
4 minute read
BOUWBLOKKEN VOOR DE ENERGIETRANSITIE
De klimaatdoelstellingen van de EU staan of vallen met de elektrificatie van de industrie en de samenleving. Deze transitie is niet alleen een kwestie van technologie. De echte uitdaging is ook van menselijke aard. Zullen er ingenieurs en technici genoeg zijn om de ambitieuze plannen uit te voeren? En vooral hebben ze de vereiste competenties om de klus te klaren?
Prof. Annick Dexters van Campus Diepenbeek werkt aan een oplossing.
Het European Institute of Technology & Innovation (EIT) trok onlangs nog aan de alarmbel: “Currently, Europe lacks the talent and skilled labour forces necessary to leverage the new technologies tackling the green and digital transition.”
“Het probleem heeft verschillende facetten”, zegt prof. Dexters. “Enerzijds is er daadwerkelijk een tekort aan goed opgeleide ingenieurs en technici. Anderzijds verloopt de vertaalslag van onderzoek en ontwikkeling naar de curricula en het werkveld nog altijd te traag. Daar komt nog bij dat de technologie zeer snel evolueert en kennis vlug veroudert.”
Platform
Geïnspireerd door de Erasmus+ Centres of Vocational Excellence van de EU en voortbouwend op jarenlange ervaring in onderzoek en onderwijs ontvouwt prof. Dexters een ambitieus plan voor de ontwikkeling van een internationaal ‘Platform for Electrification Competences & Skills’, afgekort P4ELECS. “Dit platform wil de kennistransfer van de onderzoekslabs naar de industrie versnellen en de internationale uitwisseling van knowhow stimuleren”, legt prof. Dexters uit. “Daarvoor creëren we lokale of thematische ecosystemen, dat zijn partnerships tussen onderwijs- en onderzoeksinstellingen enerzijds en het werkveld anderzijds. Dat gaan we doen in vijf EU landen: België, Nederland, Italië, Letland en Duitsland. De verzamelde kennis zit vervat in een aanbod van opleidingen en trainingen dat ter beschikking wordt gesteld op een internationaal platform.” De EU kende vorig jaar aan het project vier miljoen euro subsidies toe, gespreid over vier jaren, afkomstig uit het Erasmus+ Centres of Vocational Excellence Fund.
Cdio
Het P4ELECS project maakt gebruik van de beproefde CDIO (Concept-Design-Implement-Operate) taxonomie. Die werd precies ontwikkeld om de kloof tussen onderwijs en industrie te overbruggen in het licht van de competenties waarover de ingenieur van de 21ste eeuw moet beschikken. “In de CDIOaanpak nemen ‘bouwblokken’ een centrale plaats in”, vertelt prof. Dexters. “Elk blok bevat een specifiek stukje kennis dat antwoord geeft op een concrete vraag. Cruciaal is dat de bouwblokken direct bruikbaar zijn in het onderwijs en in de industrie. Zodoende kunnen docenten ze gemakkelijk integreren in hun lespraktijk en kunnen ook de lerenden er gemakkelijk hun weg in vinden om bij te scholen.
Voor alle duidelijkheid: alle bouwblokken zijn gevalideerd door experts uit de research of de industrie. Geen ‘fake knowledge’ dus. De inhoud gaat over elektrificatie in de brede zin: van productie en transport tot efficiënt en duurzaam gebruik van elektrische energie.”
Bibliotheek
De bouwblokken moeten uiteindelijk hun plaats vinden in het platform, dit is een digitale bibliotheek waar ze apart of gecombineerd geconsulteerd kunnen worden voor de ontwikkeling van op maat gesneden opleidingen en trainingen. “P4ELECS wil op die manier een toegangspoort voor knowhow zijn met de focus op verworven competenties en praktische skills”, aldus prof. Dexters. “ Startend bij het onderzoek bestrijkt het de hele waardenketen van idee tot implementatie. Belangrijk is verder dat de blokken ook geordend worden volgens het CDIO-concept. Voor opkomende technologieën zullen vooral ‘concept’ bouwblokken beschikbaar zijn. Wat de gevestigde technologieën betreft, zullen vooral design-, implementatie- en operationele blokken ontwikkeld worden naargelang van de graad van standaardisering en de evolutie van de wetgeving. Essentieel is dat het platform een dynamisch geheel wordt.”
Omvang
Niet alleen de ambities ook de omvang van P4ELECS zijn indrukwekkend. Tijdens de looptijd van het project zullen 250 blokken worden gerealiseerd, minimum 25 internationale cursussen, een platform om zelf lespakketten samen te stellen, een Europese erkenning van de cursussen in de vorm van micro-credentials en de oprichting van minimum vijf regionale skills eco systems. Al even imposant is het aantal betrokken partijen. In België alleen al zijn er negen partners, in de andere landen nog eens 22. En dan zijn de nationale en regionale overheden en organisaties als de VLHUR (Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad) en VDAB-Syntra nog niet meegerekend. Voor prof. Dexters is het project de bekroning van een jarenlange voorbereiding. Voor de KU Leuven betekent het een flinke opsteker om de coördinerende instelling te zijn van dergelijk baanbrekend project. In april 2024 wordt het officiële startschot gegeven. In de praktijk zal veeleer sprake zijn van een doorstart want de samenwerking tussen de partners is al veel langer aan de gang.
Yves Persoons