HANGEN

Verhalen van jong en oud uit Loosduinen
Verhalen van jong en oud uit Loosduinen
Zoals de ouden zongen, piepen de jongen
Voorwoord
Als jongere heb ik veel rondgehangen in Den Haag. Op de foto zie je me samen met twee vriendinnen hangen op onze ‘geheime’ plek in de Vlaskamp (Bezuidenhout). Maar meestal waren we te vinden op de Hofplaats voor het Tweede Kamergebouw, bij de grondwetbank. Toen we daar niet meer welkom waren, verhuisden we (gedwongen!) naar de trap op het Spuiplein. Het was een plek waar altijd wel iemand was die je kende. Er werd geskatet, gelachen, rottigheid uitgehaald en er werden vooral veel nieuwe vrienden gemaakt. Sommigen voor levenslang, zoals de twee met wie ik op de foto sta. Anderen waren passanten, soms zonder dak boven hun hoofd of de taal niet machtig. In de avond gingen we ook uit, bandjes kijken zoals Doll House Drama en Atombox.
Maar hangen was meer dan plezier maken. Je werd geholpen als het even niet goed ging, er werd geluisterd en voor elkaar opgekomen. Voor mij was onze hangplek een leerschool: ik leerde omgaan met verschillende mensen, kreeg sociale vaardigheden mee en ging volop de discussie aan. Ik ontdekte mijn grenzen, mocht fouten maken en daarvan leren. Ik leerde op te komen voor mezelf als vrouw en ook voor mijn vrienden. Maar ik leerde ook om te luisteren.
Onze hangplek was belangrijk voor mijn groei naar volwassenheid. Zoals dat voor veel jongeren is geweest en nog steeds zo is. Hangen hoort bij opgroeien. Toch worden hangjongeren vaak vooral negatief benaderd. Ze worden niet gehoord. En andersom luisteren zij vaak niet naar de mensen in de buurt. Zo ontstaan er wederzijds misverstanden en vervelend gedrag.
Daarom ben ik blij met dit boekje: een ode aan het hangen én een uitnodiging om het gesprek aan te gaan. Want hangen is van alle tijden. Laten we niet alleen de verschillen zien, maar vooral de overeenkomsten. En er samen het beste van maken.
Felicia Groenendijk
Stadsdeelmedewerker Welzijn, Jeugd en Participatie, Loosduinen
Den Haag is de dichtst bevolkte stad van Nederland met bijna zevenduizend mensen per vierkante kilometer. Samenleven vraagt dus wat van de bewoners van Den Haag. Zeker in dichtbevolkte stadsdelen zoals Loosduinen, waar niet iedereen de luxe heeft van een ruim huis met een tuin. Dat was in de jaren vijftig wel anders, vertelt een van de oudere Loosduiners: “Toen bestond Loosduinen nog uit kassen en eindeloze groene velden, er was veel meer ruimte om rond te hangen zonder dat mensen daar overlast van ervaren.”
Vooral voor pubers is het fijn om een hangplek te hebben waar je je kunt ophouden en je je vriendinnen en vrienden ontmoet, zonder dat je ouders meekijken. De hormonale, lichamelijke en psychologische rollercoaster die ze doormaken, schreeuwt om meer ruimte. Vinden ze die niet thuis, dan verplaatst de zoektocht zich naar buiten. Vaak noodgedwongen naar een omgeving waar andere mensen wonen.
Niet alleen jongeren hangen: ook voor ouderen is het fijn als er een plek is waar je buurtgenoten of lotgenoten tegenkomt om een praatje mee te maken. Het Loosduinse Hoofdplein is zo’n plek waar jong en oud - ieder op een ander tijdstip - rondhangen.
Bijna alle ouderen hebben vroeger een hangplek gehad. En veel van de huidige jongeren hebben er eentje. Rondhangen heeft een functie; het is een belangrijk onderdeel van de fase waarin jongeren zich tot volwassenen ontwikkelen. Voor hen is het een van de weinige momenten waar er even geen volwassene in hun nek zit te hijgen, omdat ze iets óf juist niets hebben gedaan. Tijdens het rondhangen vinden ze de vrijheid om grenzen op te zoeken, fouten te maken en door vallen en weer opstaan samen lessen te leren die ze hun hele leven bijblijven. Op die manier draagt rondhangen bij aan de emancipatie van jongeren.
In opdracht van Stadsdeel Loosduinen, onderzocht een team van Haags Verhaal hoe jong en oud kijken naar rondhangen en hangplekken. En wat er moet gebeuren om hangplekken voor jongeren zo aangenaam mogelijk te maken voor iedereen. Daarvoor werden in Kom Loosduinen, Houtwijk en Waldeck bijeenkomsten georganiseerd tussen jong en oud. Zij gingen met elkaar in gesprek over het rondhangen. Daarna vertelden de junior- en senior-’hangers’ hun verhalen. Zij lieten hun hangplekken zien, deelden hun herinneringen over het hangen en lieten deze vastleggen. Want één ding is zeker: er zal gehangen worden.
Het dorpse gevoel van Kom Loosduinen ervaar je het beste op het Loosduinse Hoofdplein. Hier komen jong en oud samen, maar nooit tegelijkertijd; er is een onbesproken tijdschema dat ze beiden hanteren. Overdag houdt de oudere garde van de wijk de bankjes bezet. Zij lossen hier alle wereldproblematiek op, bespreken de hele buurt en voorzien elke voorbijganger van (ongevraagd) commentaar, maar zodra de avond valt maken de scootmobielen plaats voor fatbikes en worden de met precisie gerolde ‘shaggies’ verwisseld door felgekleurde vapes. Nu is de jeugd aan de beurt om elkaar met grote woorden te imponeren.
“Als je ouder wordt is het belangrijk dat je weer op zoek gaat naar nieuwe avonturen."
Gerard (een krasse zeventiger) vertelt na zijn wekelijkse bezoek aan buurthuis de Henneberg over de lessen die hij als jongere op straat heeft geleerd en wat hem dat in de loop van zijn leven heeft opgeleverd. “Het is een hele waardevolle intuïtie die me mijn hele leven al van pas komt. Ik merk dat mij vaak dingen opvallen, die andere mensen niet eens zien. Zo was ik eens in Brazilië in een nachtclub met mijn toenmalige vriendin. Geef me een kwartiertje à twintig minuten en dan heb ik al doorzien wat er om me heen gebeurt. Ik weet precies wie er de dienst uitmaakt. Later kwam haar neef bij ons zitten en die was met stomheid geslagen, omdat ik de spijker tot in detail op zijn kop had geslagen.”
Voor het behoud van zijn goede imago, kan hij niet te veel uit de school klappen over wat hij zelf allemaal heeft uitgespookt. “Soms stonden we wel met vijftig man om de hoek, ik denk daar nog wel eens aan terug, dat moet geen pretje zijn geweest voor de bewoners.” Na een beetje aandringen wil Gerard toch een anekdote delen over die tijd, en voordat hij begint te vertellen moet hij al lachen. “Er reed bij ons in de buurt een wagen die ijstaarten rondbracht bij horecagelegenheden. We gingen op de hoek liggen loeren en dan wachten tot die chauffeur taarten naar binnen ging brengen. We trokken die hele kar leeg en gingen om de hoek die taarten zitten eten. Het is wel eens voorgevallen dat dit is uitgelopen tot een taartgevecht met de hele straat. Die chauffeur wist niet waar hij het zoeken moest.”
Hij ziet de periode waarin hij veel op straat rondhing als de mooiste tijd van zijn leven. “Iedereen kende elkaar, je maakte zoveel mee en er was veel gezelligheid. Als je ouder wordt is het belangrijk dat je weer op zoek gaat naar nieuwe avonturen. Het rondhangen hoort bij een bepaalde fase in je leven, maar ik ken er ook genoeg die er in zijn blijven hangen. “Zo’n tien à twaalf jongens die ik ken zijn er uiteindelijk aan onderdoor gegaan.”
“Soms zien we mensen met een vieze blik naar ons kijken, dan zeggen we hen juist extra vrolijk gedag.”
Jill en Lilly (beiden 13) zijn vriendinnen en onafscheidelijk van elkaar. Ze hangen vaak samen rond met een groep vrienden. Ze vertellen dat ze vinden dat de oudere mensen uit de buurt soms ook wel wat aardiger tegen hen kunnen doen. Zij zien zichzelf niet als hangjeugd, maar merken wel dat mensen hen anders behandelen als ze met hun groep rondhangen. “Soms zien we mensen met een vieze blik naar ons kijken, dan zeggen we hen juist extra vrolijk gedag. Het is vooral hun eigen probleem dat ze zo chagrijnig doen.”
Jill woont in stadsdeel Loosduinen, maar Lilly in stadsdeel Segbroek. De stadsdelen grenzen aan elkaar, maar toch merken zij dat er in ieder stadsdeel anders naar hen wordt gekeken. “De buurten zijn ook wel anders. In Loosduinen heb je meer gastjes die stoer willen doen en zij zien mij weer als kakker.” De ouders van Lilly hebben het idee dat er meer rottigheid in Loosduinen plaatsvindt dan in de buurt waar zij zelf woont, en hebben dan ook liever niet dat Lilly naar Jill toe gaat. Toch doet ze dat. “Ze hebben ook wel gelijk, maar je moet gewoon weten wat je wel en niet kunt doen. Van sommigen accepteer je bepaald gedrag iets sneller dan van een ander, omdat je weet dat er anders veel gedoe komt. Je houdt je aan ongeschreven regels. Die zijn moeilijk uit te leggen en niet afgesproken, maar je voelt ze gewoon aan. Het is vergelijkbaar met het mannentoilet: als je drie urinoirs hebt, dan neem je allebei het urinoir aan de buitenkant en ga je niet naast elkaar staan plassen.”
“Je kunt op straat dingen leren die je op school niet leert.”
Joop (61) woont al zijn hele leven aan het Cantateplein. Hij was naar eigen zeggen geen makkelijke jongen. “Thuis was het niet uit te houden. Mijn ouders waren met mijn broers heel vrij en tegen mij onwijs streng. Ik werd strak gehouden en in een hoek geduwd. Als ik buiten met mijn vrienden was voelde het alsof ik weer lucht kreeg, hier kon ik doen wat ik wilde.” Tijdens het rondhangen voelde het alsof hij kon ontsnappen aan de druk van thuis en vond hij ontspanning door met vrienden geintjes uit te halen met de buren. “We knoopten van twee huizen met een touwtje de deurknoppen aan elkaar vast, dan belden we bij allebei aan en dan kregen die mensen de deur niet open. Het gedoe wat dan ontstond was hilarisch.”
Toen thuis het zoveelste incident was voorgevallen hebben zijn ouders zijn koffers gepakt en moest hij het zelf uitzoeken. “Ik had nergens om naartoe te gaan, ik kwam in verkeerde handen terecht en toen ben ik verslaafd geraakt.” Die verslaving heeft 35 jaar aangehouden. Hij zet zijn ervaring graag in om de nieuwe generatie ervoor te behoeden dat zij dezelfde afslagen nemen. Hij wisselt het rondhangen met zijn leeftijdsgenoten graag af met rondjes door de wijk lopen om een praatje te maken met de jongeren en hen te voorzien van advies.
Ondanks wat hij zelf heeft gezien en meegemaakt, denkt hij juist dat het goed is voor jongeren om rond te hangen. “Zo leren ze omgaan met de maatschappij. Je kunt op straat dingen leren die je op school niet leert.” Het risico ontstaat volgens hem vooral als de fase te lang duurt. “Na een bepaalde tijd moet het hangen stoppen en moet je een leven op gaan bouwen. Ook moet je heel kritisch kijken naar met wie je omgaat.”
“Ik ga wel liever naar een park, dan in de wijk. Daar is het wat rustiger en zijn er minder mensen die je in de gaten houden.”
De perfecte ‘hangdag’ bestaat voor Matthew (13) uit uitslapen, daarna rondjes fietsen door de buurt om te kijken of zijn vrienden ergens uithangen, en dan met hen verder de buurt verkennen in een rooftocht naar vermaak. Vandaag begint naar zijn maatstaven goed. Als hij rond het middaguur wakker wordt gebeld, komt hij binnen een halfuur aangesneld. “Ik spreek eigenlijk nooit af om rond te hangen. Ik ga gewoon naar het Cantateplein en dan zie ik daar vanzelf mijn vrienden ook verschijnen.” Als zijn vrienden nergens te bekennen zijn, vindt hij het ook fijn om in zijn eentje rond te hangen.
Hij heeft aan het rondhangen al veel souvenirs overgehouden in de vorm van schrammen of blauwe plekken, die hij heeft verzameld door klimmen, stoeien en ter gelegenheid wegrennen na het uithalen van kattenkwaad. Op dit moment is ‘deurtje trappen’ zijn favoriete uiting van baldadigheid. “Dan trap je tegen de deur aan en ren je weg. Je moet wel oppassen dat je niet te hard trapt, want een tijdje terug heeft een vriend van mij door een ruit heen getrapt. Die moest gelijk naar het ziekenhuis. Dat was niet leuk voor hem, maar ook niet voor die mensen van dat huis.”
Bij iemand thuis afspreken gebeurt niet echt meer. “Buiten is er meer avontuur. Binnen is saai en daar heb je minder vrijheid.” Voor een goede hangplek is volgens hem alleen een bankje nodig. “Ik ga wel liever naar een park, dan in de wijk. Daar is het wat rustiger en zijn er minder mensen die je in de gaten houden. Ik vind het niet boeiend wat ze van me vinden, maar het is wel vermoeiend als mensen zich met je gaan bemoeien en je gaan vertellen wat je moet doen.”
“Als ik buiten met mijn vrienden was voelde het alsof ik weer lucht kreeg, hier kon ik doen wat ik wilde.”
- Joop, 61 jaar
“Buiten is er meer avontuur. Binnen is saai en daar heb je minder vrijheid.”
- Matthew, 13 jaar
“Op die leeftijd dachten we: ‘mens houd je muil. Je vergalt onze avond.”
Carla (72) woont op het Cantateplein en vertelt dat haar vader hier ook heeft rondgehangen, daarna zijzelf, haar kinderen en nu haar kleinkinderen. Ze heeft veel mooie herinneringen die hun oorsprong allemaal vinden bij het Cantateplein. Bijna iedere avond kwamen zij en haar vrienden daar samen. “We zaten vaak op een muurtje en dan werden we weer weggescholden, omdat we te veel herrie maakten. Op die leeftijd dachten we: ‘Mens, houd je muil. Je vergalt onze avond.’ We moesten allemaal op een bepaalde tijd weer binnen zijn en dan wilde je gewoon dat de tijd die je had leuk was.”
Loosduinen is van oudsher een tuindersdorp en in de tijd dat zij zelf jong was, was er gewoonweg veel meer ruimte voor avontuur. “Toen bestond Loosduinen nog uit kassen en eindeloze groene velden, er was veel meer ruimte om rond te hangen zonder dat mensen daar overlast van ervaren.” In de jaren 60 groeide Den Haag flink, de gemeente keek naar omliggende gebieden en keurde projectplannen goed om de open ruimte van Loosduinen op te vullen. Vanaf de jaren 60 zijn er in Loosduinen zo’n 8300 woningen bij gekomen.
De groep waar Carla mee rondhing noemde zichzelf ‘Les Arts 66’. Ze droegen capes en de jongens hadden vaak een bromfiets. Carla’s ogen glanzen nostalgisch als ze over die tijd vertelt. Ze spraken regelmatig met elkaar af en dan zorgde Carla er altijd voor dat ze eruit zag om door een ringetje te halen. “Je ging jezelf mooi optutten en dan kijken of je een leuke knul tegenkwam of een verkering kon regelen.” Door de jeugdherberg die toen huisde in Landgoed Ockenburgh was er altijd een breed aanbod van aantrekkelijke leeftijdsgenoten. “We reden achterop bij onze vrienden naar de jeugdherberg, waar bijvoorbeeld Duitse of Engelse jongeren logeerden en dan gingen we scharrelen natuurlijk. Als we betrapt werden door de leiding, belde hij de politie en moesten we gauw vluchten. Dat was onwijs spannend.”
“Je hoort er nu helemaal bij als je een fatbike hebt, zo was dat vroeger ook met een Puch.”
Bij Sam en Kees (77 en 73) is de liefde voor bromfietsen, die in hun puberteit is ontstaan, nog steeds niet gaan roesten. Een bezoekje aan het adres van Sam en je weet al in de voortuin dat je te maken hebt met een groot Puch-fanaat. Alleen al door de bromfiets die op het voorspatbord de titel ‘Puch Peenbuiker’ draagt. Bij de voordeur is het raam volgeplakt met stickers van lokale brommerverenigingen en bijbehorende bijeenkomsten. Mocht er nog enige ruimte zijn voor twijfel, dan wordt deze over de drempel volledig weggenomen. Tussen het gezellige interieur zijn, van de woonkamer tot aan de schuur, uitingen van Sams hartstocht te zien in de vorm van Vaandels, authentieke helmen en goedgevulde plakboeken met foto’s en krantenartikelen.
De passie van Sam werkt aanstekelijk. Zo hielp hij voormalig politieagent Kees zijn jeugdliefde herontdekken, nadat die met pensioen ging. Hij mocht zo’n tien jaar terug op een brommer van Sam meerijden met de jaarlijkse bromfietstour ‘Kâhwe Klâhwe’, waarna hij er gelijk zelf een heeft aangeschaft die Sam heeft teruggebracht naar de stijl zoals hij hem vroeger had. Als Kees plaatsneemt achter het hoge stuur voelt hij zich weer helemaal zestien. “Haren in de wind en lekker rondtuffen met je vrienden. Het is helemaal ouwe-jongens-krentenbrood. Vroeger was je echt de man met dat ding. Als je de straat in kwam dan kwam iedereen even kijken. Als je nu rondrijdt en mensen van die generatie tegenkomt staan ze allemaal met hun duim in de lucht te zwaaien, dan komt dat gevoel weer helemaal terug.”
De bromnozems namen het toentertijd niet zo nauw met de regels. De brommers maakten door knallende uitlaten een hoop kabaal en tot groot ergernis van de oudere generatie werd er om af te snijden ook hier en daar een stoepje meegepakt. “Dat gebeurt nu natuurlijk ook, maar toen kon de politie harder optreden. Als je een grote mond had, bogen ze zo je stuur om en dan kon je lopend naar huis. Als bleek dat je al eens eerder was aangehouden, ging hij zo de shredder in en werd je scheurijzer omgevormd tot een klein pakketje. Dan zeiden ze nog met een lachend gezicht: ‘Moeten we hem inpakken of gaat dat zo mee?’ Dat hoorde je dan weer via een van je vrienden en dan lette je wel een beetje op.”
De vergelijking tussen de bromfiets en de fatbike begrijpt Sam wel. “Je hoort er nu helemaal bij als je een fatbike hebt, zo was dat vroeger ook met een Puch. Maar je hoefde het niet in je hoofd te halen om je vriendinnetje ermee op te halen. Het gebeurde wel eens dat je een meisje gewoon niet meekreeg, omdat haar ouders niet wilden dat ze gezien werd met een bromnozem. Ik denk dat er nu met hetzelfde sentiment naar een fatbike wordt gekeken.”
Bokkefortpark is de gezamenlijke achtertuin van Houtwijk. Elke bewoner geeft op hun eigen manier invulling aan die tuin. In de speeltuin ontmoeten ouders elkaar, onder het genot van een koffietje uit het naastgelegen buurthuis, terwijl hun kinderen samen spelen. Bij het losloopveld verzamelen hondenbezitters zich; hun viervoeters kijken stil toe terwijl de baasjes ongezouten meningen uitwisselen. En dan is er nog het skatepark, waar jongeren met een zak zonnebloempitten en hun existentiële vragen aankomen – op zoek naar een oplossing, of gewoon naar wat afleiding.
“Je kunt die jongeren beter af en toe een complimentje geven, dan luisteren ze ook als je ze een keer iets vraagt.”
Ruud (76) zit op zijn vaste hangplek. Als de zon schijnt, parkeert Ruud zijn rolstoel steevast aan de gevel van het Chinees restaurant in het winkelcentrum. Hier zit hij het liefst in blote buik te zonnebaden, terwijl hij met passerende buurtbewoners verhalen uitwisselt. Vandaag is Leo (80) zijn sidekick. Volgens Leo baseren de ouderen hun mening op wat ze in de krant en op Facebook lezen en dat maakt hen bang. Ze zouden volgens hem vaker een praatje moeten maken met de jongeren, dan komt het wel goed. Ruud: “Het zou goed zijn als ouderen in zouden zien dat boos doen juist averechts werkt. Je kunt die jongeren beter af en toe een complimentje geven, dan luisteren ze ook als je ze een keer iets vraagt en laten ze zich van een hele andere kant zien. Ik heb er laatst nog een gecomplimenteerd, omdat hij rustig met zijn fatbike de stoep op reed. Hij moest lachen en was helemaal trots.”
Volgens Ruud is overlastgevende jeugd een fenomeen van alle tijden. Zo heeft hij zelf ook eens gevochten. Hij zat met zijn vader op het terras. “De leider van de Newton Boys, een gast van 140 kilo met een bruine band in karate, zat op hetzelfde terras als ik. Hij gooide zijn patatbakje op de grond, terwijl een mevrouw net had geveegd. Ik maakte een afkeurend geluid, waarvan ik dacht dat hij het niet kon horen. Totdat die goliat ineens op me af kwam denderen. Toen dacht ik: nu is het erop of eronder. Doordat ik invalide ben, had ik toen hele gespierde armen. Dus ik ben zo op zijn benen gedoken, die heb ik samen geklemd en met mijn schouders heb ik hem zo omver kunnen duwen.”
Volgens Leo is er uit het rondhangen niet enkel rottigheid ontstaan. Zelf hing hij vroeger vaak rond bij de Fuutlaan. Hier kwam hij met een groep waar Van Kooten en de Bie en The Motions zich ook vaak bij aansloten. “Die groepen kwamen bij elkaar en daar ontstonden de meest fantastische dingen.”
Beide heren hebben zo hun ervaring met rondhangen. Volgens Ruud ging het rondhangen er vroeger veel heftiger aan toe. “Vroeger had je in Den Haag allemaal verschillende jeugdbendes; zo had je bijvoorbeeld de Plu en de Kikkers. Die hielden gigantische vechtpartijen en maakten met Puchies en Kreidlers hele buurten onveilig. Die fatbikes zijn daarmee vergeleken kinderspel.” Leo vertelde dat de vechtpartijen meestal voortkwamen uit het stoer willen doen voor de meisjes. “Die Indonesische jongens zagen er altijd onwijs gelikt uit, met grote kuiven en leren jasjes. Dat vonden de meisjes fantastisch. Voor de witte jongens was dat dan weer een reden om hen uit te dagen tot een gevecht.”
“Ik denk dat je als jongere rond gaat hangen omdat je iets zoekt wat je thuis niet hebt.”
Door de overgang van Nederlands Nieuw-Guinea naar Indisch Nieuw-Guinea, moest Sylvia (bijna 80) toen zij elf jaar oud was in haar eentje van Nederlands Nieuw-Guinea naar Nederland emigreren. Eerst kwam zij bij haar oma in Twente te wonen, daarna kwamen haar moeder, broertje en zusje ook naar Nederland. Haar moeder wilde haar hand niet ophouden maar zelf haar geld verdienen, dus ging ze op zoek naar werk. Dit vond ze bij de immigratiedienst in Den Haag. Het eerste halfjaar woonde haar moeder in bij een familie uit Den Haag. Sylvia bleef toen nog bij haar strenge oma in Hengelo. Nadat haar moeder een eigen plek voor haar en haar gezin in Den Haag had geregeld, kwam ze met haar broertje en zusje in Den Haag te wonen.
Sylvia was toen ongeveer veertien jaar oud. Ondanks de onrust van meerdere verhuizingen, deed zij het goed op school. Daarnaast hielp ze haar hardwerkende moeder het huishouden draaiend te houden. “Mijn moeder treft geen blaam, maar ik denk dat je als jongere rond gaat hangen omdat je iets zoekt wat je thuis niet hebt. Een bepaalde vrijheid, de ruimte om je even kind te voelen en niet te hoeven zorgen.” Haar nicht nam haar mee om met vrienden rondjes te rijden op de bromfiets. Als zij samen met haar nicht was, voelde ze zich beschermd. “Je hield elkaar een beetje de hand boven het hoofd en je kon voor elkaar instaan als er werd gepraat.” De jongens waar ze bij achterop stapten waren geen vreemden, ze wisten met wie ze in zee gingen, maar soms werd er ook gevochten. “We kregen dan ineens de instructie dat we af moesten stappen en dan stonden we daar op de stoep toe te kijken terwijl die jongens met elkaar op de vuist gingen.”
Na het hanengevecht hoefden de jongens niet te verwachten dat ze bij de dames hun wonden konden likken. “Het was een fantastische show, dat vechten deden ze toentertijd nog met hun blote vuisten en dan merkte je al gauw wie er verloren had als er eentje met een bloedneus onze kant op kwam. Dat vonden we niet zielig hoor, dan zeiden we ‘soekur’ - dat betekent zoiets als ‘eigen schuld, dikke bult’ in het Indisch - en daarna gingen we weer verder met toeren.”
“Het geeft rust en je bent even de deur uit. Even met vrienden zijn en gezelligheid hebben, maakt je hoofd leeg.”
Het schemert in Houtwijk en zowel het park als het winkelcentrum lijken uitgestorven. Uit de verte klinkt iets wat je zou kunnen omschrijven als ‘teringherrie’, maar wat door een geoefend oor wordt herkend als ‘terrorcore’. De ‘teringherrie’ wordt een steeds duidelijker kabaal en dan wordt er getoeterd. Het raampje gaat naar beneden en een roze Gucci pet komt tevoorschijn. De pet kijkt een beetje verschrokken en roept: “Oh shit, sorry, we dachten dat je iemand anders was!” De jongens parkeren de auto en er komen drie lange jongens van bijna twintig uitgestapt. De jongens stellen zich voor als Dion, Mark en Jessey (20, 19 en 19).
Mark opent trots de kofferbak. Hij kijkt triomfantelijk: “Moet je nou eens zien wat wij gewoon langs de weg hebben gevonden. Nu kunnen we nog harder knallen.” Uit de bak trekt hij een subwoofer, die hij boven zijn schouder houdt terwijl hij met zijn mond een dreunende beat nadoet en een paar seconden lang ritmisch begint te stampvoeten. Dit is wat zij nu verstaan onder ‘rondhangen’: ergens volgas heen rijden en keiharde muziek draaien. Dan stoppen ze vaak ook even ergens en chillen ze in de auto of bij de scooter. “Het geeft rust en je bent even de deur uit. Even met vrienden zijn en gezelligheid hebben maakt je hoofd leeg. Maar wel ergens op een parkeerplaats, niet midden in een woonwijk. Ik wil geen gedoe, want ik heb laatst mijn VOG weer teruggekregen.”
Tijdens het maken van de foto’s worden de jongens aangesproken door een onbekende bromfietser. Hij krijgt zijn brommer niet meer aan de praat. Dion, Mark en Jessey verzamelen zich rond de scooter en trekken alles uit de kast om hem weer aan de praat te krijgen. Het mocht helaas niet baten. Na een halfuur geven ze het op. Dion laat de jongen wel even aanhangen en geeft hem op zijn eigen scooter een lift naar zijn volgende bestemming.
Dion en Mark werken allebei in de bouw, daarnaast heeft Mark net zijn studie afgerond en begint Dion na de zomer aan zijn volgende. Jessey is zelfstandig ondernemer. Ze doen aan sport en hebben alle drie een actieve rol in het ondersteunen van het huishouden. “Als er wat is, dan helpen we elkaar ook. Zo sleutelen we samen aan van alles en dan bespreken we veel. Het is gewoon een bezigheid. Het maakt je hoofd leeg en zo vind je jouw eigen plek. Zo ontdek je waar je je goed bij voelt en daar doe je je best voor.” Het drietal zegt steeds voorzichtiger te worden met het opzoeken van aan snelheid verbonden adrenalinekicks. “Op een gegeven moment word je ouder en ga je denken aan een eigen huis. Dan wil je sparen en iets opbouwen. Ik krijg van mijn werkgever een pasje en mijn eigen bus, dat wil ik zo houden.”
“We verzamelen ergens en dan gaan we vanaf die plek rondrijden. We luisteren een beetje muziek en praten met elkaar.”
In Bokkefortpark zitten Hussein, Ali en Rodi (17, 16 en 15) op de balustrade van een brug. Ali eet een pizza, Rodi doet iets met Snapchat en voornamelijk Hussein doet het woord. “Vaak maken we een praatje en grapjes met de mensen die langslopen. Ik ben gewoon een lieve jongen, maar soms hou ik ook wel van een beetje plagen. Mensen worden niet zo snel boos op ons hoor. Als ze zijn gezicht zien lachen ze gelijk”, zegt Hussein lachend, terwijl hij naar Rodi wijst. Dan passeert Ruud, die door Hussein bij het gesprek wordt betrokken. Hij vraagt of Ruud kan vertellen wat voor lieve jongens ze zijn. Hij bekijkt de jongens een voor een en keurt twee van hen goed. “Die andere kijkt te ondeugend”, zegt Ruud lachend. De jongens moeten alle drie lachen en bespreken met Ruud een akkefietje dat van de week heeft plaatsgevonden, waarin Ruud het voor hen opnam. “Die man ging helemaal uit zijn panty, terwijl ik die jongens juist een compliment gaf.”
De jongens hangen vaker rond in de wijk, maar zijn meestal onderweg. Ze delen via snapchat hun locatie, zodat ze elkaar op kunnen zoeken. “We verzamelen ergens en dan gaan we vanaf die plek rondrijden en een beetje muziek luisteren. We praten met elkaar en fixen chicks. Soms ben ik met vrienden die muziek maken, want een van mijn vrienden rapt.” Het maken van rapmuziek is populair onder de jongeren in Houtwijk. De populairste groep is ‘Vijf Twee Drill’. De naam verwijst naar de postcodecijfers van het gebied en een vriendengroep met jongeren die onder andere drillrappen. Drillrap is een muziekstroming die is ontstaan in Amerika. ‘Drillen’ verwijst naar het ritme dat wapens veroorzaken en op dit ritme maken de groepen teksten, waarmee ze refereren aan de strijd die zij zelfstandig of onderling voeren.
Ruud belt na om te vertellen dat veel van het gedrag dat de jongeren uit de buurt uiten, te maken heeft met hoe zij op basis van hun uiterlijk en afkomst worden behandeld. Hij is er vaak getuige van dat de jongeren al bij voorbaat het nadeel van de twijfel ontvangen. “Als je steeds al voor je iets hebt kunnen doen wordt uitgescholden, krijg je ook meer lak aan mensen. Ik snap ergens ook dat die jongeren zich dan meer gaan gedragen naar de verwachting van de ouderen.”
“We
kregen dan ineens de instructie dat we af moesten stappen en dan stonden we daar op de stoep toe te kijken terwijl die jongens met elkaar op de vuist gingen.”
- Sylvia, 80 jaar
“We verzamelen ergens en dan gaan we vanaf die plek rondrijden en een beetje muziek luisteren. We praten met elkaar en fixen chicks.”
- Hussein, 17 jaar
"De fatbike-kinderen trekken meer aandacht dan wij. Wij zijn denk ik de hangjongeren die nog wel getolereerd worden.”
Annika & Danny (beiden 18) zijn vrienden geworden op middelbare school Dalton Den Haag aan de Aronskelkweg. Na het behalen van hun diploma, gingen zij op zoek naar een manier om hun vriendschap te onderhouden. “Op Dalton zagen we elkaar elke dag en dan heb je gesprekken over de meest onnozele dingen. Op het moment dat je elkaar maar één keer in de week spreekt, zijn dat soort gesprekken er minder. Juist dat is wat die vriendengroep zo leuk maakt. We hebben de onnodige gesprekken nodig. Soms voel je je shit, maar dan staat er al een afspraak om rond te gaan hangen met de vriendengroep. Dan weet je: ik ga me zo weer beter voelen, want ik ga chillen met goede vrienden. Dat helpt.”
Ze lopen tijdens het hangen het liefste rond of gaan ergens ter hoogte van Bokkefortpark of het Loosduinse Hoofdplein zitten om te roddelen of een spelletje te spelen. “Het park is fijn voor als we behoefte hebben aan groen en het plein biedt veel mogelijkheden omdat er altijd wel iets gebeurt; het leeft. Ook is het voor de meeste vrienden uit onze groep het centraalste punt met een tram in de buurt. Tram 2 gaat bijvoorbeeld helemaal tot aan de Westfield Mall en die nemen we ook nog weleens als we niet hier willen zijn, maar naar een andere omgeving willen.” Wanneer de weersvoorspellingen weinig goeds beloven, spreken ze bij iemand thuis af, maar het liefst zien ze elkaar buiten. “Bij de meeste mensen komt het niet goed uit om thuis af te spreken: er zijn een aantal ouders die thuiswerken sinds COVID en je bent gewoon gelimiteerd tot je opties. Buiten vind je meer uitdaging, prikkels en de vrijheid van geen ouders of een irritant klein broertje in je omgeving.”
Ze gaan hangen voor de gezelligheid. “Deze generatie zit veel op hun telefoon en het is gewoon anders als je face to face gezellig met elkaar doet. Als je dan met zijn allen op een telefoon video’s bekijkt, is het net even anders dan dat je ze steeds naar elkaar doorstuurt. Je geeft live reacties en dan kan je er ook weer over praten.” Ze hebben de indruk dat zij meer ruimte krijgen dan andere jongeren uit de omgeving. “Ik denk dat mensen niet echt op ons letten, omdat we alleen luid zijn als we een verhitte discussie voeren of als iemand iets doms doet en er heel hard ‘What the fuck!’ geroepen moet worden. Maar ‘de fatbike-kinderen’ trekken meer aandacht dan wij. Wij zijn denk ik de hangjongeren die nog wel getolereerd worden.”
Als je hier niet vandaan komt is het makkelijk verdwalen in Waldeck. Waar in Italië elke weg naar Rome leidt, komt in Waldeck elke dwalende puber uit bij ‘De Parkeerlus’. In het midden van de lus staan grote afvalcontainers, die de hangplek onttrekken aan het zicht van passerende volwassen. Het sportveldje aan de andere kant biedt de mogelijkheid om nodige stoom af te blazen en met Bakkerij Kismet op een steenworp afstand kan iedereen die in het bezit is van (een vriend met) een paar euro’s zijn of haar trek snel stillen met een zak chips, Turkse Pizza of dönerbox. Overdag worden hier de schoolpauzes doorgebracht, in de avond is het er een komen en gaan van jongeren die elkaar ontmoeten en lol trappen.
“Ik ben nu aan het inhalen wat ik vroeger niet heb kunnen doen. Nu kan ik eindelijk de rebel zijn die ik altijd ben geweest.”
Hans (85) brengt zijn tijd graag wandelend door en maakt dan een praatje met de jongeren die hij tegenkomt. Hij voelt zich meer op zijn gemak bij hen dan bij zijn leeftijdsgenoten: “Ze zijn zo apart en modern. Ik hou daarvan. Vooral als ze zestien zijn en beginnen aan het opbouwen van een leven als volwassene. Ze hebben nog een heel leven en alle mogelijkheden voor zich, dat vind ik zo bijzonder.”
Door het enthousiasme waarmee Hans de jongeren benadert, merkt hij dat zij hem ook altijd warm onthalen: “Het zijn allemaal goede makkers van me. Ik kom ze hier vaak tegen op hun fatbikes en dan noemen ze me allemaal ‘opa’ en groeten ze me heel enthousiast. Ik kan beter met die jongeren opschieten dan met oude mensen.”
Hans komt uit een streng gereformeerd gezin en werd naar eigen zeggen ouderwets opgevoed. Daardoor heeft hij vroeger niet echt rond kunnen hangen. Zo mocht hij bijvoorbeeld op zondag niet buitenspelen, is hij op zijn achtste begonnen met werken en op zijn zeventiende samen gaan wonen. Tijd om rond te hangen was er dus gewoonweg niet. “Ik ben nu aan het inhalen wat ik vroeger niet heb kunnen doen. Nu kan ik eindelijk de rebel zijn die ik altijd ben geweest.”
Hij hoort regelmatig van andere ouderen dat zij zich geïntimideerd voelen door de jongeren. Toch ziet hij het rondhangen als een belangrijk onderdeel van de jeugd: “Over het algemeen doen ze niemand kwaad, maar je moet ook kijken met welke houding je er zelf ingaat. Er zitten ook heus wel relschoppers tussen. Daar ben ik tegen. Voor een tientje iemand in elkaar slaan is crimineel en heeft niks met hangjongeren van doen.”
“We liepen rondjes langs elkaar door de buurt en als we van een vriendin hoorden dat er ergens een knappe jongen rondhing, gingen we die van een afstandje bekijken.”
Trudy (85) passeert met haar hondjes Meisje en Lizzy regelmatig groepjes rondhangende jongeren. Ze ondervindt daar geen problemen van en mijdt hen niet. “Het zal me echt een zorg zijn als ze met een jointje bezig zijn, zolang ze maar beleefd doen. Vaak maken ze een opmerking over de hondjes of zeggen ze ‘dag mevrouw’. Als ze niet brutaal doen, laat ik ze ook in hun waarde.”
Als ze in het winkelcentrum haar boodschappen doet, spreekt ze hen zelfs aan om ze een tip te geven. “Dan zeg ik tegen ze dat ze beter af kunnen stappen. Anders komt Jantje Blauw en krijg je een bekeuring, dat is hoe wij de politie vroeger noemden. Ik geef ze liever een tip, dan dat ik boos ga doen - daar reageren ze veel beter op. We zijn allemaal jong geweest en zij luisteren dan vaak nog. De ouderen die met hun scootmobielen scheuren, zijn veel lastiger te corrigeren.”
Toen zij zelf de leeftijd had om rond te hangen ging ze weleens met vrienden mee op kerstbomenjacht, zodat ze die met oud en nieuw in de fik konden zetten. “Vroeger had je nog van die huizen met een laantje achterom. Dan wist eentje dat in het schuurtje allemaal kerstbomen lagen en gingen ze daar in de avond naartoe om die daar weg te halen. Mijn vriendin en ik moesten dan op de uitkijk staan om in de gaten te houden of de politie eraan kwam.” Het streven was om een zo groot mogelijke brandstapel te maken, maar er waren meer groepen jongeren met hetzelfde doel. “Soms kon dat wel eng zijn. Dan kwamen jongens uit een andere buurt die ook die bomen wilden, en als ze het niet konden winnen gingen ze met fietskettingen staan zwaaien.”
Trudy is opgegroeid in een tijd waar de meisjes en jongens nog gescheiden naar school gingen. In het begin mengde dat nog niet. “We liepen rondjes langs elkaar door de buurt en als we van een vriendin hoorden dat er ergens een knappe jongen rondhing, gingen we die van een afstandje bekijken. Vaak waren de meningen daar dan nogal over verdeeld en dan discussieerden we daarover.” Soms zat er tussen de jongens een held die de dames wel aan durfde te spreken, maar dat ging er volgens Trudy heel anders aan toe dan wat ze nu allemaal op Facebook leest. “Ik denk dat de mannen toen toch een stuk galanter waren dan ze nu zijn, ze gingen ons niet naroepen en helemaal niet uitschelden.”
“Ik denk dat de mannen toen toch een stuk galanter waren dan ze nu zijn, ze gingen ons niet naroepen en helemaal niet uitschelden.”
- Trudy, 85 jaar
“Als er ergens een grote groep met jongens staat, nemen we het liefst de allerlangste omweg om langs ze te komen.”
- Sheona, 16 jaar
“Het is fijn om met je vriendinnen buiten te kunnen zijn. Het zijn de mensen die je begrijpen en die je vertrouwt.”
Wanneer het uiteindelijk sluitingstijd is voor Resto van Harte, trekken de jongeren richting Bakkerij Kismet. Ze halen een snack, die wordt genuttigd aan de overkant bij de oude bussluis. Sheona (16) loopt met haar vriendinnen langs. De jongens proberen indruk op hen te maken door steeds opnieuw langs te rijden met hun fatbikes, een van hen vraagt of hij de snap mag van een van de meiden. Verder blijft het vooral bij wat roepen en kijken. Veel levert het niet op: de meiden vinden het wel grappig, maar zijn absoluut niet onder de indruk en lopen gewoon weer door.
Een van de vriendinnen van Sheona woont in Waldeck bij haar oma. Sheona zoekt haar regelmatig op. Dan lopen ze wat rond en gaan ze in een van de speeltuintjes zitten kletsen, muziek luisteren of ze doen samen iets op hun telefoon. Soms komt iemand van de buurtpreventie vragen of ze zachter kunnen doen. “We willen er vaak wel rekening mee houden, maar dan vergeten we het uiteindelijk toch. We zijn gewoon te druk bezig met andere dingen.”
Als Sheona buiten is, heeft ze eindelijk tijd voor bezigheden waar haar interesse ligt. “Als dingen me niet interesseren, vind ik het ook niet leuk om te doen. Soms heb ik dat met bepaalde dingen op school. Buiten kan ik zelf kiezen wat ik doe en wie ik zie, het is fijn om met je vriendinnen buiten te kunnen zijn. Het zijn de mensen die je begrijpen en die je vertrouwt. Het geeft gewoon een goed gevoel.”
De meiden zijn wel op hun hoede als ze rondhangen. Ze letten goed op de omgeving waar ze zich bevinden. Ook kijken ze of het niet te donker is en of er genoeg andere mensen op straat rondlopen. “Als er ergens een grote groep met jongens staat, nemen we het liefst de allerlangste omweg om langs ze te komen. Vaak zie je wel dat het van die types zijn die iets aan je gaan vragen. Dat begint leuk, maar als je zegt dat je er geen zin in hebt, noemen ze je ineens lelijk of een slet. Je hoort te vaak situaties waarbij het fout is gegaan, dus dan let je ook beter op.”
Om te ontdekken wat er nodig is om hangplekken voor jongeren voor iedereen zo aangenaam mogelijk te maken, werden in Kom Loosduinen, Houtwijk en Waldeck bijeenkomsten georganiseerd tussen jong en oud. Tijdens deze bijeenkomsten gingen zij met elkaar in gesprek over het rondhangen.
Bij buurthuis Het Eiland in de Melodiestraat is buurtmoeder Daniëlle druk in de weer met het schoonmaken van een inductieplaat. Ze heeft vandaag met een aantal jongeren de pannenkoeken gebakken voor de bijeenkomst waarbij jongeren en ouderen met elkaar in gesprek gaan over hun (vroegere) jongerencultuur. Een jongen stormt van buiten naar binnen en begint met een opgewonden toon tegen Daniëlle te praten. Hij komt bij haar verslag doen over een ruzie en vertelt voornamelijk hoe hij zijn handen wast in onschuld. Ze luistert naar hem en voorziet van advies: “Volgende keer kom je eerst naar binnen en dan kijken we hoe we het samen op kunnen lossen.” Hij knikt en rent met dezelfde energie weer naar buiten. De jongeren weten Daniëlle altijd wel te vinden, het gebeurt dan ook regelmatig dat er bij haar thuis wordt aangeklopt met de vraag of zij of haar dochter, die zich als een soort aspirerende buurtmoeder van het Cantateplein profileert, even mee kunnen komen en hun mening en kennis willen delen over een situatie.
Als alle pannenkoeken zijn gebakken en iedereen plaats heeft genomen, start de bijeenkomst. Om het ijs tussen jong en oud te breken laten we Riet (81) met haar twee buurmeisjes een Tik Tok trend nadoen. De meiden vullen hun mond met water en terwijl zij hun best doen om deze gesloten te houden, leest Riet het jargon van de nieuwe generatie voor. Riet leest de term delulu voor, wat een verbastering is van het woord delusional en zich het beste laat vertalen naar het hebben van positieve en grappige waanideeën. Iemand die delulu is, leeft in een glansrijke fantasiewereld. Daarna volgen nog bombastic side eye, slay queen, pookie en wat de sigma Er ontschiet af en toe een beetje water uit de monden van de meiden, maar als Riet fonetisch skibidi toilet voorleest, proesten ze het uit. De slappe lach maakt de uitleg van de term nog ingewikkelder. Het verwijst naar een YouTube-serie waar toiletpotten met zingende hoofden oorlog voeren tegen mensen met camera’s als hoofden. De ouderen horen het verbaasd aan, maar lachen al snel met de jongeren mee. niet omdat ze het begrijpen, maar vanwege de onbenulligheid. Zo vinden beide groepen in absurde humor het eerste raakvlak.
In de zoektocht naar meer overeenkomsten volgt ‘cap or no cap’ oftewel ‘petje op, petje af’. De aanwezigen krijgen een aantal stellingen voorgelegd die zij beantwoorden door hun pet op of af te doen of zij eens of oneens zijn. Opvallend genoeg zijn de junioren en senioren het vaak met elkaar eens. De ouderen vinden dat jongeren hun ding moeten kunnen doen, maar graag wel wat beleefder en met minder kabaal.
In Houtwijk bleek het, in tegenstelling tot Kom Loosduinen, ingewikkelder om jong en oud samen te brengen en met elkaar in gesprek te gaan. Bij een eerste poging om jong en oud door middel van een tafeltennistoernooi met elkaar te verbinden, stonden er alleen een handvol enthousiaste jongeren aan de deur te dringen. Een tweede poging mislukte ook, ondanks flyers met een uitnodiging die huis-aanhuis in de bus ging in de omgeving van buurtcentrum Bokkefort. Bij de tweede bijeenkomst verscheen er slechts één oudere, naast wederom een groep jongeren.
De jongeren hebben onderling een pingpongtoernooi gehouden en daarna is er geen poging meer geweest om nog een bijeenkomst te organiseren. Tijdens de koffieochtend die wekelijks plaatsvindt bij hetzelfde buurthuis, wordt duidelijk waarom er, met uitzondering van één oudere, geen ouderen aanwezig waren tijdens beide bijeenkomsten.
Veel van hen geven aan na het avondeten niet meer naar buiten te willen of durven. Het gevoel van onveiligheid nam toe na een dodelijke steekpartij in 2023 waarbij jongeren uit de wijk betrokken waren. Daarbij kwam een snackbarhouder uit het winkelcentrum om het leven.
Elke vrijdagavond vult de stoep aan de voorgevel van buurthuis de Geest zich met scootmobielen. Dan tovert Tineke in naam van organisatie ‘Resto van Harte’ het wijkcentrum om tot een buurtrestaurant. Ze wordt hierbij geholpen door een handvol vrijwilligers. Sinds 2021 verzorgen zij hier wekelijks een voor-, hoofd- en nagerecht voor zo’n 35 buurtbewoners, die hier routineus langskomen voor de ervaring van het eten buiten de deur, de ontmoeting van een gesprekspartner of het uitproberen van een nieuw gerecht. Deze vrijdagavond staan er tussen de scootmobielen ook fatbikes geparkeerd. Vanavond verzorgen zeven puberende jongens het dessert van de buurtbistro.
“Mensen zien ons als boefjes. Wij zijn ook gewoon lieve jongens, hoor.”
Levi, Nathan, Romilio, Gilmar, Mano en Davy (variërend tussen 13 en 16) zijn tactisch eerder uitgenodigd dan nodig, omdat de ervaring leert dat jongeren het niet zo nauw nemen met tijdgebonden afspraken. Ze doorbreken het eerste stereotype door zich een half uur te vroeg op de trap voor het buurthuis te verzamelen en bevestigen er juist weer een door dit met een hoop kabaal gepaard te laten gaan. Terwijl binnen het voorgerecht wordt gegeten, staan zij zich buiten tegenover elkaar uit te sloven, gebruiken grapjes om de grens af te tasten, maar als die bereikt lijkt te worden corrigeren ze elkaar door iets in de vorm van “gast, gedraag je een beetje” te mompelen. Ze lijken zich vandaag iets bewuster van hun gedrag.
Om te voorkomen dat door verveling geklier zal ontstaan, schuiven de jongeren ietwat buiten hun gemak al aan tijdens het hoofdgerecht. Het ijs wordt gebroken door de nieuwsgierigheid van de aanwezigen en al snel ontstaan er hier en daar gesprekjes over de aanleiding van de komst van de jongeren. Ze zullen tijdens het eten van het toetje met elkaar in gesprek gaan over het rondhangen in Waldeck, maar richten zich nu vooral op de kennismaking met elkaar.
Als het toetje is geserveerd, is het tijd om met elkaar in gesprek te gaan. De jongens willen een goede indruk maken, maar laten zich ook niet de kaas van het brood eten. “Soms als ik met mijn fatbike rijd, proberen oude mensen me ervan af te trekken. Terwijl ik ook vaak genoeg wordt ingehaald door scootmobielen en dan worden ze nog boos omdat ik dan volgens hen niet normaal rijd. Ik vind dat gedrag ook niet normaal hoor.” Een ander denkt dat het vooral te maken heeft met de tijdgeest: “Mensen zien ons als boefjes, maar wij zijn ook gewoon lieve jongens, hoor. Zij zijn van een hele andere generatie. Toen waren er minder dingen zoals fatbikes, telefoons en social media.”
De aanwezige ouderen zijn het er over het algemeen over eens dat de jongeren lekker hun ding moeten kunnen doen. Een van hen hoopt dat iedereen een andere manier vindt om met elkaar om te gaan. “Mensen moeten meer hun best doen om elkaar te begrijpen en niet gelijk met een gestrekt been het gesprek ingaan. We moeten met elkaar praten zonder dat er gelijk gescholden of gevloekt wordt.”
Hangen is van alle tijden, dat wordt duidelijk uit de verhalen die de ouderen en de jongeren vertelden. Uit de verhalen rondom hangen blijkt dat het soms kan botsen met de buurt. Hoe houd je het nou zo gezellig mogelijk rondom een hangplek, zowel voor de jongeren als voor de omwonenden? En waar moet een goede hangplek aan voldoen? Een paar observaties die meegenomen kunnen worden bij de plaatsing van toekomstige hangplekken, opgehaald uit de gesprekken met jong en oud.
De buurtbewoners zijn het erover eens dat de jongeren een eigen plek moeten krijgen, maar leeftijd blijkt een grote rol te spelen bij de aspecten die tijdens het uitzoeken van de juiste locatie prioriteit zouden moeten hebben. Zo denkt de jeugd aan factoren als een zitplek, bewegingsvrijheid, WiFi en de bereikbaarheid van een (bij voorkeur ongezonde) snack. De omwonenden vinden het vooral belangrijk dat de ligging hen zo min mogelijk overlast bezorgt en dat de jongeren zo min mogelijk risico lopen op gevaar. De plek mag zich dus niet volledig aan het zicht onttrekken, want uiteindelijk is sociale veiligheid de belangrijkste overweging. De plek moet de mogelijkheid tot ongelukken zoveel mogelijk beperken en goed bereikbaar zijn voor hulpdiensten, zodat er daar waar nodig ingegrepen kan worden.
De locatie van een hangplek hangt vaak samen met de hoeveelheid mobiele data die de hanger(s) nog beschikbaar hebben binnen hun abonnement. Om een spelletje te kunnen spelen of gedachteloos te scrollen, wordt daarom regelmatig gezocht naar een plek waar kosteloos gebruik kan worden gemaakt van wifi. Als je een groepje jongeren tegen de muur van een willekeurig gebouw aantreft, is de kans groot dat daar geen wachtwoord nodig is om verbinding te maken met het internet. Toegang tot een wifi-netwerk maakt een locatie aantrekkelijker voor jongeren om rond te hangen.
Het blijkt makkelijker om een speld in een hooiberg te vinden dan iemand met een neutrale mening over de fatbike - je houdt ervan of je haat hem. Het vervoermiddel is een elektrische fiets met dikke banden, die het mogelijk maakt om ook op ruwe ondergronden zoals modder, gras en zand te fietsen. Bij jongeren gaat het hart sneller kloppen van de verschillende merken en modellen, de toevoeging van een gaskabel voor meer snelheid en een zadel dat toelaat dat ze zich soms zelfs met zijn drieën kunnen verplaatsen. Bij ouderen stijgt de bloeddruk als zij proberen uit te leggen hoe die jongeren met zijn drieën op één fiets over het gras gieren, terwijl zij ternauwernood hun hond opzij kunnen trekken. Het aanhouden van de daarvoor aangewezen snelheid en fietspaden zou voor veel van hen al de angel uit de zaak halen.
Afhankelijk van de tijdsduur die een hanger op een locatie heeft doorgebracht, zijn er verschillende aanwijzingen waaraan je een gebruikte hangplek kunt herkennen: een lege zak chips, schillen van zonnebloempitten, een verfrommelde Capri Sun en sigarettenfilters. Het zijn gebruikssporen die iets zeggen over hoe lang de spanningsboog, de omgeving of het thuisfront de hanger toeliet om even aan de orde van de dag te ontsnappen. Het verspreiden van zwerfafval is niet leeftijdsgebonden. Ook de oudere hanger laat soms diens sporen achter.
Fluiten, sissen, fysieke loftuitingen of intieme aanspreekvormen toeroepen. Voor de één wellicht bedoeld als een uiting van waardering of haantjesgedrag, voor de ontvangster vaak ervaren als onbeschoft en intimiderend. Veel van de meiden die wij spraken gaven aan dat dit voor hen een reden is om hangplekken te mijden. Ze voelen zich er niet veilig. Vanaf 1 juli 2024 valt catcalling onder de wet van seksuele misdrijven. Daarmee is de daad niet verdwenen. De dames gaven aan dat de ervaring op straat voor hen een stuk aantrekkelijker zal worden als dit verdwijnt. Het is wel belangrijk om hierbij de verantwoordelijkheid niet alleen bij de jongeren neer te leggen. De ervaring leert dat ook mannelijke ‘hangouderen’ het vaak niet kunnen laten om een voorbijganger te voorzien van hun ongevraagde mening.
It takes two to tango. Het is meerdere keren benoemd tijdens de bijeenkomsten en interviews: beide groepen hopen van de ander vaker het voordeel van de twijfel te krijgen. De jongeren geven aan dat hun ervaring hen heeft geleerd zich bij voorbaat te moeten verdedigen tegen de negatieve aannames van de ouderen, die zich op hun beurt al voor het gesprek instellen op een verbaal, of soms zelfs fysiek, conflict met een stormachtige puber. Met de aanval als verdedigingsstrategie blijkt escalatie eerder de uitkomst dan dat het wordt voorkomen. Beide groepen vinden hun uitdaging in de vooroordelen die ze elkaar opleggen en hebben baat bij een meer open houding.
Ayah (14) is een bewoonster van Houtwijk. Zij heeft de tekeningen voor het boek gemaakt. Op de vraag of zij een aantal tekeningen voor het boek wilde maken, reageerde ze met ‘sgg’, wat ‘is goed’ betekent. Ze besteedt haar tijd graag rondhangend en in de buurt staat zij bekend om haar mooie tekeningen. De volgende dag komt ze, met een notitieboekje waarin ze alvast een aantal schetsen heeft gemaakt, naar Bokkefortpark om de tekeningen te maken. Ze wil niet met haar gezicht op de foto, maar we mogen wel haar handtekening plaatsen bij de tekeningen die ze maakt. Ze hangt zelf ook veel rond, maar dan besteedt ze haar tijd liever aan kletsen met een vriendin of het luisteren van muziek zonder zang. Het liefste zoekt ze een rustige plek op met veel groen. “Ik ben ervan overtuigd dat het goed is voor een mens om tijd door te brengen in de buitenlucht. Het brengt me veel rust en geeft me meer ruimte in mijn hoofd om te reflecteren.”
Gedurende een half jaar reden wij - Pien (27) en Noa (30) - bijna wekelijks in Noa’s autootje richting Loosduinen om met jong en oud in gesprek te gaan en foto’s te maken voor dit project over hangen in Loosduinen. We hebben onwijs veel mooie verhalen mogen aanhoren en de enthousiaste vertellers vast mogen leggen. Vaak brachten de verhalen ons ook terug naar onze eigen tijd als hangjongeren. We wisselden onze tactieken uit van destijds om net wat later thuis te kunnen komen en zagen onszelf weer helemaal zitten en ronddwalen op zoek naar nieuwe ervaringen en plezier.
Pien hing vooral na school in het Segbroekpark rond met haar vriendinnen. Tegen haar moeder zei ze dat ze huiswerk maakt bij een vriendin. De lunch die haar moeder maakte, verdween in de prullenbak en werd ingeruild voor een frikandelbroodje. Noa, die langs een sloot in het Westland woonde, voer het liefst ver weg tussen de kassen, op zoek naar leegstaande huizen met achtergebleven ‘schatten’. Ver uit het zicht rookte ze haar eerste sigaretjes. Volgens ons zit er gewoon een ongelooflijk mooie magie tussen de tijd van je eerste hormoonschommelingen en je eerste blauwe envelop in de brievenbus.
Wij hopen vooral dat wanneer de huidige jongeren straks als tachtigjarigen, met dezelfde glimmende glimmende ogen kunnen terugkijken op de tijd dat zij op hun fatbike rondtourde als Sam en Kees dat doen met hun Puch. Dat de meiden met dezelfde glimlach als Trudy, Carla en Sylvia kunnen terugblikken op hun tijd als hangjongeren en beide groepen elkaar wat vaker het voordeel van de twijfel geven. We maken ons geen illusies. Het hangen is van alle tijden, maar de spanning tussen jong en oud is dat ook. Misschien is dat stiekem ook wel de charme van het rondhangen, maar het zou wel net wat gezelliger kunnen.
Noa van der Kaay (journalist en jongerenwerker), Pien Meeder (fotograaf en ontwerper)
Dit boek is gemaakt door Haags Verhaal als onderdeel van een project rondom Jongerenontmoetingsplekken. In opdracht van de gemeente Den Haag, stadsdeel Loosduinen.
Met dank aan iedereen die hun verhalen en ervaringen met ons heeft gedeeld. En in het bijzonder Ayah, vrijwilligers van het Loosduins Museum, Danielle, Mandy, Bilal, Riet en haar buurmeisjes, Matthew, Lilly en Jill, Carla, Gerard, Sam en Kees, JP, Andreas, Henk, Ruud en Leo, Dion, Mark en Jessey, Hussein, Ali en Rodi, Annika en Danny, Sylvia, Tineke, de vrijwilligers en bezoekers van Resto van Harte, Levi, Nathan, Romilio, Gilmar en Davy, Sheona, Charlotte en Lisa, Trudy, Hans, Anne, Jana, Florian, Myrthe, Julie en Laurens.
Interviews en teksten
Noa van der kaay
Fotografie en vormgeving
Pien Meeder
Productie
Lies de Jager
Correctie
Janna van Welsem
Begeleiding en concept
Felicia Groenendijk - Gemeente Den Haag
Coördinatie
Astrid Feiter
Drukwerk
De Kijm & Zonen
Bijna alle ouderen uit Loosduinen hebben vroeger een hangplek gehad en veel van de huidige jongeren hebben er eentje. Rondhangen heeft een functie; het is een belangrijk onderdeel van de fase waarin jongeren zich tot volwassenen ontwikkelen. Tijdens het rondhangen vinden ze de vrijheid om grenzen op te zoeken, fouten te maken en door vallen en weer opstaan samen lessen te leren die hun hele leven bijblijven. In ‘Ode aan het hangen’ wordt met foto's en verhalen van jong en oud een beeld geschetst van de hangjeugd uit Loosduinen door de jaren heen.