ANS
DUIKT ONDER Algemeen Nijmeegs Studentenblad
jaargang 34 / nummer 5 / februari 2020
Tekst: Redactie Commentaar/ Deze ANS P. 2
DEZE
COMMENTAAR Je zit rustig te borrelen in de kantine van het Huygensgebouw. Als je net je laatste biertje wil wegtikken schrik je op. ‘Attention please. This in an emergency’, je verslikt je: het zal toch niet… ‘please leave the room now because possibly there’s danger.’ Dan barst je in lachen uit. Wie zit daar met zijn dronken kop aan de microfoon? En dat noemt zich een tweetalige universiteit. ‘Attentie! Wegens gevaar moet u de ruimte zo snel mogelijk verlaten.’ Even frons je. Wanneer je iedereen de deuren uit ziet rennen denk je aan de kou buiten. Daar heb jij geen zin in. Snel ren jij de andere kant op, naar de donkere kelder van het gebouw. Jij weet als een van de weinigen dat hier een tropisch paradijs is verborgen. Visjes, voortplanting, seks. Jij krijgt het daar wel warm van. En het is veel beter dan de oorlog die buiten mogelijk op je wacht. Jij hebt je namelijk goed ingelezen en weet door de thermodynamische berekeningen van Ingo Piepers dat een Derde Wereldoorlog dichterbij is dan ooit. Lekker flexen in het vislab dus, want jij bent een echte dwarsligger. Marjolein Visser zou trots op je zijn en misschien zelfs wel een boek aan je wijden. Jij laat je niet ondermijnen aan de regels van buitenaf die zijn opgesteld door anonieme gezichten zonder ook maar één voet op de werkvloer te hebben gezet. Wie zegt dus dat het oorlog is? De hoge heren van de bureaucratie? Het enige wat jij ziet zijn visjes die vredig dobberen terwijl je op de achtergrond het geruis van de waterfilters rustgevend hoort brommen. Geen boem en geen knal. Nog geen tijd voor een aanval. Met de voorspellingsmarge van twee jaar ben jij daarom waarschijnlijk nog vaak in de kelder te vinden. De hoofdredactie
ANS 04 04 Opinie Welcome to Radboud University! Het is slecht gesteld met de integratie van buitenlandse studenten aan de Radboud Universiteit (RU). In de collegezalen krijgen ze nog wel een hartelijk welcome, maar daarbuiten wordt verwacht dat ze Nederlands spreken. Om internationals een helpende hand te bieden zou de RU Nederlandse taalcursussen moeten integreren in hun studieprogramma.
12 12 Interview Het jaar van de waarheid? Oud-marinier Ingo Piepers waarschuwde in 2006 al: een volgende wereldoorlog zal rond 2020 uitbreken. Anders dan de Maya’s is hij gepromoveerd met zijn onderzoek naar het patroon van grote oorlogen. ANS vraagt hem het hemd van het lijf over zijn theorie en de potentiële Derde Wereldoorlog.
Tekst: Redactie Deze ANS/ Deze ANS niet P. 3
DEZE ANS 18 18 Achtergrond Papieren toren, praktische sores Door de enquêtes het resultaat niet meer zien: het is iets dat zomaar kan gebeuren op de universiteit. Wetenschappers worden overspoeld met regels en procedures en zijn kritisch over de aanwezigheid van een bureaucratie. Toch zijn regels er niet voor niets. ANS onderzocht in hoeverre een bureaucratie voordelig is voor een universiteit.
21 21 Interview Visser: tegen de stroom in Voor de VPRO reisde ze af naar Mali, ze geeft schrijfcursussen in verzorgingstehuizen en interviewt met regelmaat gevestigde schrijvers: Marjolein Visser vertelt graag het verhaal van anderen. Nu is het haar beurt: vanaf 24 maart ligt haar debuutroman Restmens in de winkel. Dit keer een verhaal over haarzelf? ‘Nee, fuck dat! Geen boek over een jonge zoekende vrouw.’ 05 UB-servaties 07 Het Laatste Oordeel 08 Vissen in DNA 15 Graadmeter 16 Horrorscoop 24 ANS-Online 25 De Loftrompet 26 Van boerengat naar de stad 28 Kamervragen 30 HANS als 31 Crypto 32 Van het lijf
NIET
In Deze ANS niet lees je alles wat wel is gebeurd maar om verschillende redenen niet in deze editie van ANS kon worden geplaatst. Slangendrager Baal jij er ook zo van dat de sterren zijn gedraaid en de sterrenbeelden verschoven? Pas je nu ineens niet meer bij je perfecte liefje en moet je ook al je andere levenskeuzes daardoor heroverwegen? Geen zorgen: de Horrorscoop hanteert gewoon de oude sterrenbeelden. Geen Slangendrager of nieuwe data. Andere onzin, bij dezelfde sterrenbeelden: lekker voorspelbaar. Boze supermarktmanager Hoewel veel studenten De Graadmeter van de vorige editie erg vermakelijk leken te vinden was niet iedereen blij het artikel. Specifiek de optie ‘Crimineel kanen’ leidde tot wat irritaties. Ziedend reageerde de storemanager van de Spar dat er in niemand in Nederland zó arm is dat je studenten moet aansporen om te stelen. ‘Zeker in het rijke westen met studenten die ouders hebben die gemiddeld beter verdienen dan ik.’ Waar die cijfers vandaan komen is onduidelijk. Wel roepen we de Spar op om de gefrustreerde manager wat salarisverhoging te geven. Mystery-guest Deze ANS gebeurde er wel iets erg merkwaardigs bij de uitvoering van de rubriek Kamervragen. Toen Annika, de deelneemster van deze keer, aankwam bij de al te bekende Hoogeveldtflatjes, liepen de twee medewerkers en redacteur naar één specifiek gebouw dat haar al bekend voorkwam. Rustig liep het gezelschap vier verdiepingen omhoog. Op deze hoogte begint ze al te speculeren: ‘Volgens mij ken ik deze persoon.’ Voor de deur van de kamer stelt ze dan toch maar de vraag. Is dit de kamer van….? Annika bleek de ander goed te kennen. De onthulling van deze persoon zal tot de volgende ANS moeten wachten.
Welcome to Radboud University! Tekst: Floor Toebes/ Illustratie: Roos in ‘t Velt P. 4P. 4
Opinie
WELCOME TO RADBOUD UNIVERSITY! In februari begon een nieuwe lichting buitenlandse studenten aan de Radboud Universiteit (RU). Tijdens the orientation week maken ze in comfortabel Engels kennis, maar wanneer het normale studentenleven begint, vallen ze buiten de boot. Om internationale bachelorstudenten beter te laten integreren, moet de RU een cursus Nederlandse taal in hun studieprogramma plaatsen. Welcome to Radboud University! Tijdens de internationale introductie lijkt Nijmegen een wereldstad: dansen met de meest uiteenlopende nationaliteiten in El Sombrero, op woensdag naar de meet and eat in de studentenkerk en elke dag is er wel een nieuwe portie activiteiten. De Nederlanders zijn aardig en speak English very well, want Radboud University is er voor iedereen. Totdat de introductieweek voorbij is: dan moeten de internationalen zelf hun weg in het Nijmeegse studentenleven vinden. Dat gaat niet van een leien dakje: ruim driekwart mist contact met Nederlandse leeftijdsgenoten blijkt uit een enquête die studentenbonden ISO en LSVb en het Erasmus Student Netwerk (ESN) vorig jaar afnamen onder ruim duizend buitenlandse studenten. ‘Ook de Radboud Universiteit (RU) heeft hier nog stappen te zetten’, beaamt head of the International Office, Elco van Noort.
‘Voor internationals verandert er bij aankomst veel.’ Daarom heeft de universiteit afgelopen september het nieuwe internationaliseringsbeleid Radboud 2025: quality first! gelanceerd. Daarin ambieert de RU in 2025 een meertalige campus te zijn en wil zij dat iedere student en medewerker zowel Nederlands als Engels begrijpt. Om dit doel te bereiken en de internationale student een helpende hand te bieden bij integratie, faciliteert de RU nu gratis taalcursussen Nederlands. Een goed initiatief, maar met twee basiscursussen zal de campus niet opeens tweetalig zijn, laat staan dat de gemiddelde buitenlander met een beperkte basis opeens wél goed contact kan leggen met de Nederlanders. Om de taalbarrière daadwerkelijk te verkleinen, zou een student structureel moeten investeren in zijn beheersing van de Nederlandse taal. Daarom zou de RU een wekelijkse taalcursus in het curriculum moeten plaatsen voor iedere internationale bachelorstudent die minimaal een jaar aan de RU studeert.
Makkelijker gezegd dan gedaan Volgens Van Noort kun je namelijk niet verwachten dat een net aangekomen buitenlander op eigen houtje Nederlands gaat leren. ‘Voor internationals verandert er bij aankomst veel: de cultuur, de manier van leren en de aard van de sociale contacten. Bij dat alles kunnen ze moeilijk terugvallen op familie als die ver weg woont.’ De gemiddelde internationale student krijgt dus veel op zijn bordje en voor hem is de drempel om intensief te investeren in taaleducatie daarom hoog. De gratis taalcursus die de RU aanbiedt, is wel toegankelijk maar geen structurele investering in de taal: je zal er kort profijt van hebben, maar niet op een dusdanig niveau Nederlands spreken om te integreren. Daarvoor zou je nog een taalcursus voor gevorderden moeten volgen. De vraag is alleen of je zin hebt om daar bijna vijfhonderd euro voor neer te leggen. Het zou zonde zijn als internationale studenten niet toekomen aan een goede taaleducatie. Het is essentieel om de voertaal van een land te beheersen als je wil integreren. In Nijmegen wordt meestal Nederlands gesproken. Voor buitenlandse studenten is het dan ook belangrijk dat ze de voertaal spreken en verstaan om mee te kunnen doen. Daarom zou de RU hierin het voortouw moeten nemen. Dutch only De RU is zich ervan bewust dat het niet goed is gesteld met de integratie van de buitenlandse studenten. Daarom organiseren verschillende partijen activiteiten die nadrukkelijk en soms minder nadrukkelijk voor internationals zijn bedoeld. Zo houdt de studentenkerk excursies waar vooral buitenlanders meegaan, bestaan er meerdere internationale studentenverenigingen en vanuit de universiteit worden er fietslessen georganiseerd. Hoe goed bedoeld deze initiatieven ook zijn: het is dweilen met de kraan open. Bij de meeste activiteiten komen met name internationale studenten waardoor ze niet integreren maar segregeren. Daardoor komen ze dus niet in aanraking met de Nederlandse taal en cultuur. Dit kan drastische gevolgen hebben voor rest van hun verblijf. Het vinden van een gezellig
Column Naomi Habashy P. 5
studentenhuis wordt hierdoor bijvoorbeeld veel moeilijker, stelt Hacking: ‘Op heel veel huizen hangt een briefje met “No internationals” omdat Nederlanders thuis liever in hun moedertaal willen spreken.’ Dan is het toch fijn als je een beetje Nederlands kunt. Van de baan Ten slotte kan vroegtijdig investeren in het Nederlands een helpende hand zijn in de toekomstige carrière van buitenlandse studenten. Elk jaar blijven steeds meer internationals in Nederland na het afstuderen, aldus het onderzoek Stayrate uit 2018 van Nuffic. Volgens het rapport zou het ons land vooral ten goede komen als er meer blijven. Niet alleen de economie zou ervan kunnen opbloeien, ook wetenschappelijk onderzoek kan ervan profiteren: ‘Door internationalisering krijg je meer perspectieven in een onderzoek. Daardoor kan een onderzoeksgroep, waarvan de leden diverse nationaliteiten hebben, vernieuwende inzichten krijgen’, stelt Van Noort.
Zonder kennis van het Nederlands is een carrière in sommige sectoren ondenkbaar Volgens Lotte Jensen, hoogleraar Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis (RU) is de beheersing van de taal heel belangrijk voor de studenten die in Nederland blijven. ‘We leiden de meeste studenten niet op voor een onderzoeksbaan maar voor een baan in de maatschappij en daar wordt nog steeds meestal Nederlands gesproken.’ Zonder kennis van de voertaal is een carrière in ons land in sommige sectoren ondenkbaar. De RU zou er dus goed aan doen om Nederlandse taalcursussen te integreren in het studieprogramma van bachelorstudenten. Zelfs als zij na het behalen van hun bachelordiploma met de noorderzon vertrekken, is het toch fijn als zij met een goed gevoel terugkijken op hun Nijmeegse studentenleven. ANS
UB-SERVATIES Naomi Habashy woont zowat in de UB. Een treurig feit, maar ze is lang niet de enige. Vanaf haar plekje in de leeszaal observeert ze de mensen om haar heen, die net als zij met andere dingen bezig zijn dan studeren. In deze column rapporteert ze haar bevindingen. Je hebt mensen die vier jaar over hun studie doen. Er zijn er ook bij die zeven jaar doormodderen en sommigen raken nooit uitgestudeerd. Die mensen hebben zich aangemeld in een tijd dat RU nog KUN was en zijn inmiddels volledig grijs geworden. Naast dat je ze altijd in de UB heen en weer ziet waggelen met stapels boeken over Jugendstil, kun je ze ook herkennen aan het feit dat ze elkaar hardop begroeten in een doodstille verdieping. Ha Jos! Zo een kop koffie doen?’ - Dag Harm. Beter van niet: ze hebben de prijzen in de koffiecorner met vijftig cent omhoog gegooid. Ik heb mijn eigen thermos maar meegenomen. Ach, alweer? Wat een schandaal! De Douwe Egberts-automaat is ook al duurder geworden. -Wat denken ze wel niet, dat het geld ons op de rug groeit? Op de een of andere manier gaan deze oudjes het voor elkaar krijgen om pas na de pensioenleeftijd de arbeidsmarkt te bestormen. En waarom zouden ze ook opschieten? Zij komen nog uit de goede oude tijd, toen studeren wel tien jaar kon duren. Anders dan de mensen met wie ze destijds zijn begonnen, zien zij hun studie aan voor een hypotheek die ze meteen voor dertig jaar hebben vastgezet. Inmiddels halen ze rochelend adem en wonen ze nog steeds op een zolderkamer van twee bij vier, waar ze ‘s avonds voor tienen weer moeten zijn van hun 97-jarige hospita. Tussen ontwaken en slapen zijn ze in de bieb te vinden, voor de laatste loodjes van hun opleiding. Of voor het doorbladeren van elke Nederlandse krant, waarbij iedere pagina met zorgvuldige luidruchtigheid wordt omgeslagen. Ze moeten natuurlijk de indruk wekken dat ze wel degelijk zitten te lezen en niet zomaar hun tijd aan het verdoen zijn. Niet zoals de jeugd om hun heen met hun grote mobieltjes en koptelefoons zonder kabel. De jeugd die overigens wél wordt gedwongen om binnen afzienbare tijd af te studeren en waarschijnlijk eerder uit de UB verdwijnt dan dat Jos en Harm het NRC uit hebben. Maar waarom zouden ze daar ook haast mee maken? Ze hebben toch alle tijd.
Veel studenten kennen het wel: je ziet een joint of een pilletje rondgaan op een feest en er wordt gevraagd of je ook wilt proberen. De meeste studenten kunnen verantwoord omgaan met drugs, maar soms loopt het uit de hand. Dit is wat bij Daan Schippers gebeurde. Tijdens zijn eerste jaar van de studie Psychologie raakte hij verslaafd aan cocaïne. Inmiddels is Schippers afgekickt en volgt hij een master Psychologie aan de Universiteit van Tilburg. Hij heeft zelfs zijn masterscriptie over verslaving geschreven. ‘Ik wil dat mensen meer nadenken over het hebben van een verslaving’, vertelt hij. Door het schrijven van zijn scriptie en open over zijn verslavingsverleden te praten, probeert Schippers het onderwerp uit de taboesfeer te halen.’
tot mijn achttiende speelde ik dagelijks wel zeven uur World of Warcraft.’ Op het moment dat hij ging studeren, sloeg deze gameverslaving om in het gebruiken van drugs. ‘In de periode dat ik World of Warcraft speelde, had ik eigenlijk geen hechte vriendschappen’, legt hij uit. Toen hij begon aan zijn studie Psychologie was hij hierdoor vrij ongemakkelijk in de omgang en had hij moeite met vrienden maken. Schippers probeerde de moeizame omgang met mensen gemakkelijker te maken door drugs te gebruiken. ‘Het ging NU!Medezeggenschap Universitaire Studentenraad (USR) Nijmegen dan niet over wiet, Wil jij op de hoogte blijven van de bezigheden van de USR? Like ons op Facebook, volg ons op maar over XTC of Twitter en neem eens een kijkje op onze website. coke.’ Door Heb je tips of opmerkingen? Loop gerust even het gebruik langs bij de USR-kamer (TvA 1.034) of stuur een mail naar usr@ru.nl. van cocaïne had Website: www.numedezeggenschap.nl Schippers Twitter: @NUMedezeggsch minder moeite met Facebook: www.facebook.com/NUmedezeggensociaal schap E-mail: usr@ru.nl contact en voelde
Universitaire Studentenraad
Sociale ongemakken Schippers is zeker niet de enige student die weleens verdovende middelen heeft gebruikt. Toch kreeg hij, in tegenstelling tot de meeste gebruikers, een verslaving. Volgens psychologen raakt iemand verslaafd door een combinatie van vatbaarheid voor verslaving en een bepaalde trigger die de verslaving opwekt. Dit komt beide naar voren in het verhaal van Schippers. ‘Ik was eigenlijk al verslaafd, maar dan aan gamen’, vertelt hij. ‘Van mijn twaalfde
Beste lezers,
sport, spel en cultuur. We kunnen alvast verklappen dat Daniel Wigboldus jaar weer DJ zal zijn!
Officieel mag het niet meer, maar omdat dit de eerste column van 2020 is willen we jullie toch als eerst een heel gelukkig nieuwjaar wensen! Een nieuw jaar betekent voor ons als studentenraad dat we met nieuwe energie zijn begonnen om jullie zo goed mogelijk te vertegenwoordigen. We hebben hiermee een goede start gemaakt. Zo hebben we het tijdens de afgelopen vergadering met het College van Bestuur gehad over de instelling van het Noodfonds, een fonds waar alle studenten aanspraak kunnen maken op een lening wanneer ze door omstandigheden tegemoetkoming in hun collegegeld nodig hebben. Dit vinden we heel belangrijk en we willen er graag op toezien dat dit op de best mogelijke manier zal worden uitgevoerd. Daarnaast zijn we bezig met het organiseren van Radboud by Night! Dit evenement komt voort uit de Campusnacht en de Nacht der Professoren die jaren geleden door de USR zijn georganiseert om aandacht te vragen voor ruimere openingstijden op de universiteit. Elk jaar komen er nog steeds duizenden studenten ‘s avonds en ‘s nachts naar de universiteit om te genieten van een programma vol
De grote instroom van internationale studenten van de afgelopen jaren vraagt om enige aanpassing en vertaling van de huidige systemen. Wisten jullie bijvoorbeeld dat meer dan 14% van alle studenten van de Radboud Universiteit niet uit Nederland komt? Om deze ontwikkeling vaart bij te zetten organiseren we 3 maart het evenement How to Internationalise your Association voor studentbestuurders en commissieleden. Daarnaast pleiten we voor meer en voordeligere taalcursussen Nederlands om zo de integratie van internationale studenten te bevorderen. Naast alle bovengenoemde onderwerpen zijn er natuurlijk nog veel meer onderwerpen waar we ons als studentenraad mee bezig houden. Ben je nou benieuwd wat we allemaal doen of zou je zelf ook input willen leveren? Je kan ons altijd benaderen via usr@ru.nl of langslopen bij ons kantoor in TvA1. Liefs, De XXIIIe Universitaire studentenraad
(Advertentie)
Tekst: Laura Umbgrove/ Foto: Noah Kleijne Het Laatste Oordeel P. 7
HET LAATSTE OORDEEL Duffe opsommingen of ultiem entertainment? ANS verschanst zich in de collegebanken om een genadeloos oordeel te vellen over het onderwijs aan de RU. STUDIE: Nederlandse taal en cultuur, Romaanse taal en cultuur en Taalwetenschappen
EINDCIJFER:
COLLEGE: Van Woord tot Zin, maandag 3 februari 15:30 - 17:15 uur, TvA 1.0.35 DOCENT: Prof. dr. H. de Hoop UITSTRALING: Een geleerde zinszevenaar PUBLIEK: Eerstejaars taalstrijders INHOUD: *syntax error*
Het is half vier wanneer een stoet eerstejaars taalstudenten de grauwe collegezaal binnenstrompelt. Een aantal enthousiastelingen neemt moedig plaats op de eerste rij. De zaal valt snel stil wanneer prof. dr. Helen de Hoop de mobieltjes en laptops uit de zaal bant. De toekomstig taalkundigen hebben op deze zware maandagmiddag dus geen andere keuze dan zich volledig over te geven aan de taaie stof van het twee uur durende college over syntaxis: de studie die betrekking heeft op alles wat met de opbouw, structuur en betekenis van zinsdelen en zinnen te maken heeft. Tijdens het college weet De Hoop ondanks de droge kost de aandacht van de studenten erbij te houden door grappige voorbeelden te geven. Zo illustreert ze verschillen in interpretatie van zinnen: op dia 1 staat: ‘Eet u graag wild?’ en en op dia 2: ‘Nee, liever rustig.’ Het publiek is duidelijk geamuseerd. Gedurende de twee uur houdt De Hoop haar standvastige mening zeker niet voor zich. Zinnen als ‘het is een misvatting als je dat denkt’ en ‘hun hebben’ is correct’ worden met regelmaat door de zaal gevuurd. Vragen hierover stellen kan als doodeng worden ervaren, omdat De Hoop zo ongeveer iedere student bij achternaam kent. ‘Ja, mevrouw Jansen?’ Op elke vraag die toch wordt gesteld, heeft de professor een antwoord paraat. Hieruit blijk haar grote vakkennis. Ondanks dat ze haar best doet de studenten te enthousiasmeren, raken ze toch steeds vermoeider. Hoe meer minuten verstrijken, hoe meer de concentratie wegsijpelt. Om te voorkomen dat men na het kwartiertje pauze niet meer terugkomt vanwege het heftige karakter van dit college heeft De Hoop haar trucjes. Zo eindigt ze voor de onderbreking met een discussie over “me moeder” en weet ze de
interesse van menig student te wekken door te verwijzen naar het forum van wietzaden.nl, waar een andere mooie taaldiscussie te vinden is. Na de pauze blijken de grappige merkwaardigheden en bijzondere zinnen van de eerste helft helaas helemaal verdwenen. De moppentrommel is duidelijk leeg. Hierdoor wordt de stof nog onverteerbaarder. De monotone manier van praten van De Hoop begint daardoor op te vallen en verlaagt de algehele concentratie in de zaal. Enkele studenten lachen uit wanhoop om oude Nederlandse zinnen als: ‘ik heb hullie gezien, hullie hebben het gedaan’. Het is het enige lichtpuntje in deze stroeve drie kwartier. Tien minuten voor het einde van het college neemt het gemurmel, geschuifel en gerommel toe: het is duidelijk genoeg geweest voor de studenten.
Het Laatste Oordeel der Studenten De mening van ondervraagde studenten verschilt enorm. ‘Ze laat er geen gras over groeien!’ bemerkt de een. ‘Het is een echte syntaxwitch’ typeert de ander haar onsubtiel. Weer een andere student beschrijft het college als ‘pure wanHoop’. Ook het elektronicaverbod valt niet bij iedereen goed in de smaak: ‘mag ik please mijn laptop gebruiken?’ Waar de meesten het wel over eens zijn, is dat het geheel wat spetterender mag. De studenten komen er samen niet uit of dit aan de stof of aan de docent ligt. Op De Hoop van zegen halen zij hun tentamen. ANS
P. 8
NON, IN VISSEN DNA Reportage
In de kelder van het Huygensgebouw bruist er iets. Het vissenlab dat hier schuilgaat is voor buitenstaanders onbekend, terwijl het voor onderzoekers een bron van kennis is. Er worden zebravissen gekweekt, van jonkie tot genetisch gemanipuleerde volwassene. ANS bracht een dag door tussen de zebravissen en ontdekte waarom ze zo belangrijk zijn voor de wetenschap.
Tekst: Julia Meilink en Jochem Bodewes / Foto’s: Syl Bogers Vissen in DNA P. 9
Terwijl de natuurkunde-, biologie- en scheikundestudenten borrelen in de bètakantines, bevindt zich onder hen een wereld waarvan slechts een enkeling weet wat er zich precies afspeelt. Hier wordt onder andere aan het DNA van zebravisseneitjes geknutseld, om de wetenschappelijke ontdekkingen van de toekomst te kunnen doen. Zo wordt er fundamenteel onderzoek gedaan naar hazenlip en hoe defecten daarin kunnen worden begrepen. Het is belangrijk werk waar soms ook wel eens vraagtekens bij worden gezet: is het ethisch verantwoord om proefdieren te gebruiken? Vanwege normen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, kunnen alleen medewerkers van het vissenlab en enkele onderzoekers deze afgesloten ondergrondse ruimte betreden. Een van hen is vissenkweker en -verzorger Antoon van der Horst van de zebravisfaciliteit. Met zijn pasje opent hij voor ANS de deuren die toegang bieden tot de verborgen uithoeken van de wetenschap, en stapt een geheel verduisterde ruimte binnen.
‘De zebravis deelt heel wat genen met de mens.’ Verse eitjes in de ochtend Het is acht uur ’s ochtends, maar voor de zebravissen, de vissoort waarnaar in dit wetenschapswalhalla onderzoek wordt gedaan, nog nacht. ‘De vissen leggen pas eitjes wanneer het licht wordt.’ Een belangrijk gegeven, want er wordt voornamelijk onderzoek gedaan met de visseneitjes en naar de embryo’s die zich na de bevruchting ontwikkelen. Van der Horst lacht: ‘Onderzoekers werken meestal later dan acht uur ‘s ochtends, maar hebben wel verse eitjes nodig.’ Om die reden is het in het vissenlab nog pikdonker terwijl de zon buiten al is opgekomen. De ruimte is gevuld met stellingkasten waarin aquaria staan en het lawaai van de watercirculatie is alom aanwezig. Ondanks de kou buiten draagt Van der Horst slechts een shirtje. ‘Het is zo warm hier omdat het anders veel te veel energie kost om die aquaria op temperatuur te houden’, zo verklaart hij. Terwijl de visjes nog slapen, begint hij aan zijn dagelijkse routine. Doordeweeks staat hij van acht tot kwart over vijf klaar voor zijn vissen en in de weekenden werkt hij halve dagen om te voeren. Hier stopt het echter niet: Van der Horst heeft 24 uur per dag alarmdienst voor het geval er iets misgaat in de systemen. Voordeelvis De dag begint voor de zebravis net als voor de meeste mensen met het ontbijt. De dieren zwemmen rustig rondjes terwijl ze het voer afwachten. De Danio rerio, een vis van zo’n vier centimeter lang, is niet zonder reden oververtegenwoordigd in het lab. Hoewel je het op het eerste oog niet zou zeggen, deelt de zebravis
heel wat genen met de mens. Dit maakt het mogelijk om in onderzoek vergelijkingen te trekken met het menselijk lichaam. Daarnaast zijn ze erg productief. Een jong en gezond vrouwtje legt veel en snel: zo’n driehonderd eitjes per keer. ‘Dan heb je heel veel onderzoeksmateriaal om mee te werken. De larven die daaruit komen zijn ook nog eens al na drie maanden geslachtsrijp’, legt Van der Horst uit. Terwijl het voedsel wordt geserveerd, springt plots het licht aan. Van der Horst loopt nu langs de bakken, waardoor hij zijn visjes erop attendeert dat het ontbijt klaar is. ‘Als die schaduw op een bepaald tijdstip langskomt, gaan ze vooraan zwemmen. Ze weten dat er dan eten in de bak gaat vallen.’ Na het serveren loopt hij naar de aquaria in de stellingkast in het midden van de ruimte. Hierin probeert hij een zo natuurlijk mogelijke legsituatie te creëren. Er moeten echter nog wat andere aanpassingen worden gedaan voordat het proces kan beginnen. ‘De zebravis leeft in Zuidoost-Azië en op de Himalaya in de rijstvelden, vandaar dat het hier ook zo warm is’, vertelt hij, terwijl hij de binnenbakken van de rij aquaria omhoog trekt. Dit doet hij omdat de vissen in de natuur hun eitjes dicht bij de oever afzetten. Door middel van de kleine beweegruimte die de vissen nu nog hebben, geeft Van der Horst de vissenlust ook een zetje. Naast dit alles warmt hij het water op, zoals dit in de natuur aan het begin van de dag gebeurt. Het kunstmatige broedscenario is nu optimaal. Aan de haak geslagen Om de twee weken creëert Van der Horst zo’n legsituatie voor de vissen. Of onderzoekers nu eitjes nodig hebben voor een experiment of niet, de vrouwtjes moeten hun eieren regelmatig kwijt, vertelt Van der Horst terwijl hij door een grote hal loopt. ‘Anders kunnen ze verstopt raken.’ Nadat de visverzorger bij alle bakken voorbereidingen voor het eileggen heeft getroffen, kan het feest beginnen. Gebiologeerd kijkt hij naar de waterbakken: de mannetjes jagen achter de vrouwtjes aan om hun neus in hun buik te porren, wat de vrouwtjes stimuleert om eitjes te leggen. ‘Als je heel veel geduld hebt, kun je ze zelfs de eitjes zien leggen’, vertelt hij. Al gauw gaat zijn interesse naar een andere zaak. Hoewel Van der Horst voor een groot deel van de dag in één enorme ruimte met allerlei aquaria staat, zijn er nog twee andere ruimtes met vissen te vinden. Via een gang loopt hij naar een van die twee toe. Daar zwemmen nog tal van vissen rond die ook moeten worden gevoerd. Terwijl Van der Horst opgewekt doorloopt, passeert hij een tafel waarop twee vissen in een klein bakje gescheiden van elkaar zwemmen. Door een doorzichtig en geperforeerd schotje kijken ze elkaar verlangend aan. Terwijl hij hoog in een stellingkast bij een bak probeert te komen, licht hij toe: ‘Soms willen onderzoekers per se een specifiek mannetje bij een
Non, je ne regrette rien P. 10
vrouwtje of andersom.’ Het maakt in de familiebak niet uit wie de vader of moeder van een eitje is, maar in genetisch onderzoek kan dit wel belangrijk zijn. De vissen zijn in deze opstelling gezet zodat hun verlangens worden aangewakkerd. Van der Horst: ‘Straks zal de onderzoeker het schotje er tussenuit halen en het bakje schuin zetten. Dan kan het echte werk beginnen.’
‘Ze eten hun eigen eitjes op als we die niet door het rooster weg laten lopen.’ Een visje met een slisje Nadat de eitjes zijn gelegd, kunnen ze worden gebruikt voor het daadwerkelijke onderzoek. De vissen waarmee Van der Horst kweekt en die hij verzorgt, worden zelf vrijwel nooit voor onderzoek gebruikt: ‘Deze zijn alleen van belang voor het fokken en behouden van familielijnen.’ Het is namelijk belangrijk dat de onderzoeksdieren allemaal dezelfde achtergrond hebben, zodat dit geen variabele factor meer vormt. Terwijl hij vertelt, tilt hij een binnenbak uit het water. De vissen spartelen een paar seconden op het droge. ‘Dit is veel minder stressvol voor ze dan wanneer ik ze er stuk voor stuk uit haal met een netje’, vertelt Van der Horst. Gauw plaatst hij ze in een ander aquarium waar ze de diepte weer in kunnen zwemmen. Alle stimulansen om nog te leggen, zijn nu weer weg. Hun eitjes blijven achter onder het rooster van de bak: ‘Het is nogal cru, maar ze eten hun eigen eitjes op als we die niet door het rooster weg laten lopen’, vertelt hij. Uit een zijruimte komt onderzoeker Sophie Raterman aanlopen. Van der Horst begroet haar en vraagt of ze eitjes nodig heeft voor haar onderzoek.
‘Het is de bedoeling dat de dieren hazenlippen krijgen.’ Deze neemt ze graag in ontvangst, want haar eigen kweek was helaas niet zo succesvol. Raterman is van plan om het DNA van de eitjes genetisch te manipuleren, om zo meer te weten te komen over schisis, in de volksmond beter bekend als hazenlip. ‘We voegen bepaalde chemische stoffen toe aan een vloeistof waardoor we hopen dat de visjes zullen achterblijven in hun gezichtsbotontwikkeling’, vertelt ze. In haar rechterhand heeft ze een petrischaaltje met water waarin de eitjes liggen. Daaraan wordt een stofje toegevoegd dat het gen in het beginstadium van de celdeling aanpast. ‘De botstructuur in het gezichtskelet van vissen wordt al heel vroeg in de ontwikkeling aangelegd’, licht Raterman toe. Nadat de eitjes uit het water zijn verzameld en genetisch gemanipuleerd, gaan ze vijf dagen in de warmtestoof. Het is de bedoeling dat de dieren hazenlippen krijgen’, vertelt ze. Hier komt het feit dat het genoom van
Vissen in DNA P. 11
vissen relatief veel lijkt op dat van de mens goed van pas: ‘We kunnen mooie vergelijkingen trekken met de vroege ontwikkeling van het menselijke gezicht.’ Door de ziekte tot uiting te laten komen bij de vissen, kunnen onderzoekers verklaringen en behandelingen vinden voor afwijkingen die ook bij de mens voorkomen. Het antwoord zal er echter niet snel zijn, vertelt Raterman: ‘Ik heb vier jaar om dit onderzoek op te zetten.’ Het hazenlipprobleem is zo complex dat het over vier jaar nog niet is opgelost, sterker nog: ‘Een medicijn zal over twintig jaar nog niet in de winkel liggen.’ Pijn voor een medicijn De vraag die een dergelijk onderzoek al gauw oproept, is hoe ethisch verantwoord het is om een dier genetisch te manipuleren. Van der Horst vertelt dat er strenge regels zijn verbonden aan onderzoek dat je bij een zebravis mag doen. De dieren vallen tot ongeveer vijf dagen na de bevruchting niet onder de Wet op de dierproeven als experimenteel dier. Daarna wordt er erg nauw toegezien op wat met de vissen wordt gedaan. ‘Voordat je het onderzoek begint, moet je formuleren wat je gaat onderzoeken, hoe je dat gaat doen en waarom. Meerdere ethische commissies bekijken of het ongerief dat ontstaat redelijk is ten opzichte van de winst. Hij vervolgt: ‘Dat wordt bij elk onderzoek apart gedaan en bij elke aanpassing die je doet in het plan opnieuw getoetst.
Je moet dus heel goed formuleren wat je wil doen.’ De maatschappelijke kijk op vissen heeft volgens Van der Horst ook invloed op hoeveel vissen worden gebruikt voor wetenschappelijk onderzoek. ‘Gek genoeg zien mensen deze dieren als minder ontwikkelde organismen, terwijl we evolutionair veel op elkaar lijken.
‘De vraag is of jij een medicijn vertrouwt waarvan alleen door een computer is gezegd dat het werkt. ’ Mensen hebben dan ook minder moeite met onderzoek op vissen.’ Sterker nog: volgens Van der Horst neemt het experimenteren op vissen de afgelopen jaren toe, terwijl onderzoek op dieren als muizen afneemt. Hij vermoedt dat fysiek onderzoek op organismes op den duur kan worden vervangen door cel- en computermodellen. ‘De vraag is echter of jij een medicijn vertrouwt waarvan alleen door een computer is gezegd dat het zou moeten werken’, vertelt hij met een ernstige toon. ‘Ik betwijfel zelf of we daar als maatschappij ooit klaar voor zullen zijn.’ Tot dan zal de zebravis rustig doorzwemmen onder het Huygensgebouw. ANS
Interview
HET JAAR VAN DE WAARHEID?
Oud-marinier Ingo Piepers berekent op basis van natuurkundige analyses wanneer de volgende wereldoorlog uitbreekt. Dit jaar zijn we volgens zijn voorspelling de pineut, maar klopt die eigenlijk wel? ‘Veel mensen willen niets van mijn theorie weten.’
Tekst: Joep Dorna / Foto: Simone Pilzecker/ Illustratie: Bibi Queisen Het jaar van de waarheid? P. 13
Dit jaar begint de Derde Wereldoorlog. Althans, als we Ingo Piepers mogen geloven. Hij beweert op basis van natuurkundige formules uit te kunnen rekenen wanneer de volgende wereldoorlog uitbreekt. Rond de jaarwisseling deden krantenkoppen over de theorie flink wat stof opwaaien. Zowel lof als kritiek vielen hem ten deel. ANS vraagt Piepers daarom het hemd van het lijf over zijn controversiële theorie. Sarajevo Piepers heeft zelf oorlog van dichtbij meegemaakt. Als commandant van een VN-gevechtseenheid werd hij ingezet bij Sarajevo en in Bosnië zag hij met eigen ogen de ellende die conflictsituaties teweegbrengen. ‘Maar je hoeft niet aan het front te hebben gestaan om te snappen hoe verschrikkelijk oorlog is’, vertelt Piepers. ‘Het viel me in Sarajevo vooral op hoe ongelofelijk snel oorlogen uit de hand kunnen lopen. Het is mijn ultieme doel om oorlogen te kunnen voorkomen. Daarom probeer ik al twintig jaar te begrijpen hoe oorlogen tot stand komen.’ Na zijn vertrek bij de marine begon Piepers zich in deze vraag te verdiepen. ‘Ik las veel historische analyses, maar vond die meestal onbevredigend en beperkt. Te vaak wordt in dikke boeken door historici vrijblijvend gefilosofeerd zonder in te gaan op de dieperliggende kern van het probleem. Ik stelde mezelf de vraag: zit er een patroon in de dynamiek van oorlogen? Om dat te kunnen onderzoeken verdiepte ik me onder meer in de complexiteitsen netwerkwetenschappen, waar onderzoek naar patronen heel gebruikelijk is.’ Wereldorde Het resultaat is een theorie die volgens de oud-marinier kan uitleggen hoe oorlogen ontstaan en voorspelt wanneer nieuwe oorlogen gaan beginnen. Piepers legt zijn theorie uit in het ruim zevenhonderd pagina’s tellende boek On the Thermodynamics of War and Social Evolution. Hij herleidt de afgelopen vijfhonderd jaar oorlogsgeschiedenis tot vier ‘systeemoorlogen’: de Dertigjarige Oorlog (1618-1648), de Franse Revolutionaire en Napoleontische oorlogen (1792-1815), de Eerste Wereldoorlog (19141918) en de Tweede Wereldoorlog (1939-1945). Deze oorlogen hebben een gemene deler: alle wereldmachten van dat moment doen mee met als inzet om leider van de internationale wereldorde te worden. Na zo’n oorlog heeft het systeem – door Piepers gedefinieerd als alle verweven staten en samenlevingen - een nieuwe evenwichtstoestand gevonden en zijn de winnaars de nieuwe leider op het wereldtoneel. ‘Een voorbeeld is de oprichting van de Verenigde Naties na de Tweede Wereldoorlog, met de Verenigde Staten als initiatiefnemer’, vertelt Piepers. Amerika modelleerde dit instituut naar haar kernwaarden, zoals de bevordering van democratie. De periode tussen twee systeemoorlogen volgt volgens Piepers altijd dezelfde cyclus. Eerst is er een fase met kleinere oorlogen die erop gericht zijn de nieuwe wereldorde te handhaven, waarna een periode volgt met oorlogen met een steeds beperktere omvang. Juist in deze fase groeit de spanning tussen machtsblokken. In de huidige cyclus
is zichtbaar dat kleinere grootmachten zich willen afzetten tegen de leider op het wereldtoneel. Hierdoor nemen terrorisme, nationalisme en polarisatie toe. Uiteindelijk kan het systeem de hoeveelheid spanning niet meer aan. Dit resulteert in een volgende wereldoorlog, waarin de kaarten opnieuw worden geschud en een nieuwe cyclus begint. Welke vonk doet oorlogen beginnen? ‘Een systeemoorlog begint als de spanningen in het systeem te hoog zijn opgelopen’, vertelt Piepers. ‘Na de aanslagen van 11 september 2001 vond er bijvoorbeeld geen Derde Wereldoorlog plaats, omdat het systeem nog niet in kritieke toestand verkeerde. Met andere woorden: de dominostenen stonden nog niet op omvallen. Dit jaar is dat volgens mijn voorspelling het geval, al kan ik er ook twee jaar naast zitten. Als de spanningen voldoende zijn opgelopen, kan een lullig incident genoeg zijn. Een dergelijke dynamiek was ook zichtbaar bij de start van de Arabische Lente in 2010. Een Tunesische marktkoopman die zijn slechte positie in het land zat was en slaagde om een opstand in de hele regio te ontketenen door zichzelf in brand te steken. De spanningen in een aantal Arabische staten waren zo hoog opgelopen over hun situatie dat een boze marktkoopman klaarblijkelijk genoeg was om voor ontlading te zorgen.’
‘Het is niet van belang of Hitler geboren zou zijn of niet: een vierde systeemoorlog was sowieso begonnen.’ Maakt het niet uit of bijvoorbeeld Hitler zou zijn geboren? ‘Voor het tijdstip van een oorlog maakt het niet uit wie de leiders zijn. Het is niet van belang of Hitler geboren zou zijn of niet: een vierde systeemoorlog was sowieso begonnen. Dat de moord op aardshertog Frans Ferdinand de Eerste Wereldoorlog inluidde, kwam doordat het systeem al op scherp stond. Het draait dus om de opbouw en ontlading van spanningen daarin.’ Kunnen we zelf iets doen om oorlogen te voorkomen? ‘Mensen denken vaak zelf alles in de hand te hebben. Op basis van mijn theorie lijkt het erop dat wij onderdeel zijn van een groter systeem. Met andere woorden: onze vrije wil is toch wat beperkter dan we denken. Gelukkig hebben we wel degelijk wat speelruimte. We kunnen weinig veranderen aan het feit dat een nieuwe wereldoorlog plaatsvindt, maar wel de uitkomst daarvan beïnvloeden. Als de Amerikaanse president Franklin Delano Roosevelt in 1941 niet had ingegrepen, hadden we nu waarschijnlijk in een fascistisch of communistisch Europa geleefd. Daarom mag je zo’n systeemoorlog niet verliezen. De winnaars bepalen uiteindelijk de regels in het nieuwe internationale systeem.’
Het jaar van de waarheid? P. 14
Glazen bol De aanpak van Piepers is ongebruikelijk te noemen. Piepers zegt meerdere positieve reacties te hebben gekregen. ‘Het proefschrift waarop dit boek is gebaseerd, werd door een jury van politicologen genomineerd als beste proefschrift van dat jaar. Dat is niet omdat het een dom verhaal is’, stelt Piepers. ‘Na het uitkomen van mijn meest recente boek vroeg de beroemde Amerikaanse bioloog Edward Wilson met spoed om een editie’, vertelt de oudmarinier. ‘En vandaag zou ik een afspraak hebben met een bekend historicus om te praten over mijn theorie en de aspecten waar hij moeite mee heeft.’ Piepers’ theorie heeft ook critici. Veel van hen twijfelen of het mogelijk is om oorlogen te voorspellen aan de hand van natuurkundige wetten. Zo vergeleek Volkskrantcolumniste Sheila Sitalsing de voorspellingen van de oud-marinier met de ‘glazen bol’ van Astro-TV. Volgens de columniste zou zo’n zekere oorlogsvoorspelling pseudowetenschap zijn. ‘Ik kan daar niets mee. Zij gebruikt haar column ook maar om even uit haar heup te schieten’, schudt Piepers de kritiek van zich af. ‘Veel mensen willen op voorhand al niks van mijn theorie weten of horen. Een open discussie over mijn theorie is echter altijd welkom. Hierom zijn mijn boeken online ook gratis te downloaden.’ Uw data komen van de Amerikaanse historicus Jack Levy, die onderzoek doet naar hetzelfde onderwerp. Bij het verzamelen van die cijfers heeft hij bepaalde keuzes moeten maken. Is het niet gek om zo’n alomvattende theorie te baseren op de keuzes van één persoon, zij het onderbouwd? ‘Daar diskwalificeer je Levy iets te makkelijk mee. Hij heeft alle definities zorgvuldig gekozen. Gerespecteerde historici vinden dit de meest betrouwbare gegevens over deze periode. Hij heeft alle oorlogen waarbij grootmachten waren betrokken verzameld en nauwkeurig geanalyseerd. Het kan overigens altijd zo zijn dat er foutjes in de data zitten. Ook in de data die ik zelf heb toegevoegd.’ Volgens de definitie van Levy zijn er vier systeemoorlogen geweest. Is dat niet te weinig om zulke uitspraken te kunnen doen? ‘Dat argument gaat niet op. Als je een beperkt aantal waarnemingen hebt, is het zeker niet onmogelijk om dingen aan te tonen. Omdat ik kan testen in maar één fysieke wereld, zijn we beperkt tot observaties. Ik probeer hierom op een andere manier uiteraard mijn theorie te toetsen: door de consistentie van mijn theorie te testen. Dat elke cyclus hetzelfde systeemgedrag vertoont, is voor mij een duidelijke aanwijzing dat mijn model consistent is.’ Hoe weet u zo zeker dat de natuurwetten altijd van toepassing zijn op de sociale werkelijkheid? ‘Natuurwetten gaan altijd op. Iedereen is bijvoorbeeld blootgesteld aan de wet van de zwaartekracht, net zoals de wetten van de thermodynamica, die ik gebruik. Wat ik stel is dat er wetmatigheden in het systeem zijn die ons
gedrag beïnvloeden en sturen. Waarom zouden zulke wetten niet op een groep mensen van toepassing kunnen zijn? ‘Dit is eigenlijk dezelfde discussie die Darwin had toen hij zei dat mensen ook maar dieren zijn. Toen kreeg hij ook veel kritiek, namelijk dat mensen anders zouden zijn en volgens aparte regels leven.’
‘Het is bijna alsof mijn data verzonnen zijn. Het is dus geen kwestie van geloven, maar van meten.’ Het blijft moeilijk te geloven dat natuurwetten de sociale werkelijkheid bepalen. ‘Ik loop hier altijd tegenaan bij historici en sociale wetenschappers. Zij kijken vaak niet naar het grotere geheel. Ik kijk vanuit een systeemperspectief, wat in de thermodynamica gebruikelijk is. De bevinding dat wij onderdeel van zo’n systeem zijn, is voor sommige mensen heel moeilijk te accepteren. Dat terwijl we nooit over bijvoorbeeld economische cycli twijfelen, wat ook een gevolg van gezamenlijke beslissingen is. Als je mijn boek leest, zie je hoe consistent de datapatronen zijn. Het is bijna alsof mijn data zijn verzonnen. Het is dus geen kwestie van geloven, maar van meten. Ik steek mijn nek wel uit, want als mijn theorie niet klopt is dit makkelijk te zien. Het wordt dit jaar oorlog of niet. En als dat niet gebeurt, dan klopt de theorie of de data niet. We gaan het zien, maar ik hoop van harte dat ik ongelijk heb.’ ANS Meer vragen? ANS organiseert samen met Olympus een lezing met Ingo Piepers. Datum en tijd volgen.
Tekst en foto’s: redactie/ Illustratie: Joost Dekkers De Graadmeter P. 15
DE GRAADMETER
In De Graadmeter zijn de mogelijkheden niet te overzien. Waar kun je het beste wildkamperen, wat is het hipste kapsel en hoe scoor je het snelst een bedpartner? In De Graadmeter onderzoekt ANS de opties. Deze keer: Stank verbloemen.
Wat: Eau de toilette Moeite: Brandalarm Resultaat: Zwavel in je navel
Wat: Aardappeldater Moeite: De aanraking Resultaat: HUTSpot
Wat: Mot met sjalot Moeite: Met een korreltje zout nemen Resultaat: Uilucht ontvlucht
Een lucifer kan weleens helpen tegen ongewenste gassen die vrijkomen op het kleinste kamertje, zo vertelde je moeder. Goedkoop en milieuvriendelijker dan luchtverfrisser. De chili con carne van gisteravond heeft intussen zijn reis door jouw darmstelsel voltooid, dus het is tijd om te testen. De druk op je sluitspier geeft aan dat het de hoogste tijd is om deze kanjer naar zijn laatste rustplaats te brengen. Je staat op en kijkt nog een keer naar je creatie, trekt door en steekt dan een lucifer op. De zwavellucht penetreert je neusgaten, maar daardoor is de geur van verteerde chili con carne nergens meer te bekennen. Je moeder die ongeduldig op de deur klopt, zal je dankbaar zijn.
Verward kijk je om je heen. Alle sanitaire producten blijken verdwenen. Het zweet staat je op het voorhoofd. Omdat je date over tien minuten arriveert, sta je open voor alle creatieve oplossingen om de penetrante geur onder je oksels te doen verdwijnen. In de hoek van de kamer schuilt slechts één oude aardappel. Afgelopen weekend bekeek je in je uurtje insta-tijd in een post dat een aardappel de geur goed zou dekken. Met tegenzin schil je de aardappel waarna je hem langzaam maar zeker tegen je onsmakelijke oksel wrijft. Een glimlach verschijnt op je gezicht, want de geur is binnen een seconde weg. Hoewel je oksel nu om onbekende redenen ruikt naar melk, geeft dit niet zo veel. Melk is goed voor elk.
Je maakt voor je liefje een lekkere Franse uiensoep. Ui na ui verdwijnt in de pan en je traant als een gek. Het echte huilen komt pas daarna blijkt: de doordringende geur is niet uit je handen te krijgen. Wassen, schrobben, boenen: niets helpt. Een romantisch avondje is toch minder sfeervol als je de hele avond ruikt zoals Shrek, dus raadpleeg je je beste vriend Google. Die adviseert je om je handen met een eetlepel zout te wassen. Erger kan het niet worden dus gulzig strooi je de bus leeg in je handen. Een beetje water erbij en schrobben maar. Luchtig merk je op dat als dit niet werkt je er wel uitermate zachte handen aan overhoudt. En dan gebeurt een wonder: de geur is ui-teindelijk bijna niet meer te ruiken. ANS
Benieuwd naar meer manieren om stank te verbloemen? Check dan www.ans-online.nl!
19 februari tot en met 20 maart
21 maart tot en met 20 april
21 april tot en met 20 mei
Een vis in het water zul jij je dit jaar nergens voelen. Misschien heb je je voorgenomen meer nieuwe mensen te ontmoeten, dat zul je zeker, maar dit gaat alleen maar gepaard met ongemakkelijke ontmoetingen. Je zal geen enkele naam onthouden en bent te sociaal ongemakkelijk om het aan anderen te vragen.
Als een echte ram storm jij zonder gevoel voor privacy ieders leven binnen. Elke deur heeft volgens jou een opendeurenbeleid, als je er maar hard genoeg tegenaan beukt. Houd je handen deze maand eens van de eetrestjes van je huisgenoten af, of koop voor de verandering je eigen shampoo.
O nee, je anger issues spelen deze maand weer op! Alles maakt je deze maand boos: te strakke deadlines, restjes op het aanrecht, frustrerende collega’s… laat je niet gek maken en zoek de rust op. Vermijd de kleur rood. Misschien helpt een lekker middagje grazen in de natuur om weer tot jezelf te komen.
21 mei tot en met 20 juni
21 juni tot en met 20 juli
21 juli tot en met 20 augustus
Deze maand voelt het net alsof er twee van jou bestaan. Je eet dubbel zo veel, je weegt zelfs voor twee – wacht… misschien toch eens een zwangerschapstest kopen, lieve Tweelingen? Als je geen baarmoeder hebt, kan je deze maand zonder zorgen bourgondisch genieten!
Hard van buiten, zacht van binnen. Als een echte kreeft bewaar jij je gevoelens liever onder een stevig exoskelet. Pas als iemand je in een pot kokend water gooit en je ledematen één voor één afbreekt, geef jij je papperige gevoelsleven prijs. Zorg dat je echter niet zomaar iedereen toelaat. Je bent immers een exclusieve delicatesse!
Jouw leven is deze maand ongeveer net zo succesvol als de liveaction remake van The Lion King: er is veel geld in gestoken, maar was dat nou echt ergens voor nodig? Je kan je hand deze maand beter op de knip houden, want bij jouw financiële uitspattingen is niemand gebaat.
Tekst: Aaricia Kayzer en Julia Mars/ Illustratie: Cheyenne Goudswaard
Ben jij een typische ram? Pas je super goed bij je tweelingliefde of boeit het je geen reet wat een of andere horoscoop nu weer over je te zeggen heeft? Lees dan de Horrorscoop, en kom erachter wat de sterren over jouw vreselijke toekomst te vertellen hebben.
21 augustus tot en met 20 september
21 september tot en met 20 oktober
21 oktober tot en met 20 november
Haha, Maagd! Ook deze maand zul je weer belachelijk worden gemaakt met je sterrenbeeld. Misschien kan je jezelf afleiden met gamen of 4chan. Je kan ook overstappen op een Chinees sterrenbeeld om jezelf een leven vol beschamende interacties te besparen.
Een evenwichtige maand wordt het niet voor jou, weegschaal. Normaalgesproken probeer je altijd zorgvuldige keuzes te maken, maar wat je ook kiest, elke keuze zal komende tijd desastreuze gevolgen hebben. Hagelslag op je brood? Daar gaat het hele pak. Even naar de kapper om je puntjes te laten bijknippen? Dan stap je de deur uit met een kale kop.
Ken je het gevoel dat je denkt dat je iets belangrijks bent vergeten, maar je niet weet wat? Dit gevoel zal je blijven steken deze maand, schorpioen. Denk nog eens goed na over wat het zou kunnen zijn. Heb je niet nog een belangrijke deadline, toevallig? Zorg dat je er op tijd achter komt, anders zullen de gevolgen desastreus zijn.
21 november tot en met 20 december
21 december tot en met 20 januari
21 januari tot en met 20 februari
Boogschutter, jij hebt graag een doel voor ogen. Maar wat als er geen doel is? Heb je daar al eens over nagedacht? Wat wil je eigenlijk gaan doen als je klaar bent met studeren? Waarom hebben mannen eigenlijk tepels? Grote vragen zullen je prangen deze maand, maar antwoorden, die zul je niet vinden
Je koppigheid heeft je al veel mooie dingen gebracht in het leven. Maar hoe ervaren je naasten deze eigenschap? Deze maand staat je een realitycheck te wachten. Een andere steenbok treedt op je pad die jou op allerlei manieren dwarsboomt. Je probeert hem/haar dit duidelijk te maken, maar deze steenbok heeft een hard hoofd. Sounds familiar?
Waterman, deze maand maak jij je sterrenbeeld waar. Zoals de maan invloed heeft op de zee, hebben de sterren invloed op jouw zweetklieren. Alleen kennen je zweetklieren geen eb en vloed. Ook je stalen zenuwen zijn ineens liquide geworden: elke druppel doet de emmer overlopen.
Papieren torens, praktische sores Tekst: Julia Meilink/ Illustratie: Inge Spoelstra P. 18
Achtergrond
PAPIEREN TORENS, PRAKTISCHE SORES Regels en procedures. Het zijn niet de meest geliefde termen voor een wetenschapper die zich simpelweg wil focussen op colleges geven en onderzoek doen. De ‘bureaucratie’, de organisatiestructuur waar het om gaat, staat niet best te boek. In hoeverre is bureaucratie eigenlijk positief voor de universiteit? Iedere student kent het wel: cursusevaluaties. Hoewel het voor studenten fijn is om anoniem wat kritische noten bij een cursus te plaatsen, kunnen docenten hier niet over discussiëren. Dit is niet alleen het geval bij studentenevaluaties, maar doet zich ook voor bij onderzoeksjaarverslagen en visitatiecommissies waarin en waarvoor een docent zich moet verantwoorden. Evaluaties aan de hand van wat ‘redelijkerwijs’ in een cursus zou moeten voorkomen, leveren docenten handenvol papierwerk op. Zo’n verantwoordingsmechanisme is een van de gevolgen van de bureaucratie. Een begrip dat aan het begin van de 20ste eeuw door de filosoof Max Weber werd beschreven. Bij het ingewikkelder worden van de samenleving werd de organisatiestructuur meer van toepassing, vertelt Marcel Becker, Praktisch Filosoof aan de Radboud Universiteit (RU): ‘In de tweede industriële revolutie kwamen er mensen met steeds meer specialistische kennis. Daardoor kwam er een toenemende behoefte aan een manier om alle verschillende functies die mensen bekleden aan te sturen.’
‘Bij bureaucratie hoort geen menselijk gezicht.’ De bureaucreatie is een organisatiestructuur waarin met regels wordt afgesproken hoe mensen met elkaar omgaan. Ook nu is deze nog nodig, vertelt Becker: ‘De samenleving wordt alleen maar meer ingewikkelder.’ Via verantwoording en controles kan na worden gegaan of de afspraken die worden gemaakt, wel worden nagekomen. Bureaucratie heeft tegenwoordig een negatieve connotatie gekregen. Niet alleen in het typische voorbeeld, de gemeente, maar ook aan de universiteit, stelt
universitair docent Eelco Runia in zijn boek Genadezesjes uit 2019. Hierin omschrijft hij dat de verantwoording voor het volgen van de regels niet meer op simpele controles lijkt, maar eerder op ‘protocolfetisjisme’. Ook de beweging WOinactie levert haar kritiek. Op de website van het initiatief wordt gesteld dat er sprake is van ‘geïnstitutionaliseerd wantrouwen’. De verantwoording die de ‘professionals’, ofwel universitair docenten en professoren, moeten afleggen, duidt er volgens hen vooral op dat men niet vertrouwt dat zij hun werk uit zichzelf goed verrichten. In hoeverre is bureaucratie eigenlijk positief voor een universiteit? Het vinkjescircus Om vriendjespolitiek en willekeur te bestrijden bij het uitvoeren van de regels, gaat een bureaucraat, ofwel een controleur, zo anoniem mogelijk te werk. ‘Bij bureaucratie hoort geen menselijk gezicht’, zegt Becker. ‘We passen de regels universeel toe.’ In het kader van eerlijkheid van behandeling, wordt er dus geen onderscheid gemaakt tussen individuen. Hij vervolgt: ‘Dan kunnen mensen gaan zeuren of persoonlijk verdriet hebben, maar dat telt allemaal niet mee.’ Studenten krijgen dagelijks met deze onpersoonlijkheid te maken: zo moeten zij zich elektronisch inschrijven voor een cursus, hebben een studentennummer en moeten zich bij een tentamen legitimeren. Dit alles wordt gedaan om ongelijkheid tussen studenten tegen te gaan. Een nobel streven, zou je zeggen, maar hier zit ook een keerzijde aan. Arnoud Lagendijk, hoogleraar Economische Geografie aan de RU, kijkt duidelijk geërgerd wanneer hij het woord ‘anoniem’ hoort. Als je namelijk geen gezicht hebt bij degene die jou aanspreekt, kan je ook geen gesprek met hem of haar meer aangaan, vertelt hij. Vermoeid begint hij over anonieme studentenevaluaties. Hoewel hij het begrijpelijk vindt dat studenten
Papieren torens, praktische sores P. 19
hun naam liever niet onder een kritiekpunt plaatsen omdat zij later weer met de docent te maken hebben, ontneemt dit de kans om met elkaar in overleg te gaan over de kritiek. ‘Ik vind het echt schrijnend hoe ver we van dat gesprek af staan’, vertelt hij. ‘De evaluaties gaan via een proces waar allemaal schotten tussen zitten.’ Die afstand is er ook wanneer visitatiecommissies langskomen om een opleiding te beoordelen. Vaak moet een docent dan allerlei verslagen opstellen, terwijl hij van het hoogste orgaan vervolgens alleen hoort of de verantwoording goed is of niet. ‘Het gaat over de vorm van het goedkeuren en het vinkjes zetten langs lijstjes met dingen waar een cursus aan zou moeten voldoen’, vertelt Lagendijk. De nuance ontbreekt dus door de anonimiteit en stijfheid van dergelijke evaluatiesystemen.
‘Vanuit de buitenwereld is het een heel gezond idee om de kwaliteit te willen waarborgen.’ Een gesprek met de daarbij horende nuance is daarentegen wel mogelijk, zo blijkt uit evaluaties van de examencommissie. Hierbij kijken onder andere docenten onderling naar de samenhang tussen de studiehandleiding en de inhoud van een vak. Volgens Becker is dit bureaucratie die juist erg goed werkt omdat zij bij deze controles, paradoxaal genoeg, niet zo onpersoonlijk is. De regels staan vast, vertelt hij, maar er wordt toch nog gekeken naar wat er per situatie verschilt. ‘Als iemand mijn cursus komt controleren, snapt hij vaak dat ik dingen op mijn eigen manier doe’, vertelt hij. ‘We hebben dan overleg over wat ik zo veel mogelijk op die wijze kan blijven doen.’ Volgens de filosoof, die zelf lid is van de examencommissie die deze controles uitvoeren, zit hier een duidelijk voordeel aan verbonden. ‘Erover praten leidt tot interessante suggesties over toetsverbetering. Dat hoort erbij, want je doet het uiteindelijk voor de studenten.’ Enerzijds is een anonieme evaluatie dus voordelig in de zin dat iedereen gelijk wordt behandeld, anderzijds neemt het de kans op een gesprek weg. Onderlinge evaluatie lijkt dan een goede compromis te zijn. Fraudefinanciën en zevenzuchten Toch is deze onderlinge evaluatie niet helemaal de oplossing. Zo is het verstandig dat er iemand meekijkt om te voorkomen dat docenten elkaar een hand boven het hoofd houden. Becker: ‘Vanuit de buitenwereld is het een heel gezond idee om de kwaliteit van het onderwijs te willen waarborgen en daarom bijvoorbeeld te willen weten of alle colleges ongeveer hetzelfde worden gegeven.’ Ditzelfde proces gaat ook op met onderzoeksbeurzen, waarbij het Ministerie van Onderwijs regels opstelt om te kunnen controleren of er
met onderzoeksgeld wordt gefraudeerd. De verslagen die onderzoekers hiervoor moeten opstellen voor een hoger orgaan zijn, de maatschappij die haar geld gewaarborgd wil zien, veel waard.
‘De vraag is of het onderwijs door deze werkdruk niet juist minder kwaliteit krijgt.’ Extra controle kan dus geen kwaad. Als het monitoren van de kwaliteit van het functioneren van wetenschappers echter doorslaat, leidt dit tot hevige competitie tussen academici. Voor het houden van toezicht worden namelijk continu resultaten en verslagen opgeëist. ‘Dat maakt het heel makkelijk om competitie te stimuleren, want je hebt letterlijk een meetlat waarmee je het aantal promoties per afdeling heel gemakkelijk kunt meten’, vertelt Becker. ‘Dat soort ontwikkelingen vind ik wel ongemakkelijk.’ Niet alleen Becker, maar ook Lagendijk en hoogleraar Ecologische Microbiologie aan de RU, Mike Jetten erkennen dat vooral promovendi hier een grote werkdruk door ervaren. De vraag is of het onderwijs door deze werkdruk niet juist minder kwaliteit krijgt. Becker was lid van een visitatiecommisie die onder andere scripties controleerde op hun beoordeling en stelt dat er in ieder geval niet extra wordt gecontroleerd op het sjoemelen met cijfers. ‘Misschien ben ik vanwege mijn positie een beetje bevooroordeeld, maar ik denk niet dat wij al die scripties met zessen of minder extra nalezen’, vertelt hij. Lagendijk noemt dat het wel degelijk een angst is dat een extreem cijfer beter zou moeten worden onderbouwd, waardoor docenten scripties eerder met zevens en achten gaan becijferen. ‘Dat soort dingen gebeurt echt’, vertelt hij. ‘In combinatie met het hele
Papieren torens, praktische sores P. 20
inefficiënte circus van jaarverslagen, cursusevaluaties en visitatiecommissies, kost het te veel tijd om ook nog een extreem cijfer extra goed te verantwoorden.’ Het lijkt er dus op dat er een middenweg moet worden gevonden om dergelijke scenario’s te voorkomen. Het is namelijk gezond om vanuit een buitenperspectief naar de werkzaamheden van de academicus te kijken, maar anderzijds gevaarlijk dat de kwaliteitseisen een heilig doel worden. Zoals Lagendijk illustreert kunnen de werkdruk en eisen die hierdoor ontstaan een averechts effect hebben. In plaats van dat het onderwijs wordt gewaarborgd, leidt het juist tot een oneerlijke beoordeling. Wildgroei aan regels In het geval van zo’n evaluatiecircus gaan de regels dus niet helemaal meer op met het doel dat ermee zou moeten worden bereikt. Volgens Paul Hendriks, hoogleraar Bedrijfskunde, is het in dat soort scenario’s van belang dat er kritisch wordt gereflecteerd op de regels. ‘Niet door de academici zelf, maar door bijvoorbeeld degenen die bestuurlijke verantwoordelijkheid hebben, zoals decanen, die er van enige afstand naar kunnen kijken en verschillende belangen moeten kunnen wegen’, licht hij toe. Binnen een universiteit is zo’n reflectie sneller georganiseerd dan wanneer je regels op landelijk niveau opstelt. ‘Ook hier zie je dat naarmate het hiërarchischer, het ook onpersoonlijker wordt’, vertelt Hendriks. ‘Op een groter niveau moet je de regels expliciteren en je hier ook aan houden.’ Wanneer een onderzoeker een onderzoeksbeurs van buiten de universiteit krijgt, komen de regels dan ook in veel grotere getalen voor en worden deze meer geëxpliciteerd. Dit is ook niet zo vreemd: het geld komt van de maatschappij, dus is het belangrijk dat het ook goed terecht komt. Jetten is zo’n onderzoeker die meerdere beurzen ontving en zich vervolgens geen weg meer wist te banen door de verschillende regelgevingen. ‘Zo mag ik het geld van de ene beurs maar in bepaalde zaken steken. Dat terwijl ik het soms
wil gebruiken voor zijonderzoek waar het ook goed terecht zou komen’, vertelt hij. Becker geeft hier commentaar op: ‘Dat is nou tragisch. We hebben de bureaucratie uitgevonden om overzicht te creëren en om ervoor te zorgen dat het geen chaos wordt.’ Hij zucht: ‘Vervolgens gaan we zoveel regels creëren dat we het overzicht verliezen.’
‘Het is niet alleen belangrijk om rationeel besluiten te nemen maar ook om je emoties en morele kompas hierin mee te nemen.’ De regels an sich zijn dus niet per se de boosdoener wanneer een bureaucratie ontspoort, maar de hoeveelheid en vooral de toepassing ervan. Volgens Hendriks zou de bureaucraat altijd de bereidheid moeten hebben om de regels ter discussie te stellen. ‘Niet in de zin dat deze allemaal moeten verdwijnen, maar door jezelf te bevragen of de gevolgen nog steeds de bedoeling van de afspraken zijn.’ De regels zijn namelijk voordelig, als deze zo min mogelijk vrijheid van onderzoekers en docenten inperken, maar wel genoeg zijn om fraude en matige kwaliteit van cursussen en onderzoeken tegen te gaan. Hendriks benadrukt dat het daarom niet alleen van belang is om rationele besluiten te maken die zijn gericht op het resultaat dat ergens mee is verkregen, maar dat je hierin ook vooral je emoties en morele kompas moet meenemen. ‘Uiteindelijk is het natuurlijk zaak dat iedereen zich aangesproken zou moeten voelen om aan de bel te trekken wanneer er bij de uitvoering van controles echt iets mis gaat.’ In het geval van de doorgeslagen onpersoonlijke verantwoordingen zou dit misschien wel wijs zijn. Dan zal het vinkjescircus in de toekomst minder bezoekers krijgen. ANS
Interview
VISSER: TEGEN DE STROOM IN De Nijmeegse schrijver Marjolein Visser is klaar om in de schijnwerpers te treden. Deze maand verschijnt haar debuut Restmens, een roman over uiterlijk en verhalen van mensen die zelf het woord niet kunnen nemen. ‘Ik wil met dit boek voor ontregeling zorgen.’
Visser: tegen de stroom in Tekst: Thom Wijenberg/ Foto’s: Mark van Doorn P. 22
Voor Marjolein Visser begon het schrijven met verhalen over wintersportvakanties. ‘Mijn familie kwam achteruit skiënd van de zwarte piste, maar ik bakte er niets van. Ik hield daarom een logboek bij met grappige verhalen dat ik achteraf naar iedereen opstuurde.’ Deze maand publiceert de Radboud-alumnus, psycholoog en antropoloog echter geen vakantieverhaal, maar haar debuutroman. Restmens draait om de ontmoeting tussen iemand met een verstandelijke en iemand met een fysieke beperking. In het boek stelt Visser vragen als: welk effect heeft een drastische ingreep in ons uiterlijk op onze levens en hoe is het voor mensen met een beperking om constant omgeven te zijn door hulpverleners? ‘In onze maatschappij is er veel aandacht voor persoonlijke verhalen. Die worden verteld door mensen die hun eigen verhaal goed kunnen verkopen’, aldus Visser. De Nijmeegse zwemt tegen deze stroom in en vertelt de verhalen van mensen die daar zelf niet toe in staat zijn of geen publiek hebben. Zo schreef ze eerder voor de VPRO een verhaal over een uitgeprocedeerde vluchteling die terugkeerde naar Mali. Restmens volgt dezelfde idealistische lijn van Vissers eerdere literaire werk. ANS sprak haar over haar te verschijnen roman, rebellie en de rol van schoonheid in onze samenleving.
binnen het thema van dit jaar: rebellen en dwarsdenkers. ‘De centrale figuren in Restmens zijn tegendraads. Met name Pim, die met een open, naïeve blik naar de wereld kijkt. Juist in een maatschappij waarin vooral slimme, welbespraakte mensen het woord voeren, vind ik hem een echte dwarsligger.’ Ook in andere opzichten kun je Restmens een ‘dwars’ boek noemen. In het hedendaagse literaire veld waarin autobiografische verhalen enorm in trek zijn, is een roman over de verhalen van anderen een vreemde eend in de bijt. De populariteit voor persoonlijke verhalen signaleert Visser ook op de schrijfopleiding van ArtEZ, waar ze heeft lesgegeven. Voor haar was het echter snel besloten dat ze geen min of meer waargebeurd coming-of-age-verhaal wilde schrijven. ‘Ik dacht: nee, fuck dat! Geen boek over een jonge, zoekende vrouw. Mijn leven is niet zo boeiend, dus een verhaal daarover lijkt me helemaal niet interessant’, zegt ze en met een brede glimlach voegt ze daaraan toe: ‘Met alle respect naar mezelf, hoor.’
Twee beperkingen, één boek In Restmens maken we kennis met Pim. Hij heeft een verstandelijke beperking en weet daardoor vaak niet wat er precies om hem heen gebeurt. Daartegenover staat David, een cynische wetenschapper. Door een ongeluk raakt hij fysiek beperkt. Ook zijn uiterlijk, iets waar hij altijd veel waarde aan heeft gehecht, veranderde daardoor drastisch. Het eerste deel van de roman beschrijft de worsteling die beide personages meemaken. In het tweede deel ontmoeten Pim en David elkaar en dan ontstaat er volgens Visser een heel bijzonder contact tussen de twee tegenpolen. In haar lichte bovenwoning in het Waterkwartier vertelt Visser: ‘Ik heb Klinische Psychologie en Culturele Antropologie en Ontwikkelingsstudies gestudeerd. De thema’s voor mijn schrijfwerk vond ik tijdens mijn studietijd. Het schrijven heb ik er eigenlijk een beetje naast geleerd.’ Voor Visser was het al in een vroeg stadium duidelijk dat haar debuut iets te maken moest hebben met haar ervaring als (trauma)psycholoog. ‘Ik had zelf een aantal losse personages voor de roman bedacht. Mijn redacteur stelde toen voor om Pim en David, twee mensen met verschillende beperkingen, samen te brengen. Dat vond ik een interessant idee.’
Waar is de blingbling? Restmens stelt de heersende moraal rondom schoonheid aan de kaak. Via het personage David bevraagt Visser of een rigoureuze verandering in je voorkomen invloed heeft op je innerlijk en de manier waarop mensen met je omgaan. Vanuit haar studie Klinische Psychologie weet ze hoe belangrijk ons uiterlijk voor ons is. ‘Je fysieke verschijning bepaalt hoe snel je een baan krijgt, of mensen met je willen praten of met je naar bed willen.’ De roman voert personages op die op dit gebied met één-nul achterstand beginnen, omdat we in deze tijd van sociale media juist graag naar mooie mensen kijken. Knappe vloggers treffen we niet in Restmens. Visser vraagt zich hierom af of ze een risico heeft genomen met de keuze van haar onderwerp. ‘Het zou kunnen dat niemand mijn boek wil lezen, omdat het niet gaat over dingen die nu in de media de aandacht krijgen. Dat mensen denken: ik vind dit niet boeiend, waar is de blingbling?’
Rebellen en dwarsdenkers Hoewel de roman pas in de loop van de maand verschijnt, biedt Visser op 7 maart al een preview van Restmens. Dan staat ze op het podium van het Nijmeegse Boekenfeest, ter gelegenheid van de Boekenweek 2020. In haar ogen past het boek perfect
‘Ik wil met dit boek voor ontregeling zorgen.’
Idealistische insteek Toch is het voor Visser geen optie om de maatschappelijke thematiek in haar roman te verruilen voor oppervlakkige schoonheid. Haar onderwerpkeuze is nauw verbonden met haar visie op het kunstenaarschap. ‘Het klinkt misschien wat weeïg’, waarschuwt ze, ‘maar mijn idealisme is mijn drijfveer. Ik vind het heel erg dat sommige levens minder waard lijken te zijn dan andere. Er zijn mensen die het heel moeilijk hebben, maar geen platform hebben om hun verhaal
Visser: tegen de stroom in P. 23
te vertellen. Door allerlei oppervlakkige dingen, zoals achtergrond, uiterlijk of intelligentie, hebben zij minder publiek. Ik vind dat oneerlijk.’ In tegenstelling tot deze mensen heeft Visser wel publiek. En daar wil ze gebruik van maken. ‘Mensen die meer moeite moeten doen, hebben vaak een ontzettend interessant perspectief op de wereld. Ik wil dat liever laten zien dan mijn eigen perspectief.’ Dat geldt niet alleen voor de personages in Restmens, maar ook voor de vluchtelingen waarmee ze regelmatig werkt. Zo organiseerde ze schrijflessen in asielzoekerscentra waarin vluchtelingen hun eigen verhaal op papier zetten. ‘In mijn teksten wil ik laten zien hoe oneerlijk het leven voor deze mensen kan zijn. Ik wil dat de lezer denkt: dit had ik kunnen zijn.’ De indrukkende verhalen van de vluchtelingen neemt ze na haar werk ook wel eens mee naar huis. Dat vindt ze niet erg. Integendeel zelfs, deze verhalen zorgen er volgens Visser voor dat ze op de barricades gaat staan en dergelijke projecten blijft opzetten. Niet onder een dekentje gaan liggen Hoewel haar werk als psycholoog haar in grote mate inspireerde, benadrukt Visser dat we Restmens moeten zien als een fictief verhaal. Niets in de roman heeft ze zelf meegemaakt en ook de personages zijn niet gebaseerd op echte cliënten. Toch acht ze het niet onwaarschijnlijk dat er lezers zullen zijn die menen dat Visser mensen uit haar eigen leven opvoert. ‘Dat vind
ik ergens ook wel een fijn idee, dat iemand me opbelt en zegt “zo heb ik dat niet ervaren” of “zo gaat dat niet in onze instelling”. Dan zorgt het boek voor een beetje onrust.’ Naar eigen zeggen schreef ze vroeger voorzichtiger. Ze wilde toen vooral graag iedereen ‘bedienen’ en tevreden houden. Daar zegt ze met Restmens vanaf gestapt te zijn. ‘Ik wil met dit boek graag voor ontregeling zorgen. Ik ben van mening dat dat is wat een kunstwerk, in dit geval een boek, moet doen. De lezer moet zich afvragen: wat ben ik nou aan het lezen?
‘Mensen zullen dingen lezen die ze schokkend of gek vinden.’ En wat vind ik eigenlijk van deze mensen?’ Als voorbeeld van die ontregeling noemt ze een zelfmoordscène die bij haar uitgeverij voor enige discussie zorgde. In overleg met haar redacteur koos Visser er uiteindelijk toch voor om de passage niet te schrappen. Ze wilde de personages immers ook op hun meest eenzame momenten tonen. ‘Mensen zullen dingen lezen die ze schokkend of gek vinden. Niet iedereen zal positief zijn, maar dat hoort erbij als je je nek uitsteekt. Daar moet je tegen kunnen. Anders kun je net zo goed thuis onder een dekentje gaan liggen.’ ANS
ANS-Online Redactie P. 24
ANS
ONLINE ANS-Online is het digitale zusje van het papieren blad met dagelijks studentennieuws en eigen rubrieken. Hieronder lees je over de hoogtepunten van de afgelopen tijd en de onderwerpen om de komende periode naar uit te kijken. Nieuwe site! ANS is het nieuwe jaar goed begonnen met een gloednieuwe website. Deze heeft niet alleen een fris uiterlijk maar is ook handiger te bezoeken via de telefoon. Via de snelkoppeling kun je dagelijks de nieuwste artikelen lezen. Voor Androidgebruikers kan dat binnenkort ook via de ANS-app, te vinden in de Playstore. Voor Applegebruikers maken we natuurlijk een uitzondering: zij kunnen de site enkel als snelkoppeling downloaden. Door de ogen van daklozen Deze winter liep ANS mee met een ex-dakloze via Stadswandeling de Vagebond om erachter te komen hoe de daklozen en verslaafden van Nijmegen de wintermaanden doorkomen. Van heggen in het Hunnerpark tot warmteroosters bij de universiteit, alles kan tot slaapplek worden gemaakt. Want hoewel Nijmegen verschillende opvangen kent, kiezen veel niet-verslaafde daklozen er vaak bewust voor om de nacht op straat door te brengen. ‘Mensen voelen zich vaak niet veilig in de opvang. Sommigen slapen zelfs met hun schoenen aan, omdat ze bang zijn dat die anders worden gejat.’ Kaf van Koren scheiden In maart vinden de voorrondes van de Nijmeegse muzikale talentenjacht Kaf en Koren weer plaats in café Merleyn. In deze bandwedstrijd, georganiseerd door Cultuur op de Campus, strijden de deelnemers om een fantastisch prijzenpakket en eeuwige roem. Om een steentje bij te dragen aan die roem haalt ANS de finalisten even uit de spotlights voor een interview. Wordt het één en al lofzang of klinkt er hier en daar een kritische noot?
Op de hoogte blijven van al het studentennieuws? Check dan www.ans-online.nl of volg ANS op Facebook, Instagram en Twitter.
STUDENTEN 20% KORTING
ALWAYS TRUST YOUR GUT BASISCURSUS INTUÏTIEVE ONTWIKKELING
Kom eens een kijkje nemen op onze Open Dag of doe mee met een gratis proefles. In januari, april en september kun je bij ons starten met een cursus. www.intuitieftraject.nl
Al 15 jaar scho ol om de jez en je intuït elf ie t ontw ikkele e n.
Column Roel van Koeverden P. 25
DE LOFTROMPET
bijna weekend?
Vier het bij BUUR! Elke donderdag tussen 15:00 en 18:00 drink je onze wisselbieren met 20% korting. De bieren wisselen mee met het seizoen, dus verwacht veel herfsten winterbieren! BUUR is de plek in Brakkenstein waar je kan borrelen, lunchen, dineren of flexwerken. Je vindt ons direct achter de campus. BUUR, Deken Hensburchstraat 2, 6525 VJ Nijmegen. Ingang tegenover speeltuin Brakkefort | www.buurbrakkenstein.nl
Waar de pessimistische student slechts een ononderbroken modderstroom van alledaagse misère ziet, ziet columnist Roel van Koeverden juist ook goudklompjes voorbij drijven die het dagelijks leven van een student weer een stukje mooier maken. Iedere ANS vist hij zo’n pareltje op en schrijft hij er een column over. Je ex tegenkomen op een feestje, een foto van jezelf zonder groteske pizza-bierpens terugvinden, zien dat je een 2,3 hebt gehaald voor een proeftentamen terwijl morgen het echte tentamen al is: het zijn allemaal confronterende momenten die je vroeg of laat zal moeten ondergaan tijdens je studententijd. Toch is geen moment zo confronterend als inloggen op de site van DUO om vervolgens te zien dat je studieschuld inmiddels is gegroeid tot het begrotingstekort van een doorsnee Latijns-Amerikaanse bananenrepubliek. Velen zullen het leenstelsel (of schuldenstelsel) vervloeken op dit moment. Toch zijn er ook veel ingebouwde financiële meevallers voor studenten. Het biedt soelaas om hier even bij stil te staan. Denk bijvoorbeeld aan dat gele pasje dat er voor zorgt dat je zo vaak als je maar wilt binnenlandse stedentrips kunt maken. Nog steeds geniet ik iedere keer van dat schelle geluid dat de OVpaal maakt wanneer ik incheck en de tekst ‘student week vrij’ die er dan staat. Dagje vrij, maar niets te doen? Geen probleem. App wat vrienden bij elkaar en ga naar Amsterdam. Fiets kapot? Geen probleem. Pak kosteloos de bus. Het OV mag dan niet zo betrouwbaar zijn als een auto, maar het kost je tenminste geen cent. Naast dat gele pasje is er ook dat andere pasje waarmee je flink wat knaken kunt uitsparen. De korting die je met je studentenkaart op tickets voor films en musea kunt ontvangen, scheelt al snel een slok op een borrel. Als je na al dat elitaire gedoe honger hebt gekregen, zijn er ook eethuizen waar je op vertoon van je pasje nog een percentage van de rekening kan afsnoepen. Zelfs bij sommige fietsenmakers kun je een prijsverlaging krijgen wanneer je je studentenkaart laat zien. Ten slotte mag niet vergeten worden dat student zijn je ook de mogelijkheid biedt om voor het monetaire equivalent van een scheet en drie knikkers gebruik te kunnen maken van al het mooie dat het Radboud Sportcentrum biedt. Squash, tennis, spinnen, yoga, zang, animal flows en dwergwerpen: allemaal inbegrepen. Denk de volgende keer dat je crackers met ketchup zit te vreten in je onverwarmde studentkamer aan de financiële voordelen van je studententijd. Hef je hoofd op, schraap wat rondslingerend kleingeld van onder je palletbed bijeen, pak je OV-chipkaart, zoek een willekeurige Nederlandse stad op en geniet van een lekker dagje uit.
Van boerengat naar stad Tekst: Fokke Boorsma en Jonathan Janssen/ Illustratie: Roberta Müller P. 26
Tijdsgeest
VAN BOERENGAT NAAR STAD In Tijdsgeest wordt iedere editie het verleden, heden en de toekomst van een fenomeen of ontwikkeling besproken. Deze editie: verstedelijking in Nederland.
Volgens de Verenigde Naties bereikte de mensheid in 2007 een mijlpaal: voor het eerst in de geschiedenis woonden er meer mensen in de stad dan op het platteland. Ook in Nederland groeien steden in de Randstad en universiteitssteden als Nijmegen al jaren, aldus het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Als gevolg daarvan is de vraag naar woningen in steden zo groot geworden dat huizen schaars en bijna onbetaalbaar zijn. Tegelijkertijd hebben provinciaalse gebieden als Friesland, de Achterhoek en Zuid-Limburg te maken met bevolkingskrimp en vergrijzing. Waarom willen zoveel mensen in de stad wonen? En zal het stadsleven in de nabije toekomst net zo populair blijven als nu? Verleden: Golven van urbanisatie ‘In de loop van de 19e eeuw vond een gigantische urbanisatiegolf plaats’, vertelt Paul Puschmann, docent Economische, Sociale en Demografische Geschiedenis aan de Radboud Universiteit (RU). ‘Dat komt doordat tijdens de industriële revolutie in de steden veel nieuwe werkgelegenheid ontstond.’ Steeds meer mensen gingen daarom in de stad werken en wonen. Omdat de stedelijke leefomgeving hygiënischer en gezonder werd, nam daarbij de natuurlijke bevolkingsgroei toe. In de geschiedenis wisselen urbanisatiegolven af met suburbanisatiegolven, periodes waarin veel stedelingen juist naar het omringende platteland trekken. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw vond de laatste grote suburbanisatiegolf plaats. ‘Vooral gezinnen hadden toen behoefte aan een groter huis met tuin en een groenere omgeving’, verklaart Puschmann. Stedelingen trokken daarom vooral naar ‘groeikernen’, kleinere steden in de directe omgeving, zoals Amsterdammers die naar Almere verhuisden. Groeikernen mochten van de overheid meer groeien dan andere steden. Om te voorkomen dat de steden overvol raakten probeerde ze de bevolkingsgroei van de jaren vijftig en zestig te spreiden. Toegenomen mobiliteit leidde tot een verkleining van de culturele kloof tussen stedelingen en mensen van het platteland. ‘In de negentiende eeuw mopperden Rotterdammers nog over de kledingwijze, de taal en het opleidingsniveau van toegestroomde plattelandsmigranten’, vertelt Puschmann. Dankzij toegenomen mogelijkheden om te forenzen, leven stedelingen en dorpelingen inmiddels meer door elkaar. ‘Steeds meer mensen werken of studeren in de stad en gaan aan het einde van de dag weer terug naar het dorp’, zegt sociaal geograaf aan de RU Rianne van Melik. ‘De grens tussen stad en platteland is op die manier vervaagd in onze dagelijkse activiteiten.’
Heden: Postindustriële samenleving In dit nieuwe millennium trekken vooral jongeren weer massaal naar de grote steden. Volgens Zef Hemel, bijzonder hoogleraar Grootstedelijke Vraagstukken aan de Universiteit van Amsterdam, komt dat doordat we in een postindustriële kenniseconomie leven. ‘Onze economie draait om kennis en die wordt vooral uitgewisseld in steden, binnen universiteiten en op financiële markten. Iedereen die iets in de kenniseconomie wil betekenen, trekt naar de stad.’ Onze postindustriële samenleving is dan ook echt een stedelijke samenleving, stelt RU-hoogleraar Planologie Peter Ache. ‘Er zijn natuurlijk mensen die van het platteland en de natuur houden, maar de meerderheid van de bevolking heeft tegenwoordig een duidelijke voorkeur voor een stedelijke leefomgeving. Ze vinden stedelijke voorzieningen op het gebied van onderwijs, cultuur en arbeid belangrijk.’ De populariteit van de stad heeft ook problemen met zich meegebracht, zoals een oververhitte huizenmarkt door een woningtekort. ‘Er valt hier in Amsterdam gewoon niet tegenop te bouwen’, zegt Hemel. ‘En de prijs blijft maar stijgen.’ Hoewel veel starters in het stadscentrum willen wonen, is dit voor hen een onbereikbaar droombeeld geworden. Ondertussen krimpt en vergrijst de periferie in het noorden en oosten alsook Zeeland en Zuid-Limburg. ‘Daar wordt het alsmaar lastiger om huisartsenposten, scholen en winkels open te houden’, zegt Puschmann. ‘Heel wat bus- en treinverbindingen verslechteren of verdwijnen in zijn geheel.’ Hier zijn de overgebleven dorpelingen natuurlijk niet blij mee. Hemel denkt dat die frustraties zelfs hebben geleid tot de boerenprotesten. ‘Het gevoel dat je achterloopt, leidt tot een minderwaardigheidscomplex. Iedereen is zo onderhand boos en gaat naar het Malieveld.’
Van boerengat naar stad P. 27
Toekomst: De triomf van de stad? De verstedelijking zal in de nabije toekomst alleen maar toenemen volgens prognoses van het CBS. Amsterdam zal tot 2035 met 17,8 en Utrecht met 22,5 procent stijgen in bevolkingsaantallen. Ook Nijmegen groeit flink door. Daarentegen blijft de bevolking in de periferie krimpen. Toch zal ook het leven van de toekomstige stadsbewoner niet altijd over rozen gaan. Ache verwacht dat steden met uitdagingen zullen moeten kampen. Zo zal het een steeds grotere taak worden om het toenemende verkeer in goede banen te leiden en alle stadsbewoners van drinkwater te voorzien. Deze problemen zijn echter niet onoverkomelijk. ‘Op bouwkundig gebied zijn er al ontwikkelingen gaande om deze problemen op te lossen’, stelt Ache. De toekomst van onze voedselvoorziening ligt zelfs in de stad, voorspelt Hemel. ‘Een groot deel van de voedselindustrie bevindt zich al in kunstmatige kassen die kunnen worden opgestapeld. We zullen daardoor steeds minder landbouwgrond op het platteland nodig hebben.’ De toekomstige Nederlander kan dan genieten van teruggekeerde natuur buiten de stad. Het geürbaniseerde leven zal dan ook perfect bij de maatschappelijke duurzaamheidstrend passen, denkt Hemel. ‘We hebben het romantische beeld dat het leven op het land duurzamer is, maar hoe groter de stad, hoe vriendelijker voor het milieu. Stedelingen gebruiken minder ruimte, hebben minder spullen en gebruiken meer het openbaar vervoer.’ Van Melik is terughoudender over het succes van steden. Ze denkt dat die nog wel eens ten onder kunnen gaan aan hun eigen populariteit. ‘De triomf van de stad hangt samen met de betaalbaarheid. Als ze niet meer betaalbaar is, gaan we vanzelf ergens anders op zoek naar comfort.’ ANS
Late middeleeuwen: Steden ontstaan en groeien in wat nu Nederland is.
19e eeuw: Industriële revolutie, Europa verstedelijkt.
1960: Start groeikernenbeleid.
1970-1990: Suburbanisatie vanwege toegenomen mobiliteit.
Midden jaren negentig tot nu: Verstedelijking zet weer in dankzij kennis-
2007: Voor het eerst wonen wereldwijd meer mensen in steden dan op het platteland.
Kamervragen Tekst: Laura Bosch en Janne ten Have/ Foto’s: Julia Meilink en Janne ten Have P. 28 P. 28
KAMERVRAGEN
In Kamervragen gaan twee studenten op ontdekkingstocht in elkaars kamer en speculeren ze over de persoonlijkheid, activiteiten en vreemde trekjes van de bewoner. Kunnen ze uitvinden wat voor persoon er achter de kamer schuilgaat? Deze editie: Annika en Hidde. Annika op bezoek bij Hidde Annika doet Hiddes deur open en stuit direct op een mountainbike. Dat had ze niet verwacht. Lichtelijk verbaasd stelt ze: ‘Als je een fiets in je kamer hebt, dan ben je wel écht sportief.’ Naast de mountainbike is ze ook positief verbaasd over de rest van de kamer. Er hangen posters en lp’s Annika aan de muur en in een open kast staan een aantal ansichtkaarten. ‘Deze bewoner heeft zijn best gedaan om het persoonlijk te maken.’ Dan valt het haar op dat de sportieveling goed opruimt en georganiseerd is: hoe gaat ze deze zoektocht aanpakken? Al snel komt ze tot de conclusie dat het noodzakelijk is om alle laatjes en kastjes open te trekken om de eigenaar van de kamer beter te leren kennen. Zodra Annika haar gêne heeft overwonnen, bladert ze door een fotoboek. Na een paar pagina’s stopt ze: de liefdesbrief in het album is toch iets te persoonlijk. Vlug legt ze het weg en begint over iets luchtigs.
‘Wat zou hij studeren?’ Ze klimt op de bank om bij de stapel boeken op de vensterbank te kunnen komen. ‘Een reader Bestuurskunde?’ Even twijfelt ze. ‘Ik dacht altijd dat managementstudenten mainstream zijn. Dat is misschien mijn eigen vooroordeel, want standaard is deze kamer duidelijk niet.’ Ze haalt haar schouders op en laat de boeken voor wat ze zijn. Haar aandacht wordt getrokken door de vele platen aan de muur. Even peinst ze over het genre, en dan zegt ze plotseling enthousiast: ‘Ik zou het Top 2000-muziek noemen.’ Op de bank waar ze net nog overheen hing, ontdekt ze plots een elektrische gitaar. Zonder het verder te onderbouwen, grinnikt ze: ‘Ik denk dat hij alternatieve rock speelt.’ Annika gaat verder met haar onderzoek en vindt in de kledingkast een gouden legging en bretels met wietprint. ‘Ik denk niet dat hij dit normaal gesproken aandoet’, zegt ze droog. ‘Het zal zijn feestoutfit zijn.’ Net voordat ze de kamer verlaat, werpt ze nog een blik op het nachtkastje. Ze pakt een zwart flesje op en zegt voorzichtig: ‘Oh, dit is…glijmiddel. En het plakt, fijn.’ Annika’s gezicht betrekt en ze snelt zich naar de wastafel om haar handen te wassen.
Hidde op bezoek bij Annika ‘Als een kamer zegt hoe je je voelt, is hier wel vet veel aan de hand’, brengt Hidde uit wanneer hij de grote kamer op een afgelegen industrieterrein binnenkomt. De muren hangen vol met kaarten, krantenknipsels en stickers. ‘Dat is echt een vrouwending. Dat zou dan hip Hidde moeten zijn’, grapt Hidde. Rond een open haard staan lege fritz-kolaflesjes, beeldjes en een half afgemaakt schilderij van een stoere vrouw. Over de flessen zegt hij brutaal: ‘Dat is hipstercola: het smaakt hetzelfde als gewone cola, maar het is een euro duurder.’ Hidde ziet een grote, uitpuilende kast. Nieuwsgierig probeert hij de kast te openen, wat na een paar pogingen lukt. Geschrokken kijkt hij naar de inhoud: ‘Dit is echt een alleskast.’ Tussen alle kleding, make-up en andere spullen ligt ook eten. ‘Waarom bewaart ze haar eten hier en niet in de keuken?’ vraagt hij zich af. ‘Vertrouwt ze haar
huisgenoten soms niet?’ Enthousiast begint Hidde als een ware detective in alle hoeken en gaten te zoeken naar interessante spullen. Naast een gitaar vindt hij een uitgebreide platencollectie, waaruit hij als een echte kenner opmaakt dat ze van pop- en indiemuziek houdt. Wijzend naar een tent en een matje onder haar bed, zegt hij: ‘Misschien gaat ze voor dat soort muziek ook wel naar festivals toe.’ Over de fanny pack die ernaast moet hij lachen. ‘Daar doet ze dan haar drugs in.’ Hidde denkt dat de eigenaar van deze kamer een hipster zou kunnen zijn. ‘In ieder geval alternatief of misschien zelfs wel woke. Alhoewel, er staan ook dingen die niet woke zijn, zoals AH-basic producten.’ Concrete aanwijzingen over wat ze studeert, heeft hij nog niet. Bladerend door de boeken die verspreid over de kamer liggen, krijgt hij de indruk dat ze Genderstudies doet. Om dit te bevestigen steekt hij zijn neus in een schrift met aantekeningen. Er valt een stilte. Het staat vol met vage schemaatjes en namen met vinkjes erachter. ‘Die mensen zijn vast al uitgeschakeld. Zieke criminele activiteiten dit!’ roept hij uit. De aantekeningen passen volgens Hidde niet bij Genderstudies. Haar studie blijft voor de detective dus een raadsel.
Kamervragen P. 29
VRAGENUURTJE Tijd voor de confrontatie: hadden de studenten het bij het juiste eind of sloegen ze de plank compleet mis?
Hidde (21, derdejaars Bestuurskunde) wacht Annika (20, derdejaars Algemene Cultuurwetenschappen) op in haar kamer. Annika klopt op de deur. ‘Mag ik mijn kamer binnenkomen?’ Er hangt een sfeer als bij een ongemakkelijke blind date. Om de spanning te breken, zoekt Hidde snel naar een overeenkomst. Hij wijst naar een plaat met een bijzondere hoes en vraagt of ze daar fan van is. De plaat was een cadeau, Annika kent de artiest eigenlijk niet zo goed. ‘Mijn kamer staat vol met cadeautjes, zo heb ik ook die gitaar niet zelf gekocht’, geeft Annika lachend toe. Het gesprek valt meteen stil, overeenkomsten zijn duidelijk moeilijk te vinden. Nu is het aan Annika om het gesprek niet te laten doodbloeden en dus vraagt ze Hidde wat hij vond van het rondneuzen in andermans spullen. Hidde antwoordt lachend dat hij niet veel keus had. Annika vond het echt ongemakkelijk: ‘maar ik vind je kamer wel echt nice. Je hebt de moeite genomen om dingen die je leuk vindt in je inrichting terug te laten komen.’ Dan grinnikt hij: ‘De meeste inrichting is door huisgenoten gedaan en ik heb ook alle leuke dingen die in mijn kamer staan gekregen.’ Nieuwsgierig vraagt ze naar de gouden legging en of hij deze wel eens draagt tijdens het uitgaan. ‘Nee, die moest ik aan toen ik tot koning van het huis werd gekroond’, zegt hij alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. ‘Uitgaan doe ik het liefst in café Dollars. Daar heb ik laatst nog met mijn bandje opgetreden.’ Annika onderbreekt hem enthousiast: ‘Ik ben er pas nog geweest, maar jammer genoeg heb ik je niet gezien.’ Vervolgens probeert Hidde het raadsel van Annika’s studie op te lossen. Aan Algemene Cultuurwetenschappen had hij niet gedacht. ‘Hebben die vage, criminele aantekeningen te maken met je studie?’ vraagt Hidde nieuwsgierig. Annika vertelt dat het een schematische weergave van Nijmegen is die ze voor een vak moest maken. ‘Geen zorgen, het is niets crimineels en er zijn geen slachtoffers gevallen.’ Opgelucht neemt Hidde afscheid van Annika. ANS
HANS als/ Colofon P. 30
34e jaargang
ANS ZOEKT MEDEWERKERS! Vind jij het leuk om te schrijven, illustreren, websites bouwen of fotograferen? Kom dan langs op ons kantoor (onder het Gymnasion) of stuur een mail naar redactie@ans-online.nl.
Hoofdredactie Myrte Nowee en Floor Toebes Redactie Noah Kleijne, Julia Meilink en Inge Spoelstra Medewerkers Jochem Bodewes, Fokke Boorsma, Laura Bosch, Joep Dorna, Janne ten Have, Jonathan Janssen, Amber Stoelman, Laura Umbgrove en Thom Wijenberg Illustraties Joost Dekkers, Roberta Müller, Bibi Queisen, Inge Spoelstra en Roos in ‘t Velt Foto’s Syl Bogers, Mark van Doorn, Janne ten Have, Noah Kleijne, Mika Kraft, Julia Meilink en Simone Pilzecker. Voorpagina Syl Bogers
Middenpagina Cheyenne Goudswaard, Aaricia Kayzer en Julia Mars Columnisten Naomi Habashy en Roel van Koeverden Eindredactie Delphine Broasca, Pim Dankloff, Celis Tittse, Vincent Veerbeek en Irene Wilde Crypto Pelle Hoek en Jelle Siemes Ontwerp Marloes de Laat en Roel Vaessen Lay-out Floor Toebes Dagelijks bestuur Rik van de Kolk (voorzitter), Umut Sahin (secretaris) en Agnes Hermans (penningmeester)
Druk MediaCenter Rotterdam Uitgave, abonnementen en advertentie-acquisitie Stichting MultiMedia: stichtingmultimedia@gmail.com Redactieadres Heyendaalseweg 141 6525 AJ Nijmegen Tel: 06-36458763 Mail: redactie@ans-online.nl
Het Algemeen Nijmeegs Studentenblad is een onafhankelijk blad dat gratis in de binnenstad en op de Radboud Universiteit Nijmegen wordt verspreid. Het verschijnt 7 keer per jaar in de maanden september t/m juni.
CRYPTO
Crypto P.P.31 31
DE WINTER LIJKT NEDERLAND DIT JAAR HELAAS EEN BEETJE OVER TE SLAAN. GELUKKIG KUNNEN WE ALTIJD NOG DE GRENS OVER VOOR EEN HOOP SNEEUWPRET. OF JE NOU EEN POEDERBAAS BENT OF LIEVER JE DAG DOORBRENGT MET VEEL BIER EN APFELKORN, OP WINTERSPORT VERMAAKT IEDEREEN ZICH WEL. EN ANDERS KUN JE ALTIJD NOG DIT CRYPTOGRAM PROBEREN OP TE LOSSEN. JETZT GEHT’S LOS!
De oplossingen van het cryptogram in de vierde ANS vind je op ansonline.nl
PS ‘IJ’ WORDT ALS ÉÉN LETTER GEZIEN IN DEZE PUZZEL.
Voor dit cryptogram mogen wij niet een maar twee prijzen weggeven! Doe daarom goed je best: zelfs als tweede kun je een leuke presentjes winnen. De allereerste die deze crypto heeft gekraakt, kan 2 tickets t.w.v. 10 euro winnen voor het Nijmeegse Film Festival Go Short. Van 1 tot 5 april worden de beste recente korte films van Europa getoond aan het grote publiek. Ben je net te laat? Niet getreurd: een nieuw kameraadje zal je bijstaan en opvrolijken! Jij mag een goudvis uitzoeken bij Pet’s Place! Om dit beestje ook vrolijk te houden is het belangrijk om hem genoeg ruimte te geven. Houdt het water schoner dan je afwas en geef hem niet te veel eten. Dan voelt hij zich als een vis in het water.
1
2 3
Kans maken? Stuur dan voor 27 maart de oplossing naar redactie@ ans-online.nl.
4
5
6 7
8
9
10 12
14
11 13
15
HORIZONTAAL: 2. NEE, DEZE LIGGEN NIET IN NEPAL. VOLGENS MIJ BEN JE EEN BEETJE IN DE WAR. (5) 4. CILINDER VAN OVERGANGSMETAAL IS EEN TREKPLEISTER VOOR SKIËRS. (5) 9. DE ELITE OP EEN HOOP. (7) 12. KLAAR MET WERKEN? DAN KRIJG JE 50%, LUNCH NIET INBEGREPEN. (11) 14. GRATIS AUTORIT VOOR KLEINE MEUBELEN. (13)
VERTICAAL: 1. DE BENEN NEMEN, OF ZE NOU GEBROKEN ZIJN OF NIET. (10) 3. KLINKT ALS HET OPSPLITSEN VAN EEN RELIGIEUS CHEMISCH ELEMENT. (7) 5. MET EEN PLANK VOOR DE KOP DE BERG AF, IK STA EROP. (11) 6. DUITSE DRANK DIE LICHT UITZENDT. (8) 7. DUITSERS WANDELEN NIET ZO KORT. (10) 8. VERBRANDE SNEEUWVLAKTE? (6,5) 10. NIET VOOR DE LATTEN FRANS, DAN GA JE DRONKEN DE PISTE AF. (5,3) 11. WINTERS VOORWERP DAT ZICHZELF EFFECTIEF VERSTREKT. (9) 13. WINDRICHTING ZONDER ARMEN. (9) 15. ENGELSTALIGE MERLOT UIT DE CITY OF ANGELS ZORGT VOOR GEVAAR. (6)
VAN HET LIJF Tekst: Amber Stoelman/Foto: Mika Kraft
Wie: Midas Wielemaker (20), tweedejaars Filosofie Stijl: art-edgy
zo. Bij zo’n gelegenheid probeer ik mijn outfit juist minimalistisch te houden en sta ik minder lang voor de spiegel.’
Hoe zou jij je kledingstijl omschrijven? ‘Mijn kleding is eerder een bij elkaar geraapt zooitje dan dat het in één hokje past. Ik denk dat ik me artsy en edgy kleed. Dat zijn misschien vage termen, maar ik bedoel daarmee dat ik vaak nette kleding afwissel met iets dat ik edgy, gewaagd, vind. Nu heb ik bijvoorbeeld een nette broek met een simpele bomberjack aan. Zo’n combinatie kan saai worden, daarom draag ik een bandshirt en deze sieraden erbij. De ringen zijn een vast onderdeel van mijn dagelijkse outfit. Met mijn stijl wil ik in ieder geval niet mainstream zijn, ik val graag op.’
Liep je als kind ook al met gewaagde graphic shirts rond? ‘Nee, mijn kledingstijl veranderde toen ik twee jaar geleden verder wilde kijken dan een simpele spijkerbroek, sneakers en een zwart shirt. Ik was blijven zitten en voelde me daardoor comfortabel om eens iets anders te doen. Ik vond inspiratie op Reddit: daar kleden mensen zich bewust alternatief. Hierdoor kreeg ik steeds meer ideeën voor het samenstellen van mijn eigen kledingstijl. Langzamerhand werd het voor mij een hobby. Toch kon ik die nog niet uitvoeren zoals ik zou willen. In het dorp waar ik opgroeide waren namelijk weinig winkels die ik leuk vond. Toen ik eenmaal in Nijmegen woonde kocht ik kleding in kringloopwinkels, die waren er niet in mijn dorp.’
Sta je lang voor de spiegel om er zo artsy uit te zien? ‘Als ik ’s avonds in bed lig, bedenk ik soms mijn outfit voor de volgende dag, maar als mijn stemming vervolgens niet overeenkomt met mijn outfit, trek ik toch iets anders aan. Dan kan ik wel drie kwartier voor de spiegel staan en kom ik te laat voor college, zeker wanneer ik me wat uitbundiger wil kleden. Het klinkt misschien apart, maar dat doe ik onbewust ook om complimentjes uit te lokken. Dan heb ik echt even zin om me verzorgd en mooi te voelen. Als ik alleen met een vriend ben, heb ik dat gevoel niet
Ben je weleens bang voor negatieve reacties? ‘Niet echt, de meeste reacties op mijn kledingstijl zijn vrij positief. Inmiddels ben ik ook veel comfortabeler geworden met mijn stijl en met het experimenteren met kleding. In het Erasmusgebouw lopen meer studenten rond die zich alternatief kleden. Dan krijg je wel wat minder het gevoel dat je anders bent en voel je je meer verbonden met elkaar.’ ANS