6 minute read

VAN CO-OPERATIE NAAR CO-CREATIE: KWALITEITSZORG AAN DE FACULTEIT INDUSTRIËLE INGENIEURSWETENSCHAPPEN

ONDERWIJSONTWIKKELING IN DE KIJKER

“De activiteiten die we in de faculteit ontplooien, kaderen in COBRA, dat is de kwaliteitszorgmethode van de hele KU Leuven”, legt Lienne uit. “COBRA staat voor coöperatie, reflectie en actie met aandacht voor checks & balances. De kwaliteitscultuur die COBRA wil creëren, maakt de primaire actoren – dat zijn studenten, docenten en medewerkers – tot mede-eigenaar van het onderwijsproduct. Zij gaan daarbij systematisch in dialoog met de secundaire actoren zoals alumni, ondernemers en andere deskundigen uit het werkveld”.

“Het blijft uiteraard niet bij een leuke babbel”, vervolgt Lienne. “COBRA voorziet ook in een cyclische rapportering over en opschaling van de resultaten naar het faculteitsbestuur en de hogere beleidsorganen zoals de Onderwijsraad, het Gemeenschappelijk Bureau en de Academische Raad. Wat daar wordt beslist, dient dan weer als input voor de primaire actoren om bij te sturen indien en waar nodig. Op die manier sluit de kwaliteitskring zich en kan een volgende cyclus aangevat worden”.

Lienne Van der Meiren

Vroeger en actiever

“Waar alumni, vertegenwoordigers van het werkveld en peers in het vroegere kwaliteitszorg- en accreditatiesysteem na afl oop van de visitatie een officieel eindverdict velden over de opleiding, worden ze nu veel vroeger en actiever betrokken bij het primaire proces”, aldus Lienne. “Dit gebeurt op het niveau van de opleidingen binnen de permanente onderwijscommissies of POC’s. Zij spelen hierin een cruciale rol. De facultaire POC (fPOC) brengt dan weer de verschillende onderdelen samen en bekijkt voor welke punten de krachten kunnen worden gebundeld en/of er andere actoren bij betrokken moeten worden”.

Tussen december 2018 en mei 2019 mobiliseerde elk van de POC’s alumni en vertegenwoordigers van het werkveld voor een diepgravende analyse van een zelfbepaald onderdeel uit de huidige curricula en de aftoetsing ervan aan de evoluties in het vakgebied en in de sectoren waarin de meeste afgestudeerden aan de slag zijn.

De POC Energie beet in december 2018 de spits af, gevolgd door de POC Elektronica-ICT, Chemie-Biochemie-Biowetenschappen, Elektronica-ICT en POC Elektromechanica- Kunststof verwerking in maart 2019. De aanbevelingen tijdens deze meetings varieerden van ‘blijf inzetten op de breed opgeleide ingenieur’ tot ‘besteed meer aandacht aan projectmanagement, (internationale) communicatievaardig heden en andere professionele skills’. Het bewaken van de technische diepgang was een andere aanrader evenals het opzetten van vakoverschrijdende projecten i.s.m. het werkveld. Van de afgestudeerden worden tevens ‘ownership’, ‘drive’, ‘inzet’, ‘motivatie’ en ‘probleemoplossend vermogen’ verwacht. Een algemene teneur was eveneens de studenten in contact te brengen met de beroepspraktijk en de diverse functies die ingenieurs erin uitoefenen”.

Andere initiatieven

De POC Bouwkunde zette op 30 april 2019 een geanimeerd en druk bijgewoond panelgesprek op het getouw, professioneel gemodereerd door een eindredactrice van VRT Radio. Daarbij bleek dat de stage van vier weken tijdens de opleiding sterk werd gewaardeerd, al klonk ook daar de oproep om ervoor te zorgen dat de studenten voldoende én vroeg genoeg kennismaken met de breedte van het werkveld en de verschillende jobinhouden, kwestie van de juiste verwachtingen te creëren. De leden van de POC Postgraduaten pakten begin april hun koffers om in Porto de voordelen te bespreken van internationale projecten met multidisciplinaire teams.

De facultaire POC en de POC Polyvalente Vorming gooiden het over een nog andere boeg en bracht op 29 maart 2019 professoren van TU Eindhoven, University College London, de Fachhochschule Dortmund en de Haute Ecole Louvain en Hainaut bij elkaar in Leuven voor een co-creatiedag. “Het debat ontspon zich rond vier thema’s”, verduidelijkt Lienne. “De integratie van professionele skills zoals ondernemerszin, sociale en communicatieve vaardigheden doorheen het curriculum, het versterken van de interactie met het werkveld, de permanente en expliciete verbinding van de wetenschappen met hun toepassingen en de betrokkenheid van docenten en studenten bij belangrijke vernieuwingsprocessen. Stuk voor stuk ‘hot topics’ in het licht van de programmahervorming die in onze faculteit in de steigers staat.”

Raadgevingen

Het feit dat de internationale peers vertrouwd waren met curriculum vernieuwing en de bijbehorende veranderingsprocessen en -problemen bleek volgens Lienne een niet te onderschatten voordeel. “Deze mensen kenden het klappen van de zweep en hadden maar een half woord nodig om de obstakels in te schatten die tijdens een hervormingstraject allemaal de kop kunnen opsteken. Hun raadgevingen waren dan ook in menig opzicht zeer waardevol. Zoals: integreer de professionele skills zoveel mogelijk in andere opleidingsonderdelen zodat ook daar blijkt hoe relevant ze wel zijn. Of: geef de projecten voldoende ‘body’ – naar vorm én inhoud – om ze een rol wat betekenis te laten spelen. En – last but not least – zorg voor de nodige gedragenheid, want ingrijpende hervormingen lopen nooit van een leien dakje. De diverse docententeams die in onze faculteit meewerken aan het nieuwe curriculum, werden door onze internationale collega’s zeer positief onthaald”.

Externe blik

Het team Kwaliteitszorg blikt alvast tevreden terug op de voorbije co-creatieronde. “Vanuit KZ-standpunt bekeken, moet je eigenlijk permanent een vinger aan de pols van het werkveld houden om te weten en te meten wat er zich afspeelt, zeker in deze tijden waarin alles razendsnel verandert”, vindt Lienne. “Twee- tot vierjaarlijkse co-creatiegesprekken zijn echt geen overbodige luxe”.

Overigens beschikt de faculteit nog over andere kanalen en gremia om de stem van het werkveld te aanhoren. Eén daarvan is de Facultaire Senaat. Alumni en leidinggevende vertegenwoordigers uit de industrie, de overheid en de dienstensector geven er advies aan het Faculteitsbestuur over o.m. de profilering van de opleiding, de inhoud van de programma’s en de verwachtingen van het afnemers. Lienne vertelt hoe in de senaatsbijeenkomst in het voorjaar het debat over ‘verbreden’ of ‘verdiepen’ weer de kop opstak. “Het blijkt telkens weer een paradox te zijn. Vorm je specialisten of generalisten? Voor de industrie is het antwoord zonneklaar. Wij hebben industrieel ingenieurs nodig die breed inzetbaar zijn maar die als het erop aankomt zich ook snel in en gespecialiseerde materie moeten kunnen inwerken. Dat betekent dat ze tijdens hun opleiding minstens één keer heel diep zijn moeten gaan. Welnu, argumentaties als deze snijden hout en voorkomen lange interne discussies. Waaruit nog maar eens blijkt hoe belangrijk de stem van het werkveld wel is”.

Yves Persoons

This article is from: