Leiding geven aan competenties

Page 1

Toegepast Competentiemanagement: 10 praktijk- tips voor het leidinggeven aan competenties op school Zoë Geerling en Jeroen Meliëzer, werkzaam bij Construct Bedrijfspsychologie Scholen werken met competentiemanagement. Waarschijnlijk hebt u dit geformuleerd in het schoolplan, waarin staat welke competenties en bekwaamheidseisen gebruikt worden, welk competentiekapitaal er in huis is en hoe de school dit kapitaal verder wil inzetten en ontwikkelen. Dat zijn de eerste stappen om op school- of op teamniveau te sturen op die competenties. En wat doet u als leidinggevende met competentiegericht management? Wij zien leidinggevenden competenties van leerkrachten versterken door gebruik te maken van doelen, drijfveren, zelfinzicht en de omgeving. In dit artikel verzamelen wij tien praktijktips die werken bij het leidinggeven aan competenties. 1. De zeven bekwaamheidseisen zijn de wettelijk vastgelegde competenties voor leerkrachten. En hoe zit het met de leerkrachten bij u op school? Kennen zij deze zeven competenties? Kennis van deze competenties is de eerste goede stap. Leerkrachten worden niet meteen enthousiast van competenties. De tweede belangrijke stap is er een invulling aan kunnen geven in het eigen werk. Hierdoor maken leerkrachten de competenties tastbaar en hebben zij er houvast aan. Een manier om dit te doen is bijvoorbeeld door de competenties in het team te bespreken en te bespreken hoe deze invulling krijgen in hun eigen werk. Door de competenties zo in te vullen worden ze tastbaar. Hierdoor ontstaat het eerste enthousiasme om met competenties aan het werk 10 tips voor leidinggeven aan competenties te gaan. 1 Laat uw team de competenties 2. Als de competenties bepaald tastbaar maken zijn, volgt vanzelf de vraag: 2 Ga in gesprek over de competenties “Hoe staat het met competenties en stel veel vragen van ons team?” Cq. ”Hoe scoor 3 Stel de competentievraag aan elke ik, als leerkracht, op deze leerkracht 4 Stel de competentievraag aan uw competenties?” Dit vraagt van team uw team en de leerkrachten om 5 Gebruik de inhoud van het werk zichzelf te beoordelen. En jezelf 6 Vermijd negatieve emoties beoordelen is spannend. Om 7 Gebruik als positieve argumenten de deze spanning iets te drijfveren van leerkrachten verminderen kunt u een 8 Waardeer elke vooruitgang eenvoudige methode gebruiken. 9 Gebruik de kracht van positieve Vraag uw medewerkers om de feedback eigen competenties te 10 Doe het kort en vaak en blijf rangschikken. Bovenaan zetten herhalen zij de competentie(s) waar zij het sterkst in zijn en onderaan de competentie(s) waar zij minder sterk in zijn. Als u het zelf beoordelen meer inhoud gaat geven, kunt u bijvoorbeeld gebruik maken van een vragenlijst. Denk daarbij aan de QuickScan van SBL of aan de zelfreflectievragenlijst in COSMO van SIKON.

© 2011 Z.Geerling & J. Meliëzer

1


3. Heeft een leerkracht beeld van de eigen competenties? Heeft hij of zij een rangschikking gemaakt van zijn of haar competenties of een zelfevaluatie vragenlijst ingevuld, dan is de volgende stap het gesprek hierover. Maar hoe doet u dat? U kunt een gesprek in een één op één situatie voeren. Het functioneringsgesprek is bijvoorbeeld een goed moment om het over de competenties te hebben. Een andere manier is om de competenties in het team te bespreken. Laat bijvoorbeeld iedereen vertellen wat zijn of haar sterkste en minder sterke competentie is. Als u eenmaal in gesprek bent met uw leerkracht over competenties dan … en in de gesprekkencyclus … kan deze twee vragen beantwoorden: 1) “Waar ben ik sterk in en hoe kan ik dat meer doelen van de school gebruiken?” en 2) “Wat wil ik competenties invullen en tastbaar versterken of verbeteren?” maken 4. Tijdens een overleg in uw team kunt u de competentievraag aan de orde stellen. “Wat zijn onze sterke competenties en waar kunnen wij het beter in doen?” “Laten wij de competenties eens voor ons team in de volgorde van sterk naar minder sterk zetten” (een rangschikking). Op deze manier kunt u zien hoe het staat met het competentiekapitaal van uw team: het totaal van competenties dat u in huis heeft.

de drijfveren van de medewerker de competentievraag (met zelfinzicht en reflectie) veel en gerichte positieve feedback waardering voor elke inspanningen en elke vooruitgang werkomstandigheden en privésituatie

… gebruikt u juist de spontane, veel voorkomende, korte gesprekken met de leerkracht.

5. Let er bij gesprekken over competenties op dat het om meer dan het cijfer gaat dat iemand aan de competenties geeft: het gaat om het verhaal. Vraag daarom altijd om voorbeelden: “Wat vind je dan dat er goed gaat?”, “Geef eens een voorbeeld van wat je lastig vindt”. Dit soort vragen leiden tot functioneringsgesprekken en teamgesprekken die iedereen van betekenis en zinvol vindt. Wilt u het gesprek positief houden? Stel dan de positieve vragen: “Wat gaat er goed? “ en “Wanneer vindt je het leuk?”. U merkt direct dat deze vragen veel energie geven aan uw gesprek. Ze maken als vanzelf ruimte voor zelfinzicht en feedback. 6. Negatieve emoties leiden af. Negatieve emoties zijn zelfs destructief voor het vermogen tot leren. Om die reden wilt u negatieve argumenten zoveel mogelijk vermijden. Als u leerkrachten begeleidt in een leerproces, wilt u dat er zo min mogelijk belemmeringen zijn. Dus bijvoorbeeld geen stress op het werk. Maar belemmeringen om te leren en te ontwikkelen kunnen ook op andere plekken dan de werkplek ontstaan. Ook privézaken kunnen een belemmering zijn voor een leerkracht om goed te functioneren en bezig te zijn met competenties en ontwikkeling. Belangrijke vragen die u daarom ook kunt stellen zijn: “Maar hoe gaat het eigenlijk thuis?”, “Gaat het goed met partner en kinderen?” of “ Loopt alles soepel?”. Dit zijn privézaken waar u meer over wilt weten.

© 2011 Z.Geerling & J. Meliëzer

2


7. Gebruik altijd de positieve argumenten. Wetenschappers bevestigen dit: leren doe je op grond van positieve emoties. Positieve argumenten hebben een positieve bijdrage: je doet kennis op, je kunt je werk beter doen en je aandeel in het team neemt toe. Kortom: schakel eerst negatieve signalen uit (of handel ze af) en zoek vervolgens de positieve argumenten en drijfveren. De eigen drijfveren van de leerkracht vormen het meest positieve argument. Wat maakt les geven leuk voor een leerkracht? Dat is voor elke leerkracht anders: kinderen helpen, de maatschappij dienen, kennis opdoen, beter zijn dan anderen. Stel uzelf over elk van uw leerkrachten twee vragen: (1) Weet ik waarom hij of zij voor de klas staat? Weet ik wat zijn of haar drijfveer is? (2) Weet hij of zij dit eigenlijk zelf? Weet hij of zij wat haar drijfveren zijn en wat haar bindt aan de school? U bespreekt drijfveren door veel vragen te stellen: “Waarom doe je dit?” “Waarom wil je dit?” “Welke zorgen heb je?”, “Wat is er leuk”? 8. Het nastreven van doelen is voor veel mensen een drijfveer. Het behalen van doelen en het bereiken van vooruitgang is een nog veel sterkere drijfveer. Ieder mens heeft behoefte aan vooruitgang. Als leidinggevende maakt u daar gebruik van. U wilt daarom zoveel mogelijk positieve signalen geven. Deze variëren van: “Ik waardeer dat jij je best doet”, tot: “Ik zie dat je er mee bezig bent” en “Je gaat daadwerkelijk vooruit“. U weet als leidinggevend: u bereikt het meest met veel positieve feedback. 9. Gebruik de kracht van herhaalde positieve feedback. Positieve feedback is signaleren dat iets goed gaat en dit signaal terug geven aan de persoon of personen die deze goede gebeurtenis hebben laten plaatsvinden, bijvoorbeeld: “Ik zag je net een heel goede presentatie geven” of: “Jullie hebben goed samengewerkt tijdens dit evenement”. Daarbij kunt u uw waardering gebruiken als bekrachtiging, bijvoorbeeld: “Daar heeft ons team iets aan”. Als een leerkracht bezig is iets te leren is het zeer krachtig als u hem of haar helpt te relativeren, bijvoorbeeld: “Het is niet erg dat het zo gaat, ik waardeer dat je goed op weg bent in het leerproces”.

Tot slot nummer 10: U bent een leidinggevende. Daarom hebt u als doel om het hier en nu van vandaag te verbinden met de lange termijn in het schoolplan. Dat doet u met visie en geduld. Om uw teamleden daarin mee te krijgen zijn er twee belangrijke tips: (1) Voer veel kleine gesprekken. Gesprekken van dertig seconden, een minuut of vijf minuten zijn krachtig. Vooral als u ze vaak voert. Liever elke week iets belangrijks zeggen of vragen, dan één keer per half jaar een lang gesprek. Een goed uitgesproken compliment doet bijvoorbeeld wonderen. (2) Daarnaast houdt u de lange termijn voor ogen: u weet dat het tijd vraagt om mensen in beweging te krijgen. U waardeert daarom elke beweging en poging tot leren en geeft zelf daarin het voorbeeld.

© 2011 Z.Geerling & J. Meliëzer

3


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.