4 minute read

ONGELIJK ONDERWIJS VOOR GELIJKE KANSEN

Terwijl op de arbeidsmarkt een ‘war on talent’ woedt, blijven in het Vlaamse onderwijs nog altijd hoogbegaafde leerlingen in de kou staan. Hoe stillen we hun leerhonger? En hoe zorgen we ervoor dat ze gemotiveerd blijven? In januari 2024 kwamen ruim 200 leraren, onderwijsbegeleiders en -ondersteuners, studieadviseurs en talentontwikkelaars hun licht opsteken tijdens de lerarendagen op de campussen Groep T en De Nayer.

Vorig schooljaar kregen 21.000 leerlingen in Vlaanderen een ‘label’, d.w.z. een attest dat toegang verleent tot extra zorg op school. Dat aantal is de voorbije drie jaren met meer dan 50% gestegen. De meningen hierover zijn verdeeld. Te veel volgens de enen, nog te weinig volgens de anderen. KU Leuven docente Kim Kiekens die in haar organisatie SPRING-STOF al vijf jaar cognitief sterke leerlingen begeleidt, heeft daar een eigen kijk op. “Wat opvalt, is dat bijna alle aandacht gaat naar wie lager scoort of presteert dan gemiddeld. Terwijl een kind met een IQ boven 130 net zoveel afwijkt van dat gemiddelde als een leeftijdsgenoot met een IQ minder dan 70. Voor deze laatste groep bestaan allerhande voorzieningen en speciale scholen. Voor wie zich aan de andere kant van het spectrum bevindt, is er quasi niets. Terwijl deze leerlingen evenzeer behoefte hebben aan onderwijs op maat, in kleine groepen en met ontwikkelingsgelijken.”

Onderpresteren

Wanneer is er sprake van hoogbegaafdheid? Kim legt uit: “In het buitenland maakt men een onderscheid tussen ‘moderately gifted’ (IQ tussen 130 en 144), ‘highly gifted’ (IQ tussen 145 en 159), ‘exceptionally gifted’ (IQ tussen 160 en 179) en ‘profoundly gifted’ (IQ boven 180). Om je een idee te geven wat dat betekent in aantallen: Leuven telt bijvoorbeeld 250 leerlingen met een IQ van 140 en meer. Zij leren twee tot drie maal sneller dan de gemiddelde scholier. Van die 250 hebben 50 een IQ van 150 en meer. Zij gaan tot vijf maal sneller. Er wordt aangenomen dat ongeveer 2,5% van de bevolking hoogbegaafd is. In Vlaanderen komt dat neer op 150.000 mensen. Dat is de bevolking van een flinke centrumstad. Ter vergelijking: Leuven telt 103.000 inwoners, Mechelen 87.000.”

Van hoogbegaafde kinderen wordt soms gedacht dat ze altijd uitzonderlijk presteren. Dat is volgens Kim lang niet altijd het geval. “Veel cognitief sterke leerlingen presteren net onder hun niveau omdat ze onvoldoende geprikkeld worden. Een ander fenomeen is het ‘onderleren’. Deze kinderen halen wel hoge punten maar ze verliezen de zin om te leren omdat er hen niets uitdagends wordt aangeboden. Ze hebben bovendien nooit leren plannen en kampen niet zelden met faalangst. Kinderen die jarenlang 10/10 scoren op elke toets ontwikkelen een onrealistisch zelfbeeld waaruit faalangst en onzekerheid ontstaan. Aangezien ze nooit geleerd hebben om fouten te maken, is er sprake aan aangeleerde faalangst.”

Gedrag

Bij tal van hoogbegaafden wordt tevens een asynchrone ontwikkeling vastgesteld. “Het is niet ongewoon dat een kind sociaal en emotioneel op een ander niveau functioneert als cognitief en andersom”, vertelt Kim. “Daardoor wordt vaak gedacht dat zulke kinderen een sociale of emotionele achterstand hebben. Uit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Wel lijden deze kinderen onder een omgeving die niet aangepast is aan hun gedrag. Hun reacties of net het gebrek eraan of boosheid uit frustratie worden dan soms geïnterpreteerd als symptomen van autisme of ADHD en bijgevolg verkeerd aangepakt.”

Een ander probleem is het taboe dat nog altijd op hoogbegaafdheid rust. “Veel leerlingen en ouders durven nog altijd niet naar buiten komen met cognitief talent”, aldus Kim. “Zulk taboe werkt net het onderpresteren in de hand. Kinderen conformeren zich aan wat van hen wordt verwacht, verdwijnen van de radar en blijven gefrustreerd achter. Dat het vooral de meisjes zijn die als eersten in hun schulp kruipen, maakt het des te erger. Gendergelijkheid zou daarom moeten beginnen in de kleuterklas.”

Topsport

Kim vergelijkt hoogbegaafdheid graag met topsport. “Voor sportief getalenteerde jongeren bestaan tal van faciliteiten, inclusief topsportscholen waar ze zich samen met ontwikkelingsgelijken kunnen ontplooien. Naar analogie hiermee hebben we ook topdenkklassen en -scholen nodig.” Versnellen, zo blijkt uit de literatuur, is de meest efficiënte onderwijsaanpassing. Daarbij kan het gaan om zowel jaarversnelling als specifieke vakversnelling. “Hoogbegaafde kinderen voelen zich doorgaans beter bij oudere leerlingen”, aldus Kim. “Hoewel het sinds een paar jaar mogelijk is om in het basis- en secundair onderwijs te versnellen zonder leeftijdsbeperkingen, maken nog te weinig leerlingen er gebruik van.”

Tot slot pleit Kim voor meer ongelijke opdrachten. “Het komt erop aan dat van elke leerling een gelijke inspanning wordt gevraagd i.p.v. een gelijke opdracht. Voor cognitief sterke leerlingen moet de lat hoger. Ongelijk onderwijs voor gelijke kansen zou een hoeksteen moeten zijn van elk diversiteitsbeleid.”

Yves Persoons

 www.spring-stof.be

This article is from: