Andere Tijden 2

Page 1


A NDERE T IJDEN

werkgroep geschiedenis

o.l.v. Luk Van den broeck

Aan wie uit dit boek of van de website wil kopiëren

Kopiëren zonder toestemming is strafbaar. De opbrengst van dit boek is bestemd om de kosten van de auteurs en de uitgever te dekken.

Uitgeverij Diligentia wil tonen dat het mogelijk is een goed en volledig pakket leermiddelen aan te bieden. Een uitgave op papier, een bordboek, digitaal materiaal ter ondersteuning van de les, extra oefen- en testmateriaal en nieuwe uitgaven ontwikkelen, vergen veel inspanningen van alle medewerkers.

Wij bieden alles aan tegen een correcte prijs waar iedereen recht op heeft.

Dat is alleen te realiseren als het copyright niet geschonden wordt.

Concept en lay-out: Diligentia Uitgeverij

Verantwoording beeldmateriaal

Alle grafiek, schema’s, tabellen, illustraties, video’s, animaties en digitale modules: e-ducate.me voor Diligentia Uitgeverij Foto’s: Shutterstock en beeldarchief Diligentia Uitgeverij e-ducate.me is een afdeling van Diligentia Uitgeverij

1ste druk 2022

© 2022 Diligentia Uitgeverij bvba Wondelgem

Wettelijk Depot D/2022/0067/16

ISBN 9789464205046

NUR 132

Andere Tijden 1 Leerwerkboek

Auteur: Van den broeck L.

Verantwoordelijke uitgever: Diligentia Uitgeverij, Industrieweg 122 A5 9032 Wondelgem, België www.diligentia-uitgeverij.be Alle rechten voorbehouden. Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande en schriftelijke toestemming van de uitgever. Bij de samenstelling van Andere Tijden 1 hebben wij teksten en illustraties ontleend waarvan wij de bron niet hebben kunnen achterhalen. Mogelijke rechthebbenden kunnen zich tot de uitgever wenden.

Andere Tijden 2 is een leerwerkboek met een interactieve online ondersteuning.

Lees mij

Beste leerling(e)

Andere Tijden is een leerwerkboek. Zoals de naam het zegt, is het tegelijk een leerboek en een werkboek, twee in één dus. Dit leerwerkboek wil je onze geschiedenis leren kennen op een wel heel speciale manier. In deze uitgave schetsen we het referentiekader van de geschiedenis en bestuderen we de mediterrane wereld, de Hellas en Rome.

Andere Tijden is zo gestructureerd dat je eerst een leerinhoud (teksten, afbeeldingen, figuren …) krijgt en daarna vragen en opdrachten. Elke les begint met een onderzoeksvraag of een vraag naar een probleem dat we willen onderzoeken. Daarna gaan we met allerlei opdrachten en oefeningen stukjes van het probleem ontrafelen om een verklaring te vinden. Elke vraag krijgt dus een antwoord nadat we alle documenten, afbeeldingen en figuren grondig bestudeerd hebben.

De nieuwe begrippen zijn in de tekst aangeduid in het blauw en worden uitgelegd in de rand. Elk thema sluit af met een beknopt overzicht en een verhalende samenvatting.

Andere Tijden hoort bij een interactieve online leersite die e-ducate.me wordt genoemd. Dat wil zeggen dat deze leermethode helemaal gemaakt is om zeer intens te gebruiken tijdens de lessen via het digitaal bord of scherm in de klas. Je leraar/lerares zal daarbij gebruik maken van heel veel originele en verrassende tekeningen, schema’s, schetsen, tabellen, foto’s enz., maar ook van beelden met beweging, filmpjes en video’s. Thuis kan je alles opnieuw bekijken en naar hartenlust oefeningen maken.

We wensen je vooral veel leerplezier met Andere Tijden 2!

Hoe werk je met ANDERE TIJDEN 2?

Tweeledige structuur

Dit leerwerkboek is als volgt opgevat: op de linkerbladzijde vind je steeds de leerinhouden (wat je moet leren), op de rechterbladzijde wordt de leerstof verwerkt (wat je moet doen) in de vorm van vragen en opdrachten die je helpen de leerinhouden te onthouden, begrijpen, analyseren, toepassen en beoordelen.

Afbeeldingen

Foto’s, tekeningen, illustraties, schema’s ... bevatten net als teksten een stukje informatie die je moet ontdekken om de opdrachten uit te voeren. Wat je moet leren wordt hierdoor ook aanschouwelijk en helpt je om een duidelijk beeld van het verleden te krijgen.

Ruimtelijk kader

Gebeurtenissen en situaties uit het verleden kunnen op aardrijkskundige kaarten voorgesteld worden.

Tijdens de slag bij Salamis in 480 v.Chr., die beslissend zou blijken voor de uitslag van de Tweede Perzische Oorlog tussen de Griekse stadstaten en Perzië onder Xerxes, werd het belang van strategisch vernuft tegenover puur numeriek overwicht uitgespeeld. De Perzen, met veel meer en grotere schepen dan de Grieken, kwamen vast te zitten in de nauwe zee-engte tussen het eiland Salamis en Piraeus. Hierdoor werden ze gemakkelijk in de pan gehakt door de kleinere en wendbaardere Griekse schepen. Xerxes, in zijn overmoed, was zo zeker van een overwinning dat hij niks van de strijd wou missen. Hiertoe liet hij een troon opstellen op de helling van de berg Aigaleo, vanwaaruit hij het hele gebeuren kon overzien.

Grieken tegen Grieken

Teksten

Dit zijn geschreven bronnen uit onze tijd of uit de tijd die je bestudeert. Ze verschaffen de informatie die nodig is om een antwoord te vinden op de historische vragen.

Al snel na de Perzische Oorlogen stichten 200 zeevarende poleis de Delisch-Attische Zeebond (478-477 v.Chr.) onder leiding van Athene als schild tegen de Perzen. Zij stellen ofwel schepen ter beschikking of betalen een bijdrage. Het centrum was het eiland Delos waar ook de bondskas wordt bewaard. Als die later naar het Parthenon wordt overgebracht, ziet Athene de kans om de Zeebond te gebruiken voor de uitbouw van zijn macht. Verscheidene poleis verspeelden hun onafhankelijkheid, de bondsbelasting werd verhoogd en Athene wendt de gelden aan voor het optrekken van gebouwen en tempels op de eigen Akropolis, of voor de verfraaiing van de stad. Sparta ziet wantrouwig de macht van Athene toenemen en versterkt de Peloponnesische Bond. De twee machtsblokken staan tegenover elkaar in de Peloponnesische Oorlog (431-404 v.Chr.) waarbij Sparta wint: Athene moet zijn muren afbreken en zijn vloot ontmantelen. Sparta wordt de nieuwe leider, maar zal op zijn beurt verslagen worden door Thebe (371 v.Chr.).

82 I Klassiek Griekenland

Historische kaarten

Met deze kaarten worden vaak situaties met een ingewikkeld verloop voorgesteld. Een legende helpt je te begrijpen wat, waar, wanneer en hoe iets zich voordeed.

senaatspartij

Historische vraag

Elke les begint met een onderzoeksvraag waarmee je iets wilt te weten komen over het verleden. Soms worden meerdere vragen gesteld over hetzelfde onderwerp om iets uit te diepen.

Lestitel

De lestitel zegt kort en krachtig wat het lesonderwerp inhoudt. Enkele inleidende zinnen schetsen de context van het onderwerp in het geheel van de periode die je bestudeert.

De Republiek in verval 4

VRAAG 8

Hoe ging de Republiek ten onder?

vogelvrijverklaring(= proscriptie) iemand buiten de bescherming van de wet stellen met verlies van mensenrechten zoals bezit en burgerrecht

Opdracht

Om een antwoord op een historische vraag te vinden, moet je opdrachten uitvoeren. Wat je hieruit leert, is meteen ook een stukje van de leerstof.

De laatste eeuw van de Republiek was een tijd vol onrust door de diepe kloof tussen arm en rijk. De politiek kon of wilde dit probleem niet oplossen. Legeraanvoerders vochten om de macht, maar dat ontspoorde in burgeroorlogen die het einde van de Republiek veroorzaakten.

OPDRACHT 9 Ga na hoe de Romeinse samenleving in crisis verzeilde. 1 a Hoe ontwrichtte het langdurig oorlogvoeren de Romeinse samenleving? Doc 7

b Schrap wat niet past.

De Senaat als hoogste bestuursorgaan was erg verdeeld / eensgezind over de aanpak van het probleem. De Volkspartij eiste toepassing van vroegere wetten / Akkerwet gratis staatsgrond. De Senaatspartij wilde sociale hervormingen / geen Akkerwet Burgerrecht voor iedereen werd gevraagd door het volk / de Senaat / de bondgenoten. 2 a Legeraanvoerders wilden zelf politieke macht en voerden oorlog tegen elkaar.

Onderstreep in de tekst met kleur de namen van de winnaars van de burgeroorlogen. b Hoe eindigde deze periode?

Antonius - Lepidus- Octavianus derde burgeroorlog periode (133- 31 v.Chr.)

Tijdlijn en tijdband

tweede burgeroorlog

Crassus - Pompejus - Julius Caesar

1ste driemanschap

2de driemanschap

HERSTELD SENAAT DICTATUUR MILITAIRE 83 73 63 53 43 3127

samen aan de macht

SENAAT UITGESCHAKELD

Begrippen

Na het aftreden van Sulla kregen de bondgenoten toch burgerrechten, maar drie machtige mannen sloten in 60 v.Chr. een bondgenootschap (een triumviraat) met afspraken om de invloed van de Senaat aan banden te leggen. Niets in de Romeinse politiek zou nog gebeuren zonder hun instemming. Crassus dankte zijn politiek aanzien aan zijn rijkdom, maar hij sneuvelde enkele jaren later in een oorlog tegen de Parthen in het oosten. Zo viel het driemanschap uiteen en stonden de twee andere mannen die beiden streefden naar het leider- schap over de Romeinse staat, tegenover elkaar: Pompejus had tal van militaire successen behaald en had o.a. de Middellandse Zee gezuiverd van piraten op een spectaculaire manier. Julius Caesar had roem en aanzien verworven door de verovering van Gallia (59-51 v.Chr). Toen hij de legioenen niet wilde ontbinden bij zijn terugkeer, werd Pompejus aangesteld als dictator. In 48 v.Chr. stonden de twee Romeinse legers tegenover elkaar in de slag bij Pharsalus en leed Pompejus een nederlaag. Hij vluchtte na Egypte waar hij werd vermoord toen hij daar voet aan wal zette.

Alle nieuwe begrippen staan in vetjes en in kleur in de tekst. Ze worden uitgelegd in de rand op de rechterbladzijde ter hoogte van de plaats waar ze voorkomen.

strijd om alleenheerschappij

ONDERGANG VAN DE REPUBLIEK

Caesar was nu in feite alleenheerser, maar hij liet ogenschijn- lijk de Republiek bestaan. De Senaat maakte hem dictator voor 10 jaar. Tegenstanders vreesden dat hij zich tot koning zou uitroepen in de zin van de laatste Etruskische koning. Om de Republiek te redden, beraamden zij een samenzwe- ring. Caesar werd neergestoken in 44 v.Chr. op de trappen van de senaat! Een nieuw triumviraat ontstond tussen Antonius vertrouweling en officier van Caesar, Octavianus, een erfge- naam en neef van Caesar en Lepidus, de bevelhebber van de cavalerie. De samenzweerders worden vervolgd en uitgescha- keld. Nadien werd Lepidus afgezet en de twee overblijvers werden rivalen. Als Antonius een politieke liefdesaffaire begint met de Egyptische koningin Cleopatra en haar kinderen grote delen van het Romeinse Rijk belooft, wordt hij staatsgevaarlijk. Octavianus verslaat hem in een zeeslag bij Actium in 31 v.Chr. Antonius en Cleopatra plegen zelfmoord en Egypte wordt ingelijfd als nieuwe provincie. Zo eindigden de uitputtende burgeroorlogen, maar ook de Republiek ging ten onder.

Samenhang

Vijf eeuwen Romeinse Republiek I 187

Elk deel sluit af met een samenvatting, geschreven in eenvoudige taal. Hierdoor wordt de historische samenhang tussen de grote delen van elke periode duidelijk.

Op een tijdlijn of tijdband worden periodes, gebeurtenissen of situaties uit het verleden chronologisch geordend. Zo hou je het verleden overzichtelijk.

Leestekst

De leerstof wordt af en toe afgewisseld met een langere leestekst. Geen leerstof, gewoon interessant.

Overzicht

Na elk deel wordt de structuur van de behandelde leerstof schematisch weergegeven in een aantrekkelijke voorstelling.

Registratie

1. Ga naar de website van e-ducate.me (https://e-ducate.me) en klik rechtsboven op Registreren (1)

2. Vul de gevraagde gegevens in (2). Vul je e-mailadres correct in! Noteer ergens je gebruikersnaam en wachtwoord. Je hebt dit nodig om gebruik te kunnen maken van de digitale modules en oefeningen van e-ducate.me

3. Klik op bevestigen (3)

4. Open de activatiemail. Je zult een mail ontvangen met een knop om jouw account te activeren. Als je de mail niet ontvangen hebt, controleer dan of hij niet bij de ongewenste mail is terecht gekomen.

5. Klik op de knop in de mail. Jouw account is nu actief.

Aanmelden

6. Ga naar de website van e-ducate.me
7. Klik rechtsboven op Aanmelden (4).
8. Typ de gebruikersnaam en het wachtwoord (5) in dat je opgaf bij de registratie.
9. Klik op aanmelden (6). Je bent nu aangemeld op e-ducate.me

Koppel jezelf aan jouw school

Na het aanmelden ben je nog niet verbonden met een school.

Klik links in het menu op SCHOOL (7). Er zal een webpagina geladen worden waarmee je kunt aangeven dat je een leerling bent, je school kunt opgeven en selecteren in welke klas je zit (staat jouw klas er nog niet bij, dan kun je toch verbinding maken met een school). Let erop dat je geen verkeerde gegevens doorgeeft! Dat kan leiden tot verlies van de toegang tot e-ducate.me en alles wat ermee verbonden is.

Klik op VERBIND MIJ MET DEZE SCHOOL (8).

Aangemeld zonder klas

10. Als je bent aanmeld zonder klas, kun je op een later moment nog aangeven in welke klas je zit. Klik hiervoor links in het menu op SCHOOL (9) en daarna in het submenu op KLAS (10).

11. Selecteer de klas uit de lijst (11).

12. Klik op BEVESTIGEN (12). Hierna ben je toegevoegd aan een klas.

Het vak activeren

13. Klik links in het menu op ACTIVATIECODE (13).

14. Voer de code (14) in die je op de binnenzijde van de kaft terugvindt.

15. Klik op REGISTREER (15). Het vak zal nu zichtbaar zijn in het overzicht.

Opgelet: na activatie is je licentie 1 jaar geldig.

Terugblik

Vraag 1 Weet je dit nog ...? 5

HERHALINGSTEST 1 Maak het onderscheid: verleden - voorgeschiedenis - geschiedenis. 5

HERHALINGSTEST 2 Benoem de soor ten bronnen van de geschiedenis. 5

HERHALINGSTEST 3 Noem de tijdseenheden en stel de tijd voor op een lijn. 5

HERHALINGSTEST 4 Orden de zeven tijden van de geschiedenis in hun tijdskader. 7

HERHALINGSTEST 5 Vul aan met de ruimte waarin de geschiedenis zich afspeelt. 7

HERHALINGSTEST 6 Groepeer alles wat mensen doen in vier domeinen. 7

HERHALINGSTEST 7 Situeer de bronnen in de tijd, de ruimte en het domein. 9

HERHALINGSTEST 8 Vul het referentiekader van de geschiedenis aan. 10

Even opfrissen ...

Bij het begin van dit nieuwe schooljaar blikken we eerst even terug ... om daarna nieuwsgierig verder te gaan.

Dit waren de vragen die we ons stelden en de antwoorden die we te weten kwamen:

1. Wat is het verschil tussen verleden - voorgeschiedenis - geschiedenis?

In het kijken naar vroeger maken we een onderscheid tussen datgene wat vroeger gebeurd is (verleden), wat we weten over wat voorbij is zonder geschriften (voorgeschiedenis) en wat we weten van een volk door de geschreven bronnen (geschiedenis).

BRONNEN

2. Welke sporen laat het verleden ons na?

De sporen van het verleden noemen we historische bronnen.

3. Hoe wordt de tijd ingedeeld?

De tijd wordt ingedeeld in eenheden (dag, jaar, decennium, eeuw, millennium) waarmee de tijd geteld wordt en het verloop kan voorgesteld worden op een tijdlijn of een tijdband.

soorten geschreven bronnen teksten documenten

ongeschreven bronnen mondelinge getuigenissen materiële overblijfselen werken gebaseerd op primaire bronnen secundaire bronnen

4. Hoe wordt de tijd voorgesteld?

Door de tijd in te delen en te rekenen (tellen) vanaf een vast punt ontstaat een tijdrekening.

tijdrekeningen

christelijke tijdrekening met vertrekpunt geboorte van Christus = 1 tijd vóór Chr. / na Chr. andere tijdrekeningen: Griekse, Romeinse, joodse, islamitische tijdsindeling jaar, decennium, eeuw, millennium tijdlijn de tijd voorstellen met een tijdlijn de gebeurtenissen in chronologische volgorde plaatsen

VRAAG 1

Weet je dit nog ...?

Terugblik

Verleden en geschiedenis is niet hetzelfde. Wat voorbij is, is verleden. Geschiedenis is meer dan wat achter ons ligt. Geschiedenis (de historie) is een verhaal dat het verleden getrouw in beeld probeert te brengen op basis van informatie uit allerlei bronnen of sporen van dat verleden.

HERHALINGSTEST 1 Maak het onderscheid: verleden - voorgeschiedenis - geschiedenis. Kruis aan wat juist is:

Verleden is ...

alles wat voorbij is wat mensen niet meer weten over vroeger

Voorgeschiedenis is ... de tijd zonder geschreven bronnen over een volk wat niet behoort tot de geschiedenis

Geschiedenis is ...

historische bron alles wat uit het verleden tot ons komt en waarmee de geschiedenis van mensen kan worden samengesteld

een verhaal over vroeger op basis van bronnen wat mensen zich nog herinneren over het verleden

HERHALINGSTEST 2 Benoem de soorten bronnen van de geschiedenis.

1 a Uit een historische bron wordt water / geschiedenis geput.

b Er zijn bronnen met tekst en bronnen zonder tekst.

Benoem de bronnen en geef twee voorbeelden van iedere soort.

bronnen bronnen

2 Alle bronnen kunnen primaire of secundaire bronnen zijn. Leg het verschil uit.

• primaire bron:

• secundaire bron:

3 Welke vragen kun je stellen om de betrouwbaarheid van een bron te onderzoeken?

De vier W-vragen om een bron te beoordelen zijn:

HERHALINGSTEST 3 Noem de tijdseenheden en stel de tijd voor op een tijdlijn.

1 De geschiedenis maakt gebruik van verschillende tijdsindelingen.

a Hoe noem je een tijdseenheid met de duur van ... ? • 365/366 dagen :

• 10 jaar:

• 100 jaar:

• 1000 jaar:

b Is een tijdsindeling van de tijd voor en tijd na Christus steeds even lang? ja/nee

c Bepaal het begin- en eindjaar van de 1ste eeuw vóór Christus en na Christus.

• de 1ste eeuw v.Chr. begint met het jaar v.Chr. en eindigt met het jaar

• de 1ste eeuw na Chr. begint met het jaar en eindigt met het jaar

d Het beginjaar van elke eeuw na Chr. eindigt op 00 / 1 of 01

Het eindjaar eindigt op 99 / 00 .

5. Hoe situeren we het verleden in de historische ruimte?

RUIMTE

mondiaal / regionaal / lokaal landelijk / stedelijk maritiem / continentaal

De plaats waar iets gebeurt, bevindt zich in een kleine of grote historische ruimte: de wereld, een werelddeel, een land, een streek, een stad

6. Hoe wordt het verleden geordend in domeinen?

Door feiten en gebeurtenissen uit het verleden en alles wat mensen deden te ordenen volgens soort of kenmerken. Samenhangende deeldomeinen (aspecten) vormen een groot domein van de samenleving.

tijdlijn en tijdband een horizontale of verticale lijn of band met een vertrekpunt voor de telling van de tijd en een pijl voor het verloop van de tijd scharnier- of kantelmoment het begin of het einde van een andere tijd, aangegeven met een belangrijke gebeurtenis

• Waarom is dat zo?

• Toon dit aan met het eerste en het laatste jaar van de: 15de eeuw voor Christus 15de eeuw na Christus

• begin: v.Chr. • einde: v.Chr. • begin: • einde:

2 Een tijdlijn heeft drie kenmerken: een pijl die het verloop van de tijd aangeeft, het vertrekpunt van de jaartelling en een tijdsindeling (jaren/eeuwen). Zonder deze kenmerken is een lijn een gewoon lijnstuk.

a Teken een tijdlijn en noteer de kenmerken op de gepaste plaats.

b Benoem het vertrekpunt. Schrijf VOOR en NA op de juiste plaats.

De tijd VOOR het vertrekpunt telt af / telt op naar het vertrekpunt.

De tijd NA het vertrekpunt telt af / telt op naar de pijl.

HERHALINGSTEST 4 Orden de zeven tijden van de geschiedenis in hun tijdskader.

1 Noteer bij de jaartallen de naam van de historische periode.

2 Hoe wordt het tijdstip (rechts van het kader) genoemd waarop een andere tijd aanbreekt? Het begin (of einde) van een andere tijd is een

... tot 3500 v.Chr. het eerste schrift ontstaat

ca. 3500 - 800 v.Chr. de stroomculturen ontstaan

ca. 800 v.Chr. - 500 begin van Griekenland en Rome

ca. 500 - 1450 val van het West-Romeinse Rijk ca. 1450 - 1750 val van het Oost-Romeinse Rijk

ca. 1750 - 1945 begin van de industrialisatie

ca. 1945 - nu einde Tweede Wereldoorlog

HERHALINGSTEST 5 Vul aan met de ruimte waarin de geschiedenis zich afspeelt. land of zee stad of platteland niveau ruimte ruimte ruimte ruimte ruimte ruimte ruimte

HERHALINGSTEST 6 Groepeer alles wat mensen doen in vier domeinen. Welk samenlevingsdomein past bij het antwoord op de volgende vragen?

• Wie bestuurt de samenleving? =

• Hoe voorziet de mens in zijn levensnoodzakelijke behoeften? =

• Hoe leven mensen samen met andere mensen? =

• Hoe is de mens creatief bezig? =

Historische bronnen in tijd en ruimte

Bron 1 Piramiden van Gizeh (Egypte, ca. 2550 v.Chr.)
Bron 3 Notre Dame (Parijs, 12de-14de eeuw)
Bron 5 Tafereel uit het graf van een rijke Egyptenaar (ca. 1250 v.Chr.)
Bron 2 Standaard van Ur (Mesopotamië, ca. 2600 v.Chr.)
Bron 4 Michelangelo, God schept Adam (1511)
Bron 6 Howard Carter in het graf van Toet-Anch-Amon (1922)
Bron 8 Steen van Rosetta (196 v.Chr., ontdekt in 1799)
Bron 7 Charles Darwin, Over de oorsprong van de soorten (1869)

referentiekader het kader van de geschiedenis. Feiten, gebeurtenissen en alles wat mensen doen, gesitueerd in een tijd en op een bepaalde plaats en in een domein van de samenleving.

HERHALINGSTEST 7 Situeer de bronnen in de tijd, de ruimte en het domein. Om onze weg te vinden in het verleden moeten we een feit kunnen situeren in de tijd, de ruimte of een plaats en een samenlevingsdomein.

Situeer de bronnen op de linkerbladzijde binnen dit referentiekader. Bepaal telkens eerst of het gaat om een primaire of secundaire bron.

Bron 1 primair/ secundair

Bron 2 primair/ secundair

Bron 3 primair/ secundair

Bron 4 primair/ secundair

Bron 5 primair/ secundair

Bron 6 primair/ secundair

Bron 7 primair/ secundair

Bron 8 primair/ secundair

Tijd Ruimte Domein

HERHALINGSTEST 8 Vul het referentiekader van de geschiedenis aan.

365/366 dagen 10 jaar 100 jaar 1000 jaar

DOMEINEN TIJD niveaus soort tijden of periodes oorsprong indeling tijdrekening

RUIMTE BRONNEN

1 De naam kennen van het gebied waar de klassieke geschiedenis zich afspeelt en kunnen situeren op een kaart.

2 Weten in welke periode de geschiedenis van het oude Griekenland zich afspeelde en die kunnen voorstellen op een tijdlijn.

3 Het gebied rond de Middellandse Zee in twee bekkens verdelen op een kaart en hun naam erbij vermelden.

4 De culturen die ontstaan in de twee delen van de Middellandse Zee noemen en op de gepaste plaats noteren op de kaart.

5 Het k limaat van de mediterrane wereld typeren en de kenmerken van de winter en de zomer geven.

6 De denkbeeldige vegetatiegrens met de rest van Europa noemen en verklaren.

7 Het reliëf van de mediterrane wereld met twee woorden typeren.

8 Op de aardrijkskundige kaarten van de Griekse wereld en het Italisch schiereiland telkens tien plaatsen aanduiden.

9 Een vergelijking maken tussen de twee delen van de Middellandse Zee op basis van aardrijkskundige kenmerken.

10 De volkeren die leven in de periferie van de antieke wereld kunnen noemen en aanwijzen op de kaart.

11 De twee oudste culturen van Europa kunnen noemen, gezamenlijk benoemen en situeren in hun gebied.

12 De twee bronnen voor de geschiedenis van de Egeïsche beschavingen kunnen vermelden.

13 Uitleggen welke de kenmerken zijn van Griekse mythen en hoe we ze moeten begrijpen.

14 Het verband aantonen tussen de mythen van Kreta en de archeologie.

15 Enkele vondsten noemen van de Minoïsche cultuur en het karakter van die beschaving toelichten.

16 Uitleg geven over de herkomst van de eerste Grieken, wie ze zijn en waar ze zich vestigden.

17 Het belangrijkste kenmerk van de Myceense samenleving kunnen noemen en op een tekening toelichten.

18 Twee historische feiten uit de geschiedenis van deze vroege Grieken op een tijdlijn aanbrengen met de data.

19 Enkele vondsten noemen van de Myceense cultuur en het karakter van deze beschaving toelichten.

20 De gebeurtenis noemen die het einde van de eerste Griekse beschaving verklaart en aangeven wat het belangrijkste gevolg daarvan was.

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren.

OPDRACHT

1, 3, 4, 7, 9

Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

OPDRACHT 1, 3, 4, 6, 9

OPDRACHT 1, 3, 4, 8

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

OPDRACHT 2, 3, 5, 6, 9, 10

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

OPDRACHT 5, 8, 9, 10

OPDRACHT

Het decor van de klassieke oudheid

0 250 500 km

Romeinse beschaving westelijk bekken Griekse beschaving oostelijk bekken

Het Middellandse Zeegebied

Fig. 1.1 Kalamia Beach, Ionische eilanden (Griekenland)
Fig. 1.3 Olijfolie (Spanje)
Fig. 1.5 Citrusvruchten
Fig. 1.2 Vlam Olympische Spelen (Athene, 2020)
Fig. 1.4 Talenonderwijs
Fig. 1.6 Colosseum (Rome)

Verkenning van de mediterrane wereld 1

De klassieke oudheid is de tijd die beheerst wordt door de geschiedenis van de oude Grieken en de Romeinen. De plaats waar die zich afspeelt, verschuift nu helemaal van het oude Nabije Oosten naar het Middellandse Zeegebied. We verkennen eerst deze nieuwe historische ruimte.

VRAAG 1

Hoe kennen wij het

Middellandse

Zeegebied?

VRAAG 2

Welke zijn de natuurlijke kenmerken van de mediterrane wereld?

OPDRACHT 1 Verken de historische ruimte rond de Middellandse Zee. Doc 1

Het Middellandse Zeegebied is verdeeld in twee bekkens die grotendeels overeenstemmen met de beschavingen of culturen die er ontstaan.

a Schrijf aan de juiste kant: westelijk bekken en oostelijk bekken.

b Noteer in deze gebieden de naam van de beschavingen die er ontstaan: de Griekse beschaving (oostelijk bekken) en de Romeinse beschaving (westelijk bekken).

OPDRACHT 2 Zoek de sporen van de antieke oudheid.

1 Op welke manieren kennen wij vandaag het Middellandse Zeegebied en de klassieke oudheid? Laat je inspireren door de foto's links en vul aan met eigen voorbeelden.

• landbouwproducten:

• toerisme en cultuur:

• spor t:

• talenonder wijs:

2 Hoe wordt het Middellandse Zeegebied nog genoemd?

OPDRACHT 3 Verken het mediterrane klimaat.

1 Onderzoek de kaart van het klimaat in Europa. (Fig. ).

Welk klimaattype kun je toeschrijven aan Zuid-Europa? Doorstreep wat niet past. koud / warmgematigd landklimaat koud / warmgematigd zeeklimaat

2 Bestudeer het klimatogram van Napels in het mediterrane zeeklimaat en vul aan.

• zomer: en • winter:

koudgematigd landklimaat koelgematigd landklimaat koelgematigd zeeklimaat warmgematigd zeeklimaat woestijnklimaat bergklimaat neerslaggrens (olijfgrens)

Klimatogram van Napels temperatuurcurve neerslagcurve warmgematigd zeeklimaat klimaat met droge, warme zomermaanden van 10 °C of meer en natte herfst- en wintermaanden

neerslaggrens of olijfgrens grens tussen het milde zeeklimaat in het zuiden en het koele tot koude landklimaat in de rest van Europa. Boven deze grens kan de olijfboom niet groeien. Hij is gewapend met harde bladeren tegen de hitte, die ook het water vasthouden van de natte winters.

Middellandse
Fig. 1.7 Het klimaat in Europa

Bergen en zeeën

De geschiedenis van Griekenland en Rome wordt erg beïnvloed door het grillige reliëf dat het gebied van deze beschavingen kenmerkt. Italië is een schiereiland midden in de Middellandse Zee, omringd door de Adriatische Zee, de Ionische Zee en de Tyrreense Zee. De Apennijnen vormen de ruggengraat die het land verdelen in een bergland met herders en vlakke vruchtbare streken met boeren in de Povlakte en het westen. Griekenland is eveneens een bergachtig schiereiland met grillige kusten en honderden eilanden die de verbindingsweg zijn met de kusten van Klein-Azië. Kreta in het zuiden van de Egeïsche Zee is het grootste eiland en komt het eerst tot bloei. De valleien van het vasteland zijn klein, hebben een schrale bodem en verplichten de mensen in kleine groepen te leven. Onvoldoende bestaansmiddelen doen de bevolking al vroeg uitwijken naar andere gebieden.

Fig. 1.8 Oro-hydrografische kaart van Europa en het Middellandse Zeegebied

Volkeren in de periferie van de antieke wereld

Iberiërs (Spanje, Portugal) vermengen zich vanaf de 4de eeuw v.Chr. met Kelten die het gebied binnenkomen vanuit Centraal-Europa.

Kelten of Germanen zwermen uit over Europa vanaf de 8ste eeuw v.Chr.

Rome

Iberisch Schiereiland

Romeinse Rijk van de stichting van Rome in 753 v.Chr. tot de grootste omvang in de 1ste eeuw

Mesopotamië In Tweestromenland langs de Tigris en de Eufraat ontstaat de eerste stroomcultuur of beschaving vanaf 3500 v.Chr.

Zwarte Zee

Griekse Wereld

Middellandse Zee

Egypte Fenicië

Minoïsche beschaving op Kreta paleizencultuur 2000-1450 v.Chr.

Feniciërs leven in kleine stadstaten aan de oostkust vanaf 2000 v.Chr.

het oude Egypte farao's van 3500 tot 30 v.Chr., vreemde bezetters vanaf de 8ste eeuw v.Chr.

OPDRACHT 4 Verken het mediterrane reliëf.

1 Welke twee aardrijkskundige eigenschappen zijn heel opvallend voor de hele mediterrane wereld? Doc 2 en

2 Bestudeer de aardrijkskundige kaarten hieronder van het Italisch schiereiland Doc 3 en de Griekse wereld Doc 4

a Noteer de cijfers op de gepaste plaats b Noteer de cijfers op de gepaste plaats in in het Italisch schiereiland. de Griekse wereld.

1 Middellandse Zee

2 Adriatische Zee

3 Ionische Zee

4 Tyrreense Zee

5 Alpen

6 Apennijnen

7 Tiber

8 Po(vlakte)

9 Sicilië

10 Rome

1 M iddellandse Zee

2 Egeïsche Zee

3 Zwarte Zee

4 Griekse vasteland

5 Peloponnesus

6 Klein-Azië

7 Kreta

8 Troje

9 Athene

10 Spar ta

Het Italisch schiereiland De Griekse wereld

OPDRACHT 5 Vergelijk het westelijk en het oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Doorstreep wat niet juist is.

Kenmerkenwestelijk bekken oostelijk bekken

gebied Italisch schiereiland / Griekse wereld Italisch schiereiland / Griekse wereld landschap kleine / grote vruchtbare vlaktenkleine / grote vruchtbare vlakten eilanden veel / weinig veel / weinig kust eerder recht / grillig eerder recht / grillig reliëf bergachtig / vlak bergachtig / vlak

• samenleven in kleine / grote groepen

gevolgen

• gericht op de zee / op het land

• kleine / grote landbouwopbrengsten

• samenleven in kleine / grote groepen

• gericht op de zee / op het land

• kleine / grote landbouwopbrengsten

Doc 3
Doc 4

De oudste cultuur van Europa, de Minoïsche beschaving, ontstond op het eiland Kreta. In hetzelfde gebied vestigden zich ook de eerste Grieken op het vasteland: ze brachten er de Myceense beschaving tot stand. Beide culturen gingen de klassieke oudheid vooraf, maar ze legden wel de fundamenten van een nieuwe historische tijd vanaf 800 v.Chr.

Koningen in paleizen op Kreta

Het paleis van Knossos ligt in de vallei van de rivier Kairatos die door Knossos loopt en uitmondt in de haven aan de zee. In de Minoïsche tijd waren de omliggende heuvels bedekt met eiken en cipressen. De voortdurende bewoning van dit gebied vanaf zowat 7000 v.Chr. heeft voor grote veranderingen gezorgd in het natuurlijke milieu waardoor het moeilijk is ons nu een voorstelling te maken van het landschap in die tijd. Dit majestueuze paleis wordt toegeschreven aan de legendarische koning Minos. Ook Phaistos in het zuiden van het eiland had een paleis en een haven, maar op een tiental andere plaatsen zijn er nog paleizen te vinden die wachten op opgraving. In de samenleving op Kreta speelden de paleizen een grote rol zodat we kunnen zeggen dat de Minoïsche beschaving een paleizencultuur was.

Fig. 2.1 Het paleis van de legendarische koning Minos in Knossos op Kreta
Fig. 2.2 Voorraadmagazijn (boven) en grondplan van het door A. Evans opgegraven paleis (r)

Egeïsche beschavingen 2

De eerste culturen van Europa waren Egeïsche beschavingen. Wat we erover weten, komt voort uit twee soorten bronnen: de mythen van de Grieken en de archeologie. Geschiedenis en het mythologisch verleden lopen voor de oudste Grieken door elkaar heen.

2.1 Minoïsche paleizen

VRAAG 3

Wat zijn mythen?

mythe oorspronkelijke betekenis: gesproken woord of vertelling. In de Griekse prehistorie werden mythen mondeling overgeleverd. Ook zangers trokken rond om de verhalen over goden, halfgoden en helden te verspreiden.

Teksten in een kadertje zoals hier over de mythen, geven achtergrondsinformatie met een universele betekenis. Zo komen mythen en sagen (volksverhalen) voor bij alle volkeren en in alle tijden. Ze zijn vaak onmisbaar - zoals hier bij de Grieken - om de cultuur van een tijd of een volk te begrijpen.

OPDRACHT 6 Maak kennis met mythen.

1 Lees de informatieve tekst over mythen. Herlees en onderstreep tien kernbegrippen. Mythen zijn vertellingen die verklaren hoe de kosmos, de wereld, de natuurverschijnselen zijn ontstaan in de loop van een onbepaald verleden tijd. Die verhalen zeggen ook veel over de vertellers: wie ze zijn, wat ze denken en doen en wat hun plaats is tussen de andere volken. In de mythologische verhalen komen almachtige en onsterfelijke goden, halfgoden, helden, dieren en denkbeeldige vreemde wezens voor op wie de tijd geen vat heeft. Mensen zijn afhankelijk van hen want al die personages beschikken vaak over bovenmenselijke eigenschappen. Wat in de godenwereld gebeurt, verklaart ook wat in de mensenwereld anders onverklaarbaar is. Goden komen ook tussen in oude, bijna vergeten historische gebeurtenissen. Zo worden gebeurtenissen tot mythe verheven. Aan mythen wordt geloof gehecht: binnen de gemeenschap waarin de mythen worden overgeleverd, zijn ze geloof en geschiedenis tegelijk.

2 a Kenmerken van een mythe. Kleur groen wat juist is en rood wat fout is. tovenaars, feeën goden, helden vreemde wezens onbepaald verleden historische tijd bekende tijd vertelling geloof werkelijkheid verklaren, uitleggen andere volken bovenmenselijk b Zeg in je eigen woorden wat een mythe is.

VRAAG 4

Wat zeggen de mythen over Kreta?

OPDRACHT 7 Ga na wat Griekse mythen vertellen over Kreta.

1 a Athene was schatplichtig aan Kreta. Ooit werd in een twist de zoon van de koning van Kreta gedood. Nu moesten de Atheners om de drie jaar koningskinderen als voedsel voor een monster naar Kreta brengen. Lees hoe ze verlost raakten van die zware last. Theseus, zoon van de koning van Athene, liet zich vrijwillig naar Kreta brengen, met als doel de Minotaurus te doden. Hij sprak met zijn vader af de zwarte zeilen op zijn schip te vervangen door witte bij zijn terugkeer. Dan zou hij van grote afstand kunnen zien dat zijn zoon het overleefd had en dat hij de Minotaurus had verslagen. Theseus kreeg bij zijn avontuur in het labyrint hulp van Ariadne, de dochter van koning Minos, die verliefd op hem was geworden. Ze gaf Theseus een klos garen, zodat hij later de weg terug zou kunnen vinden. Theseus ging het labyrint binnen, rolde de draad van Ariadne af en doodde de Minotaurus met het zwaard dat hij van zijn vader Aegeus had gekregen. Op de terugweg vergat Theseus de zeilen te verwisselen. Toen zijn vader het schip met zwarte zeilen zag aankomen, dacht hij dat zijn enige en zeer geliefde zoon dood was. Overmand door verdriet en wanhoop sprong de koning in zee en verdronk. Theseus werd koning van Athene en besloot de zee, waarin koning Aegeus verdronken was, de Egeïsche Zee te noemen.

Fig. 2.3 Theseus doodt de Minotaurus

Opkomst

De eerste bewoners van Kreta kwamen waarschijnlijk uit Anatolië (Klein-Azië) toen de boeren er vertrokken richting Europa na 7000 v.Chr. en zich vestigden op de kusten van het eiland. De kleine nederzettingen groeiden op heel wat plaatsen geleidelijk uit tot grote wooncentra en kleine steden. De vruchtbare grond van Kreta leverde graan, wijn en olie. Echte welvaart kwam er mettertijd door handel te drijven met andere steden uit het Middellandse Zeegebied, o.a. met Griekenland, Egypte en Fenicië.

De Britse archeoloog Arthur Evans deed in de periode 1900-1931 grootscheepse opgravingen op Kreta en legde het 'paleis' van Knossos bloot. Hij noemde deze cultuur de Minoïsche beschaving naar Minos, de koning uit de mythen. Deze beschaving was waarschijnlijk vredelievend, want de bouwwerken werden niet beschermd met verdedigingsmuren.

Deze activiteit was geconcentreerd rond bouwwerken die door hun omvang en rijkdom 'paleizen' werden genoemd door de latere ontdekkers. Uit de aanwezigheid van grote voorraadmagazijnen en een vroeg beeldschrift op kleitabletten - dat slechts gedeeltelijk is ontcijferd - met voorraadlijsten, blijkt dat de paleizen economische centra waren. Het schrift versterkt ook het vermoeden dat de Kretenzers een geordende maatschappij hadden met koningen aan de top en dat de paleizen de bestuurscentra waren.

Ondergang

Een natuurramp, de uitbarsting van de vulkaan op het eiland Thera (nu Santorini) ca. 1450 v.Chr. met aardbevingen, vloedgolven en brand, verwoestten het paleis van Knossos. Ook economisch ging het door de toenemende handelsconcurrentie van buiten Kreta, o.a. door de Myceners van het vasteland, steeds minder goed. De orde en de hiërarchische structuur van de samenleving verdwenen. Het paleis van Knossos werd wel herbouwd, maar een zware aardbeving maakte in 1380 v.Chr. een definitief einde aan de Minoïsche beschaving. Deze beschaving was nu zo verzwakt dat de krijgszuchtige Myceners uit de Peloponnesus (zuiden van Griekenland) de macht konden grijpen. Tal van dorpen liepen leeg. Veel bewoners verhuisden naar hoger gelegen gebieden of verlieten zelfs het eiland. Tegen het einde van de Myceense periode (omstreeks 1200-1100 v.Chr.) heeft Kreta nog een periode van welvarendheid gekend en was het een dichtbevolkt eiland met een sterke zeemacht. Maar dan drongen de Doriërs, een groep van Griekssprekende stammen van over het vasteland, het eiland binnen en Kreta raakte geïsoleerd van de rest van Griekenland.

Fig. 2.4 Troonzaal van koning Minos. De vele kamers van het paleis (ongeveer 1300) waren smaakvol versierd met afbeeldingen van mensen in processies, dansers, stieren, dolfijnen, griffioenen, natuurmotieven, lelies en vogels.
Fig. 2.5 Stierspringen, een populair en acrobatisch spel op Kreta

VRAAG 5

Wat zegt de archeologie over Kreta?

Arthur Evans (1851-1941)

Britse archeoloog die in 1878 voor het eerst Knossos bezocht, het terrein aankocht en er opgravingen verrichtte vanaf 1900. Hij herbouwde grote delen zoals hij dacht dat ze waren geweest.

Minoïsche beschaving

eerste nederzettingen

b Welke namen komen voor in de mythe van Theseus en de Minotaurus? (zie 1 a).

• Kreta:

• Grieken:

c Waar huist het monster?

d Wat is de Minotaurus?

e Al deze figuren zijn mythologische figuren / historische figuren

f Mythologische helden brengen geluk voor de gemeenschap, niet voor zichzelf. Leg dit uit.

2 a Welke elementen uit de mythologie heeft archeoloog A. Evans teruggevonden?

Elementen uit de mytheArcheologie Geschiedenis

koning Minos ja / nee Minotaurus ja / nee labyrint ja / nee

b Vul aan en vervolledig met een voorbeeld. Het paleis van Minos was ...

• een centrum:

• een centrum:

begin van de beschaving

• paleiscultuur ontstaat: geordende samenleving rond centra als Knossos en Phaistos

• welvaart door landbouw en handel met andere steden en landen

• einde van de Minoïsche cultuur door natuurrampen

• toenemende handelsconcurrentie

• verovering door de Grieken van Mycene

Doriërs vallen binnen: donkere tijd breekt aan met oorlogen en verval van de cultuur 7000 v.Chr.

OPDRACHT 8 Onderzoek de archeologische vondsten.

1 a Welke naam draagt de cultuur van Kreta?

b Noem vier archeologische overblijfselen die deze cultuur typeren. 1

2 Hoe kwam er een eind aan deze beschaving? 1 4 2 3

1. bouwkunst: (omgekeerde) zuilen

2. aardewerk met natuurmotief (golven of bloemen)

3. gouden sieraad

4. fresco, La Parisienne (met Egyptische invloed: oog frontaal)

Krijgers in burchten

Mycene

Indo-Europese stammen kwamen vanaf 2000 v.Chr. het Griekse vasteland binnen als herders en boeren. Ze worden later Grieken of Hellenen genoemd. In de loop van een lange tijd organiseerden ze zich in een groot aantal onafhankelijke rijkjes. Daar had een koning alle macht in handen en hij voerde de edelen aan die hem militair steunden tegen andere nederzettingen. Ze woonden in ommuurde burchten of paleizen op een heuveltop of akropolis. Alles draaide rond de versterking: hier zijn de opslagplaatsen met (voedsel)voorraden en importproducten te vinden, de ateliers van de ambachtslui en de verblijven van de helpers in het bestuur van de omliggende dorpen. Er ontstonden mettertijd centra die uitgroeiden tot de steden Mycene, Argos, Tiryns en Korinthe in de landstreek Argolis. Vanaf 1600 v.Chr. spreken we van de Myceense beschaving omdat Mycene de andere vorstendommen, zelden groter dan 50 huizen, begon te domineren. De Myceners met hun paleiseconomie leefden van de landbouw en de zeehandel. Daarbij werden roofzucht en piraterij niet geschuwd. Omstreeks 1250 v.Chr. zouden handelsbelangen de Grieken in conflict brengen met Troje dat de toegang tot een belangrijk gebied rond de Zwarte Zee controleerde. Talrijke koningsgraven werden in Mycene teruggevonden, in grafcirkels met schachtgraven en in koepelgraven. De graven bevatten skeletten en rijke grafgiften zoals dodenmaskers, sieraden, bronzen wapens en aardewerk. Rond 1200 v.Chr. werden de meeste Myceense centra verwoest door invallen van migrerende Dorische stammen die net als zijzelf uit het noorden kwamen. De Grieken gingen op de vlucht en zwermden uit over de hele Griekse wereld.

Fig. 2.7 D e Leeuwenpoort, hoofdtoegang tot de burcht van Mycene
Fig. 2.8 Vaas met soldaten, uit een Myceens graf. Zes soldaten zijn uitgerust met een bronzen schild, speer en helm.
Fig. 2.6 De burcht van Mycene

Wat zegt de archeologie over Mycene?

Heinrich Schliemann (1822-1890)

Duitse archeoloog die Mycene ontdekte en de bekende burcht blootlegde nadat hij eerder de stad Troje aan de Hellespont had opgegraven

Myceense beschaving

v.Chr.

Indo-Europese stammen komen het Griekse vasteland binnen

Mycene wordt het belangrijkste centrum van de Griekse beschaving

oorlog tegen Troje

invallende stammen van Doriërs veroveren de staatjes van de Peloponnesus en verdrijven de bevolking

• einde van de Myceense beschaving

• drie 'Donkere eeuwen' breken aan

OPDRACHT 9 Verken de beschaving van de eerste Grieken.

1 a Hoe wordt deze beschaving genoemd?

b Onderstreep in Doc 6 de grote jaartallen van de Myceense geschiedenis. Raadpleeg hiervoor de tijdband in de rand.

2 a Ontleed de beschrijving van de archeologische site van Mycene en noteer op de tekening de nummers op de gepaste plaats. Doc 5

Nederzettingen op een heuveltop (1), zoals die van Mycene en andere plaatsen, worden burchten genoemd. Het zijn versterkte vestingen met muren die zijn opgetrokken uit grote onregelmatige blokken van lokale steensoorten. Men spreekt ook wel van cyclopische muren (2), alsof ze door reuzen waren opgetrokken. Die muur is in Mycene 900 meter lang en de oppervlakte binnen de muren bedraagt 30 000 m². De muur was zes tot acht meter dik en de hoogte bedroeg meer dan 9 meter. Dergelijke steden waren toegankelijk via zwaar beveiligde poorten, vaak dubbel met een sluis ertussen. De Leeuwenpoort (3) was de hoofdpoort, een doorgang met vier rechthoekige blokken voor de drempel, twee stijlen en een bovendorpel. Op de bovendorpel zijn twee blokken schuin omhoog geplaatst om het gewicht af te leiden. Twee leeuwinnen staan afgebeeld aan weerszijden van een zuil. De zware houten deuren die de opening aan beide zijden afsloten, zijn vergaan. Deze hele constructie is het eerste monumentale bouwwerk in Europa. Overal zijn resten van gebouwen aangetroffen. Van de Leeuwenpoort loopt een weg naar het koninklijk paleis (4) op de akropolis. De kern van het paleis is het megaron: een grote zaal waar een ronde platte haard brandde tussen vier zuilen onder een opening in het dak (met een overkapping). Die ruimte fungeerde als haardstede en vergaderplaats voor mannen. De beschilderde pleistervloeren en de fraaie muurfresco's lijken op die in de paleizen van Kreta. Rond het centrale paleis lagen woningen (5) van leden van de aristocratie en van minder belangrijke burgers. Nog binnen de ringmuur zijn zes schachtgraven (6) in een grafcirkel (7) ontdekt met 19 skeletten van drie koninklijke generaties. De rijke grafinhoud van een aantal graven bestond uit gouden en zilveren maskers, vaatwerk, juwelen en wapens. Mogelijk was het oorlogsbuit, of voorwerpen door Kretenzische kooplui verkocht, of ze zijn het product van op het eiland geronselde artiesten. Naast de grafcirkel bevond zich de ambachtswijk (8) met opslagruimten voor landbouwproducten uit het ommeland en kostbare importproducten.

b Waaruit kun je afleiden dat de Achaeërs (Myceners) krijgers waren?

c Waarop steunde de bloei en de macht van de Myceense beschaving? Doc 6

d Toon aan dat de Myceense beschaving onder de invloed stond van Kreta.

3 a Welke twee soorten koningsgraven vonden de archeologen in Mycene?

• •

b Noem vier archeologische overblijfselen die deze cultuur typeren.

• stadstaten ontstaan

• begin van de klassieke oudheid

Deze dolk is ingelegd met goud, zilver en noëllo (een mengsel van zilver, koper en zwavel en soms lood met een diepzwarte kleur). De dolk toont een tafereel met een leeuwenjacht. De mannen gebruiken lansen en speren en beschermen zichzelf met schilden. Deze dolk laat zien dat in de Myceense maatschappij dapperheid belangrijk is.

2.14 Versierd aardewerk uit een ongeschonden graf in Nemea

Feiten ...

De Myceners hadden het handelsnetwerk van Kreta overgenomen na de vulkaanuitbarsting die het eiland had verwoest. Ze kwamen daarbij in botsing met Troje, een strategisch gelegen handelsstad aan de Hellespont. De Trojanen belemmerden de toegang tot de landbouwnederzettingen rond de Zwarte Zee met zware tolheffingen en de Grieken wilden vrije doorgang. Het kwam tot een oorlog die tien jaar aansleepte en de geschiedenis is ingegaan als de beroemdste van alle oorlogen: de Trojaanse Oorlog. Troje valt en wordt verwoest.

en mythe

De schaking van Helena, gehuwd met koning Menelaus van Sparta, door Paris, zoon van koning Priamus van Troje, is de aanleiding tot de oorlog. Daarop volgt de veldtocht om Helena te bevrijden onder leiding van koning Agamemnon, de broer van Menelaus en koning van Mycene. Het eigenlijke thema van de Ilias van Homerus is de wrok van Achilles tegen Agamemnon: ruzie om een buitgemaakte slavin. Achilles onttrekt zich hierom aan de strijd. Militaire rampspoed voor de Grieken is daarvan het gevolg. De dood van Achilles' wapenmakker Patroclus doet Achilles weer aan de strijd deelnemen om zich te wreken op Hector, de grootste Trojaanse held die Patroclus uitschakelde. De dood van Hector is de laatste episode van de Ilias. Achilles sneuvelt ook, getroffen door een pijl in zijn spreekwoordelijk geworden achillespees. De inname van Troje met de krijgslist van het Houten Paard is het begin van de Odyssee

Fig. 2.9 Gouden dodenmasker van Agamemnon
Fig. 2.10 Schatkamer van Atreus, vader van Agamemnon. Koepelgraf, gevormd met lagen stenen die naar omhoog toelopen.
Fig. 2.11 Restanten van een fresco uit een Myceens graf
Fig. 2.12 Bronzen dolk uit de koningsgraven (lengte ca. 23 cm, Archeologisch Museum, Athene)
Fig. 2.13 Gouden drinkbeker van Vaphio
Fig.

OPDRACHT 10 Ontdek de mythologische verklaring voor de Trojaanse Oorlog. VRAAG 7

Wat zeggen de mythen over de Trojaanse Oorlog?

Homerus

(ca. 800-750 v.Chr.)

Grieks schrijver, dichter en zanger. Hij vervaardigde een groot aantal epische (verhalende) gedichten waarin hij overgeleverde heldensagen, godenverhalen en mythische vertellingen uit zijn cultuur verwerkte.

De Ilias beschrijft slechts 51 dagen (de twist tussen Achilles en Agamemnon, de wrok van Achilles en de dood van Hector) aan het eind van tien jaar Oorlog om Troje, het verhaal van de gevechten tussen de helden die het verloop van de oorlog bepaalden. De Odyssee verhaalt de lotgevallen van koning Odysseus die na de oorlog terugkeert naar zijn land, het eiland Ithaka. De Ilias en Odyssee werden 400 jaar na de feiten opgetekend.

1 Lees in de tekst hoe het oordeel van Paris de aanleiding is tot het conflict met Troje. Op een dag, toen Paris weer zat te dromen, kreeg hij een visioen. Er stonden drie vrouwen plotseling op vanuit de grond. Deze vrouwen waren zo mooi dat hij meteen met zijn handen voor zijn ogen op zijn knieën ging. De eerste vrouw sprak hem aan: 'Sta op, Paris, zoon van Priamus, en wees niet bang voor ons. Ik ben Hera, de gemalin van Zeus, die heerst over mensen en goden en ik kom met mijn gezellinnen bij je met een opdracht. Sta op, kijk ons aan en geef de gouden appel die ik in je hand zal leggen, aan de mooiste van ons drieën. Maar bedenk daarbij wel wat je loon zal zijn als de appel terugkeert naar de hand die ze je geeft: in dat geval maak ik je tot de machtigste man die op aarde leeft, zoals mijn gemaal de machtigste is van alle goden.' Paris was totaal verbaasd en nam de appel aan. Onmiddellijk stapte de tweede vrouw op hem af en zei: 'Wat is voor jou, telg uit het roemrijke geslacht van Troje, het hoogste dat een man ten deel kan vallen: de roem van de dapperheid die de held onsterfelijk en aan de goden gelijk maakt? Wil je dat eenmaal de zangers in verre landen zullen zingen van Paris, de grootste held die ooit op aarde leefde? Geef dan de appel aan mij … ik ben Pallas Athena!' Meteen nadat zij dit had gezegd stond de derde voor hem. Dit was duidelijk de mooiste van allemaal. Paris keek naar haar en er stroomde een golf van geluk door hem. Met een lieve glimlach zei ze: 'Schoner dan je mooiste dromen is de vrouw die voortaan je leven zal delen, als je haar kiest die nu voor je staat en die naar waarheid mag zeggen dat ze de mooiste is.' Dit vond Paris ook, de derde vrouw was toch echt de mooiste, en gaf de appel meteen aan Aphrodite, de godin van liefde en schoonheid. (grieksemythologie.wordpress.com)

2 a Hoe verloopt de Trojaanse Oorlog volgens de mythe en wat zijn de feiten? Vul aan. Ilias (Homerus)

Oorlog om Troje mythe wordt geschiedenis

oorzaak

verloop einde

b Waarom was de toegang tot de Zwarte Zee zo belangrijk voor de Grieken?

c Welke twee wapenfeiten onthouden we uit de Myceense beschaving?

d Hoe k wam er een eind aan de Myceense beschaving?

3 Doorstreep wat fout is.

De Ilias is een secundaire bron / primaire bron / ooggetuigenverslag. Homerus schreef de Ilias voor zijn tijdgenoten / voor de Griekse soldaten

Een verhaal dat dikwijls wordt doorverteld verandert met de tijd / blijft altijd gelijk. Door mensen of feiten te verheerlijken worden ze legendarisch / geschiedenis

Mythen zijn geloof en geschiedenis tegelijk / alleen geloof / alleen geschiedenis. Mythen verklaren gebeurtenissen in de mensenwereld / in de godenwereld. Mythen komen alleen bij de Grieken / bij alle culturen voor.

Fig. 2.15 Achilles bekampt Hector

OVERZICHT De mediterrane wereld

Egeïsche beschavingen (bronstijd)

3000 v.Chr.

2500 v.Chr.

2000 v.Chr.

Cycladische eilandcultuur

1500 v.Chr.

Minoïsche paleizen

De beschaving van Kreta wordt de Minoïsche cultuur genoemd naar de legendarische koning Minos. De bloeitijd van deze cultuur ligt tussen 2200 en 1450 v.Chr. en is vooral bekend van paleizen die werden opgegraven zoals dat van Knossos, door Arthur Evans in het begin van de 20ste eeuw. Door het groot aantal kamers en gangen lijken de paleizen op een labyrint en moeten ze wel bestuurlijke centra van de samenleving zijn geweest. Voorraadmagazijnen doen vermoeden dat ze ook het economisch centrum waren.

1000 v.Chr.

500 v.Chr.

0

Donkere eeuwen

Minoïsche beschaving

Griekse beschaving

Myceense beschaving

De kamers waren smaakvol versierd met kleurige fresco's die een ontspannen, vrolijke indruk maken met onderwerpen uit de natuur van planten, vogels, springende vissen en dolfijnen. Acrobaten voeren gewaagde stierenspelen uit. Stieren met grote horens kwamen veel voor als symbool voor de macht van de heersende koning. Ook vazen en kruiken waren versierd met natuurmotieven Kretenzers waren vredelievend en vreesden geen gevaar van buitenaf, want de steden en paleizen hadden geen verdedigingsmuren. Een uitbarsting van de vulkaan op het eiland Thera en de gewelddadige invloed van de naburige Myceners maakten een eind aan de Minoïsche beschaving rond 1200 v.Chr.

Ionische

Zee

Korinthe

Argos

Tiryns

Thebe

Athene

Troje

KLEIN-AZIË

Egeïsche

Zee

Delos Mycene

Pylos

EGEÏSCHE BESCHAVINGEN

Myceense beschaving

Cycladische beschaving

Minoïsche beschaving

Sparta

CYCLADEN

Thera (Santorini)

Knossos

Myceense burchten

Indo-Europese stammen vestigden zich na 2000 v.Chr. op het Griekse schiereiland. Ze ontwikkelden er de Myceense beschaving, genoemd naar Mycene, hun belangrijkste centrum. Ze vestigden zich op heuveltoppen in versterkte burchten met een paleis voor de koning in het centrum. De Achaeërs waren de eerste Grieken omdat de stammen allemaal varianten van dezelfde taal spraken in hetzelfde gebied. Ze waren vechtlustig van aard en ze bekampten elkaar. Later vochten ze samen tegen de stad Troje dat hun handelsbelangen schaadde door de toegang tot de Zwarte Zee te belemmeren. De 10-jarige oorlog om Troje is meesterlijk door Homerus bezongen in de Ilias Sieraden, dodenmaskers, juwelen, gouden drinkbekers en kunstig beschilderd aardewerk werden teruggevonden in de schachtgraven van het goudrijke Mycene. Tussen 1200 en 1100 v.Chr. kwam er vrij abrupt een einde aan deze beschaving omdat Dorische stammen met ijzeren wapens de Peloponnesus inpalmden.

KRETA
Rhodos
Phaistos
Malia Zakros

Het afscheid van Hector

Voordat hij zich weer in de strijd begeeft, zoekt Hector zijn vrouw Andromache op. Zij heeft het voorgevoel dat haar man deze strijd niet zal overleven. Toen Hector dit hoorde, verliet hij snel zijn woning en liep door de brede straten van Troje naar de Skaïsche poort. Daar zag hij Andromache, zijn rijk begiftigde echtgenote, die hem reeds tegemoet snelde. Zij was een dochter van de edele Eëtion, koning van Cilicië, die woonde aan de voet van de beboste hellingen van de berg Plocos. Daar kwam zij haar man in zijn bronzen harnas tegemoet; een min volgde haar met haar zoontje op de arm. Dit kind was Hectors lieveling en werd door hem Skamandrios genoemd, maar de Trojanen noemden het kind Astyanax, Schutse van de Stad, omdat zijn vader het levende bolwerk van Troje was. Hector keek naar zijn zoon, glimlachte maar zweeg. Andromache barstte in tranen uit, liep op hem toe en legde haar hand in de zijne. 'Een bezetene ben jij, mijn Hector,' sprak ze, ' o rampzalige, je moed zal nog eens je dood worden. Je denkt niet aan je kleine jongen, niet aan je ongelukkige vrouw die je weldra tot weduwe zult maken. Op een dag zullen de Grieken je omsingelen en doden en als ik jou verlies, dan kan ik beter zelf ook sterven. Mij blijft geen troost als jij sterft, alleen maar verdriet. Geen vader of moeder heb ik nog. Mijn zeven broers sneuvelden op één dag. De grote en snelle Achilles doodde hen allen terwijl zij hun kudden runderen en wollige schapen bewaakten. Mijn moeder werd door Achilles als slavin weggevoerd en toen zij zich had vrijgekocht, werd zij gedood door een pijl van Artemis. Daarom ben jij, Hector, voor mij een vader, moeder en broer: meer dan een echtgenoot. Heb toch medelijden met mij en blijf hier op de veilige burcht. Maak je vrouw niet tot weduwe, en je zoon niet tot een wees. Roep de Trojanen bijeen bij de vijgenboom, daar waar de stadsmuur het kwetsbaarst is. Al drie keer hebben de Achaeërs onder aanvoering van Ajax, Idomeneus en Atreus hun aanvallen op dat punt gericht. Zij probeerden een bres te slaan en het lijkt wel of zij een wenk van een der goden gekregen hebben, zo zeker richt hun woede zich op de zwakke plaats'. 'Dit alles, mijn liefste vrouw,' sprak Hector met de wuivende helmbos, 'baart ook mij zorg. Maar als ik me zou verschuilen als een lafaard en zou weigeren te strijden, dan zou ik nooit meer de mannen en vrouwen van Troje onder ogen durven komen. Het is mijn trots altijd in de voorste gelederen te vechten, waar roem en eer te behalen is. Diep in mijn hart weet ik dat de dag nadert, waarop het heilige Troje zal worden verwoest en Priamus' volk ten onder zal gaan. En toch drukt de gedachte aan de dood van mijn ouders en strijdmakkers mij minder dan de gedachte aan jou ... Dat je weggevoerd zult worden als slavin van een der Griekse helden. Ik zie je al zwoegen en werken in Argos, onder de bevelen

van een Griekse vrouw. En iedereen die je daar ziet met je betraande ogen, zal zeggen: Kijk, daar gaat de vrouw van Hector, die de leider van de paardenbedwingende Trojanen was in de laatste strijd. En iedere keer als iemand dat zegt, zul je nog meer verdriet voelen in je hart om het verlies van die éne man die je zou kunnen redden. Maar ik hoop dat de aarde mijn lichaam bedekt zal hebben voordat de Grieken jou huilend en wenend zullen wegslepen'. Na die woorden strekte de roemruchte Hector zijn handen uit om zijn zoon op de arm te nemen. Maar het kind drukte zich met een kreet van angst tegen de borst van de min. Het schrok van het geduchte uiterlijk van zijn vader die getooid was met een fonkelende bronzen helm en een wapperende helmbos. Zijn vader en moeder moesten lachen om zijn angst. Maar toen zette de edele Hector zijn helm af en legde die op de grond. Toen kuste hij zijn zoon en liet het kind dansen op zijn arm. En hij bad tot Zeus en de andere goden: 'Geef dat deze zoon van mij, zoals ikzelf, een van de eersten in Troje moge zijn en een machtig leider, zodat het volk tegen hem zal zeggen als hij terugkomt van de strijd: Hier komt er een die nog dapperder is dan zijn vader! Ik hoop dat hij de bebloede wapens van zijn vijanden mee naar huis zal brengen en vreugde zal schenken aan zijn moeder.' Hector gaf het kind nu aan zijn vrouw, die het tegen haar zachte welriekende borsten drukte. Zij glimlachte door haar tranen heen en toen haar man dat zag, werd hij diep geroerd. Hij streelde haar met zijn hand en zei: 'Liefste, wees toch niet zo bedroefd. Niemand zal mij doden voordat mijn tijd gekomen is. Maar geen mens kan het Noodlot van de dood ontlopen, of hij nu een lafaard is of een held! Ga nu naar huis, hou je bezig met spinnen en weven. Oorlog is een zaak van mannen en déze oorlog is een zaak van alle Trojaanse mannen, mijzelf op de allereerste plaats.' Zo sprak hij en hij nam de helm met de wuivende paardenstaart op. En Andromache ging naar huis, terwijl de tranen uit haar ogen stroomden. Nog vaak keek ze achterom naar haar geliefde echtgenoot.

(Uit: Avontuur van de Mens, dl 2, p. 192-196, Salvat Editores, Barcelona)

Samenhang

Egeïsche beschavingen

De eerste beschavingen in de Griekse wereld zijn prehistorische en voor-Griekse culturen omdat ze de voorlopers zijn van het antieke Griekenland. De steentijd is voorbij, want mensen gebruiken nu voor het eerst een metaal dat ze zelf vervaardigen met koper en tin: brons. In deze bronstijd ontstaan twee beschavingen.

1 De Minoïsche beschaving

In de periode dat de eilandbeschaving op de Cycladen floreerde, ontstond op Kreta de Minoïsche beschaving. Minos is een legendarische koning op Kreta, de zoon van Zeus en Europa. De Minoërs waren boeren, ambachtslui en zeelui die handel dreven met Egypte, Cyprus, Zuid-Italië en Troje, de machtige stad aan de toegang naar de Zwarte Zee. Ze waanden zich door hun centrale ligging en hun economische rol zo machtig dat ze steden en paleizen bouwden zonder muren eromheen, want niemand durfde Kreta aan te vallen. Op het eiland heerste vrede. Op Kreta waren wel honderd rijke steden te vinden zoals Knossos, Phaistos, Malia en Zakros. In opdracht van koning Minos had de al even legendarische architect Daedalus een indrukwekkend paleis gebouwd met op sommige plaatsen vijf verdiepingen en wel 1300 kamers. Behalve de koning en zijn gezin woonden er ongeveer 500 medewerkers en ambtenaren, de helpers in het bestuur van het gebied rond de stad. Niet te verwonderen dat dit complexe bouwwerk op een doolhof leek. Voorraadmagazijnen wijzen er ook op dat het paleis een grote economische rol speelde, wellicht ook met het oog op de handel. Ambachtslui waren ook bedreven in het vervaardigen van aarden

vazen,versierd met prachtige bloemen diermotieven, edelsmeedwerk en sieraden. De muren van de kamers waren versierd met fresco's in vrolijke kleuren. Levendige taferelen met acrobaten die gewaagde stierenspelen beoefenen, springende vissen, mythische griffioenen, vogels en planten scheppen een natuurlijke en luxueuze omgeving, een paleis waardig.

Een van de vele beeldjes van een godin of priesteres die slangen vasthoudt. (Knossos, ca. 1600 v.Chr.)

Al deze overblijfselen kwamen aan het licht toen de Britse archeoloog Arthur Evans in 1878 het paleis ontdekte en later langdurige opgravingen deed.

Het einde van de Minoïsche beschaving is veroorzaakt door vulkaanuitbarstingen op het eiland Thera (nu Santorini) en vloedgolven die alle kuststeden vernietigden. Het verzwakte rijk verviel helemaal toen nadien veel Myceners uit de Peloponnesus op het eiland kwamen wonen en de macht overnamen.

2 De Myceense beschaving

Ten tijde van de beschavingen op de Cycladen en op Kreta, vestigde zich een nieuw volk op de Peloponnesus, de Achaeërs die uit het noorden van Griekenland en Europa kwamen. De heuvelversterking Mycene werd hun belangrijkste centrum dat al snel andere vorstendommen domineerde. Andere belangrijke Myceense centra waren Athene, Argos, Tiryns en Thebe.

aan.

Burcht van Mycene, opgegraven door Heinrich Schliemann.

De Myceners waren strijdlustige krijgers die leefden van landbouw, piraterij en handel. Ze namen een voorbeeld aan de levenswijze van de Kretenzers en gingen handel drijven met Cyprus, Palestina en Egypte. De Myceense cultuur was vooral gekenmerkt door paleizen binnen burchten met cyclopische muren en goudrijke, koninklijke graven. Na de desastreuze vernietiging van de Minoïsche beschaving bezetten ze geleidelijk Kreta. Later hebben de Grieken Troje aangevallen, een handelscentrum op weg naar de Zwarte Zee, dat met tolheffing het achterland beschermde. De oorlog duurde tien jaar en werd gewonnen door de Achaeërs, maar hun macht was na deze uitputtende oorlog verdwenen. De Doriërs, ruwe krijgers uit het noorden die beschikten over ijzeren wapens, drongen Griekenland binnen en veroverden het hele gebied. Zijzelf vestigden zich in Sparta, een landstreek op de Peloponnesus. Daarna braken drie donkere eeuwen aan.

Historische vraag 1: Hoe kennen wij het Middellandse Zeegebied?

1 In welk ruimtelijk kader speelt de geschiedenis van de klassieke oudheid zich af?

2 Welke twee delen kunnen we onderscheiden in dit gebied en welke beschavingen ontstaan er?

3 Noem vier manieren waarop wij nu nog in contact komen met het Middellandse Zeegebied.

Historische vraag 2: Welke zijn de natuurlijke kenmerken van de mediterrane wereld?

1 Hoe wordt het type klimaat van de mediterrane wereld genoemd en welke zijn de kenmerken ervan?

2 Noem twee opvallende aardrijkskundige eigenschappen van het reliëf in het hele gebied.

3 Vergelijk het oostelijk en het westelijk bekken van de Middellandse Zee. Vul het schema aan. kenmerken oostelijk bekken westelijk bekken naam gebied kustlijn eilanden landbouwopbrengsten woonvormen

Historische vraag 3: Wat zijn mythen?

Historische vraag 4: Wat zeggen de mythen over Kreta?

Historische vraag 5: Wat zegt de archeologie over Kreta?

1 Hoe wordt de beschaving van Kreta genoemd en wie gaf die naam?

2 Welke sporen hebben archeologen gevonden van deze beschaving? Geef twee voorbeelden.

3 Wat is het meest opvallende kenmerk van de opgegraven paleizen?

4 Noem twee functies die deze gebouwen kunnen gehad hebben.

5 Noem drie typische overblijfselen van de Minoïsche cultuur.

Historische vraag 6: Wat zegt de archeologie over Mycene?

1 Wie waren de eerste Grieken en waar kwamen zij vandaan?

2 Hoe wordt hun beschaving genoemd en waarom?

3 Wat vonden de archeologen terug en wat zegt dat over de Myceners?

4 Noem twee wapenfeiten uit hun geschiedenis.

Historische vraag 7: Wat zeggen de mythen over de Trojaanse Oorlog?

Terugblik

In dit thema maakte je kennis met de mediterrane wereld waar de geschiedenis van de klassieke oudheid zich afspeelde. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen.

opdracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

DE MEDITERRANE WERELD

1 De naam kennen van het gebied waar de klassieke geschiedenis zich afspeelt.

1 Het geografisch gebied van de klassieke oudheid situeren op een kaart.

De periode van de klassieke Griekse oudheid met de data kunnen voorstellen op een tijdlijn.

1 De twee Middellandse Zeebekkens met hun naam op een kaart aanbrengen.

1 De namen van de culturen in de twee bekkens op de gepaste plaats schrijven.

3 Het type klimaat kunnen noemen van de mediterrane wereld.

3 Kenmerken geven van de winter en de zomer in dit gebied.

3 De vegetatiegrens tussen het mediterrane gebied en de rest van Europa benoemen en die naam verklaren.

4 Het reliëf van het Middellandse Zeegebied met twee kenmerkende woorden typeren.

4 Tien namen plaatsen op een aardrijkskundige kaart van de Griekse wereld en van het Italisch schiereiland.

5 De twee bekkens van de Middellandse Zee met elkaar vergelijken.

De volkeren in de periferie van de antieke wereld noemen en aanbrengen op een kaart.

De twee oudste culturen van Europa afzonderlijk en samen noemen.

DE MINOÏSCHE BESCHAVING

6 De twee soorten bronnen noemen waardoor we de Egeïsche beschavingen kennen.

7 De kenmerken van een Griekse mythe opsommen.

7 Uitleggen hoe we een Griekse mythe moeten begrijpen.

8 Het verband uitleggen tussen de mythen van Kreta en de archeologie.

8 De Minoïsche cultuur beschrijven aan de hand van de vondsten. DE MYCEENSE BESCHAVING

9 De komst van de eerste Grieken toelichten en op de kaart situeren waar ze zich vestigden.

9 Het belangrijkste kenmerk van de Myceense beschaving toelichten op een tekening.

9 Twee historische feiten uit de geschiedenis van de eerste Grieken noemen.

9 De Myceense cultuur beschrijven aan de hand van vondsten.

10 Uitleggen hoe de ondergang van de eerste Griekse beschaving zich voltrok.

10 Het belangrijkste gevolg noemen van het verdwijnen van de eerste Griekse beschaving.

zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

Het oude Griekenland

1 Een polis als vaderland

Vraag 1 Hoe ontstond de Griekse wereld?

3 Wat verbond en wat verdeelde de Grieken?

2

Grieken zwermen uit

Wat ik moet leren

1 Een polis als vaderland

1 Welke de gemeenschappelijke kenmerken zijn van de eerste Grieken.

2 Hoe de eerste Grieken worden genoemd en op welke manier ze Griekenland binnenkomen.

3 Wanneer de verschillende volkeren Griekenland binnenkomen en waar ze zich vestigen.

4 Hoe de Griekse wereld is ontstaan en waar de Grieken wonen na de migraties.

5 Welke de aardrijkskundige kenmerken zijn van het gebied waar de Grieken zich vestigen.

6 Hoe de stammen staatjes worden.

7 Welke de belangrijkste stadstaten zijn en waar ze gelegen zijn.

8 De algemene kenmerken van de eerste stadstaten noemen.

9 Twee essentiële kenmerken van een stadstaat uitleggen.

10 Zeggen wat de Grieken altijd heeft verbonden en wat hen verdeelde.

2 Grieken zwermen uit

1 De samenlevingsproblemen omschrijven als de stadstaten groeien.

2 Aangeven hoe de meeste stadstaten het samenlevingsprobleem oplossen.

3 Op een k aart kunnen aangeven waar de Griekse kolonies ontstaan.

4 Zeggen welk soort gebieden de Griekse kolonisten zochten.

5 De relatie tussen kolonie en moederstad omschrijven.

6 De gevolgen van de Griekse kolonisatie op economisch, sociaal en cultureel vlak noemen.

7 De algemene gevolgen van de kolonisatie voor de samenleving rond vier begrippen samenvatten.

Wat ik moet doen

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren. Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

OPDRACHT

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

OPDRACHT

1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

OPDRACHT 1, 2, 3, 7

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

OPDRACHT 2, 3, 5, 6, 9, 10, 11

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

OPDRACHT 4, 5, 7, 8, 9, 10, 11

OPDRACHT

De komst van de Grieken

Omstreeks

2000 v.Chr. heerste er onrust in het Balkangebied waar rondtrekkende Indo-Europese stammen nieuwe woonplaatsen zochten. De Achaeërs, een verzamelnaam voor groepen Griekssprekende stammen, drongen vanuit het noorden Griekenland binnen en verspreidden zich over het vasteland. De eersten waren vermoedelijk de Ioniërs. Ze stootten door tot Midden-Griekenland en de eilanden voor de kust. Dan volgden de Eoliërs die zich afsplitsten naar het noordoosten terwijl een grote groep verder trok naar de Peloponnesus. Daar vermengden de binnenkomers zich met de oorspronkelijke bewoners, namen hun cultuur gedeeltelijk over en vestigden zich los van elkaar op goed verdedigbare plaatsen. Rond 1600 v.Chr. brachten ze in het noordoosten van het schiereiland (de landstreek Argolis) in heel wat centra een eigen, vrij ruwe cultuur tot bloei, de Myceense beschaving.

Deze Achaeërs worden gezien als de voorouders van de Grieken. Ze duiken op in vele Griekse mythen en hun taal, vastgelegd in het Lineair B-schrift, vertoont sterke gelijkenissen met het latere Grieks.

Dorische volksverhuizingen

Aan de nog jonge Myceense beschaving kwam tussen 1200 en 1100 v.Chr. een einde toen de Doriërs, boeren en herders uit het Dalmatisch-Albanese gebied met een nog ruwere cultuur dan de Myceners, doordrongen in de Peloponnesus. Ze vestigden zich in de landstreek Laconië en stichtten er omstreeks 950 v.Chr. de vier dorpen van Sparta. Het was een vruchtbaar dal aan de rivier Eurotas, in het westen afgesloten door het Taugetusgebergte, in het oosten door de heuvelketen Parnon. De Dorische indringers overwonnen in heel de Peloponnesus de oorspronkelijke bewoners en de Myceense beschaving ging ten onder. Zij dankten hun overhand vooral aan de ijzeren wapens, waartegen de bronzen wapens van de Myceners het moesten afleggen. Daarmee begon ook de ijzertijd.

Donkere eeuwen

De Dorische invallers verwoestten en plunderden alle steden in Noord- en Midden-Griekenland, met uitzondering van Athene dat ze links lieten liggen. Zowat alle volkeren werden verdreven uit hun woonplaatsen en moesten uitwijken naar de eilanden in de Egeïsche Zee of de kusten van Klein-Azië. Griekenland viel voor drie eeuwen terug in een algemene wanorde, in een sluimerend bestaan, zonder schrift of cultuur. Het zijn 'Donkere eeuwen'. In die duistere eeuwen versmolten de Indo-Europese stammen met de bestaande bevolking tot het Griekse volk.

Kerngebied van de Ioniërs

Kerngebied van de Eoliërs Achaeërs

Kerngebied van de Doriërs Latere vestingsgebieden

± 1200 v.Chr. DORIËRS

± 2000 v.Chr. IONIËRS

± 1800 v.Chr. EOLIËRS

Fig. 1.1 Ontstaan van de Griekse wereld

Thebe Delphi
Athene
Sparta
Chios

Een polis als vaderland 1

De klassieke oudheid neemt een aanvang met het ontstaan van de poleis, kleine nederzettingen die stadstaten werden. Afzonderlijke volkeren waren nu allemaal Grieken geworden en bewoonden een uitgebreid gebied, eerst rond de Egeïsche Zee en daarna in vele kolonies.

VRAAG 1

Hoe ontstond de Griekse wereld?

Grieken

Homerus noemde de oude Grieken Achaeërs. De Grieken noemden zichzelf Hellenen, bewoners van Hellas naar een Midden-Griekse landstreek. De Romeinen hebben de naam Griekenland en Grieken bedacht (Graecia, Graeci) waarmee ze Zuid-Italië bedoelden waar ook Grieks werd gesproken. Later werd Graecia een naam voor Griekenland zelf.

OPDRACHT 1 Onderzoek wie de Grieken waren en waar ze zich vestigden.

1 Welke kenmerken hebben de eerste Grieken gemeenschappelijk? Doc 1

• taal:

• oorsprong:

• vestiging:

2 a Hoe heten de Indo-Europese stammen die Griekenland binnenkomen?

b Deze stammen hebben het gebied ingenomen door verovering / volksmigratie / oorlog

c Wanneer komen de eerste stammen in Griekenland aan?

d Wat ontstaat er later op het Griekse schiereiland en bij wie?

3 a Wanneer kwamen de Doriërs Griekenland binnen en waar vestigden ze zich? Doc 2

b Waardoor konden zij de bovenhand halen op de Myceners?

4 a Noem drie gevolgen van de Dorische volksverhuizingen.

Lineair B-schrift een oude schriftvorm van de Griekse taal, het Myceens

Een nog oudere vorm was het Lineair A dat voorkwam op Kreta.

b Waar wonen de Grieken na de invasie van de Doriërs?

c Hoe worden de streken genoemd op de kusten van Klein-Azië en wie woont daar?

• boven: bewoond door

• midden: bewoond door

• onder: bewoond door

d Hoe wordt het hele gebied rond de Egeïsche Zee waar Grieken wonen nu genoemd?

De polis, meer dan een stad

De natuur speelt een rol

De Griekse geschiedenis wordt erg beïnvloed door de natuur. Het landschap was door bergruggen en inhammen opgesplitst in kleine, natuurlijke gebieden. Amper 20% van het land is vlak, maar daarom nog niet geschikt voor landbouw. Het grillige reliëf verplicht de mensen in kleine groepen te leven en maakt contact moeilijk.

De belangrijkste streken zijn het bergachtige Epirus en de vruchtbare vlakte van Thessalië in het noorden. Attica met Athene ligt in Midden-Griekenland.

Het schiereiland Peloponnesus is verbonden met het vasteland door de landengte van Korinthe.

Op de Peloponnesus treffen we Sparta aan, een nederzetting van de Doriërs.

De polis

Na de invallen van de Doriërs keerde in Griekenland een betrekkelijke rust terug. In kleine, door bergen omringde vlakten ontstonden omstreeks 1000 v.Chr. veel dorpen. De woonkernen ontwikkelden zich rond een makkelijk te verdedigen punt, zoals de akropolis van Athene. Samen met het omliggende land vormt zo'n woonkern een polis. De poleis bieden een vrij rommelig, armoedig uitzicht. De boerenbevolking, samenlevend in familieverband, werd bijna geheel in beslag genomen door de zorg voor het dagelijks bestaan. Zo ontstaan aanvankelijk een 200-tal onafhankelijke ministaatjes, niet groter dan een woonkern met het achterland. Stadstaten zouden wij nu dwergstaten noemen zoals Andorra (468 km2), Malta (316 km2) en Liechtenstein (160 km2). Athene (maar ook Sparta) was een grote stadstaat met een oppervlakte van ca. 2500 km2, te vergelijken met Luxemburg (2586 km2 en ca. 600 000 inwoners). Korinthe was 860 km2 groot en Thebe 1000 km2. 75% van de poleis was zelfs kleiner dan 100 km2. Het aantal inwoners lag gemiddeld tussen 5000 en 20 000, maar Athene was de grootste met ca. 300 000 inwoners.

5

Athene
Sparta
Korinthe
Thebe

Hoe werd Griekenland een polisrijk?

polis (mv. poleis) gemeenschap, afgeleid van het Myceense woord ptolis = paleis oudste betekenis: versterkte burcht

OPDRACHT 2 Ga na hoe stammen staatjes werden.

1 a Welke zijn de twee meest opvallende aardrijkskundige kenmerken? Doc 3

b Welk gevolg heeft dat voor de samenleving? Doorstreep wat niet juist is. De mensen wonen in kleine natuurlijke gebieden / grote vlakke gebieden Tussen de gemeenschappen is contact moeilijk / contact gemakkelijk

De samenleving bestaat uit grote groepen mensen / kleine gemeenschappen

De geschiedenis speelt zich af in een gesloten ruimte / een open ruimte

c Hoe wordt het land opgedeeld eenmaal er bewoning is?

d Het vaderland van een Griek wordt begrensd door bergen of water. Welk type grenzen zijn dat?

2 Verbind met een lijn wat bij elkaar past.

Hellas Griekenland de Romeinen noemden het Graecia zo noemden de Grieken hun land

3 a Wat is een polis? Duid alle mogelijkheden aan. een land met meerdere steden in een groot grondgebied een woonkern met het omliggende land en een eigen bestuur een vrije en zelfstandige samenleving in een streek die erbij hoort

b Nummer in goede volgorde hoe de poleis ontstaan.

De woonkernen ontwikkelen zich rond makkelijk te verdedigen punten, zoals een akropolis.

Het belangrijkste centrum vormt met de dorpen en de omliggende landbouwgronden een onafhankelijke gemeenschap of stadstaat.

Op veel plaatsen ontstaan nederzettingen met een boerenbevolking.

Het bergachtig reliëf verplicht mensen in kleine groepen te leven.

In de nederzetting wordt handel gedreven, ontstaan ambachten en worden grotere gebouwen opgericht, bv. tempels en bestuursgebouwen.

4 a Noem twee belangrijke stadstaten en de landstreek waarin ze lagen. Doc 4

• stadstaat: in de landstreek

• stadstaat: in de landstreek

b Vergelijk de oppervlakte van de poleis.

Vul de tabel aan met behulp van Doc 4 en het internet.

Algemeen besluit

1. De poleis zijn eerder klein / groot.

2. Athene en Sparta zijn geen gewone poleis omdat ze grote / kleine stadstaten zijn waar veel /weinig mensen wonen.

3. Het antieke Griekenland is een land / een polisrijk omdat het een verzameling kleine stadstaten / een eenheidsstaat is.

Vrijheid of gelijkheid

De polis Athene is geen gewone polis omdat ze een grote oppervlakte beslaat - heel Attica - en er veel mensen wonen. De legendarische koning Theseus zou de dorpen verenigd hebben onder zijn gezag rond de Akropolis. In werkelijkheid werden de dorpen gewelddadig verenigd door Athene. Door de vereniging van de nederzettingen ontstond in de streek voor het eerst een politieke eenheid, vrij en zelfstandig (autonomie) onder leiding van de koning. De gemeenschap was zelfvoorzienend (autarkie) omdat men zelf produceert wat de gemeenschap nodig heeft. De polis Sparta, gelegen op de Peloponnesus, is gesticht door de Doriërs, een ruig volkje. Eerst veroverden de Spartanen de omliggende dorpen en dan de rest van de landstreek Laconië. In de 8ste eeuw v.Chr. werd het naburige Messenië onderworpen. Het grondgebied werd verdeeld in 9000 min of meer gelijke stukken en aan de burgers van Sparta gegeven, terwijl de oorspronkelijke bewoners gedwongen werden de landerijen als heloten (een soort horigen) te bewerken en de helft van de opbrengst af te staan aan hun nieuwe meesters. Daardoor konden de Spartanen zich wijden aan de militaire dienst. Zo ontstond een beroepsleger om zich te beschermen tegen een grote, vijandige meerderheid van verdrukte bewoners. Sparta kon nu alle tegenstanders de baas en dat leidde tot de hegemonie van Sparta op de Peloponnesus. Sparta zal de wapens nooit neerleggen en een militaire staat blijven.

Verdeeld en toch verbonden

De eigen polis is voor de Griek het hoogste goed, het vaderland, begrensd door bergen errond of het water. De eigen polis is toch beter. De andere zijn minderwaardig, maar die andere denken op dezelfde manier. Vandaar de constant gespannen sfeer tussen de poleis. De burgers van de stadstaten voelen zich toch met elkaar verbonden door een gemeenschappelijke herkomst. Alle Grieken spreken dezelfde taal met verschillende dialecten zoals het Ionisch, het Eolisch en het Dorisch, maar ze kunnen elkaar verstaan zonder problemen. Een Ionische taal, het Attisch (Athene) zou in de 5de eeuw v.Chr. de algemene taal worden. Wie geen Grieks spreekt, noemen ze misprijzend 'barbaren', bar-bar, omdat ze in hun ogen brabbelden. Homerus bracht ook orde aan in de mythische godenwereld. Overal vereerden de Grieken nu dezelfde goden. Het feit dat ze hetzelfde denken, dezelfde heiligdommen bezoeken en hun goden op dezelfde manier vereren, zijn elementen van samenhorigheid.

Schrift

Met de komst van de Doriërs was de schrijfkunst verloren gegaan. Er was geen cultuur meer die schrijvers nodig had. De Grieken namen ca. 800 v.Chr. het moeilijke tekenschrift van de Feniciërs over, maakten hun eigen tekensymbolen en voegden er vijf klinkers aan toe. Dankzij de eenvoud ervan kon het door veel mensen gebruikt worden en was lezen en schrijven niet langer het voorrecht van enkelen. Het Grieks is ook de basis geworden voor alle Europese schriften.

Taalschuld

NEDERLANDS WOORD VAN

GRIEKSE OORSPRONG

Ααalfa a architect

Ββbèta b biologie

Γγgammag grafiek

Δδdelta d diagnose

Εεepsilone epiloog

Ζζzèta z zodiak

Ηηèta e heros

Θθthèta th theorie

Ιιjota i ion

Κκkappa k keramiek

Λλlambdal liturgie

Μμmu m microbe

Ννnu n nimf

Ξξxi x (ks) xylofoon

Οοomikrono orkest

Ππpi p parallel

Ρρrho r retoriek

Σσςsigma s sympathie

Ττtau t tactiek

Υυypsilon u, y hypothese

Φφph ph, f fysica

Χχchi kh, ch chaos

Ψψpsi ps psyche

Ωωomegao ode

Vooral wetenschappers ontleenden heel wat woorden aan het Grieks: • woorden die zo overgenomen zijn: asbest, basis, demon, drama, ritme, theater, thema ...

• namen van ziekten: artritis, astma, diarree, lepra, trauma

• in samenstellingen: astronomie, biografie, economie, microscoop, pedagoog, thermometer ...

GRIEKS ALFABET LETTERNAAMNEDERLANDSE LETTER

Pausanias (2de eeuw, uit Lydië in Klein-Azië)

aardrijkskundige die de hele antieke wereld bezocht met een voorkeur voor de Griekse stadstaten autarkie zelf voortbrengen wat nodig is om te leven, zelfvoorziening of overlevingseconomie

autonomie een eigen bestuur hebben, zelfbestuur of politiek onafhankelijk zijn

VRAAG 3

Wat verbond en wat verdeelde de Grieken?

Herodotus (485-425 v.Chr.) wordt de 'Vader van de westerse geschiedschrijving' genoemd. Hij is de eerste die zijn geschriften op onderzoek van de bronnen samenstelt en op waarneming ter plaatse. Hij bezocht en beschrijft als onvermoeibaar reiziger veel landen van de toenmalige wereld. Historiën is het verhaal van de Perzische Oorlogen.

OPDRACHT 3 Onderzoek wat een polis kenmerkte.

1 De Griekse aardrijkskundige en wereldreiziger Pausanias uit Klein-Azië vertelt in de tekst wat hem opvalt als hij Griekenland bezoekt.

a Lees de tekst en onderstreep wat volgens Pausanias een stadstaat kenmerkt.

'Op twintig stadiën (ongeveer vier km) van Chaeronea ligt de polis der Panopaïers, als men werkelijk een naam polis mag geven aan lieden die geen bestuursgebouwen hebben, geen gymnasion, geen theater, geen openbaar plein, geen watertoevoer die een vergaarbak voedt, en die op de rand van een ravijn wonen in half in de grond gegraven hutjes als schuilhutten van bergbewoners. Toch is hun gebied afgebakend van dat van hun buren en zenden zij afgevaardigden naar de vergadering van Phocis (waar verschillende poleis samenkomen). Ten slotte vertellen zij dat de naam van hun polis is afgeleid van die van de vader van Epeios (die het houten paard van Troje bouwde).' (Uit: Pausanias, Beschrijving van Griekenland)

b Verzamel de kenmerken hieronder. Stadstaten hebben ...

c Leg deze essentiële kenmerken uit. Stadstaten zijn ...

• autarkisch:

• autonoom:

OPDRACHT 4 Onderzoek wat de Grieken verbond en wat ze verdeelde.

1 De Perzen probeerden de stadstaten tegen elkaar op te zetten in de 5de eeuw v.Chr. Lees het antwoord van de Spartanen aan de Perzische koning.

'Er zijn bloed- en taalverwantschap met het Griekse volk, de gemeenschappelijke heiligdommen, de goden en de offerplechtigheden, evenals onze gelijksoortige zeden (...) Wees ervan overtuigd dat wij nooit met Xerxes (de koning van Perzië) een akkoord zullen sluiten.'

(Bewerking uit: Herodotus, Historiën, boek VIII)

2 a Zijn deze uitspraken juist of niet juist? Kruis aan.

juistonjuist

1 De Grieken beseffen dat ze tot één groot rijk behoren.

2 De Hellenen spreken dezelfde taal en verstaan elkaar.

3 Alle Grieken vereren dezelfde goden.

4 Alle Grieken voelen zich verbonden door hun herkomst.

5 De Grieken voelen zich verwant door dezelfde zeden en gebruiken.

6 Alle stadstaten worden op dezelfde manier bestuurd.

b Waardoor voelen Grieken zich verbonden? Nummers:

c Wat verdeelt de Grieken? Nummers:

Conflicten thuis ... met grote gevolgen

De eerste Grieken waren boeren en veehoeders. Eens verschafte de grond hier en daar uitstekende weilanden, geschikt voor kleinvee zoals schapen, varkens en geiten. Er werd geploegd en gezaaid, vooral in de boom- en de wijngaard, maar voor kleding, trekkracht en transport waren ze op hun dieren aangewezen. Met kudden en arbeid, met gesteente uit de stenige bodem en klei voor de potten, kon een grote boer zijn gezin, een familie (oikos), landwerkers en bedienden onderhouden. Wie deze lijn kon voortzetten via erfelijke weg, werd machtig. Een stamboom leverde in de samenleving een kleine groep aanzienlijken op, belangrijke burgers die 'de besten' of de adel (aristocraten) van het volk werden genoemd. Grondbezit, rijkdom en macht werden niet zelden aangevuld met wat kon buitgemaakt worden op anderen. Een adelijke familie kreeg dan een familiegeschiedenis en ook vaak een god als voorvader aangewezen. Dat heette dan verschil van afkomst.

De kleine boer verging het vaak anders. Weinig of geen grondbezit maakte hem afhankelijk van heren. Wie tegenslag had bv. door slechte oogsten, moest lenen en schulden maken waardoor hij in schuldslavernij kon vervallen. Als de bevolking aangroeide in de nederzettingen en staatjes (poleis) ontstonden, kwam er door de overbevolking gebrek aan vruchtbare gronden. Conflicten tussen arm en rijk leidden tot samenlevingsproblemen.

Kolonies, een nieuw thuisland

Theoretisch was het mogelijk dat iemand vrijwillig het vaderland verliet om onbewoond land te zoeken, maar weinigen deden iets dat zo roekeloos leek. De banden met familie en de gehechtheid aan het vaderland betekenden het leven zelf. Het land verlaten leek wel verbanning, de bitterste straf die de gemeenschap kon opleggen. Stilaan leek uitwijking naar een overzees gebied, in een nieuwe nederzetting (een kolonie), de oplossing voor de problemen met grondbezitters, het risico op schuldslavernij, de overbevolking. Na het vertrek van ontevredenen en werklozen bleef het rustig in de Griekse poleis. Als er te weinig vruchtbaar land overbleef, stuurden stadstaten soms mensen weg - op vrijwillige basis of gedwongen door loting - om hongersnood of burgeroorlog te voorkomen. Dikwijls raadpleegde de stadstaat eerst het orakel van Delphi om te weten of de god Apollo hen gunstig gezind was.

Kolonisatie verruimt de wereld Kolonisten zijn vooral landbouwers.

Vooral vruchtbare en iets hoger gelegen gebieden aan vreemde kusten waren gegeerd. De vestigingen lagen nooit diep in het binnenland. Zo blijft het contact via de zee mogelijk en de hoogte biedt veiligheid tegen zeerovers en inboorlingen. De kusten van de Middellandse Zee en de Zwarte Zee kwamen in aanmerking. Kustgebieden die door Fenicische kolonisten of door de Etrusken waren bezet, bleven buiten bereik. In deze streken ontstaan nu ook belangrijke steden, vrij en onafhankelijk van het moederland. Omdat de bewoners van de kolonies telkens uit andere poleis afkomstig zijn, bestaan er grote verschillen tussen de vestigingen. Contacten met het moederland blijven vooral bestaan door de handel die nu op gang komt.

Fig. 2.1 Kolonisatiegebieden

Grieken zwermen uit 2

Als de bevolking in de Griekse stadstaten groeit, ontstaan samenlevingsproblemen tussen een kleine groep machtige aristocraten en de grote groep arme boeren. Velen wijken uit naar nieuwe gebieden om te overleven.

VRAAG 4

Waarom stichtten de Grieken kolonies?

aristocraten letterlijk: 'de besten' die de macht hebben (Gr. aristos en kratein, edelen en macht hebben) aristocratie: de macht in handen van enkelen kolonie apoikia is het Griekse woord voor kolonie, wat ver weg van huis betekent. Een oikoi was het gezin, de familie, de thuis.

orakel

In de tempel van Apollo te Delphi gaf een priesteres (de Pythia) goede raad, ingefluisterd door Apollo, bij moeilijke beslissingen. Dit heiligdom was de drukstbezochte plaats van de hele oudheid en werd daarom ook wel de 'navel van de wereld' genoemd.

OPDRACHT 5 Onderzoek de oorzaken van de Griekse kolonisatie.

1 a Lees de tekst van Doc 5 en Doc 6 en vervolledig het schema. Kies uit: kolonie, vruchtbare grond, kleine boeren, bevolking, grondbezitters

OORZAKEN Griekse kolonisatie

aangroei kleine groep = overzeese nederzetting onvoldoende grote groep

SAMENLEVINGSPROBLEMEN

oneerlijk verdeeld schuldslavernij dreigt

b Leg in een paar goede zinnen uit hoe je bovenstaand schema moet lezen. Gebruik de woorden van het schema.

VRAAG 5

Waar koloniseerden de Grieken?

2 Breng volgende kenmerken onder bij de juiste samenlevingsgroep: rijk, edelen (aristocraten), kleine boeren, arm, weinig (grond)bezit, grondbezitters, afhankelijk van de heer, machtig

kleine groep grote groep

OPDRACHT 6 Onderzoek waar de Griekse kolonisten zich vestigden. (Fig. 2.1)

1 a Welk soort gebieden koloniseerden de Grieken en welke niet?

b Noem vier gebieden waar ze zich vestigden.

2 Waren kolonies afhankelijk van het moederland?

Handelsproducten

Producten waaraan in Griekenland een tekort was, zoals graan, werden aangevoerd uit de nieuwe gebieden en zo ontstond geleidelijk een druk handelsverkeer. Daardoor konden op Griekse bodem andere vruchten worden gekweekt zoals olijven en druiven. Olijfolie en wijn voerde men dan weer uit, verpakt in aarden kruiken die ook al een handelsproduct waren. Zo vonden steeds meer mensen werk buiten de landbouw. Door de handel en het verbouwen van winstgevende gewassen ontstond een groep 'nieuwe rijken'. De grootgrondbezitters, de landadel, zagen in de nieuwe rijken, de geldadel, concurrenten. Zij wilden op politiek gebied ook een woordje meepraten en de adel moest medezeggenschap dulden. Kleine boeren zagen hun boerderijtjes door verdeling onder erfgenamen nog kleiner worden en ze verarmden.

Geld is handig Landbouwers ruilden goederen. Maar vele erg verschillende producten moesten worden geruild. Door praktische problemen kwam er nood aan een ruilmiddel dat iedereen kon hanteren. Zo gebruikten de Grieken een hele tijd braadspitten om te ruilen, metalen priemen die altijd van pas komen. Maar wat doe je met een massa braadspitten? De Lydische koning Gyges heeft het probleem ca. 640 v.Chr. opgelost. Hij bracht waardevolle gouden en zilveren munten in omloop. Toen de grote stad Milete aan de westkust van Klein-Azië het systeem overnam, ging men overal geldstukken gebruiken. Om vervalsingen te voorkomen, drukte men een moeilijk na te maken stempel op de munten. De naam obool bleef men gebruiken voor kleine munten. Een drachme was zes obolen waard. Omdat de poleis een eigen munt hebben, ontstond het beroep van geldwisselaar of bankier. Athene had zijn eigen zilvermijnen in het Lauriongebergte.

triëre of drieriemer is een slank en snel oorlogsschip

Fig. 2.2 Olijvenoogst
Fig. 2.4 Tetradrachme of vier drachmen, ca. 450 v.Chr. Voorzijde met Athena, godin van de wijsheid en op de keerzijde een uil en een olijftak (Atheens uiltje)
Fig. 2.5 Handel kan niet zonder behoorlijke schepen. De handelsschepen zijn trage en logge zeilschepen. De
met ram op de voorsteven. 170 roeiers zitten op hetzelfde dek in drie rijen boven elkaar. Bescherming: 10 zwaarbewapende soldaten en 4 boogschutters. Bij een gevecht tracht men de roeiriemen van de vijand te breken door er vlak langs te varen.
Fig. 2.3 Amforen, aarden kruiken in een rek om wijn en olie te transporteren
Doc 8

VRAAG 6

Welke waren de gevolgen van de kolonisatie?

economie

Gr. oikos = huis en nomos = regel letterlijk: huishoudkunde

Vervaardigen van handelswaar was bij de oude Grieken vooral huisnijverheid: spinnen, weven, potten bakken ...

obool braadspit, veelgebruikt ruilmiddel, later de naam voor een kleine munt van 0,67 gram zilver. Een drachme was een handvol of zes obolen waard.

1 drachme = 4 gram zilver

1 talent = 6000 drachmen

Wie 1 talent bezat, was rijk en behoorde tot de hoogste bezitsk lasse van ca. 300 grootgrondbezitters en rijke handelaars.

triëre oorlogsschip, ca. 36 m lang en 5 m breed

OPDRACHT 7 Bestudeer de gevolgen van de kolonisatie. Doc 7 Doc 8

1 a Welke goederen voerden de Grieken in (Fig. 2.1) en welke uit? Doc 7

• invoer:

• uitvoer:

b Welk transportmiddel wordt nu erg belangrijk en wat ontstaat hierdoor?

c Welke activiteit wordt naast de landbouw nu belangrijk?

2 Stel de gevolgen van de kolonisatie schematisch voor. Raadpleeg alle documenten.

Economische gevolgen

Sociale gevolgen

nieuwe rijken in conflict met schakelen over op willen deelname aan riskeren arme boeren

Culturele gevolgen werktuigen, keramiek ... ambachten nieuwe beroepen transport handel en nijverheid bloeien geldeconomie ontstaat

invloed van andere volkeren

Lydiërs Feniciërs

invloed van de Grieken

3 De gevolgen van de kolonisatie op een rijtje. Onderstreep het kernbegrip.

• een drukke zeehandel (vaak met de moederstad)

• De ruilhandel wordt vervangen door de geldhandel met munten.

• Handelaars worden de nieuwe rijken (geldadel).

• In de scheepvaart komen drieriemers in gebruik (handels- en oorlogsschepen).

Samenhang

Het oude Griekenland

De oorspronkelijke bewoners van het vasteland waren zwervende stammen die hun stamgebied in het Europese binnenland en de Aziatische vlakten hadden verlaten en een nieuwe woonplaats zochten. Ze droegen verschillende namen en waren nog geen volk. Na 2000 v.Chr. vonden ze een onderkomen op het Griekse schiereiland. Vanaf de 9de eeuw v.Chr. noemen ze zichzelf Hellenen.

1 Een polis als vaderland

De eerste bewoners van Griekenland kunnen we nog geen Grieken noemen. Groepen boeren en herders, georganiseerd in stammen, kwamen langs het noorden het vasteland binnen, niet als veroveraars, wel als migranten op zoek naar weiland en goede gronden voor hun schapen, varkens en geiten.

Griekse landstreken

Vermits ze dieren hadden en gewassen verbouwden, bleven ze wonen op geschikte plaatsen. Eerst waren er de Ioniërs die doordrongen tot Midden-Griekenland, dan volgden de Eoliërs die zich over het noordoosten verspreidden. De Achaeërs die daarna kwamen, waren ruwer en krijgshaftiger. Ze hadden paarden en bronzen wapens, trokken door de reeds bezette gebieden en drongen door tot op de Peloponnesus. Omstreeks 1600 v.Chr. treffen we ze aan op heel wat versterkte heuvels waar ze burchten hadden gebouwd. Van daaruit beheersten ze de vlakten eromheen. Hun feodaal georganiseerde samenleving - een burcht met grondgebied en een boerenbevolking - wordt naar Mycene, het belangrijkste centrum, de Myceense beschaving genoemd. Vanaf 1200 v.Chr. zijn er nieuwkomers, de Doriërs. Ze zijn ruw,

kennen geen cultuur, hebben ijzeren wapens en vernietigen alles wat op hun weg komt. Ze vestigden zich op de zuidelijke Peloponnesus waar ze de oorspronkelijke bewoners onderwierpen. De opgejaagde Ioniërs, Eoliërs en Achaeërs verspreidden zich daardoor over het hele vasteland en vluchtten zelfs via de eilanden naar de overkant van de Egeïsche Zee, tot op de kusten van Klein-Azië.

Aan de eerste Griekse cultuur en zelfs de oude Minoïsche cultuur kwam een eind en er kwam niets in de plaats. In de drie donkere eeuwen die nu volgden, keerde de rust terug in het land. Op honderden plaatsen ontstonden tussen de grillige bergen in de meestal kleine dalen, woonkernen met een boerenbevolking die in het eigen levensonderhoud kon voorzien. Er was weinig contact met de buren in de andere nederzettingen. Ieder voor zich leek het wel. Toch voelden ze zich verbonden met de mensen in de verspreide dorpen. Ze verstonden elkaar en ooit hadden ze op dezelfde manier het nieuwe vaderland ontdekt. De herinnering aan vroegere tijden hadden ze levend gehouden in talloze verhalen die ze bleven doorvertellen. Dat was hun roemrijke geschiedenis vol goden, helden en koningen. Daarin herkenden ze zichzelf en het waren de voorbeelden waaraan ze zich spiegelden. Ze voelden zich nu een volk met gemeenschappelijke wortels.

Ongemerkt groeide de bevolking en sommige dorpen waren groot geworden, zelfs echte steden. Als zo'n centrum ook nog de omringende dorpen ging domineren, ontstonden de eerste staatjes, kleine politieke eenheden, de stadstaten of poleis. Grondbezit was erg belangrijk in

Griekse kolonisatie (800-500 v.Chr.)

Fenicische kolonisatie

Etruskisch gebied

de vroege poleis omdat het levensmiddelen en inkomsten oplevert. Wie grond heeft, is rijk en dus machtig. Koningen die de eerste leiders waren in de stadstaatjes, beschouwden zichzelf als afstammelingen van de eerste bewoners en beweerden zelfs dat ze hun macht van de goden hadden gekregen. De families van grondbezitters betwistten de almacht van de koningen. Zij namen geleidelijk taken van de koning over. Door hun afstamming en grondbezit worden ze edelen of aristocraten genoemd. Ze misbruikten steeds meer hun macht en probeerden de boerenbevolking van de polis volledig van hen afhankelijk te maken.

2 Grieken zwermen uit

staat te verlaten en uit te wijken naar onbewoonde gebieden, ver weg van huis en er nieuwe nederzettingen te stichten, zonder de verdrukkende edelen.

Gedurende meer dan tweehonderd jaar zullen Griekse kolonisten uitzwermen, maar ze bleven dicht bij de zee. Het contact met de moederstad werd niet verbroken. Integendeel,

Kolonisatiegebieden Aarden kruiken voor transport van olie en wijn olijvenoogst Triëre of

De tegenstellingen tussen wie rijk is door bezit en machtig door afstamming, leidden tot conflicten, zeker toen er nood was aan meer vruchtbare gronden om meer monden te voeden. Arme boeren, met weinig of geen grond, vervielen steeds meer in schuldslavernij. De enige uitweg was de eigen stad-

de moedersteden hadden gebrek aan graan, hout en metalen. Op de terugweg namen ze olie, wijn en aardewerk mee uit het land van oorsprong. Een drukke zeehandel ontstond. Zowel de kolonies als de stadstaten op het vasteland werden daardoor welvarend. De Grieken bewoonden niet meer alleen de Griekse wereld rond de Egeïsche Zee, maar zowat alle kusten rond de Middellandse Zee en de Zwarte Zee die nog niet eerder waren bezet.

Malaca
Alalia Veii
Donau
Tigris
Eufraat
Rhône
Middellandse Zee Kreta Cyprus Malta Corsica Sardinië
Sicilië
Jeruzalem
Byblus Tyrus Naukratis
Carthago
Tarentum
FRYGIË LYDIË
THRACIË
ETRURIË Nizza/ Nice
Atlantische Oceaan
Byzantion/ Byzantium
Gadir/ Cadiz
Neapolis/ Napels Massilia/ Marseille
reukwaren

Historische vraag 1: Hoe ontstond de Griekse wereld?

1 a Wie waren de eerste bewoners van het Griekse vasteland en waar kwamen ze vandaan?

b Welke namen droegen ze oorspronkelijk?

c Waar vestigden ze zich?

2 a Wanneer vestigden de Indo-Europese stammen zich in Griekenland?

b Om welke reden kwamen deze mensen naar dit gebied?

c Hoe k wamen ze daar terecht?

3 a Welke stammen drongen door tot het schiereiland Peloponnesus?

b Welke beschaving brachten zij er tot stand?

4 a Hoe wordt de laatste groep binnenkomers genoemd?

b Op welke manier bemachtigden zij een woonplaats in Griekenland?

c Wat betekenden ze voor de reeds gevestigde bewoners?

d Waar woonden de Grieken na de inval? •

5 Noem twee belangrijke gevolgen van de laatste invallen.

• • Historische vraag 2: Hoe werd Griekenland een polisrijk?

1 a Door welke natuurlijke omstandigheden ontstonden afzonderlijke stadstaten?

b Geef vier kenmerken van een typische stadstaat.

2 Noem de twee grootste stadstaten met hun bewoners en de naam van hun landstreek.

Historische vraag 3: Wat verbond en wat verdeelde de Grieken?

1 Noem drie elementen waardoor de Grieken zich onderling verbonden voelden.

2 Noem twee elementen die de Grieken verdeelden.

Historische vraag 4: Waarom stichtten de Grieken kolonies?

1 Om welke twee redenen stichtten de Grieken kolonies?

2 Welke gevaren dreigden er voor de bevolking?

• Historische vraag 5: Waar koloniseerden de Grieken?

Historische vraag 6: Welke waren de gevolgen van de kolonisatie?

Terugblik

In dit thema maakte je kennis met het oude Griekenland, van de tijd toen de eerste stammen er toekwamen tot het ontstaan van de Griekse wereld. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen.

opdracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

EEN

POLIS ALS VADERLAND

1Op een geografische kaart het gebied situeren waar de Grieken vandaan kwamen.

1Op een geografische kaart het gebied aanduiden dat de Griekse wereld werd genoemd.

2Uitleggen hoe de stamstaatjes stadstaten werden.

2Op een kaart de landstreken Attica en Laconië aanwijzen.

3De algemene kenmerken van een polis opnoemen.

4Weten wat de Griekse poleis verbond en waardoor ze verdeeld waren.

GRIEKEN

ZWERMEN UIT

5De oorzaken van de Griekse kolonisatie kunnen noemen en toelichten.

6Op een kaart kunnen aanbrengen waar de Griekse kolonisten zich vestigden.

7De economische gevolgen van de kolonisatie kunnen verwoorden.

7De sociale gevolgen van de kolonisatie kunnen verwoorden.

7De culturele gevolgen van de kolonisatie kunnen verwoorden.

7Wat de kolonisatie betekende voor de in- en de uitvoer.

7Welke ambachtelijke activiteit toeneemt als gevolg van de kolonisatie.

zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

Klassiek Griekenland

1 Burgers besturen de polis

2 Leven

werken in Hellas

De Griekse

4 Goden als mensen

13 Ga na welke de oorsprong is van de Panhelleense Spelen.

Vraag 11 Hoe verliepen de Olympische Spelen?

14 Maak kennis met de oude Olympische Spelen.

Vraag 12 Welke waren de klassieke Griekse bouwstijlen?

15 Leer de klassieke bouwstijlen onderscheiden.

Vraag 13 Hoe was een tempel opgebouwd?

Vraag 15 Welke bijdrage leverde klei aan de Griekse cultuur?

18 Ontdek de toepassingen van klei.

Kunst, spiegel van de cultuur

1 Burgers besturen de polis

1 Het onderscheid maken tussen de inwoners van Athene.

2 De rechten en plichten van de Atheense bevolking uitleggen.

3 Hoe de politieke macht in Athene overging van de koning naar de burgers.

4 Verschillende bestuursvormen kunnen noemen en omschrijven.

5 De bestuursorganen van de democratie in het klassieke Athene noemen en toelichten.

6 Het onderscheid uitleggen tussen democratie in het oude Athene en democratie bij ons.

2 Leven en werken in Hellas

1 Hoe mensen wonen in het oude Athene.

2 De levenswijze en de opvoeding in een Atheens gezin beschrijven en uitleggen.

3 De organisatie van het bestuur en de levenswijze in Sparta toelichten.

4 De levensloop van een Athener en een Spartaan met elkaar vergelijken.

5 Weten wat de Griekse economie voortbracht.

6 Het verband uitleggen tussen de natuur en de Griekse economie.

7 De natuurlijke rijkdommen van Griekenland leren kennen en hoe ze die aanwenden.

8 Hoe Spar ta en Athene hun problemen op verschillende manieren oplossen.

3 De Griekse oorlogen

1 Hoe de Grieken voorbereid waren op gewapende conflicten.

2 Welke de oorlogen zijn die de Grieken voeren tegen de Perzen en tegen elkaar.

3 De oorzaken, de aanleiding en het verloop van de conflicten kennen van de Griekse oorlogen.

4 Welke de gevolgen zijn van de Griekse oorlogen voor de poleis.

4 Goden als mensen

1 Hoe de Grieken zich de godenwereld voorstellen.

2 Welke de grote goden zijn, hun bevoegdheden en hoe ze voorgesteld worden.

3 Welke rol de goden spelen in het openbare en het private leven.

4 Op welke manieren de Grieken hun goden eren.

5 Hoe de Griekse Spelen verlopen en wat ze betekenen voor de Grieken.

5 Kunst, spiegel van de cultuur

1 Uit welk grondplan en op welke manier Griekse tempels zijn ontstaan.

2 Hoe de k lassieke bouwstijlen van elkaar kunnen worden onderscheiden en welke hun naam is.

3 Welke de opbouwelementen zijn van een Griekse tempel.

4 Enkele Griekse tempels met naam kunnen noemen en waar ze te vinden zijn.

5 Welke soorten beeldhouwwerk de oude Grieken kenden en welke materialen hiervoor werden gebruikt.

6 Wat het enige onderwerp is van de Griekse beeldhouwkunst.

7 De stijlkenmerken van de beelden in de verschillende periodes van de Griekse oudheid kennen.

8 Aantonen met voorbeelden dat klei een belangrijke grondstof was.

9 Uitleggen hoe keramiek ontstaat en een vorm is van kunst.

10 Stijlkenmerken in keramiek onderscheiden en zeggen welke taferelen erop voorkomen.

11 De opeenvolgende stappen in het ontstaan van het Grieks toneel schetsen.

12 Aantonen dat toneel bij de oude Grieken geliefd was en dat ze het belangrijk vonden.

13 Drie grote toneelschrijvers kunnen noemen en twee soorten toneelstukken noemen.

14 Weten hoe de Grieken de wereld begrijpen en verklaren doorheen de tijd.

15 Hoe wetenschap door na te denken ontstaat.

16 Drie Griekse filosofen noemen die de mens leren nadenken over zichzelf en de natuur.

17 Hoe waarneming en onderzoek de basis zijn voor wetenschap.

Wat ik moet doen

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren.

Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

OPDRACHT 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21

OPDRACHT 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

OPDRACHT 21, 22

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

OPDRACHT 13, 14, 15, 16, 17, 18

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

OPDRACHT 13, 14, 16, 17

OPDRACHT

Gelaagde samenleving

Ten tijde van de Ilias was er een diepe horizontale kloof tussen de mensen in de samenleving. Boven de scheidingslijn bevonden zich de aristoi, letterlijk 'de besten': koningen en edelen met erfelijke titels die zowel in oorlogsals in vredestijd de meeste rijkdom en macht in handen hadden. Wie onder de lijn zat, had geen naam: dat was de menigte. (naar: M.I. Finley in De wereld van Odysseus, p. 61)

... in de polis Athene

... en bij ons

Doc 1

Enkele eeuwen later, bij de Atheners, berustte het onderscheid tussen de mensen in de samenleving op burgerschap als inwoner van de polis. Om te beginnen was iemand vrij of onvrij. Een slaaf was onvrij. Dan zijn je ouders dat ook, dan is men buitgemaakt tijdens een oorlog of iemand heeft je gekocht op een slavenmarkt. Een slaaf was eigendom van de polis of van een privépersoon. Slaven doen huishoudelijk werk, werken op het land of in de mijnen en steengroeven. Ze hebben geen bezit en geen rechten. Het zijn levende werktuigen, de machines van die tijd, maar ze worden goed behandeld. Ook vrije Atheners waren niet allemaal gelijk. Als jongeman is men volwaardig burger vanaf 18 jaar. De rol van meisjes en vrouwen is er beperkt tot het huishouden, de kinderen en de huisslaven. Inspraak in het leven in de polis is een mannenzaak.

Vreemdelingen (metoiken) waren inwijkelingen of stamden af van vroegere migranten. Ze waren vrij, maar hadden weinig rechten (geen gronden of huizen, geen huwelijk met een burgermeisje) en veel plichten (verblijfsbelasting betalen en verplichte legerdienst). Naarmate de stad groeide, werden ze talrijker en economisch belangrijker, vaak door hun beroep als ambachtsman, als handelaar of in dienst van een burger Hoe het je verging in het leven, hing af van de familie waarin je geboren werd: tussen een kind van een vrije boer met weinig of geen grond en een kind in een welstellend gezin was de kloof zeer groot. Rechten en plichten van een Athener werden dus bepaald door geboorte, geslacht, afkomst, leeftijd en bezit van grond of goed.

Atheense bevolking in cijfers

Fig. 1.1 Art. 1 Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948)

1Burgers besturen de polis

De eerste Griekse stadstaatjes waren gesloten landbouwsamenlevingen. Toen de stadstaten te klein werden voor de groeiende bevolking, kwam de kolonisatie op gang. Een nieuwe economie door handel en nijverheid bracht ook sociale en politieke ontwikkelingen mee.

VRAAG 1

Waarop berustte het sociale onderscheid in de polis Athene?

burger inwoner van Athene met Atheense ouders Volwaardig burgerschap (stemrecht) is er alleen voor wie man is, meerderjarig (18 jaar) en Athener. vreemdeling inwijkeling of afstammeling ervan

OPDRACHT 1 Ga na hoe de polis Athene onderscheid maakte tussen de inwoners.

1 Vul aan met de rechten en de plichten van de Atheners. Doc 1

burgers

VRIJ

vreemdelingen

ONVRIJslaven

man:

vrouw:

weinig rechten:

veel plichten:

staatslaven:

privéslaven:

2 a Reken de cijfers van de Atheense bevolking om in procenten en noteer ter plaatse.

b Zeg met een breuk wat hun aandeel is in de hele bevolking:

• Atheners:

• vreemdelingen: slaven:

Atheense bevolking in procenten

3 Doorstreep wat niet juist is. mannen / vrouwen / vreemdelingen / slaven hadden politieke rechten mannen / vrouwen / vreemdelingen / slaven konden een beroep uitoefenen mannen / vrouwen / vreemdelingen / slaven hadden geen bezittingen mannen / vrouwen / vreemdelingen / slaven hadden helemaal geen rechten

4 a Wat zegt Art. 1 van de Verklaring van de Rechten van de Mens uit 1948? Doc 1

b Vergelijk de positie van mensen bij ons nu met die van de Atheners in Griekenland. Grieken alle mensen wij waar / niet waar zijn evenveel waard waar / niet waar waar / niet waar hebben evenveel rechten waar / niet waar

c Bestaat het principe van vrijheid en gelijkheid bij de oude Grieken? ja /nee

De samenleving verandert

Grieken waren vanouds boeren en herders. In een gezin draaide alles rond het voorzien in de levensbehoeften. Alle gezinsleden hielpen mee om een stukje grond te bewerken en te zorgen voor het kleinvee. De opbrengsten waren op de eerste plaats bestemd voor de familie. Een boerenbedrijfje was zelfvoorzienend. Mogelijke overschotten werden op de lokale markt geruild tegen werktuigen of voorwerpen die de boer zelf niet kon maken. Als de bevolking aangroeit, wijken mensen uit en komt de kolonisatie op gang. Goederen waaraan een tekort is in de moederstad worden geruild tegen overschotten uit de kolonie. Goederen worden nu op grote schaal geruild tegen andere goederen. De producent is niet meer de consument van een product. Dat is handel. Boeren schakelden over op producten waaraan nood was in de kolonies zoals olie en wijn en ambachtslui vervaardigen gebruiksvoorwerpen als handelswaar. Maar ruilhandel had zijn beperkingen. Wat te doen met iets waar geen behoefte aan was? De oplossing was een universeel ruilmiddel: geld, munten met een blijvende waarde. Alles kon nu overal verkocht worden. Door de kolonisatie was de gesloten samenleving van boeren en herders een open samenleving geworden.

Burgers verwerven macht

In de 5de eeuw v.Chr. telde Griekenland honderden kleine en enkele grote stadstaten, ieder met een bestuur dat zelfstandig de eigen zaken kon regelen. Ooit, in een duister en ver verleden, heersten koningen over Athene. Eén van die koningen, Theseus, verenigde volgens de overlevering de dorpen van Attica onder het gezag van Athene. Alleen was het verhaal hier uniek omdat de macht overging in verschillende etappes van één persoon, de koning, op alle burgers van de polis. Die ontwikkeling verliep zeer moeizaam en duurde eeuwen.

Fig. 1.3 Horizontaal: het verloop van de sociale en politieke strijd om gelijke rechten. Verticaal: het tijdstip van de verwerving van sociale en politieke rechten.

v.Chr.

gesloten samenleving

bestuursvorm Monarchie

De koning (monarch) heeft alle macht en spreekt recht. Volgens de mythologie stamt hij af van van een held of zelfs van een god, maar er is weinig met zekerheid geweten over deze tijd. Zijn macht berust op afstamming en is erfelijk.

Wie bestuurt?

Basis van de macht?

Aantal machthebbers?

Aristocratie - Oligarchie

Een kleine groep grondbezitters (eupatriden of aristocraten, de geboorteadel) heeft de macht op basis van afkomst en bezit. Deze groep neemt de macht van de koning geleidelijk over zodat een aristocratisch bestuur ontstaat. De politieke baantjes gingen steeds meer via een erfelijke lijn op het nageslacht over. Het bestuur door een kleine groep aristocraten uit steeds dezelfde families is een oligarchie. Deze bestuursvorm is een variant op het aristocratisch bestuur. Het bevoorrechten van familieleden is typisch voor deze bestuursvorm en leidde tot misbruik. Draco beperkte in 624 v.Chr. de willekeur van de eupatriden door rechten en plichten vast te leggen in (de eerste, strenge) geschreven wetten.

Daarmee was de rechtstaat geboren.

Wie bestuurt?

Basis van de macht?

Aantal machthebbers?

Fig. 1.2 Mannen wegen koopwaar

VRAAG 2

Hoe veranderde de gesloten landbouwsamenleving in een open samenleving?

OPDRACHT 2 Ga na hoe de economie en de politiek de samenleving veranderden.

1 a Welke vormen van economie passen bij de omschrijving? Raadpleeg het schema. autarkie, goederen voortbrengen voor eigen levensonderhoud overschotten ruilen tegen andere goederen goederen ruilen tegen geld in plaats van tegen goederen goederen kopen en verkopen volgens vraag en aanbod

b Hoe veranderde de samenleving door de evolutie in de economie?

2 De strijd om gelijke politieke rechten duurde lang in Athene.

a Wie zijn de partijen die strijden om de macht?

b Bekijk de tijdband en druk de duur van de politieke strijd uit in eeuwen.

c Lees de uitleg in de gele kaders bij de verschillende bestuurswijzen. Welke naam past bij de omschrijving? Nummer de bestuursvormen in chronologische volgorde. een regering van nieuwe rijken door handel en nijverheid een regering van een kleine bevoorrechte groep edelen de 'besten' regeren, geboorteadel het volk regeert, burgers hebben de macht één despoot regeert helemaal alleen, alleenheerschappij een vorst heeft alle macht

boeren - ambachtslieden - handelaars open samenleving

500 400

markteconomie

Timocratie - Tirannie

Solon scheldt de schuldenlast van de verarmde boeren kwijt en schaft de schuldslavernij af om de boerenstand te herstellen. Om tegemoet te komen aan de rijken, deelt hij de Atheners in volgens vier vermogensklassen. Dat was een eis van een groep nieuwe rijken, handelaars en ambachtslieden (geldadel), die medezeggenschap eiste in het bestuur. Naast afkomst gaf nu ook rijkdom recht op een ambt (594 v.Chr.). Vele boeren bleven arm. Pisistratus kwam na Solon als alleenheerser (tiran) tijdelijk aan de macht door de steun van het arme volk dat nog steeds niets te zeggen had (560 v.Chr.).

Wie bestuurt?

Basis van de macht?

Aantal machthebbers?

Democratie

Clisthenes behield de regelingen van Solon, maar maakte macht afhankelijk van burgerschap (508 v.Chr.). De vrije mannelijke burgers van de polis krijgen in de volksvergadering het laatste woord. Dat is directe democratie, maar ze is beperkt (geen vrouwen, vreemdelingen, minderjarigen of slaven). Dat is het definitieve einde van de macht van de aristocratie. Burgers besturen nu de polis. Pericles geeft een kleine vergoeding voor deelname aan de volksvergadering en een vergoeding voor een ambt zodat ook arme mensen kunnen deelnemen aan het bestuur. (ca. 450 v.Chr.)

Wie bestuurt?

Basis van de macht?

Aantal machthebbers?

De democratie van Clisthenes

In de polis voelde elke burger zich persoonlijk betrokken bij alle belangrijke aangelegenheden. Hij besliste mee over oorlog of vrede, over belastingen en buitenlandse politiek. Speciale kennis was daarvoor niet nodig. Het leven was vrij eenvoudig. Mensen stelden nog geen hoge materiële eisen en er was veel vrije tijd. Vrijwel alles wat bij ons binnen gebeurt, kan in Griekenland buiten dankzij het milde klimaat: contacten met vrienden en kennissen, een ambacht uitoefenen, toneelvoorstellingen, godsdienstige plechtigheden, aan politiek doen. Zo bracht hij een groot stuk van de vrije tijd door op de markt, de agora. Daar besprak hij dan met de medeburgers de zaken van de staat.

Directe democratie

1 fyle

Clisthenes bedacht ten slotte een heel nieuwe indeling van de samenleving om het bestuur te organiseren. In de demos (de samenleving, de gemeenschap) creëerde hij de deme als kleinste bestuurseenheid. Dat was een stadswijk, een buurt, een dorp, een straat, een gehucht of welk klein verband dan ook. Elke deme had zijn eigen volksvergadering van vrije mannen om beslissingen te nemen over lokale kwesties. De belangrijkste ambtenaar was de demarchos, zeg maar een burgemeester, die het register van de burgers bijhield, de bijeenkomsten van de burgers organiseerde en toezag op het naleven van afspraken en wetten. Hij werd door loting voor een jaar aangesteld. Heel Attica telde een honderdtal demen, verspreid over de stad, het platteland en de kust. Elk gebied had typische bewoners: ambachtslui en handelaars waren vooral te vinden in de stad, boeren en grondbezitters op het platteland, vissers, roeiers en scheepsbouwers langs de kust en in de haven. Dan verdeelde Clisthenes al de demen over 10 groepen of fylen, zodanig dat elke fyle bestond uit 1/3 wijken van de stad (= stadsdemen), 1/3 dorpen van het platteland (= plattelandsdemen) en 1/3 bewoners van de kust (= kustdemen). Elk derde deel was een district of een trittie Een fyle bestond dus uit drie districten waarin alle soorten burgers gelijkmatig verdeeld waren. Elke burger die een rol wilde spelen in het openbaar leven, kon zich kandidaat stellen voor een politieke functie. In elke fyle werden uit de kandidaten voor een bestuursfunctie 50 afgevaardigden of prytanen geloot (niet gekozen) om te zetelen als lid van de Raad van 500. Deze raad was eigenlijk de regering van de polis.

Indeling van de burgers van Attica

vrije mannen van de stad

vrije mannen van het platteland

vrije mannen van de kust

Raad van 500 door loting

Raad van 500 (Boulè)

De samenkomst van zo'n massa als de Raad van 500 werd georganiseerd door de prytanen, 50 (gelote) Atheners uit de districten van elk van de 10 fylen van Attica. De naam Boulè betekent in het Grieks 'beraadslagen', en de plaats waar dat gebeurde, was het Bouleuterion, het raadsgebouw. De raadsleden zaten er op houten banken, opgesteld in halfronde theatervorm en in twaalf rijen boven elkaar. Dit bestuursgebouw wordt ook wel eens de geboorteplaats van de democratie genoemd. Dat slaat op het voorbereidend werk dat hier gebeurde: voorstellen uit de demen moesten immers opgesteld worden om later ter stemming voor te leggen aan de Volksvergadering. Ook de agenda vastleggen met punten over het beheer van de schatkist en het muntstelsel, de havens, de marktactiviteiten, de feesten en de verkiezing van hoge ambtenaren, gebeurde hier. Altijd waren er wel afzonderlijke besprekingen aan de gang die daarna voor de raad kwamen. Elke fyle verdedigde 1/10 van het jaar zijn voorstellen in de raad en regelde in die periode van 35 of 36 dagen met de hulp van meer dan 700 ambtenaren, het leven in de polis. In die korte tijd was de dienstdoende fyle de regering of de uitvoerende macht van de polis. Daarna kwam de volgende groep aan de beurt.

VRAAG 3

Hoe bestuurden de Atheners hun polis?

democratie

bestuur door het volk (Gr. demos = volk; kratein = macht hebben)

directe democratie burgers beslissen zelf in de volksvergadering, maar alleen volwaardige burgers mogen stemmen Bij ons laat het volk zich vertegenwoordigen door afgevaardigden.

loting

Kleine stadstaten met een beperkt aantal kiesgerechtigde burgers konden zich een systeem van loting permitteren. Door de persoonlijke deelname, het spreekrecht en stemrecht, waren er minder conflicten en voelden de burgers zich meer betrokken bij het bestuur.

Thucydides (455-396 v.Chr.) legeraanvoerder (strateeg) en geschiedschrijver. Schreef de geschiedenis van de Peloponnesische Oorlog. Hij wilde zo objectief mogelijk de waarheid achterhalen en maakte gebruik van ooggetuigen. Hij zei: 'Geschiedenis is niet het werk van de goden, maar van mensen, geleid door hartstocht en verstand'.

Boulè De Raad van 500 vergadert in het Bouleuterion, een zaal met theaterbanken.

OPDRACHT 3 Onderzoek de bestuursvorm van Athene.

1 Welke twee omstandigheden maakten de hervorming van Clisthenes mogelijk?

1.

2.

2 a Hoe noem je het besturen of organiseren van de samenleving?

b Van welk Grieks woord is dit begrip afgeleid?

c Wat is het Griekse woord voor 'samenleving' of 'volk'?

d Hoe wordt dat bestuur genoemd sinds Clisthenes?

3 Lees volgend fragment over de democratie in Athene.

Ons politiek stelsel is geen kopie van de instellingen van onze buren. In plaats van anderen na te apen, zijn wij juist een voorbeeld voor hen. De macht is in handen van velen en niet van enkelen. Daarom wordt zij een democratie genoemd. Als het gaat om persoonlijke geschillen, verzekeren onze wetten gelijk recht aan allen; als het gaat om het vervullen van openbare ambten, speelt sociale klasse geen rol, maar tellen de werkelijke kwaliteiten die iemand bezit. (Uit: Thucydides, De Peloponnesische Oorlog, boek 2, hfst. 37)

a Was Athene uniek met zijn democratisch bestuur in Hellas? Hoe weet je dat?

b Hoe omschrijft de geschiedschrijver het bestuur in zijn polis?

OPDRACHT 4 Onderzoek hoe de democratie in Athene werkte.

1 a Waar wordt de lokale democratie uitgeoefend in Attica en op welke manier?

b Hoe worden de demen gegroepeerd en wat is hun opdracht?

2 In de bestuursmacht wordt een onderscheid gemaakt tussen wie de wetten maakt (wetgevende macht), uitvoert (uitvoerende macht) en controleert (rechterlijke macht).

a Vul aan. Raadpleeg Doc 2 Doc 3 Doc 4

verdeling van de macht in Athene bij ons wetgevende macht uitvoerende macht rechterlijke macht

Wat is het verschil in deelname aan de macht?

b Welke vorm van democratie is dit?

c Toch was deze democratie beperkt. Leg uit.

Leven is politiek

Volksrechtbank 6000 leden

Kleine groepen juryleden beoordelen afzonderlijke misdrijven. Er zijn geen rechters, de jury beslist.

Schervengerecht

Deze speciale rechtbank moet voorkomen dat één persoon te machtig wordt. Als een naam op een potscherf (ostrakon) 6000 keer voorkomt, wordt de verdachte voor 10 jaar uit Attica verbannen.

loting

Raad van 500 (Boulè) = 50 leden per fyle agenda en (wets)voorstellen voorbereiden. Elke fyle bestuurt 1/10 van het jaar, gedurende 1 jaar

volksvergadering (Ekklesia) alle vrije Atheense mannen (+ 20 j) (geen vrouwen, vreemdelingen, slaven) kiest en stemt over voorstellen en wetten

Dagelijks bestuur (Prytanen) min. 700 (tot 1200) ambtenaren

kiest

9 Archonten o.a. zes wetgevers

10 strategen legeraanvoerders leger 1 strateeg uit elke fyle

Volksvergadering (Ekklesia)

De Volksvergadering was de hoogste wetgevende macht. Ze kwam in de begintijd tienmaal per jaar samen, later ongeveer eenmaal per tien dagen. Op de dag van de samenkomst stroomden van het hele grondgebied duizenden mensen naar de Pnyx, een heuveltje dicht bij de agora waar tot 10 000 mensen konden staan. Veel vrije mannen van de 40 000 stemgerechtigden dagen op als de onderwerpen op het programma belangrijk zijn. De boulè heeft dag, uur en onderwerpen bepaald, niet te vroeg op de dag want sommigen komen van een eind buiten de stad, en ambtenaren leiden het verloop in goede banen. Naar bekende leiders en sprekers wordt geluisterd, maar iedereen mag het woord nemen. Het geroep was niet uit de lucht. Stemmen voor of tegen een wet of een voorstel gebeurde door handopsteking. Archonten en strategen werden gekozen omdat niet iedereen geschikt is voor een leidende taak in leger of vloot. Kiezen gebeurde hier met stemsteentjes die geteld werden. De Volksvergadering is het mooiste voorbeeld van directe of rechtstreekse democratie. Alle mannelijke burgers nemen samen de beslissingen, rechtstreeks zonder tussenpersonen. Ze wil zoveel mogelijk burgers bij het bestuur betrekken. Dat kan alleen omdat de polis klein is en men altijd in open lucht kan vergaderen. Atheners vinden staatszaken belangrijk. Ze besteden een groot deel van hun tijd aan het politieke leven. Niet alleen tijdens de vergaderingen waar iedereen het woord kan nemen, maar ook voor en na leveren ze uitvoerig commentaar. Dat is mogelijk omdat ondertussen de vreemdelingen en de slaven zorgen voor brood op de plank. Thuis regelt de vrouw de huishouding. Zij komt in het politieke verhaal nergens voor.

Volksrechtbank (Heliaia)

Ieder jaar werden onder leiding van gespecialiseerde archonten 6000 burgers uitgeloot om als jurylid in een van de tien volksrechtbanken (1 per fyle) te zetelen. In principe waren dat 500 uitgelote leden per rechtbank en 1000 leden werden in reserve gehouden. Bij een gewone zaak was de lekenjury samengesteld van 201 leden om te oordelen over een misdrijf. Soms waren er meer, soms minder. In de volksrechtbank leidt een archont de rechtszaak, terwijl de jury de zaak bespreekt. Het belang van deze rechtbank was dat hier een klacht kon worden ingediend tegen het vonnis van de archonten die recht spraken in speciale, meestal politieke processen en zware misdrijven. De volksrechtbank beschermde de gewone mensen ook tegen misbruiken van andere machtige ambtenaren.

Scherven brengen geen geluk

Door zoveel mogelijk mensen voor een beperkte tijd bij het bestuur te betrekken, willen de Atheners voorkomen dat enkelen te machtig worden. Atheners hadden inderdaad een aangeboren afkeer van alleenheerschappij. Na Pisistratus hadden zijn twee zonen misbruik gemaakt van hun macht. De ene zoon werd vermoord, de andere verjaagd. De Atheners hadden dit lesje onthouden. Het 'ostrakisme' wil verdacht streven naar te veel macht bestraffen. Als minstens 6000 aanwezigen op de buitengewone vergadering van de Ekklesia dezelfde naam in een potscherf, opgeraapt van de grond onder de voeten, krasten, werd die persoon uit Athene verbannen voor 10 jaar.

Fig. 1.4 Bestuursorganen van het democratisch bestuur
Doc 4

Volksrechtbank

3 Een directe democratie wil zoveel mogelijk burgers laten deelnemen aan het bestuur. Vul de bestuursorganen aan met hun belangrijkste taak en het aantal verkozenen.

Raad van 500

Schervengerecht

Volksvergadering

Archonten

Strategen

een sprekersplatform was. Daar zat ook de voorzitter van de Prytanen, bijgestaan door een secretaris en een priester, die de aankondigingen deden. De mensen zaten op de rotsen of op het lager gelegen terrein.

Archont letterlijke betekenis: 'hoge gezagsdrager', iemand die instond voor de goede orde. Ons woord 'anarchie' komt ervandaan, wat het tegengestelde van orde betekent, namelijk wanorde.

Strateeg vloot- of legerleider, degene die een strategie bepaalt in oorlogsomstandigheden.

Mettertijd bepalen zij ook de politieke strategie en worden ze belangrijke politieke leiders.

b Zijn volgende uitspraken juist of niet juist?

Juist Onjuist

1 In Athene speelden verkiezingen een zeer beperkte rol.

2 In Athene werden de meeste publieke functies door loting ingevuld.

3 De stadstaat Athene is de bakermat van de democratie.

4 De moderne democratie is nog steeds een directe democratie.

5 Loten is democratischer dan stemmen.

c Wanneer wordt in Athene iemand door verkiezing voor een functie aangeduid?

5 Op welke manieren beschermen de Atheners hun democratie? Doc 4 Doc 5

ostrakon potscherf waarop de naam van een ongewenst leider werd gekrast, hier met de namen Kimon en Miltiades

Thuis in Athene

Hetgezin, de oikos, was de kern waaromheen het leven georganiseerd was. De oikos omvatte de zorg voor alle personen en de bezittingen van de familie, de zorg voor het materiële bestaan, de omgang met elkaar, hoe zich te gedragen en de goden te vereren. Vader was het hoofd van het gezin, de beheerder van het huishouden.

Huizen

Opgravingen bij de Atheense agora laten eenvoudige huizen zien met enkele vertrekken rond een centrale tuin. De stadswoningen waren meestal kleiner dan de mooiere en grotere huizen op het platteland. De opbouw van de huizen op het platteland was vergelijkbaar met die van de steden. De naar buiten toe gesloten huizen kregen licht en lucht via de centrale tuin en hadden aan de noordkant daarvan vaak een grote woonkamer (oikos) eventueel met een voorhal (protas).

Interieur en meubilair

De andron had vaak een fraaie vloerversiering met mozaïek. In het pleisterwerk op de wanden waren allerlei gekleurde motieven in horizontale banden aangebracht. Liggend eten was in de mode. Er ontstond een onderscheid tussen bedden waarop men sliep en bedden om liggend te eten. Tijdens de maaltijden werden kleine rechthoekige tafeltjes gebruikt die met voedsel erop werden binnengebracht. Bovendien moest men ze bij het schoonmaken van de vloer gemakkelijk onder de bedden kunnen schuiven, wat verklaart waarom de eetkamerbedden zo hoog zijn. Als bergmeubel gebruikte men uitsluitend kisten voor kleding, geld, boekrollen en wellicht ook voedsel. In de keuken kwamen als alternatief haken voor om huisraad op te hangen en er waren ook wel planken aan de wand bevestigd om vaatwerk neer te zetten. In Griekse woningen moeten stoelen, krukken, bedden, tafels en kisten hebben gestaan. Verder waren de huizen betrekkelijk leeg. (naar: S. Mols, Oikia en domus, in: Hermeneus 67, 1995, p. 186-197)

De privéwoonvertrekken liggen in het algemeen aan de noordkant en de dienstvertrekken aan de zuidkant. Door deze ligging maakte men optimaal gebruik van de winterzon, terwijl de hoge zomerzon het vertrek in de schaduw zette door de aanwezigheid van het halletje. Het grotere woningtype telde vijf tot zeven privévertrekken. Kinderkamers waren er niet. Tot de dienstvertrekken, aan de zuidzijde van de tuin, konden een voorraadkamer, een paardenstal, een slavenvertrek, een werkplaats of een winkel behoren. Een belangrijk vertrek in alle woningen was de gastenkamer (andron), waar de heer des huizes zijn bezoekers ontving. Deze andron lag veelal dicht bij de huisdeur om de rest van de familie zo weinig mogelijk in het privéleven te storen. Een tuin ontbrak in de grotere huizen. Wel was er een binnenplaats met een huisaltaar. Op de bovenverdieping, die zich soms boven lage zijvertrekken uitstrekte, waren onder meer slaapkamers te vinden.

Huisnijverheid: een slaaf of bediende maakt aardewerk in een werkplaats aan het huis.

Op de binnenplaats staat een huisaltaar. Het is een ontmoetingsplaats.

in de slaapkamer wordt de kleding met zorg bewaard

Ontvangkamer: de heer des huizes ontvangt een gast. Grieken liggen op banken aan lage tafels.

slavin spint en weeft
Fig. 2.1 Thuis bij een rijke Athener

Leven en werken in Hellas 2

Twee manieren van leven

De levenswijze was in Hellas lange tijd eenvoudig, maar de twee grootste stadstaten losten hun problemen op tegengestelde manier op: Athene werd een handeldrijvende zeemacht, Sparta was en bleef een militaire landmacht.

VRAAG 4

Hoe leefden de Atheners?

oikos

alles wat met het beheer van de goederen en het welzijn van het gezin te maken heeft. Ons woord economie (Latijn = oecus) is ervan afgeleid en betekent 'huishouding'.

OPDRACHT 5 Ontdek hoe mensen woonden in Athene.

1 Alles draait rond het gezin in de Griekse samenleving.

a Wat verstaat men onder een Atheens gezin?

b Wat past niet? vader, moeder, kinderen, slaven, woning, eigendom, vreemdelingen

c Wat moet vader als hoofd van het gezin nog doen?

• zorg voor:

• beheer van:

2 Er zijn twee woningtypes. Welke zijn de typerende kenmerken van ...

• de buitenkant:

• interieur met veel / weinig meubels:

• kamers:

• tuin:

• oriëntering:

3 Noem de drie belangrijkste delen van een Grieks huis.

• portas:

• oikos:

• andron:

grondplan huis in Priëne

megaron een comfortabel Grieks woonhuis met een rechthoekige woonkamer (oikos), slaapk amer(s) en een portaal (portas) met twee zuilen. Er zijn zijkamers als bergruimte en verblijven voor de huisbediende(n). De deur aan de straatzijde geeft via een overdekte gang uitzicht op een geplaveid binnentuintje.

Fig. 2.2 Reconstructie van een huis in Priëne (Klein­Azië, 5de eeuw v.Chr). Uit het megaron ontwikkelde het grondplan van de tempel door er steeds meer zuilen rondom aan toe te voegen. Het stond later ook model voor de Romeinse villa's.

PROTAS ANDRON OIKOS 0

Kinderen in Athene

De geboorte van een kind in een Atheens gezin werd aangekondigd met een wolvlokje voor een meisje of een olijfkrans voor een jongen aan de voordeur. Drie dagen na de geboorte werd het kind gebaad in gewijd water en het kreeg zijn naam. Kinderen bleven samen tot zeven jaar in het vrouwenverblijf. Meisjes leerden alle huiselijke vaardigheden van hun moeder: koken, weven en spinnen. Ze kregen geen andere opleiding. Ze verlieten het ouderlijk huis rond hun veertiende voor hun huwelijk met een wat oudere man. Niet de liefde, wel de bruidsschat die vader moest betalen of een voordelige partij speelde vaak een grote rol bij zijn keuze. Voor jongens begon het schoolleven bij een pedagoog thuis of op een openbare plaats. Ze moesten veel teksten vanbuiten leren en sommigen leerden de lier bespelen. Ze keken uit naar het ogenblik dat ze naar het gymnasium, de sportschool, mochten. Vanaf hun achttiende begon de echte opleiding van twee jaar in militaire dienst. Daarna werden ze opgetekend in de lijsten van de volwassen Atheense burgers. Voortgezet onderwijs kon alleen gevolgd worden bij filosofen, redenaars en geleerden die een groepje leerlingen rond zich verzamelden op een plein of de zuilengang van een openbaar gebouw. Schoolgebouwen waren er niet.

Spartaanse bevolking in cijfers

Dagelijks leven in Sparta

In Sparta ging het er anders aan toe. Een boorling moest goedgekeurd worden en mocht geen lichamelijke gebreken vertonen waardoor hij later geen goed soldaat kon worden. Op zevenjarige leeftijd kwam een jongen bij een trainer terecht die hem leerde lopen, springen, worstelen en speerwerpen met bikkelharde discipline. Op twaalf jaar werd in het gymnasium de fysieke training voortgezet. Alles, ook wat zang, dans en poëzie betrof, stond in dienst van de krijgskunst. Daarna waren de Spartanen van hun twintigste tot hun zestigste beroepssoldaat. Landbouw en nijverheid werd overgelaten aan anderen, vooral slaven.

Lycurgus, de wetgever

Volgens de overlevering zou Lycurgus ca. 800 v.Chr. het bestuur en de levenswijze van de bevolking van de polis Sparta definitief vastgelegd hebben. Er waren drie groepen in de bevolkingsstructuur: de echte Spartaanse burgers (spartiaten, homoioi of gelijken), de perioiken

5 Eforen wetten uitvoeren controleren iedereen: volk, ambtenaren, koningen

SPARTA is een oligarchie = weinigen beslissen over velen

(oorspronkelijke bewoners van de streek, vrij, maar geen rechten) en de heloten (staatsslaven). Heel de samenleving was gericht op het leger. Omdat ze tussen een vijandige meerderheid leven en wonen, waren de Spartanen voortdurend op hun hoede en legden ze de wapens nooit neer.

Raad van Ouden (28) (Gerousia) wetten maken hoogste rechtbank

2 koningen 1 legeraanvoerder 1 geestelijke leider

kiest erfelijk

Volksvergadering (Apella) volwassen Spartaanse mannen van Dorische afkomst beslissingen goed- of afkeuren kiest Eforen en Ouden (+ 60 j)

Fig. 2.3 Het bestuurssysteem van Sparta

OPDRACHT 6 Vergelijk onderwijs en opvoeding in Athene en in Sparta.

1 Lees de tekst Kinderen in Athene Doc 6 over de onderwijsopleiding in Athene.

muziekschoolscène op roodfigurige vaas

Plutarchus

schrijver en filosoof, (ca. 46-120) die vooral beschrijft hoe het bestuur en de opvoeding waren in het klassieke Griekenland

monument van een Spartaans soldaat

Uitrusting: kort zwaard, rond schild, helm, borstharnas, scheenplaten, korte wapenrok

a Hoe was het schoolleven georganiseerd?

b Wat werd er aangeleerd?

c Voor welke kinderen was er onderwijs?

a Reken de cijfers van de Spartaanse bevolking om in procenten en noteer ter plaatse.

Spartaanse bevolking in procenten

Athene • tot 7 jaar:

Sparta • tot 7 jaar:

b Zeg met een benaderende breuk wat hun aandeel is in de hele bevolking:

• Spartanen: perioiken: heloten:

3 Lees in onderstaande tekst wat Plutarchus vertelt over de opvoeding in Sparta. Het was geen enkele burger toegestaan zijn kind op te voeden zoals hij het zelf wenste. De staat nam alle kinderen vanaf de leeftijd van zeven jaar onder zijn hoede. Men deelde ze in groepen in en deed ze in gemeenschap leven en eten. De moedigsten en de sluwsten werden aangesteld tot groepsleiders. De andere kinderen moesten trachten hen na te volgen en ze moesten hun bevelen uitvoeren. Oudere Spartanen waakten over de ontspanning. Zij stookten dikwijls ruzie en twist en zo leerden ze ieders karakter, moed en uithoudingsvermogen kennen. De kinderen kregen slechts de strikt noodzakelijke schoolopleiding. Voor het overige werd hun gehoorzaamheid, uithoudingsvermogen en hardnekkigheid in het gevecht bijgebracht. Ze werden tot op het vel geschoren, ze moesten blootsvoets lopen en geregeld naakt trainen. (Uit: Plutarchus, Parallelle levens, Leven van Lycurgus)

a Wat is het doel van de Spartaanse opvoeding?

b Het ideaal van de opvoeding in Athene was vrijheid / gelijkheid

c Het ideaal van de opvoeding in Sparta was vrijheid / gelijkheid

d Hoe beschermde Sparta zijn levenswijze?

4 a Welke tegenstelling is er tussen de bestuursvorm van Sparta en die van Athene?

De democratie (Athene) is een bestuur met velen / weinigen.

De oligarchie (Sparta) is een bestuur met velen / weinigen.

5 Schets kort de levensloop van een Athener en van een Spartaan.

• 7 jaar:

• 7 jaar:

meisjes: jongens: jongens:

• 12 jaar:

• 18 - 20 jaar: • vanaf 20 jaar:

• 20 - 60 jaar:

Vijgen na Pasen

Vijgen vormen een erg belangrijk onderdeel in de voeding van de Athener. De uitvoer ervan is zelfs strafbaar. Olijven worden gegeten en men perst er ook olie uit. Dat is trouwens het enige vet dat de Grieken kennen. Het is ook de basis voor kostbare parfums en atleten wrijven er hun lichaam mee in. Daarna strooien ze er zand in en dat beschermt hen tegen de ongenadige zon. Olie is ook een bewaarmiddel voor voedsel en vooral voor vis. De spijzen worden meestal in olijfolie gekookt. Wijn was er in grote hoeveelheden, maar uit zuinigheid deed men er water bij. Als zoetstof is er honing Daarvoor zorgen de bijen in Hymettus. Eén voedingsproduct ontbreekt grotendeels: graan. Het moet ingevoerd worden. Gelukkig is er nog de zee. Die is in Griekenland nooit ver weg. Vis vormt ook een bestanddeel van de voeding. Gerookt bewaart hij goed en kan hij naar verder afgelegen streken worden gebracht. Waar het enigszins kan, wordt grasland aangelegd. Daar fokt men geiten en schapen, de leveranciers van melk en kaas. Vlees komt alleen bij uitzonderlijke gelegenheden op tafel.

Athene kiest voor handel

Als de bevolking groeit, moet graan aangevoerd worden van over de zee. De oorlogen uit de 5de eeuw v.Chr. hebben daar mee te maken. Graanschepen moeten veilig kunnen varen. De oorlogsschepen die Themistocles liet bouwen, komen dan goed van pas. Ze beveiligen de verbindingen met Egypte en Sicilië, de leveranciers van graan en ze kopen Atheense nijverheidsproducten. Drie lange muren verbinden de havenstad Piraeus met Athene, ook al om de voedselaanvoer te garanderen. In de landbouw, de nijverheid en de mijnbouw doen slaven het zware werk.

Fig. 2.5 Volwassen olijfboom met vruchten
Fig. 2.4 Een kleine, gesloten landbouwgemeenschap

VRAAG 5

Hoe voorzagen de Grieken in hun levensonderhoud?

OPDRACHT 7 Ga na wat de Griekse economie voortbracht.

1 Op de tekening (Fig. 2.4) wordt een zelfvoorzienend dorpje uit de begintijd voorgesteld. Van de polis is nog geen sprake, maar toch zal deze levenswijze lang bestaan.

a Welke werkzaamheden om te voorzien in het levensonderhoud zijn hier aanwezig?

• • •

b Bekijk het kaartje. Welke voedingsproducten leveren deze bezigheden op?

• landbouw (akkerbouw):

• veeteelt:

• visvangst:

c Welke nuttige ambachten worden reeds vroeg bedreven door mannen of vrouwen?

• mannen:

• vrouwen:

d Welk tafereeltje speelt zich hier nog af op de tekening?

2 Bestudeer de economische situatie in Attica aan de hand van het kaartje hiernaast.

a Waar wordt de landbouw bedreven?

- De vlakke delen zijn geschikt voor

- De hellingen zijn geschikt voor

Demosthenes (Athene, 386-322 v.Chr.) de grootste redenaar van Griekenland, jurist en politicus die de Grieken waarschuwde tegen Philippus van Macedonië die plannen had om de stadstaten te veroveren.

Themistocles (524-ca. 460 v.Chr.) Atheens staatman en vlootvoogd die bij Salamis (480 v.Chr.) de Perzen met zijn oorlogsvloot versloeg.

b De bodem levert een belangrijke grondstof. Welke?

c Welk landschapstype overheerst in Attica?

d Noem twee gebergten, de belangrijke grondstof die ze opleveren en de toepassing ervan in het maatschappelijk leven.

- gebruikt voor

- gebruikt voor

3 Herodotus schrijft: 'Armoede is de zuster van Griekenland.'

In een van zijn redevoeringen merkt Demosthenes op: 'Meer dan enig ander volk volk zijn wij verplicht geïmporteerd graan te gebruiken.'

a Wat bedoelen de geschiedschrijver Herodotus en de redenaar Demosthenes met deze uitspraken?

b Waarop is Griekenland daardoor aangewezen?

De hoplieten (naar het woord ‘hoplon’, het grote ronde schild) vormden de elitetroepen binnen het Griekse leger. Zij waren afkomstig van rijkere families en dus het beste uitgerust. Ze waren bovendien bijzonder gemotiveerd en werden door het volk als echte helden beschouwd. Vooral in de 5de eeuw droegen de vele conflicten - eerst tegen de Perzen en later tussen de stadstaten onder elkaar - ertoe bij dat door slimme generaals verschillende formaties werden bedacht, de zogenaamde falanxen. Het kwam er telkens op neer dat elke soldaat zodanig opgesteld stond dat zijn schild deels de man rechts naast zich beschermde. Op die manier vormde het geheel, in combinatie met de lange speren die geleidelijk evolueerden van 2 tot wel 6 meter lang, een ondoordringbare, hechte groep. Op het schema hierboven kun je zien dat de meest links opgestelde manschappen (de sterksten) vooraan stonden en een aanvallende functie hadden, terwijl de rechtervleugel verdedigde. metalen beenkappen

kuras: borstplaat in metaal of leer
Fig. 3.1 Legeropstelling met falanx of de schuine slagorde

De Griekse oorlogen 3

Oorlogen zijn onrechtvaardig. Er zijn altijd slachtoffers en nooit echte overwinnaars. Dat was ook al zo in de oudheid. De 5de eeuw v.Chr. is een oorlogseeuw. Eerst zijn er de oorlogen tegen de Perzen en later de Peloponnesische Oorlog. Dan blijken soldaten en wapens onmisbaar.

VRAAG 6

Hoe was het Griekse leger voorbereid op oorlog?

orakel van Delphi

Het antwoord dat de Pythia gaf in naam van de god was vaak dubbelzinnig en moest daarna worden uitgelegd of verklaard.

Lange Muren

Athene N Cephisus

0 2 4 km

Door de bouw van de Lange Muren kon Athene nooit afgesneden worden van haar toegang tot de zee.

Deze muren liepen over een afstand van zes kilometer tussen Athene en Piraeus en waren twintig meter hoog. Piraeus had een haven voor graan, koopvaardij en oorlogsschepen.

OPDRACHT 8 Onderzoek hoe de Grieken zich voorbereidden op de oorlog.

1 Lees onderstaande info en raadpleeg de linkerpagina. Los dan op. Atheense burgers kunnen na hun militaire dienst van twee jaar tot hun zestigste opgeroepen worden. De legerindeling is gebaseerd op het inkomen. De soldaten moeten hun uitrusting namelijk zelf kopen. De rijksten zijn dan ook het best en het zwaarst bewapend. Ze worden hoplieten genoemd. Minder gegoeden zijn lichtgewapend als speerwerper, boogschutter of slingeraar. De allerrijksten, een minderheid van maximum 1000 man, vormen de ruiterij omdat ze een paard, een zadel en stijgbeugels hebben. Ook de vloot krijgt aandacht. Een slimme en vooruitziende Themistocles kon, met het oog op de steeds groter wordende dreiging van het machtige Perzische leger, de volksvergadering overtuigen om de zilveropbrengst uit het Lauriongebergte aan te wenden voor de aanmaak van munten en zo de uitbouw van een oorlogsvloot te bekostigen. Het orakel van Delphi had immers gezegd: 'Alles binnen de Atheense grenzen zal vallen, en de heilige dalen tussen de nabije bergen. Maar de houten muur, en alleen de houten muur zal blijven staan.' 'Houten muur’ betekent 'een schip', legde Themistocles uit. De havenstad Piraeus werd daarna de thuisbasis van een vloot van 100 triremen. De stadsmuren werden versterkt en de bouw van de Lange Muren voltooid.

a De uitrusting wordt wel / niet door de polis betaald.

b Hoe rijker, des te beter / minder een soldaat is bewapend.

c De allerrijksten vormen de ruiterij / het voetvolk want zij hebben een paard / harnas

d De militaire dienst duurt jaar en men blijft beschikbaar tot jaar.

e De zwaarstbewapende soldaten worden genoemd.

f Op zee is de een gevaarlijk wapen.

g De oorlogshaven van Athene is

2 a De wapenuitrusting van een zwaarbewapend soldaat bestaat uit:

b Lichtbewapende soldaten zijn: .

3 a Hoe wordt de schildformatie met lange speren genoemd?

b Welke zijn de twee belangrijkste wapens?

c Wat is er zo speciaal aan de opstelling?

d Wat is de taak van elke vleugel?

• de linkervleugel:

e Waarom zijn de speren zo lang?

• de rechtervleugel:

Piraeus LangeMuren

Een hele eeuw oorlog

Sindshet midden van de 6de eeuw v.Chr. bouwden de Perzische koningen een wereldrijk uit van de Indus tot aan de Egeïsche Zee. Toen Darius I van Perzië de Griekse steden op de kust van Klein-Azië wilde onderwerpen, stootte hij op hevige tegenstand. Omdat Athene en Eritrea (op Euboea, nu Evia) de opstandige steden steunden, wilde hij ook Griekenland veroveren.

Grieken tegen Perzen

De slag bij Marathon hee lang geduurd. In het midden waren de barbaren aan de winnende hand. (…) Ze braken door de frontlinie en achtervolgden de vluchtende Grieken tot ver in het binnenland.

Maar op beide vleugels zegevierden de Atheners. Daar lieten zij de verslagen barbaren terugtrekken. Beide vleugels concentreerden zich nu op de plek in het midden waar de Perzen een bres hadden geslagen. Samen kregen ze opnieuw de overhand. Toen sloegen de Perzen op de vlucht. De Atheners zetten de achtervolging in. Ze hakten erop los tot de Perzen de kust bereikten. (…)

Uit: Herodotus, Het verslag van mijn onderzoek (5de eeuw v.Chr.)

• 490 v.Chr.: slag bij Marathon. Darius zet hier een landleger over, maar wordt door Athene (Miltiades) verslagen in de vlakte van Marathon.

• 480 v.Chr.: de Spartanen (300 Spartanen onder leiding van Leonidas) verdedigen de bergpas der Thermopylen, maar Xerxes kan hen door verraad in de rug aanvallen. De Atheners vluchten en de stad wordt verwoest. Themistocles lokt de Perzische vloot in een zeestraat en die wordt in de zeeslag bij Salamis vernield.

• 479 v.Chr.: het landleger van de Perzen wordt door de verbonden stadstaten onder leiding van Sparta (Pausanias) te Plataea definitief verslagen. Op dezelfde dag worden ook het restant van de Perzische vloot en het landleger op de kust bij Mycale verslagen. De Ionische steden zijn bevrijd en worden bondgenoten van Athene.

Xerxes zet het werk van zijn vader verder en trekt in 480 v.Chr. met zijn leger richting Griekenland. Met behulp van schepen bouwden zijn ingenieurs twee bruggen over de Hellespont. Xerxes stak deze over, trok door Thracië en Macedonië tot in Thessalië in Noord-Griekenland. Het leger bestond uit ongeveer 290 000 man. Om het leger te voeden was 400 ton proviand per dag nodig dat werd vervoerd door 550 graanschepen, geëscorteerd door 650 oorlogsbodems.

NIonische Zee

Egeïsche Zee

Thermopylen -480

Delphi Thebe

Plataea -479

Salamis -480

Perzisch Rijk (497 v.Chr.)

Perzische veroveringen (496-492 v.Chr.)

Grieken in strijd met Perzië Griekse bondgenoten

neutrale Grieken

route van Xerxes’ landleger

route van Xerxes’ vloot belangrijke veld- of zeeslagen

VRAAG 7

Hoe verliepen de Griekse oorlogen?

Perzische koningen

Cyrus II (560-529 v.Chr.)

verovert vanuit Persepolis in Perzië een gebied van KleinAzië tot de Indus.

Cambyses II (529-522 v.Chr.)

verovert Egypte en Libië.

Darius I (522-486 v.Chr)

verovert Thracië en Macedonië en bereikt de Indus in het oosten.

Xerxes (486-465 v.Chr.)

probeert de Griekse poleis te verslaan.

OPDRACHT 9 Volg het verloop van de Perzische oorlogen.

1 In een conflict staan steeds twee (of meer) partijen tegenover elkaar omdat ze tegengestelde belangen of bedoelingen hebben. Lees de inleidende tekst en los op.

a Vul aan met de partijen die tegenover elkaar staan volgens wat past.

Zelfstandig opererende poleis met een leger van eigen burgers met een immens leger van troepen uit veroverde gebieden.

b Wat is de oorzaak (kruitvat) en wat is de aanleiding (lont) tot de Perzische oorlogen?

De Perzische koning wil zijn macht uitbreiden naar het westen en de handel overnemen in de Egeïsche Zee en naar de Zwarte Zee. Koning Darius wil heel Griekenland veroveren omdat Athene en andere poleis de steden op de kusten van Kl.-Azië hebben gesteund.

2 Een belangrijk Grieks geschiedschrijver beschreef uitgebreid de Perzische oorlogen. Maak kennis met de schrijver. Lees Doc 7 en de uitleg in de rand bij opdracht 4 (blz.45).

a Wie is de auteur van dit document?

b Wanneer en waar is hij geboren?

c Hoe heet zijn belangrijkste werk en wat beschreef hij daarin?

3 Over de feiten die Herodotus beschrijft.

a O ver welke feiten bericht Herodotus in het verslag en wanneer viel dat voor?

b Was hij ooggetuige?

c Hoe is hij aan de informatie gekomen over de veldslag?

d In welke mate is hij betrokken bij de feiten?

e Op welke manier beschrijft hij de feiten? De auteur beschrijft de feiten: objectief (zonder partij te kiezen, vermeldt alleen de feiten) subjectief (kiest partij voor een van beide kampen)

f Beoordeel de tekst van het verslag.

• Deze bron is onbetrouwbaar / betrouwbaar / deels betrouwbaar Verdedig desgevraagd mondeling je keuze in de klas.

• Dit relaas is een primaire bron / secundaire bron. Leg dit uit.

4 Over het resultaat van de veldslag:

• de overwinnaar van de strijd is Athene / Sparta

• de overwinning is het resultaat van het numeriek overwicht / krijgsstrategie

• de stadstaat Sparta nam wel / niet deel aan de strijd

• door deze veldslag is Perzië definitief / voorlopig verslagen

Tijdens de slag bij Salamis in 480 v.Chr., die beslissend zou blijken voor de uitslag van de Tweede Perzische Oorlog tussen de Griekse stadstaten en Perzië onder Xerxes, werd het belang van strategisch vernuft tegenover puur numeriek overwicht uitgespeeld. De Perzen, met veel meer en grotere schepen dan de Grieken, kwamen vast te zitten in de nauwe zee­ engte tussen het eiland Salamis en Piraeus. Hierdoor werden ze gemakkelijk in de pan gehakt door de kleinere en wendbaardere Griekse schepen. Xerxes, in zijn overmoed, was zo zeker van een overwinning dat hij niks van de strijd wou missen. Hiertoe liet hij een troon opstellen op de helling van de berg Aigaleo, vanwaaruit hij het hele gebeuren kon overzien.

Grieken tegen Grieken

Al snel na de Perzische Oorlogen stichten 200 zeevarende poleis de Delisch­Attische Zeebond (478-477 v.Chr.) onder leiding van Athene als schild tegen de Perzen. Zij stellen ofwel schepen ter beschikking of betalen een bijdrage. Het centrum was het eiland Delos waar ook de bondskas wordt bewaard. Als die later naar het Parthenon wordt overgebracht, ziet Athene de kans om de Zeebond te gebruiken voor de uitbouw van zijn macht. Verscheidene poleis verspeelden hun onafhankelijkheid, de bondsbelasting werd verhoogd en Athene wendt de gelden aan voor het optrekken van gebouwen en tempels op de eigen Akropolis, of voor de verfraaiing van de stad. Sparta ziet wantrouwig de macht van Athene toenemen en versterkt de Peloponnesische Bond. De twee machtsblokken staan tegenover elkaar in de Peloponnesische Oorlog (431-404 v.Chr.) waarbij Sparta wint: Athene moet zijn muren afbreken en zijn vloot ontmantelen. Sparta wordt de nieuwe leider, maar zal op zijn beurt verslagen worden door Thebe (371 v.Chr.).

5 Tien jaar na Marathon komen de Perzen terug om wraak te nemen.

a Welke leiders staan nu tegenover elkaar?

Perzen: Grieken:

b Waar proberen de Spartanen de Perzen tegen te houden?

panoramisch zicht op de orakelplaats Delphi ter ere van Apollo

c Zeg in je eigen woorden wat het orakel van Delphi voorspelde over de uitslag. 'Hoor uw lot, o bewoners in Sparta van de wijde ruimtes. Ofwel je beroemde, grote stad moet worden geplunderd door de zonen van Perseus, of, als dat niet zo is, zal het hele land van Lacedaemon rouwen om de dood van een koning van het huis van Heracles (...)' (Naar: Herodotus, Historiën)

d Welke keuze maakt Leonidas?

e De Delphiërs vroegen het orakel zelf hoe de Perzen konden worden verslagen. Lees het antwoord van het orakel hierna. Wat lijkt het orakel te zeggen? 'Bid tot de wind. Ze zullen machtige bondgenoten van Griekenland blijken te zijn.'

f Hoe gaat de strijd verder?

g Wat gebeurt er met het Perzische landleger na Salamis?

OPDRACHT 10 Volg het verloop van de Peloponnesische Oorlog.

DelischAttische Zeebond militair bondgenootschap van zowat 200 stadstaten onder leiding van Athene, tegen de expansiedrift van Perzië

Peloponnesische Bond militair verbond van Sparta met de meeste staten van de Peloponnesus. Dit verbond werd in 550 v.Chr. gesloten en is het oudst bekende militaire bondgenootschap uit het oude Griekenland.

1 Na het uitschakelen van de gemeenschappelijke vijand steken de verschillen tussen de Griekse stadstaten de kop weer op. Doc 8

a Welke bondgenootschappen vind je op de kaart terug en wie zijn de leiders?

b Op welke twee manieren moeten de leden de Zeebond steunen? of

2 Op welke twee manieren misbruikt Athene zijn macht?

1.

2.

3 Wie wint en welke zijn de vredesvoorwaarden?

Het Griekse pantheon

Veel van de Griekse godenverhalen die wij nu kennen, komen van Homerus, de bekendste dichter en schrijver van de oudheid. Mythen en sagen geven de verklaring voor alles: de kosmos en het ontstaan van de wereld, de natuurverschijnselen, de wereld van de goden en de wereld van de mensen ...

Alles is ontstaan uit een ongeordende Chaos waarin vier oerelementen voorkomen: aarde, water, vuur, lucht. Daaruit kwam Gaea (Gaia), de Aarde of de oermoeder voort.

Gaea verbond zich met water waaruit de zee (Pontos) voortkwam en met lucht waardoor de hemelkoepel (Uranus) ontstond.

Poseidon

Hestia

Demeter

Hades

De jongste Titaan, Cronus, trouwde met zijn zuster Rhea. Hun kinderen en kleinkinderen zijn de goden die de wereld beheersen.

ZEUS

HERA Hefaestus Ares

Toen Gaea, de Aarde, zich verenigde met Uranus, de hemel, ontstond het eerste godenpaar. Hun kinderen waren allemaal ontzaglijke reuzen of giganten: 12 Titanen, 3 eenogige Cyclopen en 3 honderdarmige Reuzen.

Afrodite Artemis Apollo Athena Hermes

Zeus, de jongste van de zes kinderen, is de oppergod. Hij onttroonde zijn vader, de hemelgod Uranus die zijn kinderen uit vrees voor zijn oppermacht opslokte bij hun geboorte. Rhea had uit moederliefde haar man een steen laten opslokken na de geboorte van Zeus, die verborgen gehouden opgroeide bij een herder in een grot op Kreta. Later gaf hij zijn vader een braakmiddel en zijn broers en zussen werden uitgespuwd. Ze erkenden het gezag van hun broer en ze verbleven daarna samen in zijn paleis op de Olympusberg, de hoogste berg in Griekenland, de plaats waar hemel en aarde elkaar raken, want zijn kruin zit altijd in de wolken. (Hoe de goden ontstonden, Griekse mythe naverteld)

Een godenfamilie

Het beroemdste godenhuwelijk uit de klassieke oudheid is dat van Zeus en Hera. De broers en zussen van Zeus (waaronder Hera), de kinderen van het paar en de andere kinderen van Zeus zijn de twaalf Olympische goden Alleen Hades was er niet bij. Hij verbleef altijd in de onderwereld die even ver verwijderd was van het aardoppervlak als de hemelkoepel erboven. De goden daalden regelmatig af om de mensen hulp te bieden, te straffen en zelfs om kinderen te verwekken. De kinderen die verwekt werden uit de verbinding tussen een god en een mens worden halfgoden genoemd en zij hadden bijzondere eigenschappen. Zij verrichtten heldendaden en werden door iedereen bewonderd.

Elk zijn deel

De twaalf Olympiërs zijn allemaal bijna oppermachtig. Waar de macht van een van hen ophoudt, begint de macht van de ander. Alleen Zeus is echt oppermachtig en heerser over hemel en aarde. Hera is de zus en tevens vrouw van Zeus; Athena, de Griekse godin van de wijsheid, de wetenschap en de schone kunsten; Poseidon, de god van de zee; Demeter, godin van de vruchtbaarheid; Apollo, god van het licht, muziek, poëzie; Artemis, de godin van de jacht; Hermes, god van handel en reizigers; Afrodite, godin van de liefde en schoonheid; Ares, god van de oorlog; Hefaestus god van het vuur en de smeedkunst en Hestia de godin van de huiselijkheid.

GAEA oermoeder Aarde
Doc 10

Goden als mensen 4

Mensen spiegelen zich aan de goden en goden zien eruit als ideale mensen. Goden zijn bij de Grieken geen natuurkrachten, wel de diepzinnige verklaring van de natuur en de mens daarin.

VRAAG 8

Hoe ontstonden de Griekse goden?

pantheon (Gr. pan­theon = van alle goden) hier: overzicht van de Griekse godenwereld giganten ontzaglijke reuzen, monsterlijke wezens met slangenkoppen, verwarde haren en geschubde drakenstaarten

Olympus, de hoogste berg in Griekenland (2918 m)

OPDRACHT 11 Analyseer de stamboom van de goden. Doc 9

1 Hoe ontstond de godenwereld volgens de Griekse mythologie? Vul de zinnen aan.

In het begin was er alleen een ongeordende lege ruimte die wordt genoemd. Uit vier oerelementen ontstond vanzelf of de Aarde. Door de verbinding van de oermoeder Aarde met lucht en water ontstonden de hemelkoepel en de zee. Hemel en Aarde waren het eerste godenpaar dat reuzenkinderen of voortbracht.

De Titanen en waren de ouders van de grote Griekse .

2 Vul de woordpuzzel in met namen uit de wereld van goden, helden en mythen.

Verticaal

1. paleis van Minos

2. eenogige Reuzen

3. god van de oorlog

4. boodschapper van de goden

5. god van de zee

6. oermoeder Aarde

Horizontaal

1. bedenker van de list met het Houten Paard

2. god van het licht, muziek, poëzie

3. godin van de overwinning

4. jongste van de Titanen

5. lid van een reuzenfamilie

6. godin van de huiselijkheid

3 Combineer de godheid met de passende bevoegdheid. Doc 10 123456789101112

1 Zeus A godin van de vruchtbaarheid

2 Athena B god van de oorlog

3 Demeter

C godin van de jacht

4 Artemis D godin van wijsheid, wetenschap en kunsten

5 Hefaestus

6 Hera

7 Poseidon

E boodschapper van de goden, god van de reizigers

F oppergod, god van hemel en aarde

G godin van schoonheid en liefde

8 Hermes H godin van huiselijkheid

9 Hestia

10 Ares

I god van het licht, muziek, poëzie

J god van de zee

11 Apollo K god van smeedkunst en vuur

12 Afrodite

L vrouw en zus van Zeus

HestiaDemeterZeus

Elke polis zijn beschermgod(in)

Een godenfamilie

In veel zaken leken de goden op de mens. Ze zien eruit als mooie mensen, zij handelen als mensen en vertonen menselijke emoties: zij worden kwaad, jaloers, afgunstig en ze hebben lief, net als de mensen. Alleen, ze zijn onsterfelijk en ze verouderen niet. De goden volgen de gebeurtenissen bij de stervelingen en grijpen daar regelmatig in. Ze kunnen aan mensen verschijnen (meestal in menselijke gedaante), hen gedachten influisteren of moed inblazen, maar ook misleiden.

Athena is de godin van alle Grieken, maar Athene is haar favoriete stad. De Atheners vereren haar op de Akropolis op verschillende manieren: als Athena de beschermster (1) (Athena Promachos) met wapenrusting in de gedaante van een 9 m hoog bronzen standbeeld, als de Maagd van Athene (2) (Athena Parthenos) in het Parthenon, als de overwinningsgodin (3) (Athena Nikè) en in het Erechtheum (4) (Athena Polias), oorspronkelijk de belangrijkste tempel van de stad.

Twee soorten eredienst

De openbare eredienst is er voor de gemeenschap. De staat regelt de plechtigheden, bouwt tempels en duidt ambtenaren (priesters) aan die de plechtige ceremonies verzorgen. De huisgoden beschermen de oikos, het gezin. Daar leidt de huisvader de eredienst bij de vlam op het huisaltaar. De godin Hestia wordt aangeroepen bij elke speciale gelegenheid en vereerd met offers om gunsten en bescherming te bekomen.

Feest in de stad

Elk jaar vieren de Atheners de Panatheneeën, een oud religieus feest ter herinnering aan de politieke vereniging van Attica. De deelnemers trekken dan in processie naar het Parthenon, meisjes leggen een nieuw kleed om de schouders van Athena, 100 runderen worden geslacht en een ingetogen menigte bidt voor vrede, geluk en overvloed. Aan dit feest worden later wedstrijden toegevoegd, wellicht onder invloed van de groeiende populariteit van veel oudere Spelen zoals die van Olympia. De Spelen waren daar niet zomaar sportfestivals, maar vanouds religieuze feesten waarbij vaak muziek, dans, drama en sport hoorden om de goden te eren en gunstig te stemmen.

Fig. 4.1 De Akropolis van Athene waar de beschermgodin Athena vereerd wordt.
Fig. 4.2 Dierenoffer tijdens de grote feesten

VRAAG 9

Hoe vereerden de Grieken hun goden?

Panhelleense Spelen Nagenoeg elke Griekse stad had haar eigen feesten en spelen, maar ze waren niet allemaal even belangrijk. Vier spelen werden Panhelleens, d.w.z. wedstrijden voor atleten, artiesten en publiek uit alle delen van de Griekssprekende wereld.

4 Bij welke god vind je de volgende symbolen? Doc 11

helm - schild - helmbos korenaren - vruchten/bloemen

bliksem - duif/adelaar drietand zwaard - speer - helm

bliksem - duif/adelaar vleugeltjes - vogel - staf tang - hamer - paard met hoeven kleren - haar met sieraden - schoenen lier - muziekinstrument

troon - scepter stoel - bloemen

5 Welke eigenschappen kenmerken goden en mensen? Doc 11

• Goden lijken op mensen:

• Goden verschillen van mensen:

OPDRACHT 12 Maak het onderscheid tussen openbare en private eredienst.

1 Op welke drie manieren zijn de goden aanwezig in het openbare leven van de polis? 1. 2. 3.

2 a Wie was de beschermgodin van Athene en waar stonden haar tempels?

b Welke tempels zijn gewijd aan deze beschermgodin?

3 Hoe zijn de goden aanwezig in het gezinsleven? 1. 2.

VRAAG 10

Hoe vierden de Grieken hun verbondenheid met elkaar en met de goden?

OPDRACHT 13 Ga na welke de oorsprong is van de Panhelleense Spelen. Doc 12

1 Wat ligt aan de oorsprong van de grote Panhelleense Spelen?

2 Welke waren de onderdelen van de oorspronkelijke feesten?

Olympia was een ommuurd heilig domein (de Altis) met enkele tempels en een beperkte sportaccommodatie, geen stad of dorp waar mensen woonden. De gelijknamige hoofdstad van de landstreek Elis lag 40 km van de cultusplaats.

De vier grote Spelen

De vierjaarlijkse Olympische Spelen te Olympia ter ere van Zeus en de Pythische Spelen te Delphi ter ere van Apollo trokken vanouds tienduizenden bedevaarders en atleten aan. In Korinthe wedijverden sporters en kunstenaars om de twee jaar in de Istmische Spelen ter ere van Poseidon en in de buurt daarvan te Nemea vonden de Nemeïsche Spelen plaats ter ere van Zeus. De Spelen waren daar tot evenementen uitgegroeid rond de verering van de gemeenschappelijke grote goden.

Fig. 4.4 Het cultusbeeld van Zeus, één van de zeven wereldwonderen uit de oudheid, was het werk van de Atheense kunstenaar Phidias, de man die ook het beeld van Athena voor het Parthenon in Athene maakte. De god werd voorgesteld, zittend op zijn troon, met een twee meter hoog beeld van de gevleugelde godin Nikè in zijn rechterhand en een lange scepter met een adelaar in zijn linker. Het beeld was zo groot dat het zelfs zittend met het hoofd tegen het dertien meter hoge dak kwam. Het was niet massief, maar bestond uit platen van goud (mantel, haar) en ivoor (handen, voeten, gezicht) rond een houten stellage.

Het programma van de Olympische Spelen

De Olympische Spelen vonden midden in de zomer plaats. De atleten waren dan reeds een maand in het nabijgelegen Elis aanwezig voor de verplichte training. De ambassadeurs die de spelen in de hele Griekse wereld gingen aankondigen, waren al vertrokken in de lente en verkondigden in elke stad de godsvrede.

Spelen

• dag 1: openingsprocessie en offers aan Zeus. De atleten en de trainers zweren een eed bij het beeld van Zeus in het raadhuis en beloven de regels van de Spelen te zullen eerbiedigen.

• dag 2: paardenrennen en pentatlon (vijfkamp)

• dag 3: processie van alle atleten, trainers, scheidsrechters, de organisators, de afgevaardigden van de verschillende steden met kostbare offergaven. Er volgt een offer aan Zeus van 100 runderen.

• dag 4: hardlopen in wapenrusting en gevechtssporten (boksen, worstelen of een combinatie)

• dag 5: dank aan Zeus, uitreiking van de olijfkrans van de heilige olijfboom aan de overwinnaars, banket in het huis van de magistraten

Fig. 4.3 De Dorische Zeustempel (466­456 v.Chr.) maakte Zeus tot hoofdgod van Olympia. De tempel was 64 m lang, bijna 28 m breed en ongeveer 15 m hoog.
Doc 14
Doc 15 Doc 13

VRAAG 11

Hoe verliepen de Olympische Spelen?

Grote Spelen Olympische Spelen eerste spelen in Olympia in 776 v.Chr. Volgens sommigen waren er al een eeuw vroeger lokale spelen, maar ze waren zo beperkt dat zelfs de namen van de winnaars niet werden bijgehouden.

Pythische Spelen sinds 586 v.Chr. te Delphi op een plaats waar de god Apollo een python (een draak) heeft gedood volgens een mythe en waar een heiligdom werd gebouwd dat wereldberoemd werd om zijn orakel.

Istmische Spelen sinds 582 v.Chr. spelen in een landelijk heiligdom nabij Korinthe op de Istmus, de smalle landengte tussen het Peloponnesisch schiereiland en Midden-Griekenland.

Nemeïsche Spelen gesticht in 573 v.Chr. oorspronkelijk bij een klein heiligdom met een mythische oorsprong nabij Nemea godsvrede De godsvrede had enkel betrekking op de conflicten die het verloop van de spelen hinderden. De vrede beschermde de reizigers op weg naar het heiligdom van de stad die de spelen organiseerde.

OPDRACHT 14 Maak kennis met de oude Olympische Spelen.

1 Verken de Olympische site met de nummers en de bijpassende omschrijving. Doc 13

1 Tempel van Zeus

2 Tempel van Hera

3 Schathuizen van 11 verschillende steden met kostbare geschenken

4 Altaar van Zeus met brandende vlam tijdens de Spelen

5 Tempel van Rhea

6 Stadion of looppiste

7 Gastenverblijf

8 Bouleuterion, Raadhuis voor de vergaderingen van de Olympische Raad

2 Sport en godsdienst waren bij de Grieken niet los te maken van elkaar.

Vul aan met de naam van de Spelen en verbind die met de plaats en de god. Doc 14

Korinthe Poseidon

Delphi Zeus

Olympia Apollo

Nemea Zeus

3 Toon aan dat de Olympische Spelen een godsdienstige grondslag hadden ...

a aan de hand van de Olympische site

b aan de hand van het programma van de Olympische Spelen Doc 15

4 a Welke sport was de eerste en oorspronkelijk de enige discipline van de Olympische Spelen? Doc 16

b De pentatlon of vijfkamp was een belangrijk onderdeel van de Spelen. Welke disciplines combineerde deze kamp?

c Welke sporten beoefenen de vier pentaleten op deze amfoor?

Fig. 4.5 Amfoor met atleten Bron: KU Leuven

De allereerste Olympische Spelen omvatten enkel een hardloopwedstrijd, georganiseerd in 776 v.Chr. Vanaf dan werden ze om de vier jaar gehouden. Later kwam er nog o.m. worstelen, boksen, speerwerpen, discuswerpen en verspringen (pentatlon of vijfkamp) bij. De piste was 192 m lang. De zuil met het gouden beeld van Nikè, godin van de overwinning, was het startpunt of het keerpunt in de loopwedstrijd, naargelang deze enkel of dubbel werd gelopen. Vooral in de eerste jaren waren de atleten naakt. Het publiek zat op tribunes aan weerszijden van de renbaan op een helling. Edelen en hooggeplaatste personen keken toe vanuit hun meestal tegen de zon afgeschermde erezitplaatsen. Vrouwen mochten niet deelnemen en getrouwde vrouwen waren zelfs niet toegelaten als toeschouwer. De enige uitzondering gold voor ongetrouwde maagden, zoals hier het meisje in het gele gewaad.

Olympische Spelen

Vijf hardlopers (grote passen, zwaaiend met de armen en gestrekte vingers) op de korteafstandsloop. De looppiste (het stadion) was 1 stadie = 192 m lang.

Prijzen

Bij de grote Griekse Spelen ontvingen de overwinnaars enkel een krans van bladeren: een olijfkrans in Olympia of een laurierkrans in Delphi. Kransen ontbraken nooit bij een processie, een offer of een feest. Daarom werden deze spelen kransspelen genoemd en waren ze belangrijker dan de prijsspelen in heel wat andere plaatsen. In hun vaderstad - die deelde in de roem van hun stadsgenoot - kregen ze wel waardevolle materiële prijzen in geld of voordelen.

Oorspronkelijk waren er geen zitplaatsen. De toeschouwers stonden gewoon langs de kant op hellingen. Pas in de Romeinse tijd kregen de meeste stadia stenen zitplaatsen. Op deze manier konden tienduizenden mensen de wedstrijden bijwonen.

Fig. 4.6 Amfoor van de Panatheneeën

Bronzen drievoet, een pot om te koken op een open vuur, gevonden te Olympia. Vermoedelijk een erg waardevolle prijs bij de vroegste Olympische Spelen.

5 Lees onderstaande tekst en beantwoord de vragen.

Tijdrekening in olympiaden

De Olympische Spelen vonden plaats om de vier jaar. De periode vanaf het begin van de ene spelen tot het begin van de volgende was een olympiade. (...)

Tot de vijfde eeuw v.Chr. hadden de Grieken geen betrouwbare tijdsrekening. Omdat ze de jaren niet telden vanaf een vast punt in het verleden, was het moeilijk om naar een precies jaar te verwijzen. In de meeste steden noemden ze elk jaar naar een belangrijke magistraat of priester. (...) Wat in onze tijdsrekening 776 v.Chr. is, was voor de Grieken het eerste jaar van de eerste olympiade, waarin Koroibos van Elis het stadion (de sprint) won.

De tijd aanduiden aan de hand van een Olympische winnaar had een groot voordeel: Grieken van verschillende steden herkenden de namen van deze internationaal beroemde kampioenen. Daarom raakte deze tijdsrekening verspreid over de Griekse wereld.

(Tekst naar: ancientolympics.arts.kuleuven.be)

a Waaruit blijkt dat de Olympische Spelen voor de oude Grieken erg belangrijk waren?

b Wanneer begon de Griekse tijdrekening volgens onze jaartelling en hoe werd de tijd toen geteld? Leg uit.

6 Hoe proberen moderne Olympische Spelen een band tot stand te brengen met de oude Spelen? Laat je inspireren door de foto.

WIST JE DAT...

• Zelfs op zijn hoogtepunt, in de Romeinse tijd, was het heiligdom van Olympia niet meer dan een vierkante kilometer groot.

• Keizer Theodosius I schafte de Olympische Spelen af in 393 of ze hielden gewoon op omdat atletiekwedstrijden (na meer dan 1000 jaar) niet meer zo populair waren en omdat ze in die tijd als heidens werden beschouwd.

• Baron Pierre de Coubertin (1863-1937) is de vader van de moderne Olympische Spelen. In 1894 organiseerde hij in Parijs het congres waarop het IOC (Internationaal Olympisch Comité) werd opgericht. De eerste moderne Spelen vonden plaats in 1896 in Athene.

De akropolis van Athene

Deeerst e bewoners van Athene woonden op de veilige tafelberg. Hun hutten moesten plaatsmaken voor een koningsburcht. Later wordt de akropolis een heilige plaats met een verzameling van tempels en heiligdommen. In het midden van de 5de eeuw v.Chr. liet de Atheense leider Pericles, na de verwoesting van de stad door de Perzen, verschillende tempels oprichten, o.a. het Parthenon in spierwit Pentelicusmarmer. Hij wilde daarmee de uitstraling en het aanzien van de stad als leider van de machtige Delisch-Attische Zeebond vergroten.

Het Nikètempeltje (nikè = overwinning) in Ionische stijl op het westelijke punt van de muren met uitzicht over de Egeïsche Zee.

Propyleeën, de imposante toegangspoort met twee zijgebouwen en een brede doorgang in Dorische stijl.

Het Ionische Erechteum heeft meerdere niveaus omdat er meerdere goden werden vereerd. Het heeft een opvallende kariatidenhal (uitbouw met zes vrouwenbeelden die het dak dragen).

Het Parthenon is een uitzonderlijk grote Dorische tempel op het hoogste punt van de Akropolis, ter ere van de beschermgodin Athena.

VRAAG 12

Welke waren de klassieke Griekse bouwstijlen?

zuil in Dorische stijl

zuil in Ionische stijl

Korintische zuil de jongste van de klassieke Griekse zuilen

Kunst, spiegel van de cultuur

De gouden eeuw

De vijfde eeuw v.Chr. is de gouden eeuw van de klassieke Griekse beschaving. Op politiek vlak komt democratie tot stand. De cultuur schittert eveneens in alle vormen van de kunst.

OPDRACHT 15 Leer de klassieke bouwstijlen onderscheiden.

1 In welke twee bouwstijlen zijn de tempels van de akropolis opgetrokken?

Vermeld de naam van de tempels bij de stijl.

• :

• :

2 a Vergelijk de beschrijving hieronder met de foto's links en bepaal de stijl van de zuil.

De stijl ontstond op de Peloponnesus waar veel Doriërs woonden met een robuust karakter dat past bij het eerder zware of massieve uitzicht van de zuil. De schacht verbreedt naar beneden toe en heeft 20 brede en ondiepe schaduwgroeven die het helle licht opvangen en geleidelijk laten overgaan van licht naar donker. Hij wordt bekroond met een eenvoudig kapiteel dat bestaat uit een vierkante deksteen die rust op een rond kussen. Een voetstuk ontbreekt zodat de zuil rechtstreeks op de basis van de tempel rust.

Deze stijl is oorspronkelijk afkomstig van de Ionische eilanden in de vroege zesde eeuw v.Chr. De zuil heeft een slanke schacht met 24 smalle, diepe schaduwgroeven, gescheiden door een platte naad. Opvallende kenmerken bij deze zuil zijn een rond, gelaagd voetstuk en een met vier voluten of krullen versierd kapiteel, dat als een boekrol over de schacht is gespannen onder een dunne deksteen.

De stijl uit de vierde eeuw v.Chr. komt niet voor op de akropolis. Hij verschilt van de Ionische zuil door een kapiteel dat een opengevallen korf acanthusbladeren (berenklauw) voorstelt. Deze zuil, toegeschreven aan de Griekse beeldhouwer Callimachus, komt voor in Klein­Azië, maar het zijn de Romeinen die hem veelvuldig zullen gebruiken aan hun tempels en als decoratie aan andere gebouwen.

b Onderstreep in de tekst de kenmerken van de verschillende zuilen.

c Verzamel de kenmerken van de bouwstijlen in het schema.

StijlDorisch

Een huis voor de goden

Van steengroeve tot tempel

Een zuil bestaat uit verschillende cilinders die zover als mogelijk worden afgewerkt in de steengroeve zelf. De cilinder wordt op een slede gezet en men laat hem met een katrol via een aangelegde schans naar beneden glijden. De stenen worden met een kar, getrokken door ossen, naar de werf vervoerd. Via een platliggende katrol lopen de ossen aan de ene kant naar beneden, de kar aan de andere kant rijdt naar boven. Op de bouwplaats wordt een gat geboord in het midden van de cilinder waarin een vierkante of ronde spies wordt geslagen om de cilinders precies op elkaar te laten passen. Als de zuil is opgericht, worden de schaduwgroeven uitgekapt zodat er nauwelijks horizontale naden te zien zijn.

Grieken bouwden geen trotse paleizen en hun huizen waren sober. Oorspronkelijk is de tempel een verfraaid megaron: door er steeds meer zuilen aan toe te voegen tot het volledig omzuild was en aan de vier zijden te versieren, ontstond de tempel. Hij was dus duidelijk bedoeld om alleen te staan, een monument van de cultuur. Nu zijn oude tempels naakte ruïnes, in de oudheid is het witte marmer uit het Pentelicusgebergte kleurrijk geschilderd met wit, rood, groen en blauw. De figuren moesten immers ook op afstand duidelijk zijn ... en mooi afsteken tegen de heldere Griekse lucht! De opbouw van de tempel was nagenoeg altijd dezelfde: een basis met drie treden, zuilen die de hoofdbalk dragen, een versierd fries en een driehoekig hoofdgestel met versierde kroonlijst en daarin een fronton met verheven beeldhouwwerk

De indeling omvat een voorportaal, het heiligdom zelf met een indrukwekkend beeld van de beschermgod(in) en meestal nog een schatkamer voor wijgeschenken

VRAAG 13

Hoe was een tempel opgebouwd?

De ronde tempel is een weinig voorkomende tempelvorm. De meest bekende rondtempel is het kleine heiligdom van Athena te Delphi.

halfverheven beeldhouwwerk of reliëf beeldhouwwerk dat vooruitspringt tegenover de achtergrond zoals de metopen van een tempelfries wijgeschenk offergave aan de tempel of de godheid als dank of als smeekbede voor een gunst, bv. kransen, buit van een overwinning, beeldjes ...

klassieke kenmerken kenmerken die voor lange tijd de richting aangeven waarin iets evolueert

OPDRACHT 16 Onderzoek de tempelconstructie.

1 De tempel ontstaat door uitbreiding van het grondplan van het megaron.

a Op welke manier gebeurt dit?

b Nummer de opeenvolgende stappen op de schema's.

2 Benoem de aangeduide opbouwelementen van deze Hefaestustempel (Athene).

3 Tot in de 19de eeuw werden bouwwerken met klassieke kenmerken nagemaakt. Welke oud-Griekse stijl herken je in deze gebouwen?

4 Wat is juist? Maak je keuze met behulp van de afbeeldingen en de teksten.

• de zuilen van een Griekse tempel hadden een dragende / decoratieve functie

• een Ionisch fries heeft doorlopende metopen / afwisselend trigliefen en metopen

• de Dorische stijl was vooral bestemd voor grote / kleine tempels

• de Ionische stijl was vooral bestemd voor grote / kleine tempels

• de Korintische stijl is vooral toegepast door de Grieken / Romeinen

• de rondtempel kwam veel / weinig voor

La Madeleinekerk, Parijs (begin 19de eeuw) Koninklijke Muntschouwburg, Brussel (19de eeuw)

De mens in beeld

DeGriekse beeldhouwkunst heeft maar één onderwerp: de mens, in vrijstaande beelden of aan openbare gebouwen. De voorstelling van de mens evolueert naarmate het mensbeeld verandert. De mens als individu wordt nu zichtbaar. Voor het eerst verschijnen ook de namen van kunstenaars.

ca. 800700600500400300200100

In de Archaïsche tijd vertoont de menselijke figuur nog geen persoonlijke kenmerken. Zowel een jongensals een meisjesfguur wordt statisch en strak voorgsteld. Een jongen is naakt en atletisch, een meisje is gedrapeerd en fijner.

In de klassieke tijd is de mens wel herkenbaar als individu, maar hij wordt geïdealiseerd, als een atleet met een perfect lichaam in de juiste verhoudingen, zonder gebreken of afwijkingen. Hij is meer een model, voorgesteld in een versteende beweging, zonder emoties.

In de Hellenistische tijd komen persoonlijke trekken naar voren. De weergave van rimpels, ouderdom en emoties schrikt niet meer af. Dit is realisme. Nieuwe onderwerpen: kinderen, beeldgroepen, niet-Grieken en taferelen met een verhaal, veel beweging en dramatiek.

jongen (kouros) meisje (korè) Discuswerper, MyronSpeerdrager, PolycletusLaocoöngroep, mythisch tafereel (Laocoön met zonen vecht tegen zeeslang)

Vrijstaande beelden

De bekendste beeldhouwers werkten allemaal in brons. Voor de hele grote beelden zoals dat van Athena Parthenos en het beeld van Zeus in zijn tempel te Olympia, werd een houten geraamte gemaakt en bekleed met bronzen platen, ivoor en zelfs goud. Kleinere kunstwerken werden meestal geheel in brons gegoten. Slechts weinig originele beelden zijn bewaard gebleven. We kennen ze vooral dankzij de Romeinen die deze beelden veelvuldig kopieerden in spierwit marmer.

archaïsche (mysterieuze) glimlach, geen portret, algemeen type

Portretten

Het portret is bij uitstek de manier om de individuele mens weer te geven, maar te veel beweging en emoties leiden soms tot pathos (overdreven realisme) zoals in de hellenistische tijd.

ARCHAÏSCHE TIJD
KLASSIEKE TIJD
HELLENISTISCHE TIJD
Chr.
gestileerde gelaatstrekken, Venus van Milo, een model
geïdealiseerd realisme Pericles, Atheens staatsman (480­429 v.Chr.)
realisme Socrates, Atheens folosoof
pathos Pergamonaltaar, Berlijn

Hoe werd de mens voorgesteld in de Griekse beeldhouwkunst?

Griekse beeldhouwers

Phidias (ca. 480-430 v.Chr.) architect en beeldhouwer, vriend van de belangrijke Atheense staatsman Pericles en veelvuldig opdrachtgever.

Myron (ca. 480-440 v.Chr.) is bekend om zijn beelden van atleten zoals de veelgekopieerde Discuswerper.

Polycletus (ca. 450-420 v.Chr.) maakte de Speerdrager, het beeld met de ideale weergave van het menselijk lichaam (het hoofd is 1/7 van het lichaam) en hét voorbeeld voor latere kunstenaars.

Praxiteles (ca. 420-370 v.Chr.) introduceerde het vrouwelijk naakt (Afrodite van Knidos) in de beeldhouwkunst en werd veel gekopieerd.

Lysippus (ca. 370-310 v.Chr.) hofbeeldhouwer van Alexander de Grote, en een zeer productief beeldhouwer.

OPDRACHT 17 Verken de evolutie in de Griekse beeldhouwkunst.

1 a De Griekse beeldhouwkunst heeft maar één onderwerp. Welk?

b Hoe worden beelden genoemd die aan alle kanten kunnen bekeken worden en waar is dat nuttig?

c Hoe wordt beeldhouwwerk genoemd dat frontaal moet bekeken worden en waar wordt het aangetroffen?

2 a Elke tijd stelt de mens anders voor. In de drie periodes die we onderscheiden in de Griekse geschiedenis zien de beelden er telkens anders uit.

In welke tijd situeer je deze beelden?

b Schrap de kenmerken die niet passen bij de stijl en de tijd van ... de Griekse beeldhouwkunst STIJL - TIJD 8ste-6de eeuw v.Chr.5de-4de eeuw v.Chr.4de-2de eeuw v.Chr. houding statisch / dynamischstrak / perfectrustig / bewogen emoties persoonlijk / onpersoonlijk gestileerd / beperkt / afwezig hevig / normaal beweging geen / weinig /veelgeen / weinig /veeltheatraal / weinig / veel weergave natuurlijk / onpersoonlijk gestileerd / geïdealiseerd realistisch / excentriek individuele kenmerken peroonlijk / onpersoonlijk herkenbaar / karikatuur zeer realistisch / onpersoonlijk

3 Een portret toont individuele kenmerken van een persoon. Leg uit in welke mate die kenmerken aanwezig zijn (geen, weinig, veel) in de portrettengalerij (linkerkant onderaan):

• Korè:

• Venus van Milo:

• Socrates:

Rustende Hermes
Korè (6de eeuw v.Chr.)
Afrodite van Knidos, Praxiteles (360 v.Chr.)
Stervende Galliër, onbekend (ca. 230 v.Chr.)

Kunst uit klei

Klei is een kneedbaar gesteente, een geschenk van de natuur dat toelaat voorwerpen te maken in talloze en in de meest creatieve vormen. Gebakken klei is aarde die steen is geworden. We noemen het keramiek, dat bovendien door de Griekse pottenbakkers meesterlijk is beschilderd. De Attische klei was ijzerhoudend. Hij kon gemakkelijk gezuiverd worden door hem te mengen met water en daarna de grove bestanddelen in grote kuipen te laten bezinken. Het fijne mengsel van water en klei was de waardevolle grondstof voor het vervaardigen van gebruiksvoorwerpen (vaatwerk, drinkgerei, urnen, voorraadpotten, schrijfmateriaal), geneesmiddelen (tegen slangenbeten, huidpleisters), bouwmateriaal (baksteen, pannen, versiering) en onmisbaar door zijn waskracht in de linnenbewerking. Klei en aardewerk waren overal aanwezig in het leven van een Griek.

Kleur uit klei

Potten kregen hun eerste vorm op een draaischijf. Dan volgde een droogtijd. De uitstekende delen zoals oren of een teut en de beschildering worden aangebracht als de klei nog niet volledig is uitgehard. De schildersverf is een papje van dezelfde klei als de pot, alleen is die nog meer gezuiverd, fijner en nog iets meer ijzerhoudend. Deze kleiverf (het kleislib) kan met een penseel aangebracht worden. Verder bepaalt het bakken alles.

Fig. 5.1 De pottenbakker vormt de pot op de draaischijf die door zijn jonge helper wordt aangedreven. Rechts staat Athena Ergane, de beschermster van het ambacht.

Ze is onzichtbaar, maar heilzaam aanwezig. Het is de taak van de schilder de onzichtbare inspiratie van de godin zichtbaar te maken.

Historische bron

Fig. 5.2 Beschilderde vaas uit de vroege periode (8ste eeuw v.Chr.) met geometrische motieven en hier een begrafenisstoet

5.3 Zwartfigurige amfora met Achilles en Ajax die een bordspel spelen tijdens een pauze in de Trojaanse Oorlog.

5.4 Waterkruik (hydria), lezende vrouw met drie helpsters (Eng. British Museum)

Een zwartfigurige vaas ontstaat door de figuren in kleiverf te schilderen en er nadien de details in te krassen of delen uit te sparen. Een roodfigurige vaas ontstaat door de omgekeerde bewerking. Dan wordt alles beschilderd met verf behalve de figuren die uitgespaard blijven. Deze techniek met rode figuren en een zwarte achtergrond is het laatst ontstaan en zal vooral rond Athene (Attische vazen) succes hebben. Hij levert fijnere tekeningen op.

Grieken waren vertrouwd met de beelden op de potten. Het waren de foto's van hun dagelijkse leefwereld, hun mythen, hun geloof. Het alledaagse aardewerk is een unieke bron van kennis van het leven en de geest van de oude Grieken. Schilderwerk op houten panelen, schilderijen of fresco's zijn verloren gegaan. Toch gebruikten de Grieken veel kleur voor beelden en aan gebouwen, maar ook daar zijn nauwelijks nog sporen van te vinden.

5.5

5.7

Fig.
Klosmaakster
Fig. 5.6 Aan het weefgetouw
Fig.
Fig.
Leerling en meester met schrijftablet
Fig.
Fig. 5.8 Schoenmaker

VRAAG 15

Welke bijdrage leverde klei aan de Griekse cultuur?

keramiek alle voorwerpen van klei, na droging gebakken (Gr. 'keramos' = gebakken aarde; 'kerameikos' is de pottenbakkerswijk in het oude Athene)

draaischijf of pottenbakkerswiel Met dit eenvoudige instrument was massaproductie van keramiek mogelijk. In de handel zijn potten onmisbaar voor opslag en transport en ze zijn tegelijk handelswaar.

OPDRACHT 18 Ontdek de toepassingen van klei.

1 a Klei is een natuurlijk product. Leg uit.

b Wat is er typisch aan de Griekse klei in de omgeving van Athene?

c Wanneer wordt keramiek kunst en een uiting van cultuur?

2 Klei is een grondstof voor keramiek. Noem vier toepassingen met voorbeelden.

1. bijv.:

2. bijv.:

3. bijv.:

4.

3 a Op welke manier krijgt een aardewerkpot zijn basisvorm?

b Hoe k rijgt de pot stevigheid?

4 a Kleur op keramiek kwam van kleurpigmenten / verf / kleislib. Verklaar je keuze.

b Het aanbrengen van de verf gebeurt voor / tijdens / na het bakproces.

5 Bepaal de gebruikte schildertechniek van dit aardewerk.

zwart- en roodfigurige keramiek

John Beazley (1885­1970), Brits archeoloog en historicus, ontwikkelde een methode om vaasschildering op basis van uiterlijke kenmerken toe te schrijven aan specifieke schilders. Nu zijn ca. 70 000 potten bekend, wat waarschijnlijk niet meer is dan 1 % van de oorspronkelijke productie.

6 a Welke taferelen komen veelvuldig voor op de vazen?

b Waarvoor zijn deze voorstellingen nu nog heel belangrijk?

c Welk soort historische bron is Grieks aardewerk?

Drinkbeker (kylix) met dansende vrouw Scheplepel en mengvat voor water en wijn (ro.nl) stijl: stijl:

Grieks toneel

HetGrieks toneel ontstond bij jaarlijkse feestelijkheden met lofzangen en optochten ter ere van de god Dionysus. De koorleider (voorzanger) beeldt zelf zijn liederen uit en betrekt daarbij het koor dat commentaar geeft bij de gebeurtenissen. Daar vloeit een vraag- en antwoordspel uit voort en zo ontstaat geleidelijk spel en actie. Het publiek kent die mythische verhalen en het kijkt vooral uit naar de manier waarop de dichter ze verwerkt heeft. Sinds ca. 500 v.Chr. werd ieder jaar door de overheid van het oude Athene een toneelwedstrijd uitgeschreven. De deelnemende dichters moesten drie ernstige stukken, tragedies of treurspelen, en een blijspel of komedie indienen. Op de derde dag van de feesten werden drie finalisten bekendgemaakt en hun stukken werden opgevoerd, drie dagen met telkens een andere winnaar. Na een dramatisch stuk 's morgens, kon men 's namiddags genieten van een komedie. Daarin namen grappenmakers het Atheense publiek, personen en toestanden op de korrel. Er zijn slechts weinig acteurs die meerdere rollen spelen (ook van vrouwen) en daarom maskers dragen.

Fig. 5.9 Aeschylus (525­456 v.Chr.), treurspeldichter, voegde een tweede acteur toe, waardoor dialoog onstond.

Fig. 5.10 Sophocles (496­406 v.Chr.), treurspeldichter, voerde een derde acteur in.

Fig. 5.11 Euripides (480­406 v.Chr.), blijspeldichter, voert de 'Deus ex machina' in.

Fig. 5.12 Toneelspelers droegen maskers en de lichaamsvormen werden met watten omvangrijker gemaakt om ook op afstand herkenbaar te zijn.

5.13

Fig.
Opbouwtekening van het theater van Epidaurus uit de 4de eeuw v.Chr., op de Peloponnesus in de landstreek Argolis. Het theater was verbonden aan de cultusplaats voor Asclepius, god van de geneeskunde. Het bood plaats aan 14 000 toeschouwers en bezat een fantastische akoestiek.
Doc 17

VRAAG 16

Hoe ontstond het Grieks toneel?

Dionysus god van de wijn(bouw) en de groeikracht van de natuur, maar ook van plezier deus ex machina letterlijk: god uit een machine, een manier om een verhaal plots en op een onverwachte manier te beëindigen, als het ware door een goddelijke ingreep

OPDRACHT 19 Onderzoek hoe theater ontstond.

1 a Hoe ontstond de eerste vorm van theater? Leg uit in drie stapjes.

• • •

b Wat vindt het publiek boeiend aan de theatervoorstelling?

2 Muziek, dans en dichtkunst zijn de ingrediënten van het toneel, vergelijkbaar met opera vandaag. De verhalen weerspiegelden de opvattingen van hun tijd.

a Schrijf de naam van de auteurs onder elk tekstblokje dat hen typeert. Van oud naar jong zijn de auteurs (zie foto's links):

Thema: conflict tussen de mens en zijn lot. De mens zag de goden als afschrikwekkend.

Personages: eenvoudig

Verhaal: niet complex

Werken: De Perzen, Agamemnon

Thema: conflict tussen de mens en de goden. De goden worden in vraag gesteld, maar de mens komt niet in opstand tegen de goden.

Personages: goed uitgewerkt

Thema: conflict tussen mens en god wordt een conflict tussen mensen. Een god ontwart alle handelingen en zorgt ervoor dat alles op het einde goedkomt.

Personages: uitgediept

Verhaal: complex Verhaal: modern

Werken: Oedipus, Antigone

Werken: Medea, Orestes

b Schrap wat niet past. In de thema's van de auteurs zien we de volgende evolutie: • de rol van de goden wordt groter / kleiner • de rol van de mensen wordt groter / kleiner

3 Lees de tekst en breng de nummers over op de gepaste plaats in Doc 17 .

Het openluchttheater bestond uit een aantal rijen zitplaatsen (1) die in een halve cirkel tegen de berghelling (2) waren aangelegd. Oplopende trappen (3) verdeelden het theater in vakken of sectoren (4). De hoge gasten zaten op de eerste rij (5) op banken met zitkussentjes en een rugleuning waarin het ambt en waardigheid waren gegraveerd en eregasten kregen een plaats op de twee volgende rijen. Enkele acteurs vertelden en speelden op het verhoogde toneel (6) en vlak voor hun voeten zong en danste het koor op de ruime orchestra (7). Soms maakte de deus ex machina (8) een plots en onverwacht einde aan het verhaal.

4 a Waaruit blijkt duidelijk dat de Grieken toneel belangrijk vonden?

b Maak een vergelijking met een grote arena in onze tijd. Zoek dit op.

Antigone nog actueel

Het gebeurde in de tweede lente van de 83ste olympiade, anders gezegd in maart 442 v.Chr. Met bloemenkransen in het haar en proviandmanden in de hand, stroomden de Atheners op de derde dag van het Dionysusfeest het theater binnen. Ze verdrongen zich bij de ingangen en hielden het entreegeld al gereed: 2 obolen. De mannen, vrouwen en kinderen stormden nu de treden op en onderzochten, lachend of ook wel mopperend, hoe stevig ze waren. Enkele jaren geleden immers was er een ernstig ongeluk gebeurd, toen een deel van de houten stellage plotseling in elkaar was gestort.

De opvoeringen zouden drie dagen, vrijwel zonder onderbreking, duren. Drie dagen van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zaten de Atheners dus in het theater. Verkopers van wijn, water of limonade, venters met vijgen, dadels, korinthen en koeken liepen de treden op en af.

Er klonk muziek en er werd om stilte geroepen. Een reinigingsoffer zorgde voor de band tussen de feestgangers en de godheid. In de orchestra werd geloot welke burgers in de jury zouden plaatsnemen. De archont, de organisator van de opvoeringen, riep de namen af van verdienstelijke burgers. De achttienjarige zonen van gesneuvelden kregen een wapenrusting. Ze stonden nu op eigen benen.

Nu werden de namen van de dichters en de titels van de stukken voorgelezen. Daarna de namen van de acteurs. De dichters die meedongen, deden dat met drie ernstige werken en een vrolijk stuk. 'Daar beneden staat Sophocles, hij praat met de archont', merkte iemand in het publiek op. 'Ik ben benieuwd naar zijn Antigone', zei een ander. 'Volgens Kallimachos, de koorleider, is het zijn meest ontroerende tragedie. Het gaat over de geschiedenis van de Thebaanse koningen.' 'Ik heb hem al gekend, toen zijn vader nog aan het hoofd stond van een wapensmidse met 35 slaven.' 'Toch wed ik op Euripides. Hij is het meest modern, oorspronkelijk en gedurfd.' 'Ssst! ssst! Het begint!'

In het hele boogvormige theater werd het muisstil. Fluiten citermuziek weerklonk. Toen werd de deur van het paleis, dat de scène vormde, geopend, Twee vrouwengestalten traden naar buiten: Antigone, de Thebaanse prinses en haar zuster. De toneelspelers, want ook de vrouwenrollen werden door mannen vertolkt, leken groter dan gewone mensen. Dat kwam omdat ze schoenen droegen met dikke kurkzolen. Ze hadden ook hun lichamen onder de wijdgolvende gewaden met watten

omvangrijker gemaakt en droegen een masker als een soort stolp op het hoofd. Zo konden de bovenste rijen de gelaatsuitdrukking zien. Bovendien fungeerden de maskers als geluidsversterkers.

Het koor met zijn leider kwam op. De leden ervan beeldden een groep Thebaanse grijsaards uit. Zij zongen en dansten en werden begeleid door de muziek van twee fluiten. Het stuk duurde ongeveer twee en een half uur en werd zonder pauze gespeeld. De toeschouwers zagen de gebeurtenissen in onafgebroken volgorde aan zich voorbijtrekken. Eerst komt Antigone in opstand tegen het gebod van de koning (haar oom), die de lijken van staatsvijanden onbegraven wil laten liggen als aas voor de gieren. Ze gaat stiekem naar het slagveld en bedekt het lijk van haar broer met aarde. De lijfwachten van de koning grijpen haar en de vorst laat haar levend begraven. En nu slaat het noodlot keer op keer toe. Bij het lijk van Antigone pleegt haar verloofde, de zoon van de koning, zelfmoord. In het paleis beneemt de moeder zich het leven. Als een gebroken man strompelt de koning heen: 'Ik weet niet waarheen ik eerst moet kijken. Alles wat ik kon grijpen is gaan wankelen.'

De grote vraag die Sophocles de Atheners stelde was: Moet een mens altijd gehoorzamen wanneer zijn meerdere beveelt? Mag men zich verzetten wanneer die meerdere beveelt onrecht te doen? Onvergetelijk bleef voor het publiek het prachtige woord van Antigone: 'Niet om samen met anderen te haten, maar om lief te hebben, ben ik op de wereld.'

Zo leerden de dichters de mensen het onderscheid tussen recht en onrecht, tussen goed en kwaad.

Naar: E. Ebding en P. van der Meulen, Slingerpaden door de historie. Groningen, 1968

Grieks > Nederlands parodos = toegang proskenion = podium skène = theatergebouw

5 Verschillende Griekse woorden uit de theaterwereld zijn in onze taal doorgedrongen. Het zijn leenwoorden. Vul aan met het Nederlandse leenwoord.

GrieksGriekse betekenis Nederlands woordleenwoord theatron plaats waar gekeken wordtschouwburg, tribune

skene gebouw om zich om te kledentoneel, podium orchestra dansvloer muziekgroep

choros toneelspelersgroep zanggroep

tragoidia ernstig toneelstuk treurspel

komoidia plezierig toneelstuk blijspel

Orchestra

Parodos

Parodos

Proskenion

Skène

0102030405060708090100 m

Restanten van het Dionysustheater tegen de flanken van de Akropolis te Athene. Het publiek nam oorspronkelijk plaats tegen de helling rond een plein van aangestampte aarde (orchestra of dansplaats). Later werden houten zitbanken gemaakt die in de 5de eeuw vervangen werden door marmeren zitplaatsen, verdeeld over 67 rijen voor 17 000 toeschouwers.

Denken en weten

In de Homerische tijden en nog lang daarna, verklaren de Grieken alles wat ze zien en meemaken door de goden. Maar stilaan stellen zij zich vragen bij de godenverhalen en denken ze na over de wereld die ze waarnemen.

Natuurfilosofen

In de 6de eeuw v.Chr. stelden de eerste Griekse filosofen zich vragen over de oorsprong van alles en ze gingen op zoek naar de oerstof van de natuur. Thales van Milete (624-545 v.Chr.) was de eerste natuurfilosoof. Uit waarnemingen en redeneren leidde hij af dat water de basis is van al het bestaande: water kan veranderen van toestand (hard als ijs, vloeibaar als water en vluchtig als de adem) en het is de levensbron van alle organismen. Voor andere natuurwaarnemers was die stof vuur, lucht of aarde.

Filosofen zoeken een antwoord

In de 5de eeuw v.Chr. werd niet alleen over de natuur nagedacht. In die tijd ontstond ook de democratie als bestuursvorm. Goed kunnen spreken en mensen overtuigen was nu zeer belangrijk geworden. Denk maar aan de Atheense Volksvergadering. Het onderwijs was nog gebrekkig en in handen van privéleraars. Sofisten of redenaars, opgeleid in de retorica of welsprekendheid, maakten daar gebruik van. Protagoras (481-411 v.Chr.), de invloedrijkste sofist, zei: 'Van elke zaak bestaan twee opvattingen, die tegenover elkaar staan.' Een andere uitspraak was: 'De mens is de maat van alle dingen.' Daarmee wilde hij zeggen dat iedere mens zijn eigen oordeel kan hebben. Omdat sofisten dikwijls meer dan een uitleg hadden, keerden ze zich ook tegen de natuurfilosofie die maar één verklaring gaf voor de oorsprong van de natuur. Vanaf dan splitsen de wegen. Sommigen gaan verder met zich vragen te stellen zoals de natuurfilosofen dat deden. Daaruit ontstond de echte wetenschap die tot dan beperkt was gebleven. Anderen waren niet direct bezig met de fysieke wereld, maar gingen zich steeds meer vragen stellen over de mens. Dat deden de filosofen Socrates en zijn leerlingen Plato en Aristoteles.

'Ken uzelf' Socrates (ca. 470-399 v.Chr.)

Socrates wilde mensen doen nadenken over zichzelf en over hun leven door hen vragen te stellen, zoals in een klas: door kritische vragen te stellen tot een juist antwoord komen. Met het verstand kan een mens ontdekken wat goed of fout is, geloofde Socrates.

'Het goede kennen is het goede doen' Plato (427-347 v.Chr.)

Plato zei dat in de hele waarneembare wereld alles voorbijgaat en niets hetzelfde blijft. Hij stelde vast dat het goede in de wereld bestaat, maar niet perfect is. Hij vroeg zich af of er niets was dat tijdloos en onveranderlijk is. Dat is het eeuwige Goede dat we moeten nastreven, leerde hij.

'Twijfel is het begin van wijsheid' Aristoteles (384-322 v.Chr.)

Aristoteles schetste de mens als een biologisch wezen dat zoals alles in de natuur een eigen doel of functie heeft. Aristoteles bestudeerde ook het gedrag van planten en dieren en stelde dat we met het verstand onze waarnemingen indelen. Deze waarnemingen vormen de basis van de wetenschap.

VRAAG 17

Hoe dachten de Griekse filosofen over de wereld?

filosoof

Gr. filos (= vriend) en sofos (= wijsheid, waarheid)

iemand die zoekt naar wijsheid of waarheid

In de 16de eeuw bedacht de Brugse natuurkundige

Simon Stevin een Nederlands woord voor filosofie: wijsbegeerte (= geren/graag wijs)

Socrates (ca. 470-399 v.Chr.)

Op de straten en pleinen van Athene voerde hij gesprekken met voorbijgangers en leerlingen over filosofische onderwerpen. Hij stelt steeds weer nieuwe vragen waardoor zijn gesprekspartners tot het inzicht komen dat ze eigenlijk niets weten en vooral kritisch moeten nadenken om tot inzicht te komen. Deze originele manier van vragen wordt de Socratische methode genoemd. Hij kreeg veel aanhang tijdens zijn leven en in de eeuwen na zijn dood. Hierdoor wordt Socrates door velen gezien als de vader van de filosofie.

Aristoteles (384-322 v.Chr.) is de meest universele filosoof van de oudheid Hij schreef zowel over de grondbeginselen van de natuurwetenschappen als over politiek en kunst.

OPDRACHT 20 Leg het verband uit tussen denken en wetenschap.

1

a Wie was de eerste natuurfilosoof en op welke vraag zocht hij een antwoord?

b Welk antwoord vond hij op die vraag en hoe vulden anderen ze aan?

c Op welke manier vonden zij een antwoord?

d Wat was de uiteindelijke bedoeling van de natuurfilosofen?

2 a Hoe worden de tegenstanders van de natuurfilosofen genoemd?

b Wat beweren zij?

c Wat denk je hier zelf over?

3 Vul het samenvattend schema hieronder aan.

a Kies uit: godenverhalen, water-vuur-lucht-aarde

b Filosofen: Socrates, Plato, Aristoteles

c In de kadertjes: wetenschap, mythologie, natuurfilosofie

Hoe Grieken de wereld begrijpen

Goden

Natuur

Mens oerstof: S P A verklaren alles natuurlijke oorsprong van alles (na)denken doen (onderzoek) weten(schap)

4 De drie grote Griekse filosofen hebben ook nu nog veel bekendheid en betekenis. Hoe worden ze genoemd?

• Socrates is de vader van de of het

• Aristoteles is de vader van de of het

• Plato: tussen denken en weten staat het dat men moet

Samenhang

Samenleving en bestuur

In de oude landbouwsamenleving ten tijde van de Ilias liep er tussen de mensen een diepe horizontale scheiding: de elite van koningen en edelen was de bovenlaag. De naamloze onderlaag was het volk, arm en afhankelijk van de elite. Na de tijd van de koningen veranderde de samenleving grondig. Andere breuklijnen ontstonden, maar de ongelijkheid in rechten en plichten bleef groot.

Gelaagde samenleving

Ongeveer een derde van de bevolking in de grote polis Athene was slaaf. Een slaaf was onvrij omdat de ouders dat ook waren. Of men was gekocht op een slavenmarkt, als koopwaar. Ook wie schulden had gemaakt, kon zijn vrijheid verspelen en slaaf worden en wie gevangen genomen werd tijdens een oorlog, eindigde niet zelden als oorlogsbuit op een vreemde slavenmarkt. Een slaaf was eigendom van zijn meester en werkte op het land of kreeg een huishoudelijke taak. Wie sterk was, moest zwaar werk verrichten in de steengroeven en zilvermijnen van de overheid. Een slaaf had geen rechten of bezittingen. Tussen de vrije Atheners bestonden ook grote verschillen. Volwaardig burgerschap was alleen weggelegd voor volwassen mannen (vanaf 18 jaar) met echte Atheense ouders. Vrouwen speelden een tweederangsrol. Ze kwamen niet voor in het openbare leven en hadden geen stemrecht. Het gezin, het opvoeden van de kleine kinderen en het toezicht op de huisslaven, was hun terrein. Vreemdelingen waren evenals slaven talrijk in de stad. Ofwel stamden ze af van vroegere inwijkelingen of ze waren nieuw in de stad, maar ze genoten weinig

Klassiek Griekenland

aanzien. Ze waren vrij, maar mochten geen grond of woning bezitten, hadden geen inspraak in wat er in de polis gebeurde en huwen met een vrij burgermeisje zat er ook niet in. Ze betaalden wel verblijfsbelastingen en dienden in het leger. Mettertijd zullen vreemdelingen belangrijk worden, want zij zijn de ambachtslui van de polis of dreven een handeltje, zelfstandig of in dienst van een burger. Een echte burger had aanzien. Families die grond bezaten en slaven in dienst hadden, waren rijk. Een kleine groep was grootgrondbezitter, superrijk en bovendien machtig. De meeste vrije boeren bezaten weinig of geen grond en werkten in dat geval op de landerijen van de rijken. Het dagloon bedroeg 1 drachme en werd uitbetaald in de vorm van bijvoorbeeld een kruik olijfolie van die waarde of vijf braadspitten, priemen die dienden om voedsel te braden. Ook ambachtslui (wevers, pottenbakkers, houtbewerkers, architecten ...) kregen hetzelfde loon. Gewone mensen stelden geen hoge materiële eisen aan het leven. Voor het dagelijkse werk had bijna elk gezin een slaaf in dienst of

een bediende. Wie zich die hulp niet kon veroorloven, was arm. Een echt Atheens burger voelde zich vrij en bracht veel tijd door op de agora en in de zuilengangen van openbare gebouwen, waar schaduw te vinden was. Ze voerden drukke gesprekken over de politiek van de dag en woonden de volksvergaderingen bij. Daar viel het nieuws te rapen.

Burgers besturen zichzelf

De Griekse mythen vertellen ons dat ooit koningen almachtig de nederzettingen of een staatje bestuurden. De koning was in die tijd de hoogste priester, sprak recht en beschermde de bevolking. Geleidelijk namen aanzienlijke mannen die taken over zodat het koningschap verdween. Zo'n regering van eupatriden (goede vaders) of enkele aristocratische families, is een aristocratie of oligarchie. Ze waren rijk door grondbezit en hun macht werd erfelijk.

Met de tijd gingen ze misbruik maken van hun macht en onderdrukten ze de kleine boeren die van hen afhankelijk waren. Het werd zo erg dat Draco, een wetgever, met

Pnyx, heuveltje waar de Volksvergadering doorging

geschreven wetten hun macht ging inperken (624 v.Chr.). Dat begin was niet voldoende. Solon slaagde erin de macht te verdelen op basis van bezit (timocratie), zodat iemand die rijk geworden was door de handel, bijvoorbeeld met de kolonies, nu ook een ambt kon uitoefenen. Hij maakte vier bezitsklassen waarin de hoogste klasse ook de hoogste ambten

kreeg (590 v.Chr.). Ook dat mislukte. Pisistratus, geliefd bij het arme volk, maakte zich handig meester van de macht en kon een tijd besturen als tiran (alleenheerser). Clisthenes voerde daarna radicale hervormingen door (508 v.Chr.): elke burger (man, meerderjarig en Athener) kon verkozen worden in de eigen deme In deze lokale volksvergadering van

een wijk, een buurt of enkele dorpjes van het platteland of de kust, werden burgers uitgeloot en gegroepeerd in een fyle. De afgevaardigden van de 10 fylen van Attica vormden de Raad van 500. Daar konden ze voorstellen uitwerken en voorleggen aan de Volksvergadering waar elke burger stemrecht had. Wat daar werd goedgekeurd, werd aanvaard als wet. Dat is volksbestuur of directe democratie. Later zal Pericles de deelname aan de vergadering vergoeden, zodat zelfs de armste dagloner over alles mee kon beslissen. Na loting en verkiezing kon een functie 1 jaar uitgeoefend worden. Hoge ambtenaren konden zich wel herverkiesbaar stellen, maar wie dreigde te machtig te worden, kon voor 10 jaar worden verbannen uit de stad door het Schervengerecht.

Oude gravure van de Volksvergadering met zicht op de Akropolis
Bouleuterion of Raadhuis van de Boulè
Ostracisme met potscherven

Na drie donkere eeuwen waarin de nederzettingen van weleer uitgroeien tot stadstaten, breekt de klassieke periode aan in de geschiedenis van Griekenland. De archaïsche tijd begint met de dichter Homerus die eeuwenoude verhalen voor het eerst optekende. Zo ging de mondelinge traditie over in geschreven overlevering. Daarna kwam de klassieke tijd of de bloeitijd van de Griekse cultuur.

Vanaf ca. 800 v.Chr. veranderde de Griekse wereld. De sleutel tot het succes van Hellas lag in de plaats rond de Egeïsche Zee. Ze hadden er rust gevonden en een bestaan. In hun gedachten waren ze een volk geworden met een eigen De helden uit de verhalen zoals ze door Homerus en anderen werden doorverteld, belichaamden hun karakter en hun deugden, het waren hun spiegelbeelden. Ook de goden hadden in die verre onbepaalde tijd gestalte gekregen en niemand twijfelde aan hun bestaan. Door offers te brengen en religieuze feesten te organiseren hoopten de Grieken in hun gunst te komen. Zo eerden ze

Zeus met de Olympische Spelen en plaatselijk met de religieuze feesten voor de eigen beschermgoden. Zulke feesten waren een gelegenheid om elkaar te ontmoeten en zich met elkaar te vergelijken. Ook door hun taal voelden Grieken zich verbonden. De poleis hadden ieder hun eigen dialect, maar ze verstonden elkaar en dat schiep een band. In deze periode nam de bevolking toe. Schaarste aan vruchtbare grond die bovendien in de handen was van een kleine groep grootgrondbe­

De allereerste Olympische Spelen omvatten enkel een hardloopwedstrijd, georganiseerd in 776 v.Chr. Vanaf dan werden ze om de vier jaar gehouden. Later kwam er nog o.m. worstelen, boksen, speerwerpen, discuswerpen en verspringen (pentatlon of vijfkamp) bij. De piste was 192 m lang. De zuil met het gouden beeld van Nikè, godin van de overwinning, was het startpunt of het keerpunt in de loopwedstrijd, naargelang deze enkel of dubbel werd gelopen. Vooral in de eerste jaren waren de atleten naakt. Het publiek zat op tribunes aan weerszijden van de renbaan op een helling. Edelen en hooggeplaatste personen keken toe vanuit hun meestal tegen de zon afgeschermde erezitplaatsen. Vrouwen mochten niet deelnemen en getrouwde vrouwen waren zelfs niet toegelaten als toeschouwer. De enige uitzondering gold voor ongetrouwde maagden, zoals hier het meisje in het gele gewaad.

wetten hoopten hervormers de vrede

Anderen zochten een nieuw bestaan rijkdom op, wat ook

kwam. De nieuwe rijken verwierven

stad. Na ongeveer driehonderd jaar was de vormingstijd van het nieuwe

leving met vrije burgers, slaven en vreemdelingen zoals dat overal het geval was. Athene was wel na een lange sociale strijd een democratie geworden en een welvarende, machtige handelsstaat. Het leven draaide om het gezin (oikos) onder het gezag van de familievader die waakte over het familiegoed, vrouw en kinderen, de opvoeding en het gedrag, de huisgoden. Een vrije man bracht veel vrije tijd door op de agora en nam actief deel aan het openbare leven. De huisvrouw zorgde voor de kinderen tot zeven jaar, bereidde meisjes voor op huiselijke taken en jongens gingen een tijd naar school bij een leermeester die hen vertrouwd maakte met de verhalen van het verleden. Dan volgde meestal de sportschool tot ze klaar waren voor een tweejarige opleiding tot soldaat. Daarna waren ze rijp voor het volwassen burgerschap. In Sparta ging het er anders aan toe. Het hele leven stond in dienst van het leger. Dat was zo sinds de Doriërs een plaats hadden veroverd op de Peloponnesus en de oorspronkelijke bewoners hadden onderworpen. Een Spartaanse jongeling werd getraind om heel zijn leven soldaat te zijn. Een kleine groep ouderlingen zag erop toe dat dit nooit veranderde.

Toen de steden in Klein­Azië bij het begin van de 5de eeuw v.Chr. in opstand kwamen tegen de Perzen die hen wilden onderwerpen en toegang verkrijgen tot de rijke landbouwgebieden rond de Zwarte Zee, vroegen ze en kregen ze hulp van Athene om zich te verdedigen. Daarop besloot de Perzische koning Darius ook de Griekse stadstaten te veroveren. Dat mislukte. Eerst werden de Perzen verslagen door de Atheners te Marathon (480 v.Chr.) en later volgde, na een aanvankelijke

doorbraak in de bergpas nabij de Thermopylen, (480 v.Chr.) een zeeslag bij het eiland Salamis (479 v.Chr.).

De Spartanen versloegen hen kort daarna op het land te Plataea Athene was nu de onbetwiste leider geworden en richtte de Delisch­Attische Zeebond op. De stad werd versterkt en aan de haven werden lange muren gebouwd zodat de voedseltoevoer nooit zou kunnen worden afgesneden. Maar toen Athene de bondgenoten ging overheersen en de bondskas liet overbrengen naar Athene, was de maat vol voor Sparta. Het omsingelde de stad en verwoestte heel Attica. Bovendien verenigde Sparta de stadstaten van de Peloponnesus in de Peloponnesische Bond. In de Peloponnesische Oorlog (430­404 v.Chr.) die nu volgde, kreeg Sparta steun van de Perzen en kon het ook een vloot uitbouwen. Athene werd definitief verslagen. Het moest zijn muren afbreken en de vloot ontmantelen. Dan kwam Sparta in conflict met de falanx van Thebe. Het succes van Thebe dat de nieuwe leider werd, was kortstondig. Daarna waren de stadstaten uitge­

put en ze bleven verdeeld. De 5de eeuw v.Chr. is een eeuw met veel oorlog, maar de politieke ambities gingen samen met culturele bloei. De bouwkunst bracht schitterende tempels voort op de Akropolis van Athene en de stad werd verfraaid.

In de beeldhouwkunst worden de atleten voorgesteld als ideale mensen en modellen van schoonheid. De oude verhalen van goden en helden werden tot leven gebracht tijdens de jaarlijkse feesten in zang, dans en spel ter ere van de goden. Zo ontstond het theater, het schouwtoneel, waar de ziel van het Griekse volk werd blootgelegd. Aeschylus, Sophocles, Euripides en anderen waren meesterlijke toneelschrijvers. In die verhalen kampten de mensen met de goden en het lot, maar de acteurs werden steeds menselijker en herkenbaarder. Steeds waren de goden in de buurt (deus ex machina) om belangrijke levensvragen (in treurspelen of tragedies) te helpen oplossen. Ook personen en situaties werden (in blijspelen of komedies) flink op de

korrel genomen. Een andere manier om een verhaal te vertellen, was het af te beelden. Mythologische scènes uit de oude verhalen werden heel vaak voorgesteld op keramiek, beschilderd aardewerk van gebakken klei. Op de dagdagelijkse gebruiksvoorwerpen als potten, kruiken, vazen en schalen in talloze praktische vormen, herleefde de hele

Griekse denkwereld, evenals het hele dagelijkse leven in zwart­ en roodfigurige taferelen.

In die tijd veranderde ook het denken van de Grieken. Ze begonnen zich vragen te stellen over alles: het heelal, de wereld, de natuurverschijnselen. In de plaats van alles te verklaren door de goden wilden ze nu vooral begrijpen. Door zich vragen te stellen en de natuur te onderzoeken, ontstond de natuurfilosofie die de oorsprong van alles zocht in de natuur. Andere filosofen kregen ook aandacht voor de mens en ze vroegen zich af of de mens met zijn verstand kon doordringen tot tijdloze en onveranderlijke kennis. Grote filosofen als Socrates, zijn leerling Plato en diens leerling Aristoteles zijn daardoor de vaders van de wijsheid en de wetenschap geworden.

Het Parthenon op de Akropolis
Attische vaas

Zelftest

Burgers besturen de polis

Historische vraag 1: Waarop berustte het sociale onderscheid in de polis Athene?

1 a In de oude gesloten landbouwsamenleving was er een horizontale kloof tussen twee groepen. Welke?

• bovenlaag:

• onderlaag:

b Als de stadstaten ontstaan, zijn er meerdere lagen in de samenleving. Vul aan.

VRIJ:

ONVRIJ:

BURGERS:

c Vul aan met de kenmerken.

Een volwaardig burger is:

d De inwoners van de polis zijn niet gelijkwaardig. Noem ze in de juiste sociale volgorde.

2 Welke categorie mensen heeft politieke rechten in de polis? Wat houdt dat in?

Historische vraag2: Hoe veranderde de gesloten landbouwsamenleving in een open samenleving?

Historische vraag 3: Hoe bestuurden de Atheners hun polis?

1 a Plaats de passende naam bij de omschrijving van de bestuursvormen.

Kies uit: aristocratie, monarchie, tirannie, democratie, timocratie één man maakt gebruik van de ontevredenheid om de macht te grijpen volwassen mannelijke burgers nemen actief deel aan de politiek politieke baantjes gaan via de erfelijke lijn over op het nageslacht zodat de macht binnen een kleine, bevoorrechte groep families blijft indeling in standen die macht hebben volgens het vermogen

één leider heeft de macht omdat de voorouders die ook hadden

b Nummer de bestuursvormen in de volgorde waarin ze voorkwamen in de polis Athene.

2 Welk bestuursorgaan was de belangrijkste instelling van de democratie? Leg uit.

3 Doorstreep alles wat niet past bij de Atheense democratie van de 5de eeuw v.Chr.

a De democratie berustte op afstamming / grondbezit (vermogen) / burgerschap / rijkdom

b De democratie in Athene was een indirecte democratie / beperkte democratie / directe democratie.

c Democratisch bestuur is een vrouwenzaak / mannenzaak / zaak van alle Atheners

4 a Kruis aan wat juist is.

Atheners vonden het eerlijker iemand door loting aan te duiden voor een bestuursfunctie dan door verkiezing omdat ...

iedereen gelijke kansen heeft voor een functie alleen mensen met er varing en kennis mogen besturen er geen onderscheid gemaakt wordt tussen mensen (afkomst, rijkdom, beroep ...) meer mensen kunnen verkozen worden

b De Atheners combineerden ook loten en kiezen. Vul aan: Kandidaten voor een ambt werden na loting gekozen wanneer er ...

5 Enkele markante figuren hebben de ontwikkeling van de Atheense democratie bepaald. Schrijf hun namen bij de gepaste zin: Solon, Pericles, Pisistratus, Clisthenes, Draco

1 door wetten op te schrijven zijn rechten en plichten voor iedereen gelijk

2 ambten volgens de rijkdom zodat niet alleen de adel ambten kan uitoefenen

3 ruzies tussen de hogere en lagere standen voorkomen door zichzelf aan te stellen als tiran

4 de vader van de democratie want iedere mannelijke burger kan nu verkozen worden

5 arm zijn mag geen beletsel zijn om niet te kunnen deelnemen aan de Volksvergadering

6

Leg uit. De Atheners beschermden hun democratie door ...

Zelftest

Leven en werken in Hellas

Historische vraag 4: Hoe leefden de Atheners?

1 a Wat verstonden de Atheners in het algemeen onder 'een gezin'?

b Omschrijf concreet wie en wat dat is.

2 Zorg voor het materieel bestaan is de hoofdtaak van de huisvader. Wat bewaakt hij nog meer?

3 a Beschrijf de buitenkant van een woonhuis.

b Welke zijn de drie grote onderdelen van een huis in de rij?

c Welke delen kun je onderscheiden in het woongedeelte van het huis?

4 a Hoe was een gemiddeld woonhuis bemeubeld?

b Het interieur was weelderig / eenvoudig / bijna leeg

c Vul aan. Versiering van het interieur bestond uit:

5 Schets de opvoeding van een Atheens kind in de verschillende stappen tot de volwassenheid.

• jongen:

• meisje:

6 Geef uitleg bij drie aspecten van het onderwijs in Athene.

• organisatie van het onderwijs:

• vakken:

• voor wie:

7 Schets de opvoeding van een Spartaans kind in de verschillende stappen tot de volwassenheid.

• jongen:

• meisje:

8 De levenswijze in Athene en in Sparta kende veel tegenstellingen. Vul het schema aan.

Levenswijze Athene Spar ta opvoeding door doel opvoeding bestuursvorm hoofdkenmerk

9

a Deze moeilijke woorden horen bij Sparta. Leg uit.

• heloten:

• perioiken:

• spartiaten:

b Deze moeilijke woorden horen bij Athene. Leg uit.

• metoiken:

• oikos:

• megaron:

Historische vraag 5: Hoe voorzagen de Grieken in hun levensonderhoud?

1 a Op welke drie manieren voorzien de Grieken in hun levensonderhoud?

b Noem de producten die deze bedrijvigheden opleveren.

• :

• :

• :

2 a Noem twee gebergten, de natuurlijke grondstof die ze leveren en hun toepassing.

b Welke grondstof leverde de ondergrond en voor welke toepassing?

c Welke economische bedrijvigheid kwam tot stand toen de bevolking aangroeide en waarom?

De Griekse oorlogen

Historische vraag 6: Hoe was het Griekse leger voorbereid op oorlog?

1 a Wat is een hopliet en hoe is hij uitgerust?

• hopliet:

• uitrusting hopliet:

b Hoe was een gewone (lichtbewapende) soldaat en een beter bewapende soldaat uitgerust?

• lichtbewapende soldaat:

• goedbewapende soldaat:

2 a Hoe worden de elitetroepen van het landleger genoemd en wat is er speciaal aan hun ... ?

• uitrusting:

• opstelling:

b Wat is de taak van de twee vleugels?

• rechtervleugel:

• linkervleugel:

3 De zeemacht beschikt over oorlogsschepen.

a Hoe worden deze schepen genoemd en waarom?

b Waarin bestond het zeegevecht?

c Wat was de uiteindelijke bedoeling?

4 a Hoe heet de oorlogshaven van Athene?

b Hoe werd ze beschermd en wat was de bedoeling?

c Wat was de taak van de zeemacht in vredestijd?

Historische vraag 7: Hoe verliepen de Griekse oorlogen?

1 a Wie zijn de strijdende partijen in de Perzische oorlogen?

b Wat is de oorzaak van het conflict?

c Op welke twee manieren zijn de Griekse stadstaten van het vasteland betrokken bij het conflict?

2 a Welke Griekse geschiedschrijver beschrijft deze oorlogen?

b Hij is een primaire bron / secundaire bron die betrouwbaar / onbetrouwbaar is omdat hij de feiten objectief / subjectief beschrijft.

3 De overwinning in de volgende Perzische oorlogen was te danken aan:

• Marathon (490 v.Chr.): Athene / Sparta

• Salamis (479 v.Chr.): Athene / Sparta

• Thermopylen (480 v.Chr.): Athene / Sparta

• Plataea (479 v.Chr.): Athene / Sparta

Besluit: de Grieken werkten samen / werkten niet samen in de Perzische oorlogen.

4 a Wie zijn de strijdende partijen in de Peloponnesische Oorlog?

b Wat is de oorzaak van het conflict?

c Hoe loopt het conflict af en wat is het resultaat?

d Wat is het resultaat van de Perzische oorlogen voor Athene en wat voor Sparta?

• Athene:

• Sparta:

Zelftest

Goden als mensen

Historische vraag 8: Hoe ontstonden de Griekse goden?

1 a Hoe komen de goden tot stand in de Griekse mythologie? Vul aan met godennamen of hun betekenis.

ongeordende leegte

Uranus Pontos

3 Cyclopen 3 Reuzen 12 12 godenkinderen = de grote goden Aarde

b Schrijf onder de naam van de godheid de bijpassende bevoegdheid of macht. Kies uit: vruchtbaarheid, oorlog, jacht, wijsheid en kunsten, boodschapper, donder en bliksem, schoonheid en liefde, licht en muziek, zee, smeedkunst, vrouw van Zeus

Omcirkel de naam van de oppergod in bovenstaande lijst.

d De goden zijn meestal te herkennen aan symbolen. Noem drie goden met hun symbool.

2 a Noem drie kenmerken van goden waardoor ze lijken op mensen.

1. 2. 3.

b Noem twee kenmerken van goden waardoor ze verschillen van mensen.

1. 2.

Historische vraag 9: Hoe vereerden de Grieken hun goden?

1 Op welke drie manieren zijn de goden aanwezig in het openbare leven?

2 Op welke twee manieren zijn de goden aanwezig in het gezinsleven?

Historische vraag 10: Hoe vierden de Grieken hun verbondenheid met elkaar en met de goden?

1 a Schrap wat niet juist is. Behoud de beste omschrijving en leg dit uit.

De Olympische Spelen waren oorspronkelijk een sportwedstrijd / muziekfestival / onderdeel van godsdienstige feesten / feesten ter ere van een beschermgod / atletiekwedstrijd / bedevaartsoord

b Hoe worden de feesten waar alle Grieken konden aan deelnemen nog genoemd?

2 a Noem vier soor ten Panhelleense spelen en verbind ze met de plaats en de naam van de god.

Korinthe Poseidon

Delphi Zeus

Olympia Apollo

Nemea

b Waarrond waren de Panhelleense Spelen oorspronkelijk georganiseerd?

Historische vraag 11: Hoe verliepen de Olympische Spelen?

1 a Hoe lang duurden de eigenlijke feesten en spelen zoals te Olympia?

b Uit welke twee delen en ceremonies bestond de belangrijkste dag van de feestelijkheden? 1. 2.

2 a Wat was oorspronkelijk de enige sportdiscipline van de Spelen en over welke afstand?

b Hoe wordt een sportarena of sportpaleis sindsdien genoemd?

c Wat is een pentatlon? Leg uit.

d De grote Griekse Spelen werden ook kransspelen genoemd. Waarom?

3 a Waaruit blijkt dat de oude Grieken de Olympische Spelen erg belangrijk vonden?

b Hoe werd er gerekend volgens de Griekse tijdrekening? Wat is het beginjaar?

c Welke symbolische band is er tussen de moderne Spelen en de oude Olympische Spelen?

Zelftest

Kunst, spiegel van de cultuur

Historische vraag 12: Welke waren de klassieke Griekse bouwstijlen?

1 a Benoem onderstaande klassieke Griekse bouwstijlen.

b Geef voor elke stijl de kenmerken van het kapiteel, de schacht en het voetstuk van de zuil.

kapiteel:

2 a Noem twee gebouwen in Dorische stijl op de Akropolis van Athene:

b Noem twee gebouwen in Ionische stijl op de Akropolis van Athene:

3 Wat is juist? Schrap wat niet past.

• de zuilen van een Griekse tempel hadden een dragende / decoratieve functie

• een Ionisch fries heeft doorlopende metopen / afwisselend trigliefen en metopen

• de Dorische stijl was vooral bestemd voor grote / kleine tempels

• de Ionische stijl was vooral bestemd voor grote / kleine tempels

• de Korintische stijl is vooral toegepast door de Grieken / Romeinen

• de rondtempel kwam veel / weinig voor

Historische vraag 13: Hoe was een tempel opgebouwd?

1 Op welke manier ontstond uit een Grieks megaron een tempel?

2 a In welke bouwstijl is de tempel op de tekening opgetrokken?

b Schrijf op de gepaste plaats: tempelbasis, hoofdbalk, Dorisch fries, Ionisch fries, triglief, metoop, fronton, kapiteel, schacht, kroonlijst

3 a Hoe wordt het type beeldhouwwerk genoemd op de afbeelding?

b Op welke plaatsen kwam het voor aan een tempel?

• Historische vraag 14: Hoe werd de mens voorgesteld in de Griekse beeldhouwkunst?

1 Wat is het enige onderwerp in de Griekse beeldhouwkunst?

2 Hoe noemen we beeldhouwwerk dat bedoeld is om ... ?

• aan alle kanten (rondom) te bekijken: of

• frontaal te bekijken : of

3 a Schrijf telkens twee kenmerken in de kolom waar ze passen: statische houding, onpersoonlijk, ideaal model, beperkte emoties, realistisch, dramatiek archaïsche beelden klassieke beelden hellenistische beelden

b Schrijf aan de hand van de kenmerken de stijl van elk beeld: archaïsch of klassiek of hellenistisch

4 Combineer de kenmerken met de tijd. beeldengroep, beweging atleten, modellen algemeen, onpersoonlijk

Historische vraag 15: Welke bijdrage leverde klei aan de Griekse cultuur?

1 a Wat is het verschil tussen klei en keramiek?

• klei:

• keramiek:

b Wat is de belangrijkste toepassing van klei en op welke twee manieren is deze toepassing kunstzinnig?

c Bij welk soort kunst wordt keramiek ondergebracht?

d Noem nog drie andere toepassingen van klei en geef hiervan telkens een voorbeeld.

2 a Plaats de bewerkingen in de pottenbakkerij in de goede volgorde: bakken, drogen, schilderen 1. 2. 3.

b Hoe wordt de kleur van de schildering bekomen?

c Plaats de juiste schildertechniek onder de afbeelding en omschrijf dat kort.

d Waardoor kleurt de Attische klei zo gemakkelijk rood bij het bakken?

3 a Welke twee soorten taferelen komen veelvuldig voor op de Griekse vazen?

b Waarom is de Griekse keramiek belangrijk voor ons?

Historische vraag 16: Hoe ontstond het Grieks toneel?

1 a Waar kwam de eerste vorm van Grieks theater vandaan?

b Voor wie en waarom werden deze feesten (in het voorjaar) jaarlijks georganiseerd?

2 a Wat doet de voorzanger (koorleider) in de optocht?

b Wat doet het koor?

3 a Er waren twee soorten toneelstukken. Zeg dit met een Nederlands woord en leg uit.

• tragedie:

• komedie:

b Noem drie geliefde en bekende auteurs. Onderstreep de naam van de treurspeldichter die nog actueel is.

4 Noem twee argumenten die aantonen dat theater erg geliefd was bij de Grieken.

5 a Gebruik een gewoon Nederlands woord.

GrieksGriekse betekenis

Nederlands woord leenwoord theatron plaats waar gekeken wordt theater

skene gebouw om zich om te kleden scène orchestra dansvloer orkest choros toneelspelersgroep koor tragoidia ernstig toneelstuk tragedie komoidia plezierig toneelstuk komedie

b De oorspronkelijke theaters werden tegen hellingen (bergflanken) gebouwd. Geef de naam van een Grieks theater waarvan nog restanten te zien zijn.

Historische vraag 17: Hoe dachten de Griekse filosofen over de wereld?

1 a Wat is een filosoof?

• letterlijk:

• algemeen:

b Plaats de juiste naam bij de omschrijving.

iemand die door na te denken de waarheid wil achterhalen iemand die zijn eigen oordeel als de waarheid beschouwt iemand die de oorsprong van alles in de natuur zoekt iemand die door waarneming en onderzoek de waarheid wil weten

2 Plak de naam van een Grieks filosoof op de volgende uitspraken. met de rede of het verstand kan een mens ontdekken wat goed of fout is het goede in de wereld bestaat, maar niets is perfect waarnemingen en onderzoek vormen de basis van de wetenschap

3 Vul aan.

Eerst probeerden de Grieken alles in de kosmos en de wereld te verklaren door de , daarna zochten ze de oorsprong van alles in de en vervolgens probeerden ze alles te onderzoeken in de

Terugblik

opdracht

In dit thema maakte je kennis met de mediterrane wereld waar de geschiedenis van de klassieke oudheid zich afspeelde. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen. zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

BURGERS BESTUREN DE POLIS

1Hoe de Atheense polis sociaal onderscheid maakte tussen de inwoners.

1Welke de rechten en plichten waren van de verschillende bevolkingsgroepen.

2Hoe de economie de samenleving veranderde van een gesloten in een open samenleving.

3Hoe de bestuursvormen evolueerden naar democratie.

3Welke de bestuursorganen waren van de Atheense democratie.

4Hoe de Atheense democratie werkte.

LEVEN EN WERKEN IN HELLAS

5Hoe mensen woonden in Athene.

5De indeling en het interieur van grote en kleinere woningen beschrijven.

5Wat 'gezin' betekende voor de Grieken.

6Hoe de bevolking in Sparta was ingedeeld.

6Een vergelijking maken tussen de opvoeding en een levensloop in Sparta en Athene.

7Hoe de Griekse economie in het levensonderhoud voorzag.

7Welke de natuurlijke rijkdommen waren van Griekenland en waarop het aangewezen was.

DE GRIEKSE OORLOGEN

8Hoe de Grieken zich voorbereidden op oorlog.

9De oorzaken en de aanleiding van de Perzische oorlogen kennen.

9Het verloop en het resultaat van de Perzische oologen kennen.

10Weten hoe de Peloponnesische Oorlog zich ontwikkelde en afliep.

opdracht zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

GODEN ALS MENSEN

11Het ontstaan van de godenwereld aan de hand van een stamboom uitleggen.

11De bevoegdheden en de symbolen met de goden combineren.

12Weten hoe de openbare en de private eredienst verliepen.

13De oorsprong, de soorten en de sites van de Panhelleense Spelen beschrijven.

14Weten hoe de oude Olympische Spelen georganiseerd waren en verliepen.

14De Griekse tijdrekening in combinatie met de Spelen toelichten.

KUNST, SPIEGEL VAN DE CULTUUR

15De Griekse bouworden door hun stijlkenmerken onderscheiden.

16Weten hoe een tempel ontstond.

16De opbouwelementen van een tempel op een tekening of foto benoemen.

17Het onderwerp en de evolutie van de Griekse beeldhouwkunst in de tijd situeren.

17Stijlkenmerken van de beeldhouwkunst kunnen verbinden met de periode.

18Weten hoe klei dient als grondstof voor gebruiksvoorwerpen.

18Keramiek als kunst en als voorstelling van de denk­ en leefwereld begrijpen.

19Het ontstaan van Grieks toneel in stappen toelichten.

19Waarom Grieken toneel belangrijk vonden en waaruit dat blijkt.

19Drie toneelschrijvers noemen en welk soort toneelstukken ze maakten.

19Op welke manieren het Grieks theater nog steeds aanwezig is bij ons.

20Hoe de Grieken anders gingen denken over de goden, de natuur en de mens.

20Drie Griekse filosofen noemen en wat ze zeggen over het verband tussen denken en weten.

Hellenistisch Griekenland

De wereld wordt groter

Vraag 1 Hoe kwam er een einde aan de onafhankelijkheid van de Griekse poleis?

OPDRACHT 1 Bestudeer hoe het Perzisch wereldrijk ontstond en uiteenviel.

Vraag 2 Hoe verspreidde de Griekse cultuur zich na Alexander?

OPDRACHT 2 Onderzoek hoe de Griekse cultuur zich verspreidde na Alexander.

Wat ik moet leren

De wereld wordt groter

1 Wat er gebeurt met de Griekse poleis na de oorlogen van de 5de eeuw v.Chr.

2 Wie de stichter is van het eerste wereldrijk en hoe dit ontstond.

3 Het begrip hellenisme analyseren en omschrijven.

4 Met argumenten aantonen dat het hellenisme de wereld veranderde.

5 Minstens drie wetenschappers noemen met een blijvende bijdrage aan de wetenschap.

Wat ik moet doen

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren.

Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

1, 2

Alexander verovert Perzië

Athene, Sparta en Thebe waren uitgeput na de Peloponnesische Oorlog. Er was geen leidende polis, geen droom van grootheid meer.

Een koninkrijk dat nog nooit een rol had gespeeld in de geschiedenis, trad nu op de voorgrond: Macedonië. In dit bergland in het noorden van het schiereiland met een bevolking van herders en boeren, was het oude patriarchale koningschap uit de Homerische tijden bewaard gebleven. De Grieken beschouwden de Macedoniërs als barbaren. Ze waren niet toegelaten tot de Olympische Spelen of andere Panhelleense feesten. Ze spraken vermoedelijk wel een Grieks dialect.

In de tijd van koning Philippus II (382-336 v.Chr.) begonnen de Macedoniërs geschiedenis te maken. Hij had in zijn jonge jaren in Thebe verbleven en er kennisgemaakt met de strateeg Epaminondas en zijn falanx, maar ook met de Griekse cultuur die hij waardeerde. Hij zag hoe verdeeld de Grieken waren en had de ambitie de Grieken te verenigen onder zijn gezag. Zijn zoon is Alexander de Grote die in een veroveringstocht van 10 jaar het eerste wereldrijk stichtte.

Philippus van Macedonië

Alexander de Grote stadstaten verliezen hun onafhankelijkheid

Philippus, koning van Macedonië, kent de Grieken door zijn verblijf in Thebe.

• Hij leerde in Thebe de gevechtstechnieken met falanx kennen.

• Hij stelde vast dat de Griekse poleis verdeeld waren.

• Hij kwam tussenbeide in hun ruzies.

• Hij verslaat de verbonden Griekse stadstaten te Chaeronea (338 v.Chr).

• Hij wil zich als koning doen aanvaarden en zocht daarom een gemeenschappelijke vijand: de Perzen.

Bij de dood van Philippus komen de Grieken in opstand, maar Alexander straft Thebe en begint een veldtocht tegen de Perzen.

In een 10-jarige tocht onderwerpt hij het Perzische Rijk, maar sterft vroegtijdig zonder het Rijk een goed bestuur te kunnen geven.

De rol van de poleis is uitgespeeld en maakt plaats voor een grote staat met één vorst.

Doc 1
Fig. 1.1 Stichting van het Perzisch wereldrijk van Alexander de Grote

VRAAG 1

Hoe kwam er een einde aan de onafhankelijkheid van de Griekse poleis?

Demosthenes (384-322 v.Chr.) de grootste Griekse redenaar, ondanks een zwakke gezondheid en een spraakgebrek dat hij overwon. Hij wilde de vroegere grootheid van Athene herstellen en keerde zich zonder succes tegen de machtsuitbreiding van Philippus II in zijn Philippische Redevoeringen

Epaminondas (ca. 420-362 v.Chr.) grootste staatsman en veldheer tijdens het kortstondige leiderschap van de Beotische stad Thebe. Hij hervormde het leger en verbeterde de bewapening met de beruchte falanx.

De wereld wordt groter

Macedonië in de hoofdrol

Na de Griekse oorlogen zijn de poleis erg verzwakt. De Macedonische koning verenigt de verdeelde stadstaten onder zijn gezag en Alexander verovert een wereldrijk.

OPDRACHT 1 Bestudeer hoe het Perzisch wereldrijk ontstond en uiteenviel.

1 a Welke koning wilde de Grieken verenigen onder zijn gezag in de 4de eeuw v.Chr?

b Waarom zag hij zijn kans schoon?

c Hij versloeg de verbonden Griekse stadstaten definitief te Chaeronea. Wat was het gevolg?

2 a Lees de tekst.

Wij moeten ons duidelijk voor ogen houden dat Philippus ons haat, onze stad, de grond waarop zij ligt, al haar inwoners, zelfs hen die zich nu met zijn vriendschap vleien. Hij haat echter het allermeest ons vrije staatsbestel. En daar heeft hij ook alle reden toe, want hij weet heel goed (...) dat hij toch niet zeker kan zijn van zijn buit zolang er nog een staat is waar het volk zelf heer en meester is. (...) Want hoe meer Philippus om zich heen grijpt, des te gevaarlijker hij wordt voor onze eigen vrijheid. (Uit: Demosthenes, derde Philippische redevoering)

b Wie is de redenaar die waarschuwde voor het gevaar uit het noorden. Wat vreesde hij?

3 a Hoeveel tijd verliep er tussen het begin- en eindpunt op Doc 1 ? .

b Zoek deze data op de tijdlijn. Wat ontstond er in die tijd?

c Wat is er veranderd op Doc 2 in vergelijking met de vorige kaart? Wanneer?

diadochen of opvolgers diadochen verdelen het Rijk

opvolging

Na de dood van Alexander valt het enorme rijk uiteen na heel wat strijd onder zijn generaals. Ze verdelen het rijk (311 en 301 v.Chr.):

• de Seleuciden (Seleucus) nemen Perzië;

• de Ptolomeeën (Ptolomaeus) nemen Egypte;

• de Antigoniden (Antigonus) nemen Griekenland en Macedonië;

• Kassander wordt koning van Thracië en Pergamon bij de dood van Antigonus (301 v.Chr.).

Diadochenrijken 301 v.Chr. Rijk van Ptolemaeus Rijk van Seleucus

De hellenistische wereld

Toen

Philippus van Macedonië in 336 v.Chr. stierf, volgde zijn twintigjarige zoon Alexander hem op. Hij had een Atheense opvoeding genoten bij de beroemde filosoof Aristoteles. Hij maakte direct werk van het plan van zijn vader om weerwraak te nemen op de Perzen voor de oorlogen die ze de Grieken ruim anderhalve eeuw eerder hadden aangedaan. De Grieken vergeten even de eigen polis en zien de gehate buren nu als medestanders. Alexander behaalt de ene overwinning op de andere en vele volkeren zien hem als een bevrijder. Wanneer koning Darius wordt vermoord, beschouwt Alexander zich als zijn opvolger. Om de Perzen op zijn hand te krijgen, gedragen hij en zijn soldaten zich zoveel mogelijk als Perzen. Alleen: Alexander sterft in Babylon aan malaria in 323 v.Chr. en het werk is niet af!

Vergrieksing

In alle verworven gebieden stichtte Alexander nieuwe steden ... met de naam Alexandrië. In die steden vestigden zich ook Macedoniërs en Grieken, maar de Perzische gouverneurs (satrapen) bleven op post zodat de Griekse cultuur zich in het MiddenOosten kon vestigen. Alexander kon ook de inheemse cultuur waarderen. Hij aarzelde niet om zelf een inheemse vrouw te trouwen en spoorde zijn Macedonische vrienden en onderdanen aan hetzelfde te doen. Zoals een Perzische koning regeerde hij als een goddelijke alleenheerser met het oude hofceremonieel. Het Grieks werd de algemene taal van het bestuur en de wetenschap en de handelaars konden nu overal met Griekse (Atheense) munten betalen. Vooral de rijkste mensen profiteerden van de vergrieksing, voor gewone mensen bleef alles bij het oude. De Griekse poleis bleven bestaan. Ze beseften dat ze nu zijn opgenomen in een groter geheel. Door de internationale contacten wordt de wereld groter. De Griek werd wereldburger, een kosmopoliet.

In Susa arrangeerde Alexander ook huwelijken voor zichzelf en zijn vrienden. Zelf trouwde hij met Barsine, de oudste dochter van Darius, en volgens Aristobulus ook nog met een ander, namelijk Parysatis, de jongste dochter van Ochos. Hij was al getrouwd met Roxane, de dochter van Oxyartes, de Bactriër. Aan Hephaestion gaf hij Drypetis, ook een dochter van Darius, een volle zuster van zijn eigen vrouw, want hij wilde dat de kinderen van Hephaestion neef en nicht zouden zijn van de zijne. [...] En aan zijn andere vrienden gaf hij op dezelfde manier de edelste dochters van Perzen en Meden tot vrouw; het waren er ongeveer tachtig. (Uit: Arrianus, Anabasis 7.4)

Alexandrië, het nieuwe centrum

De kerngebieden van het hellenisme waren de koninkrijken en hun dynastieën in de door Alexander veroverde gebieden. Rond deze invloedrijke koningshuizen en rijken ontstond een mengcultuur, het hellenisme. In de nieuwe hoofdstad van het hellenistische Egypte, Alexandrië in de Nijldelta, werd een 'mouseion' opgericht: een grote bibliotheek waar kennis werd verzameld op één plaats en die veel wetenschappers aantrok. Het hellenisme heeft grote namen voortgebracht.

staat en dat de aarde om de zon draait.

van toestellen o.a. de waterschroef om water omhoog te tillen.

Fig. 1.2 Maquette van Alexandrië in Museum of Natural History, New York
Fig. 1.3 Eratosthenes (ca. 275-194 v.Chr.) berekende vrij nauwkeurig de omtrek van de aarde.
Fig. 1.4 Archimedes van Syracuse (287-212 v.Chr.) ontdekte de Wet van het Soortelijk Gewicht toen hij in zijn bad zat (Eureka: ik heb het gevonden). Ontwierp tal
Fig. 1.5 Aristarchus van Samos (310-230 v.Chr.) zei dat de zon en niet de aarde het centrum van het heelal

VRAAG 2

Hoe verspreidde de Griekse cultuur zich na Alexander?

kosmopoliet iemand die zich verbonden voelt met de hele mensengemeenschap, ongeacht de cultuur

hellenisme (periode 336-31 v.Chr.) verspreiding van de Griekse cultuur in het Rijk van Alexander de Grote en in de diadochenrijken na Alexander

Griekse munt in het veroverde gebied met het portret van Alexander, voorgesteld met de hoorns van de Egyptische god Amon

mouseion letterlijk 'Tempel voor de Muzen' of een instituut voor kunsten en wetenschappen, opgericht ca. 300 v.Chr. en door brand verwoest in 47 v.Chr. Het omvatte een enorme bibliotheek van 700 000 boekrollen en trok onderzoekers aan om er te studeren en te onderwijzen.

Euclides van Alexandrië, vader van de meetkunde, werkzaam in de bibliotheek ten tijde van Ptolomaeus I (323-287 v.Chr.) die de bibliotheek oprichtte.

OPDRACHT 2 Onderzoek hoe de Griekse cultuur zich verspreidde na Alexander.

1 Alexander kreeg een Atheense opvoeding. Lees de tekst. 'Aristoteles bracht de toekomstige koning liefde voor de vrije kunsten bij en stimuleerde diens nieuwsgierigheid naar culturen en verschijnselen uit de hele destijds bekende wereld. Als gevolg daarvan nam Alexander later op zijn veroveringstochten altijd wetenschappers mee, die weer nieuw plantenmateriaal, geografische beschrijvingen en andere gegevens terugstuurden naar Aristoteles.'

(Philip Matyszak, in: De Grieken. Hoe een cultuur zich over de wereld verspreidde, 2018)

a Wie was de leermeester van Alexander?

b Welke elementen uit de Griekse cultuur verwierf Alexander door zijn opvoeding?

2 Ga na hoe Alexander voor eenheid zorgde binnen zijn Rijk. Welke maatregelen nam hij in de verschillende domeinen van de samenleving? Raadpleeg de bronnen links. politiek economisch cultureel

3 Plaats de gebeurtenissen in chronologische volgorde. verovering van een groot gebied buiten Griekenland Macedonië verovert de Griekse poleis democratie verdwijnt

ontstaan van een multiculturele samenleving grote staat met één vorst

4 In het schema hieronder vind je elementen die nog altijd veel betekenen in onze samenleving. Vul aan met de begrippen die afkomstig zijn uit de Griekse cultuur.

schriftsoort nu (alfa - bèta)

wat nodig is om te leven (oikos = huis)

Griekse cultuur hellenisme besturen van een gebied (polis = stadstaat) bestuur door burgers (demos = volk; kratein = macht hebben)

nadenken over alles (filo = vriend van; sofia = wijsheid)

boeken ontlenen (biblio = boek; theke = kist) rijk door grondbezit, besturen (aristos = besten; kratein = macht hebben)

soort opvoering / spel (tragoidia - komoidia)

Samenhang

De hellenistische tijd brak aan met de veroveringen van Alexander waardoor een vermenging van culturen plaatsvond.

De hellenistische tijd

In het midden van de 4de eeuw v.Chr. kwam het koninkrijk Macedonië een rol spelen in de geschiedenis. Philippus II versloeg Thebe en andere stadstaten om ze te verenigen onder zijn gezag, maar hij werd vermoord. Zijn zoon Alexander (de Grote) ging nog verder en veroverde het immense Perzische Rijk van de oude erfvijand in een 10-jarige tocht. Als hij onverwacht sterft in 323 v.Chr. is het wereldrijk niet klaar met de bestuurlijke inrichting. Het was wel duidelijk de bedoeling van Alexander om het beste uit de Griekse en de Perzische cultuur te laten versmelten tot een nieuwe cultuur, een wereldcultuur die hellenisme wordt genoemd. Het Rijk viel uit elkaar na een lange opvolgingsstrijd tussen de generaals (diadochen of opvolgers) in koninkrijken, in handen van grote dynastieën.

De Griekse poleis waren niet verdwenen, maar zijn nu onderdeel van een koninkrijk met één vorst in een wereld die veel groter is geworden. De stad Alexandrië in de Nijldelta is

Karpaten

Donau

Hellenistisch Griekenland

het nieuwe middelpunt geworden van de toen beschaafde wereld. Enkele dingen vallen op: het Grieks is de taal geworden van het bestuur, de handel en de wetenschap. De stad Alexandrië is multicultureel want het was een verzamelplaats van kunstenaars en geleerden en bezat de grootste bibliotheek en studiecentrum van de oudheid.

De wetenschap kwam hier tot bloei met grote namen uit de geschiedenis: Erathostenes (wiskundige, geograaf, astronoom, filosoof) die vrij nauwkeurig de omtrek van de aarde schatte, Archimedes (natuurkundige, ingenieur) die de Wet van het Soortelijk Gewicht ontdekte,

Diadochenrijken

Rijk van Kassander Rijk van Lysimachus

Zwarte Zee

Rijk van Ptolemaeus Rijk van Seleucus

Oude dronken vrouw

Aristarchus van Samos (astronoom) die de aarde rond de zon liet draaien, Euclides (wiskundige), de vader van de meetkunde ... en vele anderen. Toen de Romeinen het oostelijk deel van het Middellandse Zeegebied veroverden in de eerste eeuw v.Chr., troffen ze er een samenleving aan die flink vergriekst was. De officiële voertaal bleef daar gedurende de hele Romeinse tijd Grieks en de hellenistische cultuur liet zijn sporen na.

Alexandrië

Historische vraag 1: Hoe kwam er een einde aan de onafhankelijkheid van de Griekse poleis?

1 Het Macedonisch koninkrijk lag in het noorden / oosten / westen / zuiden van het Griekse schiereiland.

2 a Kies uit en vul aan: stadstaten, barbaren, één rijk, taal, politieke eenheid, herkomst, woongebied Macedonië was een achtergebleven koninkrijk. Daarom beschouwden de Grieken de Macedoniërs als . Toch hadden Grieken en Macedoniërs gemeenschappelijke kenmerken: de Griekse , hun , hun . Grieken en Macedoniërs kenden geen

Dat veranderde toen Philippus van Macedonië de Griekse versloeg te Chaeronea in 338 v.Chr. De poleis zouden nu bestuurd worden als

b Welke bedoeling had Philippus met deze veldslag?

c Welke Griekse redenaar waarschuwde vergeefs voor het gevaar uit Macedonië en wat vreesde hij?

3 a Wie zette het werk van Philippus verder na zijn dood?

b Waar en wanneer begint de veroveringstocht van Alexander en waar en wanneer eindigt ze? begin: einde:

c Alexander veroverde een wereldrijk. Hoe heet dit gebied?

4 a Wat gebeurt er met het Perzische Rijk na de dood van Alexander?

b Welke koningshuizen nemen de macht over?

Historische vraag 2: Hoe verspreidde de Griekse cultuur zich na Alexander?

1 a Wie was de belangrijkste leermeester in de opvoeding van Alexander?

b Voor welke drie culturele onderwerpen ontwikkelde Alexander daardoor grote belangstelling?

2 Door welke maatregelen bevorderde Alexander de eenheid in zijn wereldrijk?

• politiek:

• economisch:

• cultureel:

3 Verklaar de volgende woorden.

• hellenisme:

• kosmopoliet:

4 a Welke stad was na de dood van Alexander het nieuwe culturele centrum van de beschaafde wereld?

b Wat maakte deze stad zo aantrekkelijk voor wetenschappers uit de hele hellenistische wereld en waarom?

c Noem drie wetenschappers die er ooit werkten en zeg wat ze ontdekten.

5 Zoek de moeilijke woorden. Met dank aan de oude Grieken.

HORIZONTAAL

1 klankenreeks uit het Grieks

2 bestuur door burgers

3 besturen van een gebied

4 muziekgroep

5 zingen in groep

6 wat nodig is om te leven

VERTICAAL

1 wijsgeer, vriend van wijsheid

2 Grieks filosoof

3 vergrieksing

4 schouwburg

5 inspiratie, dochter van Zeus

Terugblik

In dit thema maakte je kennis met het ontstaan en de verspreiding van het hellenisme. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen.

opdracht zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

DE WERELD WORDT

GROTER

1 Uitleggen hoe de poleis hun onafhankelijkheid verspeelden.

1Wie de stichter was van het eerste wereldrijk, hoe het ontstond en uiteenviel.

2Welke maatregelen een culturele eenheid tot stand moesten brengen in het Rijk.

2Hoe er een nieuw centrum ontstond dat de cultuur en de wetenschap verder verspreidde.

OVERZICHT HELLAS

tijd en ruimte

POLITIEK VERDEELD politiek economisch bergachtig

samenlevingsproblemen sociaal

onvoldoende vruchtbare grond

kleine groep grondbezitters

Grieken verbonden door:

• herkomst

• taal

bevolkingstoename ontstaan kolonies timocratie tirannie democratie ontstaan stadstaten aristocratie kleine nederzettingen

grote groep kleine boeren

Donkere eeuwen

• woongebied wereldbeeld

mythologie: godenverhalen

CULTURELE EENHEID cultureel goden natuur wetenschap

Kunst, spiegel van cultuur

Griekse beschaving

natuurfilosofie: oorsprong van alles

filosofie: mens - natuur

mythologie en dagelijks leven zwartfigurig roodfigurig

keramiek

OUDE NABIJE OOSTEN
KLASSIEKE OUDHEID

tegen de Perzen = Perzische oorlogen

GRIEKSE OORLOGEN

MACEDONIË

de Griekse poleis verliezen hun onafhankelijkheid

334 v.Chr. Alexander de Grote verovert het Perzisch Rijk

tegen elkaar = Peloponnesische Oorlog

323 v.Chr.

311 v.Chr. Hellenistische konink rijken na Alexander

Grieks in het bestuur, de handel en de wetenschap Een Griek wordt een wereldburger.

bouwkunst

megaron

de mens in de beeldhouwkunst

beelden statisch + onpersoonlijk

ARCHAÏSCHE TIJD

HELLENISME

verspreiding en vermenging van de Griekse cultuur

tempel

301 v.Chr

Alexandrië wordt het nieuwe centrum van cultuur en wetenschap

realisme + beeldgroepen met een verhaal de ideale mens

ca. 800700600500400300200100 Chr.

KLASSIEKE TIJD

HELLENISTISCHE TIJD

Rome

Rome onder de koningen

IJzertijd

1250 v.Chr.

eerste ijzeren voorwerpen in Europa

ijzer wordt veel gebruikt in Oost-Europa

800

vroege ijzertijd bij de Kelten

• Hallstattcultuur in Centraal-Europa

• de Etruskische beschaving ontstaat op het Italisch schiereiland en gaat op in het Romeinse Rijk in de 5de eeuw v.Chr.

late ijzertijd bij de Kelten

• La Tènecultuur

• J. Caesar verovert Gallië

• Kelten gaan op in het Romeinse Rijk

Kelten

Van ijzertijdvolken tot klassieken

IJzertijdvolken

Fig. ijzertijdhakbijl

Vanaf 1000 v.Chr. kwam ijzer voor, een erts dat overal voorhanden was. Dit metaal is lichter en sterker dan brons en het is geen legering. Het is bovendien smeedbaar zodat meer toepassingen mogelijk waren in werktuigen, potten en kruiken, spelden en sieraden, beslag voor houten wielen, ploegscharen en paardentuig. Met scherpe wapens konden hele stammen worden uitgerust ... en migraties gingen vaak gepaard met geweld.

Fig. Keltische juwelen uit de La Tèneperiode. Boven: fibula (speld), links: torques (arm- en halsversieringen) dankzij ijzersmeedkunst.

Kelten in Centraal-Europa = Hallstattcultuur (vroege ijzertijd in Europa)

Etrusken

Romeinen

eerste sporen van bewoning op de Palatinusheuvel (het latere Rome)

Grieken

De Etruskische beschaving ontstaat in Etrurië op het Italisch schiereiland

753

stichting van Rome volgens de legende

Nederzettingen worden poleis

Overbevolking en uitwijking

Koningen in Etrurië

Kelten in West-Europa = La Tènecultuur (late bloeitijd) 509 Romeinen verdrijven de Etrusken uit Rome

509

Rome wordt een Republiek

508

Democratie in Athene Griekse oorlogen

Griekse kolonies in het Middellands Zeegebied

264

Rome onderwerpt

Italië

338 diadochenrijken poleis verliezen hun onafhankelijkheid aan Macedonië Alexander de Grote

Kelten in Europa
Fig. late ijzertijdboerderij na 450 v.Chr. in onze streken

De ontwikkelingen in de ijzertijd gingen vooraf aan de klassieke Griekse en Romeinse oudheid. De Kelten brachten de ijzerbewerking binnen in Centraal-Europa. Op het Italisch schiereiland waren de Etrusken de mijnontginners en de metaalbewerkers.

Fig. Etruskische bronzen helm

Etrusken in Italië

Etrurië lag tussen de rivieren van de Arno (Firenze) en de Tiber (Rome). De Etrusken verkregen hun rijkdom door landbouw, handel en mijnbouw.

IJzerwas lange tijd een weinig gebruikt metaal omdat het weinig als zuiver metaal voorkomt, in tegenstelling tot koper. Het duurde lang voordat men leerde het metaal uit zijn erts vrij te maken. De overgang van de bronstijd naar de ijzertijd ging in het oostelijke Middellands Zeebekken gepaard met grote politieke verschuivingen. Denk aan de Doriërs.

In de ijzertijd ontstaan de eerste grote, goed gestructureerde samenlevingen. De culturen worden beschavingen.

Fig. Bronzen kantharos (drinkbeker), Etrurië, 7de eeuw v.Chr.

ouwde strijdwagen van Montecalvario met bronzen en ijzeren platen en beslag, 7de eeuw v.Chr. (Etruskisch Museum, Chianti)

Rome baas in het oosten

50 verovering van Gallië J. Caesar

Kelten gaan op in Romeinse Rijk Gallo-Romeinse mengcultuur

Rome wordt een Keizerrijk Augustus eerste keizer 286 Diocletianus splitst de macht in vier (tetrarchie)

395 Theodosius West-Romeinse Rijk en OostRomeinse Rijk gaan hun gang 486 einde WestRomeinse Rijk

Pax Romana

1 Het Italisch schiereiland

Vraag 1 Wie waren de eerste bewoners van het Italisch schiereiland?

OPDRACHT 1 Verken de ligging en het landschap van het Italisch schiereiland.

2 Onderzoek wie de bewoners zijn van het schiereiland.

2 Het ontstaan van Rome

Vraag 2 Waar en hoe ontstond Rome volgens de legenden?

3 Ga na wat de legenden zeggen over de oorsprong van Rome.

Vraag 3 Waar en hoe ontstond Rome volgens de archeologie?

4 Ga na wat de archeologie leert over de oorsprong van Rome.

5 Trek besluiten uit de vergelijking legende-archeologie.

Vraag 4 Hoe ontwikkelde Rome van stamstaat tot stadstaat onder de koningen?

6 Ga na hoe Rome langzaam

3 De leermeesters van Rome

8 Wat leerden de Romeinen van de Etrusken?

11 Onderzoek de erfenis van de Etruskische koningen.

1 Op een blinde kaart van het Italisch schiereiland de juiste ligging kunnen aanbrengen van volgende elementen: de zeeën (Middellandse Zee, Adriatische Zee, Ionische Zee, Tyrrheense Zee), de eilanden (Sicilië, Sardinië, Corsica), de rivieren (Arno, Tiber, Po), de bergketens (Apennijnen, Alpen), de steden (Rome, Carthago).

2 Weten in welk gebied het Italisch schiereiland is gelegen en het klimaat ervan kunnen typeren.

3 Drie grote bevolkingsgroepen noemen die zich op het schiereiland hebben gevestigd.

4 De landstreken waar ze zich hebben gevestigd benoemen en situeren op een blinde kaart.

5 Zeggen op welke twee manieren we het oudste verleden van Rome kennen en hoe deze bronnen zijn ontstaan.

6 De verkorte inhoud van de legenden over het ontstaan van Rome kunnen vertellen.

7 Weten wat de archeologie ons leert over het ontstaan van Rome.

8 Uitleggen waarom het gebied van de zeven heuvels aantrekkelijk was voor de eerste bewoners.

9 Het tijdstip van het ontstaan van Rome kunnen bepalen volgens de legenden en volgens de archeologie.

10 Uitleggen wat de bedoeling is van de legenden en verklaren waarom we daarmee voorzichtig moeten zijn.

11 Uitleggen wat de bedoeling is van de archeologie in verband met Rome.

12 De langzame groei van Rome kunnen schetsen.

13 De kenmerken van een stamstaat en van een stadstaat kunnen noemen.

14 De overgang van stamstaat naar stadstaat kunnen verklaren.

15 Een beeld van de Etruskische samenleving samenstellen aan de hand van een aantal politieke, economische, sociale en culturele elementen.

16 De betekenis van de Etrusken als leermeesters van het prille Rome kunnen toelichten.

17 De bestuursorganen onder de Etruskische koningen noemen en uitleggen met hun bevoegdheid.

18 Uitleggen hoe Servius Tullius het bestuur hervormde.

19 De basisorganisatie van de Romeinse maatschappij schematisch voorstellen.

20 De ongelijkheid in de Romeinse samenleving volgens standen noemen en uitleggen.

Wat ik moet leren Wat ik moet doen

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren.

OPDRACHT

1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9

Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

OPDRACHT 1, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

OPDRACHT 1, 8

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

OPDRACHT 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

OPDRACHT 3, 5, 8, 10, 11

OPDRACHT

Op een bergachtig schiereiland ...

Rome ligt op het Italisch schiereiland dat ver in de Middellandse Zee uitsteekt, omringd door de Adriatische Zee, de Ionische Zee en de Tyrrheense Zee. In het noorden is het gebied afgeschermd door de Alpen die uitlopen naar de immense Povlakte aan de voet. Het zuidelijk deel, in de vorm van een laars, heeft met de Apennijnen als het ware een soort ruggengraat. De woeste gebieden aan de oostzijde zijn geschikt voor herders en in het westen leven boeren in vruchtbare vlakten. Het hele landschap past in de mediterrane wereld met een overwegend warm en droog klimaat.

... een mengelmoes van volkeren

In de ijzertijd waren de volkeren over het Italisch schiereiland verdeeld als een lappendeken. In die mengelmoes onderscheiden we drie groepen, elk met een eigen afkomst, taal en cultuur. Veruit de grootste groep was die van de Italiërs, een verzamelnaam voor een aantal Indo-Europese volkeren en stammen die er zich vestigden van ongeveer 1200 tot 1000 v.Chr als boeren en herders. Veel van die volkeren gaven hun naam aan de streek waar ze terechtkwamen, maar lieten verder niets na: Umbriërs, Samnieten, Sabijnen, Campaniërs, Latijnen, Veneti, Liguriërs en later nog de Kelten. Rome was een van de vele dorpjes van de Latijnse stammen die in heuveldorpen leefden aan de benedenloop van de Tiber. De streek werd mettertijd naar hen Latium genoemd. Maar twee groepen bewoners hadden steden en een rijke cultuur. In het zuiden stichtten de Grieken steden op de kusten en op Sicilië en ze brachten de kennis van het schrift mee uit hun moederland. De Etrusken hadden Etrurië, het huidige Toscane, als thuisland waar ze nog voor de komst van de Grieken in kleine steden leefden.

Etruskische stad

Griekse stad

Andere stad

Kerngebied Etrurië ca. 600 v.Chr. Etruskisch gezag ca. 500 v.Chr. Carthaags rijk ca. 500 v.Chr. Grieks gebied ca. 500 v.Chr. Italische volkeren

Illyrische volkeren Kelten na 410 v.Chr.

Adriatische Zee

Tyrrheense Zee

Fig. 1.2 Italische volkeren uit de beginnende Romeinse tijd. De steden bevinden zich hoofdzakelijk langs de kusten en in de vlakten. In Etrurië, tussen Po en Tiber, liggen de steden vooral op lage heuvelplateaus.

Fig. 1.1 Oud-Italië en zijn bewoners (vóór 500 v.Chr.)

Het Italisch schiereiland 1

De eerste vroege culturen in Europa zagen het licht rond de Egeïsche Zee in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Daaruit kwam de klassieke Griekse beschaving voort. In het westelijk bekken kwam Rome op tussen de vele volkeren van het Italisch schiereiland.

VRAAG 1

Wie waren de eerste bewoners van het Italisch schiereiland?

OPDRACHT 1 Verken de ligging en het landschap van het Italisch schiereiland.

1 Breng de namen over op de kaart:

a de zeeën: Middellandse Zee, Adriatische Zee, Ionische Zee, Tyrrheense Zee

b de eilanden: Sicilië, Sardinië, Corsica

c bij de rivieren: Arno, Tiber, Po

d de bergketens: Apennijnen, Alpen

e de steden: Rome, Carthago

2 a Hoe noemen we het hele gebied waarvan het Italisch schiereiland een deel is?

b Het I talisch schiereiland ligt in het westelijk bekken / het oostelijk bekken van het Middellandse Zeegebied.

c Hoe typeer je het klimaat van dit gebied?

OPDRACHT 2 Onderzoek wie de bewoners zijn van het schiereiland.

1 Welke drie bevolkingsgroepen bewonen het gebied vóór de 5de eeuw v.Chr.?

Noteer de namen op de kaart in het rood.

2 Welke kenmerken verbinden elk van deze bevolkingsgroepen onderling?

De oorsprong van Rome

De Romeinen situeerden het begin van hun stad in 753 v.Chr. op 21 april precies en telden de jaren vanaf die datum. Titus Livius beschreef in opdracht van keizer Augustus de geschiedenis van Rome in het werk Ab urbe condita (= Vanaf de stichting van de stad), evenals Vergilius die in de Aeneïs vertelt hoe de Trojaanse held Aeneas na de val van Troje in Latium terechtkomt en de stamvader wordt van de Romeinen. Beide werken zijn geen echte geschiedkundige werken, maar eerder verhalen die de oorsprong van Rome situeren in een mythologisch kader. Ze moesten het roemrijke verleden beschrijven en de goddelijke oorsprong van de stad en het keizerschap aantonen. Voor de Romeinen waren de verhalen echt gebeurde geschiedenis en die werd eeuwenlang zo doorverteld

Wat de legende ons leert

Wat voorafging

Doc 1 Doc 2

De Trojaanse held Aeneas vlucht uit het brandende Troje, dat de Grieken door de list met het Houten Paard wisten te veroveren. Samen met zijn vader, zijn zoon en zijn manschappen kan hij de zee bereiken. Na lang rondzwerven over de Middellandse Zee, komen ze aan in Italië. Hier hebben de goden de landstreek Latium voor hem bestemd.

Toen de Trojanen daar aan land gingen, bezaten zij na hun bijna onmetelijke dwaaltocht niets meer, behalve hun wapens en schepen. Toen zij daarom de akkers aan het plunderen waren, kwamen koning Latinus en de plaatselijke bewoners van het gebied, uit de stad en van het land aanrennen, om het geweld van de vreemdelingen een halt toe te roepen. (...) Het verhaal luidt als volgt: de slaglinies stonden al opgesteld en elk moment konden de signalen klinken, toen Latinus naar voren kwam en de aanvoerder van de vreemdelingen tot een gesprek opriep. Hij vroeg wie zij waren, waar zij vandaan kwamen, waarom zij hun thuis hadden verlaten en wat zij hadden te zoeken in het Laurentische land. Hij hoorde, dat zij Trojanen waren, dat hun leider Aeneas, de zoon van Anchises en Venus was, en dat zij na de brand van hun vaderstad als ballingen een plek zochten om een nieuwe stad te stichten. Uit ontzag voor de edele afkomst van het volk en hun leider, en omdat hun bereidheid zowel tot oorlog als tot vrede hem imponeerde, sloot Latinus toen vriendschap en bekrachtigde die met een handdruk. Er werd een verdrag gesloten tussen de leiders, de legers wisselden een formele groet. Latinus ontving Aeneas als gast. Daar, bij de huisgoden, verbond Latinus een huiselijke band aan het publieke verdrag door zijn dochter aan Aeneas ten huwelijk te geven. Dat bevestigde in ieder geval de Trojaanse hoop om eindelijk hun dwaaltocht te besluiten met een vaste en zekere woonplaats. Zij stichten een stad. Aeneas noemt die Lavinium, naar zijn vrouw. Al gauw was er ook een mannelijke spruit uit het nieuwe huwelijk, aan wie de ouders de naam Ascanius gaven.

Uit: Titus Livius, Ab urbe condita I,1

En zo ging het verder Ascanius stichtte later Alba Longa in de bergen. Vele generaties later verdrijft Aemilius zijn oudere broer Numitor, de rechtmatige koning, van de troon. Hij dwingt de koningsdochter Rhea Silvia priesteres te worden zodat er geen troonopvolgers meer zouden komen en hij veilig zou zijn. Toch brengt Rhea Silvia een tweeling ter wereld: Romulus en Remus. Hun vader was de oorlogsgod Mars. Aemulius, bezorgd om zijn macht, liet de pasgeborenen in een mand op de Tiber zetten. Als door een wonder dreef de mand tot op de oevers van de Palatinus, één van de zeven heuvels van Rome. De schreeuwende baby's werden door een wolvin gevonden en gezoogd. Een herder die hen toevallig ontdekte in het wolvennest, bracht ze groot. Toen ze volwassen waren, gingen ze in de streek een stad stichten.

Romulus en Remus kregen het verlangen om een stad te stichten op die plaatsen, waar zij te vondeling waren gelegd en waar zij waren opgegroeid. (...) Aangezien zij tweelingen waren en de eerbied voor de ouderdom geen onderscheid kon maken, hoopten zij, dat de goden, onder wier bescherming die plaatsen stonden, door voortekenen zouden kiezen, wie zijn naam aan de nieuwe stad mocht geven en de gestichte stad mocht besturen. Als plaats om de vogels waar te nemen, koos Romulus de Palatijn, Remus de Aventijn. Het eerst kreeg Remus een voorteken, zegt de overlevering: zes gieren. Juist had hij dit meegedeeld, toen het dubbele aantal zich aan Romulus liet zien. Beiden werden zij, ieder door zijn eigen aanhangers, als koning uitgeroepen. De ene partij maakte aanspraak op het koningschap, omdat het teken eerder was waargenomen, de andere partij op grond van het aantal vogels. Hierom twistend werden ze handgemeen, en in een uitbarsting van woede gingen zij over tot een moordpartij. Daar werd Remus in het gewoel getroffen en gedood. Een meer verspreide overlevering is dat Remus om zijn broer te bespotten over de nieuwe muren sprong. Toen werd hij door de boze Romulus gedood, nadat hij hem de volgende woorden had toegeschreeuwd: 'Zo zal het ieder ander vergaan, die over mijn muren zal springen.' Zo maakte Romulus zich in zijn eentje meester van de macht. De gestichte stad werd genoemd naar de naam van de stichter.

Uit: Titus Livius, Ab urbe condita I, 6-7

Het ontstaan van Rome 2

Oorspronkelijk was Rome een kleine nederzetting die zich in niets onderscheidde van de andere dorpen aan de benedenloop van de Tiber in Midden-Italië. De dorpen op de heuvels werden verenigd tot een stad die daarna uitgroeide tot de hoofdstad van de toenmalige wereld.

VRAAG 2

Waar en hoe ontstond Rome volgens de legenden?

Titus Livius (59 v.Chr. -17) een beroemd Romeins geschiedschrijver uit de tijd van Augustus. Hij schreef in 142 delen een algemene geschiedenis van Rome vanaf de stichting onder de titel Ab urbe condita.

Vergilius (70-19 v.Chr.) een Romeins dichter. Zijn bekendste werk is de Aeneïs, een groot heldendicht waarin hij Romes oorsprong en verleden bezingt.

OPDRACHT 3 Ga na wat de legenden zeggen over de oorsprong van Rome.

1 a Tot welke bevolkingsgroep behoorden de Latijnen?

b Hoe wordt de streek rond Rome genoemd en wie zijn de bewoners? (Fig. 1.1 blz. 140)

c Waar ligt deze streek?

2 a Lees de inleidende tekst en de bronnen over de oorsprong van Rome volgens de legendarische verhalen van twee geschiedschrijvers uit de tijd van Augustus. Vul het schema aan.

Naam schrijverWerk Onderwerp/inhoud

b O ver welke tijd gaan de bronnen en wat vond er plaats in die tijd?

Doc 1 :

Doc 2 :

c Waarop steunen de geschiedschrijvers hun verhaal over de stichting van Rome? Zij steunen zich op geschiedkundige bronnen / de overlevering / opdracht van Augustus

d Beschouwden de Romeinen deze mythologische verhalen als hun verleden? ja / nee

3 Stel de stamboom van Aeneas op volgens de legendarische verhalen.

a Onderstreep de namen van de hoofdfiguren in de bronnen.

b Vul de stamboom in.

Trojaanse held stamvader van het Romeinse volk zoon van Aeneas, stichtte Alba Longa waar hij koning wordt

stootte zijn broer van de troon, maar wordt zelf gedood door Romulus en Remus

dochter van Numitor broedertwist

Wat de archeologen ons vertellen

Rome is ontstaan in vier stappen

1 In de 10de eeuw v.Chr. kwamen er enkele kleine nederzettingen op de Palatinus (Palatijn) en op de Esquilinus (Esquilijn), twee van de zeven heuvels van Rome.

2 In de 8ste eeuw v.Chr. kwamen er nieuwe nederzettingen op de Esquilinus en op de Caelius. Het bondgenootschap Roma quadrata werd opgericht tussen de twee nederzettingen op de Palatijn. Zo werden die twee nederzettingen sterker op militair vlak. Er kwam ook een omwalling rond de Palatijn, de eeste omwalling.

3 In de 6de eeuw v.Chr. kwamen er nog meer nederzettingen op die drie heuvels.

Dan vielen de Etrusken binnen. Ze veroverden Rome dat nog steeds maar bestond uit enkele nederzettingen. Ze verenigden die nederzettingen op de drie heuvels tot een stad met muren. Rome was nog niet veel meer dan één van de zowat 30 Latijnse stadstaatjes in de streek. Een tijdlang was het nabijgelegen Alba Longa zelfs nog machtiger dan Rome.

voorhistorische dorpen

Roma Quadrata muur van de Etrusken Septimontium

Tiber

4 In de 4de eeuw v.Chr. breidde de stad verder uit naar de vier andere heuvels waar geen nederzettingen waren. Rome kreeg de omvang van een grote stad doordat de zeven nederzettingen met een muur verbonden werden.

Doc 4

Anders verteld ... Eén van de zeven heuveltoppen waarop het dorpje Rome ontstond, was de Palatinusheuvel. Stilaan kwamen er nog nederzettingen op en rond de andere heuvels. Rome is een spontaan gegroeide stad. Tussen de heuvels waren er moerassen. Delen daarvan werden gedraineerd en dat werden toen publieke plaatsen, bv. een marktplaats zoals het Forum Romanum, een echt centrum. Al die kleine dorpjes groeiden uit tot grotere dorpen die samensmolten, met een muur eromheen zodat we dan echt van een stad kunnen spreken. Die muur wordt toegeschreven aan Servius Tullius, een koning van Etruskische afkomst die waarschijnlijk ook de moerassen van het latere forum liet droogleggen. Tegen het einde van de 6de eeuw v.Chr. is Rome nog niet of nauwelijks te onderscheiden van de naburige stadstaatjes. In de 4de eeuw v.Chr., na grote verwoestingen door barbaarse Galliërs (387 v.Chr.), moest de stad van de grond af weer worden opgebouwd. De nieuwe, zware muren moesten een betere bescherming bieden en omsloten nu de zeven bewoonde heuvels. Nadien breidde de stad verder uit buiten de muren.

Fig. 2.3 Bewaard gebleven fragmenten van de verstevigde muur uit de 4de eeuw v.Chr. De losse blokken tufsteen zijn ongeveer 25 cm hoog, 60 cm breed en 90 cm lang. De muur zelf was waarschijnlijk 10 m hoog, 4 m breed en 11 km lang en omsloot een gebied van 426 ha.

Fig. 2.2 Zo kan Rome er hebben uitgezien in de 6de eeuw v.Chr.
Fig. 2.1 Rome is klein begonnen

VRAAG 3

Waar en hoe ontstond Rome volgens de archeologie?

OPDRACHT 4 Ga na wat de archeologie leert over de oorsprong van Rome.

1 a Wat zegt de archeologie over de plaats waar Rome ontstond?

b In welke eeuw situeren de archeologie en de legenden het ontstaan van Rome?

• archeologie:

• legenden:

c Is er tegenspraak tussen het tijdstip van de archeologie en dat van de legenden?

2 Lees de tekst over de eerste bewoners.

De eerste bewoners waren herders, eenvoudige boeren en jagers die zich hier op een niet precies bekend tijdstip op de heuvels vestigden. De heuvels waren goed verdedigbaar. Tussen de heuvels waren er moerassen, maar er was ook vruchtbare grond. Verschillende bronnen en de rivier de Tiber zorgden voor water. In een bocht in de Tiber was er een oversteekbare plaats waar het gemakkelijk was voor boten om aan te leggen en om aan (ruil)handel te doen.

Leg uit waarom deze plek aantrekkelijk was voor de eerste bewoners.

• heuvels:

• boeren:

• Tiber (en bronnen):

• ligging:

3 a Hoeveel heuvels telt de omgeving van Rome en welke heuvel wordt eerst bewoond?

b Hoe beschermden de bewoners zich?

c Welke drie fasen kunnen hierin onderscheiden worden?

• 1ste omwalling:

• 2de omwalling:

• 3de omwalling:

OPDRACHT 5 Trek besluiten uit de vergelijking legende-archeologie.

1 Wat kan de archeologie aantonen?

2 Wat willen de legenden aantonen?

Hoe Rome een stadstaat werd

Na de dood van Romulus, de eerste koning van Rome, heersten er nog zes koningen over Rome, afwisselend een Sabijn, een Latijn en een Sabijn in een voor-stedelijke periode . Daarna volgde nog een Etruskische dynastie van drie koningen die in ruim 100 jaar tijd (616-509 v.Chr.) Rome omvormden tot een stadstaat .

Van stamstaat ...

Onder de eerste koningen was Rome helemaal geen stad. Op het territorium dat bij de stad hoorde, waren kleine huttendorpen of nederzettingen te vinden met een palissade of een muurtje. Een groepje nederzettingen dat zich verbonden voelde door dezelfde afkomst, was een stam of een tribus met een tributus aan het hoofd. Zo waren er oorspronkelijk drie tribus met een eigen naam en een eigen woongebied op de heuvels Palatijn, Esquilijn en Capitolijn. In deze nederzettingentijd trokken de kleine gemeenschappen migranten aan uit de omgeving en de bevolking groeide overal sterk. Weerbare mannen met wapens beschermden de hutten. Nieuwe woonplekken, uitbreiding van het leefgebied en een betere organisatie werden noodzakelijk.

... tot stadstaat

Tijdens het bestuur van Rome door Etruskische koningen werd Rome een echte stadstaat met een stedelijk karakter: er kwamen muren, grote openbare gebouwen, stedelijke bebouwing, een nieuw bestuurssysteem, een soldatenleger.

Tarquinius Priscus

• legde de Cloaca Maxima aan, een grote riool om afvalwater naar de Tiber af te voeren en om de moerassen tussen de heuvels droog te leggen

• begon met de bouw van het Circus Maximus (stadion voor wagenrennen) en de grote Tempel van Jupiter Capitolinus (het belangrijkste heiligdom van de Romeinen)

Servius Tullius

• begon de ringmuur die later de zeven heuvels omwalde

• verdeelde het grondgebied van de stad en het ommeland in bestuurlijke districten

• deelde het volk in volgens vijf bezitsklassen (centuriae) waaraan stemrecht in de volksvergadering werd toegekend en het aantal te leveren legereenheden

Tarquinius Superbus

• maakte van Rome de eerste centrale macht van Midden-Italië, gesteund op veroveringen en het leger, maar voerde een schrikbewind in Rome waardoor hij werd gehaat en uiteindelijk verjaagd

Fig. 2.4 Om moerassen droog te leggen tussen Palatijn en Capitolijn en de afvoer van vuil water liet Tarquinius Priscus de 'grote riool' aanleggen. Later werd het kanaalstelsel overdekt.
Fig. 2.5 Rioolmond in de oever van de Tiber (nog steeds zichtbaar)

4

Hoe evolueerde Rome van stamstaat tot stadstaat onder de koningen?

steden

Een stad bij de Etrusken was de plaats waar de macht (de koning) gevestigd was. Ze werd gesticht en ingewijd volgens een ritueel en afgebakend om haar onschendbaarheid aan te geven. De indeling van de stadsruimte was onregelmatig in de 8ste eeuw v.Chr. Een grondplan met verharde straten die elkaar kruisen, kwam er pas vanaf het midden van de 6de eeuw v.Chr.

Koningen van Rome volgens geschiedschrijver Livius: Romulus (Latijn) 753-16 v.Chr. Numa Pompilius (Sabijn) 716-673 v.Chr. Tullus Hostilius (Latijn) 673-641 v.Chr.

Ancus Marcius (Sabijn) 664-616 v.Chr. Tarquinius Priscus (Etrusk) 616-578 v.Chr.

Servius Tullius (Etrusk) 578-534 v.Chr. Tarquinius Superbus (Etrusk) 534-509 v.Chr.

OPDRACHT 6 Ga na hoe Rome langzaam groeide.

1 Lees de tekstjes en ontdek hoe de stamstaat Rome ontwikkelde.

a Was de Palatijn, de heuvel waar Rome ontstond, de eerste bewoonde heuvel?

Zo weten we dat rond 1000 v.Chr., in de late bronstijd en eeuwen voordat Romulus en Remus volgens de legenden geleefd zouden hebben, er mensen op sommige van de heuvels van Rome leefden. (F. Addis in: Rome eeuwige stad p. 24 e.v.)

b Hoe woonden de mensen op de heuvels?

Een hutje waarin de asse van een overledene werd bewaard, teruggevonden in de heuvels buiten Rome. (9de eeuw v.Chr.) Mensen in die tijd geloofden dat de overledene bleef verder leven zoals zijzelf leefden. Dit exemplaar geeft waarschijnlijk een heel goed beeld van hoe echte hutten er hebben uitgezien.

c Hoe werd het gebied van de toekomstige stad afgebakend?

Met grote plechtigheid offerde Romulus de eerste vruchten van de oogst aan de goden. Daarna spande hij een bronzen ploeg achter een koppel van een stier en een sneeuwwitte koe, en voortdurend biddend tot Mars en Vesta en de almachtige Jupiter, ploegde hij een voor in de aarde om de omtrek van zijn stad te markeren.

2 a Op welke manier groeide een stamstaat als Rome sterk?

b De eerste muren om de Palatijn waren gemaakt van gestampte aarde, hout en steen. Wie begon met de echte muren rond de hele stad op de zeven heuvels? (Fig. 2.2)

c Een andere manier om zich te verdedigen was een verbond sluiten met andere nederzettingen. Noem het verbond dat Rome voor zijn bescherming sloot met andere dorpen. (zie stippellijn, Fig. 2.2 blz. 144)

d Hoeveel dorpen maakten deel uit van deze bond?

3 Plaats de kenmerken van de stadstaat tegenover de kenmerken van de stamstaat. Kies uit: stadscentrum, stadsmuren, soldatenleger, stedelijke bebouwing stamstaat (voor-stedelijke tijd)stadstaat huttendorpjes versterkte nederzetting legertje weerbare mannen verspreide bebouwing

Etrusken, de voorlopers

De Etrusken, door de Romeinen Tusci of Etrusci genoemd, waren waarschijnlijk uitgeweken Lydiërs uit KleinAzië. Ze vestigden zich in Midden-Italië, in vele kleine steden op goed verdedigbare plateaus. Nederzettingen samenvoegen in een poging om een rijk te maken is nooit gelukt en de steden bleven zelfstandige stadstaten in een losse stedenbond (Etruskische Twaalfstedenbond) zonder centraal gezag. Etrurië was vruchtbaar en produceerde veel graan, olijven en wijn. In de meren kon gevist worden en in de wouden leefde wild en ze leverden veel hout. Nog belangrijker was dat Etrurië over grote voorraden metalen beschikte, vooral ijzererts, een nieuw en kostbaar product dat ontgonnen werd op het eiland Elba en de kust daartegenover en ter plaatse werd bewerkt tot ijzer.

Rond 900 vindt men groeperingen van dorpen met begraafplaatsen, die op korte afstand van elkaar lagen op plateaus en op dicht bij elkaar liggende heuvels. De ruimten ertussen waren nagenoeg lege plekken.

Daar verrezen later

Etruskische steden.

(D. Briquel, Etruskoloog, in: L. van der Vliet, Een geschiedenis van de klassieke oudheid, p. 118)

Vulci

Tarquinii (Tarquinia)

Caere (Cerveteri) Veii

IJzer werd verscheept en verkocht aan de Etruskische steden en in Groot-Griekenland. Door de handel kwamen de Etrusken al vroeg in contact met de Keltische en Gallische wereld over de Alpen, met de Griekse en Fenicische zeevaarders en de oosterse landen Egypte, Syrië en Griekenland. Van de Griekse kolonie Cumae in Italië namen ze het schrift over en de techniek om aardewerk met het pottenbakkerswiel te maken.

Eigen identiteit

De Etrusken voelden zich onderling verbonden door een eigen taal, godsdienstige gebruiken en de Etruskische cultuur, net zoals dat het geval was in het klassieke Griekenland tussen de poleis. Hun cultuur kennen we vooral uit de rijke, grote kamergraven, verstopt in talrijke tumuli. Uit realistische wandschilderingen, sarcofagen en grafgiften blijkt dat het leven ook na de dood gewoon verder gaat op een aangename manier. Vrouwen namen een speciale plaats in: ze mochten zelfstandig werken, bezit hebben, een eigen naam dragen, een man kiezen en het gezinsleven organiseren.

Arretium (Arrezo)
(Veio)
(Vulci)
Volsinii (Orvieto)
Vetulonia (Vetulonia)
Rusellae (Roselle)
Alalia (Aléria)
Clusium (Chiusi)
Cortona (Cortona)
Faesulae (Fiesole) Arno
Tiber
Elba
Tyrrheense Zee
Etrurië
Corsica
Populonium (Populonia) Volaterrae (Volterra)
Roma (Rome)
Pisae (Pisa)
Perusia (Perugia)
Fig. 3.1 Etrurie , kerngebied van de Etrusken tussen Arno en Tiber
Fig. 3.2 Drinkgelag, Graf van de Luipaarden, Tarquinia ca. 500 .v.Chr.
Fig. 3.3 Terracotta 'sarcofaag van de echtelieden', Cerveteri ca. 520 v.Chr. in een gelijkwaardige en liefdevolle voorstelling zoals in de oudheid zelden voorkwam

VRAAG 5

Wie waren de Etrusken?

ETRUSKISCHE CULTUUR

Villanovacultuur

ca.1100-700 v.Chr.

cultuur uit de late bronstijd nabij het plaatsje Villanova

• eerste dorpjes

• urnenvelden

oriëntaliserende tijd ca. 700-600

• Etruskische teksten in Grieks alfabet

• steden ontstaan

• grafheuvels met

• bewerkt ivoor, gouden en zilveren schalen, sieraden

• ijzerontginning

• steden komen tot bloei

Archaïsche tijd ca. 600-480

expansie door handel

• via het land: van Povlakte tot Campanië via de zee: Sardinië, Corsica, Carthago

Klassieke tijd ca. 480-325

• handelsconflicten met Griekse steden Rome verovert Etruskisch gebied

EtruskischRomeinse tijd ca. 325-80

• Etrurië komt steeds meer onder Romeins gezag

• Etrusken worden Romeins staatsburger

• Etruskische taal verdwijnt

De leermeesters van Rome

De eerste beschaving op het Italisch schiereiland werd niet door Rome tot stand gebracht, wel door de Etrusken, een vreemd volk uit Klein-Azië. Ze vestigden zich in Midden-Italië en stichtten er vele steden. Zij zijn de leermeesters van de latere Romeinen.

OPDRACHT 7 Ontdek wie de Etrusken waren.

1 Een hedendaags Toscaans landschap in Italië, zoals het vroeger ook was.

a Hoe werd dit gebied genoemd in de tijd van de Etrusken?

b Hoe ziet het landschap eruit?

c Waar is de bewoning te vinden?

2 Schrap wat niet past in de zin. Raadpleeg ook de tijdlijn.

a Herkomst van de Etrusken Centraal-Europa / Klein-Azië / Italisch schiereiland

b De Etrusken vestigden zich in Midden-Italië / Etrurië / heel Italië / Rome

c Ze vestigden zich op de vlakte / op heuvelplateaus / aan de kust / in de bergen d Ze woonden in kleine nederzettingen / kleine steden / stamverband / verspreid

e Het bestuur was in handen van een centraal gezag / koningen

f De Etrusken waren een eenheidsrijk / losse statenbond / zelfstandige stadstaten

g De Etrusken leefden van landbouw / handel / veeteelt / ijzerbewerking

h De Etrusken voelden zich verbonden door hun taal / godsdienstige gebruiken/ centraal bestuur / cultuur / herkomst

i Zij verspreidden hun cultuur vooral door de handel / scheepvaart / veroveringen

3 Het Etruskische kamergraf werd aanvankelijk gebouwd met natuurstenen blokken boven de grond met een lange toegangshal, waarover een aarden heuvel lag (tumulus). Mooie voorbeelden hiervan bevinden zich op de begraafplaats (necropolis) van Cerveteri (Caere). Vanaf ca. 650 v.Chr. worden kamergraven volledig onder de grond gemaakt, vooral in het zuiden van Etrurië met Tarquinia als belangrijkste vindplaats. Onderstreep in de tekst twee belangrijke vindplaatsen van Etruskische necropolen.

Fig. 3.4 Etruskisch bovengronds kamergraf uit de necropool van Cerveteri

De samenleving onder de koningen

De basis van de Romeinse samenleving was de familie (familia, mv. familiae). Dat omvatte het gezin (vader, moeder, kinderen), de andere mensen (ouders, slaven, alleenstaanden, vrijgelatenen ...) en alle bezittingen. Het familiehoofd (de pater familias) had een onbeperkte macht over alles en iedereen: hij bezit alles en beslist alles. Hij zorgde op zijn beurt voor het welzijn van de hele huisgemeenschap. Verschillende families, afkomstig van dezelfde stamvader (voorvader), vormden een geslacht of gens (mv. gentes). Het oude Rome telde ongeveer 60 gentes, verdeeld over drie tribus (stammen) op drie heuvels.

Publius praenomen (voornaam)

Dit is mijn persoonlijke naam, mijn roepnaam, maar alleen voor wie mij goed kent.

Mijn twee zussen heten

Cornelia major (de oudere) en Cornelia minor (de jongere) die alleen de naam dragen van onze gens. Zo is dat bij meisjes altijd.

Cornelius nomen gentile (gensnaam)

Mijn geslachtsnaam heb ik gekregen van een verre voorvader van wie ik afstam.

Hij was ongetwijfeld een zeer aanzienlijk man, een aristocraat. Daarom ben ik een patriciër, zegt men. Op dit deel van mijn naam ben ik fier, anders was ik een gewone plebejer.

Scipio cognomen (familienaam)

Met deze naam wordt de tak van de gens aangeduid waarvan ik lid ben.

Dat noemt men mijn familie en dit is dus mijn familienaam. Alle takken van mijn gens hebben een andere naam, maar we zijn wel verwant omdat we dezelfde voorouders hebben.

Africanus agnomen (bijnaam, titel)

Deze naam is mijn eretitel, die ik heb gekregen nadat ik Hannibal, de grote vijand van alle Romeinen, in Noord-Afrika heb verslagen bij Zama. Soms voegt men aan mijn bijnaam ook nog minor (de jongste) toe, want mijn vader was Publius Cornelius Scipio Africanus major (de oudere).

Standen

In de Romeinse samenleving berustte het onderscheid tussen de mensen op afstamming, op de herkomst of het verleden van de familie waarin men geboren was. Dat bepaalde de stand.

Patriciërs hadden voorvaderen en waren afstammelingen van de oudste Romeinse gentes, leden van families die beweerden af te stammen van de legendarische koning Romulus of van families die ooit zetelden in de Senaat als raadgevers van de koning of als hoge ambtenaren. De nakomelingen van deze adelijke geslachten vormden een kleine, gesloten groep rijke grondbezitters die de meeste staatsgronden bezaten, maar ook eigen landerijen, kudden, huisgoden, een eigen naam, een familiegraf, slaven en clientes. De afkomst van een Romein kon afgeleid worden uit zijn naam.

Slaven waren erfelijk bezit en levende gebruiksvoorwerpen. Ze waren niet vrij en hadden geen rechten.

De patriciër is senator, magistraat, priester Hij bezit

Plebejers waren van een veel lagere stand omdat ze door hun geboorte niet behoorden tot de bestuursadel. Ze zijn gewone burgers, het plebs of het volk, zonder echte politieke rechten. Plebejers waren persoonlijk vrij, konden bezit verwerven, handel drijven en een wettelijk huwelijk aangaan. Op de buiten zijn het kleine boeren die meestal grond pachten van de grondbezitters van wie ze zeer afhankelijk zijn. In de stad zijn het ambachtslieden, handelaars, vreemdelingen, vrijgelaten slaven, gevallen patriciërs ... Veel plebejers waren oorspronkelijk clientes, verbonden met een patricische familie omdat men bijvoorbeeld arm was of alleenstaand. Een patronus met veel clientes had sociaal aanzien en kreeg hun stem bij verkiezingen. Een cliens werd beloond met voedselpakketten en zo nodig met rechtsbijstand. Sommige plebejers bleven van meet af aan onafhankelijk. De rijksten en invloedrijksten onder hen gingen zelf een clientela vormen. Ze zullen in de komende tijd vechten voor meer rechten.

De plebejer is kleine boer handelaar, ambachtsman

voorvaderen

grootste gevaar: slavernij door schulden

landerijen en kudden

Fig. 3.5 Zeg mij je naam ... ik zeg wie je bent.
Doc 6

VRAAG 6

Hoe was de Romeinse samenleving samengesteld en ingedeeld?

familia het kerngezin + alle andere betrokken personen en bezittingen (het hele huishouden, de oikos bij de Grieken) tribus in stamverband levende mensen, in dezelfde omgeving clientes (enk. cliens) een beschermeling van een rijke Romein, bv. zonder familia, een vrijgelaten slaaf van de familie of een nakomeling ervan. Een cliens was zijn patronus vriendschap en trouw verschuldigd. Hij begroette zijn beschermheer 's morgens, luisterde naar zijn wensen en ontving een ontbijt. Hij leverde allerlei kleine prestaties zoals de heer vergezellen en helpen in de uitoefening van zijn ambt, dragen van zijn wapens, enz. De patronus verwacht wel dat zijn clientes op hem stemmen (in de volksvergadering) als hij een politiek ambt wil uitoefenen.

OPDRACHT 8 Ontleed de structuur van de Romeinse samenleving.

1 Lees de tekst over de Romeinse samenleving en beantwoord de vragen. Doc 5

a Wat is de kernstructuur die de basis vormt van de Romeinse samenleving? Leg uit.

b Wie is het hoofd van de familia (Latijn en Nederlands)? Geef nog een synoniem.

c Wie is de pater familias?

2 a Plaats volgende woorden op de juiste plaats in het schema van de familie: gens, pater familias, stamvader

b Wat was de taak van het familiehoofd?

• familiehoofd

• beslist alles

• bezit alles kinderen ouders slaven bezittingen

X mater familias

• opvoeding kinderen

familia clientes familia geslacht

• organisatie gezin

alle familiae die van eenzelfde stamvader afstammen de omvang van de clientela bepaalt het sociale aanzien van de familia

OPDRACHT 9 Onderzoek het verschil tussen mensen in de Romeinse samenleving.

1 In de Romeinse samenleving wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende groepen mensen. Waarop berust dit onderscheid? Doc 6

2 a Met welk woord wordt een hogere of lagere afkomst aangeduid?

b Welke zijn de drie grote standen in de Romeinse samenleving?

c Vormen clientes en vreemdelingen een aparte stand?

3 Vul het schema aan met de kenmerken van elke stand.

STANDWIE BEN IK?

patriciërs

plebejers

slaven

FUNCTIE

Het bestuur onder de koningen

Eerste koningen

De drie stamgebieden van het oude Rome werden in de tijd van de eerste koningen elk onderverdeeld in tien curiae (enk. curia = wijk of gehucht). De mannen uit de 30 curiae kwamen samen in een volksvergadering (Comitia Curiata) om de koning aan te wijzen, wetsvoorstellen goed te keuren, te stemmen over oorlog of vrede. De koning belichaamde het hoogste militair gezag. Als aanvoerder van een legertje weerbare mannen met wapens (3000 man voetvolk, 1000 per tribus en 300 ruiters) kon hij nieuw gebied inpalmen, of zelf strooptochten uitvoeren op de velden van de naburige volken als er voedseltekort was. Daarnaast stond hij als opperpriester het dichtst bij de goden om te offeren en sprak hij recht. In het bestuur werd hij bijgestaan door een raad van oudsten en familiehoofden, de Senaat (senex = oud) die toezicht hield op het bestuur van de koning en de besluiten van het volk. De koning was gekozen voor het leven, maar de functie was niet erfelijk.

Hervormingen van Servius Tullius

In de 6de eeuw v.Chr. nam de bevolking van Rome almaar toe en de stad moest noodgedwongen meer woon- en leefgebied hebben. Dat betekende oorlog met de buren, een aangepast leger en meer geld. Servius Tullius hervormde zowel het leger als het bestuur. De bevolking werd opgedeeld in vijf klassen met ongeveer hetzelfde familievermogen. Elk van deze vijf klassen was samengesteld uit een aantal centuriae, een groep vrije weerbare burgers die 100 soldaten moesten leveren in oorlogstijd. De uitrusting van de soldaat hing af van zijn vermogensklasse omdat hij hiervoor zelf moest instaan en geen soldij ontving. Het leger bestond uit de centuriën van alle bezitsklassen samen. Twee groepen stonden buiten klasse: de ruiterij die werd gevormd door rijke patriciërs en enkele centuriae bezitlozen. Door deze hervormingen werd iedereen schat- en dienstplichtig. De volksvergadering wordt nu Comitia Centuriata genoemd en zij neemt de taken van de vroegere vergadering over.

ruiters niet bepaaldpaard + onderhoud door de staat 18 voetvolk1100 000 aszwaarbewapend: borstpantser, lederen schild, scheenplaten, zwaard, helm

275 000 aslederen schild, scheenplaten, zwaard, helm

wapenmakers, schrijnwerkers 2 wapendragers, bazuin- en hoornblazers 2-3 proletariërs: bezitlozen met wapens van de staat 1 1 as = oudste Romeinse munteenheid met de waarde van een Romeins pond koper of brons Totaal 193-194

In de Volksvergadering (Comitia Centuriata) werd gestemd per centurie en hier bepaalde de meerderheid de stem voor de groep. In de stemming kwamen eerst de 18 centuriën van de equites (ridders) aan de beurt, daarna de 80 centuriën van klasse 1 enz. Als er een meerderheid bereikt was, stopte de telling. Elke beslissing van de volksvergadering moest nog worden voorgelegd aan de goedkeuring van de Senaat (patrum auctoritas).

VRAAG 7

Hoe werd Rome bestuurd onder de koningen?

bestuur onder de koningen

Er is weinig met zekerheid bekend over het Romeinse Koninkrijk (753-509 v.Chr.)

Livius begon omstreeks 29 v.Chr. met de geschiedschrijving van de tijd van de koningen in zijn werk Ab urbe condita Hij steunde daarvoor op mondeling doorvertelde verhalen (overlevering).

patrum auctoritas (= gezag van de Senaat) het recht van de Senaat om alle besluiten van de volksvergadering te bekrachtigen of te verwerpen. Het volk bleef zich tegen dit recht altijd verzetten omdat de plebejers hierdoor zo goed als nooit een eigen standpunt konden doen aanvaarden.

centuria (Latijns woord voor centurie, mv. centuriae), een onderdeel van een bezitsklasse.

Sinds Servius Tullius waren er vier regionale districten, elk verdeeld in vijf vermogensklassen, verder onderverdeeld in een aantal centuriae per klasse. In het leger bestond een centurie uit 100 soldaten.

OPDRACHT 10 Ga na hoe de macht wordt verdeeld onder de koningen.

1 Lees Doc 7 over het bestuur onder de koningen.

a Wie was de hoogste gezagsdrager?

b Omschrijf zijn macht met één woord:

• hij beschermt de nederzetting =

• hij staat dicht bij de goden en offert =

• hij spreekt recht =

c Vul aan. De koninklijke macht is ...

groot door de duur = , maar ook beperkt = niet .

2 a Welke ontwikkeling veroorzaakt de overgang van de stamstaat naar de stadstaat?

b Wat wordt hierdoor noodzakelijk en wat heeft men daarvoor nodig?

voorstedelijke samenleving = stedelijke samenleving

3 Vul onderstaand schema aan met de drie bestuursorganen (bestuurlijke machten).

eerste koningen drie tribus

= legeraanvoerder = opperpriester = opperrechter

geeft raad aan de koning

10 curiae per stamgebied kiest kiest

Comitia

Uitrusting van een lichtbewapend infanterist

= familiehoofden

= alle mannelijke patriciërs sinds Servius Tullius vijf bezitsklassen

193 centuriae volgens het bezit

Comitia

Uitrusting van een zwaarbewapend ridder

4 a Noem drie onderwerpen waarover de volksgadering kon stemmen.

b Wie had het meeste macht in het bestuur onder de koningen en waarom?

Erfenis van de koningen

De Etruskische koningen hadden een niet te onderschatten invloed. De Romeinen namen van de Etrusken het Grieks alfabet en godsdienstige gebruiken over, leerden minerale bronnen (ijzer, koper, zilver) ontginnen, bouwen met boog, gewelf en baksteen uit klei, akkers draineren en een staat besturen. In iets meer dan honderd jaar was de stamstaat Rome daardoor een stadstaat geworden.

VRAAG 8

Wat leerden de Romeinen van de Etrusken?

OPDRACHT 11 Onderzoek de erfenis van de Etruskische koningen. Archeologische vondsten lichten een tipje op van de rijke cultuur van de Etrusken. Lang voordat er sprake was van de stadstaat Rome, leefden de Etrusken in een groot gebied tussen de Tiber en de Arno in vele kleine steden. Hun stadstaten stonden model voor het latere Rome dat bij het begin van de 6de eeuw v.Chr. in hun handen viel. Hun kennis en cultuur ging niet verloren, maar werd als erfenis meegegeven aan de stad die ze 100 jaar bestuurden.

1 Bekijk de afbeeldingen uit de Etruskische cultuur. Verbind het cijfer met de omschrijving.

De Etrusken hebben geschreven taal ontwikkeld, geïnspireerd op het Grieks alfabet, met hoekige letters en te lezen van rechts naar links, maar ze lieten geen geschriften na. De ongeveer 12 000 bewaarde inscripties kunnen wel gelezen worden, maar van slechts 150 woorden kent men de betekenis. Ze gaven het alfabet wel door aan de Romeinen.

Veelkleurige en levendige grafmuurschilderingen vormen een bewijs van de liefde voor muziek, dans en feest bij de Etrusken, hier met een muzikant die een dubbele fluit bespeelt, uit een graf in Tarquinia. (eind 5de eeuw v.Chr.)

De Etrusken geloofden sterk in voortekens en voorspellingen. De Lever van Piacenza is een bronzen model van een lever waarmee priesters (haruspices) aan leverschouwen deden, een vorm van waarzeggerij, om uit de lever van offerdieren gunstige voortekens af te leiden. De indeling van de lever toont godennamen. (ca. 100 v.Chr. Museo Archeologico di Piacenza)

De Etrusken waren deskundige bouwers. De Gewelfde Poort van Volterra, waarvan de voetstukken dateren uit de 4de eeuw v.Chr., toont aan dat bouwen met boog en gewelf bij de Etrusken toegepast werden. Deze geweldige stenen poort overleefde het, terwijl andere openbare gebouwen zoals tempels, gemaakt van hout en klei, dat niet deden.

Bronzen helm zoals de gewone Etruskische soldaten die droegen. (Museo Villa Giulia, Rome)

2

Etruskische bronzen spiegel met een mythologische voorstelling.

De ambachtslui van de Etrusken waren knappe technici. Ze waren meesters in het bewerken van metalen zoals ijzer, brons, goud en zilver voor juwelen of voor wapens en gewone gebruiksvoorwerpen. Hier een gouden oorring.

3 Na de laatste koning breekt een nieuwe tijd aan in de geschiedenis van Rome. In welk jaar was dat?

4 Lees Doc 8 en som op waarom de Etrusken de leermeesters waren van de Romeinen. De Romeinen leerden van de Etrusken:

De zeven koningen van Rome

KONING ROMULUS (753-716 v.Chr.)

De eerste koning van Rome was Romulus. Hij zou zijn stad hebben laten bevolken door bannelingen, die hij aangelokt had met de belofte van bescherming –ongeacht wat ze op hun kerfstok hadden. Rome was daardoor bijna alleen bevolkt door mannen. Er was een tekort aan vrouwen. Romulus liet daarom wedstrijden en ruiterspelen aankondigen en nodigde buurvolkeren uit om te komen kijken. Tijdens de spelen stortten de Romeinen zich op de vrouwen en meisjes van de bezoekers, van wie de meesten behoorden tot de Sabijnen, waardoor deze gebeurtenis bekend werd als de Sabijnse maagdenroof. De Sabijnse koning Titus Tatius zou hierop de stad hebben aangevallen en door verraad (van een vrouw, Tarpeia) viel de Romeinse vesting op het Capitool in hun handen. De Romeinen werden teruggedrongen tot aan hun stadspoort aan de Palatijn. Volgens de legende kwam de god Janus de Romeinen nu te hulp en stuurde een golf heet water op de Sabijnen af, die ook hun sterkste strijder, Mettus Curtius in het moeras vastzette. De strijd laaide weer op. De Sabijnse vrouwen waren echter inmiddels van hun nieuwe echtgenoten gaan houden, kwamen tussenbeide en er werd vrede gesloten. Titus Tatius werd medekoning en veel Sabijnen vestigden zich op de Quirinaal. Verder is over Romulus bekend dat hij een Raad der Ouden, de senex, samenstelde om hem te adviseren. Dat was het begin van de Romeinse Senaat. Toen Romulus stierf, werd hij volgens de legende meegevoerd door een wervelstorm om Jupiter als de god Quirinus voor eeuwig bij te staan.

NUMA POMPILIUS (716-673 v.Chr.)

Volgens het vredesverdrag met de Sabijnen moest het koningschap afwisselend door een Sabijn en een Latijn worden bekleed. De Latijnen en Sabijnen kozen de Sabijn Numa Pompilius tot tweede koning van Rome. Hij regeerde van 715-673 v.Chr. Numa was een wijs en godvruchtig vorst. Hij nam een reeks wijze maatregelen die de vrede en de samenhorigheid bevorderden.

Zo regelde hij de verering van de drie goden Jupiter, Mars en Quirinus (met wie Romulus werd vereenzelvigd), de dienst van Vesta en van Fides (de god van de trouw) en de oprichting van gilden voor handwerkslieden. Ook stichtte hij de gemeenschappen van de Pontifices, priesters die de leiding kregen in godsdienstzaken, en van de Saliërs, de 12 'springende priesters' van de oorlogsgod Mars. Het priestergezelschap der Fetiales kreeg de verantwoordelijkheid over volkenrecht. Onder zijn bewind bleef de 'Poort van Janus', die geopend werd in geval van oorlog, gesloten.

TULLUS HOSTILIUS (673-641 v.Chr.)

De derde koning van Rome was de Latijn Tullus Hostilius. Hij was in tegenstelling tot Numa een oorlogszuchtige vorst. Hij zocht een aanleiding tot oorlog, zodat de Romeinen zich konden bewijzen. Toen mannen uit het rivaliserende Alba Longa Romeins vee stalen, besloot Tullus de stad aan te vallen. Omdat de koning van Alba Longa net was overleden, werd de oorlog beslist door middel van een duel tussen twee drielingen: de Romeinse Horatii en de Curiatii uit Alba Longa. Toen twee van de Romeinse Horatii waren gesneuveld, bleef één man overeind tegen de drie Curatiërs, die hij door een list in zijn eentje wist te verslaan. Zo kwamen de Horatii dus als winnaars uit de strijd en de Curiatii werden voortaan verplicht om de Romeinen te helpen als zij oorlog voerden. De bestuurders van Alba Longa kwamen later hun verplichtingen echter niet na, wat leidde tot de verwoesting van hun stad. Daarop moesten de voornaamste families verhuizen naar de Caelijnse heuvel. Tullus Hostilius bouwde de Curia Hostilia, de vergaderplaats van de Senaat. Door zijn overwinningen werd Tullus arrogant en begon hij de eredienst van Numa te verwaarlozen. De goden stuurden in 641 v.Chr. een pestepidemie naar Rome waardoor ook de koning werd getroffen. In zijn wanhoop bad hij tot Jupiter. Jupiter was echter zo verbolgen dat hij in 641 v.Chr. Tullus met een bliksemschicht doodde.

ANCUS MARCIUS (642-617 v.Chr.)

De vierde koning van Rome was de Sabijn Ancus Marcius. Hij herstelde meteen de eredienst van Numa. Hij was ook een erg vredelievende vorst. De Latijnen, die in de omringende heuvels woonden, begonnen de weilanden van de Romeinen te plunderen. Ancus Marcius liet zien uit welk hout de Romeinen waren gesneden en versloeg de Latijnen. De krijgsgevangenen werden op de Aventijnse heuvel gehuisvest. Ancus lijfde ook de Janiculinusheuvel, die niet tot 'de zeven heuvelen' behoort, bij de stad in om de Tiber beter te kunnen beheersen. Hij stichtte tevens een bescheiden haven op de plek die later zou uitgroeien tot Ostia. Ancus Marcius zou een natuurlijke dood gestorven zijn.

TARQUINIUS PRISCUS (616-579 v.Chr.)

Lucius Tarquinius Priscus was de vijfde koning van Rome. Hij was de eerste van drie Etruskische koningen. Tijdens het koningschap van Ancus Marcius werden de Etrusken, die een hogere beschaving hadden dan de Romeinen, invloedrijk. Omdat de zonen van Ancus te jong waren, toen hij in 617 v.Chr. stierf, werd Ancus’ Etruskische adviseur Lucius Tarquinius Priscus koning. Tarquinius Priscus was verantwoordelijk voor grote bouwprojecten zoals het Circus Maximus, waar wagenrennen werden gehouden, de Cloaca Maxima, ’s werelds eerste riool, en het Forum Romanum, het bestuurlijke centrum van de stad. Het forum voorzag de nederzettingen van Rome van één centrum, waardoor Rome echt een stad werd. In het koninklijke paleis woonde een slavenzoon, Servius Tullius. Toen hij ’s nachts lag te slapen, werd zijn hoofd omgeven met vlammen en Tanaquil, de koningin, legde dit uit als een voorteken dat hij voorbestemd was voor iets groots. Het koninklijk paar adopteerde de jonge Servius en maakte hem tot troonopvolger boven Tarquinius’ eigen zonen. Volgens de legende stief Tarquinius Priscus in 579 v.Chr. De zonen van zijn voorganger, Ancus Marcius, geloofden dat zij recht hadden op de troon. Ze regelden een aanslag op de koning, waarbij deze stierf aan een hoofdwond.

SERVIUS TULLIUS (578-534 v.Chr.)

Toen Tarquinius in 579 v.Chr. door Ancus Marcius’ zonen werd vermoord, plaatste de machtige koningin Tanaquil hun aangenomen zoon Servius Tullius op de troon. Koning Servius Tullius was de zesde koning van Rome. Servius was een goed koning en hij hervormde het bestuur (zie verder). Ook bouwde hij de Serviaanse muur als eerste stadsmuur rond Rome en stelde hiermee

de pomerium in. Zo werd Rome verdeeld in 36 tribus (6 voor de stad Rome en 26 voor de ommelanden) en de plebs kregen voor het eerst politieke rechten omdat de burgers werden ingedeeld in 193 centuriae, naar vermogen en niet naar afkomst. Er werd een volksvergadering opgericht waarin gestemd werd per centuria. De rijkste burgers hadden de meerderheid met 98 centuriae, die ook de meerderheid van de troepen moesten leveren (op timocratische basis dus). Om de zonen van zijn voorganger Tarquinius niet van zich te vervreemden, huwelijkte Servius twee dochters (beide Tullia geheten) aan de zonen van Tarquinius uit. De oudste dochter was eerzuchtig en trouwde met de goedaardige Arruns. De jongste was goedaardig en trouwde met de eerzuchtige Lucius, later Lucius Tarquinius Superbus. Tullia de oudere en Lucius (de man van haar zus Tulius de jongere) werden verliefd. Ze lieten Tullia de jongere en Arruns vermoorden en maakten koning Servius zo zwart in de Senaat dat hij werd gelyncht door de Romeinse bevolking.

TARQUINIUS SUPERBUS (534-509 v.Chr.)

Zo kwam de Etrusk Lucius Tarquinius Superbus als laatste koning aan de macht. Aangezien hij de Senaat zuiverde van Servius’ medestanders, werd hij snel gehaat. Toen zijn zoon Sextus Tarquinius Superbus de vrome vrouw Lucretia verkrachtte, zwoer haar verwant Lucius Junius Brutus wraak. Die mobiliseerde de bevolking tegen de koning toen die op veldtocht was. Toen de koning terugkeerde om de opstand in de kiem te smoren, sloot de bevolking de poorten en zo werd de koning uit de stad verdreven (509 v.Chr.). Het lukte Tarquinius niet meer de macht terug te grijpen. Hij zou zijn teruggekomen met het leger van een andere Etruskische koning, de beroemde Lars Porsenna. Hierop verdedigde Horatius de brug over de Tiber, terwijl de Romeinen de brug achter hem vernielden. Hierin slaagden de Romeinen. De Etrusken konden de stad niet innemen en moesten een beleg opslaan. Toen de honger in Rome toenam, besloot Gaius Mucius, dapper als hij was, het Etruskische kamp binnen te sluipen en Porsenna te vermoorden. Het lukte hem in de tent van de koning te komen, maar per vergissing doodde hij de secretaris van de koning. Hij werd daarop gevangengenomen en de koning bedreigde hem met vuur en folteringen. Maar Mucius stak zijn rechterhand in het vuur om de koning te laten zien dat hij daar niet bang voor was. De koning vond dat deze straf zwaar was, aangezien hij zijn opdracht niet goed voltooid had en liet hem gaan. Uit angst voor de dapperheid van de Romeinen brak hij zijn kamp op. Mucius werd voortaan door de Romeinen Scaevola genoemd, wat de Linkse betekent.

(Naar: https://nl.wikipedia.org/wiki/Romeins_Koninkrijk op 31.05.2021)

Samenhang

Rome onder de koningen

Over het begin van Rome is weinig met zekerheid bekend. We leren de vroegste geschiedenis kennen uit de 'Aeneïs' van de dichter Vergilius en vooral uit 'Ab urbe condita' van geschiedschrijver Titus Livius. Omdat er geen geschreven bronnen waren, zijn deze werken de neerslag van overgeleverde verhalen waarin de legende en de echte geschiedenis niet altijd te onderscheiden zijn.

1 Het Italisch schiereiland

Het Italisch schiereiland ligt centraal in het westelijk bekken van de mediterrane wereld. Het is omgeven door zeeën die deel uitmaken van de grote Middellandse Zee. Het heeft de kenmerkende vorm van een laars met drie grote eilanden voor de voet: Sicilië, Sardinië en Corsica. Op het land lopen de Alpen in het noorden uit op de Povlakte en de Apennijnen vormen een ruggengraat van bergen van noord naar zuid.

De eerste bewoners waren stammen die op een niet precies bekend tijdstip, waarschijnlijk tussen 1200 en 1000 v.Chr. vanuit Centraal-Europa het gebied binnendrongen.

Deze volksstammen worden Italiërs genoemd en ze gaven hun naam aan de streek waar ze zich vestigden. Een andere bevolkingsgroep,

de Etrusken, kwam uit Klein-Azië en verscheen omstreeks 900 v.Chr. in Midden-Italië. De Grieken waren een derde groep die zich vanaf 750 v.Chr. als kolonisten op de kusten in het zuiden vestigden. De bergvolkeren zijn herders en in de vlakten aan de westzijde leven vooral boeren en handelaars.

2 Het ontstaan van Rome

Vergilius vertelt hoe de Trojaanse held Aeneas, zoon van een sterfelijke man en de godin Venus, na de val van Troje uit de brandende stad vlucht en na veel omzwervingen in Latium belandt. Door dit verhaal begint de geschiedenis van Rome in de wereld van de mythologie, want Aeneas is een halfgod en een held uit een legendarische oorlog. Door te huwen met de dochter van een plaatselijke koning krijgt hij een zoon, Ascanius, wiens verre nakomelingen Rome zullen stichten.

Bij Titus Livius lezen we het vervolg. Hij legt uit hoe de stichting van Rome door Romulus en Remus verliep in 753 v.Chr. en wat er in de eeuwen daarna gebeurde tot aan keizer Augustus, die Livius de opdracht had gegeven om de geschiedenis van Rome te schrijven.

De archeologen vertellen een verhaal dat niet begint in de godenwereld, maar op de zeven heuvels aan de Tiber. Daar is Rome ooit heel klein begonnen. Rond 1000 v.Chr. waren er op de Palatinusheuvel twee nederzettingen te vinden en verspreid op drie heuvels in de buurt nog enkele kleine gemeenschappen van herders en boeren. Het waren maar kleine dorpjes met slechts enkele lemen hutten die stilaan aaneensloten tot een nederzetting met een leider of koning als hoogste gezag. Tussen de heuvels waren er moeras-

sen die mettertijd werden drooggelegd. Zo ontstond een centrum. Wanneer de bevolking altijd maar toenam en migranten bescherming zochten in de nederzetting, ontstond de nood aan muren om het grondgebied af te bakenen. Het oorspronkelijke boerendorp was een stadstaat geworden, zoals er een dertigtal waren in Latium en waar Rome zich niet van onderscheidde.

3 De Etruskische leermeesters

De eerste koningen die de stamstaat Rome bestuurden, waren afwissellend Latijnen en Sabijnen en de laatste drie koningen waren Etrusken. Koningen werden gekozen door het volk, wat verklaart dat ook inwijkelingen die in de gunst van het volk kwamen, de macht konden verwerven. Familiehoofden en de oudsten van de gemeenschap vormden de senaat die de keuze van de koning nog altijd moest goedkeuren. Eenmaal gekozen was hij levenslang de opperste priester, de hoogste rechter en de aanvoerder van een legertje gewapende mannen als er conflicten waren of er oorlog was. De senaat veranderde wel van samenstelling, maar bleef als raadgevend orgaan bestaan voor de volgende koning. Zo zorgde de senaat voor continuïteit in het bestuur en had deze vergadering de echte macht. Omdat er steeds meer oorlog werd gevoerd en Rome zijn grondgebied vergrootte, hervormde koning Servius Tullius ook het leger en het bestuur. Om alles betaalbaar te maken deelde hij de bevolking in volgens het bezit van onroerend goed. Op basis daarvan werden alle Romeinen schat- en dienstplichtig.

4 Samenleving onder de koningen

Familiebanden waren de basis van de Romeinse samenleving. De 'familia' was meer dan een gezin vandaag. De ouders en kinderen maakten er deel van uit, maar ook de grootouders, de schoondochters, de kleinkinderen en de slaven evenals alle bezittingen. De pater familias bestuurde zijn familia als een alleenheerser die alles besliste en alles bezat. Hij was streng en iedereen was absolute gehoorzaamheid verschuldigd. Hij strafte als er fouten werden gemaakt, regelde huwelijken en bracht de dagelijkse offers aan de huisgoden. De mater familias was de praktische organisator van het huishouden: de opvoeding van de kleine kinderen, eten en kleding, het werk van slaven en slavinnen in het gezin. Verder reikte haar gezag niet. Tussen de burgers was er ongelijkheid, net als in Griekenland. De openbare samenleving was een mannenzaak. Wie behoorde tot een oude familie met een familiestamboom die reikte tot de afstammelingen van de eerste koningen en zijn raadgevers, behoorde tot de machtige stand van de patriciërs

Deze families leverden de senatoren, bespraken de besluiten van de vrije mannen in de volksvergadering,

maakten de wetten en legden de keuze over oorlog of vrede voor aan het volk. Maar ze hadden door het patrum auctoritas, het gezag van de Senaat, altijd het laatste woord. Vooral de zakelijke aangelegenheden van de familia vroegen de aandacht van het familiehoofd, want zijn familia bezat landerijen, kudden en slaven die het zware werk deden. De gewone Romeinen, het plebs of het volk, was van een veel lagere stand. Ze werden plebejers genoemd. Het waren kleine boeren op de buiten die een stukje grond konden bezitten of pachten van een grondbezitter. In de stad waren ze ambachtsman of handelaar. Door schulden te maken konden zij en hun gezin hun vrijheid verliezen en schuldslaaf worden. Plebejers waren tweederangsburgers, maar onafhankelijke plebejers die rijk of welstellend waren geworden, gingen mettertijd rechten opeisen. De groep van de clientes, beschermelingen van een patronus, waren meestal arme plebejers, maar ze gaven aanzien aan hun heer van wie ze erfelijk afhingen. Vreemdelingen werden niet als Romeinen beschouwd, maar waren persoonlijk vrij. Slaven waren er het ergst aan toe, zij waren persoonlijk niet vrij en hadden helemaal geen rechten

5 Erfenis van de Etrusken

De Etruskische koningen maakten van Rome een grote stadstaat met muren, een centrum met tempels en openbare gebouwen, een leger en een goed georganiseerd bestuur. Ook de cultuur werd doorgegeven: het Griekse alfabet, godsdienstige gebruiken en een praktisch vakmanschap, behoorden tot de erfenis. De laatste Etruskische koning werd verdreven omdat hij zijn macht ten koste van de aristocratische patriciërs wilde uitbreiden. Daarmee brak een nieuwe tijd aan in de geschiedenis van Rome.

Chimera van Arezzo, mythisch dier, deels leeuw, geit en met slangenstaart

Historische vraag 1: Wie waren de eerste bewoners van het Italisch schiereiland?

1 a Noem vier zeeën die het Italisch schiereiland omgeven en schrijf het nummer op de juiste plaats op de kaart.

b Noem drie grote eilanden voor de westkust.

c Noem drie rivieren op het schiereiland.

d Noem twee bergketens.

2 a Noem drie bevolkingsgroepen die voor de 5de eeuw v.Chr. het schiereiland bewonen.

b Schrijf de naam van deze volkeren op de juiste plaats: Etrusken

Latijnen Umbriërs

Grieken

Venetiërs

Sabijnen

Kelten

Samnieten

Apuliërs

Liguriërs

Historische vraag 2: Waar en hoe ontstond Rome volgens de legenden?

1 Noem twee schrijvers met hun werk en wat ze vertellen over de oorsprong van Rome.

2 Wie was volgens de legende de stamvader van de Romeinen?

3 Wanneer werd Rome gesticht en door wie volgens de legende?

Historische vraag 3: Waar en hoe ontstond Rome volgens de archeologie?

1 Wat zegt de archeologie over de plaats waar Rome ontstond en wanneer was dat?

• waar?

• tijdstip?

2 Waarom was dit een geschikte woonplaats? Geef drie redenen.

Historische vraag 4: Wat leren we uit de legenden en de archeologie over het ontstaan van Rome?

1 Wat wil de archeologie aantonen?

2 Wat willen de legenden aantonen?

Historische vraag 5: Hoe evolueerde Rome van stamstaat tot stadstaat onder de koningen?

1 a Was de Palatinushevel de eerste bewoonde heuvel?

b Hoe zag de eerste bewoning eruit en hoe ontwikkelde die?

2 Als de bevolking blijft toenemen, wordt Rome een stadstaat. Welke zijn kenmerken van een stadstaat?

Historische vraag 6: Wie waren de Etrusken?

1 a Wat was de herkomst van de Etrusken?

b Waar op het Italisch schiereiland hebben de Etrusken zich gevestigd?

c Waar vestigden ze zich in dit gebied?

d Welk soort nederzettingen hebben ze er opgericht?

e Door wie werden ze bestuurd?

f Hoe waren de Etruskische stadstaten politiek met elkaar verbonden?

g Waarvan leefden ze?

h Hoe voelden de zelfstandige stadstaten zich cultureel met elkaar verbonden?

i Hoe k wamen de Etrusken met andere volken in contact en geraakte hun cultuur verspreid?

2 Wat was de betekenis van de Etrusken voor de Romeinen?

Historische vraag 7: Hoe was de Romeinse samenleving samengesteld en ingedeeld?

1 a Waarop berustte de organisatie van de hele Romeinse samenleving? Leg uit.

b Wie is de baas en wat betekent dat?

c Wat is een gens?

2 a Waarop berustte de indeling van de Romeinse samenleving in standen?

b Noem de drie standen en omschrijf deze begrippen. : : :

Historische vraag 8: Hoe werd Rome bestuurd onder de koningen?

1 Noem de drie politieke organen van het bestuur onder de koningen en leg uit wat hun macht inhoudt. • :

:

2 Waarom heeft de volksvergadering geen werkelijke macht?

Terugblik Rome 1-3

In dit thema maakte je kennis met het Italisch schiereiland waar de geschiedenis van Rome begon. We maakten kennis met de plaats waar Rome ontstond op zeven heuvels volgens de legenden en volgens de archeologen en langzaam groeide tot een stadstaat. De Etrusken waren de leermeesters van de Romeinen en ze lieten een mooie erfenis na. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen. zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

HET ITALISCH SCHIEREILAND

1Op een blinde kaart de zeeën en eilanden situeren die het schiereiland omgeven.

1Op een blinde kaart twee belangrijke rivieren en twee bergketens situeren.

1De steden Rome en Carthago op de juiste plaats schrijven.

2Op een kaart de landstreken van de eerste bewoners aanduiden met hun naam.

HET ONTSTAAN VAN ROME

3De oorsprong van Rome volgens de dichter Vergilius en de geschiedschrijver Livius kennen.

4Opsommen in stappen wat de archeologen leren over het ontstaan van Rome.

4Uitleggen waarom het gebied van de 7 heuvels aantrekkelijk was voor de eerste bewoners.

5De besluiten uit de vergelijking van legenden en archeologie kunnen verwoorden.

6In enkele zinnen kunnen uitleggen hoe Rome langzaam uitgroeide tot een stadstaat.

ETRUSKEN, DE LEERMEESTERS VAN ROME

7De herkomst van de Etrusken kennen en weten waar ze zich vestigden.

7Een beeld van de Etruskische samenleving kunnen schetsen.

8Uitleggen hoe de Romeinse samenleving berustte op de familia.

9De standen in de Romeinse samenleving noemen en beschrijven.

10Het bestuur van Rome onder de Etruskische koningen kunnen toelichten.

11Uitleggen waarom de Etrusken de leermeesters van Rome worden genoemd.

Rome

Vijf eeuwen

Romeinse Republiek

1 Rome wordt een republiek

Vraag 1 Hoe werd Rome bestuurd tijdens de Republiek? 167

OPDRACHT 1 Schets de overgang van koningschap naar Republiek. 167

2 Rome onderwerpt Italië

Vraag 2 Hoe veroverde Rome het Italisch schiereiland? 169

OPDRACHT 2 Ga na hoe Rome zich verdedigde en Latium inpalmde.

OPDRACHT 3 Onderzoek hoe Rome in de aanval ging en Midden-Italië veroverde.

169

169

Vraag 3 Hoe slaagde Rome erin de veroverde gebieden blijvend te beheersen? 171

OPDRACHT 4 Bestudeer hoe Rome de veroverde gebieden bestuurde. 171

Vraag 4 Hoe veranderden de veroveringen de Romeinse samenleving? 173

OPDRACHT 5 Onderzoek hoe de samenleving veranderde door de veroveringen.

Vraag 5 Hoe verliep de strijd tussen patriciërs en plebejers om gelijke rechten?

173

OPDRACHT 6 Bestudeer de strijd om gelijkheid van de plebejers met de patriciërs. 175

3 Rome botst met Carthago

Vraag 6 Hoe was het Romeinse leger georganiseerd?

OPDRACHT 7 Bestudeer de organisatie van het Romeinse leger. 179

Vraag 7 Hoe ontstond het Romeinse wereldrijk?

8 Vat samen: de veroveringen in het westen van de Middellandse Zee.

4 De Republiek in verval

Vraag 8 Hoe ging de Republiek ten onder? 183

OPDRACHT 9 Ga na hoe de Romeinse samenleving in crisis verzeilde. 183

OPDRACHT 10 Bestudeer het beleg van Alesia. 185

OPDRACHT 11 Vergelijk Caesar en Octavianus in hun streven naar politieke macht. 189

Wat ik moet leren

1 De omstandigheden beschrijven die leidden tot het einde van het koningschap.

2 Omschrijven hoe het bestuur van de Republiek georganiseerd werd na het verdrijven van de laatste koning.

3 De bevoegdheden noemen van de Volksvergadering, de Senaat en de consuls in het bestuur van Rome.

4 Het verschil toelichten tussen het aristocratisch bestuur van het oude Rome een modern democratisch bestuur.

5 Met de nodige uitleg aantonen dat de Senaat de werkelijke macht had in Rome.

6 Uitleggen hoe het komt dat Rome zich moet verdedigen tegen de buren na zijn onafhankelijkheid en daarna in de aanval gaat.

7 Het resultaat van de oorlogen op het Italiaanse schiereiland kunnen noemen.

8 Zeggen hoe het Romeinse leger was georganiseerd en hoe hervormingen het tot een oorlogsmachine maakten.

9 De strategie van Rome uitleggen om volgens het principe 'Verdeel en heers' nieuw gebied te controleren.

10 De rol van kolonies kunnen toelichten in de veroveringspolitiek van Rome.

11 Het verband kunnen verduidelijken tussen de veroveringen en de grote kloof arm-rijk in de samenleving.

12 De opeenvolgende stappen kunnen noemen die van Rome een wereldmacht maakten.

13 De strijd en de opgang naar burgerlijke en politieke gelijkheid tussen patriciërs en plebejers schetsen.

14 Beschrijven hoe het komt dat de sociale hervormingen van de Gracchen mislukken.

15 Weten welke de politieke partijen zijn in het oude Rome en waar ze voor staan.

16 De rol van het leger toelichten in de politieke conflicten.

17 Het verloop schetsen van de burgeroorlogen en hoe ze de Republiek verscheuren.

18 Aan de hand van de levensloop van Julius Caesar aantonen dat hij streefde naar alleenheerschappij, maar daarin mislukt.

19 Hoe en wanneer Octavianus erin slaagt de burgeroorlogen te beëindigen.

20 Uitleggen waarom door het principaat als bestuursvorm een nieuwe periode in de geschiedenis van Rome kan aanbreken.

Wat ik moet doen

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren.

Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

OPDRACHT 1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9

OPDRACHT 1, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10

OPDRACHT 1, 8

OPDRACHT 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

OPDRACHT 3, 5, 8, 10, 11

1, 4, 5, 6, 9, 11 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 11 1, 8 2, 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 3, 4, 5, 6, 7, 11

OPDRACHT

Besturen, een zaak van het volk

De laatste Etruskische koning, Tarquinius Superbus (de Trotse) was heerszuchtig. Hij vermoordde zijn voorganger en zuiverde de senaat van diens medestanders. Dat leverde hem niet alleen de haat van de Senaat op, ook het volk was ontevreden want hij was niet verkozen in de volksvergadering. Twee senatoren uit zijn eigen familie organiseerden de tegenstand. Toen Tarquinius terugkeerde van een veldtocht waren de poorten van de stad gesloten. De belegering van de stad mislukte en het tirannieke koningschap dat zowel bij Servius als bij Tarquinius met geweld door het leger tot stand was gekomen, werd - met algemene steun - afgeschaft. Alle macht in de handen van één machthebber had tot misbruik geleid. Nu ontstond een nieuwe manier van besturen, de Republiek Dat gebeurde in 509 v.Chr.

Wat verandert, wat blijft?

Toen de laatste koning was verdreven, schafte de senaat het koningschap af en gaf de koninklijke machten aan de twee senatoren die de opstand hadden geleid. Dat waren de eerste consuls die nu samen het dagelijks bestuur deelden. De consuls waren de hoogste bestuurlijke ambtenaren (magistraten). Toch werd hun macht beperkt door de korte duur van hun mandaat (1 jaar), de ontdubbeling van de functie en het ontstaan van gespecialiseerde ambten. Na hun ambtsjaar werden ze lid van de senaat zoals dat ook voor andere hoge ambtenaren mogelijk was. De senaat, voorheen de raadgevers van de koningen, had nu een adviserende taak tegenover alle ambtenaren. Op de duur zouden de adviezen van de Senaat opgevat worden als officiële besluiten die bindend waren voor de magistratuur. Dat maakte van de senaat het machtigste bestuursorgaan en zo werden de senatoren de nieuwe bestuurlijke elite. Voortaan was het bestuur in handen van de Senatus PopulusQue Romanus (S.P.Q.R. of Senaat en het volk van Rome).

SENAAT 300 leden eredienst - financiën - openbare ordeopenbare werken - contacten met buitenland

ARISTOCRATISCH

2 CONSULS of 1 dictator (bij groot gevaar) wetten - leger - rechtspraak (dagelijks bestuur)

VOLKSVERGADERING (Comitia Curiata, Comitia Tributa, Comitia Centuriata) aantal stemmen volgens woonwijk, bezit, stand

Fig. 1.1 Stemmen in de volksvergadering is het goedkeuren van beslissingen van de koning en in de Republiek het goedkeuren van de voorstellen van de senaat. De voorstellen wijzigen kon niet. De senaat kwam samen in de Curia, het senaatsgebouw op het Forum. De volksvergadering kwam samen op een pleintje daarvoor.

En bij ons?

In België en Europa hebben de landen een democratisch bestuur, een volksbestuur. De bestuursmacht is verdeeld in drie onafhankelijke takken en berust op het principe van gelijkheid van de burgers: niemand heeft meer recht dan iemand anders. De burgers kiezen volksvertegenwoordigers die in hun naam wetten maken en stemmen in het parlement. De meerderheid van de bevolking kan daarom nooit ongewenste wetten opgelegd krijgen.

kiezen

BESTUUR geeft raad bereiden voor voeren uit stemt wetgevende macht uitvoerende macht kiest kiest wetten oorlog of vrede oordelen

besturen

BURGERS VAN EEN LAND parlement maakt en stemt wetten = wetgevende macht regering voert wetten uit = uitvoerende macht rechtbanken naleving van wetten = rechterlijke macht

Rome wordt een Republiek 1

De Republiek (509-27 v.Chr) is een historische periode uit de geschiedenis van Rome die ca. vijf eeuwen duurde. In deze tijd wordt Rome een wereldrijk. De veroveringen zullen op politiek en sociaal vlak leiden tot gelijkheid tussen patriciërs en plebejers, maar ook tot burgeroorlogen.

VRAAG 1

Hoe werd Rome bestuurd tijdens de Republiek?

republiek (Lat. res publica = zaak van het volk) bestuursvorm bij de Romeinen die berustte op drie pijlers: Volksvergadering, Senaat en magistratuur De koning werd als staatshoofd vervangen door twee burgers, magistraten met bestuursmacht voor een korte termijn (1 jaar).

magistraat hoge bestuurlijke ambtenaar met specifieke bevoegdheid: consuls (steeds met twee), vertegenwoordigen het hoogste gezag (dagelijks bestuur), praetoren (rechters), censoren (bevolking), questoren (financiën).

senaat de hoofden van patriciërsfamilies, aangevuld met steeds meer magistraten

volksvergadering bestond in feite uit drie vergaderingen: Comitia Curiata (3 tribus met ieder 10 curiae), Tributa (21 bestuurlijke districten) en Centuriata (193 centuriae) die bleven bestaan tijdens de Republiek. De volksvergadering kon voorstellen goed- of afkeuren, maar kracht van wet werd verleend door de Senaat.

OPDRACHT 1 Schets de overgang van koningschap naar Republiek.

1 Onderstreep in de tekst de antwoorden op volgende vragen en vul aan.

a Wat was een belangrijke karaktertrek van Tarquinius?

b Hoe blijkt dat uit zijn daden? Onderstreep deze elementen ook in de tekst.

c Wat leverde dat op? • voor hemzelf: • bij senaat en het volk:

2 Wat veranderde er in het bestuur vanaf de Republiek en wat bleef hetzelfde? bestuursorgaan blijft / verandertRepubliek één staatshoofd heeft alle macht een volksvergadering stemt de senaat geeft raad aan koning

3 Eeuwenlang werden de letters S.P.Q.R. als symbool voor Rome gebruikt.

a Waarvoor staan deze letters? Schrijf dat onder de foto en vertaal ze in het Nederlands.

b Hier kwam de senaat samen. Hoe werd dit gebouw genoemd en waar stond het?

4 a Onderstreep de pijler die in het bestuur van de Romeinse Republiek het overwicht heeft en leg uit waarom dat zo is: Volksvergadering - Senaat - magistraten

b Hoe wordt een bestuur genoemd waar de bestuurlijke elite de macht heeft?

c Op welk principe berust een democratisch bestuur?

Onderwerping van Midden-Italië

Nahet verdrijven van de laatste koning was het duidelijk dat Rome de steun zou moeten missen van de Etrusken, voorheen machtige bondgenoten. De buurvolkeren van Rome beseften dit ook. Tarquinius had met de nodige dwang alle Latijnse volkeren onder zijn gezag verenigd in de Latijnse Bond, een samenwerkingsverband van ongeveer 30 stad- en dorpstaatjes. Nu waagden ze hun kans om iets van hun verloren onafhankelijkheid terug te winnen. Rome in de verdediging

1. De confrontatie tussen de Romeinen en de Latijnen kon niet uitblijven. Het leger van Tusculum en zijn Latijnse bondgenoten werd verslagen. Daarop werd een eeuwigdurend verdrag gesloten (Foedus Cassianum, 493 v.Chr.) tussen Romeinen en Latijnen. In de praktijk moesten de Latijnse steden Rome helpen met hulptroepen bij haar oorlogen.

2. Latium was omringd door vijandige, nomadische bergvolken - Sabijnen, Hernici, Volsci, Aequi - die ca. 500 v.Chr. uit de Apennijnen afdaalden om zich te vestigen in de vlakten van Latium en Campanië. De Romeinen slaagden erin hun tegenstanders langzaam maar zeker terug de bergen in te drijven en de

Rome in de aanval

Nu wordt Rome betrokken bij andere conflicten. 1. De vlakten van Campanië werden bewoond door verschillende volkeren. Naast de Samnieten en de inheemse Campaniërs waren dat ook Grieken en Etrusken. In de vijfde eeuw waren de Samnieten vanuit de heuvels afgedaald naar de vlakte. Griekse steden als Cumae en Etruskische steden als Capua en Neapolis (Napels) vielen daarna in Samnitische handen. Op vraag van de Campaniërs komt Rome te hulp. Er worden, met tussenpauzen, drie Samnitische Oorlogen (343-290 v.Chr.) uitgevochten.

Rome verkrijgt daardoor controle over de landstreken Campanië, Samnium, Lucanië, Apulië en Latium of heel Midden-Italië. Daarna wordt een coalitie van de Samnieten met de Umbriërs, Etrusken, Sabijnen en Kelten definitief verslagen te Sentinum (290 v.Chr.)

4. In de loop van de 6de eeuw hadden Gallische Kelten zich in de Povlakte gevestigd en ze zakten in de 5de eeuw geleidelijk af naar het zuiden. Rome lijdt een zware nederlaag tegen de Galliërs aan de Allia (390 v.Chr.), een zijriviertje van de Anio. Rome wordt geplunderd en verwoest. De stad moest heropgebouwd worden met nieuwe muren.

5. Veel Latijnse steden streefden naar een lossere band met Rome om onafhankelijker te kunnen optreden. Dat leidde tot de Latijnse Oorlog (340-338 v.Chr.) waarbij de rebellerende steden werden verslagen. De Latijnse Liga werd ontbonden. Voortaan sloot Rome overeenkomsten met de afzonderlijke steden.

Ook de rijke Griekse steden in het zuiden van Italië voelden zich bedreigd door Rome. Ze achtten zich niet sterk genoeg om de strijd aan te gaan en ze huurden daarom een sterk leger onder het bevel van de heerszuchtige Griekse koning Pyrrhus van Epirus die erin slaagde met de inzet van olifanten, de verwarde Romeinen tot tweemaal toe te verslaan. Het was echter een Pyrrhusoverwinning. Enkele jaren later keerde hij terug voor de eindafrekening, maar Rome had zich kunnen herstellen en versloeg Pyrrhus definitief bij Beneventum (275 v.Chr.). Alle volkeren van Italië stonden nu onder het gezag van Rome.

Fig. 2.1 P yrrhus verslaat de Romeinen dankzij de inzet van 24 olifanten

Rome onderwerpt Italië 2

VRAAG 2

Hoe veroverde

Rome het Italisch schiereiland ?

VROEGE REPUBLIEK 509 v.Chr.

stichting van de Romeinse Republiek

493

Foedus Cassianum bondgenootschap tussen Romeinen en Latijnen

• nomadische bergvolkeren in Latium: Sabijnen, Hernici, Volsci, Aequi

OPDRACHT 2 Ga na hoe Rome zich verdedigde en Latium inpalmde.

1 a Noem het verbond tussen de staatjes van Latium voor de gezamenlijke defensie.

b Wat was de bedoeling van het verzet tegen Rome wanneer de Republiek ontstaat?

2 Tegen wie moet Rome zich achtereenvolgens verdedigen en hoe loopt het telkens af? in verweer tegenafloop van het conflict

1.

2.

3.

4.

5.

(493 v.Chr.)

(5de eeuw)

(396 v.Chr.)

(390 v.Chr.)

(338 v.Chr.)

Veii en Zuid- Etrurië veroverd

396 390

Gallische Kelten verwoesten Rome

343-290

drie Samnitische Oorlogen

340-338

Latijnse Oorlog en ontbinding Latijnse Bond

280-275

• Oorlog tegen Pyrrhus

• Slag bij Beneventum

pyrrhusoverwinning schijnoverwinning, een overwinning waarbij de verliezen zo groot zijn dat het effect hetzelfde is als een nederlaag lijden.

3 Wat is het eindresultaat van de verdedigingsoorlogen voor Rome (338 v.Chr.)?

OPDRACHT 3 Onderzoek hoe Rome in de aanval ging en Midden-Italië veroverde.

1 a Na de Latijnse Oorlog verlegt het strijdtoneel zich naar twee nieuwe gebieden. Welke?

b Wie zijn de nieuwe tegenstanders en welke oorlogen vechten ze uit?

2 Vul de namen in van de landstreken waarover Rome heerst na de oorlogen.

Adriatische Zee

Tyrrheense Zee

zoutpanne winning van zout uit kunstmatig aagelegde zoutwaterbekkens Zout was waardevol als handelswaar voor het bewaren van voedsel. Ons woord salaris is afgeleid van het Latijnse woord sal (= zout). Fig. 2.2 Gebied in Midden-Italië dat Rome heeft onderworpen na de Samnitische Oorlogen (Sentinum, 290 v.Chr.)

Bovianum
Teanum
Luceria
Arpi
Canusium
Nola
Capua
Saticula
Caudium
Nuceria Beneventum
Calatia
Neapolis (Napels)
Cumae
Fregellae

1

Bestuur van veroverd gebied

Bijhet begin van de Republiek was Rome niet machtiger dan stadstaten als Lavinium, Tusculus, Alba Longa, Praeneste, wel ambitieuzer. De vele steden, dorpen en stammen lagen dicht bij elkaar en wilden allemaal hun gebied beschermen of vergroten en ze zochten steun bij elkaar volgens wisselende omstandigheden. De conflicten waren nooit ver weg. Rome maakt daar gebruik van, zorgt aanvankelijk voor bijstand op voet van gelijkheid, maar bindt de stadstaten aan zich door zijn militair overwicht. Het resultaat kennen we: Rome onderwerpt bijna heel Italië tussen 500 en 275 v.Chr. Baas worden is één, baas blijven was minstens even moeilijk! Alle onderworpenen waren immers gewezen vijanden.

Kolonies

In de veroverde of onderworpen gebieden behielden de Romeinen de beste gebieden voor zich als staatsdomein. In die streken werden nieuwe dorpen gesticht en vooral families van oudgedienden van het leger vestigden zich hier, in ruil voor een stuk van de veroverde gronden. Hun nieuwe bezit was een soort pensioen voor bewezen diensten. Zo ontstonden vooruitgeschoven kolonies van burgers die het Romeins burgerrecht bezaten.

3

Heirbanen

Een heirbaan of heerweg was een verharde weg voor de lange afstand in het Romeinse Rijk. Het Romeinse wegennet was van groot belang voor de snelle verplaatsing van de troepenmeer dan 50 km per dag - en de bevoorrading. Ook koerierdiensten maakten er gebruik van omdat ze de berichtgeving drastisch sneller maakte. Daarnaast bevorderde het wegennet de handel. In de steden waren de hoofdwegen vaak geplaveid met kasseien of platte stenen. Buiten de steden waren de banen zelden over de hele lengte geplaveid, omdat het niet comfortabel was op lange reizen. Daar ging men enkel over tot plaveien waar de ondergrond onstabiel was of moeilijk begaanbaar. Enkele heirbanen in Italië vormen hierop een uitzondering, zoals de Via Appia, waarschijnlijk de oudste heirbaan.

2

Verdeel en heers

De Romeinen bestuurden de overwonnen steden op verschillende wijze. Sommige werden behandeld als echte bondgenoten en genoten voordelen, bv. zelfbestuur en Romeins burgerrecht (Latijns recht). Andere steden hadden wel zelfbestuur, maar geen politieke rechten. Nog andere steden werden bestuurd door een Romeins bevelhebber of prefect. Alle steden moesten soldaten leveren voor het leger, in ruil voor bescherming, en oorlogsbelasting betalen. Op die manier bestond het Romeinse leger steeds voor de helft uit hulptroepen uit onderworpen gebieden, vaak onder leiding van hun eigen bevelhebbers. Alles werd vastgelegd in afzonderlijke verdragen. Wie mettertijd beter meewerkte, kon bevorderd worden.

Het principe was: Verdeel (verschillend behandelen) en heers (blijf baas). Met deze slimme aanpak beschikte Rome over soldaten, het geld om de veroveringen te financieren én controle over de verovering.

DOORSNEDE HEIRBAAN

1. dekstenen, licht a opend naar buiten toe

2. zand/grindlaag voor stabilisatie

3. kiezelstenen

4. steenpuin/grove stenen

5. boordstenen

6. greppel 2 1 3 4 5 6

Fig. 2.3 Een heirbaan is een grote militaire baan (heir = leger) die een veroverd gebied rechtstreeks met Rome verbindt. De landmeter stippelt het traject uit. Hij gebruikt daarvoor een 'groma' zoals landmeters nu nog steeds een laserscanner gebruiken. De weg is 5 à 6 m breed en wordt 1 m diep uitgegraven. Verschillende lagen vormen de fundering. Het wegdek helt, zodat het regenwater in greppels kan lopen. Naast de baan lag doorgaans een onverharde strook voor vee. Heirbanen gaan over heuveltoppen, dat is veiliger.

Hoe slaagde Rome erin de veroverde gebieden blijvend te beheersen?

Fig. 2.4 'Alle wegen leiden naar Rome' zegt het spreekwoord, en dat mag letterlijk begrepen worden.

OPDRACHT 4 Bestudeer hoe Rome de veroverde gebieden bestuurde.

1 a Noem drie manieren waardoor Rome de controle over veroverd gebied behoudt.

• • •

b Leg het principe uit van de bestuursorganisatie van de veroverde gebieden. Doc 2

Bestuursprincipe:

d.w.z.

c Heirbanen hebben meerdere functies. Doorstreep wat niet past. toerisme / snelle troepenverplaatsing / handel / koeriers / bevoorrading / reiscomfort

2 Lees de tekst. Onderstreep in de tekst twee manieren om Romein te worden. Romein kun je worden 'Ik ben een welstellend Campaniër en ik heb wat spaarcenten. Dat heeft zijn voordelen. Nu is het mogelijk Romeins staatsburger te worden. Dat kan door met de Romeinen mee te werken. Er zijn nu veel meer slaven op de slavenmarkt en er zijn gronden te koop voor een prikje. Op de duur gaat men zich zelfs Romein voelen. En dan denkt men natuurlijk niet meer aan opstand of aan verzet.' Ook een gewoon man kan Romein worden. Na 25 jaar dienst bij de hulptroepen krijgt hij het burgerrecht en daarmee het gevoel bij Rome te horen. In 212 v.Chr. krijgen alle vrije mannen in het rijk het Romeins burgerrecht.

3 Het volle Romeinse burgerrecht kwam alleen aan Romeinse burgers toe, maar niet iedereen had stemrecht of kiesrecht.

PRIVAAT (persoonlijk) RECHT

recht op wettelijk huwelijk recht om handel te drijven recht op bezit

kolonies

• vooral bezitloze Romeinen

• gepensioneerde soldaten zelfbestuur + Latijns statuut

recht om te stemmen recht om een ambt te bekleden (kiesrecht)

ROMEINS BURGERRECHT

LATIJNS RECHT

• steden uit de omgeving van Rome in Latium, Etrurië en Campanië

zelfbestuur + private rechten, maar in Rome wonen voor politieke rechten

4 Raadpleeg het schema en de bronnen. Kruis aan.

Juist Onjuist

POLITIEK (openbaar) RECHT

bondgenoten

• steden door een eeuwigdurend verdrag verbonden met Rome

grote mate van zelfbestuur, maar verdrag

volledig Romeins burgerrecht werd alleen verleend aan burgers van Rome

verdragen met steden werden afgesloten op grond van gelijkheid

Latijns recht was de hoogste vorm van burgerrecht voor niet-Romeinen Romeinse kolonisten bezaten burgerrecht zoals de burgers van Rome

bondgenoten bezaten alle politieke rechten alle steden waren met Rome verbonden door militaire verplichtingen

Hoe de samenleving veranderde

Op een dag verscheen op het Forum een oude man. Hij zag er ellendig uit en droeg sporen van de rampspoed die hij had ondergaan. Toch herkenden omstaanders hem en ze zegden dat hij centurio was geweest en militaire onderscheidingen had gekregen. Hij vertelde:

'Terwijl ik in de oorlog tegen de Sabijnen diende, verwoestten vijanden mijn land. Ze stalen mijn bezittingen, brandden mijn boerderij plat en verdreven mijn vee. Toen nadien oorlogsbelasting van mij geëist werd, kon ik die enkel betalen door te lenen. De hoge rente op de lening verhoogde alleen maar mijn schuld. Ik zag geen andere oplossing dan de boerderijen van mijn vader en grootvader en al mijn bezittingen te verkopen. Maar dat was nog niet genoeg. De schuldeiser voerde mij af naar een ondergrondse werkplaats. Ik werd een levende dode.' (Naar: Titus Livius, Ab urbe condita)

Niet van het begin af was ik de buurman van een rijkaard. Rondom mij bevonden zich vele bewoners van gelijke stand die als goede buren leefden en ieder voor eigen gebruik hun klein stuk land bebouwden. Hoe is dat nu anders! De grond die eens het bestaan verzekerde van van al deze burgers, is nu één latifundium en behoort toe aan één enkele rijke man. Dit bezit deint naar alle zijden uit. De hofsteden die het opslokte, werden gesloopt en de heilgdommen der vaderen zijn verwoest. De eigenaars van vroeger zijn weggetrokken met vrouw en kroost. Nu ligt de wijde vlakte stil en verlaten. Hier ligt de tuin van de rijkaard, daar zijn akkers, hier zijn wijbergen, ginds zijn weiden en bossen ... (In: Pfister, Ondergang van het Imperium Romanum)

Het oude onderscheid tussen de standen was door de veroveringen een conflict geworden tussen patriciërs en de elite van de plebejers (optimates) enerzijds en de lagere klassen van de plebejers (populares) anderzijds. Het oude standenverschil, patriciërs tegenover plebejers, werd nu een klassentegenstelling van arm tegenover rijk.

Fig. 2.5 Reconstructie van een grote plattelandsboerderij, een villa rustica, op basis van archeologische vondsten ten noorden van Rome. De uitgestrekte landbouwgronden eromheen werden bewerkt door buitgemaakte slaven en krijgsgevangen die hun vrijheid hadden verloren in de oorlog.

VRAAG 4

Hoe veranderden de veroveringen de Romeinse samenleving?

optimates De adel bestond uit de geboorteadel (optimates = de besten) en de ambtsadel (nobiles = geldadel). Ambten waren onbetaalde erefuncties. Gewone plebejers hadden niet het geld om een dure campagne te voeren. De bovenlaag van de plebejers en de vroegere patriciërs werkten soms samen als senaatspartij in de Senaat. populares (populus = volk) of het zeer arme volk (= proletariaat of bezitlozen) dat als volkspartij in de volksvergadering zijn belangen moest bevechten.

OPDRACHT 5 Onderzoek hoe de samenleving veranderde door de veroveringen.

1 Lees de bronnen Doc 4 en Doc 5

Vul het schema aan met de ontbrekende woorden. Kies uit: soldatendienst, slaven, schulden, verkoop land, grootgrondbezit, proletariaat

kleine boeren lange afwezigheid door

naar de stad

grote boeren gebruik van krijgsgevangenen als meer productie, meer omzet

aankoop landerijen rijke bovenlaag

2 Hoe wordt de sociale ongelijkheid genoemd die ontstaat door de veroveringen? Leg uit.

3 a Vul het schema aan aan met de woorden die passen bij standenverschil en klassenverschil. Kies uit: rijk, plebejers, arm, patriciërs

standenverschil klassenverschil

VEROVERINGEN

slaven, landerijen

optimates: rijke elite populares: proletariaat

b Wie van beide partijen heeft het meeste voordeel gehaald uit de veroveringen?

c Wie zijn de verliezende bevolkingsgroepen? Doorstreep wat niet past. kleine boeren / grootgrondbezitters / handelaars / bankiers / ondernemers / populares / patriciërs / soldaten / optimates / ambachtsman

d Is deze ongelijke toestand volgens jou op termijn houdbaar? Motiveer je antwoord.

Opgang naar gelijke rechten

Tijdens de vele oorlogen die de Romeinen voerden om hun grondgebied te verdedigen en uit te breiden, werden de patriciërs steeds rijker. Zij namen de overwonnen gebieden in bezit, evenals de buitgemaakte slaven. De plebejers waren de grootste slachtoffers van de vele oorlogen. Zij moesten immers hun akkers in de steek laten om te gaan vechten, terwijl de patriciërs de velden verder konden laten bewerken door hun slaven. Kleine boeren moesten hun gronden verkopen of gaan lenen bij de patriciërs om er terug bovenop te komen. Dat was zeer riskant! Wie zijn schulden niet kon terugbetalen, moest zichzelf en zijn gezin aangeven als slaaf bij de schuldeiser. In vier grote stappen zullen de plebejers gelijke rechten met de patriciërs moeten bevechten.

Plebejers in proteststaking De opstandelingen verschuilden zich gedurende meerdere dagen in een met wal en gracht versterkt kamp op de Heilige Berg. Ze aten en dronken enkel wat nodig was voor hun levensonderhoud, werden door niemand lastiggevallen en deden niemand kwaad. In de stad heerste een ware paniek door de wederzijdse achterdocht. Het plebs dat werd achtergelaten in de stad, was bang voor een gewelddadig optreden van de patriciërs, die op hun beurt de achtergebleven plebejers vreesden. Daarom besloten de patriciërs Menenius Agrippa, een welsprekend en volksgeliefd man naar het volk te sturen. Hij wist de gemoederen te bedaren ...

Concilium Tributa

De schuldencrisis onder de plebejers was bij het begin van de 5de eeuw zo erg geworden dat zij in 494 v.Chr. weigerden om deel te nemen aan een veldtocht (tegen de Aequi) en een uittocht begonnen naar de Heilige Berg, even ten noorden van Rome. De situatie was zo ernstig dat de patriciërs toegevingen moesten doen. Het volk eiste en kreeg een eigen volksvergadering, die per tribus of district vergaderde (vandaar Concilium Tributa) waarin de rijken geen meerderheid meer hadden en het volk eigen wetten kon stemmen.

Daarna begonnen de onderhandelingen over het herstel van de eendracht, en er werd een vergelijk getroffen: het plebs zou zijn eigen magistraten hebben, die het recht hadden om hulp te verlenen tegen de consuls: het zou een patriciër niet toegelaten zijn dit ambt te bekleden. Zo werden twee volkstribunen aangesteld.

(In: Titus Livius, Ab urbe condita)

2 volkstribunen + 2 volksedielen

De nieuwe volksvergadering koos zijn eigen ambtenaren.

• Twee volkstribunen (ambtenaren die opkwamen voor gelijke behandeling van mensen, bijstandverleners)

• twee volksedielen (handhavers van de openbare orde, een soort politie)

Ze konden door hun vetorecht maatregelen van andere magistraten tegen burgers blokkeren. Zelf waren ze onschendbaar (konden niet vervolgd worden). Daarmee was een eerste stap gezet in de klassenstrijd: plebejers kregen beschermers die de belangen van het volk verdedigden tegen de willekeur van machtige patriciërs.

Gewoonterecht opgetekend

Indien een schuldenaar niet betaalt, daag hem dan voor het gerecht; zo hij niet verschijnt, neem dan getuigen, verplicht hem; zo hij uitstel zoekt en er wil vandoor trekken, leg de hand op hem (...) Als de schuld erkend is en de zaak geoordeeld, blijven 30 dagen uitstel.

Daarna brengt men hem voor de rechter. Als niemand zich voor hem borgstelt, zal de schuldeiser hem meevoeren en vastbinden.

(In: De XII Tafelenwet)

Wet XII Tafelen (450 v.Chr)

Een van de ergerlijkste praktijken was de onrechtvaardigheid van de consuls bij de rechtspraak. Tegen die misbruiken kon weinig gedaan worden omdat er geen geschreven wetten bestonden. Daarom eisten de plebejers dat de wetten opgetekend werden. Zo ontstond de Wet der XII Tafelen. Het principe was nu: wet is wet, voor iedereen!

• De ongeschreven wetten van het gewoonterecht werden op 12 stenen tafelen gebeiteld en opgesteld op het Forum zodat iedereen ze kon raadplegen.

• In 445 v.Chr. werd ook het huwelijksverbod tussen patriciërs en plebejers opgeheven

VRAAG 5

Hoe verliep de strijd tussen patriciërs en plebejers om gelijke rechten?

De Tribunus plebis of volkstribuun behartigt de belangen van het gewone volk. Volkstribunen zijn plebejer (steeds met twee zoals voor alle ambten), hebben vetorecht tegen maatregelen van de patriciërs, kunnen wetsvoorstellen doen en zijn zelf onschendbaar.

OPDRACHT 6 Bestudeer de strijd om gelijkheid van de plebejers met de patriciërs.

1 Lees de teksten bij de stappen in de opgang naar gelijkheid. Noteer kort de problemen. 1. 2. 3. 4.

Licinische Wetten (367 v.Chr)

De veroverde gebieden behoorden toe aan de staat, maar werden aan de patriciërs verpacht die zich weldra als de eigenaars beschouwden.

• Door deze wetten konden de patriciërs nog 125 ha per persoon bezitten. De rest werd ter beschikking gesteld van de kleine boeren.

• Eén van de consuls moest voortaan ook plebejer zijn. Dit was een belangrijke stap, want de beide consuls moesten altijd gelijke besluiten nemen door het vetorecht tegen elkaar.

Toegang tot nieuwe ambten

Na de Licinische Wetten duurde het niet lang meer of ook de andere ambten werden opengesteld voor de plebejers. En wie magistraat kon worden, kon ook doordringen tot de allerhoogste vergadering: de Senaat. Hoge ambten

• consuls: hoogste magistraten

• dic tator: alleenheerser voor 6 maand

• praetoren: namen de rechtsmacht over van de consuls

• censoren: stelden burgerlijsten op Lagere ambten

• questoren: beheer van de schatkist

• k rijgstribunen: legerofficieren

• volksedielen: openbare orde

• pontifices: gewone priesters

BEPERKING LANDBEZIT

Deze wet schafte het Patrum auctoritas af, de goedkeuring of bekrachtiging door de Senaat van wetten door het volk gestemd. Op dit moment waren reeds zoveel plebejers magistraat geweest en senator, dat wetten stemmen zonder tegenspraak feitelijk reeds de realiteit was. Na hun ambtsjaar vonden de magistraten elkaar gewoonlijk terug in de Senaat. Zij waren ervaren politici die, hoewel uiterlijk met geen enkele macht bekleed, toch zoveel gezag bezaten dat hun mening gewoonlijk werd gevolgd. Op politiek vlak was het standenverschil patriciër-plebejer weggewerkt. Op sociaal vlak gaapte er nog een enorme kloof tussen arm en rijk.

POLITIEKE GELIJKHEID

2 Som hier (chronologisch) de vier maatregelen op die de oplossing moesten zijn voor de problemen in de opgang naar gelijkheid. 1. 2. 3. 4.

Lex Hortensia (286 v.Chr)

Zeldzame steen ontdekt die de stadsgrens van het oude Rome afbakende

Archeologen hebben een zeldzame steen ontdekt die de grens aanduidde van het 'pomerium', het hart van het oude Rome. De steen dateert uit de regeerperiode van keizer Claudius en is nu aan het publiek voorgesteld. De steen werd op 17 juni gevonden bij graafwerken voor het omleggen van een riool onder het plein waar het recent gerestaureerde mausoleum van keizer Augustus staat.

POMERIUM

De steen duidde de grens aan van het 'pomerium', een gewijd stuk grond in het centrum van het oude Rome dat de 'Urbs' vormde, de stad. Al de rest was 'Ager', gebied dat aan Rome toebehoorde. Volgens de overlevering was het de mythische stichter van Rome, Romulus, die met een ploeg de oorspronkelijke grens van het

Luc De Roy, in: Knack nr. 25, 19 juli 2021 Leestekst

pomerium rond de stadswallen trok. Het pomerium was niet omwald, zoals bijvoorbeeld de Verboden Stad in Peking, maar de grens ervan werd aangeduid met grensstenen, cippi, zoals er nu één gevonden is. Het was verboden in het pomerium te wonen, te ploegen, te bouwen, doden te begraven en wapens te dragen. Magistraten verloren er een deel van hun bevoegdheden en generaals en hun legers mochten er niet binnen. Op de steen staat een inscriptie die het de archeologen mogelijk heeft gemaakt de grenssteen te dateren in de tijd van keizer Claudius (10 v.Chr.-54). Vanwege zijn belang en betekenis werden de grenzen van het pomerium slechts zelden aangepast, omdat degene die dergelijke veranderingen doorvoerde zich als het ware opwierp als de 'nieuwe stichter' van de stad. De schrijver Tacitus vermeldt dat volgens de traditie alleen wie het grondgebied van het Romeinse Rijk had uitgebreid, het pomerium mocht vergroten. En dat is precies wat Claudius gedaan heeft: na de verovering van Brittania, en dus de uitbreiding van het grondgebied, vergrootte hij in 49 van onze tijdrekening het pomerium en bakende hij de nieuwe heilige, burgerlijke en militaire grens af 'met 33 grensstenen'. In de inscriptie op de steen 'Auctis Populi Romani Finibus Pomerium Ampliavit Terminavitque' wordt dan ook vermeld dat hij nadat hij het grondgebied van het Romeinse volk heeft doen toenemen, het pomerium heeft uitgebreid en afgebakend. Tien andere grensstenen van Claudius zijn tot hiertoe al gevonden, maar de laatste vondst voor deze dateert uit 1909, al meer dan honderd jaar geleden. Bovendien is van die andere stenen alleen het deel met de inscriptie bewaard gebleven. Deze steen, die zowat een meter in de grond zat en er een meter bovenuit stak, is grotendeels bewaard en geeft de archeologen een beter beeld van de afmetingen van de grensstenen.

Een kaartje van het pomerium ten tijde van keizer Augustus, in roze. Twee van de zeven heuvels van Rome, de Aventijn en de Capitolijn, liggen niet in het pomerium. Hun grenzen zijn afgebakend in het geel. Public domain/Heinrich Kiepert (1903).

Een carrière in de politiek

Na de val van de koningen komt de koninklijke macht in Rome in handen van twee 'praetoren'. Zij waren tijdens het koningschap legeraanvoerders geweest die behoorden tot de ontevreden klasse van de aristocraten die in een soort paleisrevolutie een einde maakten aan de monarchie. Later krijgen zij het staatsgezag in handen en worden zij consuls genoemd. Hun macht is erg absoluut. 'Consuls' behoren tot de oude adelstand, de patriciërs. Ze zijn steeds met twee zoals dat het geval is voor alle ambtenaren, en moeten steeds eensgezind beslissingen nemen gedurende hun ambtsperiode van 1 jaar. Na een tussentijd van 10 jaar kunnen ze eventueel herverkozen worden. Daarin ligt precies de kracht van het systeem: een haast onbeperkte macht gedurende een korte tijd en in overleg met de collega om het machtsevenwicht te garanderen. Consuls voeren de wetten uit, hebben een beslissende rol bij legeroperaties (één voor de stad en één voor het grondgebied buiten de stad), zitten de volksvergadering voor en roepen de Senaat samen. In dringende nood stellen ze een dictator aan om krachtig militair op te treden. Ze voeren ook het algemeen beleid en regelen de financiële aangelegenheden. Na hun bestuursperiode komen ze meestal in de Senaat terecht en daar is hun stem gezaghebbend of - wanneer Rome ook buiten het schiereiland militair optreedt - ze worden proconsul in een provincie zonder collega en langer dan 1 jaar. Het proconsulaat zal leiden tot ergerlijke praktijken van uitbuiting. Oud-consuls hadden veel geld moeten besteden in de verkiezingsstrijd om de volksgunst af te kopen en tot consul verkozen te worden. Een bestuurspost in een buitenlandse provincie was een middel om in korte tijd rijk te worden door zware belastingen te heffen.

'Edielen' waren oorspronkelijk tempelwachter op de Aventinus (Aventijn) waar de markt gehouden werd. Hun bevoegdheid was waken over de orde in de gebouwen, op de markt en in de straten. Ook de voedseltoevoer, de activiteiten in de theaters en stadions, de bevoorrading en de organisatie van de spelen stond onder hun toezicht.

'Questoren' waren er ook al onder de koningen. Zoals hun naam zegt, waren het ondervragers, vermoedelijk onderzoeksrechters en helpers van de rechters, de' praetoren'. In de Republiek werden zij beheerders van het staatsarchief en de schatkist of staatssecretarissen van financiën.

Het meest eerbiedwaardige ambt was dat van 'censor ' dat meestal aan oud-consuls werd verleend. Zij stelden de census op of de lijsten van de burgers. Op basis van die lijsten werden de belastingen bepaald, het aantal dienstplichtigen en de vermogensklasse. Een censor beoordeelt ook het gedrag van de burgers (vandaar censuur) en hij heeft de macht om een burger het stemrecht te ontnemen. Om de vijf jaar stelde hij de lijst op van senatoren. Op die manier konden zij ook kandidaten weren uit de Senaat.

Ambten werden niet bezoldigd: een openbaar ambt uitoefenen was een eer die alleen een Romeins burger kon te beurt vallen. Een ambtelijke carrière werd 'cursus honorum' of ereloopbaan genoemd. De wet bepaalde de volgorde in het bekleden van ambten: questor, praetor, consul. Het ambt van ediel kwam gewoonlijk tussen questor en praetor. Om een onbetaald ereambt uit te oefenen moest men wel vermogend zijn, niet voor de arme man dus.

De Senaat was het meest Romeinse bestuursorgaan. Ten tijde van de koningen bestond hij uit een aantal (oorspronkelijk een honderdtal) raadgevers. Het was een ambt voor het leven omdat de keuze beperkt was tot adellijke familiehoofden en het was erfelijk. Bij het begin van de Republiek waren er 300 senatoren, later werd het aantal uitgebreid tot 600 en zelfs meer. Ze werden in de vroege Republiek door de consuls aangeduid, later deed de censor dat. De Senaat was een soort voogd van het volk die toekeek en zijn instemming verleende aan de besluiten van het volk in de Volksvergadering. Dat maakte de Senaat tot het machtigste staatsorgaan van de Republiek, want het laatste woord was altijd aan deze 'patres', vaders van het volk.

Senatoren handelden niet in geldzaken, hun ambt was immers een ereambt. Wie dat wel doen zijn de 'equites ' of ridders. Zij behoorden tot de eerste vermogensklasse omdat zij in de ruiterij de kosten van een eigen paard konden dragen. Al vrij vlug zullen zij het economische leven gaan beheersen als bankiers, staatspachters, groothandelaars en ondernemers. Zij zullen in de latere klassenstrijd tussen rijk en arm een belangrijke rol spelen.

Het Romeinse leger

Uit de gentes van de drie oorspronkelijke tribi (stammen) werden weerbare mannen opgeroepen om de velden te beschermen bij roofovervallen. Daaruit ontstond een leger van ca. 8000 man voetvolk en 800 ruiters, vaak gedeeltelijk opgetrommeld en het ging terug naar huis in de oogsttijd, want de meeste soldaten waren boeren. Soms voerde het zelf strooptochten uit of werd bij ernstige conflicten nieuw gebied ingepalmd. Servius Tullius verdeelde de burgers in vijf klassen volgens hun rijkdom om op grond daarvan een aantal centuriën - de belangrijkste legerenheidte vormen met de wapenrusting die ze zich konden veroorloven volgens hun klasse en zelf moesten betalen. Onder de Etruskische koningen had het leger veel weg van het oud-Griekse leger, bewapend als hopliet en opgesteld in de strijdformatie van de falanx. In het begin van de 4de eeuw v.Chr. had dictator Camillus 10 jaar nodig om Veii te veroveren. Hij oordeelde dat de legerformatie te log was om te vechten en zich snel te verplaatsen. Hij verving het hoplietenleger door legioenen, opgesteld in een wendbare manipulaire slagorde. De soldaten werden nu ook niet meer ingedeeld volgens rijkdom, maar volgens ervaring en leeftijd. De staat leverde voortaan de wapens. De belangrijkste legerhervormingen kwamen er door consul Marius rond 100 v.Chr. Hij maakte van het leger van dienstplichtige boeren een staand of permanent beroepsleger. Door de oorlogen was de boerenstand sterk verarmd en uitgeweken naar de stad waar vaak ook geen werk was. Hierdoor kwam er een nijpend tekort aan dienstplichtige boeren en het proletariaat vergrootte. Door de laagste klassen, ook bezitlozen, tot het leger toe te laten, loste Marius dit probleem op. Een beroepsoldaat kreeg een intensieve opleiding, een andere uitrusting en soldij. Bovendien kreeg hij na 25 jaar dienst een stuk grond, een som geld van ingehouden soldij en volwaardig Romeins burgerrecht. Omdat de soldaten beter getraind werden en gemotiveerd, was het leger nu een echte vechtmachine.

Hulptroepen

Na de veroveringen op het schiereiland ontstaat het Romeinse Rijk en vonden de militaire acties steeds verder van Rome plaats. Daarvoor werden plaatselijk soldaten (niet-Romeinen) gerekruteerd. Deze hulptroepen stonden onder het bevel van hun eigen aanvoerders en werden vooral ingezet voor de bescherming van de grenzen.

Elke soldaat was uitgerust met twee ‘pila’, werpsperen die zo’n 30 meter ver konden worden gegooid in twee aanvalsgolven. Pas daarna trok hij zijn korte zwaard voor man-tegen-man gevechten.

Elk van de drie infanterielinies was onderverdeeld in 10 ‘manipels’ van 120 tot 160 manschappen. De voorste linie bestond uit de jongste soldaten, de ‘hastati’. Zij kwamen uiteraard het eerst in contact met de vijand. Als ze uitgeput raakten, trokken ze zich terug tussen de ‘principes’, de tweede rij mannen van rond de 30 jaar, die vervolgens ook met hun speren in de aanval gingen. De achterste linie, de ‘triarii’ waren de veteranen en zij werden onververdeeld in kleinere manipels van 60 man. Ze kwamen slechts op het allerlaatste moment in de strijd, als de vijand er in geslaagd was om tot daar door te dringen. Vandaar kwam het gezegde voort ‘de triarii zijn bereikt’, wat beduidde op een benarde situatie.

Rome botst met Carthago 3

Met de veroveringen werd Rome meer dan een gewone stadstaat. Eerst werden de vele volkeren van het schiereiland verbonden met elkaar onder het gezag van Rome. Als Rome heel Italië onderwerpt, wordt het een volk met een land. Door de verdere veroveringen wordt het een rijk.

VRAAG 6

Hoe was het Romeinse leger georganiseerd?

manipulaire slagorde legeropstelling in drie linies met manipels, de kleinste zelfstandige legereenheid

Romeins leger

Een legioen was de basis van het leger. Het hele leger telde ca. 28 legioenen en evenveel hulptroepen.

1 legioen = 10 cohortes (geen legereenheid, wel een manier om eenheden te groeperen of te tellen)

1 cohort = 3 manipels

1 manipel = 2 centuriae

1 centurie

= 10 contubernia

1 contubernium

= 1 tent of 8 soldaten

OPDRACHT 7

Bestudeer de organisatie van het Romeinse leger.

1 Bereken het aantal soldaten (legionairs) van volgende legereenheden. Ga uit van 8 soldaten per tent. Raadpleeg de informatie in de randkolom.

• contubernia:

• centurie: • manipel: • cohort:

• legioen: tot 6000 op volle sterkte • leger: tot 400 000 soldaten Elke legereenheid werd aangevuld met officieren, koks, boogschutters, dokters ...

Zoek op. Hoe groot is ons leger?

2 Wat stellen de tekeningen voor? Formuleer hierbij telkens een belangrijk voordeel. 1.

Fig. 3.1 Reconstructietekening van het legerfort (castella) van Saalburg. Dit type legerkamp was ingericht voor langdurig verblijf aan de grenzen (limes). Mettertijd kregen zulke versterkte kampen walmuren en enkele stenen gebouwen, naast de permanente barakken. Vaste kampen trokken veel bedrijvigheid aan en groeiden soms uit tot steden. In een winterkamp verbleven soldaten in het winterseizoen, als de oorlogen stillagen. Dan werd er getraind. Zomerkampen waren slechts enkele nachten in gebruik, als uitvalsbasis tijdens een oorlogscampagne. Een leger op mars verbleef één nacht in een marskamp , met tenten als onderkomen. Alle kampen hadden een gelijkaardige opbouw.

3.

De Punische oorlogen

Na de onderwerping van Italië raakte Rome al vlug in conflict met Carthago. Die stad beheerste de handel in het westelijk bekken van de Middellandse Zee. De inzet van de strijd was aanvankelijk het eiland Sicilië, een rijke graanschuur met strategische ligging. Het conflict zal uitgevochten worden in drie Punische oorlogen die meer dan 100 jaar duren (264-146 v.Chr.). Rome wordt baas in het westen van de Middellandse Zee, maar de expansie gaat verder.

Eerste Punische Oorlog (264-241 v.Chr.)

De Griekse stad Syracuse raakte op Sicilië in conflict met een Romeinse kolonie. Syracuse riep Carthago te hulp en Rome besliste de oorlog aan te gaan met Carthago omdat het Carthago vreesde, op slechts enkele kilometer van de Griekse kolonies in Zuid-Italië. De landmacht Rome moest dan een vloot bouwen om de zeemacht Carhago te kunnen bestrijden. Rome rustte zijn schepen uit met brede enterbruggen: eerst werd het vijandelijk schip geramd, dan klonken de enterbruggen de schepen aan elkaar en werd er gevochten als in een veldslag. Rome won uiteindelijk. De vrede was hard: Carthago moest een zware oorlogsschuld betalen, zijn vloot inleveren en toestemming vragen als het nog een nieuwe oolog wilde beginnen. Carthago, dat vocht met huurlingen, kon door de hoge schuld zijn leger niet meer betalen. Rome maakte van de situatie gebruik om ook de Carthaagse kolonies op Sardinië en Corsica te annexeren. De eilanden waren het eerste wingewest van Rome buiten Italië, een provincie, bestuurd door een proconsul.

Tweede Punische Oorlog (218-202 v.Chr.)

Carthago probeerde, ter compensatie voor de verloren gebieden, zijn kolonies in Spanje uit te breiden tot aan de Ebro. Dit gebied was rijk aan goud- en zilvermijnen. Daar kwam het dan weer in botsing met Griekse kolonies en bondgenoten van Rome. Publius Cornelius Scipio, een zeer bekwaam generaal die geen enkele veldslag verloor, werd uitgestuurd. Hij stond daar tegenover een al even geniaal Carthaags veldheer, Hannibal. Hij verlegde het strijdtoneel: met olifanten trok Hannibal over de Alpen en ondernam een helse tocht door Italië waarbij hij de Romeinen in 216 v.Chr. verpletterend versloeg te Cannae. Rome lag nu binnen handbereik, maar hij treuzelde omdat hij verzwakt was en hoopte bondgenoten van Rome te kunnen losmaken, wat niet lukte. Scipio was ondertussen overgestoken naar Noord-Afrika en bedreigde Carthago. Hannibal was dus wel gedwongen terug te keren om zijn vaderland te verdedigen. In de slag bij Zama (202 v.Chr.) werd hij definitief verslagen. Dit was het einde van de grootmacht Carthago. Spanje werd een nieuwe provincie voor Rome.

Derde Punische Oorlog (149-146 v.Chr.)

Om te overleven na de oorlog, schakelden Carthago en heel Noord-Afrika over van de handel naar de landbouw. Vooral de grootgrondbezitters in Italië zijn niet gelukkig met deze ontwikkeling. Zij stellen vast dat 'Africa' (Carthago) grote hoeveelheden wijn en olie exporteert naar het Westen. Het initiatief tot vernietiging van Carthago, nu een economische concurrent, kwam van de eigenaars van latifundia die ook veel macht hadden in Rome. Toen Carthago toch een oorlog begon tegen de Numidiërs die hun kans schoon zagen om hun gebied uit te breiden, brak de oorlog los. De kleinzoon van Scipio Africanus belegerde de stad drie jaar en maakte haar dan met de grond gelijk. Het vroegere Carthaags gebied werd de Romeinse provincie Africa.

Nog tijdens deze oorlog werd ook Macedonië als provincie ingelijfd (146 v.Chr.). Pergamum, een centrum van hellenistische cultuur en een regionale grootmacht in Klein-Azië, kwam in 133 v.Chr. bij testament aan Rome, nu als de provincie Asia.

Rome versus Carthago ca. 264 v.Chr.
Carthaagse bondgenoten
Rome en bondgenoten
Griekse gebieden Carthaagse invloedssfeer
Fig. 3.2 Gebieden onder controle van Carthago en Rome voor de Punische ooorlogen
Fig. 3.3 Het Romeinse Rijk tegen het einde van de Republiek

VRAAG 7

Hoe ontstond het Romeinse wereldrijk?

Carthago nederzetting van Fenicië op de Noord-Afrikaanse kust (nu: Tunesië), gesticht in 814 v.Chr. De Feniciërs noemden de kolonie 'Kart Hadasjt' of nieuwe stad. De Romeinen maakten er 'Carthago' van en de inwoners noemden ze 'Puni', vandaar Punische oorlogen

proconsul een magistraat die consul geweest was in Rome. De senaat benoemde deze ex-consuls vaak tot gouverneurs van een provincie, waar ze zich vaak schaamteloos verrijkten ten koste van de plaatselijke bevolking.

Imperium Romanum het Romeinse Rijk zoals dat ontstond door veroveringen buiten Italië

OPDRACHT 8 Vat samen: de veroveringen in het westen van de Middellandse Zee.

1 De veroveringen van Rome waren alleen mogelijk door een sterk leger. Welk van de volgende kenmerken is het belangrijkst voor het succes van Rome? Waarom? � groot � goed georganiseerd � gedisciplineerd � gemotiveerd � getraind

2 a Maak een kort schematisch verslag van het verloop van de Punische oorlogen. Doc 6

verloopeerste Punische oorlogtweede Punische oorlog derde Punische oorlog aanleiding

De staatsman

Marcus Porcius Cato had als jongeman die (tweede) oorlog meegemaakt en riep na elke redevoering, ongeacht het onderwerp: 'Ceterum censeo Carthaginem esse delendam'. (Overigens ben ik van mening dat Carthago verwoest moet worden).

In het jaar waarin Cato stierf, in 149 v.Chr., verklaarde Rome uiteindelijk opnieuw de oorlog aan Carthago.

strijd en gebeurtenissen afloop en voorwaarden gebied onder controle na de oorlog

b Op welk moment van de oorlogen was Rome dicht bij de ondergang gekomen?

c Welke vredesvoorwaarde werd Carthago fataal? � hoge herstelbetaling � geen vloot meer � geen eigen buitenlands beleid meer d Wat is de uitkomst van deze oorlogen met Carthago?

Burgers in oorlog

Het

langdurig oorlogvoeren buiten Italië had de kloof tussen arm en rijk angstwekkend uitgediept: rijken kochten massaal de in verval geraakte boerenbedrijfjes op en werden superrijk, de middenstand die ooit voor zichzelf zorgde en de ruggengraat was van het leger en de staat, degradeerde tot een groeiende massa onberekenbaar stadsproletariaat. In de tweede eeuw v.Chr. veroorzaakte deze toestand een crisis in de Romeinse samenleving. In de politiek was de Senaat verdeeld in aanhangers van de Populares, de Volkspartij die opkwam voor de belangen van armen en bezitlozen en de Optimates die de geboorteadel en de rijke grondbezitters vertegenwoordigden.

Rijk tegen arm

De gebroeders Gracchus die uit een heel aanzienlijke familie stamden, probeerden aan de schrijnende ongelijkheid iets te doen. Tiberius Gracchus was in 133 v.Chr. tot volkstribuun verkozen. In die functie kon hij wetsvoorstellen doen die door de afschaffing van het Patrum auctoritas (287 v.chr.) voor het hele volk golden. Hij wilde op een wettige manier de kleine boeren en de middenstand in ere te herstellen. De Senaatspartij van de grondbezitters, wist zijn collega volkstribuun te overhalen om zijn veto te stellen tegen herverdeling van akkergrond. Tiberius zette zijn collega af met de steun van de Volksvergadering omdat het vetorecht was misbruikt. Toen hij zich ook nog herverkiesbaar wilde stellen, wat niet voorzien was in de wet, was de maat vol voor de optimates. Bij daaropvolgende straatgevechten tussen voor- en tegenstanders werden Tiberius en 300 van zijn aanhangers vermoord. Hun lijken belandden in de Tiber.

Tiberius

Gaius

Gracchus

strijd tegen ongelijke samenleving AKKERWETKORENWET

Marius

leider van de volkspartij

goed veldheer

BEROEPSLEGER

Om de boerenstand te herstellen vaardigde Tiberius Gracchus de Akkerwet uit. Hij had het plan opgevat publieke staatsgrond die onbewerkt bleef, tegen een kleine vergoeding te verdelen onder de arme boeren. Dat wekte grote wrevel op bij de grootgrondbezitters. Verder wilde hij de Licinische Wetten (367 v.Chr.) die bezit van staatsgrond beperkten, maar nooit waren toegepast, tegen een schadevergoeding onteigenen. Hij moest het bekopen met zijn leven. Tien jaar later zette Gaius Grachus het hervormingswerk van zijn broer verder. Met de Korenwet verdeelde hij goedkoop graan onder de armen, maar toen hij als volkstribuun (nu wettelijk toegestaan) voor het volgende jaar was herkozen, verloor Gaius aan populariteit bij rijk en arm. Omdat hij opstanden vreesde in het binnenland, wilde hij aan de Italische bondgenoten Romeins burgerrecht verlenen in ruil voor het beschikbaar stellen van hun land om te verdelen onder arme burgers. Armen kregen ook gratis toegang tot volksvermaak met spelen, wagenrennen en gladiatorengevechten. Ze wilden al deze voorrechten niet delen met anderen. Ook hij werd bij onlusten in Rome vermoord.

Sulla

leider van de senaatspartij

onhandig politicus wrede dictator

BONDGENOTENOORLOG

Tegen het einde van 2de eeuw krijgt Rome af te rekenen met buitenlandse bedreigingen. In Noord-Afrika wilde de Numidische koning Jugurtha een groot rijk stichten. Kort daarna wilden Cimbren en Teutonen, rondzwervende Germaanse stammen, Italië binnendringen. Marius, een bekwaam generaal, versloeg met hervormde legioenen deze belagers. Zijn soldaten uit de klasse van armen en bezitlozen, vochten voor de soldij en de bevelhebber die hen liet delen in de buit. Zo werd het leger een wapen in handen van ambitieuze militairen. Niet de senaat, wel de legergeneraals en de gunst van het volk, verdeeld in kampen, bepaalden voortaan de politiek. Sulla, een verdienstelijk officier onder Marius, werd zijn tegenstander. Hij kreeg het opperbevel tegen de Italische bondgenoten die dezelfde rechten eisten als de Romeinen (Bondgenotenoorlog, 91-88 v.Chr.). Marius, intussen voor de zevende keer consul geworden, zuiverde Rome van Sulla's aanhang. Toen Sulla terugkeerde van een oorlog in het oosten, rukte hij op tegen Rome en Marius werd vogelvrij verklaard. Sulla werd aangesteld als dictator voor onbeperkte tijd waardoor de militaire dictatuur ontstond. De Senaat kreeg 300 leden bij, ter versterking van de optimates.

HERSTELD

De Republiek in verval 4

De laatste eeuw van de Republiek was een tijd vol onrust door de diepe kloof tussen arm en rijk. De politiek kon of wilde dit probleem niet oplossen. Legeraanvoerders vochten om de macht, maar dat ontspoorde in burgeroorlogen die het einde van de Republiek veroorzaakten.

VRAAG 8

Hoe ging de Republiek ten onder?

vogelvrijverklaring (= proscriptie) iemand buiten de bescherming van de wet stellen met verlies van mensenrechten zoals bezit en burgerrecht

OPDRACHT 9 Ga na hoe de Romeinse samenleving in crisis verzeilde.

1 a Hoe ontwrichtte het langdurig oorlogvoeren de Romeinse samenleving?

b Schrap wat niet past. De Senaat als hoogste bestuursorgaan was erg verdeeld / eensgezind over de aanpak van het probleem. De Volkspartij eiste toepassing van vroegere wetten / Akkerwet gratis staatsgrond. De Senaatspartij wilde sociale hervormingen / geen Akkerwet Burgerrecht voor iedereen werd gevraagd door het volk / de Senaat / de bondgenoten.

2 a Legeraanvoerders wilden zelf politieke macht en voerden oorlog tegen elkaar. Onderstreep in de tekst met kleur de namen van de winnaars van de burgeroorlogen.

b Hoe eindigde deze periode?

periode (133- 31 v.Chr.)

tweede burgeroorlog

Crassus - Pompejus - Julius Caesar

SENAAT UITGESCHAKELD 1ste driemanschap

samen aan de macht

Na het aftreden van Sulla kregen de bondgenoten toch burgerrechten, maar drie machtige mannen sloten in 60 v.Chr. een bondgenootschap (een triumviraat) met afspraken om de invloed van de Senaat aan banden te leggen. Niets in de Romeinse politiek zou nog gebeuren zonder hun instemming. Crassus dankte zijn politiek aanzien aan zijn rijkdom, maar hij sneuvelde enkele jaren later in een oorlog tegen de Parthen in het oosten. Zo viel het driemanschap uiteen en stonden de twee andere mannen die beiden streefden naar het leiderschap over de Romeinse staat, tegenover elkaar: Pompejus had tal van militaire successen behaald en had o.a. de Middellandse Zee gezuiverd van piraten op een spectaculaire manier. Julius Caesar had roem en aanzien verworven door de verovering van Gallia (59-51 v.Chr). Toen hij de legioenen niet wilde ontbinden bij zijn terugkeer, werd Pompejus aangesteld als dictator. In 48 v.Chr. stonden de twee Romeinse legers tegenover elkaar in de slag bij Pharsalus en leed Pompejus een nederlaag. Hij vluchtte na Egypte waar hij werd vermoord toen hij daar voet aan wal zette.

derde burgeroorlog

Antonius - Lepidus- Octavianus

SENAAT DICTATUUR MILITAIRE 73 63 53 43 3127

strijd om alleenheerschappij

ONDERGANG VAN DE REPUBLIEK 2de driemanschap

Caesar was nu in feite alleenheerser, maar hij liet ogenschijnlijk de republiek bestaan. De Senaat maakte hem dictator voor 10 jaar. Tegenstanders vreesden dat hij zich tot koning zou uitroepen in de zin van de laatste Etruskische koning. Om de republiek te redden beraamden zij een samenzwering. Caesar werd neergestoken in 44 v.Chr. op de trappen van de senaat! Een nieuw triumviraat ontstond tussen Antonius, een vertrouweling en officier van Caesar, Octavianus, een erfgenaam en neef van Caesar en Lepidus, de bevelhebber van de cavalerie. De samenzweerders worden vervolgd en uitgeschakeld. Nadien werd Lepidus afgezet en de twee overblijvers werden rivalen. Als Antonius een politieke liefdesaffaire begint met de Egyptische koningin Cleopatra en haar kinderen grote delen van het Romeinse Rijk belooft, wordt hij staatsgevaarlijk. Octavianus verslaat hem in een zeeslag bij Actium in 31 v.Chr. Antonius en Cleopatra plegen zelfmoord en Egypte wordt ingelijfd als nieuwe provincie. Zo eindigden de uitputtende burgeroorlogen, maar ook de Republiek ging tenonder.

Gaius Julius Caesar wordt alleenheerser

100 v.Chr. geboorte van Caesar in een oude, voorname, maar verarmde patriciërsfamilie in Rome

90-80 v.Chr. krijgt een goede opvoeding, kent de Latijnse en Griekse schrijvers en heeft redenaarstalent Groeit op in de tijd van de burgeroorlog tussen Marius en Sulla toen steeds meer arme mensen in Rome kwamen wonen. In de politiek koos hij voor de partij van de populares. Hij begint aan een loopbaan in het leger en laat zich opmerken door zijn moed.

69-61 v.Chr. Caesar doorloopt verschillende politieke ambten: tribuun, questor, praetor en organiseert grote feesten

60 v.Chr. Om consul te worden sluit Caesar een bondgenootschap (triumviraat of driemanschap) met de twee belanrijkste mannen van Rome: Crassus heeft het geld en Pompejus het leger om alle besluiten te controleren.

59 v.Chr. Caesar wordt consul en herverdeelt landbouwgrond in het voordeel van armen en veteranen en breekt de weerstand met soldaten van Pompejus. De medeconsul wordt belet nog openbaar op te treden.

58-49 v.Chr.Na zijn consulaat wordt Caesar proconsul over Gallia Cisalpina (Noord-Italië), Illyrië en Gallia Narbonensis (de Provence) dat bedreigd wordt door Gallische stammen. Hij krijgt beschikking over 4 legioenen, verslaat de aanvallers, maar trekt daarna verder zonder toestemming van de Senaat en verovert Galliïe in een grote tocht. In 52 v. Chr. staat hij voor zijn grootste uitdaging: de verenigde Gallische stammen onder leiding van Vercingetorix die zich verschansen in Alesia.

Fig. 4.1 Vercingetorix geeft zich over aan J. Caesar (Schilderij Lionel-Noël uit 1899) door zijn wapens aan zijn voeten te gooien. Vercingetoris wilde daarmee verder bloedvergieten vermijden. Hij wordt in gevangenschap naar Rome overgebracht en op de dag van Caesars triomtocht in Rome gewurgd in zijn opdracht.

0p zijn tochten plundert J. Caesar het veroverde gebied en hij laat zijn soldaten delen in de buit. Hij maakt meer dan een miljoen slachtoffers. In Belgica worden de Euburonen volledig uitgemoord. Het verslag van zijn tochten schrijft hij neer in Commentarii de bello Gallico (Verslagen van de Gallische Oorlog) en houdt daarmee Rome op de hoogte van zijn vorderingen.

50-49 v.Chr. De termijn van Caesar was verlopen en hij moet terugkeren naar Rome. Bij de Rubicon, een riviertje in Noord-Italië, weigert hij zijn leger te ontbinden en zegt: 'Alea jacta est'. (De teerling is geworpen of: Er is geen weg terug). Een uitgestuurd leger verloor, hij rukt op naar Rome en heel wat steden kiezen de kant van Caesar. Zijn tegenstanders, waar Pompejus ondertussen bijhoort, vluchten weg uit Rome.

49-44 v.Chr. Caesar laat zich als dictator aanstellen en wordt in feite alleenheerser. Hij gebruikt zijn macht voor schitterende verwezenlijkingen: grote openbare werken voor werklozen, landverdeling in de zin van de Gracchen, rechtvaardig bestuur in de veroverde gebieden, Romeinse kolonisten naar alle uithoeken van het rijk, een nieuwe (Juliaanse) kalender met een schrikkeljaar.

44 v.Chr. Senatoren vrezen voor te veel macht in één hand. Zij beramen een aanslag. Caesar wordt vermoord.

OPDRACHT 10 Bestudeer het beleg van Alesia.

Dit is de situatie in Gallië, 53-52 v.Chr., toen Julius Ceasar over de Alpen trok. De Romeinen boden zich aan als bondgenoten tegen de Germaanse invallers uit het Oosten, maar Vercingetorix vertrouwde ze niet. In amper 10 maanden slaagde hij erin de verschillende Keltische stammen te verenigen en de Romeinse legioenen te terroriseren in ware guerrillastijl. In de herfst van 52 v.Chr. kon hij niets anders dan zich overgeven, toen hij en zijn manschappen volledig omsingeld werden op een versterkt plateau in het dorpje Alesia.

Eburonen o.l.v. Ambiorix

Nerviërs

AQUITANIA

ruiterveldslag

CELTICA

NARBONENSIS

hoofdaanval van de hulptroepen

aanvallen Galliërs

tegenaanval Romeinen (1 tegen 10)

laatste uitval Vercingetorix

7 m bredegracht

binnenste belegeringsring (18 km)

ruiterkamp

(heuvel 418 m)

verstertke muren

Gallische hulptroepen kamp Julius Caesar

uitkijktoren

infanteriekamp

buitenste belegeringsring (21 km)

1 km

ALESIA

Kelten worden Galliërs

Wie zijn de Kelten?

De Kelten behoren tot de Indo-Germaanse volkerengroep die als stamland het steppengebied had boven de Zwarte Zee. Ook de latere Grieken en Romeinen hadden hier hun oorsprong. Zij verplaatsten zich vanaf 3000 v.Chr. naar het oosten en naar Centraal-Europa in het westen. Toen de bevolkingsdruk te groot werd in dit kerngebied, zwermden ze opnieuw uit over de rest van Europa, waar ze in contact kwamen met de boerenvolken (Zie: Boeren in onze streken, AT1 p. 81).

De Grieken noemden de binnendringende stammen Keltoi, Kelten. Julius Caesar schreef in De Bello Gallico over de inwoners van Gallië: Wij noemen hen Galliërs, maar in hun eigen taal noemen zij zichzelf Kelten.

Krijgers en boeren

Georganiseerd in losse stammen, vestigden ze zich bij voorkeur in breed uitdeinende valleien met lichte bebossing en geïsoleerde heuvels. Sommige heuvels kozen ze uit tot verblijfplaats voor hun leiders. De samenleving was immers duidelijk verdeeld in twee groepen. Een kleine bovenklasse van stamhoofden en krijgshaftige edellieden vestigde zich op een heuveltop en beheerste het omliggende land, waar de boeren in verspreide dorpen woonden.

4.2 Een heuvelfort (oppidum) zoals op de Kemmelberg (154 m hoog) in Zuiwest-Vlaanderen met een Keltische wal (murus gallicus) ter verdediging.

Cultuur

De oudste periode van de Keltische beschaving wordt de vroege ijzertijd of Hallstattperiode genoemd (8ste-5de eeuw v.Chr.). IJzer was in het oosten al lang bekend. De Kelten haalden het binnen in Midden-Europa omsteeks 700 v. Chr. Ze vervaardigden er nieuwe werktuigen mee zoals de ploegschaar, maar ook wapens en prachtige sieraden. Ze controleerden vanuit hun vestiging op heuvels de nabijgelegen handelswegen. Bij ons was een belangrijk onderdeel van hun rijkdom de handel in tin, barnsteen, tin en zoutwinning aan de kust.

De rijkdom en de macht van de Keltische leiders is duidelijk merkbaar aan hun graven en grafgiften en getuigen van de wil om te blijven voortleven in de herinnering.

Onderzoek de levenswijze van de Gallische Kelten aan de hand van de tekening op de rechterkant.

Welke dieren worden hier gekweekt (veeteelt)?

Welke ambachten worden hier beoefend (nijverheid)?

Fig.
Fig. 4.3 Grafkamer van Hochmichele (D) met praalwagen, bronzen en ijzeren gebruiksvoorwerpen.
Fig. 4.4 Gouden armband (torque)

Gaius Julius octavianus wordt Augustus

63 v.Chr. Geboorte te Rome van Gaius Octavius, later bekend als Octavianus of Augustus (vanaf 27 v.Chr.). Zijn vader behoorde tot de ruiterstand en was van eenvoudige plebejsche landadel. Zijn moeder was een nicht van Gaius Julius Caesar door wie hij later werd geadopteerd bij testament.

43 v.Chr. Octavianus vormt met Marcus Antonius en Lepidus het tweede triumviraat, goedgekeurd door de Senaat. Lepidus mag Africa besturen, maar wordt later uitgeschakeld en verbannen. Antonius en Octavianus willen de samenzweerders (en hun tegenstanders) uitschakelen door proscripties en ze zitten de moordenaars van Caesar achterna in Griekenland.

31 v.Chr. Octavianus en Antonius worden rivalen als Antonius delen van het Romeinse Rijk aan Cleopatra van Egypte belooft. In de zeeslag bij Actium aan de Griekse kust overwint Octavianus hun vloten. Hij is nu de enige overblijvende machthebber. Hij ontbindt het leger bij zijn terugkeer. Door zijn prestaties wint hij veel aanzien bij het volk en de Senaat beloont hem met het bestuur over drie provincies (Hispania, Gallia, Syria) voor 10 jaar. Egypte wordt een nieuwe provincie.

28-27 v.Chr. Op 13 januari 27 v.Chr. geeft Octavianus al zijn bevoegdheden terug aan de Senaat.

'Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming van iedereen de hoogste macht in handen had, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat (28 en 27 v.Chr.) het bestuur over de staat vanuit mijn macht weer overgedragen in handen van de Senaat en het volk van Rome.' (...) Als dank voor deze weldaad heb ik bij senaatsbesluit de titel 'Augustus' gekregen. Vanaf dat moment stond ik in invloed ver boven de anderen, maar ik had niet meer macht dan de mensen die in de verschillende ambten mijn collega waren.' (Res Gestae, 34)

De 100-jarige burgeroorlog wordt officieel als geëindigd verklaard. Er zijn geen Romeinse legers meer die elkaar bevechten en de overwinnaar geeft zijn opdracht terug aan de Senaat. De oude republikeinse orde was ogenschijnlijk hersteld. Octavianus krijgt de titel van Princeps Senatus of eerste burger van de Senaat, maar hij noemt zichzelf de Princeps inter pares, de eerste onder gelijken. Hiermee vermeed hij titels als heer, koning, dictator waarmee hij de gevoelens van de Romeinen kon kwetsen en waardoor hem hetzelfde kon overkomen als zijn adoptievader. Om het nieuwe tijdperk te markeren werd de officiële aanduiding van Octavianus voortaan Imperator Caesar Augustus. In feite was een nieuw staatsbestuur gecrëëerd: het principaat, een regeringsvorm waarbij het gezag gedeeld wordt met de Senaat. Dit is het einde van de Republiek en het begin van het Keizerrijk.

Fig. 4.5 Augustus als imperator (operbevelhebber, keizer) met zijn genius (beschermgees, het genie van zijn persoon)

23 v.Chr. Octavianus krijgt het opperbevel over het leger (imperator)

19 v.Chr.consul voor het leven

12 v.Chr;opperpriester (pontifex maximus)

2 n.Chr.titel 'Vader des vaderlands'

Levensloop met twee gezichten

In Augustus zitten twee ogenschijnlijk volkomen tegenovergestelde persoonlijkheden. Enerzijds was hij de jonge, eerzuchtige, soms wrede politicus, die in de strijd om de hoogste macht zonder scrupules de wet aan zijn laars lapte. Anderzijds was hij de princeps, die – eenmaal in het bezit van de macht – er zeer wijs gebruik van maakte. Met het principaat voerde hij een nieuwe, duurzame staatsvorm in, ter vervanging van de Republiek die in de honderdjarige burgeroorlog geheel verwoest was. (In: Wikipedia, Augustus)

OPDRACHT 11 Vergelijk Caesar en Octavianus in hun streven naar politieke macht.

1 Plaats een kruisje aan de kant van de figuur waar de uitleg bij past. Doc 8 en Doc 9

carrière CAESAR (100-44 v.Chr.)

OCTAVIANUS (63 v.Chr. - 14 na Chr.)

Afkomst uit voorname, maar verarmde patriciërsfamilie groeit op in de tijd van de strijd tussen Marius - Sulla van eenvoudige, plebejische landadel (ruiterstand) als achterneef geadopteerd door zijn grootoom

Streefdoel wil een eind aan burgeroorlogen en de staat hervormen wil alleenheerschappij om almacht van de Senaat te breken

Triumviraat maakt deel uit van het 1ste driemanschap maakt deel uit van het 2de driemanschap aan de macht heeft succes door veroveringen (Gallia) en het leger krijgt aanzien door uitschakeling van Antonius na de strijd ontbindt de legioenen na de zeeslag bij Actium (31 v.Chr.) ontbindt zijn legioenen aan de Rubicon niet bij terugkeer wordt dictator, feitelijk alleenheerser geeft bevoegdheden terug aan de Senaat

Resultaat wordt vermoord wordt beloond met de titel 'Caesar Augustus'

Lees de aangekruiste vakjes na elkaar en je bekomt het verhaal van het machtsstreven.

2 a Waren Caesar en Octavianus politieke tegenstanders? Waarom?

b Wat was er gemeenschappelijk in hun streefdoel?

c De aanpak of strategie om die macht te bekomen is verschillend. Leg uit.

• Caesar:

• Octavianus:

d Hoe reageert de Senaat op de handelswijze van Octavianus?

3 a Octavianus noemt zichzelf 'Princeps inter pares'. Wat betekent dit?

b De Senaat geeft hem de titel 'Caesar Augustus'. Wat betekent dit?

c Deze nieuwe manier van besturen wordt 'principaat' genoemd. Wat betekent dit?

• principaat:

Samenhang

Vijf eeuwen Romeinse Republiek

Toen de laatste Etruskische koning verjaagd was in 509 v.Chr., ontstond de Romeinse Republiek. Besturen werd een zaak van het volk dat zijn eigen lot in handen nam. De kleine stadstaat Rome werd in vijf eeuwen tijd een wereldrijk. Door de oorlogen veranderde de samenleving grondig: sommigen werden immens rijk, anderen straatarm. Het probleem van de sociale ongelijkheid raakte niet opgelost en eindigde na een eeuw burgeroorlogen met de ondergang van de Republiek.

1 Rome wordt een Republiek

De Romeinen waren zo vol afkeer voor hun laatste koning dat ze besloten het staatsbestuur nooit meer in handen te geven van één enkele leider. De 'Res Publica', het bestuur van de staat, was voortaan een openbare zaak, een zaak van het volk. Het dagelijks bestuur en het bevel over het leger kwam in handen van twee gezaghebbende mannen, voor één jaar door het volk gekozen en ze konden elkaar met een veto tegenhouden. Vanaf 367 v.Chr. werden ze consuls genoemd. Net als voorheen lieten ze zich adviseren door de Senaat. Daar zetelden 300 senatoren, uit de rijkste en invloedrijkste patriciërsfamilies die beweerden af te stammen van de stichters van de stad of het waren ex-magistraten. Ze beheerden de schatkist, bewaakten de openbare orde, voerden openbare werken uit en bepaalden de buitenlandse politiek. Gewone, vrije mannelijke burgers kwamen voortaan samen in een Volksvergadering. Ze mochten mee beslissen over wetten van algemeen belang, over oorlog of vrede, wie consul mocht worden of wie als hogepriester bevoegdheid

kreeg voor alle godsdienstige aangelegenheden. Maar pas als de Senaat toestemming had gegeven, mocht een besluit van de Volksvergadering doorgevoerd worden. Met zo veel bevoegdheden, aanzien en bestuurservaring, en de controle over de volksvergadering, lag de werkelijke macht bij deze raadgevende vergadering.

2 Rome onderwerpt Italië

In het begin van de Republiek was Rome niet veel groter dan de andere stadstaten van Latium. De koningen hadden geprobeerd het grondgebied van Rome uit te breiden en alle dorpen te verenigen in een Latijnse Bond onder Romeins gezag. Na de verdrijving van de laatste koning zagen ze het moment schoon om Rome aan te vallen en een stuk onafhankelijkheid terug te winnen. Rome ging in de verdediging, versloeg de Latijnse buren en sloot een verdrag met hen op basis van gelijkheid. In werkelijkheid kwam het erop neer dat ze de militaire leiding aan Rome afstonden in ruil voor bescherming tegen de omringende vijandige bergvolken en dat ze troepen leverden als het nodig was. Sommige stadstaten wilden toch helemaal los van Rome. In de 4de eeuw v.Chr. leidde dit tot de Latijnse Oorlog. Rome sloot daarna alleen nog verdragen met afzonderlijke steden. Toen Rome te hulp werd geroepen tegen de Samnieten, harde bergvolken uit Midden-Italië die Campanië binnenvielen, voerde het drie oorlogen tegen hen en hun bondgenoten. Met de overwinning werd Rome baas in heel het gebied. Ook de Griekse steden in Zuid-Italië kwamen in opstand tegen Rome en zochten steun bij de Griekse koning Pyrrhus. Na de beslissende slag bij Beneventum (275 v.Chr.) stond

nagenoeg heel Italië definitief onder het gezag van Rome. Rome behandelde niet alle veroverde gebieden op dezelfde manier. Sommige gebieden werden door Rome zelf bestuurd, andere werden als bondgenoot beschouwd en kregen in grote mate zelfbesuur en Romeins burgerrecht. Dan konden ze bijvoorbeeld eigendom verwerven en een politiek ambt uitoefenen. Steden met veel rechten kwamen niet snel in opstand en boden niet gemakkelijk hulp aan andere steden om geen rechten te verspelen. 'Divide et impera' (Verdeel en heers) was het principe. In de veroverde gebieden werden dorpen gesticht waar oud-gedienden van het leger en hun families een lapje grond kregen bij wijze van pensioen. Het waren vooruitgeschoven posten of kolonies van burgers met Romeins burgerrecht in voorheen vreemd gebied. Alle gebieden betaalden belastingen en ze moesten hulptroepen leveren in ruil voor bescherming. Ze waren met Rome verbonden door heirbanen, verharde wegen voor de snelle verplaatsing van de legioenen. De veroveringen hadden een keerzijde. Veel plebejers die jarenlang op veldtocht waren geweest, vonden verwaarloosde of verwoeste boerderijtjes terug. Schulden maken en het risico lopen in schuldslavernij te vervallen als ze er niet bovenop geraakten, hun land verkopen aan de grootgrondbezitters of naar de stad trekken en in grote armoede vervallen, waren mogelijke gevolgen. Een minderheid van de plebejers werd in deze periode rijk als onafhankelijk ondernemer, als handelaar of geldschieter ...

Grootgrondbezitters kochten massaal gronden op en lieten hun uitgestrekte landerijen (latifundia) door buitgemaakte slaven en krijgs-

gevangenen bewerken. Zo werden ze superrijk. In de eerste eeuwen van de Republiek was het bestuur van het rijk bijna volledig in handen van patriciërs. Het gewone volk dat de soldaten leverde voor de oorlogen en rijkgeworden plebejers, wilden nu ook politieke macht. Eerst eiste het gewone volk in de Volksvergadering bescherming tegen de willekeur van de patriciërs, dan hun eigen onschendbare volkstribunen en daarna geschreven wetten die voor iedereen gelijk waren (Wet der XII Tafelen, 450 v.Chr.). Na de burgerlijke gelijkheid eisten ze beperking van openbaar grondbezit (Licinische Wetten, 367 v.Chr.) en toegang voor plebejers tot alle politieke ambten. De Lex Hortenia (287 v.Chr.) was voorlopig de kroon op de politieke strijd, want de Senaat kon vanaf dan geen enkele wet nog blokkeren. Maar de sociale kloof tussen arm en rijk was niet gedicht.

3 Rome botst met Carthago

In de 3de eeuw v.Chr. botste Rome met Carthago, een stad op de Afrikaanse kust die de handel beheerste in het westelijk bekken van de Middellandse Zee. Rome vreesde de zeemacht Carthago. Toen vlakbij op Sicilië een conflict ontstond tussen een bondgenoot van Carthago en een bondgenoot van Rome, begon de eerste Punische Oorlog. Rome bouwde een vloot en voorzag de schepen van brede enterbruggen die toelieten een zeeslag uit te vechten als op het land. Rome won en annexeerde daarna Sicilië en de andere eilanden. Om het verlies te compenseren, begon Carthago nieuw gebied te veroveren in Spanje, maar kwam in conflict met Griekse kolonies, bondgenoten van Rome. De Carthaagse veldheer Hannibal lokte Rome daar weg door Italië binnen te dringen. Na een verwoestende veldtocht door Italië , leed Rome een

verpletterende nederlaag te Cannae (216 v.Chr.). De Romeinse generaal Publius Cornelius Scipio viel daarop Carthaags gebied aan in Afrika. In de veldslag bij Zama (202 v.Chr.) werd de teruggeroepen Hannibal verslagen. Spanje werd aangehecht als een nieuwe provincie.

Toch herstelde Carthago zich snel door over te schakelen van handel naar landbouw. Het werd nu een economische concurrent voor de grote Italiaanse latifundia.

Toen Carthago, zonder akkoord met Rome, een oorlog begon tegen de koning van Numidië die zijn gebied wilde vergroten, werd Carthago zelf belegerd en definitief verwoest. Rome was nu baas in het westen van de Middellandse Zee. Het rekende daarna ook af met Macedonië dat Hannibal had gesteund in Italië en met Klein-Azië dat hem onderdak had verleend na Zama. Macedonië, Griekenland en Klein-Azië werden nieuwe provincies. De Middellandse Zee was een binnenzee geworden. 'Mare Nostrum' of 'Onze Zee' noemden de Romeinen haar nu.

4 De Republiek in verval

Rome heerste over een wereldrijk, maar de problemen in de Romeinse samenleving waren groter dan ooit: de oorlogen hadden de boerenstand vernietigd en een totaal verarmd stadsproletariaat voortgebracht. De politiek in Rome was erg verdeeld in een Volkspartij (partij van de populares) die opkwam voor de armen en een Senaatspartij (partij van de optimates) die het opnam voor de rijke grondbezitters. Om de schrijnende tegenstellingen aan te pakken, stelde Tiberius Gracchus in 133 v.Chr. een Akkerwet voor. Hiermee wilde hij staatsgronden verdelen tegen een kleine vergoeding om de boerenstand te herstellen. Dat mislukte en in het tumult

tussen voor- en tegenstanders werden hij en veel aanhangers vermoord. Zijn broer Gaius probeerde daarna met een Korenwet goedkoop graan ter beschikking te stellen om de erge nood van de armen te lenigen. Ook dat mislukte. Als hij bovendien burgerrecht wilde toekennen aan de bondgenoten in Italië, vreesden zelfs de armen in Rome hun voorrechten te verliezen. Machtige mannen die ooit consul waren in Rome en over een leger beschikten, namen het nu tegen elkaar op. Militaire successen maakten hen beroemd en rijk en ze mengden zich in de politiek om oplossingen te geven aan de benarde situatie, ieder volgens de eigen inzichten. Ze luisterden niet meer naar de Senaat en vochten tegen elkaar om de alleenheerschappij. Drie burgeroorlogen in een eeuw tijd waren het gevolg. Eerst bevochten Marius en Sulla elkaar, daarna maakten tweemaal drie mannen (driemanschappen) afspraken om de macht te verdelen (Caesar-Crassus-Pompejus en Lepidus- Antonius-Octavianus). Octavianus bleef alleen over en maakte zo een eind aan de burgeroorlogen. De Senaat beloonde hem met steeds meer machten. In 27 v.Chr. kreeg hij de titel van Caesar Augustus. De Republiek was voorbij, het Keizerrijk geboren.

Keizer Augustus

Historische vraag 1: Hoe werd Rome bestuurd tijdens de Republiek?

1 a Welke bestuursvorm past bij de omschrijving? Kies uit: democratie - aristocratie - monarchie alle macht is levenslang in handen van één persoon volksbestuur, bestuurders gekozen door het volk, op basis van gelijkheid van de burgers bestuur in handen van een kleine groep mensen (aristos = de besten, de adel, de elite)

b Welke bestuursvorm past best bij de Romeinse Republiek?

2 In de slogan 'Senatus Populusque Romanus' zitten de twee pijlers van de Romeinse Republiek (S.P.Q.R).

a Wat betekent deze tekst?

b Welke zijn de twee pijlers van het bestuur van de Republiek?

c Wie had de werkelijke macht? Onderstreep of noem deze pijler.

d Waarom is dat zo?

3 Plaats het nummer van de bevoegheden bij het gepaste bestuursorgaan. 1. buitenlandse polititiek 2. veiligheid 3. oorlog of vrede 4. dagelijks bestuur 5. financiën 6. openbare werken 7. leger 8. besluiten goedkeuren 9. wetten aannemen

consuls:

Senaat: Volksvergadering:

Historische vraag 2: Hoe veroverde Rome het Italisch schiereiland?

1 a Tegen wie moest Rome zich achtereenvolgens verdedigen na zijn onafhankelijkheid in 509 v.Chr.?

1. 2 . 3. 4. 5.

b Wat was het resultaat van al de overwinning op al deze volkeren?

2 a Tegen wie ging Rome nadien in de aanval? 1. 2.

b Wat was het resultaat van deze oorlogen?

Historische vraag 3: Hoe slaagde Rome erin de veroverde gebieden blijvend te beheersen?

1 Vul aan met één kernwoord. Rome beheerste de veroverde gebieden door: 1. 2. 3.

2 a Schrap wat niet juist is: Burgerrecht werd verleend op basis van gelijkheid / medewerking .

b Schrap wat niet juist is: Alle veroverde gebieden betalen belastingen / leveren hulptroepen / worden onderdrukt.

c Kruis aan wat juist is.

Privaat rechtpolitiek recht

kiesrecht (recht om verkozen te worden) recht op bezit

stemrecht (recht om te kiezen) recht om handel te drijven recht om wettelijk te huwen

Historische vraag 4: Hoe veranderden de veroveringen de Romeinse samenleving?

1 Hoe wordt de oude tegenstelling (door geboorte) tussen patriciërs en plebejers genoemd?

2 Hoe wordt de nieuwe tegenstelling (door de veroveringen) tussen arm en rijk genoemd?

Historische vraag 5: Hoe verliep de strijd tussen patriciërs en plebejers om gelijke rechten?

De opgang naar gelijkheid tussen patriciërs verliep in vier grote stappen. Hoe werden de problemen opgelost?

• schuldslavernij werd opgelost door recht op

• willekeur in rechtspraak opgelost door

• bezit staatsgrond door

• toegang tot ambten opgelost door

Historische vraag 6: Hoe was het Romeinse leger uitgerust?

1 Zeg kort hoe volgende bevelhebbers het Romeinse leger hervormden.

• Servius Tullius: = wapens volgens bezit

• Camillus: = manipulaire slagorde

• Marius: = beroepsleger

2 Noem het belangrijkste kenmerk van het Romeinse leger en drie eigenschappen van de soldaten.

Historische vraag 7: Hoe ontstond het Romeinse wereldrijk?

1 Welke gebieden verwierf Rome in het westelijk Middellands Zeebekken tijdens de drie Punische oorlogen?

2 Welke drie gebieden volgden in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee in de 2de en de 1ste eeuw v.Chr.?

Historische vraag 8: Hoe ging de Republiek ten onder?

1 Door het verdwijnen van de middenstand / grootgrondbezitters is de Romeinse samenleving een zeer gelijke / ongelijke samenleving geworden. Het klassenverschil is zeer klein / groot omdat een kleine groep mensen in de politiek veel / weinig macht heeft en geen / veel hervormingen wil.

2 Wat wilde Tiberius Gracchus bereiken met de Akkerwet?

3 a Hoe wordt de periode na de mislukte hervormingen van de Gracchen genoemd en hoe lang duurt ze?

b Waarom wordt die periode zo genoemd? Verklaar.

c Een generaal in het leger was in Rome ook consul of oud-consul. Welke dubbele macht bezat hij?

1. als (oud-)consul:

2. als legeraanvoerder: =

4 a Welke generaal veroverde Gallië en streefde ook naar de macht in Rome, maar mislukt.

b Noem de leider die de burgeroorlogen beëindigde en alleenheerser werd in Rome.

c Welke nieuwe bestuursvorm betekende het einde van de Republiek? Verklaar dit begrip. principaat

Terugblik Rome tijdens de Republiek

In dit thema maakte je kennis met Rome tijdens de Republiek. Na de periode van Rome onder de koningen, brak een nieuwe tijd aan in de geschiedenis van de kleine stadstaat die uitgroeit tot een wereldrijk, maar veroorzaakt een breuk in de samenleving en de ondergang van de Republiek. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen. zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

ROME WORDT EEN REPUBLIEK

1De omstandigheden beschrijven die leiden naar het einde van koningen in Rome.

2Weten hoe het nieuwe bestuur na de koningen georganiseerd wordt.

3De bestuurstaken omschrijven van Volksvergadering, Senaat en consuls.

4Aantonen dat de Snaat de werkelijke macht bezat.

5Het verschil kennen tussen een aristocratisch bestuur en een modern democratisch bestuur.

ROME ONDERWERPT ITALIË

6Weten waarom Rome zich moet verdedigen na zijn onafhankelijkheid en daarna aanvalt.

7De resultaten noemen van de oorlogen van Rome op het schiereiland.

8De organisatie van het leger uitleggen bij de verschillende hervormingen.

9Kunnen verwoorden hoe Rome het principe 'Verdeel en heers' hanteert.

10De rol van de kolonies toelichten als onderdeel van de veroveringspolitiek van Rome.

11Het verband uitleggen tussen de veroveringen en de kloof arm - rijk in de samenleving.

ROME BOTST MET CARTHAGO

12De opeenvolgende stappen opsommen in de ontwikkeling van Rome tot wereldmacht.

13Het verloop van de strijd schetsen in de opgang naar gelijkheid tussen patriciërs en plebejers.

DE REPUBLIEK IN VERVAL

14Uitleggen hoe het komt dat de sociale hervormingen van de Gracchen mislukken.

15Weten welke de politieke partijen zijn in Rome en waar ze voor staan.

16De rol toelichten die het leger speelt in de conflicten tussen Senaat en Volkspartij.

17Het verloop van de burgeroorlogen beschrijven en hoe ze de Republiek ondermijnen.

18Het streven van Julius Caesar naar alleenheerschappij en zijn mislukking beschrijven.

19Uitleggen hoe Octavianus de burgeroorlogen beëindigt en de macht weet te veroveren.

Rome

Rome onder de keizers

1 Rome onder de keizerst

Vraag 1 Hoe maakte Augustus van de Republiek een Keizerrijk?

OPDRACHT 1 Bestudeer hoe keizer Augustus regeerde. 199

Vraag 2 Op welke wijze hervormde Augustus de staat?

OPDRACHT 2 Onderzoek hoe Augustus in de gunst kwam van alle partijen.

Vraag 3 Hoe kwam de Pax Romana tot stand?

OPDRACHT 3 Ga na hoe Rome zich verdedigde en Latium inpalmde.

2 De Republiek in verval

Vraag 4 Welke waren de drie pijlers van de Romeinse economie?

OPDRACHT 4 Ontleed de situatie van de Romeinse boer.

Vraag 5 Op welke manier ontstond nijverheid en handel uit de landbouw?

5 Onderzoek hoe de landbouw leidde tot nijverheid en handel.

Vraag 6 Welke waren de handelstroeven van Rome in de keizertijd?

Vraag 7 Hoe verliep de romanisering in Gallië?

OPDRACHT 6 Onderzoek hoe de verstedelijking van onze gewesten verliep.

7

3 Wonen en leven in Rome

Vraag 8 Hoe woonden de Romeinen?

8 Ga na hoe een rijke Romein woonde. 209 OPDRACHT 9 Ontleed de woonsituatie in de huurhuizen. 211

Vraag 9 Hoe was het dagelijks leven in de grootstad Rome? 211

OPDRACHT 10 Bestudeer de leefomstandigheden in de stad Rome.

Vraag 10 Op welke manieren trachtte de overheid het volk tevreden te houden?

OPDRACHT 11 Onderzoek het massavermaak van de Romeinen.

Vraag 11 Hoe was onderwijs en opvoeding georganiseerd in Rome?

OPDRACHT 12 Maak een overzicht van onderwijs en opvoeding in het antieke Rome.

Vraag 12 Op welke manier werden de Romeinen meesters van het recht?

OPDRACHT 13 Onderzoek hoe rechtspraak tot stand kwam in Rome.

4 Praktische Romeinen

Vraag 13 Hoe ontstond de Romeinse bouwkunst?

OPDRACHT 14 Verken het Forum Romanum in de Keizertijd.

Vraag 14 Op welke manier werden de Romeinen stedenbouwers?

OPDRACHT 15 Verklaar het ontstaan van planmatige stedenbouw.

Vraag 15 Hoe veelzijdig was de Romeinse bouwkunst?

OPDRACHT 16 Onderzoek de veelzijdigheid van de Romeinse bouwkunst.

Vraag 16 Welke bijdrage leverden de Romeinen aan de beeldende kunsten?

OPDRACHT 17 Onderzoek de beeldende kunstvormen bij de Romeinen.

5 Romeinen en hun goden

Vraag 17 Waarin geloofden de Romeinen?

OPDRACHT 18 Achterhaal hoe de Romeinse godenwereld ontstond.

Vraag 18 Hoe beïnvloedden de veroveringen de Romeinse godsdienst?

OPDRACHT 19 Onderzoek hoe oosterse goden het Romeinse Rijk veroverden.

6 Naar het verval Naar het verval

7 Een lang verhaal in het kort

Vraag 19 Wat gebeurde er met het Oosten en het Westen

OPDRACHT 20 Ga na hoe het Romeinse Rijk uiteenviel.

211

213

213

215

215

217

217

219

219

221

221

223

223

225

225

227

227

229

229

233

Samenhang

Wat ik moet leren

1 Op welke manier Octavianus zich baas maakt van de macht en hoe het principaat ontstaat.

2 De effecten van het beleid van Augustus leren kennen voor de Romeinse samenleving.

3 De drie pijlers van de Romeinse economie (landbouw, handel, slavenarbeid) toelichten.

4 Hoe de nijverheid en de handel ontstonden uit de landbouw.

5 Kunnen beschrijven hoede romanisering van onze gewesten tot stand kwam.

6 Welke de concrete voorbeelden zijn van de verstedelijking bij ons.

7 Een vergelijking maken tussen de woonwijze van rijke en gewone Romeinen.

8 Het dagelijks leven in Rome beschrijven aan de hand van de luxe, de hygiëne, openbaar leven, winkels, leven op straat en op pleinen, beroepen ...

9 Een overzicht geven van de onderwijsorganisatie en de opvoeding van kinderen in de verschillende levensfasen.

10 Hoe de overgang van de kindertijd naar volwassenheid verliep.

11 Wat de plaats van de redenaar was In de samenleving.

12 Hoe de rechtspraak is tot stand gekomen in de Romeinse maatschappij en de invloed ervan tot in onze tijd.

13 Aanwijzen welke elementen van Etruskische en Griekse oorsprong zijn In de Romeinse bouwkunst en wat de Romeinen daaraan toevoegden.

14 De veelzijdigheid van de Romeinse bouwkunst aantonen met voorbeelden.

15 Welke beeldende kunstvormen zijn die de Romeinen beoefenden, wat ze inhouden en waar ze die toepasten.

16 Wat de betekenis is het gezegde 'brood en spelen' en toelichten met voorbeelden.

17 De ontwikkeling schetsen van de polytheïstische godenwereld naar het monotheïsme in het geloof van de Romeinen en uitleggen welke rol de veroveringen daarbij speelden.

18 Hoe het ontstaan van het dominaat als bestuursvorm is te verklaren.

19 Welke de oorzaken zijn van de onbestuurbaarheid van het Romeinse Rijk in de late tijd.

20 Waarom het bestuur van het Romeinse Rijk uitloopt op een splitsing in het Oost- en West-Romeinse Rijk en wat er verder gebeurt met de twee delen.

Wat ik moet doen

ONTHOUDENBEGRIJPENTOEPASSENANALYSERENEVALUERENCREËREN

Herinneren van informatie, feiten en theorie die je nodig hebt om opdrachten uit te voeren.

Feiten en principes kunnen begrijpen en verbanden kunnen leggen.

Kennis gebruiken in een nieuwe en concrete situatie om problemen op te lossen.

Informatie opdelen in verschillende onderdelen, verbanden zien en patronen om een probleem te analyseren.

Beoordelen en een mening of keuze verantwoorden met argumenten.

Met nieuwe kennis en ideeën creatieve oplossingen en producten ontwikkelen.

OPDRACHT

1, 2, 3, 4, 6, 7, 8, 9

OPDRACHT 1, 3, 4, 5, 6, 8, 9, 10

OPDRACHT 1, 8

OPDRACHT 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11

OPDRACHT 3, 5, 8, 10, 11

OPDRACHT 1-20 1-20 1, 3, 5, 6, 8, 12 2, 5-20 1, 3, 4, 7, 10, 12, 14-16,18-20

Augustus, de eerste keizer

Octavianus bleek een uitzonderlijk handig staatsman te zijn! De lotgevallen van Caesar hadden hem geleerd voorzichtig te zijn en de macht niet brutaal op te eisen. Na de verwarring van de voorbije decennia met burgeroorlogen, moordpartijen tussen rivalen, plunderende troepen en uitbuiting, waren de Romeinen bereid om alle bevoegdheden voor onbeperkte duur in handen van één man te leggen. De feitelijke toestand was immers zo dat de echte macht al sinds de eerste burgeroorlog niet meer bij de Senaat, de consuls of het volk lag, maar bij de bevelhebbers van de legioenen. Octavianus ging slim tewerk. In de jaren na Actium (31 v.Chr.) moest hij de staat opnieuw opbouwen. Hij liet zich niet tot imperator uitroepen om de macht naar zich toe te trekken zoals dat in de jaren van de burgeroorlogen steeds weer was gebeurd. Integendeel, ogenschijnlijk herstelde hij de Republiek. De Senaat en alle magistraturen bleven bestaan, maar voorzichtig, stap voor stap, liet hij de bevoegdheden aan zijn persoon toekennen en de functie uitvoeren door ambtenaren die de naam behielden. Zo kon hij zich voorstellen als een gewoon ambtsdrager van de Republiek. In werkelijkheid had hij een koninklijke positie zonder de koningstitel. Als alleenheerser stond hij voor drie grote opgaven: het bestuur reorganiseren, het leger in toom houden en de grenzen beschermen.

Reorganisatie van de provincies

Octavianus gaf op 13 januari 27 v.Chr. al zijn opdrachten terug aan de Senaat die hem daarop het opperbevel gaf over de provincies aan de grenzen, waar ook het merendeel van de legioenen gestationeerd was. Hij liet zich daar vervangen door afgezanten, maar behield zelf het oppergezag. Daarmee was de functie gesplitst en was hij opperbevelhebber over zowat het hele leger en voerden commandanten zijn bevelen uit. Zo voorkwam hij dat generaals tegen elkaar gingen vechten. Die provincies van het rijk waren nu 'keizerlijke' provincies. De jaarlijkse verkiezing van magistraten door de volksvergadering werd hersteld. Octavianus werd jaar na jaar herkozen en ten slotte werd hij consul voor het leven. Hij was ook volkstribuun en genoot zo onschendbaarheid tegen de Senaat en hij kon dan wetten voorstellen. Kandidaten voor de belangrijkste ambten werden door hem aangewezen of aanbevolen, wat zoveel betekende als ze benoemen. De trouwste aanhangers van de senatoriale adel en andere bekwame ambtenaren werden belast met de hoogste functies in Rome, bij het leger of werden gouverneur in een provincie, nu 'senatoriale provincies' genoemd. De Senaat, in steeds toenemende mate samengesteld met senatoren in dienst van de keizer, verviel tot een politiek machteloze instelling. Tegelijk voerde hij een inkomstenhervorming door. Voortaan moesten de belastingen direct aan Rome betaald worden op basis van een volkstelling. Gouverneurs en belastingontvangers werden bezoldigd voor hun functie. Uitbuiting, afpersing en oneerlijke willekeur was daarmee onmogelijk geworden.

Principaat

De manier van besturen van het Romeinse Rijk wordt vanaf Augustus 'principaat' genoemd, wat heerschappij van de princeps betekent. De Senaat werd een bestuursorgaan in dienst van de keizer.

AUGUSTUS

alle ambtsbevoegdheden = alleenheerschappij

keizerlijke provincies

• grensprovincies met legioenen

• bestuurd door keizerlijke ambtenaren

• directe belastingen aan Rome

PRINCIPAAT

benoemt

AMBTENAREN voeren uit

Rome

SENAAT ingeschakeld in het rijksbestuur

senatoriale provincies

• provincies in het binnenland

• bestuurd door betaalde gouverneurs

• directe belastingen aan Rome

Doc 1

Rome onder de keizers 1

Wanneer Octavianus Augustus wordt, breekt een nieuw tijdperk aan in de geschiedenis van Rome: het Keizerrijk dat net als de Republiek vijf eeuwen zal duren. De eerste twee eeuwen zijn voorspoedig, maar het rijk wordt steeds moeilijker bestuurbaar en ... valt uit elkaar.

VRAAG 1

Hoe maakte Augustus van de Republiek een Keizerrijk?

imperator heerser, bevelhebber, eretitel die legionairs aan hun bevelvoerder konden geven na een overwinning of tijdens een triomftocht. Een bevelhebber met imperium was met staatsgezag bekleed, zoals een consul. Na Julius Caesar gaat de titel stilaan 'keizer' betekenen. In het Frans: empereur = keizer

VRAAG 2

Op welke wijze hervormde

Augustus de staat?

Geschiedschrijver

Velleius Paterculus vatte Augustus' politiek zo samen: 'De bewerking van de akkers, het eren van het heilige, de gemoedsrust van de mensen werd hersteld, en ieder is zeker van het bezit van zijn zaken'.

(Historia Romana II 89.4)

OPDRACHT 1 Bestudeer hoe keizer Augustus regeerde.

1 Schrap wat niet past. Wanneer Octavianus Augustus wordt, begint voor Rome een nieuwe historische periode, nl. de Republiek / de monarchie / het Keizerrijk

2 a Duid aan met + of - volgens wat past. Hoe veroverde Augustus de alleenheerschappij?

hij schaft de bestuursorganen (senaat, consulaat, volksvergadering) af hij aanvaardt de titels, maar niet de macht

hij eigent zich de bevoegdheden toe, maar niet de naam

hij herstelt met geweld de oude republikeinse orde

b Formuleer in je eigen woorden wat de echte bedoeling is van Augustus.

3 Keizer Augustus vernieuwde de staatorde door drie grote hervormingen. (Doc x) Noem twee manieren waardoor hij de reorganisatie doorvoerde van ... bestuur van de provincies

het leger

de grenzen

4 Op welke manier werkt Augustus samen met de Senaat?

5 Hoe voorkomt Augustus misstanden (uitbuiting, willekeur) door ambtenaren?

6 Is het Principaat een democratische instelling?

Pax Romana: Leger en grenzen

In de vredestijd die aanbrak na de laatste burgeroorlog, was een groot leger te duur en zelfs een gevaar voor nieuwe conflicten. Augustus verplaatste de legioenen van het binnenland naar de grenzen zodat er van de ca. 70 legioenen nog 28 overschoten. Ze vormden vanaf nu een vast of staand leger, ondergebracht in forten achter de limes, een houten palissade, dam of wal en met wachttorens. Hij verkoos natuurlijke buitengrenzen. Binnen de grenzen streefde hij naar rust, stabiliteit en een zekere welvaart. In het noorden wilde Augustus de grens van de Rijn verleggen naar de Elbe om een veiligheidszone te creëren, maar de Germaanse stammen die er woonden, versloegen zijn legioenen. Ten zuiden van de Donau, op de Illyrische kusten lukte het wel, evenals in het oosten waar hij de Eufraat als grens kon afdwingen tegen het rijk van de Parthen. Alles bij elkaar betekenden de streken aan de buitengrenzen een aanzienlijke gebiedsuitbreiding. Keizer Claudius, uit de dynastie van Augustus, vulde daarna nog wat witte vlekken op.

Fig. 1.1 Kaar t hiernaast: Rode grensgebieden: door Augustus aangehecht, in het oosten als vazalstaten (van Rome afhankelijke gebieden) onder indirect bestuur. Blauwe gebieden: door keizer Claudius (keizer van 41 tot 54) aangehecht, waarmee de defensieve politiek om het Romeinse Rijk binnen veilige natuurlijke grenzen te brengen, wordt voltooid.

Fig. 1.2 Kaar t onder: beveiligde grenzen door zeeën, rivieren, woestijnen , versterkingen en forten. Latere keizers zullen het rijk nog slechts kortstondig kunnen vergroten.

gebiedsuitbreiding onder Augustus gebiedsuitbreiding onder Claudius

forten limes versterkingen steunpunten van de vloot

Het Romeinse Rijk binnen veilige grenzen

Rome
Middellandse Zee
Zwarte Zee
Atlantische Oceaan
Rome
Germanen
Daciërs
Parthische Rijk
Middellandse Zee
Zwarte Zee
Atlantische Oceaan

KEIZERTIJD principaat

JulischClaudische dynastie 27 v.Chr.

einde van de Republiek

Octavianus wordt

keizer Augustus

14­68

Tiberius

• somber heerser

Caligula

• onbeduidend keizer

Claudius

• ingenieursprojecten voor water en voedsel

• gebiedsuitbreiding met Brittannië

Nero

• wispelturig bestuur

Flaviërs 69­96

toegewijde keizers

Vespasianus

• herstelt de orde zuinig beleid

Titus

• uitbarsting Vesuvius

Domitianus

Antonijnen 96­192

Nerva adoptiefkeizers tijd van voorspoed

Trajanus

• verfraait Rome grootste uitbreiding Romeinse Rijk

Hadrianus

• geeft veroveringspolitiek op

• nadruk op Pax Romana en veilige grenzen

Marcus Aurelius

• oorlogen tegen invallende volkeren

VRAAG 3

Hoe kwam de Pax Romana tot stand ?

Pax Romana

(Lat. = Romeinse Vrede) tijd van het principaat (27 v.Chr.­192 n.Chr.) zonder binnenlandse oorlogen, met veilige grenzen, bloeiende handel, algemene welvaart

OPDRACHT 2 Onderzoek hoe Augustus in de gunst kwam van alle partijen. Aan het eind van zijn leven schrijft Augustus zijn 'memoires' waarin hij zijn prestaties opsomt. Onderstreep in de tekst zijn daden en noteer wat hij doet voor ...

5 Ik heb de graanvoorziening in een periode van groot tekort aan koren ter hand genomen. En deze graanvoorziening heb ik op eigen kosten en in eigen beheer georganiseerd (...)

15 Het gewone Romeinse volk heb ik uit mijn vaders erfenis per man 300 sestertiën gegeven en in mijn vijfde consulaat uit eigen naam uit de krijgsbuit 400 sestertiën. (...)

16 Ik heb de steden uitbetaald voor het land, dat ik tijdens mijn vierde jaar als consul (...) aan mijn soldaten heb toegewezen. 17 Vier keer heb ik met mijn eigen geld de schatkist gesteund: ik heb 150.000.000 sestertiën aan de beheerders van de schatkist gegeven. (...)

22 Drie keer heb ik onder mijn eigen naam gladiatorengevechten gegeven en vijf keer onder de naam van mijn zonen of kleinzonen. (...)

23 Ik heb het volk een show, bestaande uit een zeeslag, gegeven aan de overkant van de Tiber, na uitdieping van het terrein (...)

28 Ik heb veteranenkolonies gesticht in Africa, op Sicilië, in Macedonië (...) In Italië zijn er achtentwintig, door mijn invloed gestichte kolonies, die tijdens mijn leven zeer bekend en zeer dichtbevolkt waren.

34 Nadat ik de burgeroorlogen beëindigd had en toen ik met instemming van iedereen de hoogste macht in handen had, heb ik in mijn zesde en zevende consulaat het bestuur over de staat weer overgedragen vanuit mijn macht in handen van de Senaat en het volk van Rome. Als dank voor deze weldaad heb ik bij senaatsbesluit de titel 'Augustus' gekregen.

(Uit: Augustus, Res Gestae ) (De nummers verwijzen naar de aangehaalde paragraaf.)

• het volk:

• het leger:

• de Senaat:

OPDRACHT 3 Ga na welke de effecten waren van het beleid van Augustus.

1 Rangschik de volgende effecten van het bestuur van Augustus in de juiste kolom. Kies uit: minder uitbuiting, meer geld in omloop, minder soldaten, geld bij ambtenaren, meer kolonies, meer werk in landbouw, nieuwe munten, meer heirbanen, koerierdiensten, geld bij arbeiders, vrijkomende (minder) slaven inkomstenhervormingleger + grenzen provincies

2 Al deze effecten samen zorgen voor een tijd van vrede (geen binnenlandse oorlogen), veiligheid (rust in het rijk) en economische bloei (welvaart en voorspoed) die 200 jaar zal duren. Die periode wordt de Pax Romana genoemd. Zoek in de rand hoe dit begrip wordt vertaald en omschrijf het met drie kernwoorden.

Landbouw, handel, slavenarbeid

De economie van het Romeinse rijk was gebaseerd op landbouw, handel en slavenarbeid. De oude Romeinen zijn boeren. Meer dan 90% van de inwoners werkt in de landbouw. Door de veroveringsoorlogen gaat de kleine boer ten onder, maar er ontstaan tegelijk ook uitgestrekte latifundia. De handel bloeit op zodra er vrede is.

Kleine boeren en grote boeren

Gaius Furius was een boer, gevangen genomen tijdens een oorlog in het oosten van Griekenland en meegevoerd als slaaf. Hij kwam later vrij uit de gens Furia van wie hij de familienaam overnam. Cresimus was zijn bijnaam, het Grieks voor 'zuinig' en die naam kreeg hij van Piso die zijn verhaal optekende. Gaius Cresimus had later een eigen boerderijtje en werd op zijn beurt slaveneigenaar. Omdat hij veel betere oogsten bekwam op minder grond dan zijn buren, werd hij beschuldigd van hekserij. Volgens hen gebruikte hij magische spreuken die gewassen onvruchtbaar maken. Zijn proces ging door op het Forum en hij vreesde een veroordeling. Daarom verscheen hij op het openbare proces voor de volksediel, heel verzorgd, met zijn familie en slaven, zijn zware houwelen en ploegscharen, ijzeren werktuigen van uitstekende kwaliteit en zijn goed doorvoede ossen. Hij getuigde:

'Dit zijn mijn magische spreuken, burgers, maar wat ik u niet kan laten zien of naar het forum brengen, dat is mijn arbeid bij lamplicht, vroeg opstaan, mijn zweet en gezwoeg.' (Uit: Plinius de Oudere, Natuurlijke historie , XVIII.8)

Het oordeel was unaniem en leverde Gaius de vrijspraak op.

Plinius gaf deze commentaar op het verhaal van Cresimus: '(...) dit is de reden voor het gezegde van onze voorouders dat op een boerderij de beste meststof het oog van de meester is.'

Landbouwsamenleving

De kleine boer is niet te benijden. Niet alleen omdat hij weinig grond bezit, maar door de oorlogen tegen de buurvolkeren en later tegen Carthago, gaat de boerenstand ten onder. Rijke Romeinen kopen kleine boerderijen op en voegen ze samen tot latifundia waar slaven het werk doen. Concurreren tegen die grote bedrijven en de goedkope importproducten uit de veroverde gebieden is onmogelijk. De opbrengst van de akkers is laag omdat kennis beperkt is en het tweeslagstelsel werkt met voor de helft braakliggende percelen grond. Werktuigen zijn primitief en niet sterk omdat ze vaak van hout zijn. De oogst mislukt nogal eens en dat betekent hongersnood, boeren die schulden maken en daardoor hun boerderijtje kwijtspelen aan schuldeisers. Enkel in de streken met een grote natuurlijke vruchtbaarheid zijn er redelijke opbrengsten. Slaven, met massa's aangevoerd uit de oorlogen en te koop op de slavenmarkten, zijn de goedkope werkkrachten op de grote domeinen. Daarom hebben de Romeinen geen nood aan mechanisatie. Columella, een Romeins landbouwdeskundige uit de 1ste eeuw, merkte verder op:

'Het is slecht de grond dikwijls aan anderen te verhuren, maar het is nog slechter als een pachter van de stad het land laat bewerken in plaats van het zelf te doen ... Op villa's die zo ver liggen dat de eigenaar ze niet gemakkelijk kan bezoeken, is de landbouw beter met vrije boeren dan met slavenopzichters. Dat geldt vooral voor de graanoogst, die met vrije pachters geen schade kan lijden. Slavenopzichters daarentegen, durven de ossen uitlenen, het vee laten sterven en zonder zorg ploegen ... ' (Uit: Columella, De re rustica)

Fig. 2.1 Gaius Furius Cresimus beschuldigd van tovenarij (J.-P. Saint-Ours, Zwitsers schilder uit Genève, 1792, los Angezles, County Museum of Art)
Fig. 2.2 Een kleine boer uit Arezzo (Museo Archeologico Nationale, Arezzo)
Doc 3
Doc 4

Werken in het Romeinse Rijk 2

Vanaf de keizertijd verandert er veel in de manier van leven en werken van de Romeinse burgers. Er breekt een tijd aan van vrede en voorspoed, de periode van de Pax Romana, die tweehonderd jaar zal duren.

VRAAG 4

Welke waren de drie pijlers van de Romeinse economie?

Lucius Calpurnius Piso (ca. 180 ­ 112 v.Chr.) politicus en historicus, tekende het verhaal van Gaius Cresimus op.

Plinius de Oudere (ca. 23­ stierf in 79 bij de uitbarsting van de Vesuvius) schreef het belangrijke werk

Natuurlijke Historie (Naturalis Historia)

Tweeslagstelsel landbouwsysteem waarin men de grond om het jaar braak laat liggen om de gronduitputting tegen te gaan

Lucius Junius

Moderatus Columella (4­70 n.Chr.) vermeldt in De re rustica dat de vruchtbaarheid van de bodem in zijn tijd afnam. Hij meende dat dit lag aan de slavenarbeid en het gebrek aan aandacht van de eigenaars voor hun grond.

Marcus Porcius Cato (234­149 v.Chr.) plebejische boer uit Tusculum die een schitterende politieke carrière maakte o.a. als consul (195 v.Chr.) en censor (184 v.Chr.).

Schreef De agri cultura (Over de landbouw), een praktische handleiding voor de beheerder van een landbouwbedrijf.

OPDRACHT 4

Ontleed de situatie van de Romeinse boer.

1 Het verhaal van Gaius Cresimus tekent de situatie van de kleine boer in Italië. (Doc x)

a Waarvan wordt Cresimus beschuldigd en waarom?

b Cresimus is een grote boer / een kleine boer

c Wat is zijn geheim voor de goede oogsten?

d Wat zijn de 'magische spreuken' van zijn succes?

e Is zijn bijnaam terecht?

f Zeg in je eigen woorden wat de commentaar van Plinius betekent.

2 a Hoe ontstaan de latifundia (grote landbouwdomeinen)? (Doc xx)

b Wie zijn die rijke Romeinen?

c Waarom gaat de boerenstand ten onder? (zie inleiding links)

3 Cato is een boer en een succesrijk politicus. Hij somt op wat nodig is voor het beheer van een olijf- en wijnplantage van ca. 60 ha. Lees de tekst. 'Een slaafopzichter met zijn vrouw, vijf arbeiders (slaven), drie ossendrijvers, een ezeldrijver, een varkenshoeder, een schaapherder, dertien in totaal. Verder: drie ossenspannen, drie ezels met lastzadels om mest te vervoeren, een kudde van honderd schapen, vijf volledige wijnpersen, een bronzen vat waarvan de inhoud dertig amfora's bedraagt ... '

a Schrap wat niet past. Deze plantage is groot / klein / heel groot

b Het werk wordt geregeld door een vrije boer / een slavenopzichter / de eigenaar

c Wie is volgens Columella (Doc xx) het best geschikt om een boerderij te beheren? Nummer in volgorde van goed beheer: pachter slavenopzichter eigenaar

4 De opbrengst van de akkers is laag. Hoe komt dat? Leg uit en trek een besluit.

• :

• :

Besluit: De kennis van landbouw is beperkt / groot in de tijd van de Romeinse keizers. Goedkope slavenarbeid verhindert / bevordert mechanisatie.

Handel

Latifundia waren vooral in handen van de senatoriale klasse in Rome of van rijk geworden plebejers. Grote landerijen waren gespecialiseerd in veeteelt (schapen en runderen) of landbouwproducten (graan, wijn,olijfolie), bestemd voor de uitvoer. In Italië werd geen graan gekweekt. Rome voerde het in uit Sicilië, Noord-Afrika en Egypte. Na de veroveringen viel de aanvoer van slaven stil. Grootgrondbezitters waren gedwongen hun grond te verdelen in kleine stukken en aan pachters (coloni) te verhuren. Vooral veteranen van de hulptroepen die een stukje grond kregen na de diensttijd, vestigden zich in hun thuisland op vruchtbare gronden en bouwden daarop een hoeve, een soort herenboerderij. Het vrijstaande, comfortabele hoofdgebouw waar de eigenaar verbleef, was de villa urbana. De bijgebouwen bestonden uit voorraadschuren, stallen voor het vee, werkplaatsen en een onderkomen voor het personeel en de slaven. Dat was de villa rustica. Landbouw is het begin van nijverheid. Sommige bedrijven hadden zelf een eigen molen, oven, smidse, wagenmakerij, weverij, steenbakkerij, moestuin, boomgaard met fruitbomen. De villa's werden stilaan gesloten bedrijven die in al hun behoeften voorzagen. Producten uit de nevenactiviteiten leverden ook overschotten op die geruild werden met de buren of op markten van nabijgelegen centra. De huisnijverheid ging daardoor over in handelsactiviteit.

Wegen en verkeer

De Romeinen bouwden een enorm wegennet uit dat van cruciaal belang was voor de verplaatsing en bevoorrading van de legioenen, de koerierdiensten en de handel. Kooplieden zijn de belangrijkste gebruikers van de verbindingswegen. Ze verplaatsen zich in groep uit veiligheid, maar het gaat moeizaam, is duur en neemt veel tijd in beslag. Voor het transport van massagoederen zoals wijn, olie en graan werden schepen ingezet over de hele Middellandse Zee en alle bevaarbare rivieren. Het was goedkoper en sneller. Vanaf de 3de eeuw v.Chr. kwamen koperen en zilveren munten in omloop. Een eenvormig munststelsel en gelijke maten en gewichten in het hele rijk bevorderden sterk de bloei van de handel.

Handelsnetwerk van het Romeinse Rijk 120 n.Chr.

Romeinse Rijk

wijn olijven en olie

Oceaan

belangrijke landweg belangrijke zeeroute

specerijen glas keramiek metaal marmer textiel leder graan

barnsteen hout slaven bont ijzer goud slaven graan

slaven wilde dieren paarden goud

zijde goud reukwerk edelstenen

HISPANIA
BRITANNIA
AFRICA
ASIA
GALLIA
GRAECIA
EGYPTE
SYRIA
wilde dieren ivoor papyrus goud slaven
Rome
Keulen
Carthago
Alexandrië
Byzantium
Athena
Middellandse Zee
Zwarte Zee
Atlantische
Fig. 2.3 Een graanschip voor de binnenvaart wordt geladen.
Fig. 2.4 De belangrijkste grondstoffen en afgewerkte producten van het Romeinse Rijk in de keizertijd . Land- en zeewegen waren cruciaal voor de handel.
Doc

Op welke manier ontstond nijverheid en handel uit de landbouw?

villa

(Lat. villa = landgoed) herenboerderij, comfortabel gebouw als woonhuis met bijgebouwen en bijhorend land. Een gewoon huis in de stad of een nederzetting werd domus genoemd.

wegennet

Ca. 300 000 km in de Keizertijd, waarvan 90 000 km verhard. In Rome eindigden 46 wegen. Een vergulde zuil gaf de afstanden aan tot alle provinciehoofdsteden.

muntstelsel as = oorspronkelijke munteenheid ter waarde van 327 g brons sestertius = 2,5 asses denarius = 10 asses aureus = 25 denarii of 1 goudfrank

maten

afgeleid van lichaamsafmetingen: duim, palm, el, voet gewichten gebaseerd op een Romeinse pond van 327 g en een twaalfde deel daarvan of een unica

VRAAG 6

Welke waren de handelstroeven van Rome in de keizertijd?

OPDRACHT 5 Onderzoek hoe de landbouw leidde tot nijverheid en handel.

1 a Vul aan. (Doc x)

Een 'villa' bestond uit het comfortabele huis van de heer of de en de of de bijgebouwen:

Werktuigen maken, weven, steenbakken ... zijn producten van Overschotten werden geruild en verkocht. Zo ontstond

b Noem de typische producten van veeteelt en landbouw op een latifundium.

• veeteelt :

• landbouw :

2 Onze voorouders leerden nieuwe fruitsoorten en nijverheidproducten kennen.

Zij namen ook woorden over uit het Latijn. Welke Nederlandse leenwoorden kun je afleiden uit de Latijnse namen?

LANDBOUW

3 a Voor wie en wat was het enorme wegennet in het Romeinse rijk van cruciaal belang?

b Waarvoor waren schepen zeer geschikt?

c Welke kenmerken passen bij het transport? (Doc xx)

bv.

• wegverkeer:

• scheepvaart:

4 Naast producten en transportmogelijkheden had Rome nog handelstroeven. Welke?

Urbanisatie in onze gewesten

Onze streken kennen geen steden. Galliërs leven in nederzettingen die hun naam dragen, maar ze kennen geen centraal gezag en er zijn onderling veel ruzies. Een vicus zoals de Romeinen zo'n nederzetting noemen, kan zich op een kruispunt van handelswegen of in de nabijheid van een Romeins grensfort ontwikkelen tot een stad. In een grensfort of castellum verbleven militairen, terwijl in de vicus ambachtslui, handelaars en ambtenaren wonen. De meeste mensen leven van de opbrengsten van het platteland. Voor de Romeinen is de vruchtbare grond van onze streken erg welkom. Met de vrij grote landbouwopbrengsten worden de legioenen aan de Rijn bevoorraad. Die duizenden manschappen hebben tonnen voedsel nodig. Daarom treffen we in onze streken heel wat riante villa's aan en grotere nederzettingen met een stedelijk karakter, maar het zijn geen echte Romeinse steden. Hier stichten de Romeinen alleen coloniae, zoals de colonia Keulen, die de romanisering of het ontstaan van een Gallo-Romeinse cultuur in Gallië bevorderen. Dwars door onze streken loopt een erg belangrijke heirbaan, de Via Belgica, de verbinding van de Noordzee (Boulogne) met het Rijnland (Keulen). Aan die weg vinden handelsplaatsen zoals Tongeren en Doornik hun oorsprong.

Tongeren

De Eburonen, een stam uit onze streken, voeren (54 v.Chr.) een guerrillaoorlog tegen de Romeinen. Als straf wordt de stam van Ambiorix door de troepen van Caesar nagenoeg uitgeroeid. De Tungri, een Germaanse stam van over de Rijn, nemen hun plaats in. Tijdens die eerste eeuwen is Gallië ingedeeld in vier provincies. Eén ervan is Belgica met Trier als hoofdstad. Een provincie bestaat uit een aantal civitates, genoemd naar de stam die er woont. Tongeren, toen Aduatuca, is de hoofdplaats van de civitas van de Tungri.

TONGEREN

grafvelden bebouwing

moeras stadsmuur verdedigingsgrachten aquaduct

voorraadmagazijnen

Tongeren ontstond waarschijnlijk bij een Romeins legerkamp (ca. 15 v.Chr.) en wordt de hoofdplaats van de civitas Tungrorum.

2.6 De Romeinse stadsmuur van Tongeren uit de eerste helft van de 2de eeuw is 4.5 km lang, 2,1 m breed en oorspronkelijk 5 à 6 m hoog. De ronde toren heeft een diameter van 9 m.

Taalgrens

Hoe de migraties van Germaanse en andere stammen verliep is niet echt bekend. Aan de plaatsnamen is hun herkomst herkenbaar. Zo is het onderscheid in de Germaanse en Romaanse talen te verklaren. De  huidige taalgrens in België verloop volgens een lijn die de Romeinse invloed in onze streken aangeeft.

plaatsen met Germaanse namen plaatsen met Romaanse namen Via Belgica heirbanen huidige o ciële taalgrens in België huidige staatsgrens van België

Fig. 2.7 De taalgrens (groen op de kaart) verloopt horizontaal door het huidige België en verdeelt het land in twee taalgebieden met verschillen in de cultuur van de landsdelen.

Fig. 2.5 Ambiorix (Tongeren)
N Boulogne Kanaal Terwaan
Arras (Atrecht)
Bavai
Tongeren Keulen
Cambrai (Kamerijk)
Fig.
Doc 7
Doc 8

Hoe verliep de romanisering in Galli?

urbanisatie verstedelijking, geleidelijke verandering in het uitzicht van bewoond gebied

vicus (mv. vici) nederzetting, een Latijns woord dat wijk betekent

colonia (mv. coloniae) kolonie, nederzetting van vooral Romeinse oorlogsveteranen die land hadden verkregen in de provincies

romanisering Romeins maken, verspreiding van de Romeinse cultuur in veroverd gebied

civitas (mv. civitates) een onderdeel van een provincie, uitgaand van het grondgebied van een stam. Heeft een eigen bestuur, heft belastingen en levert soldaten. De belangrijkste nederzetting binnen de civitas wordt hoofdplaats.

OPDRACHT 6 Onderzoek hoe de verstedelijking van onze gewesten verliep.

1 Onderstaande tekst vat samen hoe Rome het hele veroverde rijk Romeins maakte. Onderstreep zes kenmerken van die werkwijze ten tijde van de Pax Romana. De Pax Romana is een tijd van vrede en rust. De handel bloeit weer. Goederen kunnen makkelijk getransporteerd worden, dankzij het net van heirbanen die alle belangrijke plaatsen met elkaar verbinden. Het verkeer over zee of via de rivieren, speelt een grote rol. De handel verloopt vlot, omdat men overal in het grote rijk met dezelfde munt kan betalen en op vele plaatsen gebruikt men ook dezelfde maten en gewichten.

2 a Hoe werd Gallië bestuurlijk ingedeeld? Kies uit en vul aan met het juiste woord: Tongeren, Trier, provincies, civitates, vicus, colonia, Gallia Belgica (Doc x)

Galië was ingedeeld in vier . Onze provincie was Gallia Belgica met als hoofdstad. Een provincie was verder was opgedeeld in meerdere die overeenkwamen met de stammen die er woonden. De grootste was de hoofdplaats van de civitas. was de bestuurlijke hoofdplaats van de stam van de Tungri.

Een was een kolonie met veteranen en burgers.

b Hoe herken je de Romeinse stadsorganisatie van Tongeren? (Doc xx)

OPDRACHT 7 Ontleed hoe romanisering werkte.

1 1 Hoe probeerden de Romeinen veroverd gebied Romeins te maken?

a Lees de tekst en onderstreep een aantal woorden die de werkwijze illustreren. De Romeinse soldaat brengt niet alleen zijn wapens mee. Natuurlijk is hij een vechter, maar hij is ook een technicus: hij bouwt kampen, legt wegen aan en slaat bruggen. Een Romeins soldaat hanteert inderdaad vaker de schop dan het zwaard. De officieren regelen het bestuur en de rechtspraak. De plaatselijke bevolking kijkt toe en steekt er veel van op. De Romeinen doen beroep op bewoners van de plaatselijke vici als ambtenaar of ambachtsman. Zo nemen de Galliërs ook Latijnse woorden over. Ze leren ook de goden van de Romeinen kennen. Ze bewonderen zelfs de mooie stenen tempels die ze daarvoor bouwen en bootsen ze op de duur na. Langs de Romeinse wegen, bij kruispunten en aan rivieren ontstaan marktplaatsen. De plattelandsbewoners verkopen er hun voedseloverschotten en producten van de huisnijverheid. Voedsel is meer dan welkom voor de legioenen. Aardewerk en sieraden verwisselen van eigenaar. Romeinen zijn verzot op Gallische ham en ganzen en Galiërs leren druiven, peren en perziken waarderen.

b Zeg met één woord: Romeins maken =

c Daardoor ontstaat een mengcultuur of een cultuur.

2 Volgens Tacitus, een Romeins geschiedschrijver, sprak een generaal de overwonnen Batavieren (een West-Germaanse stam) in het jaar 69 zo toe: 'Met de komst van ons, Romeinen, is aan alle oorlogen een einde gekomen. Wij hebben jullie alleen die dingen opgelegd, waarmee we de vrede kunnen beschermen. (...) Aan een opstand hebben jullie in ieder geval niets. Stel dat jullie zouden winnen. Dan zouden de oude ruzies tussen jullie stammen opnieuw beginnen.'

Wat willen de Romeinen door de romanisering vooral voorkomen?

Rijn Atlantische
Oceaan
Middellandse Zee
Donau
Romeinse kolonies midden 2de eeuw

Dagelijks leven in een grootstad

OHet

Romeinse Rijk bereikte zijn grootste omvang onder Trajanus. Het inwoneraantal wordt dan geschat op 50 à 90 miljoen. Dat kwam neer op 20% van de wereldbevolking. In die tijd woonden ca. 1 miljoen mensen binnen de officiële stadsgrens van Rome, het pomerium. Om de stad te voorzien van het nodige voedsel waren reeds vijf à zes provincies nodig: het graan (jaarlijks 350 000 à 400 000 ton) kwam uit Sicilië, Tunesië en Egypte, de wijn uit de Provence en de olijfolie uit Andalusië, terwijl grote delen van Italië nodig waren om de stad te voorzien van vlees en wijn.

Wonen

Een rijke Romein kon zich een privéwoning veroorloven, een domus. Een eengezinswoning was een rijhuis, had

8. peristilium zuilengalerij rond een binnentuin naar het voorbeeld van grote Griekse huizen

5. tablinum doorgang / open kantoor van de patronus

4. impluvium waterbekken voor regenwater

1. fauces, vestibulum Hoge voordeur geeft toegang tot hal en gang, bewaakt door deurslaaf of hond. Tegen de voorgevel bevinden zich soms gemetselde zitbanken, waar de clientes hun ochtengroet brachten aan de patronus.

2. taberna Kamers links en recht van de deur worden als winkel of werkplaats verhuurd. De winkelier woont vaak in op een bovenverdieping.

3. atrium Centrale hal van het huis waar alle kamers op uitkomen. De buitenmuren hebben geen openingen.

9. cubiculum kleine rust- en slaapkamers, meestal rond het atrium gelegen 6. ala berging/keuken/ dienstvertrekken voor slaven en bedienden

7. triclinium eetplaats, mooiste en grootste kamer van het huis met ligbedden rond een lage tafel

Fig. 3.2 Straat met onderste verdiepingen van insulae

Wonen en leven in Rome 3

Rome moest veel mensen te eten geven, huisvesten en dagelijks laten samenleven. We staren ons nu vaak blind op de prachtige gebouwen en mooie pleinen, maar het dagelijks bestaan was voor de overgrote meerderheid van de Romeinen niet comfortabel.

VRAAG 8

Hoe woonden de Romeinen?

Op de mozaïekvloer van de inkomhal staat een waarschuwing: Cave canem (pas op voor de hond).

insula (mv. insulae) woonblok met kleine huurkamers, zonder comfort en wankele constructie.

OPDRACHT 8 Ga na hoe een rijke Romein woonde.

1 a Welke delen van een groot huis worden hier getoond? (Huis van Menander, Pompeï)

b Vergelijk de twee woningtypes van Fig. 9. Wat is het grote verschil?

2 Bezoek een grote woning (doc x) en noteer de nummers van de tekening in de tekst. Dit is het huis van een groothandelaar.

De gevel is eenvoudig, maar de voordeur is hoog. De vloer van de inkomhal (nr. ) is versierd met een mozaïek van een gevaarlijke hond. Daar zijn ook binnendeuren van een winkel die op de straat uitgeeft (nr. ). Dan komen we in een grote ruimte die atrium (nr. ) wordt genoemd. Er komen deuren van slaapkamers (nr. ) op uit.

In het midden is een waterbekken (nr. ) te zien onder een opening in het dak.

Ook de keuken, een berging (nr. ) en zelfs een kleine eetkamer zijn hier ondergebracht.

In de doorgang naar de tuin (nr. ) is het kantoor van de heer des huizes gelegen.

De binnentuin (nr. ) is gezellig en verzorgd. Langs de zuilengang met muurschilderingen kom je helemaal achter de tuin in de grote eetkamer (nr. ) waar vaak gasten worden ontvangen. Aan de ene kant is de grote woonkamer te vinden en aan de andere kant een trap naar de zolderverdieping.

straten en pleinen

Het sociale leven van Romeinen speelt zich buiten af. 's Morgens ging een handelaar, ondernemer of politicus naar het Forum om zijn politieke, economische of privézaken te regelen. 's Namiddags was hij te vinden in de thermen, een van de vele (elf in de 4de eeuw!) badhuizen van de stad. Hij ging alleen naar huis als hij gasten op bezoek kreeg of om te avondmalen. De gewone man runde zijn winkel, zijn ambacht of was arbeider, knecht, koopman, ambtenaar ... De krappe huisvesting dreef het plebs naar de straat, daar viel nog wat te beleven bij de dagelijkse graanuitdelingen, de volksvergadering, in het circus, het theater, het badhuis, de gratis spelen ...

Fig. 2.8 Romeins badhuis, reeds 2000 jaar in gebruik

Huurhuizen

Op de begane grond bevinden zich de winkels. De kleine vensters boven de ingangen verlichten een lage tussenverdieping, die als voorraad- en slaapplaats voor de handelaar en zijn familie dient. Daarboven bevinden zich de woonverdiepingen met kleine, ongeriefelijke huurkamertjes zonder water, toilet of enig comfort. De woonblokken waren wankel en zeer brandgevoelig, want ze zaten vol hout.

Een overbevolkte stad

Rome leeft 24 uur op 24. Winkeliers stallen hun koopwaar uit op de markten en in de nauwe straatjes waar ze maar kunnen. Karren mogen overdag de stad niet in. 's Avonds gaan de poorten open om de stad te bevoorraden. Ook schapen, runderen, paarden ... worden dan naar de slachthuizen in de stad gedreven. Het wordt nooit rustig. De stad is vuil en het stinkt er, want het vuilnis wordt op straat gekieperd en blijft liggen. Er is geen ophaling. Er zijn veel dieven, gatenboorders worden ze genoemd, omdat het gemakkelijk was de houten en lemen wanden open te breken. Bedelaars, dronkaards en vechtersbazen maken de stad onveilig en er is nauwelijks stadsverlichting. Openbare toiletten en riolen waren er wel, maar ook ratten en slangen vonden hierdoor hun weg naar binnen. Veel Romeinen trokken met een talisman naar het toilet, om zich al bij voorbaat tegen onheil of ziekte te beschermen. Toiletpapier bestond niet, de variant van toen was een spons op een stok die men spoelde in een goot met water.

Fig. 3.3 Maquette van Insulae Diana te Ostia
Fig. 3.4 Romeinse openbare toiletten.
Fig. 3.5 Zicht op een drukke winkelstraat
Doc 11

OPDRACHT 9 Ontleed de woonsituatie in de huurhuizen.

1 Bekijk de afbeelding (Doc xx) en lees de beschrijving aandachtig.

a Hoeveel verdiepingen telt het hoogste gebouw?

b Waarom bouwde men in de hoogte?

c Hoe waren de woonkamers ingericht?

Juvenalis (1ste ­2de eeuw)

Romeins dichter die de wantoestanden in Rome hekelt en spot met o.a. de huisbazen

Marcus Tullius Cicero (106­43 v.Chr.) belangrijk politicus, redenaar en advocaat in een woelige tijd op de overgang van Republiek naar Keizerrijk

2 Lees de teksten van Juvenalis en Cicero hieronder. Juvenalis hekelt de huisbazen 'Met ondersteuningen houden onze huisbazen de ineenstorting van hun bezit tegen. Ze behangen grote barsten in de bouwval en verzekeren de huurders dat ze veilig kunnen slapen, terwijl het gebouw de hele tijd als een kaartenhuis aan elkaar hangt. Ik woon liever ergens anders waar branden en nachtelijke paniektoestanden niet de gewoonste zaak van de wereld zijn. Terwijl de rook je kamer op de derde verdieping bereikt, brult de heldhaftige onderbuur om water en is hij bezig met zijn boeltje in veiligheid te brengen. De laatste die wordt geroosterd is de huurder op zolder, tussen de nestelende duiven en met alleen de dakpannen die hem scheiden van de open lucht.'

Cicero schrijft aan een vriend 'Twee van mijn huurhuizen zijn ingestort, van de andere zijn de muren vol barsten en scheuren: niet alleen de huurders, maar zelfs de muizen gaan ervandoor.'

a Hoe beoordeelt Juvenalis de staat van de huurhuizen?

b Wat voegt Cicero hier nog aan toe?

3 Welke bevolkingsgroep huist in deze woonblokken?

VRAAG 9

Hoe was het dagelijks leven in de grootstad Rome?

OPDRACHT 10 Bestudeer de leefomstandigheden in de stad Rome.

1 a Typeer de openbare sfeer in Rome met enkele kenmerkende woorden.

b Hoe is het gesteld met de openbare hygiëne?

2 a Welke beroepen worden in deze Romeinse winkelstraat uitgeoefend? (Doc xx)

b Bekijk de kleding van mannen, vrouwen en slaven of bedienden. Bespreek de klederdracht met deze woorden: toga, tunica, lendendoek, peplos c Rome verbruikte heel veel water. Denk aan de thermen en de aquaducten. Hoe voorziet de Romein zich van water in het dagelijks leven op de illustratie?

Brood en spelen

In de glorietijd, toen Rome een wereldmacht werd en keizers heersten als goden, kreeg de massa waar het om vroeg: brood en spelen. Tijdens en na de veroveringen had een stroom veteranen een nieuw leven gezocht ofwel in de kolonies, ofwel in de stad waar de toekomst geen werk, maar alleen armoede voortbracht. De massa werd tevreden gehouden met graanuitdelingen en geamuseerd met dieren- en gladiatorengevechten in de amfitheaters of spectaculaire wedstrijden in het circus.

Stadions van de oudheid

De vroegste gladiatoren waren krijgsgevangenen of criminelen die waren veroordeeld tot de arena. Vrijwilligers konden aansluiten bij een groep en kregen een degelijke opleiding. De faam en de juichende menigte maakten het gladiatorenbestaan aantrekkelijk. In de praktijk kozen slechts enkelen voor een carrière als gladiator, maar buiten de arena was hun aanzien laag. 's Morgens organiseert men dierengevechten en jachten, o.a. met panters, leeuwen, hyena's, beren, olifanten ... Tegen de middag worden veroordeelde gevangenen voor de dieren gegooid. In de namiddag stellen de gladiatoren zich in schijngevechten met houten wapens eerst voor aan het publiek, daarna begint het echte werk, in tweegevechten, op leven of dood. De winst na een gevecht is erg hoog. Een succes brengt een vrije man ruim driemaal de jaarwedde van een legionair op. Een slaaf kan zijn vrijheid verdienen.

Wagenrennen

Minder wreed, maar vast even opwindend zijn de wagenrennen in het circus die door 250 000 toeschouwers kunnen bijgewoond worden. Daar verdedigen menners van twee-, drie- of vierspannen hun kleuren in helse races rond een middenberm van 300 m lang. Bij de keerpunten aan de zuilen op de uiteinden botsen de wagens geregeld. En dat gaat zo een hele dag door, de ene wedren na de andere ...

Fig. 3.6 In het hippodroom (renbaan) zoals het Circus maximus, verdedigt elk van de vier renstallen zijn kleuren, ieder met zijn supporters. Bij het beginsignaal stormen vier wagen uit de startboxen voor een helse race over zeven ronden. Na het eerste stuk in rechte lijn was alles toegelaten ...

Fig. 3.8 Het Theater van Pompejus is het eerste, het grootste en een van de drie stenen theaters in Rome. Het stond model voor de latere theaters. De oorspronkelijke theaters waren tijdelijke houten podiums voor de trappen van een tempel bij religieuze feesten. De kleine tempel wijst nog op dit verband.

Fig. 3.7 Gladiatoren bevechten elkaar, meestal op leven en dood

Op welke manieren trachtte de overheid het volk tevreden te houden?

gladiator zwaardvechter (Lat. gladius = zwaard)

Gladiatormozaïek, 4de eeuw (Villa Borghese, Rome)

OPDRACHT 11 Onderzoek het massavermaak van de Romeinen. (Doc x)

Veel van de grote gebouwen in Rome waren bestemd voor volksvermaak: amfitheater, circus, theater, thermen. Gladiatorenspelen en wagenrennen waren topsport. Het toont aan dat de 'spelen' een zeer belangrijk rol vervullen in de samenleving.

1 a Onderstreep in de tekst de soorten vermaak die J. Caesar organiseert voor het volk. Suetonius over de spelen Julius Caesar organiseerde spelen van allerlei aard: gladiatorengevechten, circusspelen, atletenkampen, een scheepsgevecht, jachtpartijen en tot slot een gevecht van vijfhonderd soldaten, dertig ruiters en twintig olifanten. Naar de spelen waren zoveel mensen gekomen dat zeer velen in de massa werden vertrappeld en verstikt, onder wie twee senatoren.

b Heeft dit vermaak succes?

c Wat wint J. Caesar hierdoor persoonlijk, denk je?

d Welk politiek doel wil hij als politicus bereiken met populariteit bij het volk?

e Wat is de politieke rol van 'spelen' in de samenleving?

2 a Hoe wordt het stadsproletariaat verder nog tevreden gehouden? (Doc x)

Gaius Suetonius Tranquillus (ca. 70­140) Romeins biograaf, beschreef het leven van J. Caesar en meerdere keizers de 'murmillo'heeft een gesloten helm met vizier, een groot schild en een kort zwaard, de 'retiarius' is een netvechter zonder helm, met drietand

Lucius Annaeus Seneca (ca. 5 v.Chr.­65) Romeins schrijver en filosoof, betrokken bij de opvoeding en het bestuur van de jonge keizer Nero. In Brieven aan Lucilius verduidelijkt hij zijn Stoïcijnse filosofie.

b Welke korte slogan drukt perfect uit wat de mensen verwachten van de overheid?

3 Zeg in je eigen woorden wat Cicero niet begrijpt van het volksvermaak.

Cicero begrijpt het niet.

De jacht op wilde dieren, vijf dagen lang, tweemaal per dag, is prachtig, dat kan ik niet ontkennen. Maar wat voor plezier put iemand met smaak uit der verscheuring van een zwak mens door een ongelooflijk sterk beest, of uit een mooi dier dat op een speer gespiest wordt?

Hij begrijpt niet

4 Hoe verlopen de 'spelen' in het amfitheater gewoonlijk? (Doc xx)

• 's morgens:

• 's middags:

• 's namiddags:

5 a Wat verwachtte Seneca van de spelen?

Seneca schrijft aan zijn vriend Lucilius 'Op een middag kwam ik toevallig het amfitheater binnen. Ik verwachtte sport, ontspanning en plezier, maar kreeg het tegendeel ... 's Morgens worden mensen voor de leeuwen en de beren geworpen, 's middags voor hun toeschouwers. Die eisen dat slachters aan nieuwe slachters worden prijsgegeven en ze sparen de winnaar op voor een volgend bloedbad. Voor de vechters eindigt het altijd met de dood (...) en dat gebeurt dan om in de arena de tijd te doden'.

b Zeg zo kort mogelijk wat hij aantreft.

6 Welke vorm van vermaak viel ook erg in de smaak? (Fig. 10.7)

Onderwijs en opvoeding

Alleen

jongens gingen naar school tot hun twaalfde als de ouders dat konden betalen. Kinderen van rijke ouders kregen een huisleraar, meestal een geschoolde Griekse slaaf. Voor jongens volgde dan voortgezet onderwijs of een beroepsopleiding. Meisjes bleven thuis en leerden alles over het huishouden. Wie arm was hielp vader thuis.

Jucundus

heeft het van vrijgelaten slaaf tot groothandelaar gebracht. Zijn heer kocht hem als kind, voedde hem op als zijn zoon en liet hem een flinke erfenis na. Jucundus heeft dan ook genoeg geld om zijn drie zonen het beste onderwijs te geven. In Rome is geen schoolplicht. Ouders zorgen zelf voor de opleiding van hun kinderen.

Quintus jongste zoon, 7 jaar

Krijgt les van een Griekse magister (leraar). Samen met 15 andere jongens leert hij vier jaar lang rekenen, lezen en schrijven. Dat schrijven gebeurt op een houten plankje met opstaande randen. Daartussen wordt een laagje was gestreken. Hij schrijft erop met een metalen of een ivoren stift (stilus). Aan de andere zijde van de stift zit een plat stuk om de fouten uit te vegen. Quintus komt wel eens thuis met een blauwe plek. De meester treedt vaak hardhandig op.

Een schooldag

tweede zoon, 12 jaar

Marcus leert in de middelbare school grammatica. Hij leest er de werken van beroemde Griekse en Romeinse schrijvers Sommige stukken van Homerus en Vergilius moet hij van buiten kennen. Ook geschiedenis, aardrijkskunde, sterrenkunde en mythologie staan op het programma. Maar Marcus gaat liever naar de sportvereniging. Daar kan hij lopen, speerwerpen, worstelen en vooral schermen en paardrijden.

Metella

is de vrouw van Jucundus. Ze wist al in haar kinderjaren dat ze ooit zijn vrouw zou worden. Dat was zo overeengekomen tussen hun families. Zij brengt natuurlijk meer tijd door in huis dan haar man. Ze bekommert zich om familiezaken en de opvoeding van de kinderen. Daarbij heeft ze heel veel vrijheid. In de mannenwereld wordt naar haar geluisterd.

Zij heeft alleen lager onderwijs gevolgd. Er is overeengekomen dat zij op 15-jarige leeftijd zal trouwen met Caius, de zoon van een bevriende aannemer. Van haar moeder leert Cosconia hoe je een groot huishouden - met tien slaven en vijftien vrijgelatenen - moet leiden. Rijke dames doen zelf geen zware huisarbeid. Zij kijkt ook graag toe als haar moeder zich opmaakt voor een stadswandeling, want zij volgt nauwgezet de mode.

Een gewone schooldag begint om 6 uur in de ochtend en duurt tot 12 uur. Lessen worden gegeven in open lucht. Er zijn geen weekends, wel veel vrije dagen en feestdagen. Zo is er elke 9de dag markt en dan is er te veel lawaai en te veel drukte om les te geven. In de zomer is het te warm en dus vakantie.

Fig. 3.9 Een grammaticus (leraar) met drie discupili (leerlingen). Kopie van een reliëf gevonden in Neumagen (D) 180-185 n.Chr

Fig. 3.10 Een plankje met opstaande rand voor was (wastafeltje) en schrijfgerei

Op zijn zestiende heeft Titus de witte mannentoga gekregen. Hij heeft ook les gekregen bij een retor, iemand die hem welsprekendheid leerde. Hij wil namelijk advocaat worden. Misschien lukt het wel om zich in de volksvergadering te laten opmerken en mensen te overtuigen van zijn ambities. Hij wil in Rome een aantal problemen helpen oplossen als magistraat in dienst van de keizer. Dat zou mooi zijn.

Marcus
Cosconia dochter, 11 jaar
Titus oudste zoon, 18 jaar

Hoe was onderwijs en opvoeding georganiseerd in Rome?

schoolloopbaan leeftijd niveau leermeester vakken waar?

toga lang, breed kledingsstuk van volwassen, vrije Romeinse mannen (niet voor slaven of vreemdelingen), gedragen boven de onderkleding (tunica). Er waren meerdere types volgens de gelegenheid en de status van de drager.

bulla

amulet, gelukshanger die Romeinse kinderen moest beschermen in hun kindertijd. Eén op drie drie kinderen stierf voor de eerste verjaardag en één op twee voor de tiende. Zo had Cornelia, de moeder van T. en G. Gracchus twaalf kinderen waarvan er slechts drie volwassen werden.

lararium nis of altaartje voor de huisgoden (lares familiares)

Op vaste dagen of bij belangrijke familiegebeurtenissen werden er bescheiden offers gebracht door de huisvader.

OPDRACHT 12 Maak een overzicht van onderwijs en opvoeding in het antieke Rome.

1 Doorstreep alles wat niet past bij het Romeins onderwijs.

Onderwijs was verplicht / niet verplicht doelgroep: iedereen / jongens / meisjes / rijke kinderen

2 Vergelijk het onderwijssysteem in Rome met het onze. Bespreek dit in de klas.

kindertijd

mannentogavolwassen 7 j 12 j. 15 j. 18 j.

basisonderwijsvoortgezet onderwijsretorenschool magister grammaticus retor soldaat welsprekendheid lezen schrijven rekenen

Latijnse en Griekse schrijvers aardrijkskunde, geschiedenis sterrenkunde, mythologie sport- / beroepsopleiding

thuis, op straatbij leermeester bij geleerde

vrij beroep ambtenaar enz.

3 Onderstreep in de tekst waarom het Grieks als tweede taal zeer nuttig was.

Grieks, de tweede taal

In Rome is het Grieks de tweede taal. Om praktische redenen moet je nu eenmaal Grieks kennen. Veel Grieken en oosterlingen werken in Rome sinds de veroveringen en veel Romeinen komen als ambtenaar, militair of koopman in contact met het Oosten. Daarnaast is het ook een middel om de (bewonderde) Griekse cultuur te leren kennen. Rijke Romeinse kinderen leren thuis Grieks van een slaaf en later op school.

4 Op welke formele manier eindigde de kindertijd? Onderstreep de elementen.

De toga maakt de man

Het was een feestdag want Titus vierde zijn ontvangst van de mannentoga.

's Ochtendsvroeg kwam de hele familie samen bij het lararium. In stilte stond Titus tussen zijn vader en moeder. De broers, zijn zus en alle slaven waren ook aanwezig. Titus plaatste al zijn kinderspullen voor het lararium, zijn bulla en zijn kindertoga en zijn houten zwaard waarmee hij altijd speelde toen hij nog een kleine jongen was. Daarna bracht zijn vader een offer aan alle huisgoden. Hij zegde : 'Goede huisgoden, wij willen jullie dank betuigen omdat jullie onze Titus tot nu toe hebben beschermd'. De slaven trokken Titus een nieuwe mannentoga aan voor de ogen van de ouders. De vader gaf zijn zoon een kus. De broers en zus schreeuwden met enorme vreugde: 'Hoera, Titus, je bent geen jongen meer, maar een dappere man'. Met gelijke vreugde hield de moeder haar zoon vast. Zij lachte en huilde. 's Middags leidde vader zijn zoon met een stoet van vrienden door veel straten naar het Forum, waar Titus aan al zijn kameraden zijn mannentoga toonde. Daarna is Titus met zijn vader in het tabularium naar een secretaris van het staatsarchief gegaan waar het register van de burgers wordt bewaard . De vader zei met een luide stem: 'Mijn zoon is Titus Crispus!' De secretaris antwoordde: 'Jouw zoon is nu een Romeins burger'.

Fig. 3.11 Een jongeling wordt man als hij de mannentoga ontvangt en zijn jeugd (bulla) offert aan de huisgoden.

Recht en spreken

De vroegste rechters zijn familievaders, de pater familias. Hun oordeel over alles en iedereen in de famlia was absoluut. Een staat besturen en de samenleving organiseren, gebeurt ook met regels: de regels van het recht. De Romeinen kenden oorspronkelijk alleen mondeling doorgegeven regels, gebruiken en gewoonten die het leven regelen. Het ongeschreven gewoonterecht, belangrijk bij processen, werd ca. 350 v.Chr. voor het eerst opgetekend op Twaalf bronzen Tafelen, opgesteld op het Forum zodat iedereen er kennis kon van nemen. Schoolkinderen kwamen de rechtsregels daar uit het hoofd leren. (Cicero, De legibus, 2.59)

De Romeinen ontwikkelden een ware hartstocht voor processen. Rechtszaken met advocaten, zoals Cicero, werden in het openbaar gevoerd, op het Forum of in de aanpalende basilica die als handelsmarkt, voor grote vergaderingen en rechtszaken geschikt was. Dan stroomden vele toeschouwers samen om gespannen de redevoeringen te volgen. De staat bestrafte alleen speciale vergrijpen of misdaden zoals hoogverraad, moord of omkoping bij verkiezingen. Voor misdrijven tegen burgers, bv. diefstal, inbraak, slagen en verwondingen, traden de betrokkenen zelf op om ervoor te zorgen dat hen recht geschiedde. De benadeelden konden een beroep doen op getuigen en advocaten. De rechter kwam pas op het einde in actie en veroordeelde de schuldige tot een boete of, voor zware misdrijven, tot straffen als verbanning, verlies van burgerrechten en doodstraf.

Nieuwe regels

Marcus Tullius Cicero (106-43 v.Chr.)

kwam uit een rijke familie, zonder veel invloed. Als ambitieus advocaat en door zijn huwelijk, werd hij beroemd en kwam hij in de politiek terecht. Hij werd ediel, senator en consul.

Zo bepaalde hij vanop de eerste rij mee de politiek van zijn tijd, de woelige tijd van de burgeroorlogen. Hij was een hevig verdediger van de Senaat en het ideaal van de republiek. Met succes kon hij de samenzweerder Catilina uitschakelen die de ondergang van de Republiek nastreefde. In grote staatsprocessen zoals Cicero die voerde, was de rol van de advocaat meer die van redenaar dan die van een advocaat in moderne zin. Zijn groot redenaarstalent leverde hem aanzien en invloed op. Politici van het eerste triumviraat probeerden hem aan hun kant te krijgen, maar dat leverde hem ook veel vijanden op.

Fig. 3.12 Grondplan van basilica Julia in Rome. De basilica was zowel handelsgebouw, openbare vergaderplaats als gerechtsgebouw. De rechter zat in de halfronde apsis op een troon of de erezetel van een hoge ambtenaar, omringd door de partijen, advocaten en getuigen. Toeschouwers vulden de middenbeuk.

De veroveringen van Rome veranderden ook de regels van het recht. Door de handel en verdragen met veroverde steden en onderworpen volkeren, ontstonden nieuwe regels die rechten en plichten vastlegden. Ook nu toonden de Romeinen hun praktische kant als meesters van het recht. Ze formuleren de regels van de rechtspraak tussen personen, de staat en het volk en de verhouding tot andere volkeren kort en duidelijk. De Romeinen gingen ervan uit dat de regels wel kunnen verschillen in tijd en plaats, maar dat de beginselen voor alle tijden en voor alle mensen gelden. Keizer Hadrianus (118-137) stopte de veroveringen van zijn voorganger Trajanus, beveiligde de grenzen en streefde naar klare wetgeving in zijn bestuur. Hij liet zijn decreten en de gegevens uit vroegere wetten samenbrengen in een overzichtelijk wetboek, een Eeuwig Edict of een codex. Andere keizers, zoals Justinianus in de 6de eeuw, bouwden hierop voort. Deze oude Romeinse rechtsregels liggen nog altijd aan de basis van het moderne recht.

Op welke manier werden de Romeinen meesters van het recht?

praetor politiek ambtenaar, voor rechtszaken toegevoegd aan elke consul gedurende het jaar van het consulaat. Hij sprak zelf geen recht, maar beoordeelde of iemand voor de rechter moest komen of niet. Hij vaardigde regels of edicten uit die vervielen na het ambtsjaar. Later werd het de gewoonte deze tijdelijke edicten te bewaren en opnieuw kracht van wet te geven. Zo ontstond een geheel van rechtsregels die Eeuwig Edict of regels voor rechtspraak werden.

OPDRACHT 13 Onderzoek hoe rechtspraak tot stand kwam in Rome. Waar mensen samenleven ontstaan automatisch rechten en plichten tegenover elkaar. Om de rechten van iedereen te waarborgen, zijn afspraken, regels of wetten nodig. Als er conflicten ontstaan, moet een derde partij recht spreken volgens de afgesproken principes.

1 Welke zijn de drie stappen in het ontstaan van rechtspraak bij de Romeinen? (Doc x) 1. 2. 3.

2 Het Romeins burgerrecht heeft twee soorten recht.

a Hoe wordt het recht van burgers afzonderlijk en tegenover elkaar genoemd? (Doc xx) Geef voorbeelden.

b Hoe wordt het recht tussen burgers en de overheid genoemd? Geef voorbeelden.

c Door de veroveringen van Rome komt er nog een recht bij. Welk recht en wat is het?

3 a Hoe werden misdrijven bestraft? Geef voorbeelden van misdrijven en de bestraffing.

• misdrijven tegen de overheid:

• burgerlijke misdrijven:

b Wie stond in voor de rechtspraak in gewone geschillen tussen burgers?

decreten

maatregelen met het karakter van een wet codex wetboek, een verzameling keizerlijke wetten De bekendste verzameling wetten is die van Justinianus, keizer van Byzantium van 527 tot 565, de Codex Justinianus. De Code van Justinianus is nog steeds de basis van het t huidige internationale recht.

4 a De Romeinen formuleerden hun rechtsregels kort en krachtig. Heel wat van deze principes zijn nog steeds in het moderne recht in gebruik. Lees ze aandachtig.

Romeinse rechtsregels die nog altijd bestaan

1• in dubio pro reo / in geval van twijfel gaat de beklaagde vrijuit

2 • nulla poena sine lege / niemand kan gestraft worden op grond van verdenking alleen

3 • testis unus, testis nullus / bij een proces moeten beide partijen gehoord worden

4 • actore non probante, reus absolvitur / iemand is onschuldig tot zijn schuld is bewezen

5 • cogitationis poenam nemo patitur / niemand mag gestraft worden om hetgeen hij denkt

6 • Nemo tenetur se ipsum accusare / een getuigenis onder dwang is niet geldig

b Titus Pomponius Atticus was een Romeins zakenman en vriend van advocaat Cicero. Hij vertelde hem over een misdrijf dat ook tegenwoordig nog zou kunnen voorkomen. Lees de tekst en onderstreep één woord dat zegt waarover het misdrijf gaat. Onderstreep ook de overweging van de verteller op de beslissing van de praetor.

Pomponius vertelt dat praetor Cedicianus niets heeft gedaan tegen iemand die een lening heeft gekregen en waarvan beweerd wordt dat de ontlener bedrog heeft gepleegd. Commentaar van Pomponius op de beslissing van de praetor om de klacht niet door te verwijzen naar de rechter: 'Dat is eerlijk want er wordt alleen actie ondernomen als het groot en voor de hand liggend bedrog betreft.'

c Op welke principes berust de mening van Pompejus volgens jou? Nrs. :

d Wat is de taak van een advocaat zoals Cicero in een rechtszaak?

Keizer Justinianus I op een mozaïek in de basiliek San Vitale in Ravenna (It.)

De Punische oorlogen

Romeinen

zijn vooral praktische mensen. Wat ze elders interessant vinden, nemen ze gewoon over en passen dat aan. Ze gaan vooral leentjebuur spelen bij de Etrusken en de Grieken. Van de Etrusken namen ze boog, gewelf en koepel over en voegen er een kruisgewelf aan toe voor hun grote amfitheaters, aquaducten, thermen, basilica's, triomfbogen ... 'Beton' is een nieuw product: een mengsel van kalk (als bindmiddel) , vulkanisch tufgesteente, zand en water dat grote en hoge constructies mogelijk maakt. De afwerking gebeurt dan vaak met baksteen of een bekleding met marmeren platen. Door de toepassing van baksteen moesten muren worden gepleisterd. Daar schilderde men dan met pigmenten fresco's op, zoals bij de Etrusken. Vloeren die meer aan sleet onderhevig zijn, werden versierd in een patroon van stukjes marmer, glas en geglazuurd aardewerk volgens een mozaïektechniek. Voor hun goden, maar ook voor zichzelf, bouwen de vergoddelijkte keizers tempels naar Grieks model. Naast de sobere en functionele Griekse zuilen, wordt nu de sierlijke Korinthische zuil uit de hellenistische tijd veelvuldig toegepast. Straten en fora sieren ze met ruiterstandbeelden, triomfbogen en monumentale beelden. Het Forum Romanum, ooit een marktplein, is in de keizertijd uitgegroeid tot het centrum van het openbare leven en een toonzaal van de praal en de pracht waarmee de keizers hun macht omringen.

Fig. 4.1 Met het tongewelf (boven) en het kruisgewelf (onder) konden overspanningen gemaakt worden zonder zuilen omdat de druk wordt afgeleid naar de muren.

Fig. 4.2 Forum Romanum met zicht op de westelijke Capitolinusheuvel

Forum Romanum, centrum van het openbare leven, hart van het Rijk 1. Curia: senaatsgebouw 2. Boog van Septimus Seversus 3. Rostra: spreekgestoelte 4. Tempel van Vespasianus 5. Via Sacra: Heilige weg 6. Boog van Tiberius 7. Tempel van Saturnus 8. Zuil van Phocas 9. Basilica Julia 10. Basilica Aemilia 11. Tempel van J. Caesar 12. Tempel van de Vestaalse Maagden 13. Tempel van Castor en Polux 18. Huis van de Vestaalse Maagden 22. Tempel van Concordia Niet op het Forum: 14. Tempel van Augustus 15. Tempel van Antoninus Pius en Faustina 16. Tempel voor zoon van Maxentius 17. Tempel van Venus en Roma 19. Basilica Maxentius 20. Colosseum: arena 21. Boog van Titus 23. Tabularium, archief van Rome 24. Tempel van Jupiter, belangrijkste tempel van Rome

Praktische Romeinen 4

De cultuur van Grieken en Romeinen is erg verschillend. Romeinen keken bewonderend naar de Griekse cultuur en ze zullen heel wat elementen nabootsen, maar hun karakter is anders: de Griek is kunstzinnig en idealiseert, de Romein is praktisch en organiseert.

VRAAG 13

Hoe ontstond de Romeinse bouwkunst?

fresco muurschildering met pigmenten op nat pleisterwerk (It. fresco = vers) en eventueel verder afgewerkt na droging met andere pigmenten

mozaïektechniek stukjes steen, glas en geglazuurd aardewerk in een patroon gelegd volgens een ontwerp, getekend in een gladde mortellaag en ingevuld met veelkleurige stukjes marmer, als afval beschikbaar bij steenhouwers. Daarna wordt de achtergrond aangebracht.

OPDRACHT 14 Verken het Forum Romanum in de Keizertijd.

1 Het vakmanschap van de Romeinen berustte op kennis van onderworpen volkeren.

a Noem twee volkeren en wat de Romeinen van hen overnamen in de bouwkunst.

• : aangevuld met

• : met nieuw type zuil, nl. de

b Welk nieuw bouwmateriaal komt in gebruik en waaruit bestaat het?

c Met beton worden grote constructies mogelijk. Wat is de echte uit het Latijn afgeleide vakterm voor volgende woorden en verklaar.

• arena:

• waterleiding:

• gerecht en handel:

• badhuis

• ereboog:

2 a Met welke decoratieve elementen worden interieurs vaak versierd? Noteer de gepaste term onder de afbeelding. (afbeeldingen uit villa's in Pompeii)

b Ter versiering worden aan de buitenzijde van gebouwen ook halfzuilen aangebracht. Aan het Colosseum zijn de drie Griekse zuilen als halfzuilen verwerkt. Welke stijlen herken je?

onder: midden: boven:

3 Onderzoek de afbeeldingen op en in de omgeving van het Forum Romanum.

a Noem vier openbare bestuursgebouwen. Zoek de namen bij de nummers op de tekening.

• (1) • (9) • (10) • (23)

b Hoe wordt het spreekgestoelte genoemd?

c Hoeveel tempels tel je? • voor de goden: • voor vergoddelijkte keizers :

d Hoeveel triomfbogen zijn er te zien?

e Waarmee is het Forum verder verfraaid en versierd?

Fig. 4.3 Buitenkant van het Colosseum met halfzuilen, boog en gewelf

Stedenbouwers

Romeinen brachten een monumentale bouwkunst voort die praktisch nut en technische kennis combineerde. Muren en boogconstructies kwamen in de plaats van de oud-Griekse architraafbouw. Bogen, gewelven en koepels lieten rondbouw toe om grote binnenruimten te scheppen. Met breuksteen en kalk werd een bouwmortel gemaakt die in lagen kon gegoten worden en verharden tot beton. Marmergroeven in de directe omgeving waren niet meer nodig. Niet alleen Griekse tempels en theaters stonden model voor de Romeinse, ook de Griekse steden waren een voorbeeld. Oude steden als Athene waren geleidelijk en spontaan gegroeid rondom een akropolis, in wanordelijke wijken. Hippodamus van Milete, een architect uit de 5de eeuw v.Chr. hielp zijn geboortestad Milete (op de kust van Kl.-Azië) heropbouwen na de verwoesting door de Perzen in 479 v.Chr. Hij ging heel planmatig tewerk: de straten lopen parallel en kruisen elkaar in hoeken van 90 graden, grote en gelijke huizenblokken leveren een regelmatige plattegrond op. Het centrum was ook nu nog vaak het forum met openbare gebouwen eromheen. Zo ontstond het dambordpatroon. Vrijwel alle na 400 v.Chr. gestichte of heropgebouwde steden werden op deze manier aangelegd. De aanleg van de Romeinse legerkampen (castra) was hierop gebaseerd. Ze pasten dit systeem ook toe in de kolonies (coloniae) die zij vanaf de derde eeuw v.Chr. nieuw aanlegden. Voorbeelden zijn Milete, Piraeus (haven van Athene), Priëne, Pompeii, maar ook Tongeren bij ons. Door de kolonisatie van het Romeinse Rijk ontstonden in onze gewesten steden (vici) uit handelskernen en/of bij militaire kampen. Die stedelijke bevolkingsconcentraties waren niet geleidelijk ontstaan en vereisten een planmatige stadsaanleg. Anders was het in Rome waar 80% van de bevolking leefde in woonkazernes, gelegen in smalle, kronkelende straten zonder stedenbouwkundige planning.

1. Casa (Huis) dei Vettii

2. Huis van de Faun

3. Huis van de Zilveren Bruiloft

4. Casa di Centenario

5. Huis van de Tragische Dichter

6. Tempel van Fortuna Augusta

7. Thermen van het Forum

8. Tempel van Jupiter

9. Lupanar

10. Stabiaanse thermen

11. Tempel van Apollo

Theater van Marcellus

Tempel van Jupiter op de Capitolijn

12. Basilica 13. Gebouw van Eumachia 14. Tempel van Vespasianus 15. Forum Triangulare 16. Theater 17. Porticus: zuilengalerij 18. Huis van Menander 19. Tempel van Isis 20. Odeum 21. Huis van Venus 22. Am theater

Forum Romanum

keizerlijke fora Pantheon

Fig. 4.4 De oude stadskern van Pompeii herbergt het forum, de grote markt en de openbare gebouwen. Na de verovering werd de uitbreiding planmatig aangepakt. De hoofdstraat en de hoofdwegen waren noord- -zuid en oost-west georiënteerd.

Circus Maximus
keizerlijke paleizen op de Palatijn
aquaduct Tempel van Claudius
Colosseum
Porta di Sarno
Porta Ercolano

14

Op welke manier werden de Romeinen stedenbouwers?

Hippodamus van Milete (5de eeuw v.Chr.) architect en stedebouwkundige, vader van de stedenbouw dambordpatroon (schaakbordpatroon) stadsaanleg met straten die elkaar loodrecht kruisen architraafbouw bouwen met balken en zuilen

OPDRACHT 15 Verklaar het ontstaan van planmatige stedenbouw.

1 De bedenker van planmatige stedenbouw was een Grieks architect/ Romeins architect, nl. toen hij zijn geboortestad na verwoesting door de planmatig kon herbouwen volgens een patroon.

2 Waar pasten de Romeinen dit bouwprincipe met rechte en haakse straten toe? • •

3 Welke technische kennis maakte monumentale bouwwerken mogelijk?

Fig. 4.5 Het Pantheon = 'Gewijd aan alle goden', werd herbouwd door keizer Hadrianus (118-125) in zijn huidige ronde vormen
Fig. 4.6 De koepel van 5000 ton tuf- en puimsteen vormt, doorgetrokken tot op de grond, een bol van 43,5 m doormeter (Giovanni Paolo Panini)
Fig. 4.7 Colosseum buitenkant: hoogte: ruim 50 m - lengte: 188 m - breedte: 156 m - omtrek: 527 m toeschouwers : ca. 50 000
Fig. 4.8 Colosseum binnenkant: overblijfselen van de ondergrondse gangen en kooien, nu met toeristenplatform
Fig. 4.9 Thermen van keizer Caracalla (3de eeuw), gootste badhuis van Rome met een capaciteit van 2 500 bezoekers

Aquaducten

De Romeinen voorzagen elke stad van gezond, schoon drinkwater. Meestal was dat bronwater. Werd er ergens een stad gesticht, dan ging men direct op zoek naar bronnen in de ruime omgeving. Om het water naar de stad te brengen werden aquaducten of letterlijk 'water-leidingen' in steen aangelegd. Ook in Rome moesten de bewoners van de 7 heuvels hun eigen drinkwater hebben. Een hoog aquaduct dus voor de hogere delen van de stad en een laag voor de lagere delen zodat waterdruk aan het eindpunt - de vele fonteinen, de badhuizen, rioleringen in de stad - overal gelijk was. Elf aquaducten voorzagen 1 miljoen mensen van het nodige water.

Het waterkanaal was met een speciale waterdichte kalkmortel afgewerkt. De bovenkant van het kanaal was afgedekt met grote platte stenen om vervuiling en besmetting van het water te voorkomen. Op regelmatige afstanden waren er inspectiegaten.

secundaire weg autoweg aquaduct ondergronds rivier stad

Fig. 4.10 Verloop van het aquaduct van Uzès naar het Romeinse Nemausus (Nîmes) met de 'Pont du Gard', de bovengrondse overbrugging van de Gardon.

Doc 18

Schematische voorstelling van een bovengronds aquaduct. De Pont du Gard nabij Nîmes in Zuid-Frankrijk is het beroemdste aquaduct en de hoogste antieke brug ter wereld. De overbrugging van de Gardon gebeurt door drie op elkaar geplaatste bogenrijen (6 bogen onder, 11 in het midden en 47 in de bovenste laag). Dit technisch en wiskundig meesterwerk hee van de bron tot de stad Nîmes een verval van slechts 34 cm of een hoogteverschil van 17 m over een lengte van 53 km. Volledig voortgestuwd door de zwaartekracht werd tot 20 000 m3 water per dag overgebracht naar het verdeelbekken in de stad. Het aquaduct verliep grotendeels ondergronds, maar er bevinden zich nog wel enkele kleine bovengrondse bogen op het traject.

sluitsteen
24,52 m15,5 m
48,77 m
bron stad
inspectieschachten
bezinkbassin
overdekt kanaal (275 m)
verdeelbekken
Uzès
Nîmes

VRAAG 15

Hoe veelzijdig was de Romeinse bouwkunst?

de bouwwijze van het aquaduct is convex (= gebogen) om de druk van het water in de stroomrichting op te vangen

OPDRACHT 16 Onderzoek de veelzijdigheid van de Romeinse bouwkunst.

1 Welke moeilijkheden moesten de Romeinen overwinnen om het water in Nîmes te krijgen?(Doc x) 1. 2.

2 a Noem vier bouwkundige maatregelen van de Romeinen om het aquaduct zo stevig mogelijk te maken. Bestudeer daarvoor (Doc xx) en de informatie in de rand. 1. bouw is gebogen of 2. pijlers op 3. op de pijlers 4. brede onderaan

b Stedelingen in de oudheid gebruikten veel meer water per inwoner dan wij nu. Hoe kwam dat en waarom was dat gevaarlijk? Ontleed de tekst.

Gevaarlijk water

Het water dat naar de honderden fonteintjes in de stad stroomde, liep uiteindelijk weg over de straten (...) Een rioleringsstelsel ontbrak. De beroemde Cloaca was een afwateringskanaal met een handvol zijtakken, bedoeld om het Forum te draineren. Een fijnmazig stelsel van ondergrondse kanalen waardoor vuil water kon worden weggeleid, lijkt niet te hebben bestaan. Ook in onze eigen tijd is dat gevaarlijk: onder de overlevenden van de wervelstorm Katrina, die in 2005 New Orleans trof, braken cholera, dysenterie, hepatitis, tuberculose en tyfus uit. (Naar: mainzerbeobachter.com)

3 Rome bezat de grootste verzameling bouwwerken. Ook de provinciesteden pronkten met hun openbare gebouwen. Bekijk de foto's hieronder en de vorige pagina's. Noem zo veel mogelijk soorten gebouwen die de veelzijdige bouwkunst illustreren.

Fig. 4.11 Porta Nigra (Trier)
Fig. 4.12 Via Appia nabij Rome
Fig. 4.13 Muur van Hadrianus (Schotland)
Fig. 4.14 Theater van Orange (Z.-Fr.).
Fig. 4.15 amfitheater (Nîmes) Fig. 4.16 Basilica van Constantijn (Trier)
Fig. 4.17 Romeinse brug over de Moezel (Trier)

Beeldende kunsten

DDoor de veroveringen kwam Rome in contact met de grootste kunstwerken van de oude wereld. Alles wat Grieks was, en vooral het beeldhouwwerk, viel in de smaak. Beelden werden als buit meegenomen, verzameld en gekopieerd.

Realistische portretten

De Romeinse portretkunst gaat terug op de dodencultus van de Etrusken die de as van gestorven familieleden in sarcofagen bewaarden. Op die stenen grafkisten wordt de dode liggend afgebeeld, het lichaam soms in een standaardvorm, maar het hoofd geleek steeds sprekend op de overledene. Zeker wie behoorde tot een aanzienlijke familie, bewaarde thuis portretten van de voorouders, gebaseerd op een in was afgedrukt dodenmasker dat nadien in brons en marmer werd gekopieerd. Zulke maskers en beelden krijgen een ereplaats. Ze worden vereerd met offers en meegedragen tijdens processies. Romeinen geloven dat met een gelijkende beeltenis van het gezicht ook de ziel en de geest van iemand wordt bewaard. Deze gedachten werden mettertijd ook toegepast op beelden van levende personen. De portretten mogen de werkelijkheid niet mooier maken dan ze ze was. Ook keizers en bekende figuren worden met ongenadig realisme voorgesteld op portretten en als borstbeelden, (ruiter)standbeelden, beeldengroepen. Mannen worden meer afgebeeld dan vrouwen met hun typische kapsels. Mannen dragen hun haar kort. Het was een teken van beschaving, orde en discipline in tegenstelling tot de wilde lokken van Gallische Kelten en Germaanse barbaren.

Fig. 4.19 Tafereel aan het Vredesaltaar met hoogwaardigheidsbekleders en het volk van Rome. Dit monument werd opgericht ter ere van de godin Pax na een langdurige vredesmissie (16-13 v.Chr.) die keizer Agustus uitvoerde in Spanje en Gallië.

Fig. 4.20 Detail van de zuil van Trajanus: beneden maken de soldaten zich gereed om er met schepen op uit te trekken, de zeegod Neptunus kijkt goedkeurend toe. Daarboven leggen de soldaten een weg aan en bouwen zij verdedigingswerken.

Romeinen combineren reliëfs dikwijls met architectuur aan triomfbogen en erezuilen. Dit type beeldhouwwerk bevat een verhaal dat een historisch feit vereeuwigt en tegelijk een belangrijke vorm van keizerlijke propaganda is. De beroemde zuil van keizer Trajanus, is het verslag van zijn veldtochten tegen de Daciërs.

Huisdecoratie

Huisdecoratie Interieurs van villa's waren rijkelijk versierd met fresco's (muurschilderingen) zoals blijkt uit vondsten te Pompeii en Herculaneum. Op de eerste pleisterlaag van een muur werd een schets gemaakt met houtskool en ingekleurd met schaduwpartijen. Daarover kwam een dunne, gladde tweede pleisterlaag waardoorheen de onderschildering nog te zien was. In de natte kalklaag kwamen de andere, felle kleuren. Dat moest snel gebeuren want in één dag is de kalk droog en het pigment geheel in de muur opgenomen. Mythologische taferelen, natuurlandschappen en stillevens genoten de voorkeur.

Mozaïeken in decoratieve vormen, sierden de vloer.

Fig. 4.21 Dit fresco toont de inwijding in de Mysteriën van Dionysus. ( Vila dei Misteri, Pompeii)

Fig. 4.18 Ruiterstandbeeld van Marcus Aurelius (Rome)

VRAAG 16

Welke bijdrage leverden de Romeinen aan de beeldende kunsten?

Op de gouden munten (aureus) zijn de keizers duidelijk herkenbaar, hier keizer Tiberius Zo hadden de Romeinen in het grote rijk ook een naam en en een idee van het uiterlijk.

OPDRACHT 17 Onderzoek de beeldende kunstvormen bij de Romeinen.

1 a Wie zijn de oorspronkelijke uitvinders van de portretkunst?

b Hoe ontstond deze kunstvorm?

c Wat was een essentieel kenmerk van de beelden?

d Waarom was dat zo belangrijk?

2 a Hoe evolueerde deze kunst?

b Zeg met één woord wat het hoofdkenmerk is van deze portretkunst en leg uit.

c Noem drie verschillende vormen van portretbeeldhouwkunst.

3 a Welke tweede tak vaan de portretkunst kwam nu ook tot bloei en leg uit?

b Wat is het thema van dit beeldhouwwerk en waar komt het voor? Geef voorbeelden.

4 a Welke vorm van wanddecoratie kwam voor in rijke villa's? Leg de techniek kort uit.

b Hoe werden vloeren versierd?

c Welke onderwerpen kwamen in de huisdecoratie voor?

Julia Domna, vrouw van Septimus Severus
Fig. 4.22 Slaapkamer in een villa (Pompeii

Van geesten naar goden

Devroege Romeinen waren boeren. Als landbouwvolk geloofden ze in natuurkrachten. Het zijn machten of geesten die waken over zaaien en oogsten en het hele leven. Ze hadden geen uiterlijk, geen karakter en de grote natuur was hun tempel.

Offers

Overal waren heilige bosjes, bomen, grotten en bronnen waarin de plaatselijke geesten huisden. Elk volk, elke gemeenschap, elke familie had zijn eigen beschermgoden. Romeinen zaten vol bijgeloof. Ze geloofden in voortekens en zagen daarin de wil van de goden. Auguren voorspelden de toekomst uit de vlucht van vogels en haruspices uit de ingewanden van geofferde dieren. Zo kwam de polytheïstische Romeinse godsdienst tot stand. Met offers en rituelen wordt bescherming afgekocht.

De familievader droeg op het huisaltaar de offers op voor de huisgoden:

• de manes, de geesten van de overledenen

• de lares, goden van huis en land

• de penates, goden van de voorraden

De staatsgoden beschermen de staat. Ze worden vereerd in tempels: Jupiter, Juno en Minerva zijn de hoofdgoden die vereerd worden op de Capitolinusheuvel.

Graan, bloemen, fruit, wijn, olie en dierenoffers (stier, ram, varken) worden geofferd vóór de tempel op een altaar. Een offer was altijd een kostbaar bezit dat aan zijn normale bestemming was onttrokken. De aard van het offerdankoffer met vruchten, plengoffer met wijn of olie, dierenoffer met stier, ram of varken - hing samen met de godheid en de gelegenheid, bijvoorbeeld een feestelijke herdenking, de oogst, spelen ... het vlees wordt opengedeeld. Priesters zijn ambtenaren die in naam van de staat offers brengen met als enig doel: de goden gunstig stemmen en in ruil bescherming krijgen: ik geef u wat, dan krijg ik wat van u ... voor wat, hoort wat. Zo'n 'koopje' moest wel verlopen volgens vaste rituelen en met vaste formules, anders was de transactie ongeldig.

Tempels

Tempels zijn geen vergaderplaatsen voor gelovigen, wel het huis van de god(en). Ze zijn daarom meestal klein. Ze staan op een podium met trappen, ondersteund door Korinthische zuilen en een ruim portaal dat naar de toegang leidt. Halfzuilen sieren de zijgevels zonder ramen. In het heilgdom is meestal een rijkversierd beeld van de godheid te vinden.

Goden

De Grieken dachten op een andere manier over de goden dan de Romeinen. De Grieken kenden aan hun goden menselijke eigenschappen toe en vertellen fantastische verhalen over hen om verschijnselen te veklaren. De Etruskische leermeesters van de Romeinen en de Griekse kolonisten confronteren de Romeinen met die denkbeelden. Vooral de mythische godenfamilie van de Grieken boeide de Romeinen. De vroege geschiedenis van Rome die Livius en Vergilius beschreven, stond vol legenden die hierbij aanknoopten. De Romeinen namen de hele godenfamilie van de Grieken over en plakten er hun eigen godennamen op. Elke Griekse god(in) kreeg zo een Romeinse tegenhanger: Zeus = Jupiter, Hera = Juno, Athena = Minerva, Ares = Mars, Poseidon = Neptunus, Artemis = Diana, Hefaestus = Vulcanus, Hermes = Mercurius, Hestia = Vesta, Demeter = Ceres, Apollo = Apollo, Afrodite = Venus

Fig. 5.1 Huisaltaar ( Herculaneum, vóór 79)
Fig. 5.2 Maison Carée te Nîmes (Z.-Fr) Afmetingen: 26 m lang, 15 m breed en 17 m hoog (ste eeuw v.Chr.-begin 1ste eeuw n.Chr.), naar het model van een Griekse tempel

Romeinen en hun goden 5

Romeinen waren van ouds zeer gelovig en ze beschouwden zichzelf als het meest gelovige volk van alle mensen. Toch is hun godsdienst niet origineel. Ze spiegelden hun eigen goden aan die van Etrusken en Grieken, namen hun voorstellingen over en gaven die door.

VRAAG 17

Waarin geloofden de Romeinen?

rituelen handelingen en gebaren die horen bij een belangrijk moment. Ze verlopen volgens een vast patroon en hebben daardoor iets magisch. Licht, water, olie en wierook, spelen bij heel wat rituelen een rol. Vaak horen er ook vaste gebeden bij. Doorheen al die symbolen voelen mensen zich verbonden met de natuur, met de gemeenschap, met hun familie of zelfs met dat wat het leven hier en nu overstijgt, nl. het goddelijke. Voorbeelden van rituelen zijn: iets besprenkelen met wijwater, lintjes knippen bij een opening, een heildronk, een inwijdingsritueel ...

suovetaurilia, offer van een stier, een ram en een varken (Louvre, Parijs)

plengoffer offerande met een vloeistof (wijn, olie, melk) die wordt uitgegoten op een altaar en zo opgedragen aan een godheid

OPDRACHT 18 Achterhaal hoe de Romeinse godenwereld ontstond.

1 a Waarop berustte het geloof van de oude Romeinen en hoe noemden ze dat?

b Hoe werden deze machten vereerd en met welk doel?

c Hoe k regen de geesten een godennaam, een mensengedaante en tempels?

2 a Een offer was zeer formalistisch. Het kan het ook genoemd worden?

b Er waren twee soorten goden. Waar werden ze vereerd en wie droeg de offers op?

• huisgoden:

• staatsgoden:

c Welke soorten offers kunnen onderscheiden worden en wat is het offer?

• • •

d Cato (zie hoofdstuk 2) beschrijft de vaste regels die bij een offer gelden.

Onderstreep volgende elementen in de tekst: aanspreking van de god, gebed, offer, verzoek

Hoe offeren? Breng een offer van gebakjes aan Janus met deze woorden: 'Vader Janus, terwijl ik deze gebakjes offer, smeek ik u nederig dat u barmhartig wil zijn voor mij en mijn kinderen, mijn huis en mijn huishouden.' Daarna bied je Janus de wijn aan en zeg je: 'Vader Janus, zoals ik u nederig bad bij het aanbieden van de offerkoeken, gelieve zo op dezelfde wijze vereerd te zijn door de wijn die hier voor u geplaatst werd.'

3 De Romeinen bewonderden de Griekse godenfamilie en nemen ze over.

Welke Romeinse namen geven zij aan de oorspronkelijk Griekse goden?

Zeus oppergod, god van hemel en aarde

Hera vrouw van Zeus, godin van het huwelijk

Athena godin van wijsheid, wetenschap en kunsten

Ares god van de oorlog

Poseidon god van de zee

Artemis godin van de jacht

Hefaestus god van smeedkunst en vuur

Hermes boodschapper van de goden, god van de reizigers

Hestia godin van huiselijkheid, de haard

Demeter godin van de vruchtbaarheid

Apollo god van het licht, muziek, poëzie; god van de zon

Afrodite godin van schoonheid en liefde

Vreemde goden

Goddelijke keizers

Vanaf de 6de eeuw kregen de goden van de Romeinen een eigen vorm en aard. Door de veroveringen kwamen de Romeinen in contact met oudere en rijkere culturen van volkeren rond de Middellandse Zee. Handelaars en soldaten brengen de vreemde goden en religieuze gebruiken mee, wekken de interesse van het volk en ze krijgen zelfs een plaats in de godenwereld op het thuisfront. Dat was het geval voor Cybele, de Moedergodin (Magna Mater) die allerlei vrouwelijke aspecten verenigde als vruchtbaarheid, nieuw leven, schepping en in Klein-Azië werd vereerd, de goden Osiris en Isis uit het dodenrijk van de Egyptenaren en vooral de Perzische lichtgod Mithras, die na de dood verlossing bood door het geloof in een onsterfelijke ziel. Deze goden uit het oosten hoorden bij een mysteriecultus, alleen toegankelijk voor wie ingewijd wilde worden in de geheimen van leven en dood.

Het geloof van de Romeinen kreeg nog een verlengstuk toen ze in aanraking kwamen met 'goddelijk koningschap' zoals dat bestond in de oosterse rijken. De Romeinen verwierpen eerst de gedachte aan een menselijke heerser die als een god zou worden aanbeden. Julius Caesar liet een beeld van zichzelf maken als een 'onoverwonnen god' en riep zichzelf uit tot dictator voor het leven. De gedachte aan een goddelijk koningschap schokte de echte republikeinen, en ... Caesar werd vermoord. Ook Augustus, de eerste keizer, wees elke vergoddelijking af. Maar naarmate het bestuur van het groeiende rijk complexer werd, eisten de keizerlijke heersers meer absolute macht op en accepteerden ze de goddelijke eerbetuigingen. De centralisatie van de macht in één persoon, maakte de republikeinse instellingen overbodig. De keizer eren en dienen is nu hetzelfde als het eren en dienen van God.

Romeinen worden christen

Een van de vele godsdiensten uit het oosten, het christendom, was het geloof van de volgelingen van Jezus van Nazareth. Dit geloof was niet gericht op de openbare orde onder het goddelijk gezag van een keizer. Jezus bleek aantrekkelijker omdat hij zich richtte tot iedereen, zonder aanzien van persoon of stand. Zijn boodschap 'Heb God lief boven alles en uw naaste (de medemens) als uzelf', bood uitzicht op persoonlijk geluk en voortbestaan in het hiernamaals. Het was een boodschap van geloof (in één God), hoop (op leven na de dood) en liefde (voor de medemens) en dat perspectief gaf geen enkele andere godsdienst. Maar de nieuwe religie vormde een bedreiging. Christenen geloofden in één God en weigerden te offeren aan de vele Romeinse goden en de keizer te vereren als een god. Ze kwamen samen in huizen en hielden zich schuil in catacomben (onderaardse begraafplaatsen). Tijdens de eerste christenvervolgingen onder keizer Nero (54- 68) stierven in Rome ook de apostelen Petrus en Paulus die het geloof verkondigden op hun reizen. Drie eeuwen lang was het gevaarlijk christen te zijn. In 312 leverde keizer Constantijn slag om de macht tegen zijn rivaal Maxentius. In een droom zag hij een gloeiend kruis en de woorden In hoc signo vinces (Door dit teken zult gij overwinnen). Dat was volgens hem de manier waarop God hem duidelijk maakte hoe hij moest heersen. Door het Edict van Milaan (313) liet hij daarop het christendom toe.

In 391 bevorderde keizer Theodosius het christendom tot staatsgodsdienst.

Christenen voor de leeuwen gegooid, gekruisigd, levend verbrand. Drie eeuwen lang moesten ze het ontgelden als een keizer zich bedreigd voelde of een zondebok zocht.

Fig. 5.3 Cybele, de Moedergodin (Magna Mater) uit Frygië in Klein-Azië had haar eigen tempel in Rome
Fig. 5.4 Mithras doodt de stier, het symbool van al het kwaad. Hij was, tot de komst van het christendom, zeer populair.
Doc 26

Hoe beïnvloedden de veroveringen de Romeinse godsdienst?

mysteriecultus eredienst die geen deel uitmaakte van de openbare godsdienst De deelnemers moesten ingewijd worden volgens een ceremonieel alvorens toegelaten te worden tot de geheime vieringen. Met gewijde handelingen en verhalen werd een soort goddelijke wijsheid over het leven voor en na de dood geopenbaard.

Verspreiding van het christendom

Het christendom was aantrekkelijk door zijn boodschap die zich richtte naar alle mensen - ook naar slaven en mensen van een lagere rang. Anderzijds kende het Romeinse wereldrijk eenheid: groot territorium, volkeren onderéén gezag, overal Latijn of Grieks, wegennet, bestuurscentra. Daardoor kon het geloof snel worden verspreid.

OPDRACHT 19 Onderzoek hoe oosterse goden het Romeinse Rijk veroverden.

1 Het ontstaan van de Romeinse godsdienst gebeurde in fasen. (Doc x)

Zet de ontwikkelingsstappen van het Romeinse geloof in de goede volgorde: mysteriegoden - natuurkrachten - christendom - familiegoden - geesten - staatsgoden

2 Onder invloed van welke volkeren kregen de Romeinse goden hun uiterlijk? (Doc x)

eerst: invloed van de daarna: invloed van de

3 Schrap wat niet juist in de uitspraken over de nieuwe oosterse religies en licht mondeling toe met de nodige argumenten.

• de oosterse religies kenden geen succes / veel succes in het hele Romeinse Rijk

• de thema's van deze religies waren leven en dood / het dagelijks leven

• de mysteriegodsdiensten waren publiek toegankelijk / alleen voor ingewijden

• in Rome mag iedereen geloven wat hij wil / alleen Romeinse goden vereren

4 Kruis aan wat juist is. Christenen werden vervolgd omdat: Juist Onjuist

ze verwerpen de Romeinse godsdienst ze offeren niet aan de Romeinse goden ze geloven in één God ze offeren niet aan de keizer

Plinius de Jongere is Romeins bestuurder aan de Zwarte Zee (ca. 110) en legt in een brief keizer Trajanus uit hoe hij met christenen omgaat. Lees de tekst.

'Als iemand ervan beschuldigd wordt christen te zijn, ga ik als volgt tewerk: ik laat hem een gebed voorlezen waarin hij onze goden aanroept, ik laat hem wierook en wijn offeren voor uw beeld en laat hem Christus vervloeken. Echte christenen weigeren die zaken te doen.'

Hoe weet Plinius dat iemand christen is?

De verspreiding van het christendom

Rijk

gebieden waar het christendom is doorgedrongen eind 3de eeuw

Groei, bloei en verval

Door de veroveringen kreeg Rome het karakter van een wereldstad met een multiculturele bevolking. Er was ook een nieuwe klasse rijken ontstaan. Het waren de handelaars, grootgrondbezitters en hoge ambtenaren. In Italiê viel de slaventoevoer stil na de veroveringen en de latifundia raakten in verval. De provincies werden geromaniseerd kwamen tot welvaart omdat ze door keizerlijke maatregelen waren beschermd tegen uitbuiting. Gallië werd de rijkste provincie en de kern van het Rijk. Op de scholen werd Latijn onderwezen en de villa's brachten nijverheidwaren voort. Heirbanen werden handelswegen. In de steden verschenen grote gebouwen, zoals het Theater van Orange, Maison Carrée en Pont du Gard van Nîmes, Porta Nigra te Trier. Noord-Afrika was door bevloeiingswerken vruchtbaar gemaakt zodat het de graanschuur werd van het Rijk. Spanje had delfstoffen in de ondergrond en de bovengrond was geschikt voor weiland en bracht druiven en olijven voort.

JULISCH-CLAUDISCHE DYNASTIE (27 v.Chr. - 69)

1. Augustus 2. Tiberius 3. Caligula 4. Claudius 5. Nero

Tiberius volgt de politiek van Augustus, maar laat het bestuur over aan de Senaat en ambtenaren. Met Caligula komt de waanzin aan de macht. Claudius verovert nieuwe gebieden (o.a. Brittannië, zie p. xx) en voert grote werken uit: kanaliseren van de Tiber tegen overstromingen, nieuwe haven te Ostia met kaaien en dokken,

FLAVIËRS (69-96)

1. Vespasianus

2. Titus

3. Domitianus

bouw van de Claudische waterleiding. Gallië krijgt burgerrecht en hij sticht Colonia Agrippina (= Keulen op de Rijn). De Middellandse Zee wordt Mare Nostrum (Onze Zee). Onder Nero ontspoort de macht in een willekeurige en blinde dictatuur.

keizer = princeps eerste burger principaat volk = burgers

Vespasianus herstelt de orde na Nero. Hij regeert voorspoedig met bekwame senatoren, richt betaald staatsonderwijs in en verfraait Rome met tempels en bouwt het Colosseum Titus onderdrukt de opstand van Judea en Jeruzalem (Triomfboog van Titus). De Vesuvius barst uit (79) en bedelft Pompeï. Domitianus moet het opnemen tegen de Daciërs aan de Donau, maar verliest. De legioenen aan de Rijn komen in opstand en roepen een tegenkeizer uit. Nerva kiest voor opvolging door adoptie. Trajanus is de eerste en adoptiefkeizer en hij breidt het Rijk uit met

ANTONIJNEN (96-192)

1. Nerva 2. Trajanus 3. Hadrianus

4. Antoninus Pius

5. Marcus Aurelius 6. Commodus

Dacië en Armenië tot in Mesopotamië en onderwerpt (tijdelijk, tot zijn dood) de Parthen. Hij legt het Forum aan met een basiliek en een triomfboog. Hadrianus geeft de veroveringspolitiek op en versterkt de grenzen (Muur van Hadrianus). Antoninus Pius stelt een wegenkaart op met afstanden tot op het Forum. Marcus Aurelius is een groot staatsman, maar kan niet verhinderen dat de Germanen doorbreken in het Westen. Met Commodus breekt de crisis uit.

SOLDATENKEIZERS (192-284)

1. Septimus Severus 2. Caracalla 3. Alexander Severus 4. Aurelianus ... van 235 tot 284 kiezen de legioenen nog 37 keizers

sterven niet in bed

Pretoriaanse Garde

De Pretoriaanse Garde was oorspronkelijk een lijfwacht van elitesoldaten die de generaals beschermden tijdens de Republiek. Vanaf Augustus straalde hij de macht van de keizer uit. De keizer kon de Garde als een privéleger gebruiken, maar het werd gevaarlijk als deze troepen rechtstreeks gingen tussenkomen in de politiek. Door bedreiging van de Senaat kon deze keurgroep een eigen kandidaat als keizer (een sldatenkeizer) uitroepen, een rivaal uitschakelen en de hij liet zich zelfs omkopen om een keizer te vermoorden. In 193, bij de dood van Commodus, was hij zo corrupt dat de Wacht de keizerstroon aan de hoogste bieder verkocht. Septimus Severus zette de hele Wacht af en verving hem door soldaten uit zijn eigen legioenen. Diocletianus hield alleen nog enkele elite-eenheden over en keizer Constantijn schafte de lijfwacht ten slotte af.

■ vermoord/geëxecuteerd ■ afgetreden/afgezet

■ zelfmoord ■ onzeker

■ gestorven/gesneuveld

Fig. 6.1 Rome heeft 86 officieel bekende keizers, medekeizers en tegenkeizers niet meegerekend.

Naar het verval 6

Na twee eeuwen van groei en bloei, de Pax Romana, volgde een eeuw militaire anarchie. In de vierde eeuw volgden pogingen om de orde te herstellen, maar die lopen uit op de splitsing van het Rijk. In de vijfde eeuw begeven de grenzen onder een stormloop van vreemde volkeren.

tetrarchie keizer (Augustus) bestuurt het Westen vanuit

Milaan

DIOCLETIANUS de Grote (284-306)

Nicomedië

Sirmium opvolgers

medekeizer (Caesar) bestuurt vanuit

medekeizer (Caesar) bestuurt vanuit Trier keizer (Augustus) bestuurt het Westen vanuit

beeldengroep van de tetrarchen, Diocletianus staat op de hoek (San Marcobasiliek, Venetië)

Diocletianus werd als cavaleriecommandant in Dalmatië door zijn soldaten tot keizer gekozen. Hij besloot de keizerlijke macht te verdelen. Hij nam de oostelijke landen zelf in bezit en gaf het Westen aan zijn oude vriend Maximianus. Zeven jaar later stelde hij in elke deel ook nog eens twee medekeizers aan. Elk van de vier heersers regeerde over zijn gebied, verder opgedeeld in kleinere bestuurseenheden, vanuit een eigen hoofdstad. Dit bestuur was een tetrarchie (regering met)vier). Een legertje ambtenaren zorgde voor de inning van de belastingen en de uitvoering van de keizerlijke edicten (keizerlijke wetten). De oude ambten werden onbelangrijke ereambten. Zo kwamen alle draden van het bestuur samen in de hand van de keizer, die zich nu dominus et deus laat noemen, heer en god, een goddelijk alleenheerser. Daarmee vervangt hij het principaat door het dominaat. Voor de verdediging van de grensgebieden ronselde Diocletianus ter plaatse soldaten die hij grond gaf, zodat ze bij gevaar hun eigen grond moesten verdedigen. Voor het binnenland richtte hij een beweeglijk leger op van uitgelezen huurtroepen die bijsprongen op bedreigde plaatsen. Het doel van Diocletianus was het grote rijk veiliger te maken, bestuurbaarder en de opvolging laten verlopen zonder bloedvergieten. De zwakte van de tetrarchie was dat de vier heersers moesten samenwerken. Na Diocletianus stortte het systeem in.

CONSTANTIJN de Grote (306-337)

keizer = heer en god dominaat volk = onderdanen

Na Diocletianus vechten zes kandidaten om de macht. Constantijn schakelde eerst zijn rivaal Maxentius in het Westen uit en Maximianus werd uitgeschakeld door Licinius. Na conflicten tussen de winaars blijft Constantijn over als nieuwe alleenheerser (324). Hij vestigde zich in het verwoeste Byzantium dat hij heropbouwde en zijn naam gaf als nieuwe hoofdstad, Costantinopel. Rome had afgedaan als machtscentrum.

THEODOSIUS de Grote (379-395)

Na zijn dood werd het Rijk verdeeld onder zijn drie zonen die elkaar bevechten tot er één heerser rest. Met de laatste afstammeling, Julianus de Afvallige, wordt het heidendom kort hersteld. Vanaf Theodosius (379) worden twee problemen definitief opgelost: het christendom wordt staatsgodsdienst (391) en het Romeinse Rijk wordt gesplitst (395) in het West-Romeinse en het Oost-Romeinse Rijk

zuil van Trajnus, beeldverhaal van de vovering van Dacië (Rome)
Fig. 6.2
De oude hoofdstad Constantinopel aan de Bosforus, ooit Byznatium genoemd door de Grieken en nu Istanbul.

Volksverhuizingen

Vanaf

370 kwamen de Gemaanse volkeren onder druk te staan van stammen uit het Oosten. De Hunnen stormden vanuit de kale grasvlakten van Centraal-Azië naar het Westen en dreven de stammen die daar woonden voor zich uit. Sommige Germaanse stammen mogen zich van de Romeinen in de grensgebieden aan de Rijn en de Donau vestigen en hun aanvoerders krijgen zelfs belangrijke functies in het Romeinse leger. Het zijn foederati of bondgenoten. Ze moeten de grens helpen verdedigen tegen nieuwe binnenvallende volkeren. Andere stammen trekken verder, stellen zich steeds onafhankelijker tegen Rome op en controleren na verloop van tijd grote delen van het West-Romeinse Rijk. Zo veroverde Attila de Hun het gebied ten zuiden van de Donau en ondernam hij plundertochten in Italië. Ravenna, omringd door water, was beter te verdedigen en werd de nieuwe hoofdstad van het West-Romeinse Rijk (402). Rome viel ten prooi aan plunderende Oost- en West-Goten (410). De Vandalen drongen Spanje en Noord-Afrika binnen en plunderden Rome opnieuw (455). Germaanse stammen als de Franken staken de Rijngrens over (406) in Noord-Gallië en de Bourgonden maakten zich meester van Midden-Gallië. Een aanvoerder van Germaanse huurlingen in het Romeinse leger, Odoaker, onttroonde de verzwakte keizer van het Westen in 476 en werd daarmee de eerste barbaarse koning van Italë. Het West-Romeinse Rijk viel uiteen en verdween van de kaart.

Juten

Saksen

Donau

Rijn

Atlantische Oceaan

Volksverhuizingen in de 5de eeuw

Rome Hunnen Carthago

Middellandse Zee

West-Romeinse Rijk

Oost-Romeinse Rijk

Angelen en Saksen

Franken

Goten

West-Goten

Oost-Goten

Hunnen

Vandalen

Zwarte Zee

Fig. 7.1 De migratie van Germaanse stammen die het Romeinse Rijk wilden binnendringen, was reeds in de 4de eeuw een probleem voor de keizers. De oprukkende Hunnen gaven de grote stoot aan massale volksverhuizingen.

Nieuwe thuis

Uit de chaos van de grote volksverhuizingen ontstond na meer dan 100 jaar een nieuwe orde, ten koste van 500 jaar Keizerrijk. De Oost-Romeinse keizers regeerden na de ondergang van het Westen over een rijker, dichter bevolkt en beter verdedigbaar gebied. Het Griekssprekende deel met Constantinopel als hoodstad bleef als het Byzantijnse Rijk nog 1000 jaar bestaan. In het Westen breekt een andere tijd aan die zichzelf nog moet uitvinden: daar staan de middeleeuwen voor de deur.

BRITTEN BRITTEN

Atlantische Oceaan

BASKEN BASKEN

SAKSEN SAKSEN FRIEZEN FRIEZEN JUTEN JUTEN SAKSEN SAKSEN

FRANKEN FRANKEN

BOURGONDIËRS BOURGONDIËRS

SUEVEN SUEVEN

WEST-GOTEN WEST-GOTEN

Stadsvlucht

De rijkdommen van de steden en de welvaart van het Rijk waren dikwijls het doelwit van de barbaren geweest. In Rome waren de graanuitdelingen stilgevallen. De bevolking vluchtte massaal naar het veiliger platteland. Maar ook het platteland had te lijden van strooptochten. De hele economie geraakte ontwricht en de belastingopbrengsten van de staat verminderden zodanig dat het dure leger niet meer kon betaald worden.

Het Romeinse Rijk na 476

SLAVISCHE VOLKEREN Carthago

LONGOBARDEN LONGOBARDEN

OOST-GOTEN OOST-GOTEN

GEPIDEN GEPIDEN

OOST-ROMEINSE

Middellandse Zee

Zwarte Zee

(BYZANTIJNSE) RIJK (BYZANTIJNSE) RIJK

Nijl
Eufraat

Een lang verhaal in het kort

VRAAG 19

Wat gebeurde er met het Oosten en het Westen na opdeling van het Rijk?

Attila de Hun koning en aanvoerder van de Hunnen van 434 tot 453 Het Hunnenrijk strekte zich uit tussen de Oeral en de Oostzee tot de Rijn en de Donau. Hij organiseerde met zijn bondgenoten succesvolle en angstaanjagende rooftochten door Gallië, maar hij werd verslagen door de Romeinen en hun Gallische bondgenoten, na een hevige strijd op de Catalaunische Velden bij Châlons (Champagne). Daarna trok hij zich terug.

Atilla de Hun op een munt, met de tekst 'Attilla de Gesel Gods'

Hunnen en bondgenoten

Romeinen en bondgenoten

Belegerd Geplunderd

Tochten van Attila in Gallië en confrontatie op de Catalaunische Velden bij Chalons.

OPDRACHT 20 Ga na hoe het Romeinse Rijk uiteenviel.

1 Doc x (blz. ) schetst de toestand van het Romeinse rijk bij het begin van de keizertijd. Lees de tekst en onderstreep het kernwoord in de zinnen die passen bij

ITALIË bij het begin van de keizertijd PROVINCIES bij begin van de keizertijd

• bevolking in Rome is multicultureel

• nieuwe rijken delen in de macht

• latifundia in verval door slaventekort

• de periode van burgeroorlogen voorbij

• Augustus eerste keizer

• romanisering van veroverd gebied

• villa's brengen nijverheidsproducten voort

• steden ontstaan aan wegen en castella

• bestuur door Rome

• handel door nijverheid en wegen

2 De keizertijd kende twee bestuurssystemen en een woelige tussentijd. Benoem elke periode en zeg hoe het volk en de keizer beschouwd werden in de eerste en laatste tijd.

P S D

• keizer:

• volk:

• keizer:

• keizer:

3 Hoe wordt de opvolging van de keizers geregeld in de periode van

• het principaat: familiale opvolging / leger / adoptie / machtsstrijd / senaat

• de soldatenkeizers: familiale opvolging / leger / adoptie / machtsstrijd / senaat

• het dominaat: familiale opvolging / leger / adoptie / machtsstrijd / senaat

4 Na twee eeuwen voorspoed (Pax Romana), kent het Keizerrijk drie eeuwen van verval. Welke interne en externe gevaren bedreigen het Romeinse rijk in ... ?

• de 3de eeuw (intern): • de 4de-de eeuw (extern):

5 Diocletianus voerde drastische hervormingen door. Welke oplossing bedacht hij voor:

• het bestuur:

• de verdediging:

• de opvolging:

• het dure leger:

6 a Wat maakt het Romeinse Rijk aantrekkelijk voor de stammen aan de grenzen?

b Wie veroorzaakten de massale invallen van de 4de eeuw?

7 Keizer Constantijn herstelde kortstondig de eenheid van het rijk, maar Theodosius koos een andere oplossing voor de bedreiging van buitenaf.

a Welke oplossing?

Attila in Gallië 451 n.Chr.

Samenhang

Vijf eeuwen Keizerrijk

Octavianus maakte een eind aan de burgeroorlogen. Hij krijgt de titel 'Augustus' en wordt als aangenomen zoon van Caesar nu 'Caesar Augustus' genoemd. Met hem begint de Keizertijd. De eerste twee eeuwen van deze historische periode brengen voorspoed. Daarna volgt een eeuw anarchie met soldatenkeizers aan de macht. In de laatste twee eeuwen hebben de Romeinen af te rekenen met vreemde volksstammen aan de Rijn en de Donau die het Rijk willen binnendringen.

1 Vrede brengt voorspoed

Octavianus maakte een eind aan de derde burgeroorlog. De Senaat beloont hem met de titel 'Augustus', 'Verhevene'. Met de naam van zijn pleegvader erbij laat hij zich 'Caesar Augustus' noemen. In zijn streven naar de absolute macht gaat hij voorzichtig en slim tewerk. Hij krijgt meerdere bestuurlijke functies die hij na de ambtstermijn teruggeeft, maar de Senaat verlengt die bevoegdheden of zet ze om in lange termijnen. Zorgvuldig kiest en benoemt hij medewerkers om zijn taken uit te voeren. Zij krijgen de naam die past bij de opdrachten, maar niet de macht. Senatoren uit oude geslachten en mannen met veel aanzien bij de bevolking, krijgen door hun hoge posities een plaats in het bestuur van de staat. In werkelijkheid is zijn wil nu wet en is hij alleenheerser. Die vorm van besturen wordt 'principaat' genoemd: de bestuursvorm waarbij de princeps (de eerste burger) de Senaat en de ambtenaren laat deelnemen aan de macht, maar in zijn dienst. De keizers na Augustus zullen steeds duidelijker laten blijken wie de werkelijke macht in handen heeft,

tot op het punt dat ze zich 'dominus et deus' laten noemen, heer en god. Augustus begint met belangrijke hervormingen door te voeren. Het leger wordt afgeslankt omdat nieuwe veroveringen geen optie meer zijn. Hij streeft naar natuurlijke grenzen die hij versterkt met forten en wachttorens en legioenen die rechtstreeks onder zijn bevel staan. Die moeilijke grensprovincies zijn de keizerlijke provincies. De legioenen in het binnenland moeten voor rust en vrede zorgen en staan onder het bevel van prefecten (gouverneurs) en ambtenaren die betaald worden voor hun diensten. Dat zijn de senatoriale provincies. Alle provincies betalen rechtstreeks belastingen aan Rome. Op die manier voorkomt Augustus uitbuiting door bestuurders en dat legergeneraals het tegen elkaar opnemen. Door de vrede ontstaat voorspoed.

2 Werken in het Romeinse Rijk

In de tijd toen Rome veroveringsoorlogen voerde buiten het schiereiland, verdween in Italië de middenstand van kleine boeren. In de lange diensttijd van de boeren als soldaten -16 tot 20 jaar - vervallen hun boerderijtjes. Daarna is er vaak geen andere uitkomst dan hun land te verkopen aan wie rijk en machtig is. Zo ontstaan uitgestrekte latifundia. Ook de grootgrondbezitters komen in de problemen als de slavenaanvoer uit de veroverde gebieden stilvalt en ze door gebrek aan slavenarbeid gedwongen worden hun grond te verdelen in kleine stukken en aan pachters (coloni) te verhuren. De economische activiteit verschoof naar de provincies waar kolonies van veteranen waren ontstaan en villa's of herenboerderijen naast landbouwproducten als graan,

olie en wijn, ook nijverheidsproducten ontwikkelen. Overschotten uit de lokale nijverheid worden handelsproducten, eerst plaatselijk en dan steeds verder weg langs de grote heirbanen, rivieren en zeewegen waar nieuwe nederzettingen ontstaan. In de buurt van de Romeinse forten, groeien sommige nederzettingen uit tot steden en de grootste daarvan worden de bestuurlijke hoofdplaats van een civitas. Bij ons is Tongeren een mooi voorbeeld. Zo worden de veroverde gebieden stilaan geromaniseerd.

3 Wonen en leven in Rome

Rome is een grote stad met 1 miljoen inwoners bij het begin van de Keizertijd. Het stadproletariaat is de dominerende bevolkinggroep die bepaalt hoe mensen leven en wonen. Een minderheid beschikt over een domus, een privéwoning. Aan de straatzijde zijn deze huizen niet indrukwekkend. De luxe zit binnen. Het atrium is de centrale hal waarrond zich de leefkamers bevinden: zo mogelijk een winkel of atelier aan de straat, verder een keuken, zitkamer, kantoor, berging en enkele slaapkamers. Het is er best aangenaam want de muren zijn fraai beschilderd, vloeren zijn versierd met kleurig mozaïek, water en lucht stromen toe uit de opening in het dak. Zo'n huis is een atriumhuis. Wie echt rijk is, beschikt ook nog over een binnentuin, een peristilium of tuin naar Grieks model. De zuilengang rondom leidt naar de grote eetkamer achterin de tuin waar de pater familias gasten ontvangt. Huispersoneel is er natuurlijk ook. Het heeft meestal een onderkomen op de verdieping. Bij arme mensen is er geen spoor van comfort. Ze hokken in een of twee huurkamertjes van huizenblokken in smalle

en kronkelende straatjes, zonder water of sanitair en deze constructies zijn dikwijls wankel. Vuilnis wordt op de straat gekieperd, het stinkt er en het is er altijd druk. Het is dus niet te verwonderen dat veel Romeinen buiten leven op de pleinen en liefst vertoeven waar er wat te beleven valt. Rijke mensen ontmoeten elkaar nog in de thermen, op het Forum en in basilica's. Volksvermaak met wagenrennen in het circus, gladiatorengevechten in het amfitheater en theaterspel, zorgen voor spektakel en afleiding. Voor de grote groep armen zonder werk en inkomen, zijn er dagelijks gratis graanuitdelingen. Handige politici kunnen zich populair maken door te zorgen voor brood en spelen en hopen zo politieke macht te verwerven.

4 Onderwijs en opvoeding

Wie ooit een rol van betekenis wil spelen in het openbare leven, moet naar school gaan. Rijken zorgen voor thuisonderwijs, vaak gegeven door een Griekse slaaf. Zo kan zowel Latijn als Grieks geleerd worden, de twee bestuurs- en cultuurtalen in het Romeinse Rijk. Schoolgebouwen zijn er niet zodat kinderen leren lezen, schrijven en rekenen op straat, ergens onder een beschermend afdak, in een portiek of in het beste geval bij een leermeester thuis. In het voortgezet onderwijs vanaf 12 jaar, leren jongens de Latijnse en Griekse schrijvers kennen bij een grammaticus. Een sport- of beroepsopleiding kan ook gevolgd worden. Jongens met ambitie krijgen bij een retor een opleiding in de welsprekendheid, een onmisbare vaardigheid voor wie advocaat wil worden of een politieke functie beoogt. Meisjes blijven na het basisonderwijs thuis om bij moeder alles te leren over het huishouden. Bij de overgang naar volwassenheid krijgen de jongens de mannentoga van hun

vader, met een kleine ceremonie bij het huisaltaar, gevolgd door inschrijving in het stadsregister. Op 18-jarige leeftijd is een Romein een volwassen burger, klaar voor het beroepsleven.

5 Praktische Romeinen

Romeinen zijn boeren van oorsprong, mensen met een praktische aard. Van de Etrusken leren ze bouwen met boog, gewelf en koepel. De Grieken hebben voorbeelden van grote tempels. Ze voegen er zelf beton als bouwmateriaal aan toe. Met gewelfconstructies overspannen ze grote ruimten zonder steunpunten. Die bouwkundige kennis wordt verder toegepast en zo ontstaan vele soorten monumentale bouwwerken: amfitheaters, circussen, theaters, basilica's, tempels, paleizen, thermen, bestuursgebouwen, evenals riolen, poorten, bruggen, aquaducten, kaaien en havens. De stad Rome zelf is niet systematisch aangelegd, in tegenstelling tot de nieuwe steden in de provincies die volgens een uitgekiend dambordpatroon zijn ontworpen. Tussen de steden ligt een uitgestrekt netwerk van heirbanen en de grenzen zijn op zwakke plaatsen versterkt met muren en forten. Ook beeldende kunsten horen thuis in het openbaar domein. Om gebouwen aan te kleden maken de Romeinen gebruik van de Griekse bouwstijlen. Realistische beelden van de keizer, triomfbogen, erezuilen op keizerlijke fora sieren het stadsbeeld. Historische reliëfs aan de bouwwerken brengen de daden van de keizers in beeld. Zelfs op munten waren de heersers duidelijk herkenbaar.

5 Van vele goden naar één God

Als landbouwvolk geloven de Romeinen in natuurkrachten en geesten. Ze krijgen pas een eigen gestalte door contacten met de

Etrusken en hun goden. De Griekse godenfamilie vinden ze zo mooi dat ze die overnemen met de namen van hun eigen goden. Godsdienst wordt zeer ernstig genomen: de Romeinen geloven dat de goden hun gezinnen en de staat beschermen in ruil voor offers. Toch, omdat het Romeinse Rijk vele volkeren herbergde, allemaal met hun eigen goden, zijn ze heel verdraagzaam tegenover vreemde goden. Ze worden zelfs opgenomen in de eigen samenleving. Zo kwam ook het christendom binnen in het Rijk, maar omdat christenen in één God geloven en de keizer niet als een god vereren, worden ze vervolgd door sommige keizers. Met de tijd zal keizer Constantijn het christendom toestaan en keizer Theodosius maakt het tot de enige godsdienst in 391.

7 Verval en ondergang

In de 3de eeuw breken er zware tijden aan omdat Germaanse stammen het Rijk binnendringen. Keizers worden nu gekozen door de legioenen. Keizer Diocletianus probeert door reorganisatie van het staatsbestuur de aanvallers tegen te houden. Hij verdeelt daarom de macht onder vier keizers, dat is een tetrarchie of bestuur met vier. Elke keizer heeft dan een kleiner gebied om te verdedigen. Hij heerst er als een god. Dit bestuur, het dominaat, mislukt door gebrek aan samenwerking. De strijd om de troon gaat na hem gewoon verder. Het grote Rijk wordt in 395 door keizer Theodosius definitief gesplitst in een Oost- en een West-Romeins Rijk. Onder druk van Aziatische steppevolkeren, de Hunnen, wordt het hele rijk ten slotte onder de voet gelopen. De de laatste keizer wordt afgezet in 476. Het westelijk deel valt ten prooi aan vele stammen die ieder hun eigen woongebied innemen. Het Oost-Romeinse Rijk blijft bestaan tot in 1453.

Historische vraag 1: Hoe maakte Augustus van de Republiek een Keizerrijk?

1 a Plaats de naam van de drie grote periodes van de geschiedenis van Rome op de tijdlijn en schrijf 'Augustus' bij het juiste tijdstip.

Chr.

753 v.Chr. 509 v.Chr. 27 v.Chr.

b Schrap wat niet juist is. Augustus schaft de Senaat af / eist alle macht op / bestuurt als princeps met ambtenaren die uitvoeren

Historische vraag 2: Op welke wijze hervormde Augustus de staat?

Zeg telkens in één zin wat de de hervormingen van Augustus inhielden voor:

• de provincies:

• het leger:

• de grenzen:

Historische vraag 3: Hoe kwam de Pax Romana tot stand?

Zeg met drie woorden waarop de Romeinse Vrede berustte.

476 n.Chr

1. = geen binnenlandse oorlogen 2. = rust 3. = welvaart

Historische vraag 4: Welke waren de pijlers van de Romeinse economie?

De drie pijlers zijn: 1. 2. 3.

a Waarom was de opbrengst van de landbouw laag?

b Waarom hadden de Romeinen geen nood aan mechanisatie?

Historische vraag 5: Op welke manier ontstond nijverheid uit de landbouw?

1 Op welke manier ontstond de handel uit de landbouw? Noem drie handelsproducten.

2

Historische vraag 6: Welke waren de handelstroeven van Rome in de keizertijd?

Noem drie handelstroeven van Rome die de handel bevorderden naast de wegen en de scheepvaart.

Historische vraag 7: Hoe verliep de romanisering in Gallië?

Wat is 'romanisering' en wat ontstaat hierdoor?

Historische vraag 8: Hoe woonden de Romeinen?

1 Hoe wonen rijke Romeinen?

2 Hoe wonen arme Romeinen?

Historische vraag 9: Hoe was het dagelijks leven in de grootstad Rome?

Typeer met minstens zes woorden het openbare leven in de grootstad Rome.

Historische vraag 10: Op welke manieren trachtte de overheid het volk tevreden te houden?

Hoe komt de overheid tegemoet aan 'brood' en 'spelen'?

• Brood:

• Spelen:

Historische vraag 11: Hoe was onderwijs en opvoeding georganiseerd in Rome?

Wat leerde een Romeins kind in het het basisonderwijs en wat in het voortgezet onderwijs?

• basisonderwijs:

• voortgezet onderwijs:

Historische vraag 12: Op welke manier werden de Romeinen meesters van het recht?

1 Wat was de basiskennis voor een openbare functie en de rechtspraak?

2 Vul deze zin aan: Rechtsregels kunnen verschillen in en , maar de beginselen gelden voor alle en voor alle

Historische vraag 13: Hoe ontstond de Romeinse bouwkunst?

Wie waren de leermeesters van de Romeinen in de bouwkunst en wat namen ze van hen over?

• Etrusken: Grieken:

Historische vraag 14: Op welke manier werden de Romeinen stedenbouwers?

De Romeinen werden stedenbouwers door

Historische vraag 15: Hoe veelzijdig was de Romeinse bouwkunst?

Noem vijf soorten grote bouwwerken:

Historische vraag 16: Welke bijdrage leverden de Romeinen aan de beeldende kunsten? Noem drie soorten beeldende kunsten met het belangrijkste kenmerk ervan.

• • •

Historische vraag 17: Waarin geloofden de Romeinen?

• in het begin:

• daarna:

Historische vraag 18: Hoe beïnvloedden de veroveringen de Romeinse godsdienst?

• ten slotte:

Hoe stonden Romeinen tegenover vreemde goden? Hoe komt dat?

Historische vraag 19: Hoe geraakte het Romeinse Rijk in verval?

1 Met welke keizers begon het verval van het Romeinse Rijk?

2 Waarvoor zijn volgende keizers belangrijk geweest? Vermeld ook een datum.

• Constantijn:

• Theodosius:

3 Wat veroorzaakte het definitieve einde van het Romeinse Rijk?

Historische vraag 20: Wat gebeurde er met het Oost­ en het West­Romeinse Rijk na de opdeling?

Geef uitleg bij de vraag. • West-Romeinse Rijk:

• Oost-Romeinse Rijk:

OVERZICHT ROME

Etruskische leermeesters

KONINKRIJK

753-509 v.Chr. de stamstaat Rome wordt een stadstaat

De koning heeft alle macht Senaat Volksvergadering

geven raad aan familiehoofden patrum auctoritas

legeraanvoerder k iest koning opperrechter wetsvoorstellen opperpriester ooorlog of vrede goedkeuring besluiten

De Etruskische koning wordt verdreven

REPUBLIEK

509 v.Chr. - 27 v.Chr. besturen is een zaak van het volk

De Senaat heeft de macht 2 consuls of 1 dictator Volksvergadering wetgevende macht uitvoerende macht alle vrije mannen stemmen geeft raad dagelijks bestuur geen inspraak

• VEROVERINGEN 1. Een wereldrijk ontstaat rond de Middellandse Zee (Mare Nostrum) opgang 2. Sociale ongelijkheid wordt politieke strijd naar arm - rijk optimates - populares gelijk heid recht op bescherming - burgerlijke gelijkheid - wgrondbezit - politieke gelijkheid

• BURGEROORLOGEN

1ste burgeroorlog 2de burgeroorlog 3de burgeroorlog Gracchen 1ste triumviraat 2de triumviraat

Marius Sulla Crassus - Pompejus - Caesar Antonius - Lepidus - Octavianus Senaat hersteld Senaat uitgeschakeld ondergang Republiek

Keizerlijke alleenheerschappij

KEIZERRIJK 27 v.Chr.- 476/1453 van principaat naar dominaat

• BLOEI Pax Romana: geen binnenlandse oorlogen CULTUUR veilige grenzen, bloeiende handel bouwkunst

• VERVAL soldatenkeizers: militaire anarchie veelzijdig

Diocletianus: tetrarchie (vier keizers) monumentaal dominaat (absolute heerschappij) praktisch

• HERSTEL Constantijn: rijkseenheid hersteld beeldende kunsten christendom toegelaten (313) realistische portretten

Theodosius: christendom = staatsgodsdienst (391) historische reliëfs splitsing van het Rijk (395)) fresco's + mozaïeken Oost- en West-Romeinse Rijk

• CRISIS Germaanse volksverhuizingen godsdienst einde West-Romeinse Rijk (476) van polytheïsme naar einde Oost-Romeiense Rijk (1453) monotheïsme (christendom)

Terugblik tijdens het Keizerrijk

In dit thema maakte je kennis met Rome tijdens het Keizerrijk. De burgeroorlogen aan het einde van de Republiek hebben de tegenstellingen tussen wie rijk en wie arm is, niet kunnen overbruggen. Rome is uitgeput na deze periode en legde de staatmacht in de handen van alleenheersers, de keizers. We blikken nu terug om te ontdekken in hoeverre je erin geslaagd bent de leerdoelen te bereiken na deze lessen. zonder probleem met hulp van boek of klasgenoot met hulp van leerkracht

HOE GOED BEHEERS IK DE LEERDOELEN VAN DIT THEMA?

OCTAVIANUS WORDT AUGUSTUS

1Weten en begrijpen in welke omstandigheden het Keizerrijk ontstond.

2De effecten van het beleid van Augustus kennen.

3De drie pijlers van de Romeinse economie noemen en toelichten.

4Uitleggen hoe de nijverheid ontstond uit de landbouw.

5Beschrijven hoe de romanisering in onze gewesten tot stand kwam.

6Met een concreet voorbeeld de romanisering in Belgica omschrijven.

WERKEN

EN LEVEN IN HET ROMEINSE RIJK

7Een vergelijking maken tussen twee manieren van wonen in Rome.

8Zeggen hoe het dagelijks leven in Rome eruitzag.

9De organisatie van het onderwijs in Rome uitleggen en vergelijken met onderwijs in onze tijd.

10Hoe de overgang van de kindertijd naar volwassenheid verliep.

11Het verband aantonen tussen welsprekendheid en de rol van de redenaar.

12Het verband verklaren tussen het Romeinse recht en rechtspraak in onze tijd.

DE PRAKTISCHE ZIN VAN DE ROMEINEN

13De oorsprong van de Romeinse bouwkunst noemen en wat de Romeinen eraan toevoegen.

14De veelzijdigheid van de Romeinse bouwkunst aantonen met voorbeelden.

15De vormen van beeldende kunst noemen en de kenmerken ervan geven.

16Uitleggen wat het gezegde 'Brood en spelen' inhoudt.

HET GELOOF VAN DE ROMEINEN

17De evolutie in het geloof van veel goden naar één God schetsen.

HET KEIZERRIJK IN VERVAL

18Het ontstaan van het dominaat als bestuursvorm verklaren.

19De onhoudbaarheid van het Romeinse Rijk in zijn geheel toelichten.

20Weten wat er gebeurt met de twee delen van het Romeinse Rijk na de splitsing.

architraafbouw bouwen met dragende balken en zuilen archont letterlijke betekenis: hoge gezagsdrager, iemand die instond voor de goede orde. Ons woord 'anarchie' komt ervandaan, wat het tegengestelde van orde betekent, namelijk wanorde.

aristocraten letterlijk: 'de besten' die de macht hebben (Gr. aristos en kratein, edelen en macht hebben)

aristocratie de macht in handen van enkele aristocraten bulla amulet, gelukshanger die Romeinse kinderen moest beschermen in hun kindertijd. Eén op drie kinderen stierf voor de eerste verjaardag en één op twee voor het tiende levensjaar. Zo had Cornelia, de moeder van Tiberius en Gaius Gracchus twaalf kinderen waarvan er slechts drie volwassen werden.

burger inwoner van Athene met Atheense ouders. Volwaardig burgerschap (stemrecht) is er alleen voor wie man is, meerderjarig (18 jaar) en Athener. Carthago nederzetting van Fenicië op de Noord­Afrikaanse kust (nu: Tunesië), gesticht in 814 v.Chr. De Feniciërs noemden de kolonie 'Kart Hadasjt' of nieuwe stad. De Romeinen maakten er 'Carthago' van en de inwoners noemden ze 'Puni', vandaar ‘Punische Oorlogen’. centuria Latijns woord voor centurie, mv. centuriae, een onderdeel van een bezitsklasse. Sinds Servius Tullius waren er vier regionale districten, elk verdeeld in vijf vermogensklassen, verder onderverdeeld in een aantal centuriae per klasse. In het leger bestond een centurie uit 100 soldaten. civitas (mv. civitates) een onderdeel van een provincie, uitgaand van het grondgebied van een stam. Heeft een eigen bestuur, heft belastingen en levert soldaten. De belangrijkste nederzetting binnen de civitas wordt de hoofdplaats. clientes (enk. cliens) een beschermeling van een rijke Romein, bv. iemand zonder familia, een vrijgelaten slaaf van de familie of een nakomeling ervan. Een cliens was zijn patronus vriendschap en trouw verschuldigd. Hij begroette zijn beschermheer 's morgens, luisterde naar zijn wensen en ontving een ontbijt. Hij leverde allerlei kleine prestaties zoals de heer vergezellen en helpen in de uitoefening van zijn ambt, dragen van zijn wapens, enz. De patronus verwacht wel dat zijn clientes op hem stemmen (in de Volksvergadering) als hij een politiek ambt wil uitoefenen.

codex wetboek, een verzameling keizerlijke wetten. De bekendste verzameling wetten is die van Justinianus, keizer van Byzantium van 527 tot 565, de Codex Justinianus. De Code van Justinianus is nog steeds de basis van het huidige internationale recht. colonia (mv. coloniae) kolonie, nederzetting van vooral Romeinse oorlogsveteranen die land hadden verkregen in de provincies convex (= gebogen), de bouwwijze van een aquaduct is convex om de druk van het water in de stroomrichting op te vangen dambordpatroon (schaakbordpatroon) stadsaanleg met straten die elkaar loodrecht kruisen decreten maatregelen met het karakter van een wet

Delisch-Attische Zeebond militair bondgenootschap van zowat 200 stadstaten onder leiding van Athene, tegen de expansiedrift van Perzië democratie bestuur door het volk (Gr. demos = volk; kratein = macht hebben) deus ex machina letterlijk: god uit een machine, een manier om een verhaal plots en op een onverwachte manier te beëindigen, als het ware door een goddelijke ingreep directe democratie burgers beslissen zelf in de Volksvergadering, maar alleen volwaardige burgers mogen stemmen. Bij ons laat het volk zich vertegenwoordigen door afgevaardigden.

draaischijf of pottenbakkerswiel. Met dit eenvoudige instrument was massaproductie van keramiek mogelijk. In de handel zijn potten onmisbaar voor opslag en transport en ze zijn tegelijk handelswaar.

economie (Gr. oikos = huis en nomos = regel) letterlijk: huishoudkunde. Vervaardigen van handelswaar was bij de oude Grieken vooral huisnijverheid: spinnen, weven, potten bakken ...

familia het kerngezin + alle andere betrokken personen en bezittingen (het hele huishouden, de oikos bij de Grieken)

fresco muurschildering met pigmenten op nat pleisterwerk (It. fresco = vers) en eventueel verder afgewerkt na droging met andere pigmenten

gewichten gebaseerd op een Romeinse pond van 327 g en een twaalfde deel daarvan of een unica.

giganten

ontzaglijke reuzen, onsterfelijke wezens met slangenkoppen, verwarde haren en geschubde drakenstaarten

gladiator z waardvechter (Lat. gladius = zwaard)

godsvrede vrede die enkel betrekking had op de conflicten die het verloop van de Grote Spelen hinderden. De vrede beschermde de reizigers op weg naar het heiligdom van de stad die de spelen organiseerde.

Grieken Homerus noemde de oude Grieken Achaeërs. De Grieken noemden zichzelf Hellenen, bewoners van Hellas naar een Midden ­ Griekse landstreek. De Romeinen hebben de naam Griekenland en Grieken bedacht (Graecia, Graeci) waarmee ze Zuid­ Italië bedoelden waar ook Grieks werd gesproken. Later werd Graecia een naam voor Griekenland zelf.

houwwerk of reliëf

halfverheven beeld- beeldhouwwerk dat vooruitspringt tegenover de achtergrond zoals de metopen van een tempelfries hellenisme (periode 336 ­31 v.Chr.) verspreiding van de Griekse cultuur in het Rijk van Alexander de Grote en in de diadochenrijken na Alexander imperator heerser, bevelhebber, eretitel die legionairs aan hun bevelvoerder konden geven na een overwinning of tijdens een triomftocht. Een bevelhebber met imperium was met staatsgezag bekleed, zoals een consul. Na Julius Caesar gaat de titel stilaan 'keizer' betekenen. In het Frans: empereur = keizer

Imperium Romanum het Romeinse Rijk zoals dat ontstond door veroveringen buiten Italië insula mv. insulae) woonblok met kleine huurkamers, zonder comfort en wankel van constructie.

Istmische Spelen panhelleense spelen sinds 582 v.Chr. spelen in een landelijk heiligdom nabij Korinthe op de Istmus, de smalle landengte tussen het Peloponnesisch schiereiland en Midden­ Griekenland. keramiek alle voorwerpen van klei, na droging gebakken (Gr. keramos = gebakken aarde; kerameikos is de pottenbakkerswijk in het oude Athene)

klassieke kenmerken kenmerken die voor lange tijd de richting aangeven waarin iets evolueert kolonie apoikia is het Griekse woord voor kolonie, wat ver weg van huis betekent. Een oikoi was het gezin, de familie, de thuis.

kosmopoliet iemand die zich verbonden voelt met de hele mensengemeenschap, ongeacht de cultuur

Lange Muren door de bouw van de Lange Muren kon Athene nooit afgesneden worden van haar toegang tot de zee. Deze muren liepen over een afstand van zes kilometer tussen Athene en Piraeus en waren twintig meter hoog. Piraeus had een haven voor graan, koopvaardij en oorlogsschepen.

lararium nis of altaartje voor de huisgoden (lares familiares). Op vaste dagen of bij belangrijke familiegebeurtenissen werden er bescheiden offers gebracht door de huisvader.

Lineair A-schrift een nog oudere schriftvorm dan het Lineair B in de Egeïsche wereld; schrift op Kreta.

Lineair B-schrift een oude schriftvorm van de Griekse taal, het Myceens

loting kleine stadstaten met een beperkt aantal kiesgerechtigde burgers konden zich een systeem van loting permitteren. Door de persoonlijke deelname, het spreekrecht en het stemrecht, waren er minder conflicten en voelden de burgers zich meer betrokken bij het bestuur.

magistraat hoge bestuurlijke ambtenaar met specifieke bevoegdheid: consuls (steeds met twee), vertegenwoordigen het hoogste gezag (dagelijks bestuur), praetoren (rechters), censoren (bevolking), questoren (financiën). manipulaire slagorde legeropstelling in drie linies met manipels, de kleinste zelfstandige legereenheid maten afgeleid van lichaamsafmetingen: duim, palm, el, voet megaron een comfortabel Grieks woonhuis met een rechthoekige woonkamer (oikos), slaapkamer(s) en een portaal ( portas) met twee zuilen. Er zijn zijkamers als bergruimte en verblijven voor de huisbediende(n). De deur aan de straatzijde geeft via een overdekte gang uitzicht op een geplaveid binnentuintje. mouseion letterlijk 'Tempel voor de Muzen' of een instituut voor kunsten en wetenschappen, opgericht ca. 300 v.Chr. te Alexandrië in Egypte en door brand verwoest in 47 v.Chr. Het omvatte een enorme bibliotheek van 700 000 boekrollen en trok onderzoekers aan om er te studeren en te onderwijzen.

mozaïektechniek stukjes steen, glas en geglazuurd aardewerk in een patroon gelegd volgens een ontwerp, getekend in een gladde mortellaag en ingevuld met veelkleurige stukjes marmer, als afval beschikbaar bij steenhouwers. Daarna wordt de achtergrond aangebracht.

muntstelsel as = oorspronkelijke munteenheid ter waarde van 327 g brons: sestertius = 2,5 asses, denarius = 10 asses, aureus = 25 denarii of 1 goudfrank mysteriecultus eredienst die geen deel uitmaakte van de openbare godsdienst. De deelnemers moesten ingewijd worden volgens een ceremonieel alvorens toegelaten te worden tot de geheime vieringen. Met gewijde handelingen en verhalen werd een soort goddelijke wijsheid over het leven voor en na de dood geopenbaard. mythe oorspronkelijke betekenis: gesproken woord of vertelling. In de Griekse prehistorie werden mythen mondeling overgeleverd. Ook zangers trokken rond om de verhalen over goden, halfgoden en helden te verspreiden. Zo komen mythen en sagen (volksverhalen) voor bij alle volkeren en in alle tijden. Ze zijn vaak onmisbaar om de cultuur van een tijd of een volk te begrijpen.

Nemeïsche Spelen panelleense spelen, (gesticht in 573 v.Chr.) oorspronkelijk bij een klein heiligdom met een mythische oorsprong nabij Nemea obool braadspit, veelgebruikt ruilmiddel, de naam voor een kleine munt van 0,67 gram zilver. Een drachme was een handvol of zes obolen waard. 1 drachme = 4 gram zilver, 1 talent = 6000 drachmen. Wie 1 talent bezat, was rijk en behoorde tot de hoogste bezitsklasse van ca. 300 grootgrondbezitters en rijke handelaars in Athene.

oikos alles wat met het beheer van de goederen en het welzijn van het gezin te maken heeft. Ons woord economie (Latijn = oecus) is ervan afgeleid en betekent 'huishouding'.

Olympische Spelen eerste spelen in Olympia in 776 v.Chr. Volgens sommigen waren er al een eeuw vroeger lokale spelen, maar ze waren zo beperkt dat zelfs de namen van de winnaars niet werden bijgehouden.

optimates de adel bestond uit de geboorteadel (optimates = de besten) en de ambtsadel (nobiles = geldadel). Ambten waren onbetaalde erefuncties. Gewone plebejers hadden niet het geld om een dure campagne te voeren. De bovenlaag van de plebejers en de vroegere patriciërs werkten soms samen als senaatspartij in de Senaat.

orakel In de tempel van Apollo te Delphi gaf een priesteres (de pythia) goede raad, ingefluisterd door Apollo, bij moeilijke beslissingen. Dit heiligdom was de drukstbezochte plaats van de hele oudheid en werd daarom ook wel de 'navel van de wereld' genoemd.

Orakel van Delphi het antwoord dat de pythia gaf in naam van de god Apollo in het heiligdom van Delphi. Het was vaak dubbelzinnig en moest daarna worden uitgelegd of verklaard.

praetor politiek ambtenaar, voor rechtszaken toegevoegd aan elke consul gedurende het jaar van het consulaat. Hij sprak zelf geen recht, maar beoordeelde of iemand voor de rechter moest komen of niet. Hij vaardigde regels of edicten uit die vervielen na het ambtsjaar. Later werd het de gewoonte deze tijdelijke edicten te bewaren en opnieuw kracht van wet te geven. Zo ontstond een geheel van rechtsregels die Eeuwig Edict of regels voor rechtspraak. Verzameling regels voor rechtspraak met blijvende waarde.

panhelleense Spelen nagenoeg elke Griekse stad had haar eigen feesten en spelen, maar ze waren niet allemaal even belangrijk. Vier spelen werden panhelleens, d.w.z. wedstrijden voor atleten, artiesten en publiek uit alle delen van de Griekssprekende wereld. pantheon (Gr. pan-theon = van alle goden) hier: overzicht van de Griekse godenwereld patrum auctoritas (= gezag van de Senaat) het recht van de Senaat om alle besluiten van de Volksvergadering te bekrachtigen of te verwerpen. Het volk bleef zich in Rome tegen dit recht altijd verzetten omdat de plebejers hierdoor zo goed als nooit een eigen standpunt konden doen aanvaarden.

Pax Romana (Lat. = Romeinse Vrede) tijd van het principaat (27 v.Chr.­192 n.Chr.) zonder binnenlandse oorlogen, met veilige grenzen, bloeiende handel, algemene welvaart

Peloponnesische Bond militair verbond van Sparta met de meeste staten van de Peloponnesus. Dit verbond werd in 550 v.Chr. gesloten en is het oudst bekende militaire bondgenootschap uit het oude Griekenland. plengoffer offerande met een vloeistof (wijn, olie, melk) die wordt uitgegoten op een altaar en zo opgedragen aan een godheid

Pnyx heuveltje waar de Volksvergadering samenkwam en waar een sprekersplatform was. Daar zat ook de voorzitter van de prytanen, bijgestaan door een secretaris en een priester, die de aankondigingen deden. De mensen zaten op de rotsen of op het lager gelegen terrein.

polis (mv. poleis) gemeenschap, afgeleid van het Myceense woord ptolis = paleis, de oudste betekenis = versterkte burcht populares ( populus = volk) of het zeer arme volk (= proletariaat of bezitlozen) dat als volkspartij in de Volksvergadering zijn belangen moest bevechten. proconsul een magistraat die consul geweest was in Rome. De senaat benoemde deze exconsuls vaak tot gouverneurs van een provincie, waar ze zich vaak schaamteloos verrijkten ten koste van de plaatselijke bevolking.

Pyrrhusoverwinning schijnoverwinning, een overwinning waarbij de verliezen zo groot zijn dat het effect hetzelfde is als een nederlaag lijden.

Pythische Spelen sinds 586 v.Chr. te Delphi op een plaats waar de god Apollo een python (een draak) heeft gedood volgens een mythe en waar een heiligdom werd gebouwd dat wereldberoemd werd om zijn orakel

Republiek (Lat. res publica = zaak van het volk) bestuursvorm bij de Romeinen die berustte op drie pijlers: Volksvergadering, Senaat en magistratuur. Vanaf de Republiek werd de koning als staatshoofd vervangen door twee burgers, magistraten met bestuursmacht, voor een korte termijn (1 jaar).

rituelen handelingen en gebaren die horen bij een belangrijk moment. Ze verlopen volgens een vast patroon en hebben daardoor iets magisch. Licht, water, olie en wierook, spelen bij heel wat rituelen een rol. Vaak horen er ook vaste gebeden bij. Doorheen al die symbolen voelen mensen zich verbonden met de natuur, met de gemeenschap, met hun familie of zelfs met dat wat het leven hier en nu overstijgt, nl. het goddelijke.

Voorbeelden van rituelen zijn: iets besprenkelen met wijwater, lintjes knippen bij een opening, een heildronk, een inwijdingsritueel ...

romanisering Romeins maken, verspreiding van de Romeinse cultuur in veroverd gebied

Romeins leger een legioen was de basis van het leger. Het hele leger telde ca. 28 legioenen en evenveel hulptroepen. 1 legioen = 10 cohortes (geen legereenheid, wel een manier om eenheden te groeperen of te tellen), 1 cohort = 3 manipels, 1 manipel = 2 centuriae, 1 centurie = 10 contubernia, 1 contubernium = 1 tent of 8 soldaten scharnier- of kantel- het begin of het einde van een andere tijd, aangegeven met een belangrijke gebeurtenis

moment

Senaat de hoofden van patriciërsfamilies, aangevuld met steeds meer magistraten stad een stad bij de Etrusken was de plaats waar de macht (de koning) gevestigd was. Ze werd gesticht en ingewijd volgens een ritueel en afgebakend om haar onschendbaarheid aan te geven. De indeling van de stadsruimte was onregelmatig in de 8ste eeuw v.Chr. Een grondplan met verharde straten die elkaar kruisen, kwam er pas vanaf het midden van de 6de eeuw v.Chr.

strateeg vloot­ of legerleider, degene die een strategie bepaalt in oorlogsomstandigheden. Mettertijd bepalen strategen ook de politiek en worden ze belangrijke politieke leiders.

tijdlijn en tijdband een horizontale of verticale lijn of band met een vertrekpunt voor de telling van de tijd en een pijl voor het verloop van de tijd

toga lang, breed kledingsstuk van volwassen, vrije Romeinse mannen (niet voor slaven of vreemdelingen), gedragen boven de onderkleding (tunica). Er waren meerdere types volgens de gelegenheid en de status van de drager.

tribus in stamverband levende mensen, in dezelfde omgeving triëre oorlogsschip, ca. 36 m lang en 5 m breed tweeslagstelsel landbouwsysteem waarin men de grond om het jaar braak laat liggen om de gronduitputting tegen te gaan urbanisatie verstedelijking, geleidelijke verandering in het uitzicht van bewoond gebied vicus (mv. vici) nederzetting, een Latijns woord dat 'wijk' betekent villa (Lat. villa = landgoed) herenboerderij, comfortabel gebouw als woonhuis met bijgebouwen en bijhorend land. Een gewoon huis in de stad of een nederzetting werd domus genoemd. vogelvrijverklaring (= proscriptie) iemand buiten de bescherming van de wet stellen met verlies van mensenrechten zoals bezit en burgerrecht volkstribuun de ' Tribunus plebis' behartigt de belangen van het gewone volk. Volkstribunen zijn plebejer (steeds met twee zoals voor alle ambten), hebben vetorecht tegen maatregelen van de patriciërs, kunnen wetsvoorstellen doen en zijn zelf onschendbaar.

Volksvergadering

bestond te Rome in feite uit drie vergaderingen: Comitia Curiata (3 tribus met ieder 10 curiae), Tributa (21 bestuurlijke districten) en Centuriata (193 centuriae) die bleven bestaan tijdens de Republiek. De volksvergadering kon voorstellen goed­ of afkeuren, maar kracht van wet werd verleend door de Senaat.

vreemdeling inwijkeling of afstammeling ervan warmgematigd zee- klimaat met droge, warme zomermaanden van 10 °C of meer en natte herfst­ en wintermaanden

klimaat

wegennet ca. 300 000 km in de Keizertijd, waarvan 90 000 km verhard. In Rome eindigden 46 wegen. Een vergulde zuil gaf de afstanden aan tot alle provinciehoofdsteden. wijgeschenk offergave aan de tempel of de godheid als dank of als smeekbede voor een gunst, bv. kransen, buit van een overwinning, beeldjes ...

zoutpanne winning van zout uit kunstmatig aangelegde zoutwaterbekkens. Zout was waardevol als handelswaar voor het bewaren van voedsel. Ons woord salaris is afgeleid van het Latijnse woord sal (= zout).

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.