3 minute read
Witblauw, rechtstreeks van bij de boer
Vijfentachtig Belgische witblauw runderen en twintig kweekooien lopen er rond op de boerderij van Ennio Liesens en vader Gert. De runderen worden hier gekweekt, afgemest en gaan dan naar het slachthuis en een bevriend beenhouwer. Het grootste deel van het vlees wordt ‘s zaterdags verkocht in een hoevewinkeltje dat de familie onlangs opende.
Ennio droomde al langer van een winkelpunt, maar door tijdsgebrek werd die droom uitgesteld: “Rundveehouders moeten steeds vaker werken met negatieve marges”, vertelt hij. “Bovendien wilden we graag zelf zien waar en hoe ons product terechtkwam. Als je een kwalitatief eindproduct rechtstreeks bij de consument wil leveren, dan moet je wel een eigen verkooppunt opstarten.”
In april vorig jaar gingen dan toch de deuren open van hun hoevewinkel ’t Kiezelke. Ze profiteerden volop van de boost die de coronacrisis gaf aan hoeveverkoop. In ‘t Kiezelke vind je hun Belgisch witblauw rundvlees en lamsvlees, maar ook Duroc varkensvlees, aardappelen, ajuinen, verse scharreleieren, zuivelproducten en huisbereide confituur van bevriende boeren en producenten. In het seizoen kan je er ook aardbeien, asperges, kersen, frambozen, blauwe bessen en braambessen kopen. “Alles komt rechtstreeks van bij de boer. Het is belangrijk dat je onder collegaboeren elkaar wat helpt en ondersteunt”, zegt hij.
Belgisch witblauw
Sinds Ennio mee in het bedrijf kwam, worden er op de boerderij enkel nog Belgische witblauw runderen gekweekt. “Het is zeer bespierd en mager vlees”, weet hij. “Dat vind je in geen enkel ras terug. Het grote verschil is dat het weinige vet veel meer intramusculair zit en dus doorheen het spierweefsel loopt. Wanneer je dat vlees bakt, smelt het vet binnenin. Daardoor behoud je veel meer smaak en krijg je ook geen vettig stuk vlees.” Het Belgisch witblauw is cholesterolarm en naar milieunormen toe het meest efficiënte ras om vlees mee te produceren. “Omdat er meer vleesaanzet is per kilo levend gewicht, haal je een hoger slachtrendement per dier. Dat maakt dat de totale CO2-uitstoot van de hele veestapel lager is in vergelijking met andere rassen.”
“Het is ook een mooi en rustiek ras dat gewoon zeer goed gedijt in onze streken”, vult Gert aan. “En het is een goeie grazer. In de zomer kunnen we ze gemakkelijk buiten laten grazen.” In de winter worden de runderen gevoed met gras en mais uit de streek en perspulp en bietenstaartjes. Die laatste twee zijn een afvalproduct uit de suikerfabriek van Tienen. “Zo helpen we die kringloop sluiten omdat we een restproduct ophalen en weer aan de runderen voederen.”
Constant monitoren
Ennio en Gert wonen niet meer op de boerderij, maar opa Liesens (81) nog wel. Hij houdt door de dag een oogje in het zeil. Want Ennio en Gert hebben beiden nog een andere job buiten het werk dat ze verrichten op de boerderij. “Er staan camera’s in de stal. Zo kunnen we alles in het oog houden via onze gsm. Sinds de herfst hebben de koeien ook een halsband om die de vruchtbaarheid en koe-gezondheid monitort. Zo kunnen we opa wat ontlasten als we er overdag niet zijn.”
Er worden ongeveer 40 à 45 kalfjes per jaar geboren. En ook dat monitoren ze voor een stuk vanop afstand. “Dit is een thermometer met een zender die we enkele dagen voor de koe moet kalven achteraan in de schede steken”, vertelt Gert terwijl hij een blauw staafje toont. “Dat vertelt ons precies wanneer de koe moet kalven en we dus moeten vertrekken naar de boerderij.” Gelukkig weten de koeien van Gert en Ennio wat een goeie timing is. “Het is wel grappig dat zeker twee derde ’s avonds en ’s nachts kalft. Dat is wel een luxe voor ons”, lacht hij.