuwe keukens, badkamers, raamkozijnen, voordeuren, dubbelglas, ventilatie en dakisolatie.
In 2023 was het Haag Wonen dat met een sloopplan kwam. Ditmaal betrof het een complex met 141 woningen. Architectenbureau Kroner werkt op dit moment een aantal varianten uit. Vooruitlopend op de mogelijke sloop zijn sommige bewoners al met een verhuispremie vertrokken en worden de vrijkomende woningen tijdelijk verhuurd of dichtgetimmerd. Maar in het recente onderzoek dat architectuurhistorica Isabel van Lent uitvoerde in opdracht van Haag Wonen worden juist de ensemblewaarde, de gaafheid en de architectuurhistorische en cultuurhistorische waarde van het complex hoog gewaardeerd.
In 1934 was VZOS nog apetrots op dit complex, blijkens het jaarverslag: ‘Nu intussen het bouwwerk zijn voltooiing nadert en althans aan de buitenkant geheel gereed is, kan getuigd worden, dat de vereniging een complex woningen rijker is geworden, dat uit een oogpunt van architectuur en aesthetica als een prachtig bouwwerk kan geprezen worden en het is dan ook vanzelfsprekend, dat het de bewondering en waardering van iedereen afdwingt.’
Wat er met dit bijzondere deel van de wijk gaat gebeuren is nog ongewis. Maar wat er ook gebeurt, het verhaal van de Notenbuurt gaat door!
Samen met hun zoon Ali wonen de expats Erhan en Begüm Gül sinds eind 2024 aan het Notenplein. Terwijl Ali, die naar de O.G. Heldringschool in de Vogelwijk gaat, al goed Nederlands spreekt, vertellen de ouders in het Engels hoe ze in de Notenbuurt terecht zijn gekomen. Al snel blijkt dat ze, ondanks de taalbarrière, al veel Nederlandse gewoonten hebben omarmd. Begüm is bijvoorbeeld gek op oliebollen. Ze zet een schaaltje Hollandse chocoladekoeken op tafel, naast de kopjes Turkse koffie.
‘De Notenbuurt is vredig en groen’
Erhan: “We zijn allebei in 1988 geboren en we zijn opgegroeid in Istanboel. We kennen elkaar al sinds de middelbare school. Toen ik Begüm voor de eerste keer zag, vroeg ik haar uit voor een date, maar ze hield de boot af en zei dat ze alleen vrienden wilde zijn. Dat is heel lang zo gebleven, totdat we in de zomer van 2009 samen naar een muziekfestival gingen. Halverwege het concert stonden we hand in hand, en dat was best verwarrend. Eenmaal thuis stuurde ik haar een sms met de vraag of dat voor haar net zo fijn was als voor mij en of we inmiddels meer dan vrienden waren geworden. In 2015 zijn we getrouwd, en vier jaar later werd onze zoon Ali geboren.”
“We zijn beiden opgeleid tot ingenieur aan de universiteit. In Istanboel kregen we allebei een mooie baan en hadden we een fijn leven. Ik werkte toen al bij het internationale bedrijf Schindler en was verantwoordelijk voor de liften op een groot vliegveld. Maar na een tijdje begon ik te twijfelen over mijn toekomst. Ik had voor altijd daar kunnen blijven werken, maar ergens in mij leefde de wens om iets nieuws te proberen. Dus ben ik met het bedrijf gaan praten over een functie in het buitenland. Uiteindelijk werd dat Nederland.”
Begüm: “Ik heb Erhan daarbij altijd gesteund. In Istanboel werkte ik als leidinggevende op de personeelsafdeling van een groot bedrijf, dus ik moest mijn baan opgeven toen we naar Nederland verhuisden. In 2023 zijn we in Den Haag komen wonen, en het jaar daarop verhuisden we naar de Notenbuurt. De eerste twee jaar heb ik mijn tijd volledig besteed aan het opvoeden van Ali en het runnen van het huishouden. Sinds enkele maanden werk ik twee dagen per week als consultant bij het softwarebedrijf SAP in Rotterdam.”
“Het is fijn wonen op het Notenplein. De speeltuin is heerlijk voor Ali. En we hebben heel goed contact met onze buren. Dat begon al gelijk toen we de eerste keer door de wijk wandelden nadat de makelaar ons op dit huis had gewezen. We raakten makkelijk aan de praat met mensen in de straat, en toen we ons huis kochten, stond er al heel snel een buurvrouw voor de deur met een bos bloemen en speelgoed voor Ali.”
Erhan: “In vergelijking met Istanboel is Den Haag een kleine stad. Voor sommige mensen is het leven in een grote stad ideaal: je kunt er alles kopen en er is altijd wel iets te doen. Maar voor ons zijn rust en een veilige omgeving voor Ali belangrijker. Daarom houden we erg van Den Haag, en vooral van deze wijk. De Notenbuurt is vredig en groen, met vriendelijke mensen. Alles is dichtbij: het winkelcentrum, het strand, het Zuiderpark, en met de tram ben je zo in de binnenstad. Ik denk dat we hier nog heel lang blijven wonen. Zelfs als er elders betere carrièremogelijkheden of promotiekansen zijn, geef ik er de voorkeur aan om in Nederland te blijven en zal ik die aanbiedingen afwijzen. We zijn hier gelukkig.”
De van oorsprong Delftse Jacqueline Honing (1990) woont sinds 2013 in de Kokosnootstraat, samen met haar drie honden Dylan, Milan en Honey plus de kat Diëgo. Ze heeft sinds enkele jaren een eigen hondenuitlaatservice en heeft zo van haar passie – werken met dieren – haar werk kunnen maken. Haar woning staat op de nominatie om gesloopt te worden, dus Jacqueline is hard op zoek naar een ander huis.
‘Mijn eerste nacht in de Notenbuurt was zeer intens’
“Ik ben opgegroeid in Delft en had daar ook mijn eerste eigen huis. Helaas kreeg ik een ernstige vorm van de huidziekte psoriasis pustulosa onder mijn voeten en belandde ik in een rolstoel. Het appartement waarin ik woonde had geen lift, waardoor ik mijn huis niet meer uit kon. Ik kwam in de Ziektewet terecht en had het erg moeilijk. Ik zat zowel letterlijk als figuurlijk niet goed in mijn vel. Gelukkig kreeg ik een medische urgentieverklaring voor een aangepaste woning zonder drempels en met extra brede deuren. Zo kwam ik in 2013 in de Kokosnootstraat terecht. Inmiddels gaat het beter met mijn gezondheid, al kan die op elk moment weer verslechteren.”
“Mijn eerste nacht in de Notenbuurt was zeer intens. Ik sliep toen nog aan de straatkant. Iets verderop werd door de politie een deur ingetrapt, dat ging vergezeld van heel veel lawaai, sirenes en zwaailichten. Ik was die nacht echt heel bang en dacht: waar ben ik terechtgekomen? Uiteindelijk raak je ook aan dat soort dingen gewend, want er waren wel vaker incidenten. Zo werden er op een gegeven moment steeds auto’s in brand gestoken. Ik heb toen zelfs een buurtpreventieteam opgezet. Ook hebben we lange tijd veel overlast gehad van een bewoner van de Walnootstraat, maar die is uiteindelijk uit zijn huis gezet.”
“Toen ik hier een paar jaar woonde, kwam ik op Facebook een foto tegen van Dylan, een Spaanse puppy. Zijn moeder was door vergiftiging overleden en er werd gezocht naar een huis voor hem. Een paar weken daarna kon ik hem ophalen op Schiphol. Hij moest natuurlijk elke dag uitgelaten worden, en al snel begon ik ook andere honden mee te nemen. Zo is mijn hondenuitlaatservice Jady ontstaan – een combinatie van Jacqueline en Dylan. Later heb ik zelf ook nog twee dalmatiërs in huis genomen. Nu wandel ik twee keer per dag met een groep van vijf tot zeven honden door de bossen. Zo heb ik van mijn passie mijn werk gemaakt en heb ik mijn vrijheid teruggevonden. Het fijne is dat ik zelf mijn pauzes en rustmomenten kan inplannen, waardoor mijn voeten het goed aankunnen.”
“Mijn woning staat op de nominatie om gesloopt te worden, dus ik ben dringend op zoek naar een ander huis. Het liefst zou ik mijn huis en dat van de buren willen meenemen en in een andere wijk willen neerzetten, vooral vanwege de goede band die ik met mijn buren heb. Naast mij woonde jarenlang de oudere mevrouw Chrisje die echt mijn ‘buuroma’ was geworden. Ik hielp haar in de tuin en met klusjes als het optuigen van de kerstboom. Ze is een paar jaar geleden, vlak voor Kerstmis, overleden, maar ik heb haar kerstspullen nog steeds. Elk jaar mis ik haar weer.”
‘Nu je weet wat voor buurt dit is, begrijp je waarom ik hier sta’
Elke wijk heeft bekende buurtbewoners, opvallende verschijningen die vaak op dezelfde plekken te vinden zijn. Mensen die iedereen herkennen en door iedereen herkend worden, die gemist worden als ze er een poosje niet zijn. Neem Mozes, die vaak te vinden is voor tabakshop De Walnoot.
“Ik ben de ochtend-, dag- én nachtburgemeester van de Notenbuurt”, zegt Mozes als hij naar tabakshop De Walnoot op de hoek van de Walnootstraat wijst, waar hij vaak voor de deur te vinden is. Hij laat zich gewillig één keer fotograferen. “Zo, klaar, nu is het wel goed”, zegt hij kort daarna. Op meer foto’s zit hij niet te wachten. Een interview? Ook liever niet.
Een buurtbewoonster die langsfietst roept: “Hij is een BN’er hoor!” Om er meteen aan toe te voegen: “Een Bekende Notenbuurter.” Mozes wuift het lachend weg en gaat verder waar hij gebleven was. Hij schiet een oudere dame te hulp die zichtbaar stuntelt met haar boodschappen. Samen leggen ze de spullen zorgvuldig in het mandje van de rollator.
Wat opvalt, is dat Mozes bijna iedere voorbijganger en klant van De Walnoot bij naam kent. En wie hij niet bij naam kent, noemt hij gewoon ‘buurman’ of ‘buurvrouw’. “Ha buurvrouw!”, roept hij vriendelijk. “Hé, buurman!”, klinkt het terug. De vaste klanten krijgen een schouderklopje, of een boks met een hand vol ringen en sieraden.
Niet veel later voegt een ex-buurtbewoner met scooter zich bij het gezelschap. Hij wijst naar een dichtgetimmerd pand verderop in de straat. “Daar woonde ik”, zegt hij.
Na een moeilijke tijd vol overlast en problemen werd hij door de woningcorporatie uit zijn huis gezet. Nu, maanden na een detox, is hij nog steeds clean. “Ik ben helemaal van de alcohol af en voel me nu ook echt zoveel beter dan vroeger.”
Toch blijft hij terugkomen naar deze plek. “Ik kan mijn buurtje gewoon niet loslaten”, zegt hij terwijl hij een blikje energiedrank opentrekt. “Hé, en wist je dat er in de oorlog ook veel Joden ondergedoken zaten hier?
Toen ik onder de vloer moest wezen om te klussen, vond ik de sinaasappelkistjes waar ze omheen hebben gezeten. De geschiedenis van de buurt, dat vinden mensen interessant.”
Op een traptrede in het portiek naast de tabakszaak zit Salim (14 jaar) op zijn telefoon te kijken. Hij heeft het tafereel gadegeslagen en mengt zich nu ook in het gesprek. “Kijk”, zegt hij, “daarom hou ik zo van de Notenbuurt: gezellige bewoners en altijd een goeie sfeer. Dat is toch uniek?”
Mozes knikt en geeft de jongen een boks. “Je hoort van deze jongen wat voor buurt dit is, nu begrijp je waarom ik hier elke dag op de hoek sta.”
Dit boek is gemaakt door Haags Verhaal in opdracht van de gemeente Den Haag, stadsdeel Loosduinen.
Met dank aan bewoners van de Notenbuurt, Museum Loosduinen, het Haags Gemeentearchief en Theo van Daalhoff, Angela van Dijk, Hans Frankfort, Jeannot Kant, Michel van de Klundert, Miguel Sloendregt, Marcel Teunissen, Riekelt Thierry, Ronald Vrolijk en Pjer Wijsman voor hun medewerking aan het (historische) materiaal.
c olo F o N
t ekste N
Peter Bos (historie), Gerard van den IJssel (interviews), Jeffrey Grouwstra (reportage)
e i ND re D actie
Jasper Gramsma
Fotogra F ie
Jeffrey Grouwstra – Kijklab
Vormge V i N g
Richard Sluijs Ontwerpen
c oör D i N atie
Astrid Feiter – Haags Verhaal
b egelei D i N g
Layla Orie – Gemeente Den Haag
Drukwerk
Drukkerij Bestenzet
Rechthebbenden van beeldmateriaal die we niet hebben kunnen bereiken, kunnen zich alsnog melden bij Stichting Haags Verhaal. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbenden.
www.haagsverhaal.nl
Copyright © 2025, Haags Verhaal
b ro NN e N :
• Delpher
• Haags Gemeentearchief
• Haagsche Courant en Posthoorn (krantenknipsels)
• Google maps
• Loosduins Museum
• Nederlandse Oorlogsgravenstichting
• SchoolBANK.nl
• Stichting WO2 Sporen
• Studiegroep Historisch Ockenburg (SGHO)
• ‘’s-Gravenhage in Beeld’, Meindert Marijs
• ‘Atlas van de trekvaarten in Zuid-Holland’, Marloes Wellenberg en Ad van der Zee
• ‘Atlas van het Westland’, Marcel IJsselstijn en Yvonne van Mil
• ‘Compact en Harmonisch’, R. Kleinegris, F. van der Burg en J. de Leeuwe
• ‘De Katholieke Kerk in Loosduinen’, J.N.M. van Leeuwen
• ‘De maag van Den Haag’, Maarten van Doorn
• ‘De Parochiekerk van de H. Paulus’, J.J.D.A. Heemstra en A.M.J. Verdel
• ‘De volkshuisvesting te ’s-Gravenhage 1914-1939’, Ir. P. Bakker Schut
• ‘De Wijk Bohemen’, Henk Lemckert
• ‘Een Tuinbouwdorp werd stad’, Leo Nederpel sr.
• ‘Europa’s Tuin’, P.J. ter Laak
• ‘Geschiedenis van het Westland’, Jaap van Duijn
• ‘Het Beste Westen’, Henk Lemckert
• ‘Het Haagse portiek’, Hans Pars
• ‘Het Wilde Westen’, J.M. Knaud
• ‘Het zesde woonblok van Verbetering Zij Ons Streven’, Isabel van Lent
• ‘Historische Atlas van Den Haag’, Steven van Schuppen
• ‘Leer mij Loosduinen kennen’, Piet Brak en Henk Lemckert
• ‘Loosduinen, 100 jaar bij Den Haag’, diverse auteurs
• ‘Onze Lieve Vrouw Hemelvaart 100 jaar parochiekerk in Loosduinen’, Studiegroep Kerkarchieven
• ‘Oud-Loosduinen’, J.G. de Ridder
• ‘Rode Residentie’, M. Buschman en M.C. van der Sman
• ‘Schoone Eenheid’, Victor Freijser en Marcel Teunissen
• ‘Van glas naar steen’, Hans van Zon
• ‘Van kloostertuin tot stad’, J. Hoogenraad
Wat begon als een pleisterplaats op een strandwal, groeide eerst uit tot het idyllische dorp Loosduinen om later opgeslokt te worden door Den Haag. Om de bouwhonger van de stad te stillen, verrees in dit tuinbouwgebied tussen 1934 en 1938 de Notenbuurt met z’n typisch Haagse portiekwoningen.
Dit boek schetst de rijke geschiedenis van de Notenbuurt in het stadsdeel Loosduinen. Het biedt een inkijkje in de samenleving van toen, maar laat ook zien hoe de huidige bewoners tegen hun straten en huizen aankijken. Dat levert een bijzonder portret op van een levendige Haagse buurt.