Kind met depressie Cursus voor ouders
Angst en dwang Nieuwe behandelvormen
voor leden van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën VGCt
Mindfulness Effecten bij jongeren
Reinhilde Melles over seksuele problemen bij vrouwen
“Cgt’ers mogen seksuele stimuli beter uitvragen”
2024
magazine 1 MAART
De kracht van een helpende omgeving
Een nieuw gezicht in het voorwoord. Niet schrikken, Marleen is – gelukkig – nog steeds onze voorzitter, maar we gaan onze taken wel wat meer verdelen. Als bestuur van een gegroeide vereniging richten wij ons meer op de grote lijnen. Dat betekent dat we als bestuursleden ons wat vaker bezighouden met activiteiten die oorspronkelijk niet in onze portefeuille zaten. Ik was bijvoorbeeld het bestuurslid dat druk was met Opleiding – nu doen we het meer gezamenlijk. Dat maakte dat Marleen opperde om in het voorwoord te rouleren: iedere keer een ander bestuurslid als afzender.
Het eerste wat me opvalt is de rode draad in deze editie. In veel artikelen komt het belang van een helpende omgeving terug, te beginnen bij Skinner. Mocht je denken: daar heb ik pas nog een heel themanummer van Tijdschrift voor Gedragstherapie (TvG) over gelezen: dat kan kloppen. Vanaf nu vind je in elke editie van het VGCt magazine een interview naar aanleiding van een artikel in het TvG. Dit keer is het een interview met Pier Prins en Arnold van Emmerik, die samen een boek over Skinner schreven. In het artikel gaat het over zelfcontrole, leefstijlverandering en de onmisbare rol die de omgeving hierin speelt.
Ook het interview met Bernet Elzinga gaat ervan uit dat de impact van de omgeving niet te onderschatten groot is. Bernet ontwikkelde de cursus ‘Samen Sterk’ voor ouders van kinderen met een depressie. Deze cursus staat los van de eventuele behandeling van het kind en biedt ouders op wetenschap gebaseerde handvatten om hun kind te ondersteunen. Dat is ontzettend interessant, omdat de interactie tussen ouders en kind ook in een bredere psychosociale context handvatten voor behandeling biedt. Bijvoorbeeld bij kanker, waar ik vanuit mijn achtergrond als gz-psycholoog bij het Helen Dowling Instituut dan weer in geïnteresseerd ben.
En tot slot Reinhilde Melles, die bijna nooit werkt zonder het betrekken van de partner. In haar verhaal pleit zij voor het vaker en gedetailleerder bespreken van seksualiteit. Dat zou volgens Reinhilde weleens een belangrijke sleutel kunnen zijn tot de oplossing van seksuele problemen bij vrouwen. Vaak speelt de partner een belangrijke rol in de niet-helpende cognities. Een belangrijk element bij de behandeling dus.
Ik wens je veel leesplezier en hoop dat dit magazine je handvatten biedt voor jouw praktijk.
Marije van der Lee Bestuurslid VGCt
Foto: Pim Geerts
3 VGCt magazine | maart 2024
VOORWOORD
Colofon
VGCt magazine is een uitgave van de VGCt en verschijnt vier keer per jaar. Informatie over lidmaatschap en opzeggen vind je op vgct.nl.
Aan dit nummer werkten mee Alexandra Kist, Hilde Bout, Mariëtte Lammers, Mieke Ketelaars (VGCt), Manon Louwers, Sara de Waal, Natascha van der Steen, Ine Kaaijk, Jessica de Nooy (Vrhl Content en Creatie).
Acquisitie en drukwerk
Elma Media B.V.
Elma.nl
Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 33 16 67
Art direction, redactie en productie
Vrhl Content en Creatie
In opdracht van Elma Media B.V. In samenwerking met VGCt
Fotografie
De Beeldredacteur
Privacy
Op de verwerking van persoonsgegevens van abonnees is het privacystatement van Elma Media van toepassing.
Copyright © 2024:
Zet en drukfouten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VGCt verveelvoudigd of openbaar gemaakt worden. Bij het samenstellen van dit magazine is de grootste zorg besteed aan de juistheid van de hierin opgenomen informatie. VGCt is niet verantwoordelijk voor enige onjuist verstrekte informatie via dit magazine en VGCt is ook niet verantwoordelijk voor artikelen die onder de noemer ‘Marktvisie’ vallen. Dit zijn branded content artikelen van derden.
Inhoud
4 VGCt magazine | maart 2024 PRAKTIJK 8 Mooi werkmoment Hilariteit tijdens EMDR 18 N=1 Paniek als risicofactor 38 Reflectie Meer genieten dankzij supervisie 47 Column Mieke Paintball 51 Leeslijst Boekrecensies
14
THEORIE
38
42
5 VGCt magazine | maart 2024 VGCt 6 Diensten en dingen | Overkoepelend 7 Koffie met… Ed Berretty 13 Ter zake Lid van verdienste 26 CGW-opleiding Vernieuwing 35 Koepelcongres 13 juni Behandeling van angststoornissen 46 CGT bij kind en jeugd Ebook 52 Secties aan zet Sectienieuws 54 Uitgelicht Agenda en kort nieuws
10 Kind met depressie Cursus voor ouders 14 Angst en dwang Nieuwe behandelvormen 22 Zelfcontrole en leefstijlverandering De onmisbare rol van de omgeving 30 Vraag en antwoord over… Seksuele problemen bij vrouwen 36 Jonge onderzoeker Werkingsmechanisme MBCT bij depressie 42 Mindfulness Effecten bij jongeren 48 Vaker N=1 bij LVB Een pleidooi
Praktijkboek cognitieve gedragstherapie
bij kind en jeugd: de diagnostische fase
Voor kind- en jeugdgedragstherapeuten kan het nog wel eens lastig zijn om de theorie achter de cognitieve gedragstherapie te ‘vertalen’ naar het specifieke werkveld van kinderen, jeugdigen en hun ouders. Gelukkig komt daar met het e-book van Joke Smit en Sonja van Heumen een einde aan. Een handzaam boekje met concrete tips & tricks en talloze cases.
Lees het e-book.
DIENSTEN EN DINGEN OVERKOEPELEND
Korte podcastreeks technieken eetstoornissen
In de behandeling van eetstoornissen spelen technieken als wegen en een eetdagboek bijhouden een belangrijke rol. Dat klinkt misschien simpel, maar de praktijk blijkt nogal eens weerbarstig. In deze korte reeks vertellen cgt’ers waarom deze technieken zo belangrijk zijn, welke knelpunten je kunt tegenkomen en illustreren we de technieken met een rollenspel.
Nieuw bestuurslid P3NL
In januari is Pauline Janse bij P3NL gestart als bestuurslid met het aandachtsgebied wetenschap en kwaliteit van zorg. Met de komst van Pauline is het onafhankelijke bestuur van P3NL compleet. Pauline werkt als klinisch psycholoog en wetenschappelijk onderzoeker. Vanuit die ervaringen wil ze graag een bijdrage leveren aan de ambitie van P3NL. Het bestuur, de leden en het bureau kijken uit naar een goede samenwerking!
Nieuw lid: Federatie van Vaktherapeutische Beroepen
Sinds 1 januari 2024 is de Federatie van Vaktherapeutische Beroepen (FVB) aangesloten bij P3NL als aspirant-lid. De FVB vertegenwoordigt zo’n 5.000 vaktherapeuten. De FVB werkt samen met haar leden aan een stevige positie van de vaktherapeut zodat vaktherapie in al haar vormen toegankelijk is voor iedereen die baat kan hebben bij deze behandelingen. Vaktherapie kent zeven disciplines: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische therapie, psychomotorische kindertherapie en speltherapie.
Brief aan de informateur Ronald Plasterk
P3NL heeft in een brief aan de informateur een aantal aandachtspunten meegegeven voor de totstandkoming van een nieuw kabinet. De verenigingen in P3NL roepen op om te blijven focussen op het bieden van passende zorg, en dan specifiek de juiste zorg op de juiste plaats door de juiste professional. In het tweede deel van de brief wordt de nadruk gelegd op investeren in mentale gezondheid, het belang van preventie, goede jeugdhulp en jeugd-ggz. Dit zijn ook een aantal speerpunten in het jaarplan van P3NL.
Lees de formatiebrief.
Bekijk het jaarplan 2024.
6 VGCt magazine | maart 2024
Luister de podcastreeks.
KOFFIE
… Ed
Ed Berretty is klinisch psycholoog-psychotherapeut en supervisor VGCt. Hij is ook lid van verdienste. Ed komt al ruim veertig jaar op het najaarscongres en schrijft voor het VGCt magazine het congresverslag.
BEN JE EEN KOFFIEDRINKER?
“Ja, vooral cappuccino. Meer dan goed voor me is! Mijn favoriete kop op de foto heb ik trouwens van een ex-collega gehad en is voor thee…”
JE SCHRIJFT AL JARENLANG ALLERLEI
CONGRESVERSLAGEN (EABCT, VGCt).
WORDT DAT NIET EEN BEETJE SAAI?
“Nee! Mijn favoriete vak op school was opstellen schrijven. Ik vind het ook heel leuk om te schrijven voor patiënten of niet-insiders, bijvoorbeeld over psycho-educatie. Als ik geen psycholoog was geworden, had ik misschien wel voor de journalistiek gekozen. Bijkomend voordeel voor mijzelf is dat die congresverslagen mij helpen om belangrijke kennis te destilleren en te onthouden.”
JE BENT O.A. GESPECIALISEERD IN
BEHANDELING VAN DWANG. ZIE JE
VERSCHUIVINGEN IN DE LOOP DER JAREN?
“De klachten waarmee mensen zich aanmelden zijn hetzelfde gebleven, maar het is eenvoudiger geworden om naar een psycholoog of psychotherapeut te gaan. Er is veel minder schaamte. Daarnaast is de behandeling geprofessionaliseerd door protocollen en richtlijnen.”
MET
WELKE STAP OF KANS IN JE CARRIÈRE
BEN JE HEEL BLIJ GEWEEST?
“Ik heb altijd met veel liefde in de patiëntenzorg gewerkt, in de psychiatrie. Toen ik begin veertig was, vroeg ik mij af hoe ik verder wilde. Op dezelfde voet doorgaan, daarnaast wetenschappelijk onderzoek gaan doen, of het management in? Dat waren voor mij de drie opties. En hoewel veel collega’s het een slecht
idee vonden (‘management is vies en verderfelijk’), koos ik de managersrol. Ik ben hoofd geworden van een klinische afdeling voor gedragstherapie in een psychiatrisch centrum. Dat is een belangrijke en heel waardevolle stap in mijn carrière geweest.”
HOE KUNNEN WE JONGE LEDEN AAN ONS BINDEN, DENK JE?
“Mijn generatiegenoten zijn trouwer aan hun club of vereniging dan jongere mensen. Connecties zijn wat vluchtiger, ook door de digitale mogelijkheden. Dat is de realiteit. Wees duidelijk waar je voor staat en neem voor lief dat je dan niet iedereen (voor langere tijd) aan je bindt.”
7 VGCt magazine | maart 2024
MET...
MOOI WERKMOMENT
Welk mooi moment uit de praktijk zul je niet snel vergeten? In deze editie vertelt Mirte Heringa, adviseur en gz-psycholoog bij ARQ IVP (onderdeel van ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum) over een bijzondere casus.
Hilariteit tijdens EMDR bij dreiging
Mirte is als gz-psycholoog onderdeel van het ARQ IVP hulpverleningsteam in Diemen. Vanuit die hoedanigheid helpt ze medewerkers voor, tijdens en na ingrijpende gebeurtenissen op het werk. Een van haar cliënten leverde haar een ‘mooi werkmoment’ op.
De afgelopen tijd worden steeds meer mensen met geüniformeerde beroepen (politie, brandweer, ambulance, etc.) bedreigd en verwezen naar ARQ IVP voor psychosociale hulpverlening. Ook in deze casus gaat het om een man met een geüniformeerd beroep. Kees (gefingeerde naam) meldde zich bij ARQ IVP met PTSS-klachten. Hij werd al anderhalf jaar bedreigd door een vuurwapengevaarlijk persoon en onlangs was ook een vriend vermoord. Kees was gewend almaar door te gaan en hard te werken, en tegelijkertijd was hij een steunpilaar voor zijn collega’s en naasten. “Hij was een beetje de grote knuffelbeer voor zijn omgeving,” licht Mirte toe, “maar door diverse incidenten voelde hij dat hij die steun niet meer kon geven. Hij kreeg herbelevingen van eerdere werkincidenten, was hyperalert, kon zich lastig concentreren en was prikkelbaar. Hij had regelmatig aanvaringen met zijn vrouw en kinderen, werd achterdochtig, begon situaties te vermijden en hield er negatieve opvattingen over de wereld op na. Dit had een negatief effect op zijn stemming.”
PSYCHO-EDUCATIE
Mirte besteedde aan het begin van de behandeling veel aandacht aan psycho-educatie over PTSS en dreiging, en betrok ook Kees’ vrouw bij de sessies. “Kees was niet gewend te praten over zijn emoties. Mensen met een geüniformeerd beroep zijn vaak gewend vooral feitelijkheden te benoemen en dat merkte ik ook bij hem. Daar besteedden we vanaf het begin aandacht aan.” Mirte legde uit dat er een
verschil is tussen de objectieve dreiging en de subjectieve beleving hiervan en hoe dat per persoon kan verschillen. Ze introduceerde tevens de verwerkingskaart van dreiging. “Daarop staan normale stressreacties op voortdurende dreigingen – denk aan de hyperalertheid, schrikbeelden, prikkelbaarheid, vermijding en negatieve gedachtes en gevoelens die ik bij Kees herkende. Voor Kees waren deze voorbeelden heel herkenbaar en dat
8 VGCt magazine | maart 2024
Mirte Heringa
“IK HEB NOG NIET EERDER MEEGEMAAKT DAT EMDR VOOR ZO’N FILMISCH BEELD ZORGDE”
normaliseerde zijn klachten. Het bood ruimte om het – samen met zijn vrouw – te hebben over helpende maatregelen. Wanneer helpt het Kees bijvoorbeeld als zijn vrouw hem even rust geeft en wanneer kan er het beste wél over gesproken worden?”
EMDR
Aanvullend werd aandacht besteed aan het behandeltraject. Mirte gaf uitleg over zowel Imaginaire Exposure als EMDR. “Over dat laatste had hij goede verhalen gehoord, en hij gaf hier dan ook de voorkeur aan.” Ze startten met het maken van een casusconceptualisatie met daarin werkincidenten uit het verleden die de meeste spanning gaven. Mirte gebruikte daarvoor het standaardprotocol EMDR. “Daar reageerde Kees goed op. De lading op de herbelevingen verminderde aanzienlijk en de klachten verminderden.”
“TREK JE BROEK UIT”
Kees bleef last houden van schrikbeelden die te maken hadden met de dreiging op hem. Dat was aanleiding voor Mirte om middels de flashforward strategie aan de slag te gaan met schrikbeelden. Kees zag regelmatig een schrikbeeld waarin de bedreiger voor zijn huis stond met een pistool om niet alleen hem, maar ook zijn vrouw en kinderen iets aan te doen. Dit werd als targetbeeld gebruikt. Tijdens de EMDR gebeurde er iets bijzonders. “Kees was een echte beelddenker. Tijdens de EMDR-associaties ontstond een scène uit een film die leek op een scène uit Once Upon a Time in the West. Kees bevond zich –
samen met de vriend die onlangs was vermoord – in de woestijn. Beiden hadden een grote cowboyhoed op en tegenover hen stond de bedreiger. Gedurende de associaties zei Kees: ‘Trek je broek uit.’ Toen de bedreiger dat had gedaan zei hij: ‘En nu rennen.’” Er ontstond een voor Kees hilarisch beeld van zijn bedreiger die in zijn blote kont de woestijn uit rende, met een stofwolk om hem heen. Kees begon te lachen. De spanning (SUD) daalde daarna snel naar nul. Het machteloze gevoel verdween en de humor hielp hem om afstand te nemen van het schrikbeeld. “Tijdens de nabespreking hebben we er hartelijk om kunnen lachen”, aldus Mirte.
KRACHTIGE BEELDEN
Mirte vertelt waarom dit voor haar zo’n bijzonder moment was. “Ik heb nog niet eerder meegemaakt dat EMDR voor zo’n filmisch en krachtig beeld zorgde. Elk brein reageert op zijn eigen manier. De beelden en associaties die ontstaan probeer je als behandelaar zo goed mogelijk te volgen en aan te wakkeren, zodat de verwerking goed op gang komt. Ik vind het prachtig hoe dat werkt.” Daarna werd gewerkt aan het verbeteren van de copingvaardigheden en leerde Kees zich te richten op dingen waar hij wel controle over had. Ook dat hielp om zich minder machteloos te voelen in de situatie waarin dreiging bleef voortbestaan. De behandeling kwam ten einde en als symbolisch afscheid gaf Kees Mirte een Winnie the Pooh-beer. “Hij voelde zich weer rustig en was weer de steun, de knuffelbeer, op wie naasten konden leunen, maar wel één die geleerd heeft om beter over zijn gevoelens te praten en die in staat is om te verbinden.”
SPANNEND WERKMOMENT
Onlangs kwam Kees bij Mirte voor een follow-up. De hilariteit van het beeld was er nog steeds en het effect van de EMDR op dat specifieke schrikbeeld was blijvend, maar er was in de tussentijd ook een nieuwe dreiging ontstaan. Kees zocht de hulp van Mirte voor een paar ondersteunende gesprekken. Hij merkt dat hij beter met de situatie kan omgaan, maar blijft het lastig vinden om zijn gevoelens te delen. “Hij heeft mij gekozen als sparringspartner en zou het liefste nog een tijd lang in behandeling blijven. Het is echter ook helpend en steunend als hij meer gaat delen met zijn naasten, met collega’s of met lotgenoten, zodat hij de kracht van kwetsbaarheid kan ervaren. Ik heb het aantal sessies om deze reden begrensd. Dat vind ik lastig, maar wel belangrijk. Soms moet je jezelf kunnen ontslaan als therapeut. Kees moet het vertrouwen krijgen om het zelf te gaan doen. Dat is een spannend moment, maar óók een mooi moment.”
9 VGCt magazine | maart 2024
Mooi werkmoment
SAMEN STERK BIJ DEPRESSIE
De impact van ouders benutten
Adolescenten met een depressie krijgen meestal CGT of IPT (interpersoonlijke psychotherapie) aangeboden. Afhankelijk van de ernst van de klachten wordt een behandeling soms gecombineerd met medicatie. Ongeveer de helft van de tieners is met deze aanpak geholpen.1 Hoewel steeds meer behandelaren het systeem van de patiënt bij de behandeling betrekken, is dat nog niet vanzelfsprekend bij deze patiëntgroep. Dat terwijl ouders vaak bezorgd zijn én een grote bijdrage kunnen leveren aan het herstel van hun kind. Volgens Bernet Elzinga (hoogleraar bij de sectie Klinische Psychologie aan de Universiteit Leiden en gzpsycholoog) en haar collega’s was het tijd om ouders meer handvatten aan te reiken waarmee zij leren hoe ze hun kind het beste kunnen ondersteunen.
Theorie
10 VGCt magazine | maart 2024
Op basis van verschillende meta-analyses en empirische studies is een aanpak voor ouders ontwikkeld met vier uitgangspunten.2,3,4
Bernet: “Van deze vier ouderfactoren is aangetoond dat ze samenhangen met depressieve klachten van jongeren en dat ze het beloop van depressieve klachten beïnvloeden.” Het gaat om ouderlijke warmte en betrokkenheid, ouderlijke kritiek en afwijzing, ondersteuning van autonomie door de ouders en het psychische welzijn van de ouders zelf.
WARME, BETROKKEN OUDERS
De meeste ouders zijn van nature warm en ondersteunend, maar door omstandigheden kan een kind soms minder warmte en betrokkenheid ervaren – bijvoorbeeld doordat de ouder last heeft van stress, zorgen of psychische klachten.5 Een gevoel van minder warmte of betrokkenheid kan ook ontstaan door zorgen en gevoelens van machteloosheid over het kind, bijvoorbeeld als dat depressief is.6 Zo kan een vicieuze cirkel ontstaan waarbij het kind steeds minder warmte en betrokkenheid ervaart. “Door een depressie kan een kind uit contact raken, waardoor ouders controleverlies ervaren”, legt Bernet uit. “En ook lange wachtlijsten kunnen zorgen voor een gevoel van machteloosheid. In het programma is het weer contact maken met het kind daarom een belangrijk onderdeel. Middels psycho-educatie leggen we uit wat er bij een depressie gebeurt en dat zorgt voor meer begrip van de ouders. We leggen ook uit welke stappen ze kunnen nemen om weer contact te krijgen met hun kind.”
MINDER KRITISCH ZIJN
‘Ben je nou nog niet uit bed?’ en ‘Zou je niet eens wat gaan doen?’ zijn logische reacties van een ouder met een depressief en passief kind, maar ze werken vaak averechts, weet Bernet. “Bij een depressie is vaak ook sprake van een laag zelfbeeld. Daardoor komt kritiek bij deze doelgroep extra hard aan. In de cursus proberen we kritische reacties om te buigen naar positievere opmerkingen. In plaats van te zeggen: ‘Ben je nou nog niet uit bed?’ zou een ouder een compliment kunnen geven als het kind is verplaatst naar de bank. Dat betekent oude standaarden loslaten en nieuwe succesmomenten vinden.”
AUTONOMIE STIMULEREN
Door de autonomie en het probleemoplossend vermogen van jongeren te versterken, ondersteunen ouders de natuurlijke ontwikkeling van hun kind.3 Daar worden ze zelfstandiger van en het maakt dat ze eigen keuzes en toekomstplannen maken, en eigen normen en waarden ontwikkelen. “Bij depressieve adolescenten zien we dat ouders uit bezorgdheid veel van hun kind gaan overnemen. Ze geven hun kind een lift naar de sportvereniging en brengen een bord met eten naar boven. Het kind heeft het toch al zo zwaar. Dat is natuurlijk lief bedoeld, maar hierdoor holt het zelfvertrouwen van het kind achteruit. Die heeft steeds meer het gevoel dat hij of zij dingen niet zelf kan. In de cursus besteden we hier aandacht aan door de ouders te leren hun kind aan te sporen en te activeren vanuit de eerdergenoemde warmte. Dat gebeurt bijvoorbeeld door te vragen of hij of zij de hond wil uitlaten. Een ezelsbruggetje dat we veel gebruiken: eerst connectie, dan correctie.”
“OUDERS HEBBEN VAAK GOEDE BEDOELINGEN, MAAR REAGEREN NIET ALTIJD CONSTRUCTIEF”
ZÉLF PSYCHISCH GEZOND ZIJN
Kinderen van ouders met depressieve klachten hebben twee tot drie keer zoveel kans om zelf een depressie te ontwikkelen.7 “Er zijn aanwijzingen dat dit niet alleen genetisch bepaald is. Uit adoptiestudies weten we namelijk dat depressies van ouders en kinderen die geen bloedverwant van elkaar zijn ook samenhangen met de depressie van de ander. Het gaat dus niet alleen om genetische aanleg, maar ook om gedrag. Daarom moedigen we ouders aan zich niet volledig mee te laten zuigen in de somberheid van hun kind. Zij hebben soms de neiging om hun eigen leven op pauze te zetten en mee te gaan in de misère van hun kind. Ze doen er beter aan om gewoon leuke dingen te blijven doen. Van adolescenten hoorden we dat zij dat prettig vonden. Vaak voelen zij zich schuldig tegenover hun ouders. Dat hun ouders weer iets leuks gingen doen, zorgde dat dat schuldgevoel afnam.”
Theorie
11 VGCt magazine | maart 2024
DE SCHULDVRAAG
“DEZE VIER OUDERFACTOREN HANGEN SAMEN MET DEPRESSIEVE KLACHTEN VAN JONGEREN”
Bernet benadrukt dat het eerder genoemde niet betekent dat ouders de schuld van een depressie zijn. “Ouders hebben vaak de beste intenties en handelen uit bezorgdheid, juist ook als ze tegen de genoemde ouderfactoren in handelen”, zegt Bernet. “Het is alleen niet altijd constructief en daarom is onze cursus zo waardevol.” Momenteel hebben zo’n 250 ouders aan het programma deelgenomen. Er is een face-to-face-variant in samenwerking met GGZ Rivierduinen, die naast het individuele behandeltraject van de jongere wordt aangeboden, en een open onlinegroep, los van een behandeltraject. “Ik denk dat het ook een kracht van het programma is, dat de cursus echt iets van de ouders is, los van het behandeltraject van het kind. Jongeren vinden het lang niet altijd fijn om een therapeut te ‘delen’ met hun ouders. En ouders reflecteren helemaal op zichzelf – op die manier leren zij ondersteunend te zijn en echt náást hun kind te gaan staan. In de toekomst zou ik het wel interessant vinden om tijdens één of twee sessies de adolescent uit te nodigen om te onderzoeken of dat meerwaarde heeft.”
VERVOLG
Onderzoek is nodig om te evalueren of het gezinsklimaat, zelfvertrouwen en welzijn van ouders en jongeren door deelname aan het programma verbeteren, welke gezinnen er het meeste van kunnen profiteren en of de positieve gevolgen ook op de lange termijn standhouden. “Van de ouders horen we dat zij – zeker in de eerste sessies – de groepsvorm prettig vinden. Door met andere ouders te praten, merken ze dat ze niet de enige zijn die het moeilijk vinden om met de problemen en de sombere gevoelens van hun kind om te gaan. Dat neemt al veel pijn weg. Wat we verder horen is dat ouders het prettig vinden dat ze weten wat het goede is om te doen. Vaak hebben ze het gevoel dat ze geen invloed meer hebben op hun kind. Door weer het contact met hun kind aan te gaan hebben ze het gevoel dat ze hun kind weer kunnen bereiken”
Het gelijknamige boek
Eind 2023 verscheen het boek Samen sterk, geschreven door Carine Kielstra-Van der Schalk, Romke van den Nouweland-van Baars, Marjanke Ruys-Zonnenberg en Bernet Elzinga. Het boek biedt handvatten voor ouders met een kind met depressie.
1. Stikkelbroek, Y., Vink, G., Nauta, M. H., Bottelier, M. A., Vet, L. J. J., Lont, C. M., van Baar, A. L., & Bodden, D. H. M. (2020). Effectiveness and moderators of individual cognitive behavioral therapy versus treatment as usual in clinically depressed adolescents: A randomized controlled trial. Scientific Reports, 10, 14815-14815.
2. Janssen, L. H. C., Elzinga, B. M., Verkuil, B., Hillegers, M. H. J., & Keijsers, L. (2021). The link between parental support and adolescent negative mood in daily life: Between-person heterogeneity in within-person processes. Journal of Youth and Adolescence, 50, 271-285.
3. Kullberg, M. L., Maciejewski, D., van Schie, C. C., Penninx, B. W., & Elzinga, B. M. (2020). Parental bonding: Psychometric properties and association with lifetime depression and anxiety disorders. Psychological Assessment, 32, 780.
4. Restifo, K., & Bögels, S. (2009). Family processes in the development of youth depression: Translating the evidence to treatment. Clinical Psychology Review, 29, 294-316.
5. Lovejoy, M. C., Graczyk, P. A., O’Hare, E., & Neuman, G. (2000). Maternal depression and parenting behavior: A meta-analytic review. Clinical Psychology Review, 20, 561-592.
6. Pinquart, M. (2017). Associations of parenting dimensions and styles with internalizing symptoms in children and adolescents: A meta-analysis. Marriage & Family Review, 53, 613- 640.
7. Weissman, M. M., Berry, O. O., Warner, V., Gameroff, M. J., Skipper, J., Talati, A., Pilowsky, D. J., & Wickramaratne, P. (2016). A 30-year study of 3 generations at high risk and low risk for depression. JAMA Psychiatry, 73, 970- 977.
Theorie Bronnen
12 VGCt magazine | maart 2024
Lid van verdienste
Je komt ze binnen de vereniging zeker tegen: mensen die zich met hart en ziel voor de VGCt inzetten, de aanjagers, de doorzetters, de verbinders… Afijn, zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan, maar ik heb helaas maar een beperkt aantal woorden. Maar je weet vast om wie het gaat – degenen die nadat ze het maximale voor de ene commissie hebben gedaan, met dezelfde passie weer overstappen naar de andere. De mensen die de kar trekken of juist de mensen die zich op de achtergrond keihard inzetten, zonder dat daar altijd oog voor is. Degenen die net dat stapje extra zetten! Ken jij zo’n persoon? Lees dan even verder…
De VGCt kent sinds 2004 de onderscheiding ‘lid van verdienste’. Deze onderscheiding is bestemd voor leden, deelnemers of derden die zich langdurig en op buitengewoon verdienstelijke wijze hebben ingezet en/of zich nog steeds inzetten voor onze vereniging. Het is een waardering voor mensen die een aantoonbaar belangrijke bijdrage hebben geleverd en/of nog leveren aan de ontwikkeling van de VGCt en/of onze doelstellingen. Zie het als een soort lintje, alleen dan van de VGCt en niet van de koning.
Beginnen er namen op te poppen? En wil je het bestuur attenderen op een bepaald persoon? Dat kan! Gebuik daarvoor het formulier dat je downloadt via de QR-code. Het ingevulde formulier stuur je naar bestuur@vgct.nl. In de mail kan je aangeven wie je wilt voordragen en waarom. Je kunt aangeven waar iemands bijdrage aan/inzet voor de VGCt uit bestaat en waarom die belangrijk en uniek is. En vergeet vooral niet om wat persoonlijke ervaringen/anekdotes toe te voegen. Die komen later weer goed van pas tijdens het uitspreken van de laudatio. Het bestuur besluit of de persoon waarop je hen attendeert wordt voorgedragen aan de ledenraad. De ledenraad besluit de onderscheiding al dan niet toe te kennen. Meer informatie vind je in het reglement (zie QR-code).
Formulier aanmelding lid van verdienste.
Reglement ter toekenning van de VGCt-onderscheiding ‘lid van verdienste’.
Ben je benieuwd wie binnen de VGCt deze onderscheiding hebben ontvangen? Check dan de QR-code. Daar vind je ook de personen die tot erelid zijn benoemd.1
VGCt-lintje of niet, wij zijn al onze kaderleden die zich met veel enthousiasme inzetten voor de vereniging, voor elkaar en voor hun beroep, heel dankbaar. Jullie zijn het hart van de vereniging!
Lisa de Kok
1. Dit is een lidmaatschapscategorie die kan worden verleend aan diegene die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor de ontwikkeling of uitvoering van de cognitieve gedragstherapie op nationaal en internationaal niveau (artikel 3 lid 7 Statuten).
13 VGCt magazine | maart 2024
TER ZAKE
Theorie 14 VGCt magazine | maart 2024
Drie nieuwe behandelvormen voor angst en dwang
CGT is bewezen effectief bij zestig tot tachtig procent van de mensen met angstklachten.1,2 Voor mensen met een dwangstoornis geldt dat vijftig procent de stoornis niet kwijtraakt na behandeling.3 Dat moet beter, vindt gz-psycholoog Karin Remmerswaal. Daarom onderzocht zij voor haar promotieonderzoek bij GGZ inGeest drie innovatieve behandelvormen die veelbelovend lijken. Vervolgonderzoek is nodig om harde conclusies te trekken, maar Karin licht graag een tipje op van de sluier.
Angst en dwang staan bekend als goed behandelbare stoornissen, zo vertelt Karin: “Maar bij angst is vaak sprake van terugval en dwangstoornissen zijn vaak chronisch. Dat was de aanleiding voor mijn onderzoek. Ook interessant vind ik dat het om een doelgroep gaat die vaak heel gemotiveerd is. De angst en dwang heeft grote impact op het leven en dat maakt dat patiënten de behandeling serieus nemen.” CGT bestaat nu uit exposure, bij dwang uitgebreid met responspreventie, en het veranderen van gedachtepatronen die samenhangen met de angst. De onderzoeken van Karin richtten zich op patiënten bij wie deze CGT niet (voldoende) aansloeg. Zij werden behandeld met een van de drie innovatieve behandelingen.
SYSTEEMINTERVENTIE
De eerste innovatieve behandeling is een systeeminterventie naast CGT bij dwang. Karin: “We weten dat bij een groot
“STOPPEN MET
ACCOMMODEREN EN ANTAGONEREN WAS LASTIG, MAAR HET WERKTE WÉL”
deel van de dwangpatiënten familieleden de dwang in stand houden door op een niet-helpende manier te reageren. Zij accommoderen of antagoneren.” Accommoderen betekent ‘aanpassen’ of ‘participeren’. De naaste helpt de patiënt bij de dwanghandelingen. “Bedoelingen zijn vaak goed: de naaste denkt de patiënt te helpen of het lijden te verlichten. De naaste wacht bijvoorbeeld met naar een afspraak gaan totdat de patiënt klaar is met de dwanghandeling, zelfs als ze daardoor te laat komen. Op de lange termijn is accommoderen niet helpend – het houdt de dwang juist in stand.” Antagoneren betekent ‘bekritiseren’ of ‘zich verzetten’. “De naaste weerhoudt de patiënt op een fysieke manier van de dwang of bekritiseert het gedrag door dingen te zeggen als: ‘Als je echt zou willen, dan zou je wel kunnen stoppen met de dwang.’ Dat zijn krachtige uitspraken die averechts werken. Ze roepen spanning op bij de patiënt met als gevolg dat de patiënt juíst dwanghandelingen verricht om die spanning kwijt te raken.”
ACCOMMODEREN EN ANTAGONEREN
Op dit moment is het nog niet standaard om familieleden te betrekken bij de behandeling. “Dat terwijl in het merendeel van de gevallen sprake is van accommoderen of antagoneren”, zegt Karin. “Daar is niet elke behandelaar zich bewust van. Bovendien was tot voor kort weinig bekend over wat dan helpend zou zijn voor een familielid en de patiënt. Dat hebben we onderzocht.” De systeeminterventie die Karin en haar collega’s onderzochten omvat vijf sessies met naasten.4
Theorie
15 VGCt magazine | maart 2024
“HET WAS EXTREEM INTENSIEF, MAAR NIET ONDOENLIJK”
“In samenspraak met de patiënt maakten we afspraken over hoe het accommoderen werd afgebouwd. Ook voor het antagoneren was aandacht. De naasten leerden hoe zij hun irritatie op een vaardige manier konden communiceren volgens de regels van effectieve communicatie.5 Met rollenspellen oefenden we met het op een adequate manier reageren op de dwang: door het uitspreken van emoties, zonder geruststelling te geven.”
ANGST VOOR TERUGVAL
Metingen werden gedaan voor en na vijf sessies van de systeeminterventie. Karin: “We zagen dat dwangklachten waren afgenomen en gezinsinteracties waren verbeterd. Naasten accommodeerden minder na de vijf sessies. Familieleden waren tevreden over de interventie en vonden het prettig om te leren hoe zij het beste met de dwang konden omgaan. Ze vonden het echter ook heftig en beangstigend om te stoppen met accommoderen en waren bang dat de patiënt een terugval zou krijgen. Zij gaven aan dat zij de sessies echt nodig hadden om met het accommoderen te stoppen. Dankzij de therapeut durfden zij die stap te zetten.” Stoppen met antagoneren bleek lastiger. Het impliceerde meer emotioneel contact en dit leverde angst op. Familieleden waren bang dat de patiënt een terugval zou krijgen.
META-ANALYSE BEVESTIGT
In 2020 verscheen een meta-onderzoek waarin het onderzoek van Karin werd meegenomen.6 Karin: “De meta-analyse bevestigt dat het betrekken van familie effectief is. Of dat een-op-een gebeurt – zoals in ons onderzoek – of in groepsverband blijkt niet uit te maken voor de uitkomsten. Aandacht voor accommoderen en antagoneren blijkt de succesfactor voor de interventie te zijn.”
KORTE INTENSIEVE CGT-VARIANT
De tweede innovatieve behandeling is een korte, intensieve variant op de CGT-behandeling. “In feite is het de reguliere behandeling met exposuretechnieken en aandacht voor gedachtepatronen, maar met een andere planning”, legt Karin uit. In de reguliere behandeling krijgt de patiënt zo’n twintig sessies, verspreid over twintig weken. “Tussen de sessies door is voor de patiënt alle ruimte om alsnog te vermijden en dat wakkert angst en dwang juist aan. Het idee achter de korte, intensieve behandeling is dat patiënten tussen de sessies door minder tijd hebben om te vermijden waardoor het resultaat groter is.”
ZES DAGEN
De behandeling bestaat uit zes volledige dagen. Vier daarvan zijn begeleide exposuredagen, waarna de patiënt ’s avonds zelfstandig oefent. De twee overige dagen doet de patiënt thuis zelfstandig exposure-oefeningen, die uitvoerig worden ingepland en geëvalueerd. Voorafgaand zijn er twee voorbereidende sessies en naderhand vinden drie followupsessies plaats. Ook familieleden worden betrokken. “Met hen worden twee gesprekken gevoerd waarin we ingaan op het accommoderen en het antagoneren. En er zijn twee gesprekken waarin we de patiënten stimuleren om weer gezonde, normale activiteiten te ondernemen. Denk aan huishoudelijke klussen, administratie, vrijwilligerswerk, hobby’s en zorg voor de kinderen. Als de dwang minder wordt, blijft vaak veel tijd over. Daarom is het belangrijk om aandacht te hebben voor wat er met die overgebleven tijd wordt gedaan, zodat de patiënt niet terugvalt in zijn dwangpatronen. Om die reden is het terugvalpreventieplan ook een belangrijk onderdeel.”
VERBAZING OVER RESULTAAT
Deze standalone behandelvorm zorgde voor significante afname van dwangklachten en comorbide klachten, zoals angst en depressie.7 De gezinsinteractie verbeterde en er werd minder geaccommodeerd en geantagoneerd. Ook het functioneren van de patiënt verbeterde. Karin: “Patiënten waren heel tevreden, omdat ze een groot verschil merkten. Ze waren vaak heel verbaasd dat we die afname in klachten binnen ‘maar’ anderhalve week hadden bewerkstelligd. Daar staat tegenover dat ze de behandeling ook heel zwaar en vermoeiend vonden. Familieleden zeiden hetzelfde en vonden het heftig om te zien hoe zwaar patiënten het vonden.” Ondoenlijk was de behandeling niet – reden temeer om vervolgonderzoek te doen. GGZ inGeest start daarom een gecontroleerd onderzoek naar de effectiviteit onder de naam KOMMA: Korte Metten Met Angst.
Theorie
16 VGCt magazine | maart 2024
Gz-psycholoog Karin Remmerswaal.
SCHEMATHERAPIE
Bij angst en/of dwang is vaak ook sprake van een persoonlijkheidsstoornis.8 Het kan zijn dat de persoonlijkheidsstoornis de angst en/of dwang in stand houdt. Aangezien schematherapie een bewezen effectieve behandeling is voor chronische persoonlijkheidsstoornissen,9 onderzocht Karin in haar derde onderzoek of het helpend is om naast CGT voor angst/dwang ook schematherapie te geven.10 Hiervoor gebruikte ze een intensieve behandeling van drie dagen in de week en vier uur per dag schematherapie in een groep van acht personen. De therapie duurde acht tot negen maanden. Karin: “We verwachtten dat als we de persoonlijkheidsstoornis zouden aanpakken, dit invloed zou hebben op de angst- en dwangklachten.”
MINDER KLACHTEN
Na de schematherapie waren de psychische klachten –gemeten met de SQ48-vragenlijst – van deelnemers aanzienlijk afgenomen. “Ook de angstklachten waren significant afgenomen”, vertelt Karin. “Dwangklachten hebben we apart gemeten met de Y-BOCS (Yale-Brown Obsessive-Compulsive Scale) en waren ook significant afgenomen. De steekproef was alleen klein, waardoor we hier geen harde conclusies uit mogen trekken. Patiënten waren tevreden over de behandeling en hadden het gevoel dat zij tot de kern van hun problemen kwamen.” Ook hierbij geldt dat het een pilotstudie betrof en dat dus vervolgonderzoek nodig is. GGZ inGeest start daarvoor de PaDoLA-studie; Patronen Doorbreken bij Langdurige Angst. In een gecontroleerd onderzoek wordt schematherapie vergeleken met de reguliere behandeling voor angst en dwang.
PERSONALISED MEDICINE
De uitkomsten van alle drie de behandelingen zijn veelbelovend. Karin: “Uiteindelijk zou je toe willen naar personalised medicine: welke behandelvorm past bij wie? Helaas zijn de onderzoeken die ik heb gedaan pilotstudies en kunnen we daar dus nog niets over zeggen, maar ik heb er wel ideeën bij.” Volgens Karin zou de systeeminterventie altijd meegenomen kunnen worden. “In zeventig procent van de gezinnen met een dwangpatiënt komt antagoneren voor en bij negentig procent accommoderen, dus niethelpende reacties komen in vrijwel alle gezinnen voor.”11,12
“PATIËNTEN HADDEN HET
Gecontroleerd vervolgonderzoek naar de systeeminterventie wordt vooralsnog niet gedaan. “Schematherapie is interessant als je het idee hebt dat langdurige patronen de angst en dwang in stand houden”, vervolgt Karin. Wat haar betreft hoeft niet eens sprake te zijn van een stoornis, maar kan bijvoorbeeld perfectionisme of een verhoogd gevoel van verantwoordelijkheid al een reden zijn om schematherapie in te zetten. “Als er maar een link lijkt te zijn met de angst of dwang.” De korte intensieve behandeling kan altijd ingezet worden. Karin: “Ik denk dat je hier uit mag gaan van de behoefte van de patiënt. Sommige patiënten zullen zo’n intensieve behandeling niet zien zitten. Andere vinden het juist fijn dat ze binnen anderhalve week zo’n groot verschil merken.”
Bronnen
1. Emmelkamp PMG. Behavior therapy with adults. In: Lambert M, ed. Bergin & Garfield’s Handbook of Psychotherapy and Behavior Change. 5th ed. New York: John Wiley and Sons; 2004.
2. Multidisciplinaire Richtlijn Angststoornissen 3e revisie. Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling GGZ.; 2013. https://assets-sites.trimbos.nl/docs/cc5b0f4e-9398-452d-8792-1453a38bf0a8.pdf.
3. van Oppen P, van Balkom AJLM, de Haan E, van Dyck R. Cognitive Therapy and Exposure in Vivo Alone and in Combination With Fluvoxamine in Obsessive-Compulsive Disorder. J Clin Psychiatry. 2005;66(11):1415-1422. doi:10.4088/JCP.v66n1111
4. Remmerswaal, KCP., Batelaan, N. M., Smit, JH., van Oppen, PC., & van Balkom, AJLM. (2017). Een korte gedragstherapeutische familie-interventie voor patiënten met een obsessieve compulsieve stoornis. Gedragstherapie, 50(3), 207-217.
5. Van Dam-Baggen CMJ, Kraaimaat FW. Sociaalvaardigheidstherapie: een cognitief gedragstherapeutische groepsbehandeling. Bohn Stafleu Van Loghum. 2000. ISBN 903132947911.
6. Stewart KE, Sumantry D, Malivoire BL. Family and couple integrated cognitive-behavioural therapy for adults with OCD: A meta-analysis. J Affect Disord. 2020;277:159-168. doi:10.1016/j.jad.2020.07.140
7. Remmerswaal KCP, Batelaan NM, van Oppen P, Scholten WD, van Balkom AJLM. Multifaceted, Brief Intensive Home-Based Exposure Treatment in Patients with Obsessive-Compulsive Disorder who are Non-Responsive to Regular CBT: an Uncontrolled Pilot Study. Submitted.
8. Friborg O, Martinussen M, Kaiser S, Øvergård KT, Rosenvinge JH. Comorbidity of personality disorders in anxiety disorders: A meta-analysis of 30 years of research. J Affect Disord. 2013;145(2):143-155. doi:10.1016/j. jad.2012.07.004
9. Taylor CDJ, Bee P, Haddock G. Does schema therapy change schemas and symptoms? A systematic review across mental health disorders. Psychol Psychother Theory, Res Pract. 2017;90(3):456-479. doi:10.1111/papt.12112
10. Remmerswaal KCP, Cnossen TEA, van Balkom AJLM, Batelaan NM. Schema therapy with cognitive behaviour day-treatment in patients with treatment-resistant anxiety disorders and obsessive-compulsive disorder: an uncontrolled pilot study. Behav Cogn Psychother. 2023;51(2):174-179.
doi:10.1017/S1352465822000625
11. Calvocoressi L, Mazure CM, Kasl S V., et al. Family accommodation of obsessive-compulsive symptoms: Instrument development and assessment of family behavior. J Nerv Ment Dis. 1999;187(10):636-642.
doi:10.1097/00005053-199910000-00008
12. Chambless DL, Steketee G. Expressed emotion and behavior therapy outcome: a prospective study with obsessive-compulsive and agoraphobic outpatients. J Consult Clin Psychol. 1999;67(5):658-665.
doi:10.1037//0022-006x.67.5.658
17 VGCt magazine | maart 2024
GEVOEL DAT ZE TOT DE KERN VAN HUN PROBLEMEN KWAMEN”
N=1
Wie de opleiding tot cgt’er volgt, bewijst zijn of haar bekwaamheid onder meer met een N=1-verslag. In deze rubriek blikt een cgt’er terug op de eigen bekwaamheidsproef.
Maarten Gisbergen
Functie: klinisch psycholoog
Werk:
Maarten werkt bij de Waag, het grootste centrum voor ambulante forensische ggz in Nederland. Hij werkt binnen het zorgprogramma seksueel grensoverschrijdend gedrag.
Paniek als risicofactor
Bij Chris* is sprake van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline- en narcistische trekken in combinatie met een hoge mate van psychopathie. Hij krijgt tbs met dwangverpleging in verband met diverse zedendelicten die hij beging. Aan het einde van zijn tbs-maatregel wordt hij in het kader van resocialisatie doorverwezen naar de Waag. Aan Maarten de vraag of hij Chris wil ondersteunen bij zijn terugkeer in de maatschappij.
Tijdens het intakegesprek ontdekt Maarten echter dat er iets speelt dat om een actievere CGT-aanpak vraagt.
Bekend is dat Chris de zedenmisdrijven pleegde onder invloed van alcohol. Een belangrijk doel is daarom dat hij niet terugvalt in het alcoholgebruik. Als Maarten tijdens het intakegesprek doorvraagt, ontdekt hij dat de alcohol functioneert als onderdrukker van paniekklachten. Hij kiest ervoor het CGT-protocol voor paniekstoornissen toe te passen, bestaande uit psychoeducatie, interoceptieve exposure, exposure in vivo en cognitieve therapie. Het doel is om het aantal paniekaanvallen te verminderen van twee naar één keer per week.
VICIEUZE CIRKEL
Chris heeft er geen vertrouwen in dat de paniekklachten kunnen worden verminderd. Maarten maakt samen met Chris een functie- en betekenisanalyse om inzicht te krijgen in de totstandkoming van de paniek. Een verhoogde hartslag of kortademigheid is vaak de trigger, waardoor
Chris denkt dat hij een hartaanval krijgt of stikt, en paniek ontstaat. Het lukt Maarten al snel om Chris te laten inzien dat een vicieuze cirkel is ontstaan; Chris vermijdt fysieke activiteiten, hierdoor verslechtert zijn conditie, daardoor raakt hij sneller buiten adem en daardoor wordt hij nóg passiever. Chris gaat overstag en stemt in met behandeling van de paniekklachten.
ERGERE ANGSTKLACHTEN
Als Maarten in de wachtkamer Chris komt halen voor de eerste behandelsessie, begint Chris te trillen en te zweten. Het overvalt hem dat er meteen met de oefeningen wordt begonnen. Toch zet Chris door en Maarten doet actief mee aan de interoceptieve exposure, om te laten zien dat ook hij lichamelijke sensaties ervaart. Het geeft Chris vertrouwen dat hij weliswaar angst voelt, maar dat die hanteerbaar blijkt en dat de angst uiteindelijk wegzakt. In de eerste
18 VGCt magazine | maart 2024
behandelfase verergeren de angstklachten alsnog. Volgens Maarten is dat een logisch gevolg van actief worden na een lange periode van inactiviteit. De lichamelijke sensaties die Chris vermeed, worden nu voelbaar.
ONVERWACHTE SENSATIES
Chris houdt vol. De oefeningen uit de exposurelijst die Maarten en Chris samen hebben opgesteld, gaan Chris goed af. Paniekreacties ontstaan vooral wanneer hij onverwachte lichamelijke sensaties voelt. Bijvoorbeeld als hij iets wil ruilen in de winkel en de winkelmedewerker niet meewerkt. Dan wordt Chris overvallen door een warm gevoel van binnen. Dergelijke situaties zijn echter lastig in oefeningen te vatten, omdat ze zich onverwacht voordoen. Wel worden ze tijdens de sessies besproken, waarbij aandacht is voor het herkennen en reguleren van emoties.
SYMBOLISCHE AFSLUITING
De exposurelijst wordt afgerond. Zo fietst Chris tegen de wind in, rent hij de trap op en trekt hij een sprintje naar de bus. De behandeling wordt symbolisch afgesloten met het beklimmen van een hoge toren. Maarten gaat met hem mee. De klim gaat niet zonder slag of stoot, maar het bereiken van
Terugblik
Terugkijkend realiseert Maarten zich dat hoewel Chris de exposureoefeningen trouw uitvoerde, hij het cognitieve deel van de therapie veelal links liet liggen. “Juist bij de onverwachte lichamelijke signalen was het cognitief uitdagen van zijn angstige verwachtingen wellicht helpend geweest. Ik had misschien directiever moeten zijn, maar dat is niet mijn sterkste kant.” Een sterk punt aan de behandeling vindt Maarten hoe hij reageerde op het moment dat Chris zich niet aan de afspraken hield. “Hij ging op eigen houtje met de trein op een moment dat dat nog te vroeg was. Het lukte hem niet en dat zorgde voor allerlei negatieve cognities.” Maarten stapte van het protocol af en voegde schematherapie toe. “Bij mensen met persoonlijkheidsproblematiek durven behandelaren vaak niet van het protocol af te wijken. Ik ben van mening dat dat wel kan, zolang je het bewust en verstandig doet en als je daarna het protocol maar weer oppakt. Ik denk dat als ik dat in deze situatie niet had gedaan, Chris misschien wel had opgegeven en uiteindelijk was gestopt met de behandeling.” Tot slot zegt Maarten: “Met deze N=1 wil ik duidelijk maken dat problematiek als die van Chris prima te behandelen is, ook als het gaat om mensen met ernstige comorbide persoonlijkheidspathologie.”
de top bezorgt Chris een gevoel van trots en vertrouwen. Hij omschrijft het als een van zijn hoogtepunten in de afgelopen jaren. Omdat Maarten met hem meegaat, zorgt de klim ook voor een sterkere therapeutische relatie.
FOLLOW-UP
Tijdens de follow-upmeeting vertelt Chris dat hij een puppy heeft aangeschaft. Tegen de eenzaamheid, maar ook als stok achter de deur om dagelijks een wandeling te maken. Chris doet nog altijd boodschappen op de fiets en loopt met de boodschappen de trap op. In de behandelfase heeft Chris in negen weken vier paniekaanvallen gehad. Ook tijdens de follow-up blijkt dat het doel (maximaal één paniekaanval per week) is bereikt.
*In verband met privacy is dit een gefingeerde naam.
19 VGCt magazine | maart 2024 N=1
Benaderbaarheid, flexibiliteit én kwaliteit maken het verschil
King nascholing biedt al tien jaar kwalitatieve en praktijkgerichte cursussen voor professionals in de ggz, jeugdzorg, ouderenzorg, gehandicaptenzorg en het onderwijs. De onderwijsinstelling verbreedt steeds haar aanbod met opleidingen gericht op meerdere doelgroepen. Het tienjarig jubileum wordt gevierd met een congres op 4 oktober 2024.
Kim van den Berg en Ingrid Oostervink zijn de oprichters en eigenaren van King nascholing. Beiden werkten als orthopedagoog bij jeugdzorginstellingen. Nadat zij verschillende nascholingen hadden gevolgd, bese en zij zich dat het tijd was om nascholing op een andere, vernieuwende manier te organiseren. Ze bundelden hun namen en expertise samen en King nascholing werd een feit.
Meedenken
Inmiddels bestaat King nascholing tien jaar. De aanpak werkt dus? Kim: “Zeker. En wat zo belangrijk is voor het succes, is dat wij als organisatie heel erg meedenken met de individuele behoe en en wensen van een cursist. Als je ons belt, krijg je altijd iemand aan de telefoon en in de meeste gevallen heb je ook direct het juiste antwoord, of gaan we voor je aan de slag. Dat DNA van het begin, met de benaderbaarheid en flexibiliteit, is er nog steeds. Het is een van de dingen waarin we ons onderscheiden. Daarnaast gaat het natuurlijk ook om de kwaliteit van de cursussen en het feit dat cursisten onze cursussen in het hele land kunnen volgen.” “O, nog twee dingen”, vult Ingrid aan. “Onze cursussen zijn altijd op goed bereikbare locaties, zowel met het ov als met de auto. Niet te vergeten: we staan bekend om onze uitstekende lunches.”
Mijlpaal
De eerste cursus die King nascholing organiseerde was een vervolgcursus Cognitieve Gedragstherapie. Tegenwoordig is King nascholing van alle markten thuis en biedt het veel verschillende cursussen aan. Van CGT, schematherapie, systeemtherapie en EMDR, tot aan cursussen die meer op het onderwijs, de jeugdzorg of op verstandelijk beperkten zijn gericht. Alle cursussen en opleidingen zijn geaccrediteerd door een of meerdere beroepsverenigingen. Sinds 3,5 jaar biedt King nascholing ook de BIG-opleiding tot Orthopedagoog Generalist aan. Ingrid: “De erkenning destijds door het ministerie van VWS was wel een mijlpaal.”
20 VGCt Magazine | maart 2024 KING NASCHOLING
Marktvisie
CURSIST GEORGINA SMITH OVER HAAR ERVARINGEN
“Mijn eerste ervaring met King nascholing gaat terug naar hun beginperiode. Het enthousiasme spatte ervan af en werkelijk alles was tot in de puntjes verzorgd. Toen ik onlangs besloot om het individuele traject K&J-psycholoog te gaan doen, was mijn keuze om het bij King te doen snel gemaakt. Inmiddels ben ik gestart en alles is weer tip top in orde. De locaties zijn weer goed gekozen én met een heerlijke lunch. Ik weet niet hoe ze het doen, maar de groepen zijn ook altijd fijn en de docenten top. Om te leren moet je je veilig voelen en iets in wat King doet, maakt dat die positieve sfeer er steeds weer is. Ondanks dat King nascholing groeit, is de persoonlijke benadering gebleven. Bij King willen ze echt dat elke ervaring van iedere cursist een goede ervaring is.”
Goed én leuk
Ingrid: “We willen onze cursisten graag goed en op een inspirerende manier opleiden. Daar staat King nascholing voor. Persoonlijk word ik heel blij van het ontwikkelen van nieuwe cursussen, samen met onze docenten. Met ons team werken we elke dag keihard om het inhoudelijk en organisatorisch voor onze cursisten en docenten zo goed mogelijk te regelen”. Kim: “Er komen zoveel interessante en nieuwe uitdagingen op ons pad; we vinden het allebei heel leuk om daar iets moois van te maken.” Inhoudelijk verandert er ook regelmatig iets, bijvoorbeeld naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke/ politieke inzichten, bijvoorbeeld de vernieuwde beroepenstructuur, zegt ze. “Daar moet je als opleider wel op inspelen, zodat onze cursisten goed geïnformeerd en opgeleid worden.” Het is sowieso zaak om de ontwikkelingen in het vak goed bij te houden, vervolgt Ingrid. “Onze docenten spelen daarin een belangrijke rol. Ze zijn actief in het werkveld en een aantal is ook verbonden aan een universiteit. Dat levert waardevolle input op.” Kim: “We staan ook in nauw contact met de verschillende beroepsverenigingen. Samen stemmen we af welke veranderingen we zien in het werkveld en wat we daarmee kunnen.”
Kwaliteit
Docenten worden gevraagd vanwege hun vakinhoudelijke expertise. King nascholing hee inmiddels rond de 165 docenten, elk met hun eigen expertise. Kim: “Er vindt altijd eerst een kennismakingsgesprek plaats en we bieden ze de mogelijkheid om ervaring op te doen bij een ervaren docent.” Dat kwaliteit bij King nascholing hoog in het vaandel staat blijkt wel uit de hoge waarderingscijfers op de evaluatieformulieren. Kim: “Na afloop van iedere cursus vullen cursisten een evaluatieformulier in. Elke cursus wordt inhoudelijk beoordeeld, evenals de organisatorische kant en de kwaliteit van de docent. We zijn super trots op ons gemiddelde van 9,3.” Ingrid: “Onze ambitie voor de komende tien jaar is om dat cijfer nog verder aan te scherpen. We willen groeien, maar niet ten koste van de kwaliteit waarom we bekend staan.”
“ We zijn supertrots op ons gemiddelde waarderingscijfer van 9,3”
Incompany
King nascholing biedt al tien jaar incompanycursussen. Dat kan een op maat gemaakte cursus zijn op basis van de specifieke wensen van een organisatie, of een bestaande cursus. Bij specifieke vragen is er altijd wel een docent die de gevraagde kennis in huis hee , zegt Ingrid. “Voor een maatwerktraject kunnen we apart accreditatiepunten aanvragen.” De incompanycursussen kunnen door het hele land plaatsvinden. De cursussen kunnen vanaf ongeveer tien deelnemers incompany plaatsvinden.
Blended onderwijs
Voor een aantal langere cursussen werkt King nascholing met de Knowingo-app. Met gamification-technieken en artificial intelligence (AI) helpt de app de cursist in zijn leertraject.
Kim: “Het maakt leren niet alleen leuk, maar ook heel e ectief. Dankzij AI speelt de app in op jouw kennisniveau en kun je je eigen leertempo aanhouden.”
De afgelopen tien jaar lag de focus met name op cursussen voor mensen die werkzaam zijn in het kind- en jeugddomein. De komende jaren wil King nascholing meer aanbod creëren voor een bredere doelgroep waaronder volwassenen en ouderen. Ook zal het cursusaanbod zich verspreiden over nog meer locaties in Nederland.
Congres tienjarig bestaan
Op 4 oktober zal King nascholing stilstaan bij het tienjarig bestaan met een speciaal congres. De voorbereidingen zijn nog in volle gang. Binnenkort volgt meer informatie over de inhoud van de dag. Geïnteresseerden kunnen via bijgaande QR-code de ontwikkelingen volgen en zich later inschrijven.
www.kingnascholing.nl
Marktvisie 21 VGCt Magazine | maart 2024
De VGCt geeft niet alleen het VGCt magazine uit, maar is ook betrokken bij het Tijdschrift voor gedragstherapie & cognitieve therapie. In dit wetenschappelijke tijdschrift vinden cgt’ers en cgw’ers wetenschappelijk onderzoek, theoretische artikelen, literatuur
overzichten, casestudies en boekbesprekingen op het gebied van cognitieve gedragstherapie. In het VGCt magazine wordt vanaf nu een van de artikelen uit het Tijdschrift voor gedragstherapie toegankelijk samengevat, met aandacht voor de betekenis voor de praktijk.
G
Zelfcontrole, leefstijlverandering en de onmisbare rol van de omgeving
TvG
22 VGCt magazine | maart 2024
De decembereditie van het Tijdschrift voor gedragstherapie en cognitieve therapie (TvG) stond in het teken van B.F. Skinner. Hij is de grondlegger van de operante conditionering en daarmee indirect ook van de gedragstherapie. Hoewel veel mensen kritisch zijn op zijn opvattingen, zijn Pier Prins en Arnold van Emmerik van mening dat we zijn visie wel wat serieuzer mogen nemen. Ze schreven er een boek over, bedachten het Skinner-thema voor het laatste themanummer van TvG en schreven als onderdeel daarvan een interessant artikel over zelfcontrole, leefstijlverandering en de onmisbare rol van de omgeving.
B.F. Skinner (1904-1990) was een psycholoog die stelde dat niet onze vrije wil bepaalt wat we doen, maar onze genetische aanleg, onze leergeschiedenis en onze omgeving.
Pier en Arnold zien in deze benadering een oplossing voor belangrijke actuele uitdagingen, zoals de klimaatverandering en de toename van leefstijlziektes. Bij toeval ontdekten zij hun gemeenschappelijke interesse in het gedachtegoed van Skinner. Arnold vertelt: “Pier en ik begonnen onze samenwerking met een boekproject over N=1 Gevalsstudies. Pier schreef met Joop Bosch het boek over kind en jeugd, Arnold met Paul Rijnders de versie over volwassenen. We raakten aan de praat over Skinner en ontdekten dat we hetzelfde over hem dachten, namelijk dat die man zo gek nog niet was. Hij is de meest verkeerd begrepen visionair in de psychologie. Omdat hij niet geloofde in de vrije wil van de mens werd hij uitgemaakt voor robot en zelfs fascist. Maar als we naar de huidige tijd kijken, zit zijn gedachtegoed weldegelijk verweven in onze maatschappij, in ons streven om de kwaliteit van ons westerse leven te verbeteren en als antwoord op maatschappelijke uitdagingen zoals de toename van mensen met obesitas.”
MOEITELOOS PLEZIER BELEVEN
In het artikel in het TvG graven Arnold en Pier allereerst in de oorzaak van die maatschappelijke uitdagingen. Ze schrijven dat mensen steeds vaker activiteiten ondernemen die wel plezier en dus bekrachtiging opleveren, maar die weinig gedrag
vereisen. Denk aan uit eten gaan en films kijken – ‘passieve’ activiteiten. We vertonen steeds minder gedrag dat door natuurlijke, oorspronkelijke gevolgen bekrachtigd wordt, zoals zelf iets maken of iets planten en opkweken. Bovendien maken we steeds
“SKINNER
vaker gebruik van diensten van anderen, zoals maaltijdservices en het laten bezorgen van producten, waardoor we voor deze zaken steeds minder zelf doen. Het resultaat is dat we minder directe bekrachtiging ervaren, terwijl dat volgens Skinner een voorwaarde is voor een goede kwaliteit van leven. Hoewel steeds vaker een roep klinkt om gedrag dat ons in contact brengt met deze natuurlijke, oorspronkelijke omgeving en bekrachtigers – mensen die de stad inruilen voor het platteland, eigen groenten gaan verbouwen, weer zelf gaan koken of fanatiek gaan sporten – komt deze beweging richting natuurlijke bekrachtigers niet grootschalig op gang. Arnold en Pier schrijven het in hun artikel toe aan drie oorzaken: (1) we zijn gewoontedieren, doen veel zonder na te denken en op de automatische piloot,
TvG
23 VGCt magazine | maart 2024
IS DE MEEST VERKEERD BEGREPEN VISIONAIR IN DE PSYCHOLOGIE”
en houden ons gedrag liever bij wat we gewend zijn, ook al heeft dat op termijn nadelige gevolgen, (2) we zoeken de oplossing voor de verbetering van leefstijl op de verkeerde plek, namelijk bij mentaliteitsverandering en bewustwording in onszelf, in plaats van in de omgeving, (3) onmiddellijke bekrachtiging is moeilijker te weerstaan dan uitgestelde bekrachtiging.
DE ILLUSIE DIE VRIJHEID HEET
Daaronder ligt dat de ‘vrije wil’ volgens Skinner niet bestaat, legt Pier uit. “Skinner vond dat we ons moesten realiseren dat ons gedrag bepaald wordt door interacties die wij hebben met de omgeving: sociaal en fysiek. Als iemand naar het theater gaat, denkt hij waarschijnlijk: dat heb ik zelf uit vrije wil besloten, want ik kan er ook voor kiezen om niet te gaan. Volgens Skinner is het verschil tussen wel of niet naar het theater gaan niet gebaseerd op een keuze die je als vrij individu maakt. Je neemt het besluit om naar het theater te gaan op basis van je leergeschiedenis met naar theater gaan en op basis van externe factoren, zoals wat mensen zeggen of door reclame.” Daarmee kwam Skinner tot de conclusie dat we individuele vrijheid niet als hoogste doel zouden moeten nastreven, omdat we dan de oorzaken van ons gedrag op de verkeerde plek zoeken, wat uiteindelijk ten koste gaat van de samenleving. Pier: “Als we maar blijven hameren op individuele vrijheid als hoogste goed, dan blijven we
“ALS WE BLIJVEN HAMEREN OP INDIVIDUELE VRIJHEID ALS HOOGSTE GOED, DAN BLIJVEN WE ONSZELF EN DE AARDE SCHADE TOEBRENGEN”
grenzeloos vliegen, eten en onszelf en de aarde op andere manieren schade toebrengen. Skinner voorspelde in 1970 al dat dat zou leiden tot ernstige klimaatschade.” Maar dat wilden de tijdgenoten van Skinner liever niet horen. “Autonomie en vrijheid werd in die periode al belangrijk gevonden”, vertelt
Pier. “Als de overtuigingen van Skinner serieus zouden worden genomen, dan zou dat fascistische regimes in de kaart spelen, was de angst. Vandaar dat hij niet geliefd was.”
EEN ALTERNATIEF
Toch zijn we volgens Skinner niet volledig overgeleverd aan de externe omgeving. Want hoewel de uiteindelijke controle over ons gedrag buiten onszelf ligt, kunnen we wel wat aan die externe factoren veranderen. Pier legt uit: “Als je je bewust bent van de externe factoren die je gedrag beïnvloeden en dan gedrag vertoont om die factoren te veranderen, dan geeft dat een gevoel van vrijheid. Zo zie ik het zelf ook: ik voel me vrij, maar ik weet dat dat komt omdat ik het geheel aan bekrachtigingscontingenties niet ken. Uiteindelijk, en daar ben ik me van bewust, is mijn gedrag gedetermineerd en voorspelbaar. Veel mensen willen dat niet toegeven en geloven liever dat ze in alle vrijheid handelen. De algoritmes waar we tegenwoordig zoveel gebruik van maken bewijzen het tegendeel – die doen niets anders dan ons gedrag voorspellen. Die laten zien dat wat we doen vaststaat, al voordat we er zelf over hebben kunnen nadenken.”
JEZELF MANIPULEREN
Maar het ís dus mogelijk om invloed op je handelen te hebben. Door externe en volgens Skinner óók interne factoren te beïnvloeden – geen chocola in huis halen als je weet dat je de hele reep meteen opeet, bijvoorbeeld. We houden onze hand voor de mond om niet te lachen of iets ongepasts te zeggen (physical restraint and physical aid), we doen deuren dicht of sluiten de gordijnen om niet afgeleid te worden (changing the stimulus) of we brengen onszelf in een ‘goede stemming’ voordat we een saaie afspraak hebben, om de kans te vergroten dat we ons sociaal gepast gedragen (manipulating emotional conditions)
WEIGHT WATCHERS
Ook zelfcontrolegedrag is operant gedrag en moet bekrachtigd worden, willen we het blijven vertonen. Arnold: “Ofwel door het controlerende zelf, ofwel door de omgeving. Het succes van zelfcontroleprogramma’s ligt in vormen van externe (sociale) controle, zoals een partner die je helpt, afspreken met een sportmaatje of tegen anderen zeggen dat je de komende maand niet drinkt.” En daarmee komen Arnold en Pier in hun artikel op een
TvG
24 VGCt magazine | maart 2024
“IN DE CGT-PRAKTIJK WERKEN
WE BEPERKT, OF EIGENLIJK
STEEDS MINDER, VOLGENS HET
GEDACHTEGOED VAN SKINNER”
voorbeeld waaruit blijkt dat niet iedereen het gedachtegoed van Skinner de rug toekeert. Ze noemen de anti-obesitasprogramma’s van Weight Watchers. Deze propageren gedragsveranderingstechnieken die teruggrijpen op Skinners principes van operante conditionering: (1) kies kleine, haalbare doelen (zodat frequente bekrachtiging mogelijk is), (2) houd systematisch de voedselinname en het gewicht bij (secuur bijhouden van kleine gedragsverbeteringen is essentieel om vooruitgang te meten), (3) zoek een coach en counseling (om omgevingsfactoren die eten uitlokken en belonen te leren onderkennen), (4) zoek maatjes die het programma ook volgen voor steun (ter aanmoediging en om suggesties te krijgen over wat te doen als het moeilijk wordt), en (5) beweeg vaker (om af te vallen en om natuurlijke bekrachtiging te ervaren).
WEINIG SKINNER IN CGT
Pier: “Toch werken we in de CGT-praktijk nog maar beperkt, of eigenlijk steeds minder, volgens het gedachtegoed van Skinner. In psychoanalytisch of cognitief georiënteerde therapie geloofde Skinner niet. We zouden meer naar de omgeving moeten kijken, zoals wel bij bijvoorbeeld systeemtherapie en kinder- en jeugdgedragstherapie wordt gedaan.” Maar ook in individuele therapie zouden we volgens Skinner meer moeten kijken naar de omgevingscontingenties en hoe die de problemen en klachten van de patiënt in stand houden. Pier verwijst naar de boekbespreking van Hidde Kuiper (klinisch psycholoog en supervisor VGCt) in het Skinnerthemanummer van TvG. Hidde schrijft: “Van de 73 vervolgcursussen die op de website van de VGCt worden geadverteerd is er slechts één die deels over bekrachtigers uit de omgeving gaat: systeemtherapie. De huidige gedragstherapeut hecht meer waarde aan betekenisverlening (de BA) dan aan directe beïnvloeding van problematisch gedrag (de FA).
Vaardigheidstrainingen worden in veel instellingen
niet meer gegeven of niet langer vergoed door zorgverzekeraars. Wie kent er nog en doet nog met zijn cliënt aan een token-economy procedure? Gedragsbeïnvloeding van buitenaf. Van de elf praktijktoetsen van de VGCt gaan er twee expliciet over gedragsmatige beïnvloeding van buitenaf. De moderne gedragstherapeut zou zich mogen herbezinnen: welke stimuli in de omgeving van onze cliënten kunnen er veranderd worden, naast die vanbinnen?”
ONZE BEPERKTE INVLOED
Het systeemdenken is in opkomst en als je het Skinner zou vragen is dat een mooie ontwikkeling. De uitdaging is alleen dat dat systeem maar beperkt te beïnvloeden is door de ‘gewone mens’.
“Dan zijn we dus toch gebaat bij een overheid die omgevingscontrole bevordert”, concludeert Arnold. “Het helpt de patiënt met een eetbuistoornis als diegene niet struikelt over het snoepgoed in de supermarkt. Een alcoholverslaving kan niet voortbestaan als drank verbannen wordt. En als autorijden duurder wordt, zullen we vaker het openbaar vervoer nemen. Zover zijn we nog niet, maar er ontstaan wel wat kleine bewegingen de goede kant op, zoals gezondere bedrijfskantines en het recente verbod op mobieltjes in de klas. Vrijheid – als het al bestaat –gaat ons niet helpen en het is goed om naar dat inzicht te handelen – in het belang van onszelf én dat van onze omgeving. Dat heeft Skinner goed gezien.”
Het hele artikel lees je via de QR-code.
Over de auteurs Pier Prins is emeritus-hoogleraar klinische kinder- en jeugdpsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Arnold van Emmerik is als universitair docent verbonden aan de programmagroep Klinische Psychologie van de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast is hij bestuurslid van de European Association for Behavioural and Cognitive Therapies. In 2020 verscheen hun boek De ideale wereld van B.F. Skinner.
TvG
25 VGCt magazine | maart 2024
Vernieuwing CGW-opleiding gestart
In oktober 2023 gaf het bestuur van de VGCt het startsein voor de vernieuwing van de CGW-opleiding. Het belangrijkste doel van de vernieuwing is aansluiten bij de wens uit het werkveld: een opleidingsprogramma dat meer ruimte biedt om de leidende competenties in voldoende mate te ontwikkelen. Daarnaast zullen cgw’ers de mogelijkheid krijgen om hun kennis en ervaring via supervisie door te geven aan jonge cgw’ers i.o. De modernisering komt tot stand in samenwerking met cgw’ers en is naar verwachting medio 2025 afgerond.
VOLWAARDIG OPLEIDINGSTRAJECT
De plannen zijn gebaseerd op het adviesrapport ‘Modernisering opleidingsroute cognitief gedragstherapeutisch werker’, waarin werd geconcludeerd dat cgw’ers een volwaardig opleidingstraject verdienen parallel aan dat van cgt’ers. De vernieuwing betekent uitbreiding, toevoeging en vervanging van een aantal opleidingselementen. Om meer ruimte te creëren voor het oefenen van theorie in de praktijk wordt de basiscursus uitgebreid van 48 naar 54 uur. Net als in de CGT-opleiding worden een e-learning Therapeutfactoren, een
persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) en praktijktoetsen onderdeel van de opleiding. Het doorlopen van de e-learning helpt bij bewustwording van de invloed van therapeutfactoren en eigen handelen. Door het maken van een POP en praktijktoetsen zal het opleidingstraject beter aansluiten bij persoonlijke behoeftes en wordt de opleiding competentiegerichter. Deze onderdelen komen weer terug in de supervisie, die in de toekomst ook door ervaren cgw’ers gegeven kan worden. Om CGT-kennis te verdiepen en de aansluiting van de opleiding op het werkveld te versterken, wordt een vervolgcursus van 25 uur
Vernieuwde opleiding tot cognitief gedragstherapeutisch werker Basiscursus
uur
Vernieuwde opleiding tot cognitief gedragstherapeutisch werker Basiscursus
uur
Leerlijn
Leerlijn
Leerlijn Professionaliteit
Leerlijn Professionaliteit
Theorie
26 VGCt magazine | maart 2024
54
Vervolgcursus 25
Behandel-
E-learning + POP CGW Supervisie 40 sessies
verslag
Cognitief gedragstherapeutische diagnostiek en behandeling
54
Vervolgcursus 25
Behandelverslag E-learning + POP CGW Supervisie 40 sessies
uur
uur
Cognitief gedragstherapeutische diagnostiek en behandeling
toegevoegd. De afronding van de opleiding bestaat uit het maken van een behandelverslag dat de huidige supervisiereflectieverslagen zal vervangen. De duur van het opleidingstraject gaat van drie naar vijf jaar.
FASERING
In het voorjaar van 2024 wordt gewerkt aan de concepten van het behandelverslag, het POP-format, praktijktoetsen en een supervisiegeverscursus. In een pilot wordt de e-learning Therapeutfactoren (ontwikkeld voor cgt’ers i.o.) getest op geschiktheid voor cgw’ers i.o. Het najaar is bestemd voor het beoordelen van praktijktoetsen en de richtlijnen voor het behandelverslag in een pilot. In deze periode wordt ook gewerkt aan de inrichting van PE-online en de vernieuwing van de reglementen, inclusief een overgangsregeling. In de overgang naar het voorjaar van 2025 wordt promotiemateriaal ontwikkeld en verspreid voor potentiële leden en het werkveld. Implementatie en monitoring zijn gepland voor medio 2025.
“HET MAAKT CGW’ERS BREED INZETBAAR EN DAT IS WINST VOOR WERKGEVERS”
CGW’ERS OVER DE VERNIEUWING
Ilse Wijers rondde de CGW-opleiding eind vorig jaar af. Zelf zou ze het geen volwaardige opleiding noemen. “Na de opleiding voelde ik me nog geen cgw’er. Dat kwam daarna pas”, zegt ze. “In het werkveld wordt best denigrerend over de CGW-opleiding gedaan. Ik hoop dat als de opleiding inhoudelijk verbetert, langer duurt en intensiever wordt, de positie van de cgw’er ook wat steviger staat en dat we serieus worden genomen door onze CGT-collega’s. De praktijktoetsen vind ik daarbij een waardevolle toevoeging, want de eindtoets die je nu krijgt toetst alleen je kennis.” Ilse is van huis uit diëtist en werkt bij Co-eur, waar mensen met een eetstoornis door een multidisciplinair team worden behandeld. “We zijn met psychologen, psychiaters, artsen, verpleegkundigen en diëtisten. Om de diëtisten breder in te kunnen zetten, volgen we allemaal de CGW-opleiding, gevolgd door twee
jaar supervisie die door Co-eur wordt aangeboden. Die supervisie is nu nodig om de vertaling naar de praktijk te kunnen maken, maar is dus geen vast onderdeel van de opleiding. Bovendien mag ik met mijn CGW-achtergrond bij onze instelling geen eigen behandelingen geven, maar verzorg ik onderdelen van de behandelingen van onze psychologen. Natuurlijk moet er een scheiding blijven tussen het werk van cgt’ers en cgw’ers, maar met een serieuze opleiding kunnen we onze kennis verdiepen en hopelijk verder komen in het behandelaarschap.”
Joske Prummel is al zo’n veertien jaar geregistreerd cgw’er en volgt momenteel de opleiding tot cgt’er. Zij kan de vergelijking tussen CGW en CGT dus goed maken. “Als cgw’er ben je vooral uitvoerend en leer je op de opleiding de basistechnieken. Nu ik de CGT-opleiding volg merk ik hoe belangrijk het is om te begrijpen waarom je dingen doet. Dat helpt om de technieken goed toe te kunnen passen, maar het helpt ook bij het motiveren van cliënten. Ik hoop daarom dat de extra uren van de nieuwe opleiding vooral worden ingezet voor uitleg over de achterliggende theorieën, met aansprekende voorbeelden zoals je ze ook tijdens de CGT-opleiding krijgt.”
Joske denkt net als Ilse dat dankzij de uitbreiding van de opleiding, de positie van de cgw’er versterkt wordt. “Van drie naar vijf jaar – dat wordt een stevige opleiding die je er niet even naast doet. Hopelijk gaan instellingen dat ook zien. Het maakt cgw’ers breder inzetbaar en dat is winst voor werkgevers. Ik kan me voorstellen dat als cgw’ers beter onderlegd zijn, zij bepaalde zaken – zoals het opstellen van een FA/BA en HT – bij de cgt’ers weg kunnen halen en dat cgw’ers zelfstandiger kunnen werken.” Tot slot vindt Joske de supervisie door cgw’ers een goede ontwikkeling. “Het is toch mooi als ervaren cgw’ers hun startende collega’s kunnen begeleiden? Dat zal een ander soort supervisie worden dan de supervisie door een cgt’er, want cgw’ers zullen meer insteken op de praktische kant van een casus. Dat lijkt me waardevol.”
Ben jij momenteel in opleiding tot cognitief gedragstherapeutisch werker? Dan verandert er voor jou niets en kun je gewoon de huidige opleidingsonderdelen doorlopen.
Theorie
27 VGCt magazine | maart 2024
Nog niet uitgeleerd? www.vlokhovenopleidingen.nl
Gerrie Didactische duizendpoot Zowie Chef volle cursussen
Bjorn Docenten dynamo
uitgeleerd? www.vlokhovenopleidingen.nl Ontdek meer
Sarah Klantenservice queen
Theorie
30 VGCt magazine | maart 2024
VRAAG EN ANTWOORD OVER...
Seksuele problemen bij vrouwen
CGT biedt een oplossing bij pijn bij het vrijen en bij vaginisme. Maar we – hulpverleners in de brede zin – mogen ons wel wat meer op ons gemak voelen bij het onderwerp, en bij seksualiteit in het algemeen, vindt Reinhilde Melles. Zij is klinisch psycholoog en seksuoloog en pleit voor het vaker en gedetailleerder bespreken van seksualiteit.
Wat maakte dat jij in dit taboeonderwerp dook?
“Het is een onderwerp dat weinig aandacht krijgt en moeilijk bespreekbaar is. Dat staat onze ontwikkeling in de weg en juist daarom vond ik het interessant. Ik begon als psycholoog bij het CLAS-project, waarbij we een methodiek ontwikkelden voor contextuele hulp aan alle betrokkenen bij seksueel misbruik binnen gezinnen. Hulp aan alleen slachtoffers voelde als dweilen met de kraan open, want het misbruik ging door. Daarom richtten we ons ook op daderhulpverlening. Ook dat was een taboe. We kregen veel negatieve reacties, want ‘je gaat de daders toch niet helpen?’. Maar daar zit juist de kern. Na vijf jaar voor het project te hebben gewerkt, koos ik voor een positievere vorm van seksuele ontplooiing – ik ging werken bij Maastricht UMC. Daar ontdekte ik dat het taboe zelfs doordrong tot in de wortels van de artsenopleidingen.”
Betekent dat dat artsen het taboe versterken?
“Toen ik twintig jaar geleden begon in het ziekenhuis, leerden artsen in opleiding niet hoe groot het genotsorgaan van de vrouw is. Velen dachten dat zich dat beperkt tot het topje, de glans van de clitoris. Een oudere, ervaren gynaecoloog vertrouwde me toe dat hij pas tijdens operaties ontdekte dat een veel groter deel van de clitoris inwendig ligt en dus onzichtbaar is. De clitoris is in werkelijkheid net zo groot als de penis. In de middeleeuwen was dit al bekend, maar in medische opleidingen is er veel te weinig aandacht voor, zo vinden ook artsen in opleiding. Het is dus niet gek dat de voorlichting over seksuele anatomie vanuit artsen richting hun patiënten beperkt blijft. Als bij een oncologische ingreep een deel van de clitoris weg moet worden gehaald, bijvoorbeeld. Vrouwen denken dat zij nooit meer plezier van seks kunnen hebben, omdat hen
niet wordt verteld dat slechts een klein stuk van een veel groter orgaan wordt weggehaald. Hun wordt niet verteld dat er wel degelijk mogelijkheden blijven bestaan om een orgasme te krijgen. Deze informatie zouden zij al vóór de operatie moeten krijgen, zodat zij én hun partners al op onderzoek kunnen naar dat deel van hun lichaam. Dat zou veel zorgen en verdriet voorkomen.”
Wat is jouw rol in het ziekenhuis?
“Mijn rol is om seksuele problemen in het ziekenhuis te behandelen én bespreekbaar te maken. Dat kan ik niet alleen en daarom werken we met een multidisciplinair overleg. Oncologen, gynaecologen en andere artsen voorzie ik van kennis op seksuologisch gebied. Vrouwen die pijn ervaren tijdens het vrijen komen vaak als eerste bij een gynaecoloog terecht. Doordat gynaecologen voortplantingsgericht zijn opgeleid, vragen zij vooral naar pijn bij ‘penis-in-vaginacontact’ (PIV). Over clitorisstimulatie – hetgeen bij vrouwen voor een orgasme zorgt – wordt vrijwel niet gesproken, terwijl dat vaak de eerste stap is om weer plezier te krijgen in seks. Bij mannen is het makkelijker. Hun genietorgaan is óók hun voorplantingsorgaan. Bij vrouwen is dat niet het geval: de vagina is een geboortekanaal. Ik zou willen dat er meer met afbeeldingen van de genitaliën zou worden gewerkt en dat elke arts een 3D-vulva in zijn spreekkamer heeft staan.”
“ELKE ARTS ZOU EEN
3D-VULVA IN ZIJN SPREEKKAMER MOETEN HEBBEN”
31 VGCt magazine | maart 2024
Theorie
Theorie
“CGT’ERS MOGEN
SEKSUELE STIMULI BETER
UITVRAGEN: VAAK ZIJN
DAT DE ÉCHTE TRIGGERS”
Maar vrouwen weten hun eigen fijne plekjes toch wel te vinden?
“Misschien wel, maar dat betekent nog niet dat zij dat ook met hun partner durven te delen. Daar ligt vaak het probleem. Veel vrouwen durven geen expliciete informatie uit te wisselen. Bovendien zitten meisjes in een onmogelijk keurslijf. Ze moeten sexy zijn, maar niet seksueel. Ze moeten aantrekkelijk zijn, maar moeten oppassen dat ze niet voor hoer worden uitgemaakt. Ze krijgen mee dat ze hun partner moeten plezieren, terwijl mannen dat minder meekrijgen. En dan is seks al snel penetratiegericht – zeker als vrouwen niet durven te communiceren over hun wensen. Daar ontstaat de kern van veel seksuele problemen: een verminderd gevoel van lust.”
Wat zijn seksuele problemen?
“De meeste vrouwen met seksuele problemen hebben last van verminderde zin en minder seksuele opwinding of het lukt niet om een orgasme te krijgen door gebrek aan seksuele voorlichting. Als dan ook nog de norm bestaat dat echte seks bestaat uit PIV, gebeurt dit vaak met onvoldoende opwinding bij de vrouw van wie de clitoris nog niet in erectie is. Gebrek aan seksuele opwinding is de belangrijkste oorzaak van genitale pijn. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel van pijnverwachting, minder zin en opwinding, verhoogde bekkenbodemspanning, minder lubricatie (vochtig worden van de vagina), mechanische frictie en genitale pijn.”
Welke rol kan CGT spelen?
“Bij de pijngroep spelen cognities, angst voor verlies van de partner en een gebrek aan kennis een belangrijke rol. Vrouwen willen een goede partner zijn en denken dat daar vaginale penetratie voor nodig is. Dus ze zetten door, zonder dat ze er zelf van genieten. Bij deze groep is het doel om vrouwen te laten ontdekken wat ze fijn vinden. Dat begint met een pijnverbod. Middels een functie- en een betekenisanalyse laten we de patiënt zien hoe door ‘door te zetten’ en steeds opnieuw pijn te ervaren, de negatieve betekenisgeving wordt gestimuleerd. Voorlichting speelt in seksuologie een belangrijke rol, ook bij deze pijngroep. We leggen uit dat pijn in je ‘rugzak’ gaat zitten, getriggerd kan worden en de
volgende keer dus terug kan komen als je die cirkel niet doorbreekt.
Vervolgens gaan we in op de cognities. Vaak denkt de vrouw dat er iets mis is met haar lichaam, dat ze geen goede partner is en dat haar vagina ‘dichtzit.’ De meest hardnekkige overtuiging is dat haar partner haar verlaat als ze geen penetratie toelaat. Die gedachten onderzoeken we en dagen we uit. De partner is bij alle sessies aanwezig, dus die wordt steeds actief bij alle interacties betrokken.
Ook ontspanning is belangrijk. Daarom verwijzen we meestal naar een bekkenbodemfysiotherapeut, om de patiënt te leren hoe zij haar bekkenbodemspieren kan ontspannen. Langzamerhand werken we toe naar het opnieuw opbouwen van lust en als die er weer is, gaan
32 VGCt magazine | maart 2024
Verdiep je in seksuologie
Voor wie meer wil lezen over seksueel genot heeft Reinhilde een aantal tips.
Come as you are is een laagdrempelig, maar op wetenschap gebaseerd boek waarin Emily Nagoski uitlegt dat factoren als stress, vertrouwen, gemoedstoestand en je lichaamsbeeld cruciaal zijn voor seksualiteit. “En dus ook de cognities die je hebt: heel relevant voor de pijngroep die ik in het interview omschrijf”, aldus Reinhilde.
OMGYes.nl is een platform voor vrouwen om meer te leren over seksueel genot. “Je zou het als psycho-educatie kunnen inzetten”, oppert Reinhilde.
Van weerzin naar weer zin combineert het ervaringsverhaal van seksueel misbruik van auteur Carlie van Tongeren met de kennis van seksuoloog Ingeborg Timmerman. Met als doel de lezer te bevrijden van negatieve ervaringen en associaties met seksualiteit. “Als er sprake is van traumatische ervaringen.”
De waarheid over seks: Plezier en gendergelijkheid op planeet Aarde. In dit boek gaan Ellen Laan (postuum) en Rik van Lunsen de barricaden op voor seksueel plezier voor vrouwen én mannen, en ontkrachten zij mythes over vrouwelijke en mannelijke seksualiteit als ‘verzorgers’ van Venus en ‘jagers’ van Mars.
Seks! Een leven lang leren. Ook een boek van Ellen Laan en Rik van Lunsen. “Ze wijzen je de weg in de wereld van je eigen seksualiteit en die van de ander, laten je zien ‘hoe seks werkt’ en wat - van jong tot oud - de ingrediënten zijn voor een bevredigend seksleven.”
Seksuele problemen. Diagnostiek en behandeling (tweede druk). “Biedt handvatten voor het diagnosticeren van seksuele problemen.”
Seksueelprobleem.nl. Reinhilde: “Deze website bevat veel praktische informatie, zoals richtlijnen, vragenlijsten en oefeningen.”
Etsy.nl. “Heeft mooie 3D-modellen van de vulva en de clitoris – heel bruikbaar in je spreekkamer”, aldus Reinhilde.
we aan de slag met exposure. Er worden steeds kleine stappen gezet, te beginnen met aanraking van de vulva en masturbatie, waarna de vulva ook door de partner
gestreeld kan worden op een manier dat het niet pijnlijk is en daarna zelfs prettig en opwindend is. En als er dan voldoende opwinding is en de patiënt tegen een orgasme aan zit, kan ook geprobeerd worden om lichte druk op de inwendige delen van de clitoris uit te oefenen, door haarzelf en door haar partner.
Uit mijn promotieonderzoek blijkt namelijk dat seksuele opwinding belangrijk is voor een positieve waardering van vaginale druk.”1,2
Hoe wordt CGT toegepast bij vaginisme?
“Vaginisme betekent dat het niet lukt om een penis, vinger, tampon of zelfs maar een wattenstaafje in de vagina in te brengen. Vrouwen die aan vaginisme lijden en toch proberen iets in te brengen, spannen hun bekkenbodemspieren onbewust aan. In tegenstelling tot de pijngroep waar ik net over vertelde, hebben vrouwen met primair (levenslang) vaginisme vanaf het eerste moment dat zij iets proberen in te brengen klachten.
Bij de pijngroep ontstaan de seksuele klachten vaker na verloop van tijd.
In een onderzoek dat ik met collega’s uitvoerde,1 hebben we geconcludeerd dat vaginisme in feite een specifieke fobie is en dat het ook op die manier moet worden behandeld. Dan zou je dus met exposuretherapie werken. Eerder werkten we met praatgroepen, waarna de vrouwen thuis zelf moesten oefenen. Maar de vermijding was in het grootste deel van de onderzoekspopulatie zo groot, dat de vrouwen allerlei smoezen verzonnen en van het oefenen thuis niets terechtkwam.
Bij de kleine groep die wel had geoefend (19 procent), werkte de exposure. We zaten dus op het goede spoor, maar moesten een methode ontwikkelen die vermijding voorkwam.
Het heeft geresulteerd in een behandeling waarbij de vrouw met primair vaginisme en haar partner de exposure in het ziekenhuis ondergaan.2 Dat begint bij ademhalingsen mindfulnessoefeningen om te ontspannen.3 Daarna werken we met de progressieve relaxatiemethode van Jacobsen om de bekkenbodem te laten aan- en ontspannen. Middels een spiegel ziet de cliënt wat bekkenbodemspanning met haar vulva en vaginaopening doet – die wordt hard en verminderd toegankelijk bij aanspanning, en zacht bij ontspanning. Door het inbrengen van een
“VAGINISME IS IN FEITE EEN SPECIFIEKE FOBIE”
33 VGCt magazine | maart 2024 Theorie
“VAAK HEBBEN SEKSUELE
PROBLEMEN EEN INTERACTIE
MET ANDERE PSYCHISCHE
KLACHTEN”
vinger bij een ontspannen bekkenbodem, ervaart zij dat het niet pijnlijk is en er genoeg ruimte is waardoor haar verwachtingen worden ontkracht. We oefenen veel en variëren daarbij in houdingen, het aantal vingers en groottes van de staafjes, waardoor de angst vermindert en het gevoel van controle toeneemt (deepened extinction). We plannen drie exposuresessies van twee uur in één week. Deze (massed) exposuremethode werkt binnen twee weken bij 89 procent van de zeventig onderzoeksdeelnemers.2 De meeste vrouwen hadden maar één exposuresessie in het ziekenhuis nodig en bijna 80 procent van deze vrouwen had geslachtsgemeenschap gehad in de eerste week na de start van de behandeling. Het behandelresultaat hing samen met een enorme reductie van catastrofale pijn en penetratiecognities en een toename in ervaren controle tijdens de vaginale penetratie. Deze veranderingen in cognities werden bewerkstelligd door het opdoen van corrigerende ervaringen tijdens het oefenen.”
Hebben deze vrouwen ook op lange termijn plezier in seks?
“Twee derde van deze vrouwen scoorde op de vragenlijsten ‘normaal’ ten aanzien van seksueel functioneren aan het eind van de behandeling. Vervolgens hebben we aan alle deelnemers aan het onderzoek een vervolgtraject aangeboden van drie sessies, gericht op het versterken van seksuele opwinding. Bij de follow-up (na één jaar) bleek echter dat deze additionele sekstherapie geen effect had. Misschien sloot dit aanbod niet aan op de hulpvraag – de meeste vrouwen, met en zonder seksuele disfunctie, willen vooral ‘normaal’ zijn en hebben door gebrek aan positieve ervaringen niet zulke hoge verwachtingen ten aanzien van seksueel genot. Een hondenfobicus gaat nooit een kennel beginnen en dat zie je dus ook bij deze groep.”
Meer aandacht voor seksuologie, wat zou dat voor effect hebben in de ggz?
“Een orgasme zorgt voor een dopamine- en testosteronshot, en dat heeft allerlei positieve effecten. Niet alleen verkleint het de kans op artrose en hart- en vaatziekten; het kan ook als hefboom werken waardoor mensen makkelijker uit hun depressie komen. Vaak hebben
seksuele problemen een interactie met andere psychische klachten. Angststoornissen gaan vaak gepaard met seksuele klachten. Wie OCD heeft bijvoorbeeld, kan minder openstaan voor zijn gevoel of seksuele opwinding, of juist dwangmatig masturberen. En ook in relatietherapie mag meer aandacht zijn voor lichaamstaal en seks. Alleen als er ‘exclusief aandacht’ wordt besteed aan seks, verbetert de seksuele relatie. Ik zou graag zien dat in elke ggz-instelling minstens twee seksuologen werken, want in het bespreekbaar maken van seksualiteit schuilt vaak een oplossing.”
Kunnen cgt’ers zelf hier ook iets in betekenen, of is altijd een specialist nodig?
“Cgt’ers doen er goed aan om het gesprek over seksuele problemen vaker te openen. En om niet bang te zijn om naar details te vragen. Mensen met een trauma door seksueel misbruik worden doorgaans behandeld met imaginaire exposure of EMDR, wat goed is. Alleen wordt vaak niet voldoende doorgevraagd naar de seksuele triggers. Vrouwen kunnen nee leren zeggen en hun trauma verwerken, maar zodra ze weer gaan vrijen, zitten ze snel weer midden in hun trauma. De échte triggers zitten vaak in de seksuele details. Denk aan de geur van sperma, de druk op de vulvaire huid of het geluid van de ademhaling van de dader. Wees de voyeur in de slaapkamer – daarmee krijg je de échte triggers boven water. Als je dit zelf lastig vindt, kan je altijd een seksuoloog bij de behandeling betrekken. Ikzelf werk ook veel samen met cgt’ers om hun patiënten verder te helpen. Als er sprake is van vaginisme of genitale pijn, zou ik altijd verwijzen naar een seksuoloog.”
Bronnen
1. Melles, R. J., Dewitte, M., Ter Kuile, M. M., Bonnemayer, C., Peters, M.L. (2018) The Vaginal Pressure Inducer: a new device to test the threshold of unpleasant vaginal pressure and the influence of sexual arousal Journal of Sex & Marital Therapy.
2. Melles, R.J.. Vaginal penetration: pain of pleasure? The role of fear and sexual arousal. Proefschrift 2019, Universiteit Maastricht.
3. ter Kuile, M. M., van Lankveld, J. J., Groot, E. D., Melles, R., Neffs, J., & Zandbergen, M. (2007). Cognitive-behavioral therapy for women with lifelong vaginismus: Process and prognostic factors. Behav Res Ther.
4. ter Kuile, M. M., Melles, R., de Groot, H. E., Tuijnman-Raasveld, C. C., & van Lankveld, J. J. (2013). Therapist-aided exposure for women with lifelong vaginismus: a randomized waiting-list control trial of efficacy. Journal of consulting and clinical psychology, 81(6), 1127-1136. doi: 10.1037/a003429.
5. ter Kuile & Melles (2023) Vaginisme. Hoofdstuk 6. In: Seksuele problemen. Diagnostiek en behandeling. (Leusink, Borst & Merkies (red.).
34 VGCt magazine | maart 2024
13 JUNI 2024
DE BEHANDELING VAN ANGSTSTOORNISSEN: DOEN WAT WERKT
Derde Koepelcongres VEN, VSt & VGCt
Wil jij in één dag bijgepraat worden over de verschillende behandelvormen van angst voor alle levensfasen? Meld je dan aan voor het Koepelcongres ‘De behandeling van angststoornissen: doen wat werkt!’ op donderdag 13 juni bij Van der Valk in Veenendaal.
HOE KOM JE VAN ANGST AF?
Bijna één op de vijf Nederlanders heeft ooit in zijn leven een angststoornis gehad. Angst komt voor in vele vormen en maten, maar iedereen die ermee te maken heeft vraagt zich één ding af: hoe kom je er zo snel en zo goed mogelijk weer vanaf?
Om de impact van angststoornissen te beperken, maken we gebruik van evidence based behandelingen. Het derde congres van De Koepel voor Effectieve Psychologische behandelingen (VGCt, VEN en VSt) staat daarom in het teken van effectieve behandelingen voor angststoornissen over de gehele levensloop (kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen). In lezingen en interactieve workshops komen verschillende behandelvormen aan bod, zoals CGT, EMDR en schematherapie.
VERRASSENDE INVALSHOEK
Het belooft een inspirerende dag te worden met keynotesprekers die voor een verrassende invalshoek kiezen. Merel Kindt (hoogleraar klinische psychologie aan de UvA) informeert je bijvoorbeeld over hoe je een revolutionaire aanpak voor de behandeling van angststoornissen in de praktijk brengt. Na de verschillende workshops kijken we met psychiater Menno Oosterhoff onze eigen angst in de ogen: wat als je patiënt niet meer beter wordt? Kortom: genoeg stof tot nadenken. Kom je ook? Het volledige programma en meer informatie vind je op vgct.nl/agenda (zie QRcode).
Accreditatie wordt aangevraagd bij de VGCt, VSt, VEN, FGzPT en NIP eerstelijnspsychologie.
Bekijk het programma van het congres.
De Koepel voor Effectieve Psychologische Behandelingen is een alliantie van de Vereniging
EMDR Nederland (VEN), de Vereniging voor Gedrags en Cognitieve therapieën (VGCt) en de Vereniging voor Schematherapie (VSt). Samen staan wij voor de inzet van hoogwaardige evidence based behandelingen.
Eerder organiseerden wij al congressen over de behandeling van stemmingsstoornissen (2022) en de behandeling van trauma bij kind en jeugd (2021). Voor poh’s ggz is er een uitgebreide webinarserie over evidence based behandelen van diverse psychische problemen. Wist je dat je al deze praktische webinars kunt terugkijken via de website van de koepel (zie code)?
Webinars over evidence based behandelen van diverse psychische problemen.
“HET KOEPELCONGRES STAAT IN HET TEKEN VAN EFFECTIEVE BEHANDELINGEN VOOR ANGSTSTOORNISSEN”
Koepelcongres
35 VGCt magazine | maart 2024
Werkingsmechanisme MBCT bij depressie
Onderzoek wijst uit dat mindfulness-based cognitive therapy (MBCT) effectief kan zijn voor het verminderen van klachten tijdens een depressie en dat het de kans op terugval verkleint. Die effectiviteit blijkt niet voor iedereen gelijk te zijn. Jelle Lubbers onderzoekt voor het RadboudUMC, Centrum voor Mindfulness en Propersona of te voorspellen is bij wie MBCT wel en niet (goed) werkt. Tevens onderzoekt hij de werkingsmechanismen van MBCT, met als doel de therapie te verbeteren en in de toekomst ook patiënten te kunnen helpen die er nu nog weinig baat bij hebben.
Jelle: “We richten ons op mensen met recidiverende of chronische depressie. De ene onderzoeksgroep krijgt MBCT en wordt op drie momenten gemeten: voor, tijdens en na de behandeling. Dat doen we middels zelfrapportagevragenlijsten en experimentele taken. De controlegroep bestaat uit mensen die op de wachtlijst voor MBCT staan. Het gaat dus niet om een gerandomiseerd onderzoek, maar wel om een gecontroleerde studie.
Er zijn enkele mechanismen waarvan we denken dat die een belangrijke rol spelen bij depressie én dat die worden beïnvloed door MBCT. Een van de belangrijkste mechanismen is piekeren. We onderzoeken of afname van piekergedachten (een gedeelte van) de afname van depressiesymptomen kan verklaren. De volgorde is hierin belangrijk; gaat de afname van piekergedachten vooraf aan de afname van depressiesymptomen of andersom? De andere mechanismen die we meten zijn mindfulnessvaardigheden en zelfcompassie. We verwachten dat deze eigenschappen toenemen en onderzoeken wederom of een toename in deze eigenschappen samenhangt met en voorafgaat aan een afname in de depressiesymptomen.
Diezelfde eigenschappen onderzoeken we om te kijken of we kunnen voorspellen bij wie MBCT wel en niet werkt. Uit eerder onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat mensen die meer piekeren vóór de behandeling, meer baat hebben bij MBCT. Als we dit repliceren en we ook andere voorspellende factoren kunnen identificeren, kunnen we straks patiënten selecteren van wie we verwachten dat MBCT goed voor hen werkt.
Jelle Lubbers
Op dit moment worden de data geanalyseerd. Het lijkt erop dat mensen die veel piekeren en die minder hoog scoren op zelfcompassie inderdaad meer baat hebben bij MBCT. Vervolgonderzoek is nodig om deze resultaten te bevestigen. Onze verwachting was dat een effect van MBCT op rumineren halverwege de behandeling (een gedeelte van) het effect op depressiesymptomen na behandeling verklaart. Deze verwachting is niet bevestigd door ons onderzoek. Het kan zijn dat halverwege (na vier weken) nog niet voldoende verandering is opgetreden. Het kan interessant zijn om in vervolgonderzoek na bijvoorbeeld zes weken te meten.”
36 VGCt magazine | maart 2024
JONGE ONDERZOEKER
Immuno-psychiatrie
Het immuunsysteem-uit-balans als oorzaak van psychiatrische aandoeningen
Hemmo A. Drexhage
WWW.SWPBOOK.COM/2488
Anders leren denken met Vincenzo het vuurvliegje
De beschrijvende diagnose en DSM-classificatie
Voor gz-psychologen, psychotherapeuten, orthopedagogen
Dierenverhalen voor cognitief gedragstherapeuten die werken met jonge kinderen
Juliette Liber
WWW.SWPBOOK.COM/2603
Ton van Heugten
WWW.SWPBOOK.COM/2505
WRITEjunior
Protocol schrijftherapie voor getraumatiseerde kinderen en adolescenten 4-18 jaar
Sacha Lucassen & Saskia van der Oord
WWW.SWPBOOK.COM/2411
AUTISME ONLINE
22-4000-0164-01 VGCT 2024 #1 Hét d ig itale naslag we r k vo o r ge e stel ij ke gezondhei d s zo rg ggzdigitaal.nl Hét dig it a le n a sla g we r k vo o r h e t s o ci aa l domei n sociaaldigitaalnl autisme.online
Scan de QR code voor een overzicht van onze uitgaven!
2e druk
NIEUW
NIEUW
5e druk 22-3000-1062-01 VGCT 2024 #1 1-2_180x132mm_B.indd 1 13-02-2024 13:31
REFLECTIE
Een supervisor en een supervisant gaan intensief met elkaar om. Een tijd van jezelf tegenkomen, reflectie en heel veel leren. En dat geldt meestal voor beide partijen.
Foto's: De Beeldredacteur
Meer genieten dankzij supervisie
Na de studie Orthopedagogiek te hebben afgerond, miste Babet de vertaling naar de behandelpraktijk. Clarisse hielp Babet de CGT-techniek in de vingers te krijgen, afwegingen te maken rond zelfonthulling én af en toe op de rem te trappen.
“
Als behandelaar, maar ook als docent en supervisor, voel ik steeds de drang om nieuwe dingen te leren. Vaak ontstaat de behoefte aan cnieuwe kennis doordat ik casuïstiek tegenkom waarvan ik voor mijn gevoel nog niet genoeg weet. Ik specialiseerde me bijvoorbeeld in seksuologie, omdat ik merkte dat dat een belangrijk onderwerp is in mijn gesprekken met de jonge doelgroep die ik help. Ik vond dat ik niet genoeg woorden had om hen op seksuologisch gebied verder te helpen en dus volgde ik een specialistische opleiding in die richting. Zo heb ik meer postdocs gevolgd en een arsenaal aan kennis en vaardigheden opgebouwd die ik graag deel met mijn supervisanten, maar ook met andere supervisoren en de studenten van de gz-opleiding.
Aangezien ik zelf ook potentiële supervisoren opleid, ben ik nog bewuster in mijn werk met supervisanten. Ik wil natuurlijk waarmaken wat ik anderen bijbreng; practice what you preach! Ik denk dat dat de reden is dat Babet mij vroeg als supervisor. We kenden elkaar van de basiscursus Kind en Jeugd, waar ik docent was en zij student. Het was een enthousiaste groep vrouwen die elkaar ook buiten de cursus opzocht. Babet was daar de aanjager van; toen we de laatste les gehad hadden, opperde zij om met z’n allen ergens te gaan eten. Dat enthousiasme kenmerkt Babet en ze bleek dan ook een toegewijde supervisant. De tijd die we samen hadden, wilde ze zo goed mogelijk benutten door
meteen van start te gaan en door onze sessies goed voor te bereiden. Huiswerk dat ik haar vroeg te doen, stuurde ze ruim voor onze afspraak toe, zodat ik daar al iets mee kon.
Door zo efficiënt te werken, heeft Babet mooie stappen gemaakt. Zo hebben we het gehad over haar rol als therapeut en in hoeverre je eigen ervaringen deelt met patiënten. Babet werkt veel met kinderen en jongeren. Van die doelgroep kan je het vertrouwen winnen door een stukje van jezelf te laten zien en door aan te sluiten op hun ervaringen. Babet was soms onzeker over wat daarvan de grens is, terwijl zij dat van nature goed aanvoelt. Het past haar ook goed omdat ze zelf nog best jong is. Als ik – met mijn 60 jaar – tegen een jongere zou beginnen over mijn datingverleden, dan sla ik de plank mis. Babets verhaal kan voor herkenning zorgen. Uiteraard met behoud van eigen professionele grenzen.
Ze kon ook een beetje doorslaan in haar enthousiasme en ik heb haar regelmatig gezegd dat het wel een tandje minder mocht. Doordat we een goede klik hadden, humor deelden en het met elkaar ook over persoonlijke onderwerpen hadden, was het voor mij makkelijker om haar een spiegel voor te houden. Ik wist wat er nog meer in haar leven speelde. Naast ons supervisietraject volgde Babet meerdere cursussen en was ze betrokken bij projecten. Als ik haar vroeg of de supervisie op een lager pitje moest komen te staan zodat ze voor andere
38 VGCt magazine | maart 2024
Supervisor
Clarisse van Gorkom werkt als gz-psycholoog, seksuoloog en coach met (jong)volwassenen. Daarnaast geeft ze als docent na- en bijscholing, geeft ze trainingen aan supervisoren en is ze zelf supervisor in het kader van de opleiding tot cognitief gedragstherapeut en gz-psycholoog, het NIP-traject en (her)registratie SKJ.
activiteiten meer ruimte had, wilde ze daar niets van weten. Af en toe heb ik haar een weekend vrij gegeven, of gezegd: we laten deze analyse even liggen. Achteraf vertelde ze dat ze daar veel aan heeft gehad.
Ik denk dat ze door de supervisie wat meer van haar vak is gaan genieten. Als cgt’ers leggen wij een prachtige en soms intensieve ‘wandeling’ af met cliënten. Natuurlijk is het belangrijk om te weten wat je doet, maar als je de techniek na een aantal keer oefenen in de vingers hebt, mag je daar ook op vertrouwen en daarvan genieten. Ik ben de eerste die vakgenoten zal motiveren om zichzelf bij te scholen, maar af en toe een pas op de plaats maken is óók goed. Dat was een eyeopener voor Babet. Het liefst wilde ze alles kunnen, maar op een bepaald moment realiseerde ze zich ook hoe leuk het is als je het geleerde ook echt goed kan toepassen. Dan komt er vanzelf weer een moment dat het gaat kriebelen, of dat je merkt dat je meer wil leren over een bepaald onderwerp. En dan, als je na tientallen jaren een schat aan ervaring en specialisaties in je rugzak hebt zitten, zie je wat voor therapeut je bent geworden. En vind je het misschien wel mooi en zinvol om als díe therapeut je kennis en kunde met een nieuwe generatie te delen.”
“ZE WILDE ALLES KUNNEN, MAAR OP EEN BEPAALD MOMENT REALISEERDE ZE ZICH OOK HOE LEUK HET IS ALS JE ÉÉN DING GOED KAN”
39 VGCt magazine | maart 2024 Reflectie
“M
Supervisant
Babet Loef-Jansen is orthopedagoog en cgt’er en werkt in de basis-ggz en sggz. Ze volgt momenteel de opleiding tot registerpsycholoog NIP (kind en jeugd).
ijn eerste seksueelmisbruikcasus vond ik pittig. Ik was nog niet zo lang van de universiteit en ik was zoekende hoe ik de (trauma)behandeling goed vorm kon geven. Daarbij zocht ik naar een manier waarop ik mijn eigen grenzen kon bewaken. Gaandeweg het behandeltraject had ik het met Clarisse over zelfonthulling en wat dit in deze behandelcasus zou kunnen opleveren. Ik voelde een drempel om iets van mezelf te delen; wilde ik dat wel? Hoe doe je zoiets? Het was fijn hier uitgebreid met Clarisse over te praten, gezien haar schat aan ervaring. De nuchtere houding van Clarisse hielp om te relativeren. ‘Wat is het ergste wat er kan gebeuren?’, vroeg ze. En uiteindelijk spoorde ze me aan om het gewoon te gaan proberen. In de volgende sessie met het meisje vertelde ik over mijn eigen eerste seksuele ervaring. Mijn doel was met name om over te brengen dat ik, in tegenstelling tot haar, een positieve ervaring heb gehad, dat dat is hoe het hoort te gaan en dat ik dat haar ook had gegund. Mijn zelfonthulling pakte goed uit. Het meisje vond het fijn dat ik mijn verhaal met haar had gedeeld en ze realiseerde zich daardoor dat haar eigen ervaring niet was hoe het hoorde te gaan. Ze gebruikte in de sessies die volgde steeds vaker het woord ‘verkrachting’; dat had ze nog niet eerder gedaan.
De afstand/nabijheid met cliënten is een rode draad in mijn traject met Clarisse geweest. Soms voel ik de behoefte om na een heftige traumabehandeling een arm om een cliënt heen te slaan, terwijl ik tijdens de opleiding op de universiteit juist had geleerd om afstand te bewaren.
Clarisse hield me een spiegel voor en vroeg me of het troosten mijn eigen behoefte is, of dat zo’n handeling ook aansluit bij de cliënt. We pluisden zo’n situatie dan helemaal uit, waarbij ik mezelf afvroeg wat op zo’n
40 VGCt magazine | maart 2024 Reflectie
moment in mij gebeurt, wat mijn gedachten daarbij zijn en hoe dat is voor de cliënt. Zo werd ik me bewust van mijn eigen gedachtenpatronen over hoe je je zou moeten gedragen als ‘goede’ therapeut en kon ik kritisch zijn naar de overtuiging dat het niet de bedoeling is om een geëmotioneerde cliënt een knuffel te geven.
‘We kunnen er eindeloos over praten, maar uiteindelijk moet je het gewoon doen’, is de insteek die Clarisse vaker gebruikte en dat werkte voor mij heel goed. Op de universiteit was het vooral gegaan over diagnostiek en maar weinig over het behandelproces. Toen ik vijf jaar geleden begon met werken, had ik het gevoel dat ik belangrijke tools voor de behandelpraktijk miste. Daardoor had ik de behoefte om vlieguren te maken en daar sloot Clarisse met haar praktische insteek goed op aan. Een voorbeeld is toen ik vertelde dat ik het gevoel had dat ik jonge kinderen soms aan het vermijden was. In de zin van dat ik vooral jongeren hielp, omdat ik dat een ‘makkelijkere’ doelgroep vind. Clarisse daagde me uit om gewoon wat casussen met jonge kinderen op te pakken, dus dat deed ik. Ik ontdekte dat ik het kan, met jonge kinderen werken, maar dat dat me meer energie kost. Daarmee kwam ik tot de conclusie dat ik een combi in caseload moet zien te vinden; af en toe jonge kinderen voor de ervaring, maar vooral ook veel jongeren, omdat daar mijn kracht ligt.
Hoewel Clarisses aanpak heel praktisch is, benadrukte ze ook het belang van het eerst goed in kaart brengen wat er aan de hand is. Ze leerde me stil te staan en uitgebreide functie- en betekenisanalyses te maken. Daar wil ik nog weleens aan voorbij gaan. Het klinkt misschien gek, maar ik zag diagnostiek en behandelen vaak als twee losse onderdelen; óf we doen het één, óf we doen het ander. Als sprake was van een afgebakende angst,
“ENTHOUSIASME EN NIEUWSGIERIGHEID DOSEREN DOOR AF EN TOE STEVIG OP DE
dan ging ik direct van start met de behandeling.
Terwijl Clarisse me liet stilstaan bij de functie van goede diagnostiek en hoe belangrijk het is om éérst goed te snappen wat er aan de hand is, voordat je start met je behandeling. Haar stijl is niet om een protocol van A tot Z te volgen, maar om het als leidraad te gebruiken en hier en daar te combineren met elementen uit andere protocollen. In haar praktijk staat een grote boekenkast, waar ze geregeld iets uit pakte. Ze wist precies waar ze moest zoeken en kon meteen de vertaling maken naar de casus die we bespraken.
Het ‘even stilstaan’ was ook op persoonlijk vlak een belangrijk leerpunt. Van nature ben ik enthousiast, impulsief en nieuwsgierig. Ik wil alles weten en kan me ergens helemaal in vastbijten, maar ik kan ook snel weer doorgaan naar het volgende. Zo van: ik weet nu dit, dan wil ik nu dit leren. Daardoor hol ik mezelf soms voorbij. Clarisse leerde me tevreden te zijn met waar ik nu sta. Mijn enthousiasme ga ik nooit helemaal kwijtraken. Gelukkig maar! Wel heb ik geleerd om beter voor mezelf te zorgen en af en toe op de rem te trappen. Nu ik een aantal jaar werk en een paar mooie opleidingen achter de rug heb, mag ik zelf startende collega’s begeleiden. En ook daar doe ik aan zelfonthulling; ik vertel over mijn struggles toen ik startte na mijn studie en neem daarin de lessen van Clarisse mee.”
41 VGCt magazine | maart 2024
Reflectie
REM TE TRAPPEN”
Mindfulness als preventieve behandeling bij jongeren
Theorie 42 VGCt magazine | maart 2024
Veel jongeren kampen met angst, stress of sombere gevoelens. Een team van het KU Leuven Mindfulness Centre onderzocht daarom of het aanbieden van mindfulness op school positieve effecten zou kunnen hebben. De resultaten zijn niet zoals verwacht, maar bieden wel nieuwe inzichten in de inzet van mindfulness als preventief aanbod.
ZO VROEG MOGELIJK
“Internationaal onderzoek laat zien dat de combinatie van cognitieve gedragstherapie en mindfulnesstherapie positieve effecten kan hebben voor mensen met depressie”, vertelt Liesbeth Bogaert, klinisch psycholoog en PhD student bij het Centrum voor Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie, KU Leuven. Liesbeth maakte deel uit van het onderzoeksteam dat de effecten naging van mindfulnesstraining op elf Vlaamse middelbare scholen. De resultaten van dat onderzoek werden gepubliceerd in Behaviour Research and Therapy in 2023.1 “Wij kozen ervoor om de effecten van mindfulness op het welzijn van jongeren te onderzoeken, omdat we uit onderzoek weten dat veel jongeren kampen met stressklachten, angstklachten en somberheid. Daarnaast zien we dat het voor sommige jongeren niet altijd even makkelijk is om aandacht te geven aan positieve gevoelens, wat ook een belangrijk symptoom van depressie is. De manier waarop jongeren met gevoelens omgaan lijkt ook een belangrijke rol te spelen bij het in stand houden van onder andere depressieve klachten. Onze voornaamste onderzoeksvraag was dan ook: kunnen we adolescenten op een andere manier met die gevoelens leren omgaan, zodat ze minder leed en meer plezier ervaren?” Filip Raes, hoogleraar Klinische Psychologie aan KU Leuven en hoofd van het Centrum voor Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie,
“DOORDAT MENSEN SNELLER
MENTAAL EEN STAP OPZIJ
KUNNEN ZETTEN ZIJN ZE BETER BESCHERMD TEGEN TERUGVAL”
was supervisor bij het onderzoek. Volgens Filip is het van grote waarde om meer te weten te komen over de effecten van mindfulnesstraining op het welzijn van jongeren. “Veel emotionele problemen zien namelijk vaak in de adolescentie voor het eerst het daglicht”, licht hij toe. “Waarom dan wachten met iets te doen tot die mensen ouder zijn en naar de therapeut moeten gaan?”
BETERE BESCHERMING
De mindfulnesstraining die in het onderzoek werd aangeboden aan bestaande klasgroepen op elf Vlaamse middelbare scholen is grotendeels gebaseerd op Mindfulness-Based Stress Reduction (MBSR)2 en Mindfulness-Based Cognitive Therapy (MBCT)3. MBCT is een vorm van mindfulnesstraining die vooral wordt gebruikt door cognitieve gedragstherapeuten. “Deze therapie is ontwikkeld als onderhoudsbehandeling of preventiebehandeling voor mensen die met succes behandeld zijn voor een depressie, maar die kans maken op een terugval”, legt Filip uit. “Door die vorm van cognitieve therapie blijken zij beter beschermd tegen een nieuwe depressieve episode. Bij klassieke cognitieve therapie is het de bedoeling dat je je negatieve gedachten uitdaagt en bijstelt. Maar veel onderzoek heeft aangetoond dat mensen niet zozeer in een depressie terechtkomen door de inhoud van hun negatieve gedachten, maar meer door het feit dat ze vast komen te zitten in een negatieve gedachtenspiraal. Mindfulness richt zich dan niet op de inhoud van die gedachten, maar meer op een andere omgang met gedachten. Je leert een andere relatie te cultiveren met je negatieve gedachten, om er zo minder in vast te lopen. En dat blijkt succes te hebben: doordat mensen sneller mentaal een stap opzij kunnen zetten zijn ze beter beschermd tegen terugval. Dat was de aanleiding voor het verwerken van mindfulness in cognitieve therapie. Inmiddels is het een belangrijk
Theorie
43 VGCt magazine | maart 2024
Theorie
onderdeel van veel preventieve en curatieve psychologische interventies. Het is niet bewezen dat het per se beter is dan andere evidence based psychologische interventies zoals klassieke cognitieve gedragstherapie, maar voor veel mensen kan het een goede optie zijn in hun behandeling. Het is verstandig om te kijken wat bij de individuele patiënt past. Maar de effecten zijn duidelijk, vooral voor mensen die kampen met een gevoeligheid voor depressie en angsten. Daarom hoort MBCT bij de gekende, gevalideerde programma’s en zie je het intussen in veel behandelrichtlijnen.”
LAAGDREMPELIG PROGRAMMA
Het mindfulnessprogramma dat het onderzoeksteam van KU Leuven heeft getoetst op de scholen heeft ongeveer dezelfde opbouw en inhoud als het standaard MBCT- en MBSR-programma, maar dan op jongeren en de schoolcontext toegespitst. “Het programma bestond uit een aantal onderdelen”, licht Liesbeth toe. “Allereerst waren er de groepssessies: acht sessies van twee lesuren, verdeeld over twee maanden. In deze sessies oefenden jongeren met mindfulness. Ook werden hun persoonlijke ervaringen met die oefeningen plenair en in kleine groepjes besproken. Dit gebeurde onder begeleiding van een ervaren, professionele, erkende mindfulnesstrainer met een achtergrond in de gezondheidszorg. Met de oefeningen die de jongeren aangereikt kregen tijdens de sessies op school, konden ze ook buiten schooltijd aan de slag. Hiervoor konden zij gebruikmaken van een ondersteunende smartphoneapp, met audiofragmenten van de trainer die ze ook op school zagen. Allereerst leerden jongeren hun aandacht te ankeren door middel van klassieke concentratiemeditatieoefeningen, zoals een ademfocus en bodyscan. Verder was er in het programma ook aandacht voor het leren stilstaan bij en verkennen van vervelende gedachten en emoties, zonder daarbij te verglijden in allerlei niet-helpende reacties. Ook was er psycho-educatie over stress en zelfzorg in het programma verwerkt. Om het effect van het mindfulnessprogramma te onderzoeken maakten we
gebruik van een clustergerandomiseerde gecontroleerde studie met een interventie- en een controlegroep. We wilden onderzoeken wat de effecten zouden zijn van het breed aanbieden van de mindfulnesstraining aan de interventiegroep. Jongeren in de controlegroepen volgden hun gebruikelijke lesprogramma. We kozen ervoor om de mindfulnesstraining via scholen aan te bieden, omdat we zo op een makkelijke manier een grote groep jongeren konden bereiken. Doordat de training zonder prescreening aan iedereen werd gegeven, dus niet alleen jongeren met psychische moeilijkheden, zorgden we er bovendien voor dat het risico op stigma klein was.”
GEEN SIGNIFICANTE VERANDERING
Vóór de training vond een premeting plaats, onmiddellijk na de training een postmeting, en twee à drie maanden na de training een follow-upmeting. Liesbeth: “Gezien de eerdere effecten van mindfulnessonderzoek in andere contexten4, hadden wij een positief resultaat verwacht: dat de deelnemers minder sombere gevoelens en stressklachten en meer plezier zouden ervaren. Maar we zagen bij de nametingen geen significante veranderingen in het voordeel van de mindfulnesstraining. Na de behandeling gingen de jongeren ook niet op een meer helpende manier om met hun gevoelens.” Dit komt overeen met de resultaten van een onderzoek van het Oxford Mindfulness Research Centre5, waarbij ook op grote schaal mindfulnesstraining aan scholieren werd gegeven. Resultaten van dit onderzoek werden gepubliceerd kort nadat het onderzoek aan KU Leuven was afgerond. Filip vertelt: “Er waren wel enkele belangrijke inhoudelijke verschillen tussen beide studies. Ons onderzoek was gericht op iets oudere scholieren, wij maakten gebruik van professionele trainers, en de mindfulnesstraining in
44 VGCt magazine | maart 2024
Foto: Rob Stevens (KU Leuven)
Filip Raes
Liesbeth Bogaert
“ALS
JE NIET ECHT OEFENT, KAN JE OOK NIET VEEL HEIL VERWACHTEN VAN
DE MINDFULNESSVAARDIGHEDEN”
onze studie was iets intensiever. Ook maakte ons onderzoek gebruik van ‘experience sampling’: voor de drie metingen konden de deelnemers hun gevoelens in het moment beoordelen in de app. Dit stelde ons in staat om jongeren hun gevoelens en gedachten in het dagelijkse leven te registreren en subtiele veranderingen ten gevolge van de mindfulnesstraining op te pikken. Ondanks de inhoudelijke verschillen tussen beide studies liggen de resultaten wel in dezelfde lijn en hebben ze grotendeels dezelfde implicaties voor de praktijk.”
NIET VOOR IEDEREEN
Een mogelijke verklaring voor het uitblijven van effect hebben de onderzoekers wel. “Het wordt stilaan duidelijk dat mindfulness effectief kan zijn, maar niet voor iedereen”, concludeert Filip. “Bijna alle leerlingen uit de geselecteerde klassen stemden in om deel te nemen, maar niet alle jongeren leken evenveel affiniteit te hebben met mindfulness. Je kunt mindfulness, net als andere psychologische interventies of trainingen, niet opleggen. Mensen moeten het zelf willen.” Liesbeth vult aan: “Slechts ongeveer twintig procent gaf aan minstens eens per week geoefend te hebben met het materiaal uit de trainingssessies, gedurende de looptijd van de training op school. Dat is best weinig, als je je bedenkt dat ze volgens het programma eigenlijk iedere dag vijftien minuten zouden moeten oefenen.” Filip zegt: “Eigenlijk is het simpel: als je niet echt oefent, kan je ook niet veel heil verwachten van de mindfulnessvaardigheden.”
AANBEVELING: INDIRECTE OF GEÏNDICEERDE
PREVENTIE
Filip: “De vraag is dus of dit soort universele preventie werkt. Op basis van deze en andere resultaten bevelen we eerder een indirecte aanpak of geïndiceerde preventie aan. In het geval van een indirecte aanpak werk je met problemen die vaak samengaan met angstof depressieklachten, zoals perfectionisme, onzekerheid, piekeren of slaapstoornissen. Mensen zullen sneller geneigd zijn een training te volgen voor hun gepieker of slaapklachten dan voor depressieve klachten. Maar doordat je aan de slag gaat met het aanpakken van onderliggende motoren, zoals piekeren, pak je tegelijker-
tijd het bijhorende probleem van angst of depressie aan. Zo houd je het instappen laagdrempelig. Dat geldt vast ook voor jongeren.” Liesbeth: “Een aanbod voor dit soort trainingen via school, lijkt ons nog steeds een goed idee, want bijna alle jongeren komen daar. Maar maak het geen verplicht onderdeel. Het is belangrijk dat jongeren er zelf voor kiezen, dus maak het een optie te midden van de rest van het aanbod. Misschien is een kennismakingssessie tijdens de middagpauze een idee, zodat ze weten wat het is en wat ze kunnen verwachten. Speel dan in op wat hen bezighoudt en waar ze tegenaan lopen. En zorg ervoor dat de introductie wordt geleverd door iemand met kennis van zaken, niet door iemand die een keer een boek heeft gelezen of een cursusje heeft gevolgd.”
GEÏNDICEERDE PREVENTIE
Een andere aanbeveling blijft het gebruik van mindfulness als geïndiceerde preventie. “Bij geïndiceerde preventie ga je de training of psychologische interventie niet aan iedereen aanbieden, maar alleen aan mensen bij wie al een bepaald niveau van klachten is vastgesteld”, vertelt Filip. “Dat gebeurt dan idealiter door een psycholoog, orthopedagoog, een psychiater of een arts. Wanneer MBCT het meest geschikt is en wanneer klassieke cognitieve gedragstherapie, blijft een lastige vraag. Wat in ieder geval heel belangrijk is, is de voorkeur van de patiënt. Als mindfulness weerstand oproept, kun je er beter niet aan beginnen. Het is wel altijd goed om door middel van een teaser even te checken of de weerstand niet berust op een misverstand. En het is ook lang geen of/of-verhaal: sommige mensen volgen klassieke cognitieve gedragstherapie en volgen daarnaast een groepsprogramma mindfulness. Het kan elkaar goed aanvullen.”
Bronnen
1. Liesbeth Bogaert, Katleen Van der Gucht, Peter Kuppens, Merle Kock, Marieke J. Schreuder, Willem Kuyken, Filip Raes, The effect of universal school-based mindfulness on anhedonia and emotional distress and its underlying mechanisms: A cluster randomised controlled trial via experience sampling in secondary schools, Behaviour Research and Therapy, Volume 169, 2023, 104405, ISSN 0005-7967.
2. J. Kabat-Zinn, Full catastrophe living: How to cope with stress, pain and illness using mindfulness meditation, Delacorte (1990).
3. Z.V. Segal, J.M.G. Williams, J.D. Teasdale. Mindfulness-based cognitive therapy for depression: A new approach to preventing relapse Guilford Press (2002).
4. Chuntana Reangsing, Sasinun Punsuwun, Joanne Kraenzle Schneider, Effects of mindfulness interventions on depressive symptoms in adolescents: A meta-analysis, International Journal of Nursing Studies, Volume 115, 2021, 103848, ISSN 0020-7489.
5. Kuyken W, Ball S, Crane C, et al. Effectiveness and cost-effectiveness of universal school-based mindfulness training compared with normal school provision in reducing risk of mental health problems and promoting well-being in adolescence: the MYRIAD cluster randomized controlled trial, Evid Based Ment Health 2022, 25, 99–109.
Theorie
45 VGCt magazine | maart 2024
Praktijkboek CGT bij kind en jeugd: de diagnostische fase
Joke Smit en Sonja van Heumen schreven het boek ‘Praktijkboek CGT bij kind en jeugd: de diagnostische fase’. Het is een vertaling van CGT naar kind en jeugd en hun systeem. Het is ontstaan vanuit de wens om gedragstherapeuten beter te ondersteunen in het werken met CGT binnen het werkveld kind en jeugd.
Auteurs Joke en Sonja vertellen: “Binnen onze opleidingen kregen we vaak de opmerking: heel leuk die leertheorie, samenwerken met cliënten, socratische dialoog en opstellen van FABA’s, maar hoe doe je dat bij kinderen en jeugdigen, en hoe betrek je ouders en hun netwerk daarbij?”
Joke en Sonja hebben de diagnostische fase van het CGT-proces vertaald naar het werken met kind en jeugd en hun systeem. Onder de noemer ‘niet praten maar doen’ laten ze zien hoe je spel, werkvormen of gesprekstechnieken inzet om met kinderen in gesprek te komen over hun gedrag, gevoelens en gedachten. Praktijkvoorbeelden laten zien hoe je kunt aansluiten bij verschillende leeftijdsgroepen. Ze beschrijven bij elke fase hoe we ouders of context kunnen betrekken. Daarna bespreken ze hoe de verschillende perspectieven van jeugdigen en ouders over het ontstaan van de klacht en instandhoudende factoren kunnen worden weergegeven in een HT, FA of BA en hoe ze kunnen worden geïntegreerd in een behandelplan. In een apart hoofdstuk beschrijven ze pedagogische aspecten en het werken met het gezinssysteem. Joke en Sonja hopen veel therapeuten te inspireren om speelser en creatiever te durven aansluiten bij de belevingswereld van kinderen en jeugdigen.
“Bij het schrijven van dit boekje doorliepen we een proces van het doel helder definiëren, ideeën toetsen, soms weer loslaten en ineens de juiste koers vinden. Dit boekje is het resultaat van de fijne samenwerking met de VGCt, de sectie Kinder-
Praktijkboek cognitieve gedragstherapie bij kind en jeugd: de diagnostische fase
“LEUK DIE SOCRATISCHE DIALOOG EN FABA'S, MAAR HOE DOE JE DAT BIJ KINDEREN?”
en jeugdgedragstherapie en meelezers. Het is als e-book gratis te downloaden via de VGCt (zie QR-code). Het mag via die weg verspreid worden onder collega’s, opleidingen en andere belangstellenden. We hopen dat veel lezers geïnspireerd raken en voorbeelden en praktijkervaringen met ons willen delen, zodat we met elkaar nog beter kunnen worden in ons vak!”
Download het e-book.
46 VGCt magazine | maart 2024
VGCt
vertaling van CGT naar kind en jeugd en hun systeem Joke Smit & Sonja van Heumen
Een
Paintball
Mark my words: binnenkort is de gestippelde wolf een nieuwe ondersoort op de Veluwe. Na lang juridisch gesteggel is de verfkogel namelijk door de kerk. Veluwse wolven mogen preventief geblitzt worden met kekke neonkleurtjes. Alles in de naam der preventie. De Canis lupus zál een gevaar blijven voor de mensheid.
Weten we eigenlijk of de paintballaanpak werkt? Nee. In de geschiedenis van de mensheid is er gek genoeg nog geen eerdere poging ondernomen om dieren gedragsverandering aan te leren met behulp van paintballkogels. Belletjes, ja. Electrische schokken? Ook. Maar paintballkogels vormen echt een uitbreiding van ons arsenaal. Laat het aan de Homo sapiens over om een leuke activiteit om te zetten naar een maatregel tegen ongewenst gedrag.
Is er dan op zijn minst reden om aan te nemen dat het werkt? Ha, jazeker. Meer dan. Iedereen die een keer op een vrijgezellenfeestje aan een paintballsessie heeft meegedaan, wéét dat. Die pijn voel je nu nog, daar kan geen enkele traumabehandeling tegenop. Maar er is meer. Wolven zijn namelijk neofobisch; ze zijn bang voor alles wat nieuw is. En van neofobisch is het maar een kleine stap naar neonfobisch. Case closed.
Het enige voorbehoud dat ik als psycholoog zou willen maken is dat een dergelijke aanpak wel consistent moet worden doorgevoerd. Eén welgemikte neonbom op de Canis lupus gaat niet afdoende zijn om het beest zijn lugubere toenaderingsgedrag af te leren. Het weegt immers niet op tegen de tien keer datie broodkruimeltjes gevoerd heeft gekregen. Natuurlijk, het beest is
absoluut onveilig ambivalent gehecht aan onze aanwezigheid, maar intensieve terreur is de enige manier om de cyclus van onveilige hechting te doorbreken.
Daarin ligt overigens meteen ook de tweede aanpak verscholen. Wij mensen zullen ons gedrag óók moeten veranderen. En dat blijkt zo simpel niet, getuige de beperkte effectiviteit van het nationaal preventieakkoord. Daarom stel ik het volgende voor. Schieten op de wolf? Vooral doen! Maar laten we dan óók schieten op wolfvoerende mens. En als we ons paintballgeweer dan toch al bij de hand hebben, kunnen we het preventieve beleid gemakkelijk verder doorvoeren. Zie je iemand met een biertje of sigaretje? Lekker verder knallen. Wedden dat we onze doelen dan wél halen?
Mieke Ketelaars is kennisredacteur en teamleider Kennis en opleiden bij de VGCt.
47 VGCt magazine | maart 2024
COLUMN Mieke Ketelaars
CGT BIJ EEN LVB NIET GENERALISEERBAAR?
“Laten we vaker een N=1-onderzoek doen”
Er is beperkte literatuur over CGT bij een lichtverstandelijke beperking (LVB). Gina Hofman, gedragswetenschapper bij een polikliniek van een zorginstelling en gespecialiseerd in patiënten met een LVB: “De tendens is dat CGT voor deze doelgroep te hoog gegrepen is.”
Met haar N=1 over een patiënt met een LVB, ASS en angstproblematiek wil Gina laten zien dat het tegendeel waar is en hoopt ze andere cgt’ers te inspireren om ook hún bevindingen te delen. “We kunnen van elkaar leren.”
Theorie
48 VGCt magazine | maart 2024
Gina: “Omdat problematiek bij mensen met een LVB vaak meervoudig en complex is, wordt doorgaans niet aan CGT gedacht. Klachten van de ene persoon komen nooit helemaal overeen met de klachten van de andere persoon, waardoor ook de behandelingen uiteenlopen. In RCT’s naar de effectiviteit van behandelingen worden mensen met een LVB daarom vaak uitgesloten. RCT’s naar specifiek deze doelgroep zijn bovendien niet altijd haalbaar, omdat het lastig is om aan een deelnemerspool te komen. Een N=1 biedt een mooi alternatief.”
SPECIFIEKE ANGST
Gina startte daarom samen met haar collega Roel Kooijmans (kind en jeugdpsycholoog en onderzoeker) een N=1onderzoek naar een jongen met een LVB en ASS, waarbij de exposureinterventie werd toegepast tegen specifieke angstklachten. Momenteel zijn ze bezig met de publicatie. De jongen – laten we hem Jan noemen –had een puberleeftijd, maar emotioneel en cognitief gezien was hij vele malen jonger. Zijn kinderlijke angsten waren daardoor nooit helemaal overgegaan, wat ten koste ging van zijn welzijn.
BANG VOOR HET DONKER
De zorginstelling waar Jan was opgenomen heeft meerdere behandelgroepen waar jeugdigen verblijven. Gina werkt niet bij de groep, maar in de polikliniek van de zorginstelling en maakte via die weg kennis met Jan. Ze vertelt over de start van de behandeling. “Ik maakte eerst kennis met het systeem. Ik leerde zijn ouders kennen, de groep en zijn persoonlijk begeleider. Vervolgens ben ik gaan observeren om informatie in te winnen. We maakten een analyse volgens het ABCmodel en hebben de uitkomsten samengebracht in een holistische theorie.” Gina geeft aan dat de angstklachten in eerste instantie vrij breed geformuleerd waren. “Hij was bang als hij alleen de trap moest oplopen of als hij alleen thuisbleef. De link met het donker werd toen nog niet gelegd.” Door de ABCanalyse en door Jan de angstmomenten te laten registreren,
“LATEN WE ELKAAR HANDVATTEN BIEDEN OM ONDERBOUWDE KEUZES TE MAKEN”
ontdekten Gina en Jan dat donkere ruimtes een terugkerend aspect vormden. “Hij was bijvoorbeeld niet bang als hij in de groep de trap moest oplopen: daar was het niet donker.”
EXPOSURE
Deze conclusie – alleen zijn in het donker zorgde voor de angst – bood aanknopingspunten voor de behandeling. Gina: “We startten met psychoeducatie over wat normale en overdreven angsten zijn, wat vermijding is en hoe vermijding de angst in stand houdt. Door de uitleg kort en visueel te maken, sloot de informatie aan op het niveau van Jan.” Samen maakten Gina en Jan een lijst met situaties waarin Jan bang was. Jan vond bijvoorbeeld de zolder bij zijn vader spannend. En de slaapkamer van Jan kon helemaal donker worden gemaakt. Verwachtingen werden uitgesproken; Jan verwachtte dat er in het donker iets engs tevoorschijn zou komen en gaf die verwachting een negen op een schaal van tien.
INHIBITOIR LEREN
“We zijn tot in den treuren gaan oefenen,” vertelt Gina. Daarbij speelde het netwerk van Jan een belangrijke rol. “De groepsbehandelaren en de ouders van Jan hebben ook veel met hem geoefend. Om maar zo vaak mogelijk te laten zien dat zijn verwachting niet uitkwam.” Deze inhibitoire manier van leren werkte voor Jan heel goed. Zijn positieve associaties met het donker werden sterker dan de negatieve, totdat de verwachting veranderde in ‘er gebeurt toch niets.’ Na acht weken gaf Jan de verwachting dat er iets engs tevoorschijn zou komen in het donker een nul. Gina: “De ontwikkelingsleeftijd van Jan is nog steeds jong, wat maakt dat hij nog steeds gevoelig is voor bepaalde angsten. Met deze behandeling heeft hij wel een tool gekregen die hij kan gebruiken als hij zich angstig voelt. We hebben een antiangstcontract ondertekend waarin staat dat hij in situaties die hem
Theorie
49 VGCt magazine | maart 2024
angstig maken, zichzelf blijft uitdagen en deze situaties niet uit de weg gaat. En ook zijn netwerk is op de hoogte: ouders en begeleider weten hoe zij Jan moeten ondersteunen als hij een lastig moment heeft.”
GEEN DOORSNEE CLIËNT
Dit alles klinkt simpel. Ergens is het dat volgens Gina ook en dat is precies wat we van deze N=1 kunnen leren. “Het is natuurlijk waar dat Jan geen doorsnee cliënt is. Er is sprake van een LVB, autisme en angstklachten. Bovendien is Jan voor meer dan alleen zijn angstklachten in behandeling. Met mijn N=1 wil ik duidelijk maken dat deze meervoudige complexe problematiek ons niet moet afschrikken, want ook bij deze cliënt werkten de gedragstherapeutische principes zoals exposure. De vraag aan mij was om met de angstklachten aan de slag te gaan, dus dat is wat ik heb gedaan. Ik had allerlei zijsprongen kunnen maken en dat heb ik bewust niet gedaan – ik heb vastgehouden aan het oorspronkelijke plan. Ik ben bij exposure gebleven, afgestemd op zijn niveau. Dat was de kracht van deze behandeling.”
SAMEN MET HET NETWERK
Een ander pluspunt van de behandeling was volgens Gina de samenwerking met het netwerk. “Ik heb proactief contact gezocht met de groep en de ouders. Onze polikliniek bevindt zich naast de woning van Jan en dat maakte het makkelijk om even langs te gaan en een praatje te maken met zijn begeleiders.” Aan die samenwerking is ook een uitdaging verbonden. Groepsbegeleiders hebben het druk. “Oefenen schoot er soms bij in. Na de behandeling kwam ik tot het besef dat ikzelf gemotiveerd raakte doordat de metingen verbetering lieten zien. Ik realiseerde me dat ik het netwerk van Jan daar te weinig bij betrokken heb. Als ik hen meer had meegenomen in de sprongen die Jan maakte, waren zij wellicht meer gemotiveerd geweest om de oefeningen te doen.”
AUTISME SOMS HELPEND
Gina vervolgt: “Dit traject was ontzettend leerzaam. Niet alleen heb ik geleerd hoe belangrijk een netwerk is – ook heeft dit traject me laten zien dat het loont om tijd te investeren in de therapeutische relatie en om mijn taal op Jan aan te passen. Daardoor verliep het contact natuurlijk en dat heeft Jan geholpen. Hij liet me ook inzien dat een ogenschijnlijke zwakte ook een kracht kan zijn in de behandeling. Zijn cognitieve inflexibliteit zorgde er juist voor dat deze behandeling goed aansloot. Jans mantra werd: ‘Als er deze keer niets engs gebeurt in het donker, dan gebeurt dat de volgende keer ook niet’. We spraken steeds dezelfde taal en gebruikten steeds dezelfde woorden en zinnen. Dit sloot aan op zijn zwartwit manier. Zijn autisme bleek in dit geval helpend te zijn.”
PLEIDOOI VOOR MEER ONDERZOEK
“Deze conclusies zullen niet voor iedereen met een LVB gelden”, besluit Gina. “Daar is onze doelgroep te divers voor. Dus wie mijn N=1 leest en wie de uitkomsten wil gebruiken voor een behandeling, zal zeker aandacht moeten hebben voor de vraag: in hoeverre komt het profiel van mijn cliënt overeen met dat van Jan?
“EEN
Wel denk ik dat we veel van elkaar kunnen leren als we onze bevindingen vaker meetbaar maken. Voormetingen doen, gedetailleerd uiteenzetten welke interventies je hebt toegepast in welke situaties en met nametingen aantonen wat daar de effecten van waren. CGT is altijd maatwerk, met name voor mensen met een LVB. Het is mooi als we elkaar meer handvatten bieden om de juiste, onderbouwde, keuzes te maken.”
Theorie
BIJ DEZE DOELGROEP EEN MOOI ALTERNATIEF VOOR EEN RCT” 50 VGCt magazine | maart 2024
N=1 IS
Motivational Interviewing (vierde editie)
Auteurs/redactie: Miller & Rollnick
ISBN: 9781462552795
Recensie door: Gerben Beldman, klinisch psycholoog, supervisor VGCt en supervisor schematherapie. Hij geeft daarnaast cursussen Cognitieve Gedragstherapie vanuit opleidingsinstituut Beldman Opleidingen.
Het model van Miller & Rollnick is al jaren een vast onderdeel in de basiscursus CGT. De herziene versie van hun boek is nu uit. Hoewel inmiddels veel geschreven is over Motiverende Gespreksvoering (MGV), heeft dit gelukkig niet geleid tot een ondoorgrondelijke herziene uitgave, met daarin ‘alle’ belangrijke kennis. De auteurs hebben juist voor eenvoud gekozen en zich tot de essentie van de MGV beperkt. Met als resultaat een prettig leesbaar en begrijpelijk boek, dat zelfs is ingekort ten opzichte van de derde editie. Nog steeds vormt de ‘Spirit’ van de MGV het fundament. Alleen heeft deze Spirit, oftewel de houding waarmee we cliënten benaderen, inhoudelijk een verandering ondergaan. Dat maakt het begrip in wezen nog krachtiger. Dit boek is een absolute aanrader!
Handboek traumatische rouw (herziene editie)
Auteurs/redactie: De Keijser, Boelen & Smid
ISBN: 9789024448791
Recensie door: Gerben Beldman (zie recensent bovenstaande recensie).
Traumatische rouw is ‘pathologisch’ en daarmee wezenlijk anders dan ‘normale’ rouwreacties. In dit boek belichten de auteurs uitgebreid het onderscheid tussen beide en tonen zij helder de verschillen met andere stoornissen aan, zoals PTSS en depressie. Vooral het intense verlangen naar de overledene is onderscheidend, waarbij comorbiditeit met andere stoornissen zoals depressie of PTSS zeker niet ongewoon is. Met dit boek beogen de auteurs de wetenschappelijke kennis over traumatische rouw samen te brengen en zij nemen daarbij het cognitief-gedragstherapeutische model als uitgangspunt. Handboek traumatische rouw is een leesbaar boek, met meer dan voldoende beschrijvingen van relevante behandelinterventies. Daarmee is het voor de cgt’er die met rouwende patiënten te maken heeft zonder meer een aanrader.
Meer recensies lezen?
Scan de code.
51 VGCt magazine | maart 2024
LEESLIJST
Supervisoren ontmoeten elkaar
De sectie Supervisoren is een enthousiaste sectie die zich voortdurend verdiept in het geven van supervisie. We organiseren verschillende activiteiten, zoals de supervisorenmiddag, de supervisorenlunch op het najaarscongres en de preconferentie voorafgaand aan het NJC.
Deze bijeenkomsten worden goed bezocht en voldoen aan de behoefte elkaar als supervisoren te ontmoeten, kennis op te doen en ervaringen uit te wisselen. Dit sluit aan bij de doelen van de sectie:
• De sectie wil meer verbondenheid creëren tussen supervisoren onderling en tussen supervisoren en de vereniging.
• Door elkaar beter te leren kennen en te bespreken wat er speelt, bieden we supervisoren de mogelijkheid te leren van elkaar.
• De sectie wil kennis over het onderwerp supervisie verzamelen en deze met de supervisoren delen.
In 2024 komen er weer verschillende activiteiten aan, dus houd de agenda in de gaten.
Namens de sectie
Wiesette Krol
Recidiverisico, hoe begrijp je dat het best?
Het primaire doel van de forensische psychiatrie is het – door behandeling – verminderen van de kans op grensoverschrijdend gedrag. Onduidelijk is echter hoe recidiverisico het best begrepen kan worden.
Jan Willem van den Berg, lid van de sectie Forensische CGT, promoveerde op dit onderwerp aan KU Leuven. Zijn network-based model of risk of sexual reoffending (NBM-RSR) gaat er vanuit dat recidiverisico ontstaat en in stand gehouden wordt door een netwerk van causaal samenhangende dynamische risicofactoren. Dat zijn risicorelevante psychologische, gedragsmatige en contextuele kenmerken. Een verhoogd recidiverisico wordt volgens dit model gekenmerkt door een netwerk met meer en sterker onderling verbonden dynamische risicofactoren. De wijze waarop de dynamische risicofactoren samenhangen biedt handvatten voor de casusconceptualisatie. Hoofdstuk vijf van het proefschrift beschrijft hoe het NBM-RSR hierbij gebruikt kan worden (zie code).
Proefschrift
Jan Willem
van den Berg.
Doe mee met onze online forensische intervisie op 9 april 2024. Opgeven kan bij angelinesmeltink@gmail.com
Nieuwe sectie: Ouderen
In november 2023 is de sectie Ouderen gestart binnen de VGCt. Aanleiding voor het oprichten van de sectie is dat het toepassen van CGT bij ouderen niet de aandacht krijgt die het verdient. Zo was het voor ons een wake-up call dat een aantal workshops en lezingen rondom het thema CGT en ouderen tijdens het najaarscongres van 2022, niet doorgingen wegens gebrek aan belangstelling.
De kennis en toepassing van CGT bij ouderen, met name bij ouderen met cognitieve beperkingen, is aanzienlijk minder dan die bij (cognitief gezonde) volwassenen. Dat is opvallend, gezien de grootte van doelgroep én de leuke en dynamische kanten die het werken met deze doelgroep volgens ons te bieden heeft. Daarnaast worden niet zelden interventies die als belastend worden verondersteld voor ouderen (bijvoorbeeld exposure) minder systematisch toegepast.
De sectie Ouderen heeft als missie om de kennis en toepassing van CGT bij ouderen te vergroten. Zowel bij ouderen met als zonder cognitieve beperkingen kan CGT individueel, groepsgewijs en mediatief vaker toegepast worden dan nu het geval is. De sectie wil dit stimuleren door voorlichting, scholing en het uitbreiden van wetenschappelijk onderzoek naar de effecten van CGT voor deze doelgroep.
De sectie ouderen bestaat uit zeven leden: Arjan Videler, Nicole Hooiveld, Gert-Jan Hendriks, Claudia Disselhorst, Diniek Kanis, Dorine van Driel en Corgé Borghouts.
52 VGCt magazine | maart 2024
aan zet
Secties
Studiemiddag over werkdruk
In november heb je een enquête in je mailbox ontvangen over de werkdruk, veerkracht en vitaliteit van behandelaren binnen de ggz – een belangrijk en actueel thema. We zijn erg opgetogen en dankbaar voor jullie betrokkenheid, want we hebben maar liefst 716 reacties gekregen!
Opvallend is dat de vragen waar jullie de hoogste scores aan toekenden (op een schaal van 0-10) de volgende waren: hoeveel werkdruk ervaar je op je huidige werk (gemiddeld 7,16), hoe belastend voelt de hoeveelheid werk die je moet doen (gemiddeld 7,21) én hoeveel voldoening/trots haal je uit je werk (gemiddeld 7,65). We lijken ons dus het meest te herkennen in dat ons werk veel van ons vraagt, maar ook veel teruggeeft.
Benieuwd naar meer resultaten? Reserveer dan 27 september in je agenda voor de studiemiddag die dan zal plaatsvinden en waar we vervolg geven aan dit thema. De aanmeldingen zullen binnenkort openen.
Ontspannende groeten, sectiebestuur Werk en Gezondheid (Coen Horstman en Floor van Dun)
Nieuwe sectie: Mindfulness-based CGT
Mindfulness-based CGT is een nieuwe sectie binnen de VGCt en wil een platform bieden voor deze recente ontwikkeling binnen de ggz. Het bestuur bestaat vooralsnog uit vier leden met ruime ervaring op het gebied van mindfulness-based interventies in de gezondheidszorg: Anne Speckens, Susan Bögels, Frederiek Stapel en Imke Hanssen.
Er is inmiddels veel empirische evidentie voor de toepassing van mindfulness-based CGT in de ggz, waardoor ook behoefte bestaat om deze interventies verder te professionaliseren. Zo is er ondertussen een kwaliteitsregister opgericht voor mindfulnesstrainers die aan de internationale opleidingscriteria voor mindfulness voldoen (mindfulnessregister.nl) De sectie heeft het voornemen mindfulness op de kaart zetten met onder andere factsheets, kennisclips en studiedagen. Hoe pas je mindfulness toe in een lopende CGT-behandeling, wat zijn goede indicaties voor mindfulness en zijn er ook contraindicaties, hoe kun je mindfulness aanpassen aan mensen met een voorgeschiedenis van trauma en wat is de rol van compassiegerichte interventies? We kijken uit naar het verkennen van de samenwerkingsmogelijkheden met andere secties. Ook hebben we de ambitie om de verbinding tussen de opleidingstrajecten van cognitief gedragstherapeuten en mindfulnesstrainers verder te verstevigen waarbij we ook de beroepsverenigingen voor mindfulnesstrainers (VMBN) willen betrekken.
Cgt’ers met affiniteit met mindfulness zijn uitgenodigd contact met ons te leggen om ervaringen te delen. Tot op onze eerste platformbijeenkomst. Verdere info: frestapel@gmail.com
53 VGCt magazine | maart 2024
Secties aan zet
UITGELICHT Kort nieuws en agenda
Nieuwe accreditatiesystematiek Pilot in 2024
De afgelopen maanden heeft de VGCt zich gebogen over een nieuwe accreditatiesystematiek die we dit jaar in een pilot toetsen op uitvoerbaarheid.
De VGCt leidt zelf geen therapeuten op, maar is partner in een driehoek met opleiding en opleidingsinstelling. Door kwalitatief goed CGTonderwijs te stimuleren binnen deze driehoek, dragen we bij aan de verspreiding van de CGTuitgangspunten en toepassing daarvan.
De afgelopen jaren is het cursorisch onderwijs (basis en vervolgcursussen) geaccrediteerd door een onafhankelijke accreditatiecommissie die hier draaiboeken voor beoordeelt. Deze werkwijze sluit echter onvoldoende aan bij de hierboven genoemde driehoek en de wens tot samenwerking met de opleidingsinstellingen die het cursorisch onderwijs verzorgen.
NIEUWE ACCREDITATIESYSTEMATIEK: INSTELLINGSACCREDITATIE
Om deze redenen hebben we samen met een aantal opleidingsinstellingen een nieuwe accreditatiesystematiek ontwikkeld, waarin de VGCt toeziet op de uitkomst van het onderwijs (kwaliteit) en de opleidingsinstellingen gaan over het hoe: het proces dat leidt naar die uitkomst. Het resultaat is een instellingsaccreditatie waarbij opleidingsinstellingen dus de mogelijkheid krijgen om zelf hun basis en vervolgcursussen te accrediteren. De VGCt bepaalt alleen op hoofdlijnen hoe de opleidingsinstelling het cursorisch onderwijs realiseert en toetst dit via een visitatieprotocol. Ook willen we in de nieuwe systematiek het contact tussen opleidingsinstellingen stimuleren om van en met elkaar te leren en om te harmoniseren.
PILOT
IN 2024
In januari 2024 is een pilot gestart waaraan drie opleidingsinstellingen meedoen. Hierin toetsen we de uitvoerbaarheid van de nieuwe accreditatiesystematiek op basis van de ervaringen van de verschillende deelnemers. De pilot duurt één jaar, waarna we besluiten of we de nieuwe procedure op grotere schaal gaan invoeren.
21 MAART
VAN DER VALK, VEENENDAAL
Een monster in de spiegel. De CGT-behandeling van morfodysfore stoornis
Een studiemiddag over een ernstige stoornis in de lichaamsbeleving. Kom van alles te weten over Body Dysmorphic Disorder (BDD) en de behandeling met specifieke CGTtechnieken. Door de sectie Angst, dwang & PTSS.
13 JUNI
VAN DER VALK, VEENENDAAL
De behandeling van angststoornissen: Doen wat werkt!
VGCt, VEN en VSt organiseren een congresdag over het beperken van de impact van een angststoornis door inzet van evidence based behandelingen. Het belooft een inspirerende dag te worden met keynotesprekers die voor een verrassende invalshoek kiezen.
20 JUNI
VAN DER VALK, VEENENDAAL Supervisorenmiddag 2024
SAVE THE DATE
Supervisor, houd deze dag alvast vrij in je agenda. Het programma volgt binnenkort.
54 VGCt magazine | maart 2024
Meer informatie en inschrijven: vgct.nl/agenda
Van Genderen Opleidingen BV verzorgt een breed scala aan cursussen, trainingen en workshops op het gebeid van schematherapie. Door de jaren heen heeft ons team van twaalf ervaren schematherapeuten ruim 7000 therapeuten opgeleid en bijgedragen aan diverse publicaties over schematherapie.
OPROEP
BOEK
Docent Marian Blokland is samen met Jeffrey Roelofs bezig om een boek samen te stellen met oefeningen voor (groep) schematherapie. We nodigen (groep) schematherapeuten uit om input te leveren voor dit boek.
WORKSHOPS
> Schematherapie voor ouders met jonge kinderen (vanaf zwangerschap tot 5 jaar) Het krijgen van een kindje kenmerkt een stressvolle periode vol veranderingen.
Schematherapie voor ouders is gericht op het leren hun eigen modi en schema’s te herkennen en hoe deze zijn ontstaan.
Ouders leren te voelen wat hun eigen behoeften zijn en de behoeften en de binnenwereld van hun kindje beter begrijpen.
Data: 22 april & 13 mei
Docent: Esra Schuiling
> EMDR & Imaginaire Rescripting
Schematherapie voor cluster C - persoonlijkheidsstoornissen
Auteurs: Remco van der Wijngaart en Hannie van Genderen. Binnenkort beschikbaar.
UITNODIGING
4E INTERNATIONALE MEETING OVER IMAGERY
RESCRIPTING | 21 maart 2024, LMU München, Duitsland
Deelname is GRATIS en staat open voor alle onderzoekers en clinici die geïnteresseerd zijn in Imagery Rescripting. Meld u aan door een e-mail te sturen naar imrs@psy.lmu.de. Vermeld uw naam, functie, beroepsvereniging en e-mailadres.
Deadline voor inschrijving is 1 maart 2024.
SUMMERSCHOOL | 19-23 augustus 2024
DERDE EDITIE
We nodigen u uit voor onze Summerschool in Utrecht waarin we u een week bieden vol interessante onderwerpen in schematherapie. Nieuwe theoretische ontwikkelingen, fine tuning technieken en omgaan met uitdagende situaties in schematherapie.
Docenten: Remco van der Wijngaart, Elsa van den Broek, Julie Krans Voor meer informatie over onze trainingen en inschrijving kunt u terecht op onze website: www.schematherapieopleidingen.nl
Bij het combineren van EMDR en ImRs is het doel om de sterke punten van EMDR en ImRs elkaar te laten versterken. Maar wanneer en hoe kun je dit het beste aanpakken?
In deze workshop zal er veel aandacht zijn voor de praktische toepassing van EMDR in combinatie met Imaginaire Rescripting.
Datum: 14 juni
Docenten: Hellen Hornsveld & Hélène Bögels
> Schematherapie voor echtparen
Na een zeer succesvolle 2-daagse workshop in 2023 keert Eckhard Roediger in juni terug naar Nederland voor een tweede 2-daagse workshop. Dit wordt een meer verdiepende workshop, gericht op specifieke uitdagingen in het werken met koppels, bijvoorbeeld affaires en vergeving; scheiding en seksuele problemen.
Data: 6 en 7 juni
Docent: Eckhard Roediger
ONLINE
> Schema therapy training course 40 hrs ISST accredited 20 sessions, 2 hrs each that will introduce you into schema therapy and its concepts, therapy relationship and methods & techniques.
Dates: weekly sessions on Tuesdays 9-11am CET, starting in April
Presenter: Remco van der Wijngaart
Van der Wijngaart & Van Genderen Schematherapie voor cluster Cpersoonlijkheidsstoornissen Behandeling van afhankelijke, vermijdende en dwangmatige cliënten Remco van der Wijngaart Hannie van Genderen Schematherapie voor cluster Cpersoonlijkheidsstoornissen
NIEUW
NIEUW
NIEUW
Help! Ik kan niet slapen!
Wanneer mensen problemen ervaren op het gebied van inslapen en/of doorslapen, kan slapen een punt van stress worden. Veiligheid, van buiten én van binnen, is de randvoorwaarde voor een goede slaap.
3 TIPS
om een veilig gevoel te creëren
2
Een goede nacht begint overdag
1
Avondrituelen creëren
Avondrituelen kunnen al rustgevend zijn door het voorspelbare ervan. Je kunt een dagboek bijhouden om je zorgen op te schrijven, of juist de dingen waar je dankbaar voor bent. Avondrituelen geven ook aan het hersenen het signaal zich voor te bereiden op de slaap en nodig je als het ware zo de slaap uit.
Door verschillende rustmomenten te creëren overdag, geef je jezelf de tijd prikkels te verwerken. Daardoor doe je dit niet pas als je in bed ligt.
Leren loslaten met Petit BamBou
Verwachtingen loslaten 3
Je hebt geen controle over je slaap. En je hoeft ook niet 8 uur achtereen te slapen. Meditatie helpt ook om zich los te maken van de vaste ideeën over slaap en over de contrôle ervan, zodat je vanzelf gemakkelijker in slaap valt.
Naast therapie kan een meditatie-app een goede ondersteuning bieden in het dagelijks leven van je cliënten.
De app Petit BamBou biedt een breed scala aan mindfulness- en meditatie oefeningen met een leerzaam theoretisch element en een praktische oefening. Slaap, stress, angst, gebrek aan zelfvertrouwen en nog vele andere thema’s komen aan bod.
De app is simpel in gebruik en biedt daardoor een ideale ondersteuning voor mentaal evenwicht in jouw dagelijks leven en dat van je cliënten.
Zelf ook eens proberen? Vind de app op iOS, Android en petitbambou.com. Of download meteen hiernaast.
De meditatie-app Petit BamBou
• De app Petit Bambou heeft al meer dan 10 miljoen gebruikers inEuropa begeleid bij meditatie- en ademhalingsoefeningen
• Alle meditaties worden ontwikkeld met artsen, psychologen en mindfulness-trainers
• Gratis kennismakingssessies voor kinderen en volwassenen (en onbeperkt!)