Een etiket dat in Nederland voldoet aan de wet, voldoet niet automatisch ook in andere landen volledig aan de wet. Wat zijn de bottlenecks?
NUTRI-SCORE IN EU
Nutri-Score wint terrein in Nederland, maar binnen de Europese Unie blijft het een onderwerp van discussie. Terwijl sommige landen het logo omarmen, verbieden anderen het juist. Wat betekent dit voor de voedingsindustrie en de consument?
Thema
Etikettering, logo’s & claims In dit nummer alles over etikettering, logo’s en claims binnen en buiten de Europese Unie, allergenenetikettering en voedselkeuzelogo’s zoals de Nutri-Score. Experts van onder andere het Voedingscentrum geven hun visie.
ALLERGENEN
Nieuw allergenenbeleid moet in Nederland meer duidelijkheid geven op het gebied van kruisbesmetting. Maar wat is er de afgelopen jaren gebeurd in allergenenwetgeving? En wat kunnen we verwachten?
4 Meest gelezen op vmt.nl
6 Coverstory: Etikettering buiten Nederland
10 Nutri-Score aanbevolen én afgeraden
14 Voedingscentrum over eerlijke etiketten, logo’s en claims
17 Wordt Nutri-Score het volgende vinkje?
20 Experts over regels allergenen
23 Young R&D: Innovatie stimuleren
24 Mycoproteïne als vetvervanger
28 Discussie over functioneren NVWA
32 Opschalen productie niet-dierlijke caseïne
34 Safe met Gea
35 Colofon
Kloppende etiketten
Ik vind het etiket op een verpakking een van de belangrijkste onderdelen van een voedingsmiddel. Als consument met meerdere allergieën is het etiket het eerste dat ik bekijk voor de aanschaf van voedingsmiddelen. Sommige vrienden zeggen wel eens: ‘Maar als je eenmaal weet dat een product goed is, hoef je toch niet meer te kijken?’ Dat is helaas niet het geval.
Waar ik voor de oorlog in Oekraïne nog verschillende broden kon eten van bijvoorbeeld Albert Heijn, is er momenteel nog maar één brood te vinden zonder soja. Door de oorlog in Oekraïne en de duurder wordende tarwe stapten veel producenten over op sojameel/bloem. En nu de grondstofprijzen hier en daar weer wat stabiliseren, komen de oude recepturen niet terug.
Een ander voorbeeld: ik kocht al tijden de katjang pedis nootjes bij de Lidl. Een van de weinige van deze soort zonder soja. Ook daar zat toch ineens soja in. Dus ook die vallen voor mij af. Dus ook voor de bij mij bekende en door mij vertrouwde producten moet ik het etiket blijven checken. En dus blijft etikettering voor producenten altijd een belangrijk onderdeel.
In dit nummer onder andere meer over etikettering binnen en buiten de Europese Unie, allergenenetikettering en de Nutri-Score.
CARMEN GROENEVELD
Redac t
Foto cover: Jan Zandbergen
Locatie: Veenendaal
Food Law Event
Het VMT Food Law Event is dé jaarlijkse bijeenkomst op het gebied van levensmiddelenwetgeving in de voedingsindustrie. Een live event waar je veel kennis opdoet in één dag. Het evenement, waar zo’n 300 professionals uit de voedingsmiddelenindustrie op afkomen, is bestemd voor managers regulatory affairs, voedingsmiddelentechnologen, voedingsdeskundigen en -wetenschappers, productontwikkelaars, kwaliteitsmanagers en directies in de foodsector. Dus voor in de agenda: 10 juni 2025.
vmt.nl/foodlaw
Bessen AH
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) heeft 24 meldingen ontvangen van mensen die zeer waarschijnlijk hepatitis A kregen door het eten van besmette bevroren blauwe bessen van Albert Heijn. Acht van hen zijn in het ziekenhuis beland.
Melkunie
Zuivelproducent Melkunie heeft volgens de Reclame Code Commissie consumenten een te rooskleurig beeld gegeven van de duurzaamheid van zijn producten.
Wakker Dier had bij RCC geklaagd over de zin: ‘Laat maar waaien... die koeienboeren en -scheten’.
Ziekenhuisbacterie infiltreert in voedselketen
Wat ooit begon als een probleem van ziekenhuisbacteriën, sijpelt nu langzaam de voedselketen in. In een wetenschappelijke rapport luidt EFSA de noodklok: bacteriën die bestand zijn tegen carbapenems – cruciale antibiotica voor mensen – worden steeds vaker aangetroffen bij vee en in voedselproducten.
Carbapenems zijn een groep krachtige antibiotica die artsen achter de hand houden voor patiënten bij wie andere middelen niet meer werken. Maar carbapenemase-producerende enterobacterales (CPE) zijn veelal bestand tegen deze antibiotica. CPE-bacteriën zijn daarom berucht in ziekenhui-
zen. Maar de afgelopen jaren zijn ze ook aangetroffen bij varkens, runderen, kippen én – minder frequent – in vlees en andere dierlijke producten. Sinds 2011 zijn er CPE-bacteriën gevonden in 14 van de 30 EU/EFTA-landen, waaronder Nederland, Duitsland, Italië en Spanje. De meest voorkomende zijn: E. coli, enterobacter, klebsiella en salmonella.
Vooral in varkensvleesketens is de toename opvallend. Zo bleek in Italië dat een specifieke E. colistam (ST5229) met het blaOXA-181-gen zich verspreidde van varkens naar kalveren en zelfs opdook bij een medewerker van een varkensbedrijf. Ook in Spanje werd een plasmide (IncL) met het blaOXA48-gen in de varkensketen aangetroffen. Dergelijke plasmiden maken genoverdracht tussen bacteriën mogelijk, wat de verspreiding versnelt. Toch is er nog veel onbekend: in slechts 10 EU/EFTA-landen zijn er draaiboeken of maatregelen voor CPE.
Vegetarische Slager verkocht
Dat De Vegetarische Slager in de etalage stond, was een publiek geheim. Unilever maakt nu bekend dat het merk naar Vivera gaat.
Sinds vorig jaar is Unilever bezig om het portfolio aan merken te reduceren. De multinational focust op minder maar grotere merken. De Vegetarische Slager past daar niet meer bij. Volgens Unilever vereisen de gekoelde en bevroren producten een aparte toeleveringsketen en een specifiek sourcingmodel, waardoor ze minder schaalbaar zijn binnen het bredere Unilever Foods-portfolio. De afronding wordt verwacht in het derde kwartaal van 2025. Onder welke financiële voorwaarden de verkoop plaatsvindt, is niet bekendgemaakt. Unilever kocht het bedrijf in 2018 van oprichter Jaap Korteweg.
Meer lezen? Scan de QRcode en bekijk online ons andere nieuws, video’s en achtergrondverhalen. Altijd op de hoogte blijven? Neem een online abonnement op vmt.nl met toegang tot alle artikelen en verdieping.
Handhaving op acrylamide op Food Law Event
Hoe ga je als producent om met de wettelijke vereisten rondom acrylamide? Wat zijn de laatste ontwikkelingen in handhaving? En wat komt eraan vanuit Brussel? Tijdens het Food Law Event op 10 juni in Utrecht gaan Barbara Mutsaers (AKD), Els BiestaPeters (NVWA) en Sarah Inkelaar (NVWA) hier op in.
Tijdens het event gaan sprekers in op zaken als de verwachte Europese beleidsontwikkelingen, acrylamidewetgeving, wetgeving voor biologische voedingsmiddelen, groene claims en greenwashing, hoe om te gaan met wetgeving bij innovaties, traceerbaarheid in de supply chain, wetgeving bij exporteren buiten de EU, voedselcontactmaterialen, houdbaarheidsdata, allergenenwetgeving met bijbehorende risicobeoordelingen en de wereld van het lobbyen.
Deze voedselcategorieën maken het meest ziek
Het identificeren van voedselbronnen die bijdragen aan door voedsel overgedragen ziekten, is cruciaal voor het verbeteren van de voedselveiligheid en het verminderen van ziektegevallen. Een recente studie van de Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) werpt hier nieuw licht op.
De belangrijkste bevindingen in de CDC-studie zijn:
• Groenten en fruit:bijna de helft van de voedselgerelateerde ziektegevallen is terug te voeren op de consumptie van groenten en fruit. Norovirus wordt hierbij vaak als de veroorzaker geïdentificeerd.
• Vlees en gevogelte:deze categorieën zijn verantwoordelijk voor het merendeel van fatale infecties, voornamelijk veroorzaakt door salmonella en listeria.
Nieuws
De CDC benadrukken het belang van het gebruik van diverse gegevensbronnen voor het maken van nauwkeurige schattingen van voedselgerelateerde ziektebronnen. Dit omvat gegevens uit uitbraakonderzoeken, niet-uitbraakgerelateerde infecties en isolaties van pathogenen uit mensen, dieren en voedsel.
Kort nieuws
PLANTAARDIGE STEAK
Het Zwitserse Planted introduceert een gefermenteerde plantaardige steak bij Albert Heijn. Er is ook een variant met paprikamarinade.
MEDISCHE VOEDING
Nutricia komt met nieuwe plantaardige medische voeding voor ondervoede patiënten. Het gaat om drink- en sondevoeding op basis van erwten- en soja-eiwit.
KARTON
Riedel stapt over van blik op karton voor het Van de Boom-siroopassortiment. De nieuwe verpakkingen van SIG zijn gemaakt van SIG Terra Forest-based polymeren.
BARISTAMELK
Sproud introduceert Barista ZERO, een suikervrije variant van zijn baristamelk, gemaakt van gele spliterwten.
MAKREEL
De Viswijzer scherpt het advies voor makreel uit de Atlantische Oceaan aan. Wegens overbevissing raadt de Viswijzer consumenten af om deze vis te kopen.
BEN & JERRY’S
Ben & Jerry’s breidt het assortiment uit met Brookieees & Cream, Bohemian Raspberry en Sweet Mango Memories.
KAASBITTERBALLEN
‘Gevogelte en vlees zijn verantwoordelijk voor
het merendeel van fatale infecties’
McDonald’s introduceert in samenwerking met Old Amsterdam voor het eerst kaasbitterballen.
CEO AH VERTREKT
Marit van Egmond vertrekt als ceo van Albert Heijn. Van Egmond werkte 28 jaar bij Albert Heijn.
‘Bijna elk land vereist een apart etiket’
PRODUCENTEN OVER ETIKETTERING BUITEN NEDERLAND
Etikettering is een onderwerp dat voedselproducenten al sinds jaar en dag bezighoudt. Een etiket dat in Nederland voldoet aan de wet, voldoet niet automatisch ook in andere Europese en niet-Europese landen volledig aan de wet. Op welke gebieden zijn er grote verschillen in etiketteringswetgeving tussen landen? En welke bottlenecks zijn er?
VMT vroeg het aan zes experts uit de voedingssector.
Carmen Groeneveld Beeld Bresc, Jan Zandbergen, PepsiCo
Tekst
In de EU geldt op het gebied van etikettering Vo. (EU) 1169/2011. Ondanks die Europese wetgeving interpreteren de verschillende lidstaten de wetgeving soms anders. Ook hebben sommige lidstaten aanvullende nationale wetgeving. Binnen Europa zijn er dus al verschillen, ondanks in principe gelijke wetgeving. Buiten Europa hebben landen eigen wetgeving, die dus ook weer kan verschillen van de Europese wetgeving.
Waar liggen de grootste verschillen tussen de EU-wetgeving en die voor landen daarbuiten? “De regelgeving omtrent benamingen voor vleesvervangers kan anders zijn. Ook de wetgeving voor additieven en aroma’s is anders. Tot slot is de declaratie van de nutritionele waarden vaak uitgebreider voor landen buiten Europa, waardoor er extra analyses nodig zijn”, vertelt Pauline Billekens, QA-manager bij Jan Zandbergen.
Specifieke eisen
Volgens Martina Swarts, QA-projectcoördinator bij Foppen Seafood, is etikettering in Europa geregeld via een uniforme set regels in Vo. (EU) 1169/2011 “Dit betekent dat etiketten in Europa vaak meertalig zijn en de verplichte informatie bevatten. Buiten Europa daarentegen heeft elk land zijn eigen specifieke etiketteringseisen. Dit leidt tot een grote diversiteit aan regels. In de Verenigde Staten moeten voedseletiketten voldoen aan richtlijnen van de Food and Drug Administation (FDA), die afwijken van de Europese normen voor voedselinformatie”, aldus Swarts. Volgens Federica Tritschler, Regulatory Affairs en Trade Compliance Manager bij Lamb Weston, liggen de grootste verschillen in de benadering van consumentenbescherming. “Uit vergelijkende wetgevingsstudies blijkt vaak dat EU-landen en het Verenigd Koninkrijk strengere etiketteringsvoorschriften hebben dan andere landen. Bovendien gebruiken landen buiten Europa en het Verenigd Koninkrijk deze wetgeving soms als referentiepunt. Een voorbeeld is het Traffic Light Nutrition System in de Gulf Cooperation Council (GSO), dat nauw aansluit bij de Britse aanpak.”
Meerdere talen
Er zitten volgens de producenten dus zeker verschillen in wetgeving tussen de verschillende landen. Maar welk land zorgt voor de meeste problemen? “Duitsland heeft op sommige vlakken een eigen invulling van de Europese regels voor etikettering. Verder zijn in België meerdere talen vereist op één etiket”, vertelt Margot van Veldhuisen, QA-manager bij Fairtrade Original. Ook Sanne de Vries, Regulatory Affairs Specialist bij PepsiCo, geeft aan dat de etikettering voor België lastig is.
Aanpassen van een etiket heeft veel voeten in de aarde
“België is een ingewikkeld land qua taaleisen. De verplichte informatie moet hier in het Nederlands, Frans en Duits op de verpakking. Er is beperkte ruimte op een verpakking waardoor er weinig plek overblijft voor zogeheten vrijwillige informatie. Dit beperkt ook de verkoop in meerdere landen. Als je hetzelfde product in een ander land wilt verkopen, moet je er nog een extra taal bijzetten. Dit lukt vaak bijna niet door het ruimtegebrek.”
Complex
Tritschler noemt daarnaast nog het Verenigd Koninkrijk als een land met een hoge graad van complexiteit op het gebied van etiketteringsvereisten. “Dit land valt op door de voortdurend veranderende regelgeving, vooral na de Brexit. Een voorbeeld is Precautionary Allergen Labelling (PAL), waarbij de Standards Agency (FSA) strengere drempelwaarden overweegt voor allergenen dan de EU, die flexibelere richtlijnen hanteert. Andere voorbeelden zijn afwijkende standaarden voor de beoordeling van additieven, specifieke regels voor voedselverrijking, gezondheidsclaims en contaminanten. Deze verschillen maken naleving zeer complex voor producenten die in beide markten opereren.”
Aanpassen etiketten
Het aanpassen van een etiket heeft volgens de producenten veel voeten in de aarde. “Voor wijzigingen op een etiket voor producten binnen de EU, controleren we eerst of de wijzigingen voldoen aan de EU-verordeningen. Daarna passen we het ontwerp van het etiket aan en keuren we het intern goed. Vervolgens vervangen we de oude producten in de distributieketen door producten met de nieuwe etiketten”, vertelt Swarts.
“Voor landen buiten de EU begint het proces met een onderzoek naar de lokale wetgeving, gevolgd door aanpassingen aan die specifieke normen. Dit kan certificering vereisen, vertaling naar de taal van het land en aanpassing aan culturele normen. Daarna worden de productie en distributie van de nieuwe etiketten ingepland, steeds met het oog op traceerbaarheid in het geval van recalls.”
Billekens stelt dat het aanpassen van een etiket voor het buitenland soms onnodig maanden kan duren. “Afhankelijk van het land kan het zo zijn dat de nieuwe receptuur en het nieuwe etiket eerst weer door de overheid van het betreffende land goedgekeurd moeten worden. Hier kan, afhankelijk van het land, erg veel tijd in gaan zitten.”
Wijziging in ingrediëntendeclaratie
Ook het moment van de aanpassing van etiketten is belangrijk, stelt De Vries. “Als er op een etiket iets
veranderd moet worden, moeten we eerst kijken naar een handig moment. Het kost veel resources om een label te veranderen, dus combineren we het liefst meerdere aanpassingen. Als het etiket wordt aangepast vanwege een receptwijziging, moeten we veel regelen. We moeten de ingrediëntspecificaties controleren en alle informatie correct invoeren in de systemen. Ook moeten we de verplichte informatie verzamelen in alle benodigde talen. Daarna kunnen we het etiket laten ontwerpen en na meerdere controles gebruiken op verpakkingen.”
Volgens Erik van Mil, NPD Regulatory Specialist bij Bresc, hangt de impact af van de wijziging op het etiket. “Het toevoegen van een logo of specifieke aanduiding is relatief gezien het eenvoudigst. Wijzigingen in de ingrediëntendeclaratie en/of voedingswaarde zijn ingrijpender.”
Verschillende klanteisen
Het maken en aanpassen van etiketten voor landen binnen en/of buiten Europa is dan ook lang niet altijd gemakkelijk. De producenten zien verschillende bottlenecks.
“Grootste bottleneck zijn de eisen van klanten in verschillende landen. Zo eisen sommige klanten het toevoegen van een (duurzaamheids)logo. Daarnaast komt het voor dat een klant of controlerende instantie het niet eens is met de warenwettelijke naam op een etiket. Dat wordt nog lastiger als klanten en/of controlerende instanties binnen één land verschillende meningen hebben. Daarnaast leiden onver-
‘Een digitaal etiket is de enige goede oplossing’
wachte wijzigingen op etiketten vaak tot problemen, omdat het aanpassen veel tijd kost en oude etiketten vaak vernietigd moeten worden”, vertelt Van Mil.
Beperkte ruimte op etiket
De Vries ziet de beperkte ruimte op het etiket als bottleneck. “Er komt een steeds groter wordende vraag naar informatie. In combinatie met alle taaleisen is het lastig om dezelfde verpakking voor meerdere landen te gebruiken binnen Europa. Nu moeten we vaak voor bijna elk land een apart etiket ontwikkelen. En bij een wijziging moeten we al deze etiketten aanpassen.”
Van Veldhuisen is over het algemeen tevreden over de etiketteringsregels, maar loopt aan tegen verschillen in Duitsland. “Duitse autoriteiten hebben soms een net wat afwijkende interpretatie van de Europese regelgeving. De Duitse autoriteiten controleren verpakkingen ook veel vaker. Een foutje op de verpakking wordt snel gesignaleerd.”
Tritschler benoemt tot slot de verschillen in wetgeving tussen landen als belangrijkste knelpunt. “Zo hebben Europa, de Verenigde Staten en China ieder andere eisen voor etikettering van GGO’s. Daarnaast zijn er verschillen voor allergenendeclaraties en declaraties van voedingswaardesystemen.”
Bottlenecks verhelpen
De producenten hebben verschillende ideeën over het oplossen van deze bottlenecks. Volgens Van Veldhuisen is er afstemming nodig tussen de autori-
teiten van de verschillende landen over de interpretatie van de wetgeving. Ook De Vries is voorstander van meer gecentraliseerde voedselwetgeving in Europa. “Elk land heeft zijn eigen vereisten, wat het lastiger maakt om een uniforme aanpak voor het etiket te hanteren.” Swarts noemt ook een aantal mogelijke oplossingen. “Het bredere gebruik van universele pictogrammen en het implementeren van digitale etiketten zoals QR-codes voor uitgebreide informatie zonder fysieke aanpassingen.”
Ook Van Mil ziet digitale etiketten als oplossing. “In mijn ogen is de mogelijkheid om digitale etiketten te gebruiken de enige goede oplossing voor dit probleem. Hierbij is het wel belangrijk dat er een standaard systeem komt voor de verplichte etiketinformatie. Zodat een aanpassing duidelijk is voor iedereen en we niet meerdere systemen apart moeten aanpassen.”
Tritschler stelt tot slot dat meer internationaal overeengekomen harmonisatie een oplossing kan bieden, in combinatie met meer tolerantie bij geëxporteerde producten. “Wereldwijde acceptatie van uniforme elementen, zoals voedingswaarde-informatie, aller-
Food Law Event
Hoe blijf je als bedrijf up-to-date ondanks steeds veranderende wetgeving rond de import en export van levensmiddelen buiten de EU? Tijdens het Food Law Event op 10 juni worden juridische kaders geschetst en delen producenten hun ervaringen. Meer informatie: vmt.nl/foodlaw.
genen en gezondheidsclaims, zou naleving vereenvoudigen. Dan kunnen bedrijven dezelfde verpakkingen in meerdere markten gebruiken. Dit kan de kosten verlagen en de efficiëntie van de toeleveringsketen verbeteren.”
Mondiale harmonisatie
Tot slot vroeg VMT de producenten welke wijzigingen zij het liefst zien in de wetgeving voor etikettering binnen en buiten Europa. “Een mondiale harmonisatie van kritische aspecten zoals de vermelding van allergenen en voedingswaarden. Dit vereenvoudigt de handel en versterkt de bescherming van de consument”, stelt Swarts.
Tritschler sluit zich hierbij aan. “Mondiale afstemming van kern-etiketteringselementen kan de consistentie en duidelijkheid bevorderen. Denk aan gestandaardiseerde allergenenverklaringen, GGOdrempels en voedingswaardeformats. Zo verminderen we de versnippering in regelgeving, alsook in handhaving. Dit kan bedrijven helpen en biedt consumenten heldere, consistente en vergelijkbare productinformatie.” •
“België is een ingewikkeld land qua taaleisen”, zegt PepsiCo.
Nutri-Score aanbevolen én afgeraden
ANALYSE NUTRI-SCORE IN VERSCHILLENDE EU-LIDSTATEN
Nutri-Score wint terrein in Nederland, maar binnen de Europese Unie blijft het een onderwerp van discussie. Terwijl sommige landen het logo omarmen, verbieden anderen het juist. Dit gebrek aan een uniforme standaard zorgt voor uitdagingen, vooral voor transporterende bedrijven. Wat betekent deze verdeeldheid voor de voedingsindustrie en de consument?
Tekst Emma Luca Bebseler Beeld Shutterstock, Europese Rekenkamer
Nutri-Score is steeds vaker een hulpmiddel om gezondere voedselkeuzes te bevorderen, maar de implementatie verschilt sterk per EU-lidstaat. Hoewel Nederland Nutri-Score aanbeveelt, wijzen andere landen, zoals Italië en Bulgarije, het systeem af vanwege de impact op traditionele producten. Dit zorgt voor extra kosten en complicaties voor bedrijven die internationaal handelen. Men werkt op Europees niveau aan een geharmoniseerd voedselkeuzelogo. Maar het debat over de keuze van een logo en de verplichting ervan gaat onverminderd door.
Front-of-Pack-labels (FOP)
Het debat over logokeuzes gaat onverminderd door
Naast de verplichte voedingswaardevermelding op de achterkant van de verpakking, kan deze informatie op vrijwillige basis ook op de voorkant worden vermeld. Dit wordt Front-of-Pack-labeling (FOP) genoemd. Het herhalen van voedingswaarde-informatie is toegestaan op basis van Verordening (EU) nr. 1169/2011, artikel 30, lid 3. Het doel van FOP-labeling is om consumenten in één oogopslag aanvullende informatie te bieden, zodat zij gezondere voedingskeuzes kunnen maken. Tegelijkertijd stimuleert het levensmiddelenbedrijven om de productsamenstelling gezonder te maken.
Bij het herhalen van de voedingswaarden mogen producenten andere grafische vormen of symbolen
gebruiken dan woorden en getallen, bijvoorbeeld kleurindicaties. De vereisten hiervoor zijn vastgesteld in artikel 35, lid 1. Hierin staat onder andere dat het doel moet zijn een consument in staat te stellen om een beter inzicht te krijgen in de bijdrage van het levensmiddel aan het energie- en nutriëntgehalte van een voedingspatroon.
Verplaatsen naar de voorkant
Producenten kunnen ervoor kiezen alleen de energetische waarde op de voorzijde van de verpakking te herhalen. Of om deze samen te vermelden met de hoeveelheid vetten, verzadigde vetzuren, suikers en zout. Daarnaast is het toegestaan de volledige verplichte voedingswaardetabel naar de voorkant te verplaatsen, zoals startup Upfront doet vanuit het oogpunt van transparantie.
Regelingen voor FOP-etikettering waarbij de verplichte voedingswaardevermelding niet als zodanig wordt herhaald, maar waarbij de algehele voedingswaarde van het levensmiddel wordt meegegeven (bijvoorbeeld via een symbool of letter), zijn toegestaan onder artikel 36 voor vrijwillige voedselinformatie. Deze regelingen mogen niet misleidend, dubbelzinnig of verwarrend zijn en moeten, indien van toepassing, gebaseerd zijn op relevante wetenschappelijke gegevens.
NUTRI-SCORE
Nederland, België, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg bevelen Nutri-Score aan als voedselkeuzelogo. Maar er is ook stevige tegenstand.
Gebruik in Nederland
EU-lidstaten kunnen het gebruik van een of meer extra uitdrukkings- of presentatievormen voor FOP-voedingswaardevermelding aanbevelen die volgens hen het best voldoen aan de vastgestelde eisen. Na jaren van discussie besloot staatssecretaris Maarten van Ooijen in mei 2023 dat de Nutri-Score per 1 januari 2024 het vrijwillige voedselkeuzelogo in Nederland werd. Dit besluit werd vastgelegd in de Warenwetregeling aanwijzing voedselkeuzelogo, gepubliceerd in de Staatscourant. Ook België, Frankrijk, Duitsland en Luxemburg bevelen Nutri-Score aan als regeling voor voedingswaarde-etikettering op de voorkant van verpakkingen.
Andere logo’s
Denemarken, Litouwen en Zweden hanteren het Keyhole-logo (Sleutelgat) als etiketteringsregeling. Het logo geeft aan welke producten binnen een bepaalde categorie als gezonder worden beschouwd. Kroatië gebruikt het Gezond Leven-logo en Slovenië het Protective Food-logo, beide bedoeld om de gezondheid in het algemeen te bevorderen. Finland gebruikt het Hartsymbool, dat specifiek gericht is op het voorkomen van hart- en vaatziekten.
Italië gebruikt de NutriInform Battery, veruit het meest gedetailleerde voedselkeuzelogo van de aan-
Italië en Bulgarije verzetten zich fel tegen
Nutri-Score
bevolen logo’s. In plaats van een eenvoudige classificatie zoals ‘gezond’ of ‘minder gezond’, maakt dit systeem gebruik van een batterij-icoon. Dit icoon toont de percentages van de aanbevolen dagelijkse referentiewaarden per portie voor energie, vetten, verzadigde vetten, suikers en zout.
Sommige EU-lidstaten hebben (nog) geen regeling voor aanbevolen voedingswaarde-etikettering op de voorkant van de verpakking.
Meerdere EU-lidstaten bevelen Nutri-Score aan. Daarnaast staan verschillende andere landen, zoals Oostenrijk, Polen en Portugal, het gebruik van dit label toe. Toch is er ook stevige tegenstand. Italië en Bulgarije verzetten zich fel tegen Nutri-Score, waarbij Italië in 2022 zelfs boetes oplegde aan levensmiddelenbedrijven die het label gebruikten. De Italiaanse autoriteit oordeelde dat Nutri-Score misleidend kan zijn wanneer het wordt weergegeven zonder verdere uitleg. Dit leidde ertoe dat diverse bedrijven het label verwijderden of extra informatie toevoegden.
Beschermen eigen voedingsmiddelen
In april 2024 presenteerde Francesco Lollobrigida, de Italiaanse minister van Landbouw, tijdens de Europese verkiezingsbijeenkomst een voorstel om de Italiaanse grondwet aan te passen. Dit moet nationale voedingsmiddelen beschermen en de invoering van Nutri-Score
Voor een perfect knapperig laagje en een heerlijke crunch.
bemoeilijken. Italië heeft er vooral bezwaar tegen omdat traditionele producten zoals extra vierge olijfolie een lage score krijgen. Het land heeft bovendien relatief veel inschrijvingen voor beschermde oorsprongsbenaming (BOB), beschermde geografische aanduiding (BGA) en gegarandeerde traditionele specialiteit (GTS). Ook Bulgarije verzet zich tegen Nutri-Score om de positie van traditionele producten te verdedigen. De verdeeldheid over Nutri-Score bemoeilijkt de handel in levensmiddelen tussen EU-lidstaten. Bedrijven die Nutri-Score gebruiken, moeten voor de export soms een apart etiket ontwikkelen voor landen waar het voedselkeuzelogo ongewenst is. Dit brengt extra etiketteringskosten met zich mee. Ook importeurs ondervinden problemen door deze polarisatie over Nutri-Score. Leveranciers van traditionele producten kunnen bezwaar maken en eisen dat hun product in Nederland niet wordt voorzien van een Nutri-Score. Maar zodra een bedrijf ervoor kiest Nutri-Score te gebruiken, dan is dit verplicht voor het hele merk. Het is dus niet mogelijk per product te bepalen of het logo wel of niet op de verpakking komt. Dit leidt tot praktische uitdagingen. Zo ervaart een klant van Précon Consulting Group dit probleem bij de import van kazen met een BOB- of BGA-registratie: de leverancier wil niet dat het product een ‘slechte’ score krijgt.
Gebrek aan harmonisatie
De Europese Commissie onderzoekt momenteel de invoering van een geharmoniseerd voedselkeuzelogo voor de hele EU. In een in 2020 gepubliceerd verslag concludeerde de Commissie dat een verplichte, uniforme voedingswaarde-etikettering op de voorzijde van verpakkingen wenselijk lijkt. Datzelfde jaar kondigde de Commissie in de annex van de Van Boer tot Bord-strategie aan dat zij eind 2022 een wetgevingsvoorstel hierover zou indienen. Tot op heden is dit voorstel echter nog niet gepubliceerd.
De verdeeldheid bemoeilijkt de handel in levensmiddelen
België
Frankrijk
Duitsland
Luxemburg
Nederland
ProtectiveFood (beschermend voedsel)
Symbool
Slovenië
Veel consumenten- en producentenorganisaties zijn voorstander van harmonisatie. Bovendien concludeerde de European Parliamentary Research Service (EPRS) in 2020 dat het naast elkaar bestaan van meerdere regelingen in de EU kan leiden tot versnippering van de markt en verwarring bij consumenten. Over de keuze voor een bestaande etiketteringsregeling en de vraag of deze verplicht moet worden gesteld, zijn belanghebbenden verdeeld.
Tips voor bedrijven
In Nederland is het gebruik van Nutri-Score vrijwillig. Het advies aan bedrijven is om te onderzoeken of het haalbaar en wenselijk is om dit logo te voeren. Wanneer dezelfde verpakking naar meerdere EU-landen gaat, kan het gebruik van verschillende etiketten financieel onpraktisch zijn. Ook importeurs van traditionele producten kunnen ervoor kiezen Nutri-Score niet te hanteren om bezwaren van leveranciers te voorkomen.
Daarnaast zijn er bedrijven die om andere redenen afzien van Nutri-Score. Zo heeft startup Upfront bezwaar tegen het logo omdat het consumenten zou ontmoedigen om verpakkingen aandachtig te bekijken. Zuivelgigant Danone heeft besloten Nutri-Score niet langer te gebruiken, omdat het wetenschappelijk comité vloeibare drinkyoghurts beoordeelt als frisdrank, wat resulteert in een lagere score.
Het advies luidt: als je als bedrijf besluit Nutri-Score niet te gebruiken, overweeg dan andere FOP-etiketteringsmogelijkheden om consumenten te helpen bij het maken van gezondere voedselkeuzes. Nutri-Score is immers slechts een middel; het uiteindelijke doel kan ook op andere manieren worden bereikt. •
Auteur: Emma Luca Bebseler, namens de Food Law Guide-redactie, Précon Consulting Group, kennispartner van VMT
‘Er zitten veel hiaten in de claimverordening’
GESPREK MET WIEKE VAN DER VOSSEN, EXPERT BIJ HET VOEDINGSCENTRUM
Eerlijke etiketten, logo’s en claims zonder misleidende informatie. Dat is het doel van de wetgeving op dit vlak. Maar is dit voldoende? Wat kan er beter in de wetgeving voor etikettering, logo’s en claims? En wat zijn tips voor voedselproducenten op dit gebied? VMT sprak hierover met Wieke van der Vossen, expert voedselveiligheid en etikettering bij het Voedingscentrum. “Volledig digitale etiketten zijn geen goed idee.”
Tekst Carmen Groeneveld Beeld Shutterstock, Voedingscentrum
Volgens Wieke van der Vossen is er de afgelopen jaren veel gebeurd op het gebied van wetgeving voor etikettering, logo’s en claims. “Er is allereerst nieuw allergenenbeleid in Nederland. Dat is een positieve ontwikkeling waardoor het voor consumenten duidelijker wordt wanneer er wel of geen kruisbesmetting is”, legt de voedselveiligheidsexpert uit. Een tweede ontwikkeling is volgens Van der Vossen de invoering van de Nutri-Score. Daarnaast noemt de expert claims. “Daarover is voortdurend discussie maar het dossier ligt eigenlijk stil. Er worden veel claims gemaakt, bijvoorbeeld op producten met te veel zout of suiker. In de claimverordening staat dat er voedingsprofielen komen, maar die zijn er jaren later nog steeds niet.”
‘Kijk, ruik, proef’-logo
Een volgende ontwikkeling van de afgelopen jaren is volgens Van der Vossen de invoering van het waarschuwingsetiket voor kip in 2023. Verder noemt de expert het ‘kijk, ruik, proef’-logo dat nu op steeds meer verpakkingen verschijnt. “Er zijn wettelijke eisen voor de vermelding van de houdbaarheidsdatum. Maar inmiddels hebben we ook vrijwillige symbolen voor verduidelijking en om voedselverspilling tegen te gaan. Consumenten weten vaak nog steeds niet het verschil tussen TGT en THT. Dat dit symbool op steeds meer verpakkingen verschijnt, gaat hopelijk helpen.”
De laatste ontwikkeling is volgens de expert de verandering in etikettering voor wijn en sterke drank. “Er is na lange discussie nu toch een verplichting om de voedingswaarde op wijn en sterke drank te zetten. De informatie mag digitaal beschikbaar zijn via
‘De voedingsprofielen zijn er nog steeds niet’
een QR-code. Wij vinden dit nog onvoldoende. Wij hadden de informatie liever op fysieke etiketten gezien. De drempel voor consumenten om een QR-code te scannen is nog hoog.”
Digitale etiketten
Kunnen we daaruit concluderen dat het Voedingscentrum geen voorstander is van digitale etiketten op termijn? “Wij zijn daar inderdaad geen voorstander van. Wij vinden dat informatie snel en makkelijk toegankelijk moet zijn. Een digitale stap is per definitie een extra barrière. Natuurlijk zijn mensen steeds handiger met telefoons, maar het in één oogopslag zien is toch een andere beleving. Dus wij zijn voor een fysiek etiket”, stelt Van der Vossen. Een hybride vorm is daarbij volgens de voedselveiligheidsexpert wel een optie. “De herkomst en uit welke stal een ei komt, kan bijvoorbeeld achter een QR-code. Maar de belangrijkste en verplichte infor-
Is alleen een QR-code voldoende?
WIEKE VAN DER VOSSEN
“Help de consument om minder te verspillen.”
matie moet altijd op het fysieke etiket. Vrijwillige informatie kan dan eventueel achter een QR-code.”
Ontbreken van voedingsprofielen
Als volgende ontwikkeling noemt Van der Vossen ook claims. Of nou ja: ontwikkeling, eigenlijk staat het volgens de expert stil sinds de introductie van de claimverordening. Is die verordening voldoende of ontbreekt er nog iets in de wetgeving? “Dat de verordening er is, dat is een verbetering ten opzichte van vroeger. Maar er ontbreken zeker nog dingen in de wetgeving. Een groot gebrek hier zijn de voedingsprofielen. Door het ontbreken hiervan staan er claims op producten die niet gezond zijn. En consumenten zijn daar gevoelig voor”, vertelt de voedselveiligheidsexpert.
Botanicals on hold
Daarnaast ontbreken volgens Van der Vossen de regels voor botanicals. “Dat staat on hold in Europa. Daardoor wordt er nu van alles geclaimd wat nog niet goedgekeurd is. Het wordt gedoogd. En ik durf te zeggen dat toch wel veelgebruikte claims uiteindelijk niet goedgekeurd worden. Dus de claimverordening zit in de basis goed in elkaar, alleen hebben ze hem niet helemaal afgemaakt. En dat is een gemis. Dus in mijn ogen is de claimverordening niet goed. Er zitten teveel hiaten in deze wet.”
‘Er wordt van alles geclaimd wat nog niet goedgekeurd is’
Van der Vossen noemt de claim ‘eiwitrijk’ als voorbeeld. “Je ziet de claim op alle soorten producten. Ook op producten die van nature al voldoende eiwitten bevatten. Of op producten die niet gezond zijn maar door de claim gezonder lijken. Daar wordt makkelijk een loopje mee genomen.”
Voedingsprofielen moeten ervoor zorgen dat claims op ongezonde producten niet meer mogen, stelt de expert. “Dan komen er maximale hoeveelheden voor suiker, zout en vet voor producten met specifieke claims.” Tot die voedingsprofielen er zijn moeten producenten volgens Van der Vossen hun verantwoordelijkheid nemen. “Een claim doe je vrijwillig. Neem als producent je verantwoordelijkheid en zet geen claim op producten met teveel suiker, zout en vet.”
Online informatievoorziening
Ook op het gebied van etikettering is er volgens Van der Vossen veel gebeurd de afgelopen tijd. “De etiketteringsverordening heeft in zijn algemeenheid veel gedaan sinds 2011. Dit leidde ook tot verbetering van informatievoorziening bij de online verkoop. De etiketteringsverordening stelt dat online informatie gelijk moet zijn aan de informatie op het fysieke product. Dat heeft een lange aanlooptijd gehad. Bedrijven hebben dat zeker beter op orde dan jaren geleden, maar het blijft een aandachtspunt.”
Vaak ontbreken er dingen in de informatievoorziening voor systemen als de levensmiddelendatabank, stelt Van der Vossen. “Soms heeft dat te maken met wie doet wat binnen een bedrijf. Doet een drukbezette medewerker dat er een beetje bij of is het helemaal geborgd? Er zijn positieve ontwikkelingen, maar perfect is het allemaal zeker nog niet.”
Nieuw allergenenbeleid
Op het gebied van etikettering kwam er in 2024 nieuw Nederlands allergenenbeleid. Volgens het Voedingscentrum een positieve ontwikkeling. “Allergenenetikettering was voor consumenten heel verwarrend. Wat betekent ‘is gemaakt in een fabriek waar ook pinda’s zijn’? Het beperkte de allergische consument. Dus het is goed dat er nu gestandaardiseerde afkapwaardes zijn.”
Het Voedingscentrum wacht met communicatie hierover naar de consument totdat de meeste etiketten in de loop van het jaar zijn aangepast. “De consument krijgt nu nog teveel verschillende verpakkingen te zien.”
Food Law Event
Consumenten blijven worstelen met houdbaarheidsdata, ondanks initiatieven zoals het ‘kijk, ruik, proef’label. Tijdens een interactieve sessie op het Food Law Event duiken Ellis van Diermen, Pauline Rosenberg en Wieke van der Vossen in vraagstukken rondom houdbaarheidsdata, consumentenvoorlichting en wet- en regelgeving. Wat kan er al wél binnen de kaders van de wet? En welke technologische innovaties en AI-oplossingen helpen om verspilling verder terug te dringen? Ze bespreken alle kansen en knelpunten in de praktijk. Van innovatieve verpakkingen tot apps die helpen om consumentengedrag te voorspellen. Ze nemen een kijkje in de toekomst. Meer informatie: vmt.nl/foodlaw.
‘Begin bij de wetgeving die er is en maak deze af’
Meer dan voorlichting alleen
Deze onduidelijkheden voor de consument komen volgens producenten ook door gebrek aan opleiding en voorlichting op het gebied van voeding. “Beter opleiden van consumenten is altijd goed. Maar je kunt niet alles bij de consument neerleggen. De voedselomgeving en het voedselaanbod zijn ook heel belangrijk. We worden onbewust verleid. De kennis kan er wel zijn, maar als je honger hebt maak je sneller een ongezonde keuze als ongezonde producten voorhanden zijn. Dus voorlichting is belangrijk, maar er moet zeker ook meer aandacht komen voor de voedselomgeving. Wat wordt er aangeboden? Wat is er in de aanbieding? Wat is de kracht van reclame?” Kindermarketing speelt hierbij ook een belangrijke rol. “Zeg maar eens nee als je kind koekjes met vrolijke kinderfiguren wil in de winkel. Daar moet meer wetgeving voor komen.” Op de vraag of er op het gebied van etikettering, logo’s en claims meer wetgeving nodig is, antwoordt Van der Vossen dat ze één duidelijke wens heeft: “Begin bij de wetgeving die er is en maak deze af. Dus stel de voedingsprofielen op en vul de hiaten op in de wetgeving.”
Twee tips voor producenten
De voedselveiligheidsexpert sluit af met twee tips voor voedselproducenten op het gebied van etikettering, logo’s en claims. “Neem allereerst je verantwoordelijkheid als producent. We hebben in Nederland een grote uitdaging als het gaat om overgewicht tegengaan en overstappen op een gezonder voedselpatroon. Voedselproducenten en supermarkten spelen daarin een belangrijke rol, op het gebied van productverbetering maar ook door eerlijke etikettering en claims. Zorg voor begrijpelijke, niet-misleidende informatievoorziening.”
Een tweede tip van Van der Vossen is: “Gebruik als producent de verspillingssymbolen voor houdbaarheid. Help de consument om minder te verspillen.” •
Scannen is een extra barrière, zegt het Voedingscentrum.Producenten maken verschillende claims op producten.
Wordt de Nutri-Score het volgende vinkje?
VIJF VISIES OP HET VOEDSELKEUZELOGO
De Nutri-Score is nu ruim één jaar officieel ingevoerd in Nederland. Sommige producenten zetten het logo op meerdere producten, anderen juist bewust niet. Hoe gaat het nu met het voedselkeuzelogo? Wordt het een logo van de retailers of gaan A-merken nog volgen? En gaat het logo wel het gewenste effect hebben? VMT vroeg het aan vijf experts en vertegenwoordigers van verschillende branches. “Er is nu sprake van cherrypicking.”
De Nutri-Score is na lange discussie per 1 januari 2024 officieel ingevoerd in Nederland. Waar veel retailers het logo inmiddels op bijna het gehele huismerkassortiment vermelden, stopte onder andere producent Danone met het logo op drinkyoghurts. Naast Danone uitten ook producenten als Unilever, Arla Foods en Heineken kritiek op het logo tegenover tv-programma Kassa. De kritiek gaat over aanpassingen in het nieuwe algoritme, het niet aansluiten van het logo bij de Schijf van Vijf en onvoldoende aansluiting bij de doelstellingen uit het Preventie Akkoord. Daarentegen vertelde Nestlé tegen Kassa dat ze het logo wél op haar producten zet. Eind 2025 komt het RIVM met een monitor over de Nutri-Score. Tot die tijd leven er verschillende verwachtingen over hoe het verdergaat met het voedselkeuzelogo. VMT vroeg vijf experts en vertegenwoordigers van verschillende branches om hun visie.
‘Is er zonder Europese verplichting voldoende bodem voor Nutri-Score?’
1 FNLI
Volgens Pascal Hopman, manager communicatie bij de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI), lopen de ervaringen van fabrikanten uiteen. “Sommige producenten gebruiken het logo, anderen doen dat – om uiteenlopende redenen –(vooralsnog) niet. Wij hebben altijd gezegd dat het algoritme meer in lijn moest zijn met de Richtlijnen Goede Voeding of andere Europese voedingsrichtlijnen. Dat is nu weliswaar gebeurd, maar of dat voldoende is, blijft nog een punt van discussie.”
Géén verplichting
Een positief aspect van het logo is volgens Hopman dat het in sommige gevallen productverbetering tot gevolg heeft. Een kanttekening is volgens de communicatiemanager dat het logo niet naar portiegrootte kijkt. Ook kunnen sommige producten volgens de FNLI nu op geen enkele manier een hogere score halen. De FNLI is, in tegenstelling tot sommige anderen, op dit moment niet voor een verplichting van het logo. “Zolang er geen Europees geharmoniseerd logo is, moeten producenten zelf kunnen kiezen of ze het logo wel of niet voeren”, legt Hopman uit.
Het valt of staat met overheidsinzet
Of het logo een succes wordt, hangt volgens Hopman van meerdere dingen af. “Er moet voldoende incentive zijn voor producenten om te herformuleren. Ook de voorlichting over het logo naar consumenten draagt bij aan het succes. Tot slot speelt de overeenstemming over verplichting in Europa mee;
Tekst en beeld Carmen Groeneveld
die is er nu (nog) niet”, aldus Hopman. “Het eventuele succes van de Nutri-Score hangt voor een deel dus af van de inzet van de overheid. Het is te bezien of er zonder een Europese verplichting voldoende bodem is voor een succesvolle Nutri-Score.”
2 Voedingscentrum
“Nutri-Score zegt alleen iets over de samenstelling van een product, maar een groene score betekent zeker niet altijd een gezonde keuze. Er zijn scores die niet voldoende aansluiten bij de Schijf van Vijf, wat communicatie voor ons moeilijk maakt. Voor een gezond voedingspatroon blijft het advies om de Schijf van Vijf te gebruiken. Nutri-Score is vooral handig voor producten buiten de Schijf van Vijf, zoals sauzen, frisdranken, koeken, pizza’s en snacks”, vertelt Wieke van der Vossen, expert voedselveiligheid en etikettering bij het Voedingscentrum.
Verplicht gebruik?
Ook stelt Van der Vossen dat het logo op alle producten moet staan voor effect. “Het is nu cherrypicking. De een doet het wel, de ander niet. En dat is eigenlijk misleidend, want is een product met Nutri-Score een betere keuze dan het product zonder score?” Supermarkten zijn enthousiast en zetten het logo op huismerken. Ze pleiten ook voor een verplichting. “Een verplichting is lastig, want je zit wel met de Europese markt waar dit niet overal verplicht en/of toegestaan is.”
Niet de heilige graal
Het voedselkeuzelogo is volgens het Voedingscentrum niet de enige oplossing. “Zolang een voedselkeuzelogo in lijn is met de richtlijnen zien wij het als één mogelijke maatregel die kan helpen om mensen gezonder te laten kiezen. Maar het is een van de maatregelen, en zeker niet voldoende. De bewijzen dat mensen zich bij het boodschappen doen door een logo laten leiden in hun keuzes en daardoor echt gezonder gaan eten, zijn echter zwak en niet eenduidig. De voedselomgeving is daarbij ook heel belang-
‘Voedselkeuzelogo is zeker niet de heilige graal’
rijk. Maak de gezonde keuze de gemakkelijke keuze. Prijsmaatregelen spelen hierbij ook een rol. Dus een voedselkeuzelogo is een klein stapje, maar zeker niet de heilige graal.” Of de Nutri-Score nog wel het gewenste effect gaat hebben, is volgens Van der Vossen de grote vraag. “Eigenlijk kun je pas écht iets zeggen over het effect als het nieuwe algoritme op alle producten is toegepast.”
3
CBL
Volgens Digna Strolenberg, adviseur communicatie bij het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), verloopt de invoering van het voedselkeuzelogo goed en is het logo op veel producten te vinden. De voorbereidingen vroegen volgens Strolenberg veel van retailers. “Het is belangrijk dat andere relevante partijen, zoals A-merken, snel volgen.” Daarom pleit CBL voor een verplichting van de Nutri-Score. “Alleen dan kan de consument productsoorten echt goed vergelijken.”
Meer communicatie nodig
Volgens Strolenberg leidt de Nutri-Score al tot productverbetering. Wel werkt het voedselkeuzelogo volgens het CBL pas optimaal bij een verplichting. “Wij pleiten voor een gelijk speelveld waarin ook A-merken het logo op hun producten voeren.” Een tweede kanttekening is volgens het CBL de communicatie over het logo. “De Nutri-Score wordt gehinderd door beperkt publiek begrip. De overheidscampagne helpt, maar een blijvende inzet is nodig om Nutri-Score begrijpelijk te houden voor consumenten.”
Successen
Het feit dat niet alle producten een Nutri-Score bevatten, betreurt het CBL. “Dit is een gemiste kans. Het is jammer dat er producenten zijn die niet transparant willen zijn over de samenstelling van hun producten. Nutri-Score komt pas tot zijn recht als consumenten alle producten binnen een productgroep kunnen vergelijken”, vervolgt Strolenberg. Hoewel het logo niet overal op staat, gelooft CBL
nog wel in de Nutri-Score. “De afgelopen periode laat zeker successen zien: vermelding op huismerken, productverbetering en betere consumentenkeuzes. De komende jaren moet onderzoek verdere successen aantonen, maar onze verwachtingen zijn hoog.”
4 Rabobank
De Europese Commissie zou in 2023 een keuze maken voor een Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo, maar dit is uitgesteld. De Rabobank stelt in een eerdere publicatie dat Europese supermarkten groots inzetten op de Nutri-Score. “Eind 2024 liet Lidl Spanje weten het logo uiterlijk in 2026 te implementeren op haar volledige assortiment. De Nutri-Score is een manier waarop retailers klanten willen bewegen naar een gezondere leefstijl”, vertelt Sebastiaan Schreijen, specialist consumer foods bij de Rabobank.
Huismerken versus A-merken
Volgens de bank is de Nutri-Score vooral terug te zien op het huismerkenaanbod van Europese supermarkten. Bij Albert Heijn staat het logo in sommige categorieën op meer dan 90 procent van de huismerkproducten, stelt de bank. “Nu kunnen retailers uiteraard directe invloed uitoefenen op hun private label-leveranciers. Dus kunnen ze op die producten relatief simpel de daad bij het woord voegen”, vervolgt Schreijen. Merkfabrikanten voeren volgens de Rabobank veel minder vaak de Nutri-Score. Merken met een A- of B-score lijken volgens de Rabobank happiger om het logo te gebruiken dan merken die een lagere score krijgen.
Verdeling scores
Cijfers van de Rabobank laten dan ook zien dat onder de huismerken zo’n 40 procent van de producten een A- of B-score krijgt. Onder de A-merken mét Nutri-Score is dit 65 procent. “Dat Danone – ooit voorvechter van het logo – besluit het logo van de zuivel- en plantaardige dranken te halen omdat de producten door een algoritme-aanpassing slechter scoren, toont aan dat de huidige vrijblijvendheid in
de regelgeving uitnodigt tot cherrypicking”, concludeert Schreijen.
5 Foodwatch
“Natuurlijk kunnen er zaken beter, maar Nutri-Score is momenteel het beste beschikbare logo. Sommige kritiek begrijpen en delen wij. Maar Nutri-Score lijkt in ons land een onverdiend slechte reputatie te hebben. Dat is zorgelijk en niet terecht”, vertelt Juke Fluitsma, campaigner bij Foodwatch, aan VMT
‘Vrijblijvendheid nodigt uit tot cherrypicking’
Europese verplichting
De overheidscampagne had volgens Foodwatch eerder moeten starten. Foodwatch juicht het naar eigen zeggen toe dat het logo op steeds meer huismerkproducten staat. “Het is goed dat supermarkten het voortouw nemen. Maar het is wel zaak dat de rest van de voedingsindustrie volgt.” Ook Foodwatch pleit voor verplichte invoering van de Nutri-Score. “De Europese Commissie committeerde zich aan de invoering van een Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo. Maar deze belofte is geruisloos van tafel geschoven.” Het cherrypicken van Danone is volgens Foodwatch nog meer reden om het voedselkeuzelogo te verplichten. “Consumenten kunnen alleen goed vergelijken als het logo op álle producten staat.”
Beste optie
Ondanks de kritiek en het ontbreken van het logo op bepaalde producten gelooft Foodwatch nog in het succes van de Nutri-Score. “Maar dan moet er wel actie worden genomen door de overheid en voedselproducenten. We verwachten dan ook dat Nutri-Score – ondanks tegenslagen – wel steeds meer zal verschijnen op producten. De overheid en voedselproducenten kunnen het zich niet veroorloven geen verantwoordelijkheid te nemen voor de gezondheid van consumenten en Nutri-Score is daar een belangrijk instrument bij.” •
‘Leg
niet te grote voorraden etiketten aan, er komen veranderingen’
EXPERTS OVER ALLERGENENWETGEVING
Het nieuwe allergenenbeleid moet in Nederland meer duidelijkheid geven op het gebied van kruisbesmetting. Maar wat is er de afgelopen jaren gebeurd in allergenenwetgeving? Wat kunnen we de komende jaren nog verwachten? En wat zijn tips voor voedselproducenten? VMT sprak met Marjan van Ravenhorst en Bregje Kroeze-Krebbers van Allergenen Consultancy.
Tekst Carmen Groeneveld Beeld Shutterstock, Allergenen Consultancy
“We gaan naar een situatie waarbij het vermelden van kruisbesmetting mag – mits je aan bepaalde voorwaarden voldoet”, aldus Allergenen Consultancy.
‘Er worden stappen gezet in Europese harmonisatie’
Er gebeurde volgens Marjan van Ravenhorst, oprichter van Allergenen Consultancy, de afgelopen jaren veel op het gebied van allergenenwetgeving. “Een belangrijke internationale ontwikkeling zijn de door Codex aangevraagde adviezen bij FAO/WHO en de daaruit verschenen rapporten. Dit heeft veel consequenties voor allergenenwetgeving”, vertelt de allergenenexpert. Veel Europese landen maken nu eigen beleid aan de hand van deze rapporten, stelt Van Ravenhorst. Daarmee wachten ze niet op de wijzigingen in de Codex, die nog op zich laten wachten. De door FAO/ WHO gegeven adviezen zetten dus ontwikkelingen in gang in de lidstaten. “Deze adviezen spelen een grote rol in de harmonisatie van allergenenwetgeving.”
Van niet-wettelijk naar wettelijk
Inmiddels hebben verschillende landen – Nederland, België, Duitsland – de door FAO/WHO geadviseerde veilige grenzen (ED05-referentiedosissen) overgenomen. We zijn dus al iets verder op weg naar harmonisatie, in ieder geval in Europa. Het nieuwe allergenenbeleid is vorig jaar in Nederland ingegaan. Dit is volgens Van Ravenhorst een enorme verandering. “We gaan van een situatie waarbij kruisbesmetting
geen wettelijke status had en niet geaccepteerd werd, naar een situatie waarbij het vermelden van kruisbesmetting mag – mits je aan bepaalde voorwaarden voldoet”, legt de allergenenexpert uit. Los van het nieuwe beleid is er ook een richtlijnendocument met praktische handvatten. “Ik ben oprecht heel erg blij met wat er nu ligt”, stelt Van Ravenhorst. Dit nieuwe beleid moet consumenten weer vertrouwen geven in de PAL-melding. Als het na 2026 op het etiket staat, is er een reële kans dat het er ook daadwerkelijk in kan zitten. Met het nieuwe beleid is Nederland volgens de allergenenexpert een voorloper. “Sommige landen houden nog geen rekening met de hoeveelheid kruisbesmetting en behandelen elke besmetting hetzelfde, zelfs als het geen gevaar kan opleveren voor de allergische consument. Zij benaderen kruisbesmetting dus heel zwart-wit.”
Etikettering versus hygiëneverordening Iets wat volgens de expert nog verder uitgewerkt moet worden, is wanneer er sprake is van kruisbesmetting en wanneer een producent niet goed genoeg schoonmaakt. “Wanneer is het allergeen eigenlijk structureel aanwezig? Als het 100 procent aanwezig is, maar je het niet bewust toevoegt, kun je dan nog zeggen ‘kan bevatten’?” Maar om het allergeen dan te vermelden als ingrediënt, daar zet Van Ravenhorst wat vraagtekens bij. “Eigenlijk moeten we terug naar de hygiëneverordening. Als een allergeen er altijd is, heb je dan wel genoeg preventieve maatregelen getroffen? Maar dit verschilt ook weer per industrie en hangt af van productieomstandigheden en mogelijkheden tot reiniging. Dit is dus heel complex.”
Volgens Van Ravenhorst werken producenten momenteel hard om te voldoen aan het nieuwe Nederlandse allergenenbeleid. “Producenten verzamelen druk de benodigde data over kruisbesmetting. En zo komt er vaak een validatie van de reiniging”, legt de expert uit. Toch vindt Van Ravenhorst het opmerkelijk dat dit bij sommige producenten nog niet was uitgevoerd. “Voor het halen van een certificering moet je validatie van de reiniging op allergenen doen. Dus ik vind het vreemd dat sommige bedrijven gecertificeerd zijn zonder deze validatie.”
Vreemde eend in Europa
Branches en producenten zijn erg te spreken over het nieuwe Nederlandse allergenenbeleid. Vaak gehoorde Interview
Allergenenwetgeving op het Food Law Event
Tijdens het Food Law Event op 10 juni staat allergenenwetgeving ook op het programma. Marjan van Ravenhorst vertelt over internationale wetgeving en risicobeoordelingen. Nathalie Smits, themacoördinator beleidsondersteunend onderzoek bij Wageningen University & Research (WUR), gaat in op allergenenanalyses en harmonisatie op Europees niveau. En Jan Eliëns, senior inspecteur toezichtontwikkeling bij de NVWA, vertelt meer over de samenhang tussen het richtlijnendocument en de beleidsregel, en over de handhaving in Nederland door de NVWA.
geluiden zijn wel de behoefte aan Europese harmonisatie. “Er was helemaal geen harmonisatie, daar worden nu wel stappen in gemaakt”, stelt Van Ravenhorst. Volgens de expert leiden de huidige verschillen in allergenenregelgeving niet tot grote problemen. “Het beleid in Tsjechië is echt anders dan de adviezen van de FAO/WHO. Daar gebruiken ze al sinds 2018 een bovengrens. Als de kruisbesmetting daarboven komt, mag je geen PAL gebruiken. Maar die bovengrens ligt onder onze ondergrens. De rest van Europa waar normen voor kruisbesmetting zijn vastgelegd, zit op de lijn van de FAO/WHO.”
Hoewel er dus zeker verbeteringen zijn in allergenenwetgeving, is het nog niet perfect. Wat kunnen we de komende tijd nog verwachten? “Voor harmonisatie zijn een paar dingen belangrijk. De eerste en belangrijkste is de Codex. De Codex Guidelines on the use of Precautionary Allergenen Labelling (PAL) zijn een stap verder in het vaststellingsproces (stap 5 van 8). Maar de volgende vergadering is pas in 2026.”
Bregje Kroeze-Krebbers, trainer en consultant bij Allergenen Consultancy, vult aan: “Maar het stuk consensus dat er nu al is, leidt ertoe dat dingen in gang worden gezet.”
TRIS-notificatie
“Daarnaast is er de TRIS-notificatie die Nederland in Europa indiende over ons allergenenbeleid. De TRIS-notificatieprocedure is bedoeld om technische handelsbelemmeringen in Europa te voorkomen”, legt Van Ravenhorst uit. Ook harmonisatie van officiële controles en monitoring is volgens de experts interessant.
“Recent publiceerde Nathalie Smits van WFSR een pleidooi voor de invoering van geharmoniseerde richtlijnen voor de controle op voedselallergenen op Europees niveau. De gepubliceerde normen voor kruisbesmetting in Duitsland en België zijn handleidingen voor officiële controles voor de monitorings-
programma’s. Maar hier kunnen voedingsbedrijven wel gebruik van maken. Dus misschien kunnen we zo sneller veranderingen in gang zetten?”
Op het gebied van novel foods komt er ook nog wetgeving op de industrie af. “Steeds meer novel foods, zoals insecten, worden goedgekeurd voor consumptie. Maar daar moeten soms aanvullende allergenenwaarschuwingen bij komen. Als een meelworm tarwe eet, is dit dan een ingrediënt of kruisbesmetting? Hier is nu nog heel veel onduidelijkheid over”, legt Kroeze-Krebbers uit.
Harmonisatie bij RASSF
De wijzigingen in de Codex komen naar verwachting in 2028-2029. Naast de Codex is er volgens Van Ravenhorst ook een belangrijke rol voor harmonisatie bij RASSF.
“In de Standard Operation Procedure van RASSF staat een stuk over allergenenrisico’s. Daar ontbreekt alleen een gestroomlijnde geharmoniseerde manier om risicobeoordeling te doen op kruisbesmetting. Voor pesticiden hebben ze dat wel.” RASSF kan dus voor meer harmonisatie zorgen waardoor recalls verminderen. “Want waarom zou het ene Europese land een product terugroepen en het andere niet?”, stelt Kroeze-Krebbers.
‘Waarom zou het ene land een product terugroepen en het andere niet?’
Van Ravenhorst geeft een voorbeeld. “Recent vond men pinda in een vegan pasta in Italië. De producent informeerde de afnemers dat het product van de markt moest en via de Italiaanse overheid werd een RASFF-melding gedaan. De Nederlandse afnemers voerden een risicobeoordeling uit. Daaruit bleek de hoeveelheid pinda onder de ED05-grens te zijn, dus zij besloten niks te doen. Dit werd door de NVWA geaccepteerd. Hier konden we dus het Nederlandse beleid volgen. Dat is een enorme stap. In andere landen werd geen risicobeoordeling uitgevoerd en is de pasta wel van de markt gehaald.”
Twee tips
Van Ravenhorst en Kroeze-Krebbers sluiten af met twee tips voor voedselproducenten. “Zorg dat je op de hoogte blijft van de ontwikkelingen, want wetgeving wijzigt snel”, stelt Kroeze-Krebbers. “Naast harmonisatie van kruisbesmetting zullen ook andere wijzigingen uit de Codex volgen”, stelt Van Ravenhorst. Ze noemt een ingrijpend voorbeeld. “In de al aangepaste Codex Standard for the labelling of pre-packed foods is aangegeven dat voor elk allergeen specified names gebruikt moeten worden. Dus als je zalm verwerkt in je product moet daar (vis) achter. Wijzigingen in de Codex worden vaak overgenomen in Europese wetgeving. Dus dit kan ook een wijziging van Europese etiketteringswetgeving en ook de etiketten op termijn inhouden.”
Dit brengt Van Ravenhorst op de belangrijkste tip. “Leg niet teveel voorraden verpakkingen en etiketten aan, want er kunnen nog meer wijzigingen komen.” •
Marjan van Ravenhorst en Bregje Kroeze-Krebbers van Allergenen Consultancy.
Pascale van Beek, productontwikkelaar bij Lazy Vegan
Wat zijn de belangrijkste factoren om innovatie te stimuleren?’
In de rubriek Young R&D stellen jonge productontwikkelaars vragen aan ervaren vakgenoten. Dit keer vraagt Pascale van Beek van Lazy Vegan: “Als young R&D’er van de scale-up Lazy Vegan voel ik mij verantwoordelijk voor het stimuleren van productinnovatie. Maar hoe kan ik ervoor zorgen dat innovatie bij verschillende afdelingen binnen het bedrijf wordt aangewakkerd, van R&D tot marketing, supply-chain, design en strategie? Wat zijn de belangrijkste factoren om innovatie binnen een (scale-up) bedrijf te stimuleren?” Linda ter Bogt, innovatiemanager bij Cloetta, geeft antwoord.
“Ik begrijp de uitdagingen die je tegenkomt bij het stimuleren van innovatie op verschillende afdelingen. Innovatie is een samenspel van creativiteit, kennis en samenwerking. Betrokkenheid van alle afdelingen is essentieel om een succesvol product te ontwikkelen.
Toen ik begon als productontwikkelaar, lag mijn focus vooral op het creatieve aspect van nieuwe snoepjes bedenken. Maar al snel realiseerde ik me dat alleen een goed idee niet genoeg is. Het moet ook te produceren zijn, voldoen aan de vraag van de markt en betaalbaar zijn voor de consument. Dit betekent dat je vanaf het begin moet samenwerken met afdelingen als marketing, productie en finance.
Een van de belangrijkste lessen die ik heb geleerd, is het belang van open communicatie en samenwerking. Regelmatige brainstormsessies en multidisciplinaire teamvergaderingen zijn cruciaal. Dit zorgt ervoor dat iedereen ideeën kan delen en dat er een gezamenlijke visie ontstaat. Het is ook belangrijk om een cultuur te creëren waarin mensen zich vrij voelen om te experimenteren en fouten te maken. Dit zijn vaak de momenten waarop de meest innovatieve ideeën ontstaan.
Voor mij draait innovatie om het ontdekken van nieuwe commerciële en consumentenmogelijkheden. Het begint met het vinden van de juiste mensen. Innovatie is niet alleen een rol van R&D, het is een teaminspanning. Het is essentieel om een bedrijfscultuur te creëren waarin innovatie wordt omarmd en gestimuleerd.
Innovatie moet niet alleen de bedrijfsstrategie ondersteunen, maar ook bijdragen aan het vormgeven ervan. Het is belangrijk om een innovatieproces te ontwikkelen dat zowel structuur als focus biedt, met voldoende ruimte voor creativiteit. Innovatie moet uiteindelijk tastbare impact hebben. Dit kan variëren van vernieuwing tot een brede acceptatie van een ogenschijnlijk minder innovatief product. Het is cruciaal dat dit doel vanaf het begin duidelijk is.
R&D-collega’s zijn vaak eeuwig op zoek naar verbazende vernieuwing, we zijn niet gauw onder de indruk. Maar waar de meesten aan voorbijgaan, is dat de vele nieuwe producten die we lanceren vaak een enorme impact hebben in de markt. In mijn branche bestaat een derde van de marktomzet uit nieuwe producten van maximaal drie jaar oud. Innovatie is de levensader en we beseffen het zelf vaak niet. We zijn vaak veel te kritisch en mogen met z’n allen wat trotser zijn. Ik merk dat collega’s in sales en marketing vaak trots successen delen, terwijl productontwikkelaars soms te bescheiden zijn over prestaties.” •
Linda ter Bogt
Innovatiemanager bij Cloetta
‘Experimenteren voorbij vleesvervangers’
EEN GEZONDE, EIWITRIJKE MUFFIN MET MYCOPROTEÏNE ALS VETVERVANGER
Mycelium – de wortels van de paddenstoel – wordt gezien als eiwitrijke grondstof en daarmee vooral als basis voor vleesvervangers. Zo zet startup ENOUGH ze ook in de markt. In het Low Food Lab – een samenwerking met Flevo Campus – keken technologen, chefs en kunstenaars naar alternatieve toepassingen voor de grondstof. Vooral de rol als vetvervanger valt op.
Tekst Dionne Irving Beeld Vita Devies
‘Mycoproteïne heeft een neutrale smaak zoals umami’
“Mycelium* is een prachtige eiwitvervanger, veel gebruikt in vleesvervangers. Zelf ben ik niet altijd overtuigd van deze producten. Ze hebben een groot bereik maar het blijft lastig om iets te imiteren. Als de grondstof anders is, is de uitkomst ook anders. Met dit lab wilden we experimenteren voorbij vleesvervangers. Geen vegaburgers maken, maar de mogelijkheden van mycelium onderzoeken om de consument positief te verrassen.” Aan het woord is Tessa van der Geer, projectleider van het Low Food Lab en zelf ook chef.
een
Gastronomie
In het Low Food Lab zoeken experts via de gastronomie oplossingen voor duurzaamheidsproblemen van de voedselketen. Ze focussen op drie thema’s: eiwittransitie, biodiversiteit en voedselverspilling tegengaan. In de Low Food Labs gaat een divers, creatief gastronomisch gezelschap aan de slag met onderwerpen binnen een van deze thema’s. VMT schreef eerder al over labs die de potentie van graseiwit en kokumi onderzochten. Alle foodlabs werken samen met een partner. Voor het dit lab waren er twee partners: ENOUGH en Cargill. Ze zijn partners in het Europese Plenitude Project. Dit lab is een toevoeging daarop. VMT sprak met twee deelnemers aan het lab: Wendy Luong, levensmiddelentechnoloog en freelance productontwikkelaar gespecialiseerd in plantaardige producten, en Yacinth Pos, grafisch ontwerper, chef en verhalenverteller. Beiden zagen voor mycoproteïne een rol in deegproducten. Door hun verschillende achtergrond benaderden ze het ontwikkelproces anders.
Rol als ei- en vetvervanger
Luong: “Ik zag al meteen een link met gebak. Tijdens de eerste sessie ben ik aan de slag gegaan met muffins. Ik had bedacht dat mycoproteïne als eivervanger kan dienen: door de vezelige structuur die structuur, binding en stabiliteit geeft, vallen de muffins niet uit elkaar. Omdat het ook een lobbig mondgevoel geeft, zag ik ook een rol als vetvervanger. Daarnaast zorgt mycoproteïne voor massa door een hoog vochtgehalte. Je mist volume in een recept als je vet wilt vervangen. Daarom heb ik tegelijkertijd geëxperimenteerd met vetreductie.”
Wendy maakte
chocolademuffin met een frosting en sprinkles. In alle drie de onderdelen verwerkte ze mycelium: in de cake 23%, in de frosting 50% en de sprinkles 89%. Hiermee ging in vergelijking met een normale chocolademuffin of cupcake het caloriegehalte met 37% en het vetgehalte met 83% omlaag. Het eiwitgehalte gaat met 120% omhoog en het vezelgehalte met 135%.
Maar de hoge massa maakte de muffin erg vast. Tijdens de eerste experimenten gebruikte Luong tarwebloem. Dat maakte de muffin nog vaster. Een experiment met rijstebloem zorgde voor een veel luchtigere variant. Zo bleek het mycelium ook gluten te vervangen. “In deze producten zit wel nog suiker, maar ik zie mogelijkheden voor suikervervanging.”
De smaak was volgens de levensmiddelentechnoloog goed: “Mycoproteïne heeft een neutrale, een beetje umamismaak. Dat werkt ook goed in zoete producten.” Door het hogere vochtgehalte wordt de houdbaarheid echter korter. De productontwikkelaars van Cargill vonden de muffin lekker en innovatief. “Ze vinden het interessant om het verder uit te werken, ook in combinatie met bijvoorbeeld een suikervervanger om het helemaal gezond te maken.”
Niet per se schaalbaar
Van der Geer benadrukt dat het doel van het lab niet per se is om een schaalbaar product te maken. Wendy is technoloog en denkt daar altijd aan: “Ik heb geprobeerd om het gehalte aan mycoproteïne zo hoog mogelijk te krijgen. Als ik 10 procent had toegevoegd, was de muffin misschien wel lekkerder geweest.”
Van der Geer vult aan: “We hebben alle deelnemers in het tweede deel van de experimenten gevraagd om het aandeel mycoproteïne te verhogen. In de eerste experimenten zagen we leuke producten die maar een klein beetje mycelium bevatten. Het doel was om mycelium echt als een eiwitvervanger te zien. Wendy zat vanaf de eerste experimenten al hoog.”
‘Ik liet er meerdere kooktechnieken op los’
Meerdere kooktechnieken
Een chef kijkt anders naar de grondstof dan een levensmiddelentechnoloog. Pos: “In eerste instantie dacht ik: wat is dit grote bevroren blok? Het is een substantie waar ik nooit eerder mee heb gekookt. Ik liet er meerdere kooktechnieken op los om te zien hoe het reageerde.”
Ze maakte een beignet met een vulling van verschillende soorten kruiden en de paddenstoel lions’ mane. “Dat is een paddenstoel met een geneeskrachtige werking. Die heb ik als vulling gebruikt.” Daarnaast frituurde ze de mycoproteïne voor gebruik als topping. “Wokken werkt heel goed. Als emulsie werkt het ook, maar het gaat snel schiften vanwege het vochtgehalte. Het is zoeken naar de beste manier waarop het product zijn werk blijft doen.”
Verhaal richting consument
Pos is ook verhalenverteller en ziet veel potentie in het ingrediënt. Ze ziet echter dat mensen het nog niet zo goed kennen. “Ik heb de beignets gepresenteerd bij een evenement van de gemeente Amsterdam. Sommige mensen schrokken een beetje en vroegen zich af of je de schimmel kunt eten.”
Volgens Pos is een belangrijke vraag hoe mycoproteïne te presenteren aan de buitenwereld. Dat is ook een relevante vraag voor de partners ENOUGH en Cargill. “Hoe zetten we het neer zodat mensen nieuwsgierig ernaar zijn en het willen proeven?” Ze wil daarom een pop-up-restaurant maken met de verschillende resultaten uit dit Low Food Lab. “Het
Wendy Luong maakte muffins met mycelium.
voor mycelium.
zou heel vet zijn als veel mensen kunnen proeven; dat de eerste keer dat ze in aanraking komen met mycelium, positief is voor zowel productontwikkelaars als chefs in restaurants.”
Yacinth en Tessa denken nog na over de beste manier om mycoproteïne te positioneren. “We kunnen het neerzetten als een soort superpaddenstoel met heel veel goede kwaliteiten zoals bijvoorbeeld lions’ mane. Die is nu heel populair. Het zou ook kunnen als eiwit- of vezelvervanger.”
Nieuwe inzichten
Van der Geer denkt dat het lab zowel Cargill als ENOUGH veel nieuwe inzichten heeft gegeven: “Ze willen het als ingrediënt verkopen aan een partner die er een product van maakt. Maar om effect te hebben op de consument, is het noodzakelijk om het ontwikkelproces te controleren. Ook is er potentie om het rauwe ingrediënt op de markt te brengen als een soort tofu. Dat is iets voor de lange termijn, maar misschien komt er een tijd dat we in de supermarkt een blok mycelium kopen en het zelf thuis verwerken. Dat hadden ze zelf nog niet bedacht.” •
*Mycoproteïne is de algemene term die wordt gebruikt wanneer mycelium wordt verwerkt tot een voedselingrediënt.
Cargill zelf aan de slag
Productontwikkelaars van Cargill gingen zelf ook aan de slag in het Low Food Lab. Sabine Schäfer ontwikkelde gnocchi samen met haar collega Carlos Martinez. “We zijn begonnen met dat alternatieve vleesdenken. We wilden eiwitrijke balletjes met groenten ontwikkelen, maar dat was geen succes. De textuur deed ons meer aan gnocchi denken. Daar zijn we mee verder gegaan. We hebben mycoproteïne gecombineerd met andere eiwitten uit het Cargill-portfolio om een textuur te krijgen die op gnocchi lijkt: stevig maar elastisch. Het is een eiwitrijke gnocchi geworden. We hebben ongeveer een eiwitgehalte van 12 procent kunnen bereiken.”
Schäfer werkt in het R&D-centrum in Europa waar applicatietechnologen van verschillende categorieën aanwezig zijn. “Deze collega’s brachten ons ook op ideeën. Zo is het idee van een cracker ontstaan. Onze chef van het applicatiecentrum heeft ons deeg gebruikt, platgemaakt en in de airfryer gedaan om te zien wat er gebeurt. Het bleek erg knapperig te zijn. Hetzelfde deeg hebben we uitgerold en gevuld met champignons. Zo hadden we ravioli. Het is gaaf om te zien hoe veelzijdig het ingrediënt is.”
De eerste focus ligt nog steeds op vleesvervangers, zegt Schäfer. “Het is een hele mooie grondstof om kip na te bootsen vanwege de lichte kleur of de vezelachtige textuur. Maar we hebben gezien dat we verder kunnen gaan. Dit is nog maar het begin van wat we met mycoproteïne kunnen doen.”
In het Low Food Lab keken technologen, chefs en kunstenaars naar alternatieve toepassingen
‘Er zit licht tussen normen en interpretatie’
DISCUSSIE OVER FUNCTIONEREN NVWA
Onrust, onduidelijkheid en soms zelfs willekeur. In de voedingsindustrie heerst op sommige vlakken onvrede over het functioneren van toezichthouder NVWA. Hoe zit dat precies? VMT zet de zaken op een rij.
Tekst Margriet van der Zee Beeld Shutterstock
De voedingsindustrie ligt vaak onder een vergrootglas. Dat is begrijpelijk, maar de controle op voedselveiligheid laat te wensen over. In de voedingssector en bij politici ontstaat de indruk dat er te vaak onduidelijkheid is over het functioneren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Waar de instantie op sommige terreinen nauwelijks optreedt, regent het op andere gebieden waarschuwingen en boetes, stellen voedselproducenten.
Onrustig vaarwater
Toezichthouder NVWA zit al een tijd in onrustig vaarwater. Er moet bezuinigd worden, er komen richtlijnen vanuit verschillende hoeken, en tegelijkertijd moeten er veel nieuwe medewerkers worden opgeleid. De voedingssector vreest dat die onrust zijn weerslag heeft op de controles en de handhaving van de toezichthouder.
Dat blijkt onder andere uit reacties van het bedrijfsleven en uit vragen in de politiek. Die reacties krijgt de NVWA ook binnen, laat een woordvoerder weten op vragen van VMT. “We spreken de sector regelmatig en hebben ook brieven van deze strekking ontvangen en beantwoord.”
Het gevoel in de sector wordt verder bevestigd in officiële documenten. Uit het recentste RIVM-rapport over voedselgerelateerde uitbraken blijkt dat het percentage meldingen met een opgelegde maatregel redelijk stabiel was in de periode 2018-2021 (33 tot 43 procent). Maar in 2022 was dit nog maar 17 procent en in 2023 zakte dit verder tot onder de 14 procent.
Interpretatie van meldplicht verschilt
Een ander voorbeeld van onrust in de markt is de meldplicht voor schadelijke producten. De Europese eis is dat ‘onverwijld’ een melding moet worden gedaan als een voedselproduct dat schadelijk kan zijn voor de gezondheid op de markt is gebracht. De Nederlandse interpretatie daarvan is dat die melding binnen vier uur gedaan moet zijn, terwijl die termijnen in omliggende landen veel langer zijn.
De NVWA onderkent dit voorbeeld. Maar de soep wordt volgens de toezichthouder niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. “‘Onmiddellijk’ en ‘onverwijld’ zijn vage termen. Exploitanten moeten zelf per geval beoordelen wanneer hun melding onmiddellijk of onverwijld is, net als de NVWA”, zegt een woordvoerder van de NVWA.
“In de beleidsregel staat als interpretatie van beide termen dat een melding onmiddellijk en onverwijld is wanneer er binnen vier uur wordt gemeld. Die vier uur hanteren we overigens niet als keiharde grens. Als het bedrijf goed kan uitleggen waarom melden binnen vier uur echt niet kon, dan accepteren we dat”, vervolgt de woordvoerder. In april verwacht de toezichthouder een evaluatie van deze regel.
De NVWA heeft ook bepaald dat producten met een vermoeden van een afwijking gemeld moeten worden, ook als die geen gezondheidsrisico’s opleveren.
‘Onmiddellijk en onverwijld melden zijn vage termen’
Ook de cijfers van het ministerie van LVVN over de NVWA laten zien dat er nogal wat verschil zit tussen het aantal boetes en waarschuwingen in de verschillende sectoren. Daarnaast is er een groot verschil in het aantal waarschuwingen dat vooraf kan gaan aan boetes.
“Dat brengt voor het bedrijfsleven een enorme lastendruk met zich mee, waarbij je je afvraagt of het doel ermee gediend is”, zegt SGP-Kamerlid André Flach. Hij is een van de politici die de handhavingsproblemen aankaartte in de Kamercommissie.
Open normen
Dan de praktijk, want waar komt die ruis vandaan? Voor een deel komen die problemen voort uit het opennormenbeleid. De open normen stellen wel doelen,
maar de invulling daarvan is nog deels open. Het is aan de overheid, branche en toezichthouder om samen een heldere en eerlijke invulling te geven aan de ruim opgestelde normen. Daar hoort ook handhaving bij. In theorie zijn de open normen prachtig, want ze zouden moeten leiden tot minder regeldruk en meer overleg. De praktijk is weerbarstiger, blijkt uit rapporten, signalen uit de praktijk en Kamerdebatten. “Grote verschillen in interpretatie en toepassing van regels moeten echt voorkomen worden. Dan zou je als toezichthouder ook die regels tegen het licht moeten houden”, zegt André Flach. “We hebben met enkele sectoren en spelers in de voedselketen gesproken. Er worden inderdaad kritische noten gekraakt over de handhaving. Er is onbegrip over proportionaliteit en doeltreffendheid van maatregelen.” Minister Wiersma beaamde dat half februari in een Kamerdebat. “Als de open norm niet duidelijk is, weet de ondernemer niet goed wat hij moet doen om eraan te voldoen. Die discrepantie herken ik.”
Regie nemen
Flach ziet twee mogelijkheden om de onduidelijkheid en het gevoel van willekeur weg te nemen. “In de eerste plaats zou het goed zijn als de verantwoordelijke ministeries middels handreikingen of beleidsregels meer regie nemen bij de uitwerking van open normen. In de tweede plaats moet linksom of rechtsom meer overleg en afstemming plaatsvinden met het bedrijfsleven. Dat helpt de NVWA ook om meer risicogericht te handhaven.”
‘Grote verschillen in interpretatie van regels moeten worden voorkomen’
Dat overleg is inmiddels gaande. De branchevereniging voor koek, snoep, chocolade, zoutjes en noten (VBZ) ziet daar, net als Kamerlid Flach, mogelijkheden. “De interpretatie van wetgeving is altijd een punt van discussie tussen overheid en bedrijfsleven”, zegt woordvoerder Jeroen de Bruin.
Overleg helpt echt, ziet VBZ. “Door het opstellen van handboeken is een gezamenlijke waarheid ontstaan, waardoor het handhavingsbeleid veel transparanter is geworden. Het bedrijfsleven heeft veel baat bij deze handboeken, want er is ook meer duidelijkheid voor bedrijven intern en ook tussen schakels in de keten.” Desondanks ziet ook deze branchevereniging dat er nog vaak verschil zit tussen normen en handhaving. “Er blijven nog altijd zaken over waarbij inspecteurs niet altijd op dezelfde lijn zitten.”
Ook de Federatie Nederlandse Levensmiddelenindustrie (FNLI) is in gesprek met de NVWA over onder andere handhaving. “We willen daarom nu niet inhoudelijk op de onderwerpen ingaan. We vinden het belangrijk om die dialoog eerst intern te voeren”, laat een woordvoerder weten. De NVWA bevestigt dat toezicht en handhaving besproken worden.
Geen discussie bij de handhaving Thom van Campen, Tweede Kamerlid voor de VVD, is net als Flach voorstander van duidelijker beleid en diende daar een motie over in. “Het moet voor bedrijven helder worden waar ze aan moeten voldoen, zodat er geen ruimte is voor discussie bij de handhaving. Die discussie is heel vervelend. Er blijkt licht te
Het moet voor bedrijven helder worden waar ze aan moeten voldoen, zodat er geen ruimte is voor discussie bij de handhaving, vinden Tweede Kamerleden.
3 t/m 8.5.2025 Frankfurt am Main
Efficiëntie van begin tot eind –Verwerking, Verpakking, Verkoop.
Wees er ook bij! iffa.com
info@netherlands. messefrankfurt.com
Tel. +31 70 262 9071
zijn tussen wat er in de normen staat en hoe dit geinterpreteerd wordt. De staatssecretaris moet hiermee aan de slag.”
De NVWA zelf staat daar wel voor open, maar waarschuwt ook voor te veel optimisme: “Het maken van beleidsregels is een weg om meer duidelijkheid te creëren over open normen. De discussie stop je er echter niet volledig mee.”
Verschillende partijen in de keten erkennen dat er ruimte is voor verbetering bij de NVWA, ook staatssecretaris Jean Rummenie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur. Tegelijkertijd doet de Nederlandse toezichthouder veel nuttig werk, benadrukt hij. “De NVWA staat in het buitenland garant voor kwaliteit, en daar mogen we in deze Kamer ook best weleens bij stilstaan”, aldus Rummenie.
Begrip voor de NVWA
De bewindsman vraagt ook om begrip voor de toezichthouder. “Momenteel bevindt de NVWA zich midden in haar versterkingsopgave. Haar formatie is uitgebreid door de werving van extra personeel. Er
Toezichthouder NVWA zit al een tijd in onrustig vaarwater. NVWA op het Food Law Event
Dit jaar op 10 juni spreekt de NVWA in twee verschillende sessies op het Food Law Event. Els Biesta-Peters, coördinerend specialistisch inspecteur NVWA, en Sarah Inkelaar, projectleider voedselveiligheid bij de NVWA, vertellen meer over het onderwerp acrylamide vanuit het oogpunt van de NVWA.
Jan Eliëns, senior inspecteur toezichtontwikkeling NVWA, vertelt meer over allergenenwetgeving. Hierbij gaat hij in op de inhoud en samenhang van het richtlijnendocument en de beleidsregel en de invulling van de handhaving in Nederland door de NVWA. Zie voor meer informatie: vmt.nl/foodlaw.
wordt volop geïnvesteerd in de innovatie van het toezicht. Ik herken de geconstateerde afnemende doelmatigheid. Dit is inherent aan een sterk groeiende organisatie waarin wordt geïnvesteerd in het inwerken en opleiden van nieuwe mensen.”
VVD’er Van Campen onderkent dit, maar heeft niet zoveel begrip als de staatssecretaris. Hij vindt dat de NVWA snel een kwaliteitsslag moet maken in de dienstverlening. “De toezichthouder moet in mijn ogen efficiënter gaan werken. Zoek de samenwerking op als je problemen hebt in je bezetting en capaciteit. Maak het makkelijker voor de ondernemers en producenten; die hebben er toch niks aan als er drie verschillende inspecteurs langskomen voor een keuring. Dat kan efficiënter.”
Bij de toezichthouder willen ze personeelsproblemen overigens niet als excuus aanvoeren. “Dit speelt niet mee”, zegt de woordvoerder van de NVWA.
Luiken gesloten
Van Campen vindt het jammer dat in tijden van kritiek de luiken gesloten blijven bij de toezichthouder. “Natuurlijk is de NVWA een onafhankelijke toezichthouder, die in het belang van onze voedselveiligheid en volksgezondheid onafhankelijk zijn werk moet kunnen doen. Maar dat betekent niet dat je je niet open kunt stellen voor verbetering van je bedrijfsproces. Dat gebeurt nu wel. Het bedrijfsleven vindt het nu lastig om het gesprek met de NVWA te voeren over open normen, omdat ze het gevoel krijgen en de ervaring hebben dat ze tegen een dichte deur lopen. En dat vind ik jammer. Je mag je niet achter je onafhankelijkheid verschuilen als er zorgen of vragen zijn.” •
‘We houden ons nu al met opschaling bezig’
THOSE VEGAN COWBOYS ZET VOLGENDE STAPPEN IN NIET-DIERLIJKE CASEÏNE
Those Vegan Cowboys ontwikkelt niet-dierlijke caseïne die toepasbaar is in plantaardige kazen én die de functionaliteit van traditionele dierlijke kaas verbetert. Dit jaar zijn er belangrijke mijlpalen: de eerste proeverijen in Nederland, verdere opschaling en toetreding tot de Amerikaanse markt.
Tekst Wendy Noordzij Beeld Those Vegan Cowboys
Those Vegan Cowboys is vijf jaar geleden opgericht door Jaap Korteweg en Niko Koffeman. “Zij hebben samen de Vegetarische Slager verkocht”, blikt ceo Hille van der Kaa terug. “Dat kapitaal wilden ze inzetten om de zuivelwereld te transformeren. Er werden verschillende manieren van plantaardige kaas maken onderzocht. Met ingrediënten zoals noten en lupine kun je een prima product maken, maar deze ‘kaas’ is niet identiek aan de dierlijke variant. Daarvoor heb je caseïne nodig, het belangrijkste eiwit van kaas. Caseïne zorgt voor een bepaalde stretch en voor de verslavende smaak. Dus dat werd onze grote missie: caseïne maken zonder dierlijke eiwitten.”
Zoektocht naar juiste microben
In 2019 werd met wetenschappers van verschillende universiteiten gesproken. “Zij brachten ons op het pad van precisiefermentatie.” Een beschikbaar laboratorium in Gent bood de perfecte gelegenheid om dit te realiseren. “Het maken van caseïne met behulp van precisiefermentatie was echt een uitdaging”, aldus Van der Kaa. “We maken gebruik van microben, zoals bacteriën, schimmels of gist. Het was een hele zoektocht om de juiste microben te vinden.”
Inmiddels is het gelukt om caseïne te maken die vrijwel identiek is aan de dierlijke variant. “We kunnen echter nog een stap verder gaan. Door de formulering van de plantaardige caseïne iets aan te passen,
‘Door
de dierlijke caseïne te vervangen, kun je veel grotere stappen maken’
kunnen we een nog veel beter functionerend eiwit maken. Zo zorgen we voor een betere stretch en een ander smeltgedrag, waardoor bestaande kazen verbeterd kunnen worden.”
Verschillende caseïnesoorten
Daarbij maakt Those Vegan Cowboys niet alleen plantaardige koe-caseïne, maar bijvoorbeeld ook buffelcaseïne. “Wij kijken echt per toepassing welke caseïne het beste werkt. In sommige gevallen gaat het om een combinatie van verschillende caseïnes. Dat verschilt per traject.”
Hille van der Kaa
Naast kaas zijn ook andere toepassingen interessant, zoals chocolade. “In chocolade zit veel minder caseïne dan in kaas. Hierbij gaat het niet per se om het toevoegen van eiwit als nutriënt, maar meer om de specifieke emulsiecapaciteit van caseïne, dus de binding van vet in het product. Hiermee kunnen producenten hun chocolade diervrij maken en de carbon footprint flink verlagen, zonder het lekkere volle melkchocolademondgevoel te verliezen. Zelf gaan wij hier als kaasspecialisten niet mee aan de slag, maar als een andere partij interesse heeft, dan juichen we dit alleen maar toe.” Daarnaast zijn producenten van sportrepen en sportdranken geïnteresseerd. “Zij willen ook het dierlijke ingrediënt vervangen, maar wel dezelfde voedingswaarde – en dus het eiwitgehalte – behouden.”
Naast het leveren van caseïne aan partners, ontwik-
KAAS
Samen met Westland Kaas heeft Those Vegan Cowboys een niet-dierlijke kaaslijn op basis van lupine gelanceerd, verkrijgbaar bij Albert Heijn en Jumbo. kelt Those Vegan Cowboys zelf plantaardige alternatieven voor kazen zoals camembert, brie, feta en mozzarella. “Om echte kaas te maken, voeg je aan caseïne, vetten, water en stremsel toe. Bij een plantaardige kaas gebruik je plantaardige vetten en microbieel stremsel. Samen met Westland Kaas hebben we een niet-dierlijke kaaslijn op basis van lupine gelanceerd, verkrijgbaar bij Albert Heijn en Jumbo.”
Samenwerken met Hochland Group
Inmiddels werkt het bedrijf samen met een tiental producenten. “Deze samenwerkingsverbanden zijn heel waardevol”, benadrukt Van der Kaa. Ter illustratie noemt ze de vrij recente samenwerking met de Duitse Hochland Group. “Dit bedrijf wil naast een ontwikkelpartner ook onze commerciële partner zijn en budget vrijmaken om in de toekomst producten van ons af te nemen. Dat is voor ons heel interessant. Hochland Group is een grote speler die huismerkkaas maakt voor een grote Duitse supermarktketen en cheddar levert aan McDonald’s.”
Door deze samenwerkingsverbanden stijgt de vraag naar caseïne en neemt de productie toe. “We houden ons nu al met opschaling bezig, ongeacht of we ons ingrediënt al kunnen verkopen of niet. Als iets op kleine schaal werkt, wil dat niet zeggen dat het op grote schaal werkt. Dus is het belangrijk om te ontdekken of onze techniek zo’n opschaling aan kan. Dit jaar willen we in twee rondes opschalen. Dat doen we bij Bio Base Europe Pilot Plant in Gent.”
‘We zijn er klaar voor om de zuivelindustrie te veranderen’
Toetreding tot de markt
Goedkeuring van de caseïne als nieuw voedingsmiddel binnen de Europese Unie is een lang proces dat nog wel een tijdje kan duren. Daarom richt Those Vegan Cowboys zich eerst op de Amerikaanse markt. “We zijn heel druk bezig om al het papierwerk op orde te krijgen en we hopen nog dit jaar te kunnen leveren.”
Een eerste stap in de toelating tot de Europese markt is volgens Van der Kaa de goedkeuring voor proeverijen in Nederland. “Vijf samenwerkingspartners mogen dertig personen uitnodigen om de producten te proeven. Dat lijkt misschien heel erg weinig, maar voor ons is dit echt een grote stap. Dat betekent dat wij onze producten tien keer aan dertig mensen mogen laten proeven.” De eerste proeverijen van Those Vegan Cowboys gaan waarschijnlijk in het derde kwartaal van dit jaar plaatsvinden.
CO2-uitstoot
Voor de toekomst ziet Van der Kaa veel kansen. “We merken dat steeds meer bedrijven geïnteresseerd zijn vanwege de strengere regels omtrent CO2-uitstoot. Daarbij kun je oplossingen bedenken op het gebied van koeienvoer et cetera. Maar door de dierlijke caseïne te vervangen, kun je veel grotere stappen maken.”
Ze besluit: “We staan aan het begin van een nieuwe zuivelwereld, waarin we uitstekende kazen kunnen maken zonder dat er een koe voor nodig is. We zijn er klaar voor om de zuivelindustrie te transformeren en een duurzamer alternatief te bieden zonder in te leveren op smaak en functionaliteit.” •
Safe met Gea
Over Gea
Gea Stevens is levensmiddelentechnoloog en chemisch ingenieur met jarenlange ervaring als QA/QC-manager in zowel binnen- als buitenland. In 2018 werd ze verkozen tot Kwaliteitsmanager van het Jaar door het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement (NNK). Inmiddels biedt ze al meerdere jaren haar kennis aan als interimmanager. In deze column deelt ze haar ervaringen in het kwaliteitsmanagementvakgebied.
Gea woont in het Drentse 2e Exloërmond samen met haar partner. In haar vrijetijd werkt ze in haar moes- en bloementuin en gaat ze graag op reis om de wereld verder te ontdekken.
Internationale wetgevingsjungle ontward
Voldoen aan de overvloed aan wetgeving rondom de export van voedingsmiddelen is complex en een grote uitdaging. Er zijn regels voor het product, de productieomgeving, specifieke sectoren, verschillende doelgroepen en voedselveiligheid. En de eisen verschillen vaak per land waarin je produceert en het land waar je het product naar exporteert en verkoopt.
Het interpreteren en naleven van wetgeving kan lastig zijn. Om voorbereid te zijn op audits en inspecties, is het noodzakelijk om alle van toepassing zijnde wetten te overzien; ze verwijzen namelijk vaak naar elkaar. Door het in kaart brengen van de wettelijke eisen kunnen onaangename verrassingen voorkomen worden. Overzichten in de vorm van gap assessments – inclusief de daaruit voortvloeiende actielijsten (CAPA’s) – bieden enige ondersteuning.
Afwijkingen in wetgeving
Echte afwijkingen in de wetgeving houd ik zelf graag bij in een issuelijst. Met behulp van deze lijst breng je duidelijk in kaart wat het issue is, wat de gevolgen kunnen zijn (als je niet compliant bent) en welke opties er zijn om wél aan de wet te voldoen. Dit is nodig om samen met het management de bedrijfsrisico’s te concretiseren en bewustzijn bij ieder managementteamlid te creëren. Daarna is het zaak om een gezamenlijk plan op te stellen om die risico’s zo goed mogelijk te beperken. Je kunt je maar beter bewust zijn van de risico’s, dan kun je ze tenminste verkleinen.
Het wordt nog ingewikkelder bij wetgeving van buitenlandse autoriteiten. Die eisen worden vaak erg letterlijk gecontroleerd tijdens audits. Tegenwoordig komen deze autoriteiten vaak ook in Nederland op de productielocaties langs. Dan word je soms geconfronteerd met eisen die wij met onze Hollandse boerenverstandlogica niet begrijpen. Wij als Nederlanders willen graag weten wáárom de regel er is, om vervolgens te redeneren waarom het nodig is om de risico’s te beperken. Buitenlandse wetgeving is vaak cultuurgebonden en daardoor moeilijker te begrijpen. Inzicht in de cultuur die achter de regels zit – de ‘bril’ opzetten van die cultuur – helpt om deze regels beter te begrijpen en in praktijk te brengen.
Praktijkvoorbeelden
Bij bijvoorbeeld Chinese autoriteiten is mijn ervaring dat luchtbehandeling essentieel is vanwege smogproblemen in China, die kunnen leiden tot besmetting van grondstoffen en eindproducten. Landen als de Verenigde Staten, Rusland en China richten zich sterk op het voorkomen van sabotage en food defense en zijn achterdochtig door eerdere voedselveiligheidsincidenten. Als je deze manier van kijken in het achterhoofd houdt, is het gemakkelijker om te begrijpen wat de noodzaak is van de wetgevingseisen. Tegelijkertijd blijven er altijd eisen waarvan je het nut en de noodzaak niet kunt uitleggen, maar die wel cruciaal zijn. In gevallen waarin de baten hoger zijn dan de kosten, is het verstandig om zonder verdere discussie aan deze eisen te voldoen. Dus: niet nadenken over nut en noodzaak maar gewoon doen! •
VMT (Voedingsmiddelen, Management en Technologie) is hét mediaplatform voor de voedingsmiddelenindustrie in Nederland en België. VMT verschijnt 8x per jaar en is een uitgave van VMN media.
VMN media
Bezoek- en postadres
Utrechtseweg 44
3704 HD Zeist
T 088-584 08 00
E redactie.vmt@vmnmedia.nl www.vmt.nl
Hoofdredactie
Willem Paul de Mooij
T 06-45 07 45 28
E willempauldemooij@vmnmedia.nl
Eindredactie
Henk Hogewoning
T 06-51 55 03 48
E henkhogewoning@vmnmedia.nl
Redactie
Dionne Irving
T 06-48 27 29 28
E dionneirving@vmnmedia.nl
Carmen Groeneveld
T 06-31 67 77 93
E carmengroeneveld@vmnmedia.nl
Didi de Koning
T 06-15 28 61 21
E dididekoning@vmnmedia.nl
Yves De Groote
T +32 485-62 35 90
E yvesgm.degroote@outlook.com
Redactie-adviesraad
Drs. J. Stark (voorzitter)
Prof. dr. E.J. Smid (WUR)
Drs. M. van Zandvoort (TNO)
Dr. ir. C.D. de Gooijer (Topsectoren voor Kennis en Innovatie)
M. Vencken (Vencken QIS)
K. Cuperus (Nestlé)
D. Linssen (Danone)
E. Cornelissen (Vezet)
H. Vriend (ViaVriend)
J. Schilstra (Mérieux Nutrisciences)
P. Meewisse (Hilton Foods Holland)
M. Molenaar (DO-IT)
Dr. ir. M. van Wells-Bennik (NIZO)
S. van der Pijll (Schuttelaar & Partners)
S. Kanters (Bakkerij van der Westen)
Advertenties
Voor online, print en events:
Berry Pitlo
T 06-20 04 35 77
E berrypitlo@vmnmedia.nl
Rachid Aidani
T 06-22 00 40 25
E rachidaidani@vmnmedia.nl
Vormgeving Colorscan bv, www.colorscan.nl
Druk Wilco BV, Amersfoort
Abonnementen
Scan de QR-code en abonneer je op VMT
Voor vragen over abonnementen, bezorging en/of adreswijzigingen bel of mail je met 088-584 08 88, klantenservice@vmnmedia.nl
Abonnementsprijzen
Online abonnement: € 30,- per maand Online en vakblad: € 41,- per maand Teamlicentie: € 90,- per maand
De tarieven zijn exclusief 9% btw. Meer info op www.vmt.nl/abonneren.
Studenten lezen gratis online wanneer de opleiding een contract heeft met VMT. Informeer naar de mogelijkheden.