Lerarendossier Wijs me de weg AARDRIJKSKUNDE
Vanwaar de naam ISAAC?
Isaac Newton staat gegrift in ons collectief geheugen als een gigant in de wetenschapsgeschiedenis. Verwondering ontstaat niet in mysterie. Mysterie leidt tot nieuwsgierigheid of verbazing. Verwondering ontstaat in het leren begrijpen van dat mysterie. Vanop de schouders van deze reus kijken wij met een beter begrip naar het universum. Zo’n drie eeuwen na de verwezenlijkingen van deze homo universalis prijkt zijn naam op de cover van deze methode waarmee we natuurkundige, ruimtelijke en technologische kennis geïntegreerd doorgeven aan de volgende generaties.
ISAAC
ISAAC is een methode natuur, ruimte en techniek (of natuurwetenschappen, aardrijkskunde en techniek) voor de eerste graad A-stroom van het secundair onderwijs. De methode is bedoeld voor alle onderwijsnetten en is zowel geschikt voor een interdisciplinaire als een multidisciplinaire aanpak. De volgorde van de modules onderling is vrij te kiezen. Je kunt ze inzetten verspreid over de twee leerjaren van de eerste graad A-stroom. Het totaalpakket van ISAAC is doelendekkend voor natuurwetenschappen, aardrijkskunde en techniek voor de eerste graad.
Met ISAAC verwerven jongeren op een methodische wijze betrouwbare feitelijke kennis over die vakgebieden.
Je kunt de methode ISAAC op meerdere manieren inzetten:
Interdisciplinaire aanpak: de school biedt het vakgebied ‘natuur, ruimte en techniek’ aan. In dat geval kun je gebruikmaken van de geïntegreerde versie van Isaac. In die versie heb je keuze uit zeven modules die de drie disciplines elk vanuit hun invalshoek aanbrengen binnen datzelfde thema, gebundeld in één boekje per thema.
Gedeeltelijk interdisciplinaire aanpak: de school biedt de drie disciplines natuurwetenschappen, aardrijkskunde en techniek apart aan, maar organiseert een of meerdere keren per schooljaar een vakoverschrijdend project waarin elk van de drie disciplines aan bod komen. Voor die projecten kun je kiezen uit een van de geïntegreerde modules.
Multidisciplinaire aanpak: de school biedt de drie disciplines, natuurwetenschappen, aardrijkskunde en techniek, apart aan en kan daarbij gebruik maken van een of meerdere deeluitgaven van de zeven themamodules. In die versie heb je keuze uit zeven modules, telkens beschikbaar voor respectievelijk natuurwetenschappen, aardrijkskunde en techniek.
Het concept van de methode is gericht op de optimale ontwikkeling van een rationele geest bij leerlingen, zodat ze zich wetenschappelijk leren te positioneren tegenover maatschappelijke vraagstukken. De doelbewuste afwisseling tussen leerkracht- en leerlinggestuurd onderwijs is gericht op leerkrachten uit alle netten die niet alleen taakgerichtheid naar waarde schatten, maar ook belang hechten aan het gestructureerd en cursorisch behandelen van onderwerpen. Differentiatie gebeurt zowel op niveau als naar interesse.
Structuur en opbouw van ISAAC
Overzicht van de modules
ISAAC is modulair opgebouwd. In zeven modules wordt een gevarieerd aanbod aan thema’s aangebracht vanuit de drie domeinen, met het oog op de samenhang tussen de disciplines. De drie disciplines zijn duidelijk herkenbaar aan de hand van een kleur: natuur, ruimte en techniek.
• Te land, ter zee en in de lucht
• Smakelijk!
• Water(s)nood
2
• Planeet vol spanning
• Life on earth
• Wijs me de weg
• InSpanning
Wie volledig interdisciplinair werkt, gebruikt alle modules, verspreid over het eerste en tweede leerjaar van de A-stroom. Het totaalpakket biedt voldoende materiaal voor de hele eerste graad en is volledig doelendekkend. Je kiest zelf hoeveel en welke modules je geeft in welk jaar en in welke volgorde je ze geeft. Zo kun je bijvoorbeeld vier modules in het eerste jaar geven en drie modules in het tweede jaar.
Vanuit een multidisciplinaire aanpak koop je één of meerdere modules apart aan om een vakoverschrijdend project op poten te zetten. De rest vul je aan met eigen materiaal of met een methode natuurwetenschappen, aardrijkskunde of techniek.
Opbouw van een module
Elke module behandelt een bepaald thema en heeft een doorlooptijd van 9 tot 11 lestijden. De cover van elke module illustreert het thema en biedt stof voor een klasgesprek. De inhoudstafel biedt een inhoudelijk overzicht in de volgorde natuur-ruimtetechniek. Die volgorde wordt doorheen alle modules aangehouden. Op de achterflap staat de studiewijzer: een overzicht van wat de leerlingen moeten kennen en kunnen.
Elke module bevat online informatie die direct toegankelijk is voor de leerlingen door middel van QR-codes in het werkkatern en via POLPO. Die QR-codes leiden de leerling telkens naar de juiste plaats op de website van de respectieve module.
Diabolo
De methode ISAAC past het diaboloconcept toe: https://www.diekeure.be/cmsfiles/nieuwe_website/diabolo/didactisch_schema.pdf
Dat betekent dat de modules van ISAAC een duidelijke diabolostructuur hebben.
1 2 3
Tijdens het ISAAC-moment, de intro, maken we de leerlingen nieuwsgierig en mikken we op verwondering. Het gedrukte werkkatern bevat één variant van het ISAAC-moment. Andere varianten vind je op www.polpo.be, het digitaal leerplatform van die Keure.
3
1 Intro
2 Midden
Tijdens de instructieweken verwerven en verwerken de leerlingen de leerstof via impressie en verwondering, instructie en inoefening. De activiteiten in de instructieweken zijn zo opgevat dat leerlingen de drie disciplines natuur-ruimte-techniek consequent inoefenen op hun onderzoeksvaardigheden. Voor zowel leerling als leerkracht is steeds duidelijk vanuit welke discipline de cursorische aanpak komt. De theorie wordt altijd duidelijk aangegeven door samenvattende vastzettingskaders. De inhoud van die kaders vind je terug in het Vademecum. Er is ook aandacht voor activerende werkvormen en reflectie, indien relevant voor de leerstof. Naast permanente proces- en productevaluatie is er ook tijd voor klassieke toetsen. Voorbeeldvragen voor de klassieke toetsen vind je op POLPO.
3 Outro
De laatste lessen bij een module zijn voorbehouden voor de transferopdracht of ISAAC-actie. Dat is een concrete en functionele opdracht die de module afsluit. Het is de synthese van alles wat in de module werd geleerd en geoefend. Deze transferopdracht geeft leerlingen de kans om de aangeleerde en behandelde fysische werkelijkheid, natuurlijke of ruimtelijke fenomenen of technische verwezenlijkingen in de praktijk uit te proberen en toe te passen. Tijdens de afsluitende lesuren maken de leerlingen een totaaloefening om aan te tonen dat ze de geziene leerstof beheersen. Afhankelijk van de soort ISAAC-actie kunnen deze lesactiviteiten individueel, per twee of in grotere groepen plaatsvinden. Veelal is dit echter een groepsopdracht, waardoor er ook wordt gewerkt aan de sociale vaardigheden. Bij de evaluatie van de finale is er aandacht voor zelfevaluatie, peerevaluatie en evaluatie door de leerkracht. De ISAAC-acties zijn bewust niet opgenomen in het werkkatern en zijn dus enkel beschikbaar op POLPO. Op die manier kunnen leerkrachten zelf bepalen op welke opdracht(en) of discipline(s) ze de klemtoon leggen in deze fase.
Vademecum
Het Vademecum bevat de theorie en het begrippenkader, maar ook de essentiële vaardigheden die nodig zijn voor het kunnen uitvoeren van de opdrachten. Dat maakt het overbodig om doorheen de modules telkens bepaalde onderdelen te herhalen.
4
Opbouw van het lerarendossier
In het lerarendossier vind je:
1 de inleiding op de module waar de essentie wordt toegelicht
2 het overzicht van de leerdoelen van de module, volgens de taxonomie van Bloom en onderverdeeld per discipline
3 de lessuggesties bij de module
De lessuggesties zijn opgedeeld per hoofdstuk en worden weergegeven in twee kolommen. De eerste kolom bevat de informatie die nodig is om de lessen te geven en een inschatting van hoeveel lestijd de activiteiten innemen. De tweede kolom bevat het (extra) lesmateriaal dat bij de les hoort.
Dat kan bestaan uit de volgende onderdelen:
- een verwijzing naar de bijhorende pagina van het werkkatern
- extra benodigdheden om de lessen te kunnen geven, bv. een atlas
- een overzicht van het ondersteunend materiaal
> Bijlagen
• hulpbladen
Deze documenten zijn noodzakelijk om de lessen in de module te kunnen geven.
• ISAAC-momenten
Dit zijn alternatieve intro’s, naast de intro die te vinden is in de gedrukte module. Hier wordt gevarieerd op niveau en interesse.
• ISAAC-acties
Alle ISAAC-acties zijn transferopdrachten of de outro van de module waarin opnieuw gevarieerd wordt op niveau en interesse.
> Oefenmateriaal
• niveaudifferentiatie
Hiertoe behoort de differentiatie op twee niveaus: remediëring en verdieping.
• interessedifferentiatie
Dit zijn alternatieven voor een les(onderdeel) waarbij gedifferentieerd wordt op basis van interesse.
> Audio
> Video
> Links
> Evaluatiemateriaal
Op ons platform POLPO (www.polpo.be) stellen we een waaier aan digitale content en tools ter beschikking. Daar vind je ook de bordboeken van de modules. Voor meer informatie over POLPO, zie www.polpo.be/veelgestelde-vragen
5
Legende afkortingen van de modules en het ondersteunend materiaal
Deze afkortingen vind je in de naamgeving van de bestanden op POLPO:
MODULES AFKORTING
- Te land, ter zee en in de lucht
- Smakelijk!
- Water(s)nood
- Planeet vol spanning
- Life on earth
- Wijs me de weg
- InSpanning
ONDERSTEUNEND MATERIAAL OP POLPO AFKORTING
- Bijlage
Hulpblad
ISAAC-moment
ISAAC-actie
- Oefenmateriaal
Niveaudifferentiatie - remediëring
Niveaudifferentiatie - verdieping
Interessedifferentiatie
- Evaluatiemateriaal
Video’s, audio’s en links vind je op de miniwebsite via de QR-code of via https://content.diekeure.be/isaac/wijs_me_de_weg/index.html#/
Legende pictogrammen
Deze pictogrammen vind je in de werkkaternen: atlas vastzettingskader verwijskader tip
6
LZL SMA WAT PVS LOE WMW ISP
HB IM IA REM VER INT TOETS
1 Inleiding
Alle video’s, audio’s en links voor bij deze module, vind je op de volgende miniwebsite
In deze module van ISAAC staat het werkwoord ‘zich oriënteren’ centraal. In elk van de drie disciplines leren de leerlingen hoe bepaalde structuren zijn opgebouwd en hoe bepaalde elementen zich tot andere elementen verhouden. In de module Wijs me de weg maken we de leerlingen wegwijs in een aantal netwerken.
De deelkatern Isaac-aardrijkskunde spitst zich toe op cartografische vaardigheden. De basisvaardigheden om een kaart te lezen en te interpreteren, komen stap voor stap aan bod. Dat omvat onder andere: het oriënteren van een kaart door het landschap te observeren of door een kompas te gebruiken, het gebruiken van de hoofden tussenwindrichtingen om plaatsen ten opzichte van elkaar te lokaliseren, het hanteren van het wereldgradennet en het gebruiken van een legende en een schaal. Daarnaast oefenen de leerlingen hun kennis van de wereldkaart met betrekking tot de ligging van continenten en oceanen.
In de ISAAC-actie herwerken de leerlingen hun kaart van het ISAAC-moment, maar dan met de verworven kennis over de voorwaarden van een goede kaart.
7
2 Methodedoelen volgens de taxonomie van Bloom
De leerdoelen worden per discipline ingedeeld volgens de zes niveaus van de taxonomie van Bloom. NIVEAUS EINDTERMEN
Onthouden
Begrijpen
ET 9.3, 9.7 LPD 21, 23 De leerlingen kunnen plaatsen lokaliseren met behulp van digitale en niet-digitale kaarten. p. 10-15
ET 9.7 LPD 23 De leerlingen kunnen een kaart oriënteren met behulp van een kompas. p. 9
ET 9.7 LPD 23 De leerlingen kunnen plaatsen lokaliseren op de globe en op relevante kaarten. p. 10-15
ET 9.1 LPD 24 De leerlingen kunnen de evenaar, nulmeridiaan, lengte- en breedtelijnen, keerkringen, poolcirkels en halfronden lokaliseren op een wereldkaart. p. 12
Toepassen
ET 9.1 LPD 24, 25 De leerlingen kunnen het wereldgradennet gebruiken om plaatsen te situeren op een kaart. p. 11-14
ET 9.7 LPD 23 De leerlingen kunnen de kwaliteit van een kaart beoordelen met behulp van het POLSTmodel. p. 6-18
ET 9.7, 9.9 LPD 21, 23 De leerlingen kunnen op basis van verschillende kaarten een eigen kaart maken. IA Op de kaart gezet
ET 9.7 LPD 23 De leerlingen kunnen het POLST-model gebruiken om een kaart te maken. IA Op de kaart gezet
Analyseren
Evalueren
8
KathOndVla
RUIMTE
LEERPLANDOELEN
METHODEDOELEN
9
Creëren
3 Lessuggesties
ISAAC-moment
Iedereen cartograaf!
Hiervoor rekenen we 30 minuten.
Geef de leerlingen de opdracht om de weg van thuis naar school te tekenen. Het doel van de opdracht is om de leerlingen bewust te maken van de uitdagingen die het maken van een kaart stelt. Dit kan inhouden: het verkleinen of op schaal werken, het hanteren van het juiste perspectief, de correcte begrippen gebruiken …
Begeleid de leerlingen zo goed mogelijk. Het is niet de bedoeling dat ze een perfecte kaart tekenen. Ze maken een kaart met de voorkennis waarover ze beschikken en de oplossingen die ze zelf bedenken. In het deel Ruimte leren de leerlingen over de voorwaarden waaraan een goede kaart moet voldoen.
Vraag hen om ook de natuur op hun traject te tekenen: bomen, beken, rivieren, grasland, koeien, stenen … Welke natuurelementen leven? Welke niet? Daar wordt in het deel Natuur verder op ingegaan. Om al vooruit te blikken op de leerstof in het deel Techniek kun je de leerlingen vragen naar het vervoermiddel waarmee ze naar school komen.
Werkkatern p. 4, 5
10
1
Variant 1 . De buurt leeft
Hiervoor rekenen we 30 minuten.
Vraag de leerlingen om zoveel mogelijk levende wezens op te sommen die ze af en toe zien in de buurt van de school. Noteer die soorten op het bord. Je kunt de meer specifieke soorten eventueel projecteren met behulp van online afbeeldingen.
Vraag hen vervolgens naar de soorten die thuishoren in de onderstaande categorieën. Je kunt die soorten eventueel in een venndiagram organiseren.
• soorten die door de mens worden gehouden (bv. huisdieren, vee, graan ...)
• soorten die onafhankelijk van de mens leven (bv. zwaluwen, muggen, spinnen, onkruid ...)
• soorten die je alleen maar ziet in bepaalde seizoenen (bv. ooievaars, kikkers, vlinders ...)
Vraag de leerlingen ten slotte naar de onderlinge relaties tussen de soorten, bijvoorbeeld: de relatie tussen zwaluwen en muggen, tussen vleermuizen en vliegen, tussen koeien en vliegen … Vraag hen of er soorten zijn die wel vaker in elkaars buurt voorkomen en waarom. Er zijn talrijke relaties mogelijk, maar probeer tijdens dit klasgesprek vooral toe te werken naar afhankelijkheidsrelaties. Zo beschrijf je gaandeweg een groot voedselweb en laat je de leerlingen vanuit hun voorkennis zelf uiteenzetten hoe organismen interageren of met elkaar verbonden zijn.
11
ISAAC-moment 1
ISAAC-moment 1
Variant 2 . Wat een leven!
Hiervoor rekenen we 20 minuten.
In dit ISAAC-moment toon je de leerlingen een aantal kaarten met afbeeldingen van dieren, planten, biotopen en planeten. Die kaarten kunnen op verschillende manieren worden gegroepeerd. Elke mogelijke categorisering leidt naar aanknopingspunten in het werkkatern en biedt kansen om de voorkennis van de leerlingen te activeren.
Druk de kaarten af die je vindt in de bijlage ‘Wat een leven!’ en knip ze uit.
Geef alle leerlingen een kaart en laat hen vervolgens zoeken naar klasgenoten met een kaart met een gemeenschappelijk kenmerk. Het is mogelijk dat een leerling zijn of haar kaart niet kan categoriseren in de thema’s van de reeds gevormde groepjes. Geef die leerling dan eventueel een andere kaart. Het is ook mogelijk om elke leerling meteen twee kaarten te geven.
Elke mogelijke groepering geeft aanleiding tot een gesprek. Zo kunnen leerlingen alle biotopen samenbrengen zonder het eigenlijke woord ‘biotoop’ te vermelden. Ze kunnen in dat geval bijvoorbeeld het begrip ‘leefgebied’ of ‘plek om te wonen’ als titel kiezen. Een andere groep kan bijvoorbeeld dieren en planten uit het regenwoud groeperen, samen met de foto van het regenwoud. Die groepering zouden ze dan de titel ‘jungle’ kunnen geven. Of ze groeperen alle dieren ten opzichte van de planten. Ook het dieet, de grootte, de orde, de klasse … kunnen mogelijke ordeningen zijn.
Na de eerste bespreking vraag je de leerlingen om zich anders te groeperen. Dat kun je meerdere keren herhalen. Wijs de leerlingen er achteraf op dat hun zelfgekozen criteria doorslaggevend waren voor de groepjes die ze hebben gevormd.
Een alternatief is om de set kaarten meerdere keren af te drukken en uit te knippen, de klas te verdelen in groepen van vier en dan elke groep van
Bijlage
• ISAAC-AAR WMW IM Wat een leven!
12
een volledige set te voorzien. Elke groep probeert dan op dezelfde manier verschillende combinaties te maken.
13
… op een kaart
1 Een goede kaart POLST
Hiervoor rekenen we 20 minuten.
Tijdens het ISAAC-moment maakte elke leerling een kaart. Vraag de leerlingen hoe je een goede geografische kaart herkent.
Gebruik de termen uit het vastzettingskader tijdens het klassikaal overlopen van de eerste opdracht. Ga na in welke mate de leerlingen tijdens het ISAACmoment die elementen in hun kaarten hebben verwerkt. In de volgende hoofdstukken komen de POLST-voorwaarden één per één aan bod. Extra remediëringsopdrachten vind je op POLPO in de opdracht: ‘Een goede kaart POLST’.
2 Een verticaal perspectief
Hiervoor rekenen we 10 minuten.
Met behulp van een smartphone kun je gemakkelijk het verschil tussen een horizontaal en een verticaal perspectief duiden. Via Google Maps of Google Earth verkennen de leerlingen die twee begrippen. Als je over computers beschikt waarop Google Earth is geïnstalleerd, dan kun je de leerlingen het instructiefilmpje laten bekijken voor ze de opdrachten uitvoeren.
• Link
Miniwebsite Wijs me de weg
ISAAC-AAR WMW miniwebsite
Werkkatern p. 6
Oefening
• ISAAC-AAR WMW REM Een goede kaart POLST
Werkkatern p. 7
Video
• Instructievideo Google Earth
14
2
3 Een kaart oriënteren
Hiervoor rekenen we 50 minuten.
3.1 Door observatie van het landschap
Voorzie de leerlingen van een stadsplan en/of topografische kaart van de schoolomgeving. De leerlingen oriënteren de kaarten door het landschap te observeren. Dat kan individueel, in duo’s of in kleine groepjes. Wijs hen op enkele duidelijke elementen in het landschap en laat hen die elementen zoeken op de kaart. Vervolgens laat je elke leerling of groepje de kaart draaien tot die elementen in dezelfde richting liggen als die in het landschap. Overloop vervolgens klassikaal het stappenplan op pagina 9.
3.2 Met een kompas
Deel een aantal kompassen uit en vraag de leerlingen naar wat ze weten over de werking van een kompas. Overloop de hoofd- en tussenwindstreken en de eventuele geheugensteuntjes (‘nooit oorlog zonder wapens’, ‘nooit opstaan zonder wekker’ …). Vraag de leerlingen om de beschikbare kaarten correct te oriënteren.
4 Een plaats situeren
Hiervoor rekenen we 30 minuten.
Vraag de leerlingen waar bepaalde landschapselementen in de buurt zich bevinden ten opzichte van de klas. Denk aan het stadhuis, de ingang van de school, het sportplein … Vraag hen telkens ook waar de klas zich bevindt ten opzichte van die elementen. Vervolgens voeren de leerlingen met behulp van een atlas de opdrachten uit in het werkkatern.
Als er tijd is, kun je de leerlingen kleine opdrachten voor elkaar laten uitschrijven. Laat hen elk een drietal vragen opstellen (bv. ‘Welk land bevindt zich ten noorden van ... ?’). De andere leerlingen beantwoorden die vragen met behulp van een atlas.
Werkkatern p. 8, 9
Benodigdheden
• stadsplannen en/of topografische kaarten
• kompassen
Werkkatern p. 10
Benodigdheden
• atlas
15
5 Een plaats lokaliseren
Hiervoor rekenen we 100 minuten.
5.1 Het wereldgradennet
Leg met behulp van een globe en een wereldkaart de cursief gedrukte begrippen uit. Vermeld dat de nulmeridiaan in Greenwich ligt. Dat werd eeuwen geleden afgesproken. Vervolgens voeren de leerlingen de opdrachten uit met behulp van een atlas.
De hoek van de aardas en de gevolgen ervan komen uitgebreid aan bod in de module Smakelijk!, net zoals de verklaring van de ligging van de keerkringen en poolcirkels. In deze module ligt de nadruk meer op het assenstelsel en het lokaliseren op de aardbol zelf. Daarom staat de as van de globe op pagina 11 loodrecht.
Op POLPO vind je extra oefenmateriaal. Voor de opdrachten met betrekking tot coördinaten kunnen de leerlingen eventueel gebruikmaken van Google Earth. In het instructiefilmpje wordt uitgelegd hoe je coördinaten ingeeft in Google Earth.
5.2 Continenten en oceanen
Laat de leerlingen klassikaal continenten en oceanen benoemen op een globe of wereldkaart. De leerlingen bekijken vervolgens het filmpje ‘What are continents’ en voeren de opdrachten uit met behulp van een atlas.
Werkkatern p. 11-14
Benodigdheden
• globe
• wereldkaart
Oefening
• ISAAC-AAR WMW VER Het wereldgradennet
Video
• Instructievideo Google Earth
Video
• CGP Grey - What are continents? (3’49’’)
16
6 Een legende lezen
Hiervoor rekenen we 30 minuten.
Overloop de juiste en de foute uitspraken in de eerste opdracht klassikaal. Deel topografische kaarten van de omgeving uit (individueel, per twee of in kleine groepjes) en bespreek de elementen in de legende. De leerlingen voeren vervolgens de rest van de opdrachten in het werkkatern uit. Je kunt de opdrachten ook verdelen onder de leerlingen en ze achteraf klassikaal overlopen.
7 Een schaal gebruiken
Hiervoor rekenen we 20 minuten.
Vraag de leerlingen om op hun topografische kaarten van de omgeving de afstand tussen twee punten te meten. Eén centimeter op de kaart stelt x aantal centimeter voor in werkelijkheid. Met een lijnschaal kun je de werkelijke afstand rechtstreeks aflezen, bij een breukschaal zet je gemeten afstand om in de gewenste eenheid, meestal meter of kilometer. De afstanden op de kaart worden altijd gemeten met een meetlat. Die afstanden stellen dan de werkelijke afstanden in vogelvlucht voor. De eigenlijke reisafstand en reistijd kunnen we tegenwoordig gemakkelijk online bepalen. Demonstreer dit eventueel met de routeplanner van Google Maps en laat de leerlingen vervolgens de afstand en de reistijd tussen hun woonplaats en de school bepalen.
Werkkatern p. 16
Benodigdheden
• topografische kaarten van de omgeving
Link
• Geopunt
Werkkatern p. 17
17
8 Een (kaart)titel gebruiken
Hiervoor rekenen we 10 minuten.
Op pagina 15 hebben de leerlingen al eens een titel gegeven aan een kaart. Bespreek de voorbeeldtitels op pagina 18 klassikaal.
De remediëring ‘Lokaliseren op verschillende schalen’ bevat opdrachten bij drie kaarten waarop de leerlingen zichzelf situeren op een nationale, Europese en globale schaal. Ze bedenken drie goede kaarttitels. Daarnaast oefenen ze hun vaardigheden met betrekking tot het lezen en interpreteren van een legende.
Werkkatern p. 18
Oefening
• ISAAC-AAR WMW REM Lokaliseren op verschillende schalen
18
ISAAC-actie
Variant 1: Op de kaart gezet
Hiervoor rekenen we 3 lestijden.
In deze ISAAC-actie maken de leerlingen de kaart die ze tijdens het ISAAC-moment maakten opnieuw, maar meer uitgewerkt. De kaart moet voldoen aan alle voorwaarden van een goede kaart. Ze mogen daarbij alle hulpmiddelen gebruiken die ze tot hun beschikking hebben.
Als daar genoeg tijd voor is, dan kunnen de leerlingen met behulp van hun nieuwe kaart een bijkomende opdracht uitvoeren. De keuzemogelijkheden staan op het opdrachtenblad ‘Op de kaart gezet’.
Bijlage
• ISAAC-AAR WMW IA Op de kaart gezet
19
3