1 minute read

13.3.2 Inhoudelijke onredelijkheid

streng getoetst. Zo moet de ondernemer de ondernemingsraad bijvoorbeeld van voldoende informatie hebben voorzien. Ook moet de ondernemer zijn besluit goed motiveren als dat afwijkt van het advies. Verder moeten bijvoorbeeld door de ondernemingsraad aangedragen alternatieven voldoende worden onderzocht. Daarnaast hecht de Ondernemingskamer veel waarde aan toezeggingen: heeft de ondernemer de toezeggingen die hij heeft gedaan, nageleefd?

Wordt niet aan de voorschriften voldaan, dan kan dit het besluit onredelijk maken. Het beroep van de ondernemingsraad slaagt dan.

13.3.2 Inhoudelijke onredelijkheid De ondernemer moet bij het nemen van het besluit een belangenafweging verrichten. De ondernemer dient de belangen van de onderneming en haar stakeholders, waaronder de werknemers en hun gezinsleden, in zijn besluitvorming te betrekken.1 In dit verband moeten de risico’s van het besluit voldoende onder ogen worden gezien en moeten vervolgens de voor- en nadelen van het besluit tegen elkaar af worden gewogen.2 Die afweging moet voor de ondernemingsraad kenbaar zijn, zeker als hij daar vraagtekens bij plaatst of bezwaren tegen uit.

Dat de Ondernemingskamer de situatie soms nauw beoordeelt, betekent niet dat sprake is van een volle toetsing. De Ondernemingskamer gaat ‘enkel’ na of een redelijk handelend ondernemer op een verantwoorde wijze tot het besluit had kunnen komen. De toetsing is marginaal, maar gaat soms best ver.

1 Hof Amsterdam (OK), 7 juli 1988 - ROR 1988/29. 2 vgl. Hof Amsterdam (OK), 9 juli 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2336 | Hof Amsterdam (OK), 27 februari 2014 - ECLI:NL:GHAMS:2014:556.

This article is from: