3 minute read

Aan slecht horen kun je meestal iets doen

‘Weet jij bij wie ik kan aankaarten dat ouderen met hoorproblemen in een sociaal isolement raken? Dat ze zich terugtrekken omdat ze opmerkingen niet verstaan, vragen niet begrijpen en daardoor achterdochtig worden?’ Dit vroeg ouderenadviseur Magdaleen Rietveld van de gemeente Hoeksche Waard ruim een jaar geleden aan Jan Bouma (95), die net als zij lid was van de Adviesraad van het Odensehuis Hoeksche Waard.

Zijn onmiddellijke antwoord was: ‘Ja, dat weet ik. Bel met de voormalige hoogleraar en KNO-arts dr. Louw Feenstra. Met hem kun je praten over wat je daaraan kunt doen.’ Het resultaat is het project ‘Hoorwinst’, een voorlichtingscampagne door de GGD Zuid-Holland Zuid in samenwerking met KNO-arts dr. Mick Metselaar, universitaire opleider van het Erasmus MC, en Feenstra.

‘Zo is dat vaak gegaan in mijn leven’, zegt Jan Bouma, ‘in mijn tijd als journalist heb ik een brede belangstelling ontwikkeld en die heeft mij met allerlei mensen dikwijls heel bijzondere samenwerking opgeleverd. Dat geldt ook voor dit project. Magdaleen Rietveld en ik vonden elkaar in onze ongerustheid over het feit dat ouderen met hoorproblemen het risico lopen de diagnose dementie te krijgen.’

Veel mensen die beginnende dementie hebben, vertonen dezelfde verschijnselen. ‘Als je verkeerde antwoorden geeft, of maar een beetje lacht, denken mensen al snel dat je de weg kwijt bent. Zodra je iets doet aan je hoorprobleem, is dat gevaar afgewend’, zegt Bouma. Hij draagt zelf al ruim tien jaar twee hoorapparaten. ‘Het hoeft voor mij niet onzichtbaar te zijn. Ik schaam me niet. Iedereen heeft wel iets. Voor mij is zeggen dat ik slechthorend ben hetzelfde als zeggen dat ik niet meer kan hinkelen.’

Het project ‘Hoorwinst’ vindt Jan Bouma een geweldig initiatief en van de uitwerking ervan heeft hij hoge verwachtingen. ‘Slecht horen is een handicap waar je iets aan kunt doen. Mij lijkt het duidelijk dat je, als je de keus hebt tussen een

‘Voor mij is zeggen dat ik slechthorend ben hetzelfde als zeggen dat ik niet meer kan hinkelen.’

sociaal isolement zonder hoorapparaten en sociaal functioneren met, kiest voor de hulpmiddelen. Ik had er zelf veel last van. Het is erg irritant om elke keer te vragen wat iemand zegt, of om dingen verkeerd te begrijpen. De ‘tegenpartij’ raakt op den duur ook geïrriteerd en dat is jammer.’

Bouma constateert dat je er niets aan hebt dat je wel stemmen kunt horen maar dat je niet weet waar de mensen in je omgeving het over hebben. ‘Ik heb een enorme nieuwsreflex overgehouden aan mijn loopbaan in de journalistiek – ik was chef redacteur bij Het Vrije Volk – en die nieuwsgierigheid kan ik alleen bevredigen als ik kan volgen waar het over gaat. Ik snap best dat mensen het vervelend vinden om te vragen of iemand wil herhalen wat hij zei, langzaam en duidelijk, maar toch is dat het beste wat je kunt doen.’

Voor Bouma geldt dat hij pas op latere leeftijd hoorapparaten kreeg aangemeten. ‘In mijn geval was er sprake van het afbraakproces van het lichaam, dat met apparaten min of meer kon worden hersteld. Nu gaat het een op een prima, maar in een groep heb ik grote moeite om het gesprek te volgen. Dat vind ik vervelend.’

Op goede dagen bedenkt Jan Bouma wat hij allemaal nog zou willen ondernemen, welke plannen nog realiseerbaar zijn. ‘Louw Feenstra zei tegen mij dat hij niet eerder iemand van mijn leeftijd had meegemaakt die balanceert op de rand van een burnout en toekomstplannen heeft. Ik heb een rijk leven gehad.’

‘Ik snap best dat mensen het vervelend vinden om te vragen of iemand wil herhalen wat hij zei, langzaam en duidelijk, maar toch is dat het beste wat je kunt doen.’

This article is from: