
4 minute read
Ontslag ondanks or-lidmaatschap
DE KANTONRECHTER KAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK ALLEEN TOEWIJZEN WANNEER ER GEEN OPZEGVERBOD GELDT. BIJVOORBEELD DOOR HET OR-LIDMAATSCHAP. MAAR DAT OPZEGVERBOD GELDT NIET WANNEER HET ONTSLAGVERZOEK GEEN VERBAND HOUDT MET HET OR-WERK.
Voor een werknemer die lid is van de or geldt het opzegverbod. De rechter kan het verzoek van een werkgever om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te ontbinden alleen inwilligen indien er geen opzegverbod geldt. Maar uit lid 6 onderdeel a van 7:671b BW volgt dat de arbeidsovereenkomst van een orlid toch ontbonden kan worden als het ontbindingsverzoek van de werkgever geen verband houdt met het lidmaatschap van de or.
Het ‘or-opzegverbod’
In de uitspraak van het Hof
Den Bosch van 19 januari 2023 komt het ‘or-opzeg- verbod’ uitgebreid ter sprake. De werknemer, tevens vicevoorzitter van de or, spreekt op 14 oktober 2021 de werkgever aan op zijn integriteit en haalt daarbij informatie aan uit een vertrouwelijk document. De werkgever vindt dat er sprake is van een data-lek, dat de werknemer onrechtmatig informatie zou hebben verspreid en dat deze onrechtmatig toegang had tot die informatie. Daarom wil de werkgever de arbeidsovereenkomst ontbinden. De werkgever voert aan dat de beschuldigingen losstaan van het or-lidmaatschap en het opzegverbod daarom niet van toepassing is.
In eigen tijd
Het Hof oordeelt echter dat de e-mail van 14 oktober 2021 niet op zichzelf moet worden beschouwd. Aanleiding voor de betreffende e-mail van de werknemer, is het bedrijfsrechercheonderzoek wat wordt uitgevoerd naar de compensatie-uren voor het or-werk van deze werknemer. Het Hof neemt in zijn oordeel mee dat het geschil over de compensatie-uren terug te voeren is op de vraag, of er onvoldoende zorg is voor de facilitering van het orwerk. Het geschil is namelijk een rechtstreeks gevolg van het feit dat de werkgever niet voorzien heeft in een vervanger voor de werknemer voor de tijd die hij nodig had voor het uitvoeren van het or-werk. Hierdoor was de werknemer genoodzaakt het orwerk in zijn eigen tijd te verrichten. Voor collega or-leden werd namelijk wel een vervanger geregeld. Nu de aanleiding voor het geschil gevonden is in (het mogelijk maken van) het or-werk, oordeelt het Hof dat de arbeidsovereenkomst niet ontbonden kan worden: het ‘or-opzegverbod’ staat dit in de weg.
Hof Den Bosch 19 januari 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:128
Nietig instemmingsplichtig besluit?
INDIEN EEN ONDERNEMER EEN INSTEMMINGSPLICHTIG BESLUIT NEEMT ZONDER INSTEMMING VAN DE OR, DAN KAN DE OR BINNEN EEN MAAND SCHRIFTELIJK DE NIETIGHEID
VAN DIT BESLUIT INROEPEN (ARTIKEL 27 LID 5 WOR). DIT GEBEURDE ONLANGS BIJ EEN VERZEKERAAR.
Op 14 september 2021 vroeg de ondernemer instemming voor het wijzigen van een pensioenregeling. Op
3 november 2021 liet de or weten enkel in te stemmen met het voorgenomen besluit indien aan een bepaalde voorwaarde werd voldaan. Op 18 augustus 2022 liet de ondernemer weten de pensioenregeling te gaan wijzigen, zonder inachtneming van de door de or gestelde voorwaarde. Op 16 september 2022 riep de or de nietigheid van het voorgenomen besluit in. Vervolgens vroeg de or aan de kantonrechter om te bepalen dat de ondernemer moest stoppen met uitvoering aan de wijziging van de pensioenregeling. De ondernemer voerde verweer, met name tegen de procedurele gang van zaken.
Kantonrechter
De kantonrechter oordeelde allereerst dat de or de nietigheid van het besluit van de ondernemer tijdig, namelijk binnen een maand had ingeroepen. De ondernemer voerde verder aan dat de or had ingestemd met de wijziging van de pensioenregeling, nu volgens de ondernemer een instemming onder voorwaarden niet mogelijk zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat het juist is dat de WOR ten aanzien van instemmingsplichtige besluiten slechts twee smaken kent, namelijk wel of geen instemming. Dat wil echter niet zeggen dat een or geen voorwaarde aan zijn instemming mag verbinden. Het moet de ondernemer duidelijk zijn geweest dat de or deze weg bewandelde in zijn brief.
Volgens de ondernemer diende het verzoek verder te worden afgewezen, omdat de or de kantonrechter niet had gevraagd de nietigheid van het besluit te bevestigen. Ook dit verweer passeerde de kantonrechter. De or had schriftelijk de nietigheid ingeroepen. De wet stelt niet als eis dat een verklaring voor recht moet worden verzocht. Aldus stond het ontbreken van een gevraagde verklaring voor recht de toewijzing van het verzoek van de or niet in de weg.
Conclusie
De uitspraak laat zien dat een ondernemer een instemming onder voorwaarden van de or niet te lichtvaardig moet opvatten. Doet een ondernemer dit wel, dan bestaat er het risico dat de or schriftelijk de nietigheid van het besluit inroept. Een verklaring voor recht is hiervoor niet vereist.
Rechtbank Amsterdam
8 februari 2023
ECLI:NL:RBAMS:2023:660
Wij zijn een or van een groot internationaal concern in de staalindustrie. Sinds een aantal jaar krijgt de or steeds minder informatie, ook wanneer de or daar meerdere keren om vraagt. Zo wil de or bijvoorbeeld informatie ontvangen over de veiligheidsincidenten op de verschillende locaties, maar dit wordt geweigerd vanwege de AVG*.
Hoe zit dit? Mag de or deze informatie opeisen?
Een or heeft informatie nodig om zijn werk goed te kunnen doen. Daarom zijn er in de Wor verschillende artikelen opgenomen over de informatie die aan de or verstrekt moet worden, zoals onder meer bepaalde financiële informatie (31a) en sociale informatie (31b). t Het is aan de or om te bepalen welke informatie nodig is om advies te kunnen geven; dat is het uitgangspunt in adviestrajecten. Daarnaast is in artikel 31 Wor een algemeen informatierecht opgenomen: De ondernemer is verplicht om ‘desgevraagd’ aan de or en zijn commissies tijdig alle inlichtingen en informatie te verstrekken, die zij voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig hebben. Aangezien de taak van de or breed is omschreven, en de or bijvoorbeeld zelf initiatieven mag aandragen, zal veel informatie ‘redelijkerwijs nodig’ zijn.

Sinds de inwerkingtreding van de *Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) in 2018 hoor ook ik steeds vaker dat bepaalde informatie niet aan de or verstrekt zal worden in verband met de privacyregels. Ik adviseer de or hierop zeer kritisch te zijn en het AVG-verweer niet zomaar te accepteren. De AVG gaat over de verwerking van persoonsgegevens: gegevens die te herleiden zijn naar individuen. Zodra gegevens geanonimiseerd zijn en niet meer te herleiden zijn naar individuele medewerkers, gaat het niet meer om ‘persoonsgegevens’ en is de AVG niet van toepassing. Daarnaast is het niet zo dat de AVG het verstrekken van persoonsgegevens verbiedt. Wel moet er een zogenaamde ‘grondslag’ bestaan voor de verwerking van persoonsgegevens (waaronder dus ook het verstrekken van de informatie). Aangezien de or een wettelijke taak heeft en de ondernemer zich heeft te houden aan de informatieverplichting, is er een grondslag.
Dit neemt niet weg dat de bestuurder zorgvuldig om dient te gaan met gegevens van medewerkers, en dat het goed is dat kritisch wordt gekeken welke informatie wordt verstrekt. Als grens daarvoor geldt dan wel dat de or zijn taak moet kunnen uitoefenen. De bestuurder heeft de mogelijkheid om op deze gegevens nog eens extra geheimhouding op te leggen. Daarmee zouden AVG-bezwaren weggenomen kunnen worden.
Vanwege het belang van informatie kan de or zelfs naar de rechter stappen om de informatie op te eisen. Dit is gelukkig vaak niet nodig. Een kritische houding van de or, samen met vasthoudendheid levert doorgaans de gevraagde informatie op.