












Wonen gaat over mensen. In dit boek staan wij stil bij ons 25-jarig jubileum en vertellen huurders van Staedion wat het voor hen betekent om zich thuis te voelen. “Iedere dag dat ik hier woon, is een cadeautje voor mij,” zegt een van hen, omdat haar omgeving schoon en veilig is. Iemand anders noemt haar woning ‘de kers op de taart’. Zij bouwde een nieuw leven op na een periode van verslaving en dakloosheid.
Mensen zijn er in allerlei soorten en maten, ook onze huurders. Wij zijn er voor hen. Dus willen wij onze huurders kennen en weten wat hun wensen zijn. Nu, maar ook in een volgende fase van hun leven. Zodat wij mensen die na een dwarslaesie in een rolstoel terechtkomen een aangepast huis kunnen aanbieden. Zodat wij ouderen van een eengezinswoning naar een appartement kunnen begeleiden, waardoor hun woning beschikbaar komt voor een gezin dat zelf weer een starterswoning achterlaat. Dat is een hele puzzel. Zeker nu, een tijd waarin bouwen moeizaam gaat, terwijl er juist meer huizen nodig zijn dan ooit.
Staedion is een van de grootste woningcorporaties van Nederland. Corporaties ontstonden eind negentiende eeuw, omdat arbeidersgezinnen onder erbarmelijke omstandigheden woonden en daarin zelf geen verandering konden brengen. Door die corporaties heeft Nederland veel sociale woningen in vergelijking met het buitenland. Dat is een groot goed en daar moeten wij zuinig op zijn.
Dat doen wij door te investeren in woningen, maar ook in de leefomgeving en in mensen. Samen met gemeenten en andere organisaties drukken wij zo een stempel op de stad en de regio. Kijk maar naar de projecten in Den Haag Zuidwest, Transvaal, Mariahoeve en de Boekhorststraat. Of naar de ontwikkeling van het Energiekwartier, de Binckhorst, in Pijnacker-Nootdorp en in het Westland. Wij willen wijken met een mix van bewoners met sterke schouders en bewoners die daarop kunnen leunen. Dan gaat het niet alleen om geld. Het is juist ook belangrijk dat er huurders zijn die hun buurt schoonhouden, een zieke buurvrouw helpen of ontmoetingen organiseren. Zo maak je de stad veerkrachtiger en leefbaarder.
Wij vinden het belangrijk dat wij rechtstreeks contact hebben met onze huurders en zelfs achter de voordeur komen. In dit jubileumboek nemen wij je daarom mee om je te laten kennismaken met 25 van hen. Het boek biedt een kleurrijk beeld van deze huurders die een afspiegeling zijn van de inwoners van Den Haag en omgeving. Daarmee geven zij een gezicht aan de mensen om wie het gaat en voor wie wij het deden en doen. De afgelopen 25 jaar en de komende 25 jaar.
Den Haag, april 2025
Gijsbert van Herk bestuursvoorzitter Staedion
Geboren: 3 mei 1956
Woont: in een gerenoveerde woning (2023) aan het Catharinaland
Sinds: 2001
Met: parkieten Pluk en Pico
Thuisgevoel: ‘Het huis waarin ik woon en dat naar mijn smaak is ingericht.’
“Zit je lekker mee te babbelen, kind? Pluk, doe je ook mee?” Lachend: “Ik hoor de hele dag dit geluid. Als ik muziek opzet, doet hij mee.” De groene parkiet in de kooi op het dressoir tsjilpt luid. Pico, in het kooitje ernaast, is wat stiller. “Hij heet Pico omdat hij zo klein is. Ze moeten nog aan elkaar wennen, want hiervoor had ik Puk – ik heb er nog verdriet van dat zij er niet meer is. Ik heb maar twee leuke jaren met haar mogen hebben, terwijl dat er nog wel zes hadden kunnen zijn.”
“Dit zijn twee mannetjes. De kooi waar ze samen in gaan, staat al klaar. Ik moet hem alleen nog inrichten. De buurvrouw gaat me helpen de vogels te verhuizen, want ik ben een beetje onzeker en ben daardoor niet snel genoeg om ze te pakken. Door mijn astma mag ik geen honden en katten houden, maar voor deze vogels ben ik getest.”
‘Met het warme weer werden er zwembadjes gevuld en zat de halve buurt erin’
Grada heeft goed contact met haar buren. “We groeten elkaar, praten met elkaar en helpen elkaar. Met het warme weer werden er zwembadjes gevuld en zat de halve buurt erin. Het is fijn dat hier zoveel groen is. Ik zie natuurlijk ook wel flats, maar daartussenin zijn veel bomen en grasvelden.”
“Ik ben graag thuis, want ik heb mijn hobby’s hè?! Legpuzzels, breien, haken, naaien, borduren. En je ziet: ik lees graag. De jurk die ik aanheb, heb ik vorig jaar gemaakt. Dit was toen helemaal mode. Het patronenboek dat ik ervoor gebruikt heb, heeft allerlei modellen. De patronen zijn al uitgetekend, dus die knip je uit en leg je op de stof. Heel makkelijk. Je hoeft alleen voor het juiste garen te zorgen. Op de Haagse Markt haal ik mijn stoffen; daar heb je zulke leuke kramen. Vooral op maandag, dan is er een speciale stoffenmarkt. O, en woordpuzzels doe ik ook. Ik verveel me nooit, ik kom eerder tijd tekort.”
“Ik ben al mijn hele leven alleen. Op zijn tijd mis ik een partner. Soms zou ik een schouder willen om op uit te huilen, maar die is er niet. Toch maak ik er geen drama van. Ik ben niet de enige vrouw die alleen door het leven gaat. Daarnaast ben ik gelovig. Wij Jehova’s getuigen trekken veel met elkaar op. Langs de deuren gaan hoort erbij, maar we dringen ons nooit op. En regelmatig staan we met een karretje in Winkelcentrum Mariahoeve – altijd met z’n tweeën.”
De flat waar Grada al ruim 23 jaar in woont, is in 2023 gerenoveerd. “Daar ben ik heel blij mee, want het was een vochtig en klam huis. Bij een flinke bui stond het hier blank. Ik heb astma én reuma én diabetes; ik steek niet in een goed lijf en ben op mijn 32ste dan ook afgekeurd. Nu ben ik dus erg tevreden met mijn geïsoleerde huis, al ben ik ook jarenlang heel ontevreden geweest, dat moet ik eerlijk zeggen. De keuken en de badkamer zijn helemaal vernieuwd. Ik mocht zelfs de kleuren uitkiezen. Ik heb lang gewacht, niet gezwegen en toch gekregen.”
Wat begon als tuinieren op een braakliggend terrein op de grens van de Schilderswijk en het Oude Centrum, is in tien jaar uitgegroeid tot StadsOase Spinozahof, een volwassen tuin waarbij zo’n zeshonderd mensen met vele nationaliteiten betrokken zijn. De grond wordt gehuurd van Staedion, Marianne is de coördinator. “Er kan inmiddels geen plant meer bij. We kunnen alleen nog maar rouleren of slimmer zijn. Die abrikoos duwt de perenboom en de kersenboom weg, dus we zullen op een gegeven moment moeten kiezen.”
‘Omdat we zoveel nationaliteiten verenigen, vindt er ontzettend veel kennisuitwisseling plaats’
“We deden mee aan de Dag van de Architectuur om te laten zien wat er gebeurt als je geen huizen bouwt en de ruimte overlaat aan de bewoners. Dan kun je dus zoiets als deze oase creëren en dingen bouwen als deze pergola. De Turkse Moussa heeft de juiste druiven ervoor gevonden elders in de stad – hij weet welke soort je nodig hebt voor het juiste type blad. Ik denk daar niet aan, want in de Nederlandse cultuur zijn we op de druiven gericht, terwijl de behoefte aan druivenblad hier in de buurt enorm is.”
h erstelplekken “Omdat we zoveel nationaliteiten verenigen, vindt er ontzettend veel kennisuitwisseling plaats. Bijvoorbeeld over producten die eetbaar blijken te zijn. Zo kun je van de bladeren van een olijfboom thee maken die goed is voor de bloeddruk. En de schillen van tuinbonen kun je eten als je ze jong plukt. We hebben trouwens weinig tuinbonen dit jaar, want er is een naaktslakkenplaag – zelfs de loopeenden eten ze niet, omdat ze zo bitter zijn.”
Geboren: 22 maart 1965
Huurt: grond van Staedion in het Oude Centrum
Sinds: 2014
Met: verschillende community’s Thuisgevoel: ‘Als ik buiten ben, in het groen, omringd door veel gewone, internationaal georiënteerde mensen die samen gezonde dingen doen.’
“Dat velen van ons elkaars taal niet spreken, is altijd een ding, maar het is geen obstakel. Ik calculeer het in. Op het moment dat je dingen met elkaar doet, zoals klussen, koken, tuinieren, afwassen, compost maken, nadenken over een beter watersysteem of voor de dieren zorgen, leer je elkaar kennen. En dat vergroot weer je tolerantie naar elkaar. Je hoeft elkaar ook niet diepgaand te leren kennen, je bent ‘vriend van’ en dat geeft verwantschap.”
“Dit is een stadsoase, een plek om te ademen en tot rust te komen. Net als een oase in de woestijn: je rust, verzamelt voedsel, herstelt en kunt weer door. We hebben een grote groep mensen die langdurig bij Spinozahof betrokken zijn, maar de frequente bezoekers zijn minstens zo belangrijk. Het gaat erom dat je als stad goed voor je inwoners zorgt, en daar horen dit soort neutrale herstelplekken bij.”
“Anders dan in traditioneel welzijnswerk, waarbij je veelal geholpen wórdt, hebben wij juist continu hulp nódig. Dat zorgt ervoor dat mensen gewaardeerd worden om wat ze kunnen in plaats van afgewezen worden om wat ze niet kunnen. De uitkomst is dat mensen hier in hun kracht komen te staan. Uiteindelijk heeft iedereen z’n verhaal en kan iedereen bijdragen.”
Apetrots “Omdat ik uit de buurt kom, woon ik – net als toen ik ontwikkelingswerk deed – als het ware in mijn project. Als ik iemand in de supermarkt tegenkom, kan ik meteen vragen: ‘Joh, heb jij hier nog aan gedacht?’ Er is dan ook veel nevenvangst: mensen die elkaar hier leren kennen, geven vervolgens elkaars katten te eten bij vakanties, of ze helpen elkaar met klussen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het gebeurt. Meestal struikel ik over de dingen die moeten gebeuren, maar als ik zie wat we bereikt hebben, dan maakt me dat apetrots.”
“Tien jaar geleden zijn we met een groep bewoners van de Stationsbuurt over de hekken geklommen om schoon te maken. Het braakliggende stuk grond lag al vier jaar vies en vuil te zijn, dus dat kon echt niet meer. We hebben contact gezocht met Staedion en de corporatie heeft voor elkaar gekregen dat we mochten tuinieren, aanvankelijk voor een jaar, omdat er commerciële bouwplannen lagen. Maar omdat tachtig procent van de woningen vóór de bouw verkocht moest zijn en dat niet lukte door de economische crisis, mochten we telkens langer blijven.”
‘Spinozahof is als een oase in de woestijn: je rust, verzamelt voedsel, herstelt en kunt weer door’
“Een deel van de grond was bouwgrond en is afgegraven en vervangen door verse aarde. Er was verder helemaal niets: geen water, geen elektra, geen wc. En alles wat groen was, was welkom in de tuin. We hadden een oude badkuip aan het hek gezet die we vulden met emmers water uit de gracht. Later hebben we de badkuip vervangen door een vijver. Omdat we er genoeg van kregen om die elke keer schoon te maken, hebben we er studenten van de Wageningen University bij betrokken. Zij hebben het zogenaamde ‘aquaponics-systeem’ vervolmaakt dat het water zuivert door het op te pompen en door allerlei bakken met kleikorrels, grind en eetbare planten te laten lopen.”
“De picknicktafels zijn er gekomen omdat iedereen eten meenam en we behoefte hadden om samen maaltijden te nuttigen. Toen het lastig werd om ons te beschermen tegen regen en kou, zijn er met subsidie van Fonds 1818 containers gekomen waar we een keuken in hebben gemaakt. Daarna hebben we de oranjerie, eraan gebouwd. Vroeger verzamelde men exotische planten in zo’n wintertuin. Hoe beter je voor de planten zorgde, hoe hoger je status was. Het zou slim zijn om dat principe als stad voor je inwoners toe te passen.”
Geboren: 21 mei 1999 en 7 november 2000
Wonen: in een friendswoning in de Binckhorst Sinds: 2023
Met: Marisa, de vriendin van Yoshua, twee dagen per week
Thuisgevoel: ‘Als ik mijn eigen spulletjes zie’ – Rick.
‘Bij Marisa en Rick. En als ik kan poepen met de deur open’ – Yoshua.
Rick van Zuidam en Yoshua aan de Wiel zijn vrienden voor het leven
“Mensen geven allerlei prulletjes als je op jezelf gaat wonen, vandaar dat we drie wc-borstels hebben,” vertelt Yoshua als hij tijdens de rondleiding de wc laat zien. De plaat van een Ford Mustang die hij graag boven het wasbakje wil hangen, zit nog in plastic. Hij is bang om in dit huurhuis gaatjes in de muur te maken. “Dit is onze nieuwe schoenenkast,” vervolgt hij. “Rick heeft één paar en de rest is van mij; je ziet wel dat ik in een schoenenwinkel werk. En hier is mijn slaapkamer. Ik heb de grootste, omdat ik een vriendin heb. Deze make-uphoek heb ik speciaal voor haar gemaakt. Marisa en ik zijn nu anderhalf jaar samen en we gingen heel snel heel goed. Kijk, dit hartje heeft zij ook laten tatoeëren. Ik heb ’t op mijn linkerwijsvinger laten zetten, omdat Marisa linkshandig is. En al deze parfums heb ik van Ricks moeder gekregen. Ik krijg elk jaar voor mijn verjaardag een fles, omdat ze in een parfumerie werkt. Onze moeders kennen elkaar al vanaf de kleuterschool, dus wij kennen elkaar ook al ons hele leven.”
Rick: “We kennen elkaar door en door.”
Yoshua: “Het is geven en nemen. We hebben nooit irritatie gehad.”
‘Dit is uitproberen hoe het is om op jezelf te wonen’
Rick: “We hebben wel eens een meningsverschil. Dan komt Yoshua thuis en zegt hij: ‘Ik wil wat veranderen.’”
Yoshua: “En dan zegt Rick altijd: ‘Nee, dat hoeft van mij niet.’”
Rick: “De bank heeft alle hoeken van de kamer gezien en staat nu weer op de plek waar hij eerst stond.”
Yoshua: “Ik wil hier ook een vloerkleed, dat is lekker warm in de winter. In de zomer staat de airco aan, want doordat ik de muren zwart heb geverfd – wat ik mooi vind passen bij het jungle-/houtthema – wordt het hier heel heet. De planten zijn trouwens allemaal nep, want wij kunnen nog niet voor levende dingen zorgen.”
Rick: “We moeten eerst leren goed voor onszelf te zorgen; we wonen pas net op onszelf. Al onze vrienden wonen nog thuis, sommigen zoeken wel een huis, maar kunnen nog niks vinden. Wij hebben echt geluk dat we via deze huurvorm, de friendswoning, voorrang kregen. Staedion had in dit wooncomplex namelijk een aantal sociale huurwoningen voor twee vrienden gereserveerd om huur- en woonlasten te delen.”
Yoshua: “Voor mij is dit uitproberen hoe het is om later op mezelf te wonen.”
Rick: “Hier mag je niet alleen wonen en ook niet met je partner. Staedion ziet dit dan ook als iets tijdelijks, dus je blijft ingeschreven staan als woningzoekende. Als ik hier over twee jaartjes wegga, dan heb ik acht jaar staan. Ik zou op deze manier echt alleen met Yoshua kunnen samenwonen, omdat ik hem helemaal vertrouw. Iedereen zegt: jullie zijn yin en yang.”
Yoshua: “De nuchterheid van Rick helpt mij. Toen het uitging met mijn vorige vriendin en ik het hele verhaal aan hem vertelde, vroeg hij alleen maar: ‘Milkshake?’ Toen dacht ik: je hebt gelijk, laten we een milkshake drinken.”
Geboren: 9 mei 1943 in Suriname
Woont: in een JavaansSurinaamse woongemeenschap in Transvaal Sinds: 2013
Met: dertig andere Javaanse Surinamers
Thuisgevoel: ‘Als ik ’s avonds alle kaarsen aansteek. Romantisch toch?!’
Louis soerowirjo is graag onder gelijkgestemden
“Wij Javanen zijn sociaal voelend. Als de buurvrouw iets lekkers maakt, krijg ik ook wat te eten. Ik ben hier na mijn echtscheiding op mijn zeventigste komen wonen, zodat ik niet opeens helemaal op mezelf aangewezen zou zijn. Alleen zijn heeft voor- en nadelen. Vooral als ik ziek ben en niet kan opstaan, is het een nadeel. Ook zie ik het niet zitten om alleen op vakantie te gaan.”
“Iedere vrijdagavond hebben we hier een soosavond. Wij oudjes gaan dan in debat over de dagelijkse beslommeringen en we proosten met een klein slokje champagne. We kunnen elkaar goed begrijpen, omdat we allemaal nazaten zijn van Javaanse contractarbeiders. Na vijf jaar werken konden zij terug naar Java, maar 95 procent is in Suriname gebleven. Wij zijn Javaanse moslims. Ik geloof ook wel in Onze-Lieve-Heer, maar ik ga niet diep in de materie; ik heb van m’n leven nog nooit gevast.”
‘Iedere vrijdagavond hebben we hier een soosavond’
“Wij van de oude generatie zijn zo opgevoed, dat we onze medemens aandacht moeten schenken en samen moeten delen; we zijn allemaal mens. Onderling praten we hier Taki-Taki, verbasterd Engels. De vrouwen spreken wel Nederlands, maar niet zo vlot. Omdat onze dames destijds in Suriname niet naar school mochten – waar je Nederlands leerde –kregen ze een achterstand. Mijn zoon verstaat dan weer geen Taki-Taki, hij is hier geboren.”
“Ik ben opgegroeid op een suikerplantage bij mijn oom en tante. Hij was chef van de werkplaats. Ze waren erg arm, maar eten was er altijd in overvloed – alles wat je daar in de grond steekt, groeit. Mijn vader was een visserman en is verdronken toen mijn moeder zwanger was van mij. Zij is tijdens mijn geboorte gestorven. Ik ben nummer veertien en ik ben de enige die nog leeft. Gisteravond nog dacht ik aan mijn zus, ik ben nog steeds verdrietig dat ik wees ben en geen broers en zussen meer heb.”
“Op school moesten we alles over Nederland leren: de taal en de elf provincies, terwijl dat andersom niet zo was. In 1966 ben ik naar Nederland gekomen. Toen ik aankwam, zat ik te bibberen van de kou. Ik werd opgehaald door een meneer en ging in de kost bij Hollandse mensen. De bedoeling was dat ik zou studeren, maar dat is niet gelukt. Overdag werken en ’s avonds studeren is zwaar. Ik zat te knikkebollen in de klas. Ik heb van alles gedaan, van elektricien tot telefoonmonteur, en ik kan met iedereen opschieten. Mijn vriendenkring bestaat uit meerdere etnische groepen, want toen ik in Nederland kwam, waren er nog heel weinig Surinamers. Ik ben nu 58 jaar hier.”
“Java heb ik pas bezocht toen ik vijftig werd. Ik voelde een band met het eiland, maar ik zou er niet willen wonen. Het leven is anders daar. Ook naar Suriname hoef ik niet terug. Ik heb daar niks, nog niet eens een korreltje zand.”
Geboren: 27 september 1974
Huurt: een pop-upatelier in Bouwlust
Sinds: 2024
Thuisgevoel: ‘Ik hoef me niet thuis te voelen, want ik ben al thuis. Mijn doel is dat Den Haag Zuidwest het thuis wordt voor de vrijwilligers met wie ik werk.’
“De dames uit de wijk zijn het belangrijkste voor mij. Met de Stichting Escamp voor Vrouwen begeleid ik een heleboel mensen die op hun beurt allemaal weer een stukje bijdragen aan de buurt. Ik organiseer 31 activiteiten, verdeeld over drie locaties. Dit naaiatelier, Zigzag, bestaat vanaf maart 2024. Ik huur het voor anderhalf tot twee jaar van Staedion; uiteindelijk wordt het gesloopt en komt hier nieuwbouw. We herstellen en verstellen kleding, we geven naailes en we maken etuis, laptoptassen met zonnepanelen erin en, zoals je ziet, gordijnen.”
‘Eenzaamheid overkomt je als je niets te doen hebt’
Mina heeft het druk: ze komt net van Ontmoetingplek Sterrenhoek, een paar straten verderop. Enthousiast laat ze alles zien. “Naar deze naaimachine heb ik me kapot gezocht. Ik heb hem uiteindelijk helemaal in Groningen van een zolder gehaald. Loodzwaar, maar ik heb hem hierheen kunnen krijgen.”
Achter de klassieke Singer stikt Aisha zomen in een gordijn. Naast haar zet Wahid met speldjes de plooien vast. “In Afghanistan was Wahid al kleermaker, wat daar een heel respectabel beroep is. Ik werk veel met vrijwilligers uit oorlogsgebieden. Zij hebben weinig sociale contacten en zitten vaak thuis. Sommigen hebben nog nooit gewerkt, maar eenzaamheid overkomt je als je niets te doen hebt. Ik ben daar dus heel nuchter in: ga lekker werken, zorg dat je iets doet, met je handen en met je hoofd. Hoe getraumatiseerd je ook bent, je wilt verder met je leven. Waarom zou je dan niet je leven lichter maken? Ze hebben ook allemaal skills uit die verschillende landen en vullen elkaar daarmee aan. Ik trigger ze met iets waar ze goed in zijn.”
“We maken de gordijnen in opdracht van de woningcorporaties voor gedupeerden van de energiecrisis. Hier in Den Haag Zuidwest zijn veel tochtige, klamme huizen. Op deze manier willen de corporaties iets terugdoen; we hebben al meer dan driehonderd huizen gedaan. Mensen mogen één ruimte uitkiezen – de woonkamer óf een slaapkamer – en dan komt er een klusteam om alles op te meten. De rails worden geplaatst en er is keuze uit drie kleuren stof: zwart, brons en beige. Zo kunnen de armste mensen uit de wijk de kou buitenhouden en iets behaaglijker wonen. Ik heb bewust vijftien adressen zelf gedaan. Veel mensen hebben echt helemaal niets; ze leven letterlijk op het beton.”
“Ik ben oprichter, coördinator, hoofdhuurder én directrice. Het moet mijn toko zijn, anders begin ik er niet aan. Als slachtoffer van de toeslagenaffaire heb ik er geen vertrouwen in om het aan anderen over te laten. Op het moment dat je weet dat je geen fraudeur bent – ik dacht altijd: ik zal die fout zelf wel gemaakt hebben – staat de wereld echt even stil. Ik had zoveel in te halen en ben zo hard gaan werken om zelf dingen voor elkaar te krijgen, dat ik als doel had iets voor mezelf te beginnen waar iedereen welkom is. Ik heb al die jaren mensen geholpen, omdat ik mezelf toen niet kon helpen. Maar het moet ook in je bloed zitten, anders houd je het niet vol. Mensen helpen zit in mijn DNA.”
Geboren: 23 juli 1949
Woont: in een flat met afgesloten parkeerplaats in Loosduinen
Sinds: 2014
Met: zijn vrouw Janny
Thuisgevoel: ‘Als ik na de vakantie met plezier naar huis ga.’
“Voor mij als oud-Utrechter was Den Haag wel even wennen. Dat meen ik serieus, Hagenaars zijn snelle mensen die overal een mening over hebben, terwijl Utrechters veel terughoudender zijn. Wij zijn pertinent geen Hagenaars, al wonen we nu op een mooie locatie: vlak bij de winkels en het strand, en er zit een gezondheidscentrum aan de overkant van de straat.”
“Ik heb verschillende huizen gehad, waaronder twee monumentale grachtenpanden, en ik ben in feite bewust van eigendom naar huur gegaan. Het punt is dat die oude panden constant onderhoud nodig hebben en dat het nooit klaar is. Ik had een badkamer van vijftig vierkante meter en ik wist niet wat ik met die ruimte aan moest. Daar heb ik nu geen last meer van. In het laatste pand had ik een galerie onder mijn huis. Burgemeesters, ambassadeurs, kunstenaars: ik heb ze allemaal over de vloer gehad. Voor openingen en borrels.”
“Ik ben mijn hele leven heel actief geweest in allerlei soorten organisaties. Tivoli (Utrechts poppodium, red.) heb ik mede opgericht, dat was in onze leuke verkeringstijd. En ik heb zelfs nog even in de politiek gezeten. De rode draad van mijn leven is sport. Ik was vroeger semiprof ijshockeyer.” Gerards vrouw Janny mengt zich in het gesprek. “Wauw. In die tijd leerde ik hem kennen. Hij was zó breed, echt giga.”
‘Ik ben bewust van eigendom naar huur gegaan’
“Ik zeg altijd: wat niet kan, kan wel,” vervolgt Gerard. “Dieptepunten vergeet ik zo snel mogelijk, want je moet vooruitdenken. Dat heeft met organiseren te maken. Zo heb ik heel veel voor elkaar gekregen. Nu ben ik bestuurslid van de huurdersvereniging van Staedion, HVS. Het is heel simpel: wij zijn er voor de huurders, dus we zorgen ervoor dat mensen met klachten en problemen zich gehoord voelen. Vervolgens overleggen wij met Staedion over een oplossing, wij vertalen wat de huurder wil. Niet in alle gevallen lukt dat, maar heel veel wordt uitgevoerd.”
“Wat mensen vaak niet weten, is dat als men bij planmatig onderhoud dingen tegenkomt die niet in het budget zitten, daar een aparte aanvraag voor moet worden gedaan. Dat duurt soms heel lang, maar het proces is gewoon niet anders. Toch begrijp ik het als mensen boos zijn. Ze hebben het koud of worden ziek door tocht of schimmel, zoals in de Lisztstraat, waar veel ophef over is geweest.”
“Vroeger kende je iedereen in de straat, hing er een touwtje uit elke brievenbus. Dat is nu niet meer, de maatschappij is verhard. Er wonen hierboven wat mensen met wie ik geen contact heb, maar aan de overkant woont een man van 83 die ik zijn krant breng. Hij is vorige week gevallen en ik ben een vertrouwd gezicht voor hem. Soms doen we dan ’s middags een borreltje. Maar als ik mensen probeer te betrekken bij de gezamenlijke bloembakken op ons terras voor een beetje vrolijkheid, dan gaat dat moeizaam. Saamhorigheid zou beter zijn voor de mens.”
Geboren: 29 augustus 1965 in Polen
Woont: in een benedenwoning met tuin in de bomenbuurt
Sinds: 2012
Met: haar man
Thuisgevoel: ‘Als ik met mijn vriendin in de tuin werk en we ons samen amuseren.’
Agnieszka szlichtyng geniet van het groen
“Deze tuin gaat voor alles. Voor Nederlandse begrippen is dit een heel grote tuin. Hij is in elk geval groter dan mijn woning. Het onkruid groeide boven mij uit toen ik hier kwam wonen, dus alles wat je ziet, heb ik zelf aangelegd. Ook de afdakjes hebben mijn man en ik zelf gemaakt, zodat we altijd buiten kunnen zitten. Als het wat kouder is, trek ik mijn jas aan. Ik rook ook, en dat doe ik niet binnen. Vandaag is het een beetje regenachtig en toch zit ik hier heel lekker op de bank met allemaal mooie spullen om me heen. “
‘Mijn tuin is groter dan mijn huis’
“De laurierboom die ik heb geplant, is te groot geworden. Hij moet weg. De hortensia’s kosten niet veel tijd, ze hoeven alleen maar geknipt te worden. Dat doet mijn vriendin nu, want ik heb twee operaties aan allebei mijn duimen gehad. Daardoor kan ik ze niet meer goed bewegen. Ze helpt me ook met aardappelen schillen en schoonmaken, want mijn man werkt veel, dus hij is een beetje moe als hij thuis is.”
“Doordat ik ben afgekeurd, heb ik nu een uitkering, maar ik heb twaalf jaar in de schoonmaak en in de catering gewerkt. Als ik in de tuin werk, of decoupage (kunstwerkjes maken van papier, red.) doe, word ik rustig. Dan gaat het niet draaien in mijn hoofd. Door trauma’s uit mijn jeugd heb ik een depressie gehad, waarvoor ik naar een psycholoog ga. Het was een groot probleem, maar langzaamaan gaat het beter.”
“Ik ben op mijn veertigste naar Nederland verhuisd, omdat ik economische problemen had en ik mijn dochter wilde laten studeren. Ze heeft nu een goede baan en woont in Engeland met haar man en mijn kleinzoon. We zien elkaar zes keer per jaar. Eigenlijk is ze mijn dochter, maar mijn man en ik zeggen ‘onze’ dochter, omdat de zijne is overleden toen ze twaalf was. Ze is vergiftigd doordat er gas uit de verwarmingsketel lekte. Dat is lang geleden gebeurd in Polen.”
“Hier in Nederland is het veel beter dan in Polen. Ik heb gelijk werk gevonden en er is hier vrijheid. Toen ik wegging, was er een slechte politieke partij aan de macht, ik was er niet zeker van wat er zou gebeuren met het land. Hier is overal openbaar vervoer. Toen ik geopereerd was, kon ik niet fietsen, dus ik had geluk dat ik toch vervoer had. Hier is iedereen vriendelijk, in Polen zijn mensen niet zo.”
“Mijn vriendin is een Griekse. Ze was eerst mijn buurvrouw, maar nu is ze verhuisd. Samen gaan we naar Het Trefpunt (welzijnscentrum, red.), daar zijn verschillende culturen. Dan kan ik praten. Nu ik niet meer werk, praat ik te weinig Nederlands, dus het is goed om dat bij te houden. De ex van mijn vriendin woont hier nog wel, we zorgen voor elkaars tuin als we op vakantie gaan. Dit is een rustige buurt, en het is gezellig.”
Geboren: 25 november 1948 en 18 januari 1952
Huren: een atelier aan de Parallelweg in de Stationsbuurt
Sinds: 2010
Thuisgevoel: ‘Als ik verf ga kopen. Dat is voor mij net of ik in een snoepwinkel sta’ – Jos. ‘Mijn leven is heel uitdagend en interessant. Ook op langdurige reizen voel ik mij thuis’ – Cees.
Jos van den berg en Cees van Rutten delen een atelier
Cees: “We kenden elkaar van naam toen we elkaar tegenkwamen op een beurs in Amsterdam. ’s Avonds gingen we wat eten – en vooral wat drinken. Dat ging heel hard.”
Jos: “Sindsdien zien we elkaar bijna dagelijks. Cees werkte thuis aan de keukentafel en ik had een atelier aan huis. We runden allebei een eigen bedrijf, dus we werkten ’s avonds en in het weekend aan onze kunst. Toen ik ging verhuizen en een atelier moest zoeken, hadden we zoiets van: laten we het samen doen. We hadden al veel reizen gemaakt, dus dan leer je elkaar goed kennen. We wilden niet in een kraakpand zitten, want dan moet je altijd verhuizen. Nu delen we dit ‘vijfsterrenatelier’, met allebei onze eigen wc en zelfs een douche.”
Cees: “Onze relatie is net als een huwelijk: niet te veel zeuren.”
Jos: “We bemoeien ons ook niet veel met elkaars werk. Soms zeg ik: ‘Zo zou ik het doen.’
Maar Cees luistert nooit. Onze werkwijze is heel anders. Cees is altijd bezig met ritme, hij is een bedenker. Ik componeer op het doek; ik ben een echte rommelaar.”
Cees: “Rommelaar is precies het goede woord. Mijn werk is minimalistisch. Ik maak veel gebruik van afvalmateriaal. Beneden zitten meubelmakers en tussen de houten platen die ze gebruiken, zit karton. Dat geven ze aan mij. Ik schilder niet en Jos maakt zijn kwasten over het algemeen niet schoon. Op een gegeven moment zijn ze uitgehard en gebruik ik ze om werk te maken. Een kastje van kwasten op een rijtje; heb ik toch weer dat ritme. Ik hoef geen kleur te bedenken, want die zit er al op.”
Jos: “Nooit groen, want groen is mijn kleur niet. Ik heb er niks mee. Ik hou niet van vrolijke, joyeuze doekjes. Het moet botsen, uitdagen. Mijn stijl is lyrisch, abstract en verhalend.”
Cees: “Ik gebruik wel groen, maar niet veel. Mijn favoriete kleur is geel. Ik ben wel meer kleur gaan gebruiken. Of dat door Jos komt, weet ik niet. Soms maken we samen iets. Je ziet werken in de gang waarin onze stijlen met elkaar harmoniëren. Als hij een schilderij heeft gemaakt, bedenk ik wat ik daarmee moet en dan teken ik dat uit. Het moet altijd in de verhouding van een vierkant of de gulden snede zijn.”
‘Onze relatie is net als een huwelijk: niet te veel zeuren’
Jos: “Ik heb een hekel aan rechte lijnen. Ik kan dat ook niet.”
Cees: “Hij kan niet eens in een rechte lijn rijden.”
Jos: “Ik zoek altijd naar de ultieme vrijheid. In mijn denken en in mijn handelen. Ik gedraag me netjes, betaal belasting, maar ik houd niet van conventies. Altijd heb ik mijn eigen weg gevolgd, me nergens aan gebonden. Ik schilder dan ook niet vanuit dwang. Ik vind het gewoon heerlijk om potten verf op een doek te douwen. Laag over laag over laag. Die doeken zijn af en toe niet te tillen, joh.”
Cees: “Een draadje om een houtje wikkelen, dat kan ik uren doen.”
Jos: “Maar soms zitten we hier alleen een beetje te lullen, verder niks.”
Geboren: 15 juli 1965 in Marokko
Woont: in De Lamel in Laak, het grootste wooncomplex van Nederland
Sinds: 1991
Met: haar man en twee volwassen zoons
Thuisgevoel: ‘Als we in het weekend met zijn vieren ontbijten.’
Fatima habibi is een verbinder in Laak
“Op deze stoel heeft burgemeester Jan van Zanen gezeten. Voor jullie was het toen Hemelvaart en voor ons Suikerfeest. Hij was een beetje op dieet, dus we hebben allemaal gezonde dingen gegeten. Zelf ben ik 45 kilo afgevallen, ik woog 115 kilo en kon niet meer lopen. Ik eet helemaal geen brood en geen rijst meer, alleen nog groenten, fruit en kip.”
“Ik heb 25 jaar vrijwilligerswerk gedaan en ik word vaak uitgenodigd, maar ik wil minder gaan doen. Ik ben ook ziek geweest, heb een halfjaar in het ziekenhuis gelegen, dus ik ben moe. Ik val gewoon in slaap ’s avonds als mijn man en ik samenzijn. Ik heb zoveel georganiseerd; de buurt is mooi geworden. Dat was vroeger niet zo. Nu hoop ik dat er iemand komt die ook zo betrokken is, want ik wil het overdragen.”
‘Voor Lief en Leed breng ik mensen bij elkaar’
“Mijn oudste zoon gaat eindelijk verhuizen, daarom staan er nu dozen op de gang. Hij heeft vaker gezegd dat hij weggaat, dus ik geloof het pas als hij hier echt niet meer is. Het zou beter zijn als ze allebei weggaan. Niet omdat ik niet van ze hou, maar ik ben gewoon klaar met zorgen. Als ze niet thuis zijn, ben ik vrij. Ik heb voor ze gezorgd omdat ze moesten leren op school. Dat was zwaar. Maar sinds ze werken, ben ik niet veranderd. ‘Nee’ zeg ik nooit, dat kan ik niet. Nu zorg ik voor vier volwassen mensen: eten maken, wassen, strijken, opruimen en schoonmaken. In het weekend ontbijten we hier met zijn vieren. Eitjes, vleeswaren, kaas, jam: alles gaat dan op tafel. Ik doe er ook een beetje tomaat en komkommer bij en we drinken muntthee. Als we klaar zijn, zet ik een bakje koffie.”
“In Centrum Laakhavens kook ik iedere woensdag voor de kinderen uit de buurt die het niet zo goed hebben. Ze betalen wel een eurootje voor een warme maaltijd, maar dat sparen we op zodat we met Sinterklaas wat kunnen geven. We zijn met tien vrijwilligers van verschillende nationaliteiten, dus dan kunnen we lekker Nederlands praten. Daar leren we van. Op dinsdag doen we de voorbereidingen, boodschappen en zo. Ze doen ook activiteiten, zoals dansen, en dan zie ik hoe blij ze zijn.”
“Voor het project Lief en Leed breng ik mensen bij elkaar. Ik help ze met cadeautjes als er een baby geboren is, als iemand naar het ziekenhuis moet of als er nieuwe buren zijn. Dan bel ik aan, of ik kom ze gewoon tegen. Ik ken hier veel mensen, uit bijna de hele flat met 486 woningen. Zo ben ik: ik praat met iedereen. Ik woon hier vanaf de oplevering in 1991, toen ik net getrouwd was en zes jaar in Nederland woonde. Ik was de eerste bewoner van deze flat. Er was hier niets: geen auto’s, alleen maar zand. De keuken, het toilet en de badkamer heb ik zelf vernieuwd. Ik ga hier toch nooit meer weg. Ik heb geen zin om te verhuizen.”
Geboren: 17 november 1969
Woont: in een mindervalidenwoning in Ypenburg
Sinds: 2000
Met: zijn vrouw, dochter, zoon en kat
Thuisgevoel: ‘In mijn eentje op een zomeravond in de voortuin een boek lezen op mijn e-reader in een relaxte stoel.’
het huis van erik schwencke past hem als een jas
“In 1999 onderging ik een rugoperatie, omdat er op borsthoogte een tumor in mijn ruggenmerg was ontdekt. Daarnaast had de tumor twee cystes veroorzaakt. Het grote risico van de operatie was een dwarslaesie, dus ik was voorbereid op wat me te wachten stond: ik moest er maar mee leren omgaan.”
“In het revalidatiecentrum, waar ik drie maanden verbleef, had ik ondanks de trieste omstandigheden de grootste lol. De een gaat anders met een dwarslaesie om dan de ander, bij mij overheerste het gevoel van dankbaarheid dat ik nog leefde.”
“Ik ben meteen achter deze woning aan gegaan toen ik zag dat ie in aanbouw was; het is een eengezinswoning met aanpassingen voor mindervaliden. De badkamer en slaapkamer die er in een soort pizzapunt zijn aangebouwd, zijn gelijkvloers. Wij woonden in die tijd in Voorburg in een jarendertig-benedenwoning met heel smalle gangetjes. De keuken was een pijpenla waar ik met de rolstoel vooruit in kon rijden en achteruit weer uit moest. In die tijd was ik nog niet zo handig als nu, hoewel je je in het revalidatiecentrum al heel snel leert aanpassen. Deze woning is ideaal gebleken voor mij.”
‘Ik vind het lekker dat ik met de handbike zo snel buiten ben’
“Ik wil niks elektrisch om me voort te bewegen, want ik wil fit blijven. Vanavond ga ik weer een uurtje rolstoeltennissen en vanmiddag om twaalf uur ga ik naar het zwembad om baantjes te trekken. Ik laat mezelf er gewoon in plonzen, en in de hoek van het zwembad kan ik mezelf weer omhooghijsen. Ik heb het geluk dat ik nog een beetje kan staan; niet alle zenuwen in mijn ruggenmerg zijn doorgesneden. Dat is echt een voordeel, anders had ik ook van die dunne beentjes gehad.”
“Op de handbike rijden doe ik het allerliefst – dat is echt leuk speelgoed. Ik stap op de fiets en rijd meestal hier de polder in, richting Alphen aan den Rijn of Leiden. Vroeger vond ik wonen in de stad prettiger, omdat daar meer leven is, maar nu vind ik het wel lekker dat ik zo snel buiten ben. Ik word, omdat ik zo laag op de weg lig, ook vaak over het hoofd gezien, dus dat drukke verkeer ga ik liever niet meer in.”
“Ik probeer af en toe te helpen in het huishouden door bijvoorbeeld te dweilen, maar ik denk dat mijn vrouw wel meer doet dan in de ‘klassieke verdeling’. Koken laat ik sowieso liever aan haar over, dat gaat haar een stuk beter af.”
“Mijn dochter zoekt zich tien slagen in de rondte naar een huis, en ook mijn zoon moet zich nu alvast inschrijven voor een woning, want hij is pas achttien geworden en de wachtlijsten zijn erg lang. Toch ben ik blij dat ze nog thuis wonen, want zonder kinderen wordt het hier wel heel stil, denk ik.”
Geboren: 6 april 1987
Huurt: een bedrijfsruimte voor restaurant Yuzu Dining aan de Bierkade in het Centrum
Sinds: 2019
Met: compagnons Benjamin van der Giezen en Amir Omarzai Thuisgevoel: ‘Als er vrienden en familie zitten zonder dat ze van tevoren hebben gezegd dat ze zouden komen.’
“Voordat we opengingen, heb ik veel stress gehad. Ik was bang dat mensen ons concept niet zouden begrijpen. Toch wilden we echt wat veranderen in de horeca, dus dan moet je doorzetten. Anders creëer je geen ‘voice’. Toen we eenmaal open waren, wonnen we veel horecaprijzen. We zijn heel snel gegroeid.”
“Vijf jaar geleden wisten mensen in Den Haag niet wat een gyoza – een Japans pasteitje –was, serveerde ieder restaurant een voor-, hoofd- en nagerecht en zat je alleen aan de bar als je op een tafeltje moest wachten. In ons Japanse restaurant kun je wel aan de bar eten. En wij leggen geen menukaart op tafel, maar begeleiden de gasten bij hun keuze. In plaats van bestek hebben we chopsticks – op de website staat een filmpje met instructies voor het gebruik hiervan. De wc is een metrohalte waar muziek wordt gedraaid. In Japan kun je namelijk zelf een muziekje opzetten als je naar de wc gaat, zodat je rustig je gang kunt gaan. Het heeft allemaal te maken met de ‘experience’: alles moet kloppen, over alles is nagedacht.”
‘Mijn restaurants zijn mijn kinderen’
“Mijn compagnon Amir Omarzai, die ik al ken sinds de basisschool, heeft in Japan gewoond en gewerkt en kwam terug met dit idee. Hij houdt ervan om naar het buitenland te gaan, nieuwe dingen te zien en die hier in de praktijk te brengen. Hij is de kracht achter de kaart en een deel van het concept. Ik creëer structuur, zorg dat processen goed verlopen en doe aanvragen voor vergunningen. Ook mijn andere compagnon Benjamin van der Giezen en ik zijn later naar Japan gegaan. We hebben dus echt ons huiswerk gedaan, dat doet niet iedere restauranthouder.”
“Met z’n drieën hebben we elke dag op de Grote Markt zitten brainstormen en zijn we naar panden gaan kijken. Eerst in Amsterdam, omdat we dachten dat Den Haag hier nog niet klaar voor was, maar daar kregen we geen voet tussen de deur. Toen we dit pand zagen, waren we de tiende partij die kwam kijken en we waren de enigen die enthousiast waren. Het ging eigenlijk om twee units, maar we wilden het hele pand. De oude garage zag er afgebladderd uit en er liepen allerlei junks in de straat. Doordat wij een terras hebben, zijn die nu weg; voor een dealer zijn er nu te veel gezichten.”
“In een buurt waar eerst niets gebeurde, stond opeens veertig man in het weekend buiten te roken. Dat is niet niks. Nu staan we daarom niet meer dan tien personen toe. Als je een bedrijf bent en je buurman is een bewoner, dan gaat woongenot boven alles. Maar het grote plaatje is dat we zorgen voor meer veiligheid in de straat, en het is fijn als er leuke zaakjes komen die iets toevoegen. We willen deze buurt verbeteren, zodat het ook aantrekkelijk wordt voor mensen uit andere wijken om hier te komen. Binnenkort openen we ook een tacorestaurant op de hoek Bierkade-Wagenstraat, zodat er meer verbinding komt met de rest van de gracht. Mijn restaurants zijn mijn kinderen, ik doe er vrij weinig naast.”
Geboren: 2 december 1924
Woont: in een parterrewoning met tuin in een portiek in de Notenbuurt
Sinds: 1955
Thuisgevoel: ‘Als ik ’s middags thuiskom en een glaasje port inschenk.’
Corrie
Grafhorst woont al zeventig jaar op dezelfde plek
“Ik kan niet geloven dat ik honderd ben geworden. Dat is natuurlijk leuk, maar er gebeuren ook dingen die ernstig zijn. Naast mijn ouders en mijn man heb ik een zoon en een kleinzoon verloren. Omdat mijn zoon in Thailand woonde, kon ik niet naar zijn begrafenis. Het was twee dagen reizen en dat kon ik niet meer. Maar je gaat overal aan wennen, hoor. Je moet wel. Ik ben daar heel nuchter in, kan alles makkelijk van me af zetten.”
“Toen ik twaalf was, verloor ik mijn moeder al. Mijn zus en ik zwierven daarna overal naartoe: een tante in Amsterdam, oma... Mijn vader hertrouwde, want hij wilde niet dat we in een gesticht terechtkwamen. Hij huurde in 1938 een huis aan de Groenteweg, zodat mijn oma er ook bij in kon. Wij hebben nooit gekocht, want vroeger was dat voor mensen met een ander loon. Mijn vader verdiende als HTM-bestuurder 39 gulden in de week. Voor de oorlog hadden wij geen honger. We hadden kippen en teelden onze eigen groenten. Als mijn vader een zak koek meenam van de veiling aan de Fruitweg, waren wij dolgelukkig. Ik heb zijn genen; hij is negentig geworden.”
‘Op mijn negentigste ging ik naar de sportschool’
“In de oorlog had ik geen vriendjes. Er waren hier allemaal Duitsers, dus ik kwam niet buiten ook. Ik heb mijn man pas daarna via mijn vriendin ontmoet, toen we met een hele groep gingen dansen bij Wim Lier aan de Laan van Meerdervoort. Er speelde een band waar we gek op waren. Ik was toen nog niet zo bijdehand, maar hij vroeg me mee naar de bollenvelden om te gaan fietsen. Daar zijn we verliefd geworden. De eerste vier jaar van ons huwelijk heb ik bij mijn vader en stiefmoeder ingewoond tot ik van de woningbouw een huis kreeg. Het was na de oorlog, dus er was helemaal niets. We scheurden kranten voor toiletpapier. Het leven is nu heel luxe geworden, hoor.”
“De truc om zo oud te worden is iedere dag wijn drinken en heel goed eten. Om vijf uur ga ik aan de port met iets lekkers erbij en om zes uur eet ik warm. Een frikandel, kippenpootjes of spinazie uit een pak; nooit ingewikkeld. Maar als mijn programma er is, ‘The Bold’, eet ik gerust om zeven uur. Mijn vriendin kijkt ook, dan facetimen we om na te bespreken. Soms spreken we af in de Bogaard (winkelcentrum in Rijswijk, red.), dan komen we allebei met de scootmobiel, zij vanuit Delft. Ik ga iedere middag weg. Ik ben ook nooit chagrijnig. Mijn moeder zei ’s ochtends: ‘Hou jij je mond maar.’ Ook mijn man moest in de ochtend bijkomen voordat hij aanspreekbaar was.”
“Op mijn negentigste ging ik naar de sportschool, omdat ik mijn oefeningen wilde doen, maar ze geloofden niet dat ik het was en ze lieten me staan. Als ik zeg dat ik van 1924 ben, vragen ze altijd twee keer of dat echt zo is. Ze schatten nooit mijn echte leeftijd.”
Geboren: 20 januari 1987 in Friesland en 20 januari 1992 in Ghana
Wonen: in een eengezinswoning in de vrije sector in Houtwijk
Sinds: 2023
Met: dochters Ayna (4) en Fardau (2)
Thuisgevoel: ‘Home is where the heart is’ – Femke. ‘Als het lekker weer is en ik naar buiten kan’ – Amadou.
Femke dekker en Amadou Konatey leven tussen twee culturen
Femke: “Toen ik de muziek van het muzikale echtpaar Amadou & Mariam voor het eerst hoorde, dacht ik: ooit wil ik met een Amadou trouwen. Die wens is uitgekomen. We hebben nu twee kinderen samen. Ik heb Amadou ontmoet in Ghana, waar ik werkte voor een ontwikkelingsorganisatie en verantwoordelijk was voor 13.000 cacaoboeren. In mijn vrije tijd ging ik naar de kust om te surfen. Ik logeerde bij een vriend. Toen ik een keer ’s avonds terugkwam van het surfen, zat Amadou daar op de bank. Wat een mooie man, dacht ik.”
“Toen we gingen daten, bleken we op dezelfde dag jarig te zijn. We lijken qua karakter ook erg op elkaar: we zijn allebei koppig, heel sociaal, we gaan voor onze doelen en we hebben een groot hart. Wel hebben we verschillende perspectieven op het leven. Het is soms hard werken in de relatie, maar het heeft ook echt iets bijzonders.”
‘Er zijn veel tegenstellingen tussen Nederlanders en Ghanezen’
Amadou: “In Ghana hebben we andere manieren. We worden zo opgevoed, dat we iedereen groeten die we tegenkomen. Als je dat niet doet, wordt dat gezien als ongemanierd. Hier in Nederland reageren mensen toch minder vaak als ik groet. Ik krijg daardoor het gevoel dat ik geen deel uitmaak van deze samenleving en daar kan ik soms moeilijk mee omgaan.”
Femke: “Cultureel gezien zijn er tussen Nederlanders en Ghanezen best wel wat tegenstellingen, in communicatie, bijvoorbeeld, of leiderschapsstijl. In Ghana laten mensen niet snel het achterste van hun tong zien, terwijl Nederlanders meer rechttoe rechtaan zijn.”
Amadou: “Wij kennen geen woord voor stress, daardoor voelen we het ook niet. Als je een euro hebt, ben je blij. Je denkt er niet over na of je morgen weer een euro krijgt. Hier lijken veel mensen stress te ervaren. Ik zal altijd lachen, hoe ik me ook voel. Dat zie ik als een verplichting naar mijn medemens.”
Femke: “Nadat ik zes jaar voor mijn baan in Ghana had gewoond, hebben we samen besloten naar Nederland te komen toen de oudste zes maanden was. Mijn contract werd niet verlengd en we wilden dichter bij mijn familie zijn. Er is in Ghana niet echt een vangnet vanuit de overheid. Stel: je hebt mot met je huisbaas, dan heb je geen poot om op te staan. Hier worden huurders beschermd. We zijn heel blij met dit huis. De buurt is fijn en er is een school vlakbij waar de oudste nu naartoe gaat. Het is wel lastig voor Amadou om hier te aarden. Dat maakt de toekomst moeilijk.”
Amadou: “De meeste moeite heb ik met het weer. Als ik me in Afrika niet goed voel, ga ik naar buiten. Dan kom ik altijd wel iemand tegen om een praatje mee te maken, waarna ik me weer goed voel. Hier zit ik altijd binnen en weet ik niet wat ik met mijn energie moet doen. Ook mijn dochter zegt: ‘Papa, ik wil naar Afrika.’”
Femke: “Afrika heeft ook mijn hart gestolen. Er is vrijheid, die mis ik zelf ook wel hier.”
Geboren: 4 augustus 1956
Woont: in een appartement aan de Betje Wolffstraat in Moerwijk
Sinds: 2023
Thuisgevoel: ‘De gezelligheid van de straat, maar niet de overlast.’
Yvonne van neyhof helpt graag in ‘haar’ Moerwijk
“Ik kan niet tegen rommel. Omdat ik bezig ben lapjes op te knippen voor een mozaïekdeken en kaarten maak, mag er op deze tafel best wat staan, maar de rest van het huis moet opgeruimd zijn. Als de ergotherapeut hier aan huis komt, zegt hij: ‘Hier durf ik wat te drinken en naar de wc te gaan.’”
“Twee jaar geleden heb ik een herseninfarct gehad, dus ik ben wat meer teruggegaan naar mezelf; ik moet duidelijk stappen terug zetten. Je ziet het nu niet aan me, maar als ik bijvoorbeeld een glas drinken pak, moet ik dat met rechts doen. In huis loop ik zonder kruk – hier red ik me – maar op straat voel ik me daarvoor te kwetsbaar. Ik ben dankbaar hoe ik eruit ben gekomen, maar ik mag de niet-zichtbare dingen niet onderschatten. Zo ben ik overgevoelig geworden voor geluiden en prikkels. Het grote gevaar is dat ik me daar niet naar gedraag. Mensen denken: Yvonne doet alles en het gaat altijd goed met haar.”
“Ik ben altijd erg actief geweest voor bewonerscommissies, en toen er geen leden meer over waren, werd ik contactpersoon. Ik was het oog en het oor van de buurt. Eigenlijk kun je het gratis sociaal werk noemen. Als er iets was, kwamen ze eerder naar mij toe dan dat ze het tegen bijvoorbeeld de politie of een instantie zeiden. Hoewel ik ben verhuisd, weten ze me nog steeds te vinden. Toen ik in mijn vorige woning aan de Van Maerlantlaan woonde, had ik zelfs de bijnaam ‘de mevrouw van het hek’, omdat ik altijd de hekken van de binnentuinen opende en sloot. Ik deed er van alles aan om te zorgen dat die tuinen netjes bleven.”
‘Ik was het oog en het oor van de buurt’
“Iedere dag dat ik hier woon, is een cadeautje voor mij. De woning is zo goed geïsoleerd, dat ik wel de gezelligheid van de straat ervaar, maar geen last heb van het geluid. Op zich was ik met mijn vorige huis blij, ik heb er ruim twintig jaar gewoond. Toen tijdens een renovatiegesprek bleek dat ik voor dit nieuwbouwappartement in aanmerking kwam, heb ik zelfs getwijfeld. Dat kan ik me nu niet meer voorstellen. Ik heb helemaal niet hoeven wennen en ik voel me hier zoveel meer ontspannen. Er zijn hier nergens drempels en ik hoef de trap naar de portiek gelukkig ook niet meer op. Het enige wat ik mis, is dat ik de was niet meer buiten kan laten wapperen.”
“Ik woon nu veertig jaar in Moerwijk. Dat er nu veel nationaliteiten zijn, vind ik prima; ik hou er wel van. Toch is het leven heel erg veranderd. Mensen hadden vroeger meer voor elkaar over. Nu is het een ikke-ikke-ikkemaatschappij geworden. Daar ga ik niet in mee. Als ik kan helpen, doe ik dat. Maar ik moet dus wel rekening houden met mijn beperking.”
Geboren: 13 september 1959
Woont: tijdelijk in een studio via Anton Constandse in Loosduinen
Sinds: 2021
Thuisgevoel: ‘Mezelf kunnen zijn: al wil ik in mijn nakie lopen, het is mijn huis.’
“Tweeënhalf jaar ben ik nu nuchter. Het voelt goed. Ik heb heel weinig momenten van trek in alcohol. Misschien is het een beetje saai, maar ik ben happy. Het had ook niet veel langer moeten duren. Mijn eigen zus herkende mij niet meer en tegen mijn kinderen heb ik te vaak gezegd: het komt wel goed. Toen ik in de kliniek zat voor mijn alcoholverslaving, moesten ze brieven schrijven. Ik dacht altijd: het valt wel mee. Maar het viel dus niet mee. Het deed pijn dat ze mij niet konden vertrouwen als vader. Ze zijn nooit iets tekortgekomen qua middelen, maar emotionele steun heb ik ze niet kunnen geven. Als je drinkt, schakel je je emoties ook uit. Die brieven waren echt een eyeopener. Ook mijn ex-vrouw schreef er een. Ik kwam in de kliniek altijd vrij koel over, maar toen ik die brief kreeg, brak ik. ‘Dat wilde ik zien,’ zei de psychiater.”
‘Ik heb altijd veel engeltjes op mijn schouder gehad’
“Langzaam krijg ik het vertrouwen van mijn familie weer terug. Mijn zoon en ik tennissen elke week. Zaterdag heb ik twee schilderijen bij hem opgehangen en hebben we gezellig samen gegeten. Hij zei: ‘Je bent nu een stuk relaxter dan vroeger.’ Dat is leuk om te horen. Ik mocht zelfs in zijn auto rijden, terwijl hij dat normaal gesproken nooit goed zou vinden.”
“Gelukkig heb ik ook een goede back-up. Mijn ex-vrouw en ik zijn dan wel gescheiden, maar we doen nog steeds alles samen. En mijn zussen hebben altijd voor me klaargestaan. Heel veel mensen die verslaafd zijn, hebben die steun niet. Ik heb altijd veel engeltjes op mijn schouder gehad.”
“Ik dronk veel, maar ik functioneerde nog wel. Ik lag niet in de goot. Ik heb vaak partijtjes tennis gewonnen met een halve fles wodka op. Hoe bizar is dat? Dat komt vast doordat ik altijd heel sportief ben geweest. Nooit was ik misselijk of ziek, en ik herstelde aanvankelijk snel na dronkenschap. Maar het ging van kwaad tot erger. Bij mijn laatste opname verplaatste ik me in een rolstoel naar de afkickkliniek. Het was nu of nooit.”
“Nu werk ik vier dagen in de week als vrijwilliger in de Houtwerkplaats van Anton Constandse (stichting voor mensen die door een psychische kwetsbaarheid, soms gecombineerd met verslaving, ondersteuning nodig hebben in het dagelijks leven, red.). Daar maak ik loungebanken, tafels, moestuinbakken, noem maar op. Ik probeer de andere jongens die herstellen te vertellen hoe ze moeten schuren en boren. In het begin had ik er moeite mee om drie keer hetzelfde te moeten uitleggen, maar dat gaat nu beter. Mijn regel is dat ik mezelf de vraag stel: kan en moet ik hier wat mee? Zo niet, dan kan het weg uit mijn gedachten. Ik help waar ik kan, en dat is het.”
“Ik sta nu op de wachtlijst voor een convenantwoning (voor mensen die via een instelling of uit de maatschappelijke opvang komen, red.). Deze studio is maar tijdelijk. Ik hoop dat ik in Loosduinen kan blijven, want de Houtwerkplaats is maar tien minuten lopen en ik heb het hier naar mijn zin. Maar ik weet niet wat de toekomst brengt, dus het heeft geen zin om me daar druk over te maken.”
Geboren: 9 maart 1973 in Suriname en 7 april 2000 in Den Haag
Wonen: in een eengezinswoning in Ypenburg
Sinds: 2002
Met: man/vader en twee konijntjes
Thuisgevoel: ‘Meteen als ik hier binnenstap en mijn gezin er is’ – Anjana. ‘Als ik mijn chillkleding aanheb.’ – Shivani.
Moeder Anjana Ganga en dochter shivani Gowrising zijn het liefst thuis
Shivani: “Ik ben een echte ‘homebuddy’. Ik hou niet zo van socializen. Thuis voel ik me het veiligst.”
Anjana: “Ik ben ook graag op mezelf. Omdat ik een zekere leeftijd heb, heb ik veel van het leven gezien. Nu weet ik waar ik me het fijnst voel en dat is thuis. Wij doen ook niet aan visite. Met mijn ouders spreek ik graag af op de Haagse Markt. Dan help ik ze met boodschappen doen en zet ik ze weer thuis af. Ik ga nooit mee naar binnen; kletsen en koffiedrinken is niets voor mij. Ik kan ook niet goed zitten, doordat ik in 1994 een groot autoongeluk heb gehad. Mijn bekken is daarbij gescheurd, waardoor mijn benen altijd gestrekt moeten liggen.”
‘Je kunt het hier doods noemen, maar ik vind het heerlijk’
Shivani: “We wonen in een rustige woonwijk. ’s Avonds hoor je hier helemaal niets. Je kunt het een beetje doods noemen, maar ik vind het heerlijk. Ik zou niet anders willen.”
Anjana: “De buren kennen we vanaf het begin, omdat we hier allemaal tegelijkertijd zijn komen wonen toen de wijk werd opgeleverd.”
Shivani: “Het is niet zo dat we regelmatig contact met ze hebben, maar we letten wel op elkaar.”
Anjana: “Jij hebt minder contact met de buren dan ik. Dat komt doordat ze jou nog als kind zien. Als je later thuiskomt dan normaal, vragen ze: ‘Waar kom jij vandaan? Weet je moeder ervan?’”
Shivani: “Hier wonen is een privilege, maar ik zou toch zelfstandiger willen worden en voor mezelf willen leren zorgen. Daarom ben ik al sinds mijn achttiende op zoek naar een eigen plekje. Elke keer als ik denk dat ik het juiste inkomen voor een mooie woning heb, worden de huizen weer duurder.”
Anjana: “Met het salaris dat jij nu hebt, hadden we vroeger een villa kunnen kopen.”
Shivani: “Vorige week zei ik tegen mijn ouders: ‘Ik heb de hoop opgegeven. Ik blijf hier voor altijd wonen.’”
Anjana: “Ik geloof dat alles Gods wil is. Iedereen heeft zijn of haar lot. In het hindoeïsme zijn er meerdere goden en toch is er voor mij maar één God. Ik bid tot hem en zeg: ‘Dankjewel voor dit leven. Wil je voor iedereen zorgen?’ Maar vooral bid ik dat de oorlogen voorbijgaan, zodat we weer een samenleving zonder ruzies hebben. We hebben hier een klein altaar en daar gaan we voor zitten. We doen dat ieder voor zich.”
Shivani: “Het belangrijkste dat ik uit mijn geloof haal, is hoop. Ook geeft het me kracht en energie. Mijn vrouwtjeskonijn is dan ook naar het olielampje van het hindoeïstische lichtjesfeest vernoemd: Diya. Het mannetje heet Ballu, hij heeft veel haren en is net een klein leeuwtje. Ze hebben buiten een soort villahuisje in een groter huis. Dat hebben mijn vader en oom voor ze gemaakt.”
Geboren: 12 maart 1942
Woont: in een 55+woning in een flat in Laak
Sinds: 2014
Met: zijn vrouw en twee hondjes
Thuisgevoel: ‘Vrijdagavond drinken mijn vrouw en ik altijd samen een likeurtje bij de koffie. En zaterdagavond hebben we er een gebakje bij.’
bram Poons zet zich in voor zijn flat en zijn wijk
“Ik sta elke dag om zeven uur op. Eerst lees ik mijn twee kranten: het AD en De Telegraaf. Dat is heilig voor mij, want ik vind het belangrijk voor mijn algemene ontwikkeling. Als ik de kranten uitheb, is het alweer koffietijd en ga ik naar beneden. De gezamenlijke koffiekamer hier in onze flat is heel gezellig. We zijn de hele week ’s morgens open van tien tot twaalf. Daarnaast hebben we elke dinsdag een spelletjesmiddag en een aantal jaarlijkse evenementen, zoals de kerstbrunch, een haringparty en een barbecue in de zomer.”
“Ik hou van het contact met de mensen, ik zit dan ook in de bewonerscommissie. Het wordt wel minder, qua opkomst. Lullig gezegd komt dat niet door te weinig interesse, maar doordat er mensen overlijden. Nieuwe bewoners komen niet op de koffiekamer af. Over tien jaar is het hier uitgestorven.”
‘Ik hou van het contact met de mensen’
“Ik doe allerlei dingen voor mijn wijk. Ik zit in de klankbordgroep voor het actieplan Laak en ben voorzitter van Stichting Wijkbus Groot Laakkwartier. Met onze bus brengen en halen we alle mensen die lid zijn. Voor de dokter, om boodschappen te doen, of voor bezoek aan familie. Ook zit ik in het bestuur van Stichting Laakkwartier in de Maatschappij. Twee keer per jaar huur ik het Laaktheater af. De ene middag organiseer ik er muziektheater voor ouderen uit de wijk en op de andere middag is er entertainment voor mensen met een beperking. Ondernemers zorgen voor de financiën. De stichting is opgericht via voetbalclub HVV Laakkwartier.”
“Vroeger was ik daar jeugdtrainer. Jongens die toen acht waren, zijn nu zestig en ik ken ze allemaal. Ook ben ik er twintig jaar secretaris geweest. Ik heb dus via het voetbal een behoorlijke binding met de wijk. Als mensen zeggen dat dit een achterstandswijk is omdat er zoveel mensen met een diverse achtergrond wonen, dan heb ik daar moeite mee. Ik kan heel slecht tegen onrecht en zal altijd vechten voor iedereen.”
Jodenvervolging “Ik ben heel nuchter in alles, hoor. Waar ik wel echt trots op ben, is de voorlichting die ik op scholen geef over de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Kinderen zijn puur. Ik probeer ze te helpen in hun bewustwording.”
“Ik was een baby toen er begonnen werd met de deportaties. Mijn ouders hebben mij toen naar het Joodse weeshuis aan de Pletterijstraat gebracht. Op een gegeven ogenblik werd iedereen die daar nog was weggevoerd. Toevallig lag ik toen in het Juliana Kinderziekenhuis met een liesbreuk. De Duitsers waren best wel punctueel, dus ze gingen mij daar zoeken, omdat ik ontbrak op de lijst. Mensen van het verzet hebben mij net op tijd weten te redden.”
“Tot mijn vijfde ben ik bij een zwaar gereformeerd echtpaar geweest. Ik was een jaar of veertig toen er opeens een ouderling aan de deur kwam: ‘Bent u Bram Poons?’ De vrouw die de hele oorlog voor mij gezorgd had, wilde mij graag zien. Haar man was al overleden. Ik sta nooit met mijn mond vol tanden, maar toen was ik echt verbaasd. Ik had wel een foto van haar, maar met al die zwarte kleren leek ze daarop al honderd. Ik snapte niet dat ze me nooit eerder gevonden had. Ik heb in zat kranten gestaan door het voetbal. Maar ze las Trouw, en daar staat niet zoveel sport in.”
“Wat bleek nou? Ze heeft zelf nooit kinderen kunnen krijgen. Na de oorlog moest ze me afstaan, terwijl ze me graag had gehouden. Ik ben daarna in twee gezinnen grootgebracht en die hebben haar steeds gezegd dat contact niet gewenst was. Dat vond ik zielig, want het was een lief mens. Inmiddels was dat gereformeerde mensje over de tachtig. De bijbel lag op tafel toen ik haar bezocht. Ze vertelde dat ze altijd met mij in de kinderwagen door het Haagse Bos liep alsof ik haar eigen kind was. Eén keer kwamen er NSB’ers aan de deur en bad ze dat ik maar niet ging huilen, wat ik gelukkig ook niet deed.”
t hriller “Ik heb gezorgd dat ze alsnog een onderscheiding heeft gekregen, omdat ze een onderduiker in huis had genomen. Toen zat ze daar zo, met dat hoedje en haar zakdoekje. Heel aandoenlijk. Ze heeft daarna niet lang meer geleefd. Als ik dit allemaal op scholen vertel, zitten ze met open mond te luisteren. Het is net een thriller, natuurlijk.”
‘Ik laat het leven over me heen komen. Ik zie wel waar het schip strandt. Ik denk dat ik het daardoor ook gered heb.’
“De broer van mijn vader was de enige overlevende van de familie, dus bij hem kwam ik uiteindelijk terecht. Zijn eerste vrouw was ook vergast, dus hij was voor de tweede keer getrouwd. Hij heeft in een kamp gezeten, maar daar heeft hij nooit een woord over gezegd. Je merkte niks aan hem. Toen ik een keer in Israël was, zag ik de naam van mijn vader: Daniël Lyon Poons. Hij bleek ook op 12 maart te zijn geboren, net als ik. Zelfs dat heeft mijn oom me niet verteld.”
“Ik moest van hem wel naar Joodse les: Hebreeuws en geschiedenis leren, zodat ik later niet zou kunnen zeggen dat ze me dat niet hadden bijgebracht. Omdat de vrouw van mijn oom katholiek was, kende ik ook het Nieuwe Testament. De Koran ben ik uit mezelf gaan bestuderen, dus ik ben van alle markten thuis.”
“Ik laat het leven over me heen komen. Ik zie wel waar het schip strandt. Ik denk dat ik het daardoor ook gered heb. Als iemand onzinverhalen ophangt, zeg ik het wel, maar ik probeer altijd diplomatiek te zijn. Nu ik er zo over nadenk, komt dat door wat ik heb meegemaakt.”
Geboren: 5 juni 1977
Woont: in een ‘omklapwoning’ in het Energiekwartier
Sinds: 2019
Met: hond Rataplan en konijn Spring
Thuisgevoel: ‘Ik geef mezelf bloemen, om me eraan te herinneren dat ik het waard ben.’
tamara iJzendoorn maakte een nieuwe start
“Deze woning was voor mij de kers op de taart. Ik kreeg hem via de reclassering toen ik exact een jaar clean was. Eigenlijk had ik nog een gevangenisstraf openstaan, maar omdat ik de rechter ervan overtuigd had dat ik daarna weer op straat zou belanden en terug zou vallen in drugsgebruik, heeft hij de straf omgezet in een voorwaardelijke.”
“Bij de reclassering zagen ze ook verandering, dus ik kreeg een mooi traject aangeboden. Dit huis is een ‘omklapwoning’: eerst huurde de reclassering het van Staedion en na een halfjaar van goed gedrag is het op mijn naam gezet. Ik had op dat moment helemaal niets. Via een oproep op Facebook ben ik aan bijna al mijn huisraad gekomen. Ook kreeg ik spullen van ‘fellows’, herstellende medeverslaafden. De koelkast, het tropische bloemenbehang en de vloer heb ik gekocht van geld dat ik van een fonds kreeg. De groene bank was bij het inrichten van mijn huis het uitgangspunt.”
‘Via Facebook ben ik aan bijna al mijn huisraad gekomen’
“Ik ben in Den Haag beland doordat ik na mijn laatste klinische opname in Schotland hier in het safehouse Pret in herstel terechtkwam. Omdat mijn herstel goed ging, ben ik hier blijven hangen. Het verschil met eerder was ook dat ik het deze keer voor mezelf deed. Ik besefte dat ik het waard was en dat ik mezelf dingen had aangedaan: lichamelijk, spiritueel en financieel. Het allerbelangrijkste in mijn leven is mijn dochter, toch kon ik voor haar niet stoppen. Ik ben acht jaar verslaafd geweest aan crack – een hardcore drug. Dat gaat heel hard. Ik deed er alles voor. Om ervan af te komen, moet je van je beste vriend je ergste vijand maken. Sport is mijn nieuwe ‘drug’.”
“Toch heeft mijn verslaving mij gemaakt tot wie ik nu ben. Ik ben positief veranderd. 13 maart 2018 is de datum dat ik clean werd. Die dag vier ik meer dan mijn verjaardag, het is de dag dat ik een nieuw leven heb gekregen.”
“In Arnhem, waar ik ben geboren, had ik een eigen kapperszaak – ik ben 25 jaar kapster geweest. Tijdens mijn herstel ging ik nadenken over de vraag wat ik nu wilde doen. Fietsen vond ik leuk, en omdat ik toch vroeg of laat weer aan het werk zou moeten, ben ik de opleiding tot fietstechnicus gaan doen. Die heb ik versneld in twee jaar afgerond en nu ben ik fietsenmaker.”
“De twaalf stappen van de AA, richtlijnen om zonder verslaving te leven, volg ik nog steeds. En met mijn sponsor, een ervaringsdeskundige die mij in het traject heeft geholpen, bel ik nog regelmatig; ik noem haar mijn tweede moeder. Nu gaan die gesprekken niet meer over gebruiken, maar over de vraag hoe ik met het leven moet omgaan. Waarom heb ik bijvoorbeeld nog nooit samengewoond? Toch ben ik zover dat ik niemand nodig heb om gelukkig te zijn. Ik heb mijn hond Rataplan, die samen met mij dakloos is geweest. Hij is nu een oude man, maar omdat hij een hoop heeft meegemaakt, is hij nog steeds erg alert.”
Geboren: 2 augustus 1960 in Marokko
Woont: in een eengezinswoning in Transvaal Sinds: 1989
Met: zijn vrouw Thuisgevoel: ‘Als ik door een schone wijk fiets, gaat mijn stress weg en voel ik mij gelukkig.’
“Ik zet nooit de verwarming aan, want ik gebruik knoflook en kruiden. Ik maak daar na het eten een mengsel van met honing en warm water, en dat drink ik in kleine slokjes op. Daardoor ben ik nog nooit ziek geweest en heb ik het ook nooit koud.”
“Ik fiets iedere nacht door alle wijken van Den Haag. Of het nu regent of stormt, dat maakt niet uit, ik doe mijn vrijwillige controle. Alles wat onveilig of illegaal is, meld ik. Ik begin altijd hier in Transvaal, maar ik fiets ook door het Centrum, Loosduinen, langs de ambassades: overal, tot aan de duinen. Laatst waren alle lampen aan de Scheveningseweg kapot. Weet je waarom ik daar melding van maak? Ik maak me zorgen om de meisjes. Hollandse meisjes zijn niet bang. Zij fietsen ’s nachts.”
‘Ik fiets iedere nacht door alle wijken van Den Haag’
“Onze eigen wijk is vies en vervuild. Ik probeer al jaren ‘medicijnen’ te geven. Ik verspreid folders en help mensen in Buurthuis Bario met bijvoorbeeld het bellen voor grofvuil. Ik ben niet bang, ik spreek iedereen aan. Mensen gooien alles op straat: brood op straat, rijst op straat. Wat dacht je van pampers? Die worden zo van boven naar beneden gegooid. Dit is een arme wijk, maar wie maakt de wijk vuil? Dat zijn de bewoners. Zij hebben besmettelijke ziektes. Ik zeg tegen ze: ‘Wanneer gaan we van vervuiling naar schoonheid? Wij moeten ons aanpassen. Wij moeten ons thuis voelen.’”
“Mensen worden gestrest van al dat vuil. Als je kijkt naar witte wijken, dan is alles daar schoon. Daar zijn regels. Ongelofelijk hoe mooi de Vogelwijk is, met al het groen en de fijne vogelgeluiden. Als ik in een schone wijk fiets, gaat mijn stress weg en voel ik mij gelukkig. Toen ik in 1979 in Nederland aankwam, pakte iedere Hollander in de Schilderswijk een bezem om te straat te vegen. Dat was pas schoonheid.”
“Iedereen in deze buurt kent mij. Overdag ben ik Buurtvader. Dan trek ik een speciale jas aan en loop ik door de wijk. Ik heb contact met de politie. Sommigen noemen me een verrader. Dan zeg ik: ‘Hoe zou jij het vinden als iemand inbreekt in jouw vaders auto? Of als er iemand hard praat onder het raam waar je moeder ligt te slapen? Dat is hetzelfde.’ Ik geef ze flyers over vergaderingen voor buurtbewoners. Ze hebben wel een grote mond, maar ze komen nooit.”
“Dit lintje heb ik in 2019 niet zomaar gekregen voor mijn bijdrage aan buurtpreventie. Voor alles wat er gebeurt in de wijk, komen ze naar mij toe. Ik heb informatie die de politie niet heeft, en Staedion ook niet. Ik verzamel mensen en bedenk: wat kunnen we doen?”
“Ik slaap maar een paar uur per nacht en ik kom alleen thuis om te eten. Mijn vrouw weet dat ik heel actief ben. Ik praat veel en zij praat niet veel. Dat is goed, want je moet nooit twee partners hebben die allebei veel praten.”
Geboren: 24 september 1967 in Curaçao
Woont: in een portiekwoning in de Schilderswijk Sinds: 2003
Thuisgevoel: ‘Als ik na het werk moe ben en mijn pyjama aantrek.’
Anisa Gerardo vindt haar gezondheid het belangrijkste
“Deze bloemen heb ik voor kerst van Staedion gekregen, omdat ik daar namens mijn werkgever (een horecabedrijf, red.) werk in het bedrijfsrestaurant van Staedion. Wij verzorgen daar de lunches en borrels. Het zijn een soort droogbloemen, dus ze zijn nog steeds goed. Ik vind ze heel mooi staan bij de oranje aankleding van mijn woonkamer. Eerst was alles groen. Met de kerst heb ik er oranje van gemaakt. En in de zomer wordt het weer een andere kleur. Kussentjes, gordijnen, kaarsen, onderzetters: alles in dezelfde tint.”
“Bij Staedion sta ik meestal bij de kassa, dus ik heb heel veel contact met de mensen die er werken. De mensen die niet komen eten, ken ik van de verschillende etages van het Staedion-kantoor. Ik ben altijd grapjes aan het maken. Al heb je problemen, je moet toch blijven lachen. Ik was 33 toen ik naar Nederland kwam. Mijn kinderen waren nog klein. In het begin was het niet makkelijk hier. Ik heb pas na anderhalf jaar een baan gevonden.”
‘Als je alleen bent, kun je je eigen ding doen’
“Mijn kinderen zijn nu allebei het huis uit, maar eenzaam ben ik niet. Als je alleen bent, kun je je eigen ding doen. Meestal lig ik op bed televisie te kijken, naar de zenders van Curaçao. Gisteren zag ik een informatief programma over een jongen die hiv heeft. Ik vond het heel interessant hoe positief hij daarover praatte. Ik krijg daar kracht van. Ook ga ik altijd lopend naar mijn werk. Twintig minuutjes heen, twintig minuutjes terug. Dan doe ik meteen aan lichaamsbeweging. Mijn gezondheid is het allerbelangrijkste voor mij.”
“Als mijn kinderen komen, maak ik echt Antilliaans eten klaar. Ik maak dan okrasoep. Die groente moet je heel goed schoonmaken en lang koken. Dan ben ik wel een paar uurtjes bezig. Voor mezelf heb ik daar geen zin in. Dan maak ik snel iets klaar.”
“Toen mijn moeder overleed, was het echt moeilijk. Ik bleef maar huilen, huilen, huilen. Na een jaar dacht ik: het verandert niets, ze komt nooit meer terug, ik moet stoppen met huilen en haar een mooie plek in mijn hart geven. Twee jaar geleden overleed ook mijn tante. Zij was nog meer een moeder voor me dan mijn eigen moeder. Echt een topvrouw. Ze dacht nooit twee keer na om iets voor me te doen. Heel zorgzaam was ze.”
“Het verschil was ook dat zij plotseling overleed, dus ik had alleen maar mooie herinneringen aan haar. Toen mijn moeder ziek was, ben ik naar Curaçao gegaan en heb ik een maand in het ziekenhuis aan haar bed gezeten. Alle herinneringen waren uit die periode: de pijn en de aftakeling. Gelukkig kan ik nu ook weer positief aan mijn moeder denken.”
“Over twee weken ga ik weer naar Curaçao om aan de carnavalsparade mee te doen. Ik heb mijn outfit al besteld: Afrikaanse feestkleding met een verentooi.”
Geboren: 26 april 1956 en 17 april 1957
Wonen: in een eengezinswoning in Pijnacker-Nootdorp Sinds: 1981
Thuisgevoel: ‘Hier in Nootdorp; dit is nog steeds het mooiste dorp van Nederland’ – Sjaak. ‘Brood bakken en gebak maken; een oven neem je niet mee op vakantie’ – Marja.
sjaak en Marja Gielesen willen nooit meer weg
Marja: “Voor dit huis moesten wij trouwen. Zo waren de regels van de woningbouw in Nootdorp in die tijd; zonder boterbriefje kwam je niet in aanmerking. Mijn eigen ouders moesten na vier zoons een meisje krijgen – dat was ik dus – voor een huis met drie slaapkamers. Vier jongens konden wel op één kamer, was de redenatie. Uiteindelijk hebben mijn ouders die derde slaapkamer verhuurd aan een student, anders konden ze het niet betalen. Mijn broers sliepen in stapelbedden en ik sliep op de kopse kant.”
Sjaak: “Mijn ouders woonden nog bij mijn oma in toen ik geboren werd.”
Marja: “Vroeger was dit een ‘gewone’ huurwoning, later werd het een sociale huurwoning, waardoor wij ‘scheefwoners’ werden. We zijn daardoor wel meer gaan betalen, maar we hebben drie verdiepingen, een tuin op het zuiden en het Balijbos in de buurt, dus we willen hier niet weg. Wat zouden we ervoor in de plaats krijgen? Een appartementje? Bovendien zijn alle drie onze kinderen hier geboren. Onze dochter heeft een kleine meid die hier wel eens logeert.”
Sjaak: “Toen wij hier net kwamen wonen, waren hierachter nog allemaal weilanden: de polders van Nootdorp. Als jongen kon ik door het groen zó naar Ypenburg lopen. Nu is dat gebied geannexeerd door Den Haag en is het helemaal volgebouwd. Toen de grens werd verlegd, waren wij daar helemaal niet blij mee.”
‘De buren van het rijtje koophuizen bekommeren zich wel om ons’
Marja: “Het was een heerlijk dorp. Onze kinderen speelden hier op het plein met alle kinderen uit de buurt. Tikkertje, verstoppertje. Dat ging allemaal vanzelf. Ons kent ons nu niet meer.”
Sjaak: “Nee, dat is jammer.”
Marja: “Het wordt er hier niet vrolijker op. Wij hebben nu heel veel statushouders wonen in het huurblok. Er is nog maar één man die hier net als wij vanaf het begin woont.”
Sjaak: “De buren van het rijtje koophuizen bekommeren zich wel om ons, ze houden mij in de gaten. Er is zo veel met mij gebeurd: ik heb een herseninfarct gehad en in 2022 had ik plaveiselcelcarcinoom (kwaadaardige tumor in de huid, red.) dat woekerde. Door de biopsie had ik een gat van vijf centimeter in mijn hoofd.”
Marja: “Ik ben al vijftien jaar thuis. Ik werkte in de zorg en kreeg een nekhernia. De eerste jaren ben ik erg boos geweest dat ik niet meer kon werken. Toen kregen we een hond en ging het wel.”
Sjaak: “We zijn nu allebei met pensioen. Ik ben bezig met een serie Jan van Haasteren-puzzels van 32.000 stukjes. Ik heb er nu vier van de tien af. Uiteindelijk wordt het een plaat van zesenhalve meter die ik in de woonkamer wil leggen om er een foto van te maken. Dan haal ik hem weer uit elkaar.”
Marja: “Sjaak heeft ook een hele serie van Lego-auto’s staan. Onze zoon heeft het, en dan moet hij het ook.”
Zainab al Fatlawy houdt niet van thuiszitten
“Slapen, wonen, studeren, eten: alles gebeurt in deze woonkeuken. In de grote slaapkamer slapen mijn drie jongens en de kleine slaapkamer is voor mij; mijn man slaapt op de bank. De wandjes zijn dun en het is hier erg krap. Hoewel ik dankbaar ben dat ik veilig ben en een dak boven mijn hoofd heb, heb ik soms het gevoel dat ik stik. Ik woon hier nu bijna acht jaar, en omdat mijn man en ik allebei werken, betalen we sinds twee jaar huur. Daar verderop zitten mensen in een eengezinswoning die direct vanuit een azc zijn gekomen. Ik zou wel met ze willen ruilen, maar ik ben niet jaloers. Dit probleem is niks vergeleken met wat ik eerder heb meegemaakt.”
‘We hebben alles verloren, maar we bouwen alles opnieuw op’
“Ik werkte als provincieconsul in Bagdad en mijn man was ingenieur. Waar wij woonden, naast de internationale zone, waren veel explosies. Toch was ik ervan overtuigd dat ik mijn land nooit zou verlaten. Maar toen ik op mijn werk weigerde een handtekening te zetten omdat het om corruptie ging, kreeg ik persoonlijke bedreigingen. Het gevaar kwam opeens heel dichtbij. Toen namen we de beslissing: we moesten weg. Dat was heel moeilijk. We moesten huis, auto, werk, diploma’s en familie – alles dus – achterlaten. In Turkije namen we een boot, die vlak voor de kust van Griekenland omsloeg. Ik kon niet zwemmen en was bang dat mijn jongste en ik zouden verdrinken – Ahmed was toen drie jaar. Het Rode Kruis heeft ons gered. Nu heb ik elke vrijdag zwemles, maar dat is nog steeds moeilijk voor mij, omdat ik het moment telkens herbeleef.”
“Alleen de vrouwen en jonge kinderen mochten Europa in. De mannen en oudere jongens, onder wie mijn zoons van dertien en veertien, werden teruggestuurd naar Turkije. Na een paar dagen kon ik contact leggen met mijn man. ‘Gaan jullie maar verder,’ zei hij. ‘We komen achter jullie aan.’”
Geboren: 20 augustus 1978 in Irak
Woont: in een unit in een wooncomplex voor statushouders in Den Haag Zuidwest
Sinds: 2017
Met: man en drie zonen
Thuisgevoel: ‘Als ik in de Shalomkerk ben.’
h erenigd “Omdat ik een zus heb in Apeldoorn, ben ik naar Nederland gekomen. We hebben vanaf oktober 2015 in totaal in negen azc’s gezeten, Ahmed en ik. Op school sprak hij niet – hij keek alleen maar voor zich uit. Soms vroeg hij: ‘Ik heb broers toch, mama? Waar zijn ze?’ Nu is hij heel groot. Hij zit in de tweede van de middelbare school. Net als zijn broers wil hij iets met techniek gaan doen.”
“Vanaf het eerste moment in het azc ben ik naar Nederlandse les gegaan. Ik kwam hier met een paar woorden Engels. Ik was altijd actief en hielp mensen waar ik kon. Toch had ik na twee jaar het gevoel dat ik gek werd. Er kwam maar geen antwoord van de IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst, red.). Ik had geen kracht meer. Ik besloot naar de Iraakse ambassade hier in Den Haag te gaan voor een reisdocument om terug te kunnen. Maar deze grote stad met al die mensen voelde zo goed, dat ik hier wilde wonen. Op de dag dat ik mijn terugreisdocument ontving, kreeg ik ook groen licht van de IND om te kunnen blijven en in december 2017 werd ik herenigd met mijn man en mijn twee oudste kinderen.”
Respect “Als ik alleen ben, huil ik – nooit als mijn gezin erbij is. Ik moet laten zien dat ik sterk ben. Wij hebben alles verloren, maar dat geeft niet, want we gaan alles
‘Ik ben heel dankbaar dat de Shalomkerk me de kans heeft gegeven hier vrijwilligerswerk te doen’
opnieuw opbouwen. Mijn oudste, hij is nu 23, zou in Irak een wetenschappelijke studie doen. Toen hij hier kwam, moest hij helemaal opnieuw beginnen. Hij was in die periode altijd verdrietig. Gelukkig waren ze heel rustig op school en toonden ze respect. De conciërge van de Johan de Witt-school vond dat ik mijn kinderen zo goed had opgevoed.”
“Ik put kracht uit Allah, zo ben ik opgegroeid. Wij doen niks moeilijks met de islam, alleen bidden, mensen helpen en glimlachen naar buren. Aan het einde van je leven kijkt Allah of je een rein hart hebt, dat is waar het om gaat.”
“Het heeft geen zin om een hoofddoek te dragen als je niet met christenen of joden wilt praten. Toen het nog goed was in Irak, hadden we veel christelijke buren. Die zijn allemaal vóór 1990 al gevlucht. Vorig jaar ben ik voor het eerst in acht jaar in Irak geweest; mijn moeder woont daar nog. De mensen zeiden dat ik ben veranderd, maar ik houd nog steeds van alle mensen en ik help iedereen. Zij zijn zelf veranderd door de oorlog, want ze zorgen alleen nog voor zichzelf. Mijn moeder is laatst gevallen. Dat ik niets voor haar kan doen, vind ik heel erg.”
Afgestudeerd “Toen ik net hier in Den Haag kwam wonen, kreeg ik hulp van de voedselbank in de Shalomkerk. Ik zocht vrijwilligerswerk – het maakte niet uit wat – dus ik vroeg of ik mocht helpen. Ik ben heel dankbaar dat ze me een kans hebben gegeven. Nu heb ik er een betaalde baan en houd ik spreekuur voor mensen die het op de een of andere manier moeilijk hebben. Ook ben ik net afgestudeerd als maatschappelijk werker.”
“Van alle mensen uit de 25 appartementen in dit wooncomplex zijn wij de enigen die werken. ‘Waarom werken jullie?’, vragen ze. ‘Blijf in de uitkering.’ Maar thuiszitten is niet mijn doel. Dat Nederlanders ons niet aankijken, snap ik daarom wel. Ze hebben op het nieuws gezien hoe vluchtelingen zich gedragen.”
“Als ik één dag niet in de Shalomkerk ben, voel ik me niet lekker. Mijn oudste zei laatst: ‘Waarom ga je niet in de Shalomkerk wonen?’ Als ik mijn collega’s zie, voel ik me veilig en rustig.”
Geboren: 17 april 2005
Woont: in een studentenwoning in ‘Het Rode Dorp’ in de Schilderswijk
Sinds: 2023
Met: zeven andere studenten Thuisgevoel: ‘Als ik zie dat de lichten in onze gezamenlijke woonkamer aan zijn, ben ik helemaal blij.’
Abigail Keijdener studeert, speelt muziek én doet aan topsport
“Onofficieel zijn we een Pelargos-huis. Bijna iedereen die hier woont, is lid van deze roeivereniging. Toen ik hier kwam, via Kamernet, ben ik aangestoken door de anderen en ben ik ook gaan roeien. Het is ook meteen een makkelijke manier om mensen te leren kennen als je uit een andere stad komt.”
“Nu ben ik wedstrijdroeier op het hoogste niveau. Ik train zes keer per week, dat is best wel intens. We hebben een vaste bedtijd en mogen geen alcohol drinken. Roeien is niet zo’n bijzondere sport, omdat het maar om één beweging gaat. Het leuke is dat het mentaal een zware sport is. Als je hoofd denkt: ik kan niet meer, kun je eigenlijk nog wel. Het is heel vet als je dan toch doorgaat. Bovendien is het echt een teamsport. Ik heb wel eens geprobeerd naar de sportschool te gaan, maar alles uit mezelf halen, lukt mij niet.”
“Omdat we in dit huis bijna allemaal bij dezelfde vereniging zitten, hebben we ook hetzelfde sociale netwerk. We zijn een soort gezinnetje met z’n achten. We vragen elkaar ’s avonds: ‘Hoe was je dag?’, ‘Hoe voel je je?’ en ‘Wat heb je meegemaakt?’. We eten bijna elke avond samen. Dat gaat heel organisch. Een van ons gaat boodschappen doen en begint met koken. De mensen die niet hebben geholpen, wassen af.”
‘We zijn een soort gezinnetje met z’n achten’
“Ik eet hier gezonder dan toen ik nog bij m’n moeder woonde. Kijk, we hebben een kookboek gemaakt waar iedereen z’n favoriete recepten in heeft geschreven. Deze taco’s eten we zeker één keer in de week.”
“Overdag zijn hier vaak niet heel veel mensen. Als ze er wel zijn, doe ik gewoon mijn koptelefoon op om het geluid te weren en dan komt het wel goed. Ik studeer Security Studies aan de Universiteit Leiden op de Campus hier in Den Haag. De studie bestaat nog niet zo lang, maar toen ik hiervan hoorde – met de blik van de overheid naar grote rampen leren kijken – leek het me leuker dan criminologie. Dat wilde ik eigenlijk gaan studeren, maar ik zocht een plan B, omdat bij die studie een beperkt aantal studenten wordt toegelaten.”
“Mijn muziekinstrumenten heb ik geleidelijk hiernaartoe gebracht. Ukelele – een klein snaarinstrument – speel ik al heel lang en de gitaar heb ik pas een halfjaartje. Ik ben hard aan het oefenen. Ik speel alternatieve pop. In een heel ver verleden heb ik zelf muziek gemaakt, maar daar was ik niet zo goed in, dus daar ben ik maar mee gestopt. Het keyboard staat er meer voor de sier. Het is ook een heel gedoe om ’m op te zetten. Bij m’n moeder heb ik ook nog een harp staan, maar die moest ik achterlaten, want die past hier niet.”
Geboren: 6 januari 1975
Woont: in een appartement in Moerwijk Sinds: 2021
Met: haar vriend Danny Thuisgevoel: ‘Met mijn verstand op nul naar het uitzicht kijken.’
Mirella Keijzer is een Loosduinse in Moerwijk
“Hoe komt een Loosduinse in Moerwijk terecht? Dat is een heel leuk verhaal. Ik ontmoette mijn vriend Danny toen ik met een vriendin mee ging naar countrydansen – dat kon ik toen nog. Ze vond dat ik een beetje afleiding nodig had, want ik kwam net uit een vorige relatie. Danny had al over mij gehoord, dus in feite zijn we aan elkaar gekoppeld. Omdat zijn familie in Moerwijk woont, zijn we bij elk huis dat we kregen een stukje verder deze kant op gekomen.”
“Na de Hengelolaan en de Fugastraat wonen we nu hier, tussen het spoor en het water op de twaalfde verdieping. Ik had het niet verwacht – Loosduiners zijn een heel apart volk –maar ik vind het hier heerlijk! We hebben op het balkon de ochtendzon en op de galerij de middagzon. Dan zetten we een bankje buiten en borrelen we met de buren. Met oud en nieuw kijk je je ogen uit met al dat vuurwerk.”
‘In de middagzon zetten we een bankje buiten en borrelen we met de buren’
“Toch voel ik me het meest thuis als ik bij mijn vader in het ouderlijk huis ben. Mijn broer woont er ook nog, mijn moeder is overleden. Ik ga er elke week op mijn scootmobiel naartoe, dat is een lekker ritje. Ik heb spierreuma, een progressieve ziekte. Het begint met een peesontsteking en eindigt met zware spierpijn. Ik probeer het zoveel mogelijk vol te houden zonder medicijnen en therapieën. Als ik geen gekke dingen doe, kan ik er oud mee worden.”
“Nu geloof ik in mezelf, maar toen ik achttien was en te horen kreeg dat ik moest stoppen met jazzballet, turnen en mijn opleiding tot zorgverlener, was dat een enorme klap. Ik lag in bed en wist niet meer wat ik moest doen. Ik was mijn routine kwijt en had ook geen trek meer. Ik zou altijd pijn hebben. Op een gegeven moment heb ik het geaccepteerd. Ik veranderde de focus van wat ik niet meer kon naar wat ik nog wel kon. Ik ben ook niet zo’n klager. Het is wat het is.”
“Elke dag maak ik er het beste van. Het zijn de kleine dingen om me heen die mij gelukkig maken: mijn vriend, mijn vogels en mijn lieve buurvrouw. Soms pas ik op haar kinderen en beneden in de flat is een koffiekamer waar we gezellig kunnen zitten. Toen mijn poes was overleden, ben ik begonnen met de vogels. Ik heb grasparkieten en valkparkieten. Ik hou van hun karakter. De communicatie tussen mens en dier begrijp ik iets beter dan een ander. Ik kan ze horen en ik lees de uitdrukking op hun gezicht. Dat koppetje zo schuin, of zachtjes pikken: dat is hoe ze praten. Ik voer hele gesprekken met ze en voed ze zo op, dat ze alle eigenschappen van mij meekrijgen. Daar komt niemand tussen.”
Geboren: 4 juni 1981
Woont: in een vrijesectorwoning in Wateringse Veld
Sinds: 2019
Met: zoons Julian (11) en Sean (10) Thuisgevoel: ‘Als de tuindeur naar het speeltuintje openstaat in de zomer en het hier de zoete inval is’ – Maaike. ‘Met een fleecedekentje op de bank een spelletje op mijn telefoon doen’ – Julian. ‘Voetballen op het pleintje’ – Sean.
Maaike staal en haar zoons organiseren graag feestjes
Julian: “Als ik één ding mag zeggen over mijn moeder: als er een feestdag is, dan organiseert zij een feest voor de hele buurt. Behalve met Sinterklaas, want ze gaat geen wit paard huren.” Maaike: “Toen ik hier kwam wonen nadat mijn ex en ik uit elkaar gingen, merkte ik dat hier best veel kinderen wonen van wie de ouders geen budget hebben om op vakantie te gaan.”
“Mijn drijfveer is om die kinderen een leuke tijd te geven. Tegelijkertijd kunnen we zo iets terugdoen voor de buurt. Dus met Pasen, Kerstmis, Halloween en in de zomer geven we een feest op het pleintje hierachter. We doen het echt met z’n drieën. We bedenken samen het thema en ik zet mijn zoons ook echt in: Julian achter de oliebollenkraam en Sean helpt met limonade uitdelen. Ik wil ze meegeven dat niets vanzelf gaat. Zelf hou ik erg van organiseren en plannen, het is leuk om dat mee te geven aan mijn kinderen. Net als ze leren hoe dingen werken als het aankomt op socializen.”
‘Ik leer mijn kinderen klaar te staan voor een ander’
“We proberen elke keer wat anders te doen. Zo hebben we een keer een schuimparty gehad en een keer een ‘minibar’ die bemand werd door een ‘klein mens’. Ik dacht nog: o god, dadelijk gaan de kids iets lelijks zeggen. Maar die man deed het zo leuk, dat iedereen gezellig meedeed. En met kerst schrijven we voor iedereen in de buurt kaartjes die we in alle brievenbussen doen. Zo leren mijn kinderen ook klaarstaan voor een ander en dat er mensen zijn die niemand hebben.”
“Toch is het wel belangrijk om de juiste balans te bewaren. Ik heb twee keer tegen een burn-out aangezeten, omdat ik een beetje grenzeloos was in alles wat ik deed. Ik kom steeds meer tot de ontdekking hoe belangrijk het is om eerst goed voor jezelf te zorgen en dan pas voor anderen. Met mijn baan en om de week de kinderen, heb ik al een behoorlijk strak en druk schema.”
Julian: “We vinden het ook leuk om met z’n drieën iets te doen. Sean houdt van gezelschapsspellen.”
Sean: “Ik vind Rummikub leuk. Ik ben er ook best wel goed in.”
Maaike: “Jij wint ook altijd alles, hè? Jij hebt altijd geluk.”
Julian: “Vorig jaar heeft Sean het voetbaltoernooi gewonnen. Dat is heel goed van hem.”
Maaike: “Dat is geen geluk. Daar heeft hij hard voor gewerkt. Maar als er iets te winnen valt, heeft Sean vaak wel mazzel.”
Sean: “Ik ben dit jaar wel ingeloot om mee te doen met het zaalvoetvaltoernooi. Er hadden zich vijftien mensen aangemeld, en er konden er maar acht spelen. Voetballen vind ik het leukste wat er is.”
Julian: “Ik hou van bouwen. Lego. Dingen ontwerpen. Ik hou ook van gamen. Vooral als het een game is met horrordingen. Vandaag moest ik een monster verslaan. Hij had nog maar een halve arm en er was een stuk uit zijn hoofd. Je kunt ook in het boek schrijven dat ik een kletskous ben.”
Maaike, met een knipoog: “Zoals je hoort, heeft Julian geen filter.”
staedion bestaat 25 jaar. We nemen een duik in de geschiedenis en gaan terug naar het einde van de negentiende eeuw. een verhaal over ruim honderd jaar volkshuisvesting en een kwarteeuw staedion. er is veel veranderd, zeker voor de huurders.
Staedion bezit in 2025 ongeveer 46.000 verhuureenheden (woningen, winkels, bedrijfsruimten en parkeerplaatsen) en verhuurt circa 37.500 woningen aan mensen in Den Haag en omgeving. Iedereen heeft een dak boven het hoofd nodig. Maar het gaat ons als woningcorporatie niet om stenen, maar om mensen. We zijn er voor onze huurders en mensen die een huis zoeken. We hebben extra aandacht voor mensen met weinig geld of die een steuntje in de rug nodig hebben. Ook zij hebben een fijne en veilige plek nodig om te wonen, net als iedereen. Dat is nooit anders geweest.
Kleine krotten
We gaan even terug in de tijd. In de eerste helft van de negentiende eeuw hadden arbeiders en armen
het slecht in de steden. Grote families woonden vaak in kleine, vieze en tochtige krotten, zonder riolering. Er braken vaak ziektes uit. Burgers die het goed hadden, bedachten plannen om betere huizen te bouwen voor de armen. Dat was de start van de volkshuisvesting. In Den Haag zag in 1854 de eerste woningbouwvereniging het licht: De Vereeniging tot verbetering der woningen van de arbeidende klasse.
Ook de overheid spande zich in om betere en betaalbare woningen te bouwen. In 1902 werd de eerste Woningwet van kracht.
schone woningen
De eerste woningbouwvereniging als voorloper van Staedion was De Goede Woning in 1905. Een toepasselijke naam. Ook andere woningcorporaties die
Voorbeeld van een krotwoning begin twintigste eeuw. (Foto: Jan Reinier van der Vliet)
Kruising van de Loevesteinlaan en de Erasmusweg, Den Haag, 1964. (Foto: vervaardiger Jospé, collectie Haags Gemeentearchief)
Staedion voorgingen, hadden klinkende namen. In 1915 werd woningbouwvereniging Onze hulp is in de naam des Heeren opgericht met als doel om schone woningen te bouwen. Net als woningbouwvereniging Luctor et Emergo (Ik worstel en kom boven), opgericht in 1912. Men kon lid worden van de vereniging met een aandeel voor vijf gulden. De voorgangers van Staedion bouwden de eerste arbeiderswoningen in Den Haag. Dat was een enorme stap vooruit: eindelijk konden mensen in een fatsoenlijk huis wonen.
Wederopbouw
Vlak na de Tweede Wereldoorlog was de woningnood enorm. De wederopbouw was in volle gang. De overheid pakte de regie. Kleine woningbouwverenigingen, ook in Den Haag, moesten meer samenwerken. Zo ontstonden de drie voorgangers van Staedion: De Goede Woning (1946), De Algemene Woningbouwvereniging (1947) en Patrimonium ’s-Gravenhage (1947). Met hulp van de woningbouwverenigingen kwam de eerste nieuwbouwwijk in de stad tot stand: Moerwijk. In heel Den Haag Zuidwest werden in rap tempo 30.000 woningen gebouwd.
Eind 1999 gingen de drie corporaties op in Staedion. Met 38.000 woningen en 350 medewerkers werd de corporatie meteen een van de grootste in de regio.
Corporaties zelfstandig
Een paar jaar voor de fusie – in 1995 – werden de woningcorporaties zelfstandig. De overheid trok zich terug. Corporaties gingen zelf geld lenen om te kunnen bouwen. In die tijd groeiden woningcorporaties uit tot grote organisaties met een maatschappelijke opdracht. Toenmalig bestuurder Jacques van Geest schreef in het jaarbericht over 1999 van Staedion: ‘We willen ons bewijzen als vastgoedorganisatie met een sociale opdracht.’
‘behoud je sociale gezicht’
In 2009 was de economische crisis voor iedereen voelbaar. Staedion vierde het 10-jarig bestaan, maar moest in dat jaar de bouw van woningen schrappen of uitstellen. De woningcorporatie werd, na overleg met de ledenraad van de vereniging, een stichting. De band met de leden (huurders) werd daardoor minder hecht, een Raad van Advies van huurders kwam in de plaats van de ledenraad. De voorzitter riep Staedion op: ‘Behoud je sociale gezicht!’ De woningcorporatie volgde in die tijd een nieuwe koers. Nieuwe gebiedsteams werkten voortaan in de wijken van huurders. Ook kwamen er twee nieuwe kantoren bij. Meer in de wijk, dichter bij de mensen.
belangen huurders voorop
In 2012 maakte de Raad van Advies plaats voor Huurdersvereniging Staedion (HVS). De HVS komt op voor de belangen van de huurders en overlegt met de directie over belangrijke zaken, zoals een prettige en veilige wijk. Ook betaalbaar wonen is en blijft een belangrijk onderwerp.
o nderzoek naar woningcorporaties
Een jaar later – in 2013 – stelde de Tweede Kamer een landelijk onderzoek in naar de woningcorporaties. Enkele woningcorporaties stonden in een kwaad daglicht. Ook voerde het kabinet in dit jaar de verhuurderheffing in, waardoor corporaties meer belasting moesten betalen. In 2015 kwam er een nieuwe Woningwet, met daarin strengere regels om misstanden in de sector te voorkomen.
Meer betaalbare woningen
In 2021 trad de huidige bestuurder, Gijsbert van Herk, aan. Hij volgde Willem Krzeszewski op. In dat jaar gingen veel mensen in het hele land de straat op. Ze waren boos over het enorme tekort aan woningen. Toenmalig minister Hugo de Jonge van Volkshuisvesting sprak later met woningcorporaties af om meer betaalbare woningen te bouwen voor mensen met een kleine portemonnee. Staedion bouwde in vijf jaar tijd (2019-2023) 1.200 nieuwe woningen en
Het hoofdkantoor van Staedion aan het Koningin Julianaplein 2 in Den Haag rond 2010. (Foto: Staedion)
Oprichting Huurdersvereniging Staedion (HVS) in 2012 met Ruud Klein, voorzitter HVS en Willem Krzeszewski, bestuurder Staedion. (Foto: HVS)
evenveel woningen zijn nu in aanbouw. Maar dat is lang niet genoeg. We blijven bouwen. Ook in de middenhuur, voor huurders die iets meer kunnen betalen (zie pag. 78-79).
WONINGCORPORATIES , I NVOERING VERHUURDERHEFFING 2015
C OMMISSIE T WEEDE K AMER
DOET ONDERZOEK NAAR
2020
O VERNAME HUURWONINGEN EN VASTGOED VAN V ESTIA IN P IJNACKER -N OOTDORP 2013
N IEUWE
W ONINGWET
NA ONDERZOEK
T WEEDE K AMER
o ude stadswijken opknappen
Goed nieuws was er in 2023: op 1 januari werd de verhuurderheffing afgeschaft. Corporaties hebben daardoor meer geld om onder andere te investeren in het verduurzamen van bestaande woningen en nieuwe woningen te bouwen. En er is meer. Oude stadswijken in Den Haag Zuidwest van vlak na de oorlog worden opgeknapt (zie pag. 78). Voor de huurders en de woningcorporatie is dat ingrijpend. Daarnaast beheert en bouwt Staedion ook woningen in de regio Haaglanden, buiten de stad (zie pag. 79)
In Den Haag Zuidwest vindt de grootste binnenstedelijke vernieuwing in Nederland plaats. De komende vijftien tot twintig jaar worden duizenden woningen gerenoveerd of gesloopt. Daarnaast worden zo’n 10.000 nieuwe woningen gebouwd om iets te doen aan de grote woningnood van nu. (Foto: Jeffrey Grouwstra)
Creatieve ideeën
In de stad en de regio is weinig ruimte voor nieuwe huizen. Daarom gaat Staedion aan de slag met creatieve ideeën, zoals de doorstroming van ouderen. Zij verhuizen naar een nieuwe, vaak kleinere woning en laten zo een grote woning achter voor een gezin. Ook benutten we de woningen beter, zo kunnen twee vrienden samen een sociale huurwoning delen, een zogenaamde friendswoning.
Veilige en prettige wijken
De mensen zijn belangrijker dan de stenen. Veel huurders zijn tevreden met hun woning en hun buurt. Maar er zijn ook wijken waar sommige mensen het zwaar hebben. Zij hebben meer aandacht en zorg nodig. Staedion werkt samen met andere organisaties uit onder meer de zorg en het onderwijs, en met de politie. Om zo mensen in de knel te helpen en wijken veilig en prettig te maken. We verbeteren de leefbaarheid in de wijk met onder andere ontmoetingsplekken en activiteiten voor bewoners, zoals speelplaatsen voor jong en oud, en gezamenlijk fruitbomen planten in binnentuinen. Naast het bouwen, onderhouden en verduurzamen van woningen, vinden we verbeteren van de leefbaarheid van wijken ook heel belangrijk.
Krajicek Playground Oranjeplein draagt bij aan de leefbaarheid in de buurt. (Foto: Martijn Beekman)
Jubileumjaar: terugblikken en vooruitkijken
In 2025 viert Staedion het 25-jarig bestaan. Veel is veranderd in de afgelopen ruime eeuw. De tijd dat grote gezinnen in een klein en vies krot woonden, ligt gelukkig ver achter ons. Maar we blijven nog steeds naast de mensen staan die het minder goed hebben. Dat deden de eerste woningbouwverenigingen honderd jaar geleden en dat doen we vandaag de dag nog steeds. Dat blijft onze zorg en daar staan we voor. Nu en in de toekomst.
Bronnen: Haags Gemeentearchief, jaarverslagen Staedion, canon Volkshuisvesting.
De Schaloen in aanbouw, Moerwijk.
(Foto: De Vries en Verburg Bouw)
Betje Wolffstraat, Moerwijk. (Foto: Frank van der Burg)
Middenhuur
Staedion bouwt ook woningen in de middenhuur, voor mensen die iets meer huur kunnen betalen. Voorbeelden zijn de projecten De Schaloen (570 woningen), Betje Wolffstraat (72 woningen) in Moerwijk en The Blox (360 woningen) in de Binckhorst met zowel sociale huur- als middenhuurwoningen.
Artist’s impression
The Blox, Binckhorst.
Tijdens de feestelijke start van de bouw van het project
Steenzicht in het gebied Dreven, Gaarden en Zichten sloeg toenmalig minister Hugo de Jonge de eerste paal, september 2023. (Foto: Frank van der Burg)
Steenzicht in het gebied Dreven, Gaarden en Zichten.
o ude stadswijken opknappen
In Den Haag Zuidwest werkt Staedion samen met de gemeente Den Haag en ontwikkelaar Heijmans Vastgoed aan een van de grootste opknapbeurten van oude wijken in het land. In het gebied Dreven, Gaarden en Zichten worden de komende jaren 2.000 sociale huurwoningen gesloopt. Er komen 5.500 nieuwe woningen voor terug: 3.000 sociale huurwoningen en 2.500 middenhuur- en koopwoningen.
Blije huurders met de sleutel van hun friendswoning in appartementencomplex Elara, Binckhorst. (Foto: Frank van der Burg)
in de regio haaglanden
In juli 2020 nam Staedion 1.070 woningen en bedrijfs- en zorgvastgoed in de gemeente Pijnacker-Nootdorp over van de voormalige woningcorporatie Vestia. Daarnaast doet Staedion mee aan enkele nieuwbouwprojecten in deze gemeente, zoals KIEM en Hart van Nootdorp. Samen met twaalf andere corporaties doet Staedion mee aan het project Bouwstroom Haaglanden om sneller betaalbare woningen te bouwen. In de regio komen er tot 2028 in totaal 3.000 woningen bij. Staedion startte eind 2024 met de bouw van 47 sociale huurappartementen in de nieuwe wijk Poeldijkerhout in het Westland.
Start van de bouw van 47 sociale huurwoningen van het project De Kreken in de nieuwe wijk Poeldijkerhout in het Westland. (Foto: Frank van der Burg)
bekijk alle projecten: staedion.nl/projecten
In de nieuwbouwwijk KIEM in Pijnacker-Nootdorp realiseert Staedion honderd sociale huurwoningen, verdeeld over drie woongebouwen. (Foto: Frank van der Burg)
Artist‘s impression Hart van Nootdorp, dat bestaat uit 63 huurwoningen (sociaal en middenhuur) en een integraal kindcentrum (basisschool en kinderopvang).
Deze uitgave is verschenen ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van Staedion in 2025, met dank aan alle huurders en collega’s die een bijdrage hebben geleverd.
Organisatie & redactie
Astrid Feiter, Haags Verhaal
Redactie & coördinatie Staedion
Chang Wong en Bianca van den Boogaardt
Eindredactie
Jasper Gramsma
Teksten interviews
Judith Eykelenboom
Tekst historie Staedion
Lisette Vos
Fotografie portretten
Jeffrey Grouwstra, Kijklab
Vormgeving
Richard Sluijs Ontwerpen
Drukwerk
Drukkerij Bestenzet
Bindwerk
Binderij van Wijk
Wij zijn zorgvuldig geweest bij het achterhalen van rechthebbenden van het beeldmateriaal en het vermelden van hun namen. Neem bij opmerkingen of vragen hierover contact op met Staedion.
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbenden.
Copyright © 2025, Staedion