VGCt magazine #4 2023

Page 1

Rouw bij kinderen Uitleg en handvatten

Terugblik najaarscongres Wat is 'waar'?

PTSS beter begrijpen Kan VR ouders helpen?

VGCt magazine

voor leden van de Vereniging voor Gedrags- en Cognitieve therapieën

Renate Neimeijer en Leonie van Ginkel over ARFID

“De associatie met een bord kan al heel negatief zijn”

4

DECEMBER 2023


1-1_210x297mm_E.indd 1

1-2_180x132mm_A.indd 1

22-2000-1941-04 VGCt Magazine 2023 nr. 04

22-3000-1352-01 VGCt Magazine 2023 nr. 04

13-11-2023 14:49

13-11-2023 14:52


VOORWOORD

Trauma, ARFID en meer Wat was het fijn om elkaar weer te zien tijdens het najaarscongres! Dit jaar namen maar liefst 1.500 vakgenoten deel, die allen aan het denken werden gezet over het fenomeen ‘waarheid’. Het was tevens een prachtige manier voor jonge leden om elkaar te ontmoeten tijdens de speciaal georganiseerde nieuweledendag en het was wederom een soort reünie voor de oudere garde. Velen maakten ook kennis met onze nieuwe directeur Stijn, met wie wij bijzonder in onze nopjes zijn. Het is bewonderingswaardig hoe hij zich het reilen en zeilen binnen de VGCt en daarbuiten binnen enkele maanden heeft eigengemaakt. Heb je hem gemist tijdens het congres en wil je meer over hem weten? Blader dan zeker door naar pagina 30.

In deze editie van het magazine is wederom aandacht voor trauma. Landelijk wordt in het Zinnige Zorg-project PTSS druk gewerkt aan een impuls voor traumazorg. De Koepel, waar de VGCt onderdeel van is, participeert in dit project. Wij onderkennen het belang van betere signalering en behandeling van PTSS en herhaling van die boodschap is bittere noodzaak. Onderdeel daarvan is het creëren van begrip bij de omgeving. Op pagina 10 lees je over een pilot met VR, waarbij ouders van kinderen met PTSS ervaren wat hun kind ervaart. Ik denk dat dit een krachtig middel kan zijn; imaginatie werkt immers sterker dan het puur en alleen verbaal verwerken van informatie. Renate Neimeijer en Leonie van Ginkel beantwoorden op pagina 32 vragen over ARFID. Hierbij kan sprake zijn van sensorische gevoeligheid voor de smaak en structuur van eten. Denk aan mensen die al de kleinste wijziging in de receptuur van een product opmerken. Dat kan een vervelend talent zijn als het ondergewicht, een tekort aan voedingsstoffen of psychosociale problemen veroorzaakt. De diagnose bestaat nu tien jaar en dat is voor ons een mooi moment om stil te staan bij deze eetstoornis. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik het verschil tussen een kerstkrans van Albert Heijn en die van Jumbo níet zal opmerken. Want na het lezen van al deze boeiende materie ga ik over op alle feestelijkheden die ons deze maand te wachten staan. Ik wens jou hetzelfde, geniet er extra van! Marleen Rijkeboer Voorzitter VGCt Foto: Christiaan Krop

VGCt magazine | december 2023

3


Colofon

VGCt magazine is een uitgave van de VGCt en verschijnt vier keer per jaar. Informatie over lidmaatschap en opzeggen vind je op vgct.nl.

Inhoud

Aan dit nummer werkten mee Maria Bekendam, Hilde Bout, Mieke Ketelaars, Mariëtte Lammers (VGCt), Manon Louwers, Wilbert Colet, Hedy Jak, Eline Bosman, Natascha van der Steen, Ine Kaaijk (Vrhl Content en Creatie). Acquisitie en drukwerk Elma Media B.V. Elma.nl Silvèr Snoek: s.snoek@elma.nl 0226 33 16 67 Art direction, redactie en productie Vrhl Content en Creatie In opdracht van Elma Media B.V. In samenwerking met VGCt

32

Fotografie De Beeldredacteur Privacy Op de verwerking van persoons­ gegevens van abonnees is het privacystatement van Elma Media van toepassing. Copyright © 2023: Zet- en drukfouten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VGCt verveelvoudigd of openbaar gemaakt worden. Bij het samenstellen van dit magazine is de grootste zorg besteed aan de juistheid van de hierin opgenomen informatie. VGCt is niet verantwoordelijk voor enige onjuist verstrekte informatie via dit magazine en VGCt is ook niet verantwoordelijk voor artikelen die onder de noemer ‘Marktvisie’ vallen. Dit zijn branded content artikelen van derden.

4

VGCt magazine | december 2023

PRAKTIJK 8 20 39 40 47

Mooi werkmoment Eetbuien onder controle

N=1

De keerzijde van topsport

Column Mieke Weerbaarheid

Reflectie

Een weloverwogen keuze

Leeslijst

Boekrecensies


40 20 VGCt

THEORIE

6

Diensten en dingen | Overkoepelend

7

Koffie met…

Mariëlle Teeuwen

10

PTSS-klachten nabootsen

22

13

Feeling Safe-NL

25

Ter zake

26

Rouw bij kinderen

30

Interview met Stijn Verhagen

32

Vraag en antwoord over…

38

37

Jonge onderzoeker

44

Secties aan zet

46

Uitgelicht

VR als hulpmiddel voor ouders

Nieuwe behandeling bij achterdocht Uitleg en handvatten De eetstoornis ARFID

Revictimisatie voorkomen

Najaarscongres

Een terugblik

Zelfonthulling Directeur VGCt

CGW-congres

Perfectionisme of perfeksjonisme? Sectienieuws

Agenda en kort nieuws

VGCt magazine | december 2023

5


DIENSTEN EN DINGEN Factsheet selectief mutisme Met input van experts Daphne Looije (gz-psycholoog bij LUBEC) en Maretha de Jonge (gz-psycholoog, cognitief gedragstherapeut en onderzoeker binnen het UMC Utrecht) is de nieuwe factsheet cognitieve gedragstherapie bij selectief mutisme ontwikkeld.

Nieuwe podcast

Factsheet experiëntiële vermijding

Factsheet experiëntiële vermijding.

Samen met experts Ingeborg Visser en Frank Slagter (beiden werkzaam als klinisch psycholoog bij GGZ NHN) hebben we een factsheet over cognitieve gedragstherapie bij experiëntiële vermijding gemaakt. Bekijk ’m via de code.

Jongeren hebben vaker bijzondere ervaringen dan je denkt, aldus klinisch psycholoog Yvonne de Jong. Signalering gebeurt echter nogal eens te laat, met alle gevolgen van dien. In deze podcast praat Mieke Ketelaars met Yvonne en ervaringsdeskundige Bert Dorrestein. Beluister hun tips via de code.

Podcast over bijzondere ervaringen bij jongeren.

OVERKOEPELEND Nieuwe bestuursleden bij P3NL en het jaarplan voor 2024 TWEE NIEUWE BESTUURSLEDEN BIJ P3NL Op 6 oktober 2023 zijn tijdens de Algemene Ledenvergadering twee nieuwe bestuursleden benoemd. Henrie Henselmans is benoemd als bestuurslid met het aandachtsgebied maatschappelijke ontwikkelingen. Henrie heeft ruime ervaring als bestuurder in de ggz én hij heeft zicht en visie op de maatschappelijke ontwikkelingen in zorg en welzijn. Saskia Mulder is het nieuwe bestuurslid met het aandachts­ gebied platformfunctie P3NL. Saskia heeft een strategische blik en is enthousiast en verbindend. Ze kent P3NL en de verenigingen van binnenuit doordat ze tot begin 2023 bij de VGCt werkte. Op dit moment wordt het derde bestuurslid geworven. Per 2024 heeft P3NL dan een bestuur met een onafhankelijke voorzitter en drie onafhankelijke bestuursleden met elk een eigen aandachtsgebied.

6

VGCt magazine | december 2023

JAARPLAN 2024 Tijdens de Algemene Ledenvergadering is het jaarplan voor 2024 vastgesteld. De bij P3NL aangesloten verenigingen hebben bepaald wat de belangrijkste thema’s zijn om in het nieuwe kalenderjaar gezamenlijk mee aan de slag te gaan. Preventie is een van deze thema’s. De aankomende tijd zal worden geïnventariseerd wat P3NL en haar leden al doen en uitdragen als het gaat over preventie en wat beleidsstukken als het IZA, het preventieakkoord en de hervormingsagenda Jeugd over dit thema zeggen. Aan de hand van de uitkomsten zullen de vervolgstappen door P3NL worden vastgelegd in een plan van aanpak.

Visiedocumenten van P3NL.


KOFFIE MET...

… Mariëlle In deze rubriek drinken we koffie met een VGCt-(kader)lid en stellen we enkele persoonlijke vragen. Deze keer is de beurt aan Mariëlle Teeuwen. Mariëlle is ggz-verpleegkundig behandelaar en cgw’er. Ze is gespecialiseerd in eetstoornissen en werkt bij Co-eur.

BEN JE EEN KOFFIEDRINKER? “Zeker! Ik zit vaak al om half zeven aan mijn eerste kop koffie, zwart. En ’s avonds verwen ik mezelf met een zelfgemaakte cappuccino.” JE VERTELDE DAT JOUW WERKGEVER CO-EUR SUPERLEUK IS. WAAROM? “Co-eur biedt behandeling aan volwassenen met een eetstoornis (BED, ARFID, AN vanaf BMI 17, BN en OSFED). De sfeer is heel fijn en we hebben goede behandelprotocollen. We werken onder andere met CBT-E, CBT-T, CBT-O, Mantra en bieden ARFID-behandeling. Ik had niet gedacht dat werken met mensen met BED zo leuk en dynamisch zou zijn, maar aan de cliënten met ARFID heb ik jaren geleden écht mijn hart verloren!” WAT ZIJN VOLGENS JOU ESSENTIËLE FACTOREN BIJ ARFID-BEHANDELING? “Bij volwassenen is dat CGT (met exposure in vivo als belangrijkste component), het stoppen met vermijdings- en veiligheidsgedrag, het betrekken van de naaste omgeving en goede psycho-educatie. Cliënten hebben geregeld al als kind strijd moeten leveren aan de eettafel en als volwassene met een eigen gezin heeft wéér iedereen ermee te maken. De lijdensdruk is voor alle partijen vaak groot.”

saus en een bepaalde groente eet. Eerst heel gespannen en vol aversie, maar hij zet dapper door en eet het op! Hun zoontje heeft ook bepaalde gevoeligheid met eten, maar doet nu met zijn vader mee. Moeder probeert haar veiligheidsgedrag ook af te leren. Het is zo mooi om te zien dat het hele gezin zich heeft gecommitteerd en eet wat de pot schaft!”

WELKE CLIËNT HEEFT DIEPE INDRUK OP JOU GEMAAKT? “Ik zie nu een cliënt met ernstige ARFID en ASS. Laatst stuurde zijn vrouw mij trots een filmpje waarin hij voor het eerst in zijn leven pasta met

WAT ZOU JOUW WENS VOOR 2024 ZIJN? “Als ik naar mijn werk kijk, wens ik een klinische behandelsetting voor volwassenen met ARFID bij wie het poliklinisch niet lukt, met gespecialiseerde behandelaren. Die plek bestaat nu niet.”

VGCt magazine | december 2023

7


MOOI WERKMOMENT Welk mooi moment uit de praktijk zul je niet snel vergeten? In deze editie vertelt onderzoeker, psycholoog en cognitief gedragstherapeut i.o. Alexandra Dingemans over een bijzondere case.

Eetbuistoornis, obesitas en zwanger Alexandra Dingemans werkt als senior onderzoeker en cognitief gedragstherapeut i.o. bij GGZ Rivierduinen Eetstoornissen Ursula en vertelt over haar patiënt Claire*. Ondanks haar obesitas en zwangerschap, slaagt Claire erin om haar eetbuistoornis onder controle te krijgen. Hoe Alexandra en haar collega’s dit hebben aangepakt?

R

uim een half jaar geleden meldde de 27-jarige Claire zich voor het eerst bij Alexandra. Ze had enorme ongecontroleerde eetbuien, had last van paniekaanvallen, was erg onzeker over haar lichaam en had obesitas. “Na haar inmiddels jarenlange strijd tegen eetbuien, wilde ze daar nu echt een keer vanaf.” NEGATIEF LICHAAMSBEELD “De eetbuien van Claire ontstonden door een negatief lichaamsbeeld en begonnen al tijdens haar pubertijd. Bijkomend had ze ook last van angst- en paniekaanvallen, waardoor ze soms bijvoorbeeld niet meer met de bus durfde te reizen. Na de geboorte van haar eerste kindje kwam Claire er zelf niet meer uit en trok ze voor het eerst aan de bel bij Ursula.” INTAKE Bij Ursula worden patiënten met eetbuistoornissen behandeld met CGT in groepsvorm. Zo ook Claire. “We begonnen met een intake en voortraject om haar voor te bereiden op de groep. Ik vroeg haar wat ze wilde bereiken, hoe ze dat wilde bereiken en hoe ze zelf dacht haar naasten hierbij te kunnen betrekken. Met psycho-educatie vertelde ik haar ook over haar psychische klachten.” GROEPSTHERAPIE Na de intake startte Claire met groepstherapie, samen met zes andere patiënten met een eetbuistoornis.

8

VGCt magazine | december 2023

Alexandra Dingemans

“We vroegen Claire een eetdagboek bij te houden. Hierin schreef ze op wat ze at, wanneer en hoeveel. Ook moest ze hierin aangeven of ze een eetbui had gehad en zo ja, wanneer, of ze zich er wel of niet schuldig over voelde en welke emoties ze erbij had. Zo kregen mijn collega’s en ik inzicht in haar eetpatroon en eetbuien. Claire at weinig


Mooi werkmoment

gedurende de dag, maar ’s avonds heel veel. Gemiddeld drie keer per week had ze een ongecontroleerde eetbui waarbij ze zoveel at dat ze er misselijk van werd. Onze diëtiste heeft toen een eetschema opgesteld waarbij Claire goed moest ontbijten, goed moest lunchen en gezonde tussendoortjes moest eten, zodat ze ’s avonds minder behoefte had om te snacken. En dat deed Claire. Daarnaast werd aandacht besteed aan de onderliggende en instandhoudende factoren, waarbij we gedragsexperimenten opstelden die Claire keer op keer en veelal met succes uitvoerde.” PARTNER BETREKKEN “Maar de grootste stap die Claire maakte, was dat ze – ondanks haar schaamte – eerlijk aan haar partner opbiechtte dat ze last had van ongecontroleerde eetbuien. Ze at vaak als hij aan het werk was, dus hij had hier geen idee van. Ze vroeg hem ook om haar te helpen en dit pikte hij heel goed op. Zo spraken ze af dat zij geen boodschappen meer hoefde te doen en hij alleen maar verantwoorde voedingsmiddelen kocht en alleen wat er op het lijstje stond. Naar de supermarkt gaan was voor Claire namelijk een enorme trigger om ongezond voedsel te kopen, zeker als ze honger had.” ZWANGER “Wat deze case bijzonder maakt, is dat Claire zwanger bleek te zijn geworden in de loop van de behandeling. Daarom moesten de diëtiste en ik extra scherp zijn op haar eetschema. Na haar eerste zwangerschap was Claire namelijk veel aangekomen, mede door de eetbuien, en ze was heel angstig dat dat na deze zwangerschap weer zou gebeuren. Na de CGT had ze deze angstgedachten niet meer.”

“ ZE HEEFT GEEN SECONDE OPGEGEVEN EN DAT VIND IK ECHT BEWONDERINGSWAARDIG”

TOMELOZE INZET “Wat Claire vooral heel bijzonder maakt, is haar tomeloze inzet. Ze ging er echt voor, van de eerste sessie tot de laatste. Ze durfde zich kwetsbaar op te stellen, maakte haar huiswerk en wilde echt haar leven verbeteren. Waar andere patiënten in de groep excuses zochten voor hun eetbuien, en hierdoor geneigd waren het eetstoornisgedrag in stand te houden, was Claire altijd gemotiveerd. Ze had het zwaar, was misselijk door de zwangerschap, ervoer veel spanning en stress vanuit haar werk en had tussendoor ook nog last van paniek­ aanvallen, maar ze heeft geen seconde opgegeven en dat vind ik echt bewonderingswaardig.” RESULTAAT “Ik zag Claire er met de week beter uitzien. Ze ging steeds beter voor zichzelf zorgen, trok weer leuke kleding aan, verstopte haar lichaam niet meer, deed haar haar en straalde weer positiviteit uit. Aan het eind van de behandeling was Claire al weken eetbuivrij, had ze een regelmatig eetpatroon, snapte ze waar haar eetbuiten vandaan kwamen en had ze geen last meer van paniekaanvallen. Bovendien was ze al weken niet aangekomen, ondanks haar zwangerschap. Dat betekende dat ze zich goed aan haar gezonde eetschema hield. Fijn om te zien dat een vrouw die al haar hele leven last had van een eetstoornis, nu weer op het juiste pad zit. Iets om trots op te zijn!”

* In verband met privacy is dit een gefingeerde naam.

VGCt magazine | december 2023

9


Theorie

MEER BEGRIP BIJ OUDERS

VR bootst PTSS-klachten na PTSS is moeilijk te begrijpen als je er zelf geen last van hebt. Psycho-educatie kan inzicht en kennis geven, maar een realistische voorstelling van de klachten blijft vaak uit. Virtual reality (VR) biedt mogelijk een oplossing. Carlijn Bergwerff onderzoekt of het nabootsen van PTSS-klachten middels VR ouders helpt om hun kind met PTSS beter te begrijpen.

10 VGCt magazine | december 2023


Theorie

C

arlijn Bergwerff werkt als universitair hoofddocent bij het Instituut Pedagogische Wetenschappen van de Universiteit Leiden. Met virtual reality (VR) houdt ze zich al heel wat jaren bezig, zowel in onderwijs als in onderzoek. Het begon bij haar eigen studenten. “Voor het vak Gesprekstechnieken werken we veel met rollenspellen, maar dat had niet altijd het gewenste effect. Het kan ongemakkelijk voelen als twee studenten een gesprek moeten nabootsen tussen een therapeut en een kind van vier. Dat voelt niet echt.” Dus verdiepte Carlijn zich in de mogelijkheden van VR. Ze maakte zelf video’s waarin gesprekken werden nagebootst. Door vervolgens diverse gespreksscenario’s op te nemen, werd de video interactief; afhankelijk van hoe de student koos te reageren, kreeg hij of zij een ander vervolg op de video te zien. VR bleek een succes. “Studenten bleven langer oefenen en gingen ook uittesten wat het gevolg was van een minder handige vraag.” NIEUWSGIERIG NAAR BELEVING Carlijn werkt behalve als docent ook als psycholoog, bij PraktijkPresent in Gouda. Het viel haar op dat ouders van kinderen met PTSS het soms ingewikkeld vinden om zich voor te stellen hoe het is om last te hebben van PTSS-symptomen, zoals herbelevingen, overdreven schrikreacties en concentratieproblemen. “Na sessies met kinderen of jongeren, volgt vaak een nabespreking met de ouders en dan zijn er van hun kant veel vragen. Ze zijn benieuwd wat hun kind tijdens de sessies gedaan heeft, maar willen ook graag begrijpen wat PTSS is. Psycho-educatie helpt, maar het is lastig voor te stellen hoe een kind zich op zo’n moment écht voelt.” KLACHTEN NABOOTSEN VR biedt mogelijk een oplossing. “In een VR-omgeving hebben we verschillende PTSS-symptomen nagebootst die ouders kunnen ervaren vanuit het perspectief van

“ PSYCHO-EDUCATIE HELPT, MAAR HET IS LASTIG VOOR TE STELLEN HOE EEN KIND ZICH OP ZO’N MOMENT ÉCHT VOELT”

een kind.” In het onderzoek wordt uitgegaan van een interpersoonlijk trauma, dus waarin een ander persoon een rol speelt en waarbij die persoon de trigger voor de klachten vormt. Carlijn schetst wat de ouders te zien krijgen. “In de eerste scène die we hebben uitgewerkt, zit de persoon die de VR-bril op heeft achter in een klas. Als een onbekende man de klas komt binnenlopen en iets overlegt met de juf die voor de klas staat, zorgt dat voor een trigger bij de hoofdpersoon die een traumatische ervaring heeft opgedaan met een dergelijk persoon. We simuleren daarbij de stressreactie die dat oproept. Dat begint bij een harde, hoge hartslag die je hoort. Concentratieverlies bootsen we na door het beeld en geluid te beperken tot die ene man. De omgeving wordt donker, waardoor je geen aandacht meer hebt voor de juf of andere leerlingen.” Na het zien van de scène gaat de ouder in gesprek met de therapeut. “Daar zit een belangrijke succesfactor van het gebruik van de VR-bril. De behandelaar kan context schetsen en uitleggen waarom deze situatie stressvol is voor het kind. Normaal gesproken ervaren kinderen het niet als bedreigend als er een onbekende de klas in komt lopen, maar voor een kind met PTSS kan het heel bedreigend overkomen en een stressreactie oproepen. De behandelaar kan ook uitleggen hoe de stressreactie van het kind – dus wat de ouder net gezien heeft – resulteert in het gedrag van het kind, zoals dagdromen en concentratieverlies.” MEER BEGRIP Carlijn verwacht dat ouders sensitiever zijn in de omgang met hun kind, nadat zij zelf hebben ervaren hoe hun kind zich voelt. “Als je na tien minuten totaal vermoeid bent door de stressvolle ervaring in de VR-omgeving, kun je je

VGCt magazine | december 2023

11


Theorie

“WE WILLEN SOFTWARE MET ELKAAR UITWISSELEN, ZODAT ANDERE ONDERZOEKERS ER VERVOLG AAN KUNNEN GEVEN”

DEELNEMEN AAN HET ONDERZOEK De onderzoeksfase gaat waarschijnlijk begin 2024 van start. Mocht je als behandelaar met een ouder van een kind met PTSS willen meedoen aan het onderzoek, neem dan contact op met Carlijn via c.e.bergwerff@fsw.leidenuniv.nl.

beter voorstellen waarom je kind vaak moe of prikkelbaar is of moeite heeft om zich te concentreren. Met die kennis kunnen ouders – maar ook leerkrachten – beter op de behoeften van het kind anticiperen, bijvoorbeeld door meer rust in het leven van het kind in te bouwen en door een aangepast rooster te hanteren.” Ook kan de ervaring zorgen voor meer compassie voor het kind en begripvollere reacties, waardoor het kind het gevoel heeft dat zijn probleem erkend wordt en dat hij geaccepteerd wordt. Carlijn: “Wie nooit PTSS-klachten heeft ervaren, kan tegen een angstig kind onbedoeld iets zeggen als: ‘Waarom reageer je zo gestrest? Deze man doet helemaal niks’. Terwijl als je zou weten wat iemand met PTSS ervaart, je begrijpt dat een voor jou neutrale situatie toch stress op kan leveren voor een kind.” VR gaat psycho-educatie niet vervangen, zegt Carlijn. “Psycho-­ educatie blijft belangrijk voor het verstrekken van informatie over de behandeling en over het belang van het wegnemen van stigma, bijvoorbeeld. Ik zie VR als aanvulling. Bij een sessie van 45 minuten, zou je de eerste 20 minuten aan VR kunnen besteden en de rest aan traditionele psycho-educatie. Ook zal er wat ruimte zijn om de VR-simulatie te koppelen aan de specifieke situatie van het kind, zodat daar duiding aan wordt gegeven.” SOFTWARE DELEN Waar Carlijn een paar jaar geleden nog zelf aan het filmen was om de gesprekstechnieken voor haar studenten tot leven te wekken, heeft ze nu een collega

12 VGCt magazine | december 2023

die al haar wensen op het gebied van VR waarmaakt. Maarten Struijk Wilbrink is als VR-programmeur in dienst bij de Universiteit Leiden en hij kan, in nauwe samenwerking met Carlijn, software bouwen die precies aansluit bij het doel van de studie. “Veel onderzoekers besteden de softwareontwikkeling uit aan bedrijven die daarin gespecialiseerd zijn. Dat heeft als voordeel dat je een heel team tot je beschikking hebt. De kennis en ervaring zie je terug in de simulaties; die zien er gelikt uit.” Toch koos de Universiteit Leiden ervoor om een programmeur in dienst te nemen omdat het nadeel van uitbesteden van de softwareontwikkeling is dat de ontwikkelaar eigenaar blijft. “Dat betekent dat wij de software niet kunnen hergebruiken en altijd ‘vastzitten’ aan zo’n bedrijf. Terwijl je in de ideale situatie software met elkaar gaat uitwisselen, zodat andere onderzoekers er vervolg aan kunnen geven en verder kunnen optimaliseren.” HET ETHISCHE ASPECT De software voor het PTSS-project is momenteel in ontwikkeling. Maarten – hij heeft zelf ook een achtergrond in de psychologie – werkte al ruim tweehonderd uur aan de eerder omschreven klasscène en een vervolgscène. Het testen gebeurt vooralsnog op collega’s. Carlijn: “Zij zijn enthousiast en geven aan de ervaring te herkennen van de verhalen van cliënten of mensen uit hun eigen omgeving. Om de situaties zo realistisch mogelijk te maken, spreken we veel met behandelaren en met jongeren met PTSS. We zijn er alert op dat de simulaties niet te intens zijn en testen daar continu mee. Als bijvoorbeeld blijkt dat alleen al het horen van een hoge hartslag voldoende effect heeft, gaan we de persoon die voor de trigger zorgt niet ook nog eens onnodig eng maken.” Als de software grotendeels staat, kan getest worden op naasten van kinderen met PTSS, zoals een ouder of leerkracht. “We zijn voorzichtig en willen het effect niet onderschatten. Het kan immers best naar zijn om de negatieve ervaringen van een naaste aan den lijve te ondervinden. Daarom starten we met een single-case experimental design, bestaande uit zo’n tien personen. Als dat goed gaat, willen we het uitbouwen naar een grootschalig onderzoek met een VR-groep en een controlegroep. Mogelijk kunnen we bij bewezen effectiviteit ook andere modules toevoegen aan de VR-omgeving. Dan kunnen we kijken naar modules die aansluiten op andere traumatische ervaringen, zoals een verkeersongeluk of medische behandeling.”


Theorie

SAMEN MET ERVARINGSWERKERS MENTAAL WELZIJN EN VEILIGHEID BEVORDEREN

Feeling Safe-NL De dataverzameling voor Feeling Safe-NL is nog in volle gang, maar er is al genoeg te vertellen over deze veelbelovende behandeling. Ze wordt gebruikt voor het verminderen van overmatig wantrouwen en achterdocht en is overgewaaid uit het Verenigd Koninkrijk. Kennisredacteur Maria Bekendam wilde er het fijne van weten; wat zijn vernieuwende aspecten, wat zijn de verschillen met CGT voor psychose, maar ook breder: hoe kan Feeling Safe-NL voor de (psychose)zorg in Nederland van toegevoegde waarde zijn?

VGCt magazine | december 2023

13


Theorie

E

va Tolmeijer en Birgit Seelen kunnen er alles over vertellen. Beiden zijn werkzaam als psycholoog binnen de Feeling Safe-NL trial en daarnaast bezig met het afronden van promotieonderzoek. Eva Tolmeijer voor het Feeling Safe-NL onderzoeksproject en Birgit Seelen voor de ontwikkeling en validatie van screeningsvragenlijsten voor de EPA-doelgroep. PRAKTISCHE MODULES Verschillen met ‘gewone’ CGT zijn er genoeg. Feeling Safe is een modulaire therapie die zich uitsluitend richt op probleeminstandhoudende factoren in het hier en nu (zoals piekeren), terwijl CGTp een probleemformuleringsgestuurde behandeling is, waarin ook aandacht is voor het verleden. Aan de hand van korte CGT-modules, die de patiënt kiest uit een gepersonaliseerd menu, ga je binnen Feeling Safe werken aan het verminderen van de instandhoudende factoren. Birgit licht toe: “Feeling Safe-NL bestaat uit zes therapiemodules voor de belangrijkste instandhouders van overmatige achterdocht: beter slapen, minder piekeren, traumabeelden loslaten, veilig voelen met stemmen horen, zelfvertrouwen boosten en veilig genoeg voelen. Mensen bepalen zelf welke factoren ze willen aanpakken en in welke volgorde. De therapiemodules worden dan één voor één doorlopen. Elke module is een praktisch werkboek waarmee je samen aan de slag gaat.” ANDERE FOCUS Feeling Safe is een interventie met een specifieke focus. Het uitgangspunt is dat verschillende probleeminstandhoudende factoren het vormen van nieuwe positieve herinneringen van veiligheid in de weg staan. Eva: “Door deze mechanismen één voor één aan te pakken, verminderen we de obstakels die het opdoen van nieuwe ervaringen van veiligheid in de weg staan. Als iemand bijvoorbeeld in een winkel staat en helemaal in beslag wordt genomen door nare gedachten over gevaar, dan kan hij op dat moment geen herinnering van veiligheid opslaan. Een belangrijke stap is dus om eerst die obstakels te verminderen, zodat iemand nieuwe ervaringen kan opdoen. Vervolgens ga je samen opnieuw die situaties in om bewijs te verzamelen voor veiligheid en nieuwe herinneringen van veiligheid op te bouwen. Eva: “Het gaat erom dat mensen hun dagelijks leven weer kunnen oppakken en dat ze zich veilig genoeg voelen om te kunnen doen wat

14 VGCt magazine | december 2023

ze in hun leven graag willen doen.” Het uitgangspunt van CGTp is breder, namelijk dat variatie de norm is, dat problemen altijd begrijpelijk zijn en dat er manieren zijn om probleeminstandhoudende patronen te doorbreken. Ook bij CGTp gaat het uiteindelijk om gedragsverandering en nieuwe ervaringen opdoen. De focus ligt hierbij alleen expliciet op het uittesten van negatieve verwachtingen in plaats van op het bewijs verzamelen voor veiligheid. Een genuanceerd, maar duidelijk verschil. NEDERLANDSE INVLOEDEN De ‘NL’-toevoeging achter Feeling Safe is er overigens niet voor niets. Aan de Nederlandse versie zijn de modules over traumabeelden en de ondersteuning door een ervaringswerker toegevoegd. Beide zijn geen onderdeel van de Britse Feeling Safe. Birgit: “Simpelweg omdat indringende traumagerelateerde beelden heel belangrijke instandhoudende factoren zijn van overmatige achterdocht.” Eva: “Soms vragen mensen: maar hoe zit dat dan met de traumabeeldenmodule als de focus vooral ligt op het heden en de toekomst? In die traumabeeldenmodule kijken we vooral naar hoe herbelevingen en nare herinneringen, die zich ongewild opdringen in iemands dagelijks leven, bijdragen aan het gevoel van onveiligheid in het hier en nu. We helpen mensen om minder bang te worden van deze herinneringen, zodat de herinneringen steeds minder opkomen en hun ervaring van veiligheid groeit.” ERVARINGSWERKERS De andere Nederlandse toevoeging – de samenwerking met ervaringswerkers – is een essentieel onderdeel van Feeling Safe-NL. Terwijl de psycholoog zich richt op het verminderen van de obstakels die gevoelens van onveiligheid in stand houden, werkt de Feeling Safe-NL ervaringswerker met mensen aan persoonlijk herstel. Zo werken beide professionals samen aan het bevorderen van het mentaal welzijn en aan een gevoel van veiligheid. Binnen Feeling Safe-NL wordt in de training voor ervaringswerkers onder andere aandacht besteed aan het bevorderen van ervaringskennis van patiënten op het gebied van de zes instandhouders. Eva vertelt enthousiast: “De materialen van de psychologen en ervaringswerkers zijn helemaal op elkaar afgestemd. Enerzijds heb je de therapiemodules die gericht zijn op het verminderen van de herstelobstakels en anderzijds


Theorie

“ VARIATIE IS DE NORM, PROBLEMEN ZIJN ALTIJD BEGRIJPELIJK EN ER ZIJN MANIEREN OM PATRONEN TE DOORBREKEN; DAT IS DE BASIS VAN CGTp”

heb je het herstelwerkboek en de herstelmodules die gericht zijn op het bevorderen van persoonlijk herstel.” De herstelmodules worden flexibel gebruikt; een herstelmodule is dus geen verplicht onderdeel, maar een hulpmiddel dat kán worden ingezet. In de praktijk blijkt de samenwerking tussen psychologen en ervaringswerkers een waardevolle combinatie. Eva: “We vernemen van collega’s dat ze de samenwerking leuk en leerzaam vinden. Ook van deelnemers horen we positieve geluiden.” KNELPUNTEN Dat klinkt veelbelovend, maar zoals altijd is de praktijk weerbarstig. Eva en Birgit zijn uiteraard op de hoogte van het rapport Zinnige Zorg en wanneer hun de vraag over knelpunten in de huidige (psychose)zorg wordt voorgelegd, verschijnt op hun gezichten een grijns; hier hebben ze beiden een duidelijke mening over. Birgit: “Het uitvoeren van CGTp vergt goede training en het is best een intensieve behandeling. Je ziet patiënten minimaal één keer per week en tussen de sessies door zijn er opdrachten. Als therapeut moet je bij deze doelgroep vaak ook mee de straat op of je zoekt samen de context op waar de problemen spelen. Dat kan best arbeids­ intensief zijn en voor capaciteitsproblemen zorgen. Het rapport Zinnige Zorg gaf aan dat er veel te weinig psychologen in de psychosezorg werken en dat veel van hen niet de benodigde CGTp-opleiding hebben gehad.”

VARIATIE ALS NORM Eva heeft er ook haar ideeën over. Los van de kwaliteit van de behandelingen, worden CGTp-behandelingen ook te weinig aangeboden. Ze licht toe: “Veel mensen krijgen überhaupt niet het aanbod om therapie te volgen. Als behandelende teams minder weten over CGTp, is het lastiger om het gesprek hierover aan te gaan en wordt het dus ook minder aangeboden.” Maar Eva ziet oplossingen: “Het helpt als we een beter gemeenschappelijk verhaal hebben over vastlopen in overmatig wantrouwen, hoe je eruit kunt komen en hoe je de weg naar veiligheid kunt terugvinden. Als een behandelaar een helder verhaal heeft en concreet aanhaakt op wat iemand beleeft, dan heb je een totaal ander gesprek met mensen. Het is enorm belangrijk dat mensen gezien en begrepen worden. De basis van CGTp is zo mooi, namelijk dat variatie de norm is, dat problemen altijd begrijpelijk zijn en dat er manieren zijn om probleeminstandhoudende patronen te doorbreken. Als we het alleen hebben over een therapie voor klachten, doen we CGTp echt tekort.” Doordat het bij de behandelaar door verschillende factoren simpelweg aan kennis en ervaring kan schorten, staan de verhalen van patiënt en behandelaar soms nog te veel tegenover elkaar. Eva: “Binnen het Feeling Safe-NL project proberen we die verhalen dichter bij elkaar te brengen door de nadruk te leggen op je onveilig voelen, last hebben van piekergedachten of weinig zelfvertrouwen; dat zijn dingen die ieder mens herkent. Op die manier kan vanuit beide kanten sneller worden gedacht: ik wil graag die hulp én die hulp kunnen we bieden!”. MEDICATIE Birgit legt de focus terug bij de patiënt. Een ander knelpunt is namelijk gemak. Birgit: “Medicatie innemen is makkelijker en vergt minder investering dan wekelijkse therapie waarbij je misschien pas na een paar maanden verschil merkt. Van mensen die moeite hebben om überhaupt op te staan in de ochtend en de dag door te

VGCt magazine | december 2023

15


Theorie

komen, vraag je best veel tijdens therapie. Een groot deel van de patiënten komt via een crisis binnen en dan is er vaak al gestart met medicatie. Mensen kunnen dan alweer redelijk hun dag doorkomen en vervolgens wordt CGT soms niet eens meer genoemd, terwijl mensen zich bijvoorbeeld nog wel onveilig voelen.” GEDULD Binnen CGTp en Feeling Safe-NL werken behandelaars en patiënten dus op verschillende manieren samen aan overkoepelende doelen: je veiliger en veerkrachtiger voelen en weer in staat zijn om te doen wat je graag wil doen. Maar voor de eerste resultaten is er nog wel wat geduld nodig. Momenteel is de werving van patiënten in volle gang binnen Parnassia, Antes, GGZ Oost-Brabant en Altrecht. Pas als de beoogde 190 deelnemers zijn geworven, naar verwachting in 2025, mogen de data geanalyseerd worden. Tot die tijd worden er geen analyses gedaan en dus geen voorlopige resultaten gedeeld. De Feeling Safe-NL studie is transdiagnostisch van opzet. Daarbij gaat het dus om overmatige achterdocht en het gevoel van onveiligheid en verminderd mentaal welzijn, los van DSM-classificaties.

“DE MANIER VAN PRATEN OVER PROBLEMEN BINNEN HET FEELING SAFE-NL PROJECT IS PRETTIG”

16 VGCt magazine | december 2023

TIPJE VAN DE SLUIER Geen voorlopige resultaten dus, maar hoe wordt Feeling Safe-NL tot nu toe ontvangen door zowel behandelaars als patiënten? Eva en Birgit zijn al een tijdje bezig met het werven van patiënten en het geven van therapieën. Tot nu toe zijn ze positief gestemd. Eva: “Als we het specifiek op cijfers houden, merken we dat we op bepaalde locaties meer aanmeldingen hebben dan we kunnen aannemen. Er is veel enthousiasme om mensen te verwijzen. Op sommige plekken moeten we dus extra therapeuten trainen om ervoor te zorgen dat alle mensen een plek kunnen krijgen. Collega’s zijn in ieder geval erg positief over wat we doen. Ook bij presentaties over het onderzoek krijgen we terug dat de manier van praten over problemen binnen het Feeling Safe-NL project een fijne manier is om het erover te hebben. Birgit vult aan: “Van tevoren ligt al vast dat je een half jaar hebt voor het uitvoeren van de therapie. Wat ik merk is dat je van begin af aan sneller tot actie komt. De patiënt weet ook:


Theorie

HET PROJECT Feeling Safe-NL is een project van het Mark van der Gaag Research Centre (MRC) van Parnassia Groep, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Oxford. Het team van Feeling Safe-NL staat op www.feeling-safe.nl. Eva Tolmeijer doet haar promotieonderzoek binnen de Feeling Safe-NL trial aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en is daarnaast werkzaam als psycholoog in een FACT-team van Parnassia waar zij ook mensen helpt die deelnemen aan het Feeling Safe-NL programma.

dit moeten we in een half jaar met elkaar zien te doen. Maar dat heeft natuurlijk meer te maken met het feit dat het onderdeel is van een wetenschappelijke studie, dan dat het gaat om de inhoud van Feeling Safe-NL.” NIET DE ERVARING, MAAR HET PROCES Eva wil nog specifiek stilstaan bij de ervaringswerkers. Eva: “Ieder mens heeft tot in zekere mate ervaring met instandhouders, zoals slecht slapen en piekeren. Maar ervaringswerkers zijn professionals die een traject hebben gevolgd waarbij ze leren om hun ervaringskennis te gebruiken om ruimte te maken voor het herstel van een ander. Helaas wordt nog vaak gedacht dat een ervaringswerker die ervaring heeft met ‘A’ alleen kan werken met een patiënt die óók ervaring heeft met ‘A’. Het idee is dat je veel bredere kennis hebt over herstelprocessen en dat je niet per se hoeft te matchen op ervaringen om iemand te kunnen ondersteunen. Het gaat erom: ervaringswerkers hebben moeilijkheden ervaren, doorstaan, zijn deze te boven gekomen en hebben zich verdiept in hun eigen én collectieve herstelprocessen. Hoe hebben zij een weg gevonden en welke (collectieve) ervaringskennis hebben ze opgedaan? Dat zijn ervaringen die voor patiënten heel waardevol zijn. Het geeft mensen weer hoop en perspectief. Herstellen wordt een leerproces waarbinnen ervaringen een bron van kennis zijn om moeilijkheden te doorbreken.” SCHROOM VOOR PSYCHOSE Hebben de dames op basis van hun behandelervaring, met onder meer Feeling Safe-NL, nog een boodschap voor andere behandelaars? Birgit constateert dat er best wat angst heerst om te werken met mensen met psychose-ervaringen. Haar boodschap hierover is duidelijk: “Psychologische behandeling voor overmatige achterdocht is echt niet zoveel anders dan een angstbehandeling. Je hebt alleen een wat meer bijzondere inhoud en een behandelrelatie waarin het meer tijd kan kosten om vertrouwen op te bouwen. Ik hoop ook vooral de schroom voor psychosebehandeling in het algemeen te kunnen verminderen. Ik vind Feeling Safe-NL een enorme aanvulling en ik ben benieuwd of de resultaten ook inzicht kunnen geven in voor wie Feeling Safe-NL beter werkt en voor wie CGTp. Los daarvan vind ik het

Birgit Seelen is werkzaam als gz-psycholoog bij een FACT-team van GGZ Oost-Brabant. Daarnaast werkt ze voor een Early Detection and Intervention (EDI) team dat zich richt op het opsporen van cliënten met een hoogrisicoprofiel voor een eerste psychose, om voor hen CGT-behandeling in te zetten. Daarnaast doet ze promotieonderzoek aan de Radboud Universiteit Nijmegen, gericht op de ontwikkeling en validatie van screeningslijsten voor de EPA-doelgroep. Onlangs is er een studieprotocol-paper verschenen over Feeling Safe-NL. Scan de QR-code om meer te lezen! studieprotocol-paper over Feeling Safe-NL.

modulaire aanbod van Feeling Safe-NL prettig, omdat de therapiemodules heel toegankelijk zijn. Ze bevatten bijvoorbeeld verschillende video’s en ervaringen van anderen met de instandhouders. Bij CGTp moet je soms meer op zoek gaan naar materialen die passen bij hoe iemand graag wil en kan leren.” SAMENWERKEN Eva ziet veel mogelijkheden in meer samenwerking met ervaringswerkers, andere disciplines en naasten. “Ik hoop dat dit nieuwe framework ervoor zorgt dat meer mensen toegang krijgen tot therapieën zoals Feeling Safe-NL. Voor ons als collega’s is het een mooie mogelijkheid om meer te kunnen samenwerken. Dit geldt niet alleen voor psychologen en ervaringswerkers maar ook voor andere collega’s, zoals sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen (SPV). Zij kunnen ook ondersteunen bij het (blijven) toepassen van behulpzame strategieën. Op die manier kun je meerdere disciplines invliegen en samenwerken om ervoor te zorgen dat mensen beter en duurzamer herstellen en datgene bereiken wat ze graag willen. We maken vaak een therapieteam met hulpverleners en naasten. Dat versterkt ook meteen het gevoel dat iemand er niet alleen voor staat en dat we het echt samen doen.”

VGCt magazine | december 2023

17



ADVERTORIAL

Bjorn van Vlokhoven (35, L.) & Zowie van den Goorbergh (32) zijn de oprichters van Vlokhoven Opleidingen, dat flexibele nascholing in de GGZ aanbiedt. Ze kennen elkaar van Tilburg University en zijn ook (studie)vrienden.

De Spotify van de GGZ HOE VLOKHOVEN OPLEIDINGEN DE TOON ZET IN POSTACADEMISCHE NASCHOLING ‘Ik ben door vrijwel alle grote opleiders afgewezen. Eentje zei: “Als je hier met een groep van 14 man wil starten, willen we best je boek kopen.”’ Als Bjorn in 2018 zoekt naar een Basiscursus CGT, ziet hij absurde prijzen voorbij komen. Zeker voor een net afgestudeerde. ‘Dus ik dacht: kan ik dat niet zelf ontwikkelen, maar dan toegankelijker.’ Hij struint zijn hele netwerk met collega-psychologen af en verzamelt een groep van 13 andere cursisten. ‘Toen de groep verzameld was, hoefde ik alleen nog maar een docent te vinden en de accreditatie te regelen.’ Tekst OVERDESCHREEF Beeld SHERIDAN FLIPSE

Althans, dat is wat hij dacht. ‘Als ik vooraf had geweten dat het zo moeilijk was, had ik het niet gedaan. Maar dat kon ik toen, met al mijn optimisme, natuurlijk niet weten.’ Hij vertelt het lachend, maar het organiseren van postacademische nascholing bleek voor een ouderenpsycholoog toch net iets gecompliceerder dan hij 5 jaar geleden dacht. Gelukkig kwam hij eind 2019 in contact met oud-studievriend Zowie. ‘Zowie had ervaring opgedaan met het aanbieden van opleidingen bij Tilburg University en Erasmus University. Zijn zakelijke achtergrond in combinatie met mijn inhoud bleek een perfecte combinatie.’ De coronapandemie opende de ogen van beide heren. Mensen uit heel Nederland schoven aan bij hun CGT, ACT, EMDR en Schematherapie opleidingen. ‘We gingen van 50 naar 500 cursisten in 4 jaar tijd. Van Groningen tot aan Limburg en Zeeland; iedereen kwam een cursus bij ons volgen. Er zaten zelfs cursisten uit Bonaire tussen.’ Leuk, maar niet iedereen is enthousiast. Zowie: ‘Andere opleiders klampten zich vast aan fysiek onderwijs alsof het een reddingsboei was. Ergens begreep ik het, maar voor mij is dat net zoiets als je Spotifyaccount opzeggen omdat je je Walkman mist. Ik denk dan: je moet niet zoveel achterom kijken dat je over de toekomst struikelt.’ Als vaders begrijpen ze zelf als geen ander hoe lastig het kan zijn om naast je drukke baan en

‘Van Groningen tot aan Limburg en Zeeland; iedereen kwam een cursus bij ons volgen. Er zaten zelfs cursisten uit Bonaire tussen.’

privéleven ook nog eens nascholing te moeten volgen. ‘We proberen onze opleidingen zo flexibel mogelijk op te zetten, zodat je een groot deel in je eigen tijd en tempo kunt doen. Contactonderwijs blijft essentieel, maar is het echt noodzakelijk om met 14 cursisten tegelijkertijd naar hetzelfde filmpje te kijken? Er zijn zoveel dingen die je perfect asynchroon kunt behandelen in een online leeromgeving, waardoor je tijdens de synchrone lessen optimaal kunt oefenen. Naast het flexibele aspect vinden we een hands-on praktijkgerichte insteek heel belangrijk. We vinden dat wat je vandaag leert, je morgen al toe zou moeten kunnen passen in de praktijk. Voor ons is dat waar goed onderwijs om draait.’ Naast hun duidelijke keuze om zichzelf te presenteren als flexibele ‘remote’ opleider, is ook de rest van hun aanpak allesbehalve traditioneel. Voor iedere opleiding werken alle docenten bijvoorbeeld met hetzelfde draaiboek. ‘Om maar in de muziekmetaforen te blijven: wij zijn de jazzband van het onderwijs,’ vertelt Bjorn enthousiast. ‘We hebben allemaal dezelfde bladmuziek, maar de magie zit ‘m in de improvisatie. Het grappige is dat docenten in het begin bang waren dat ze allemaal hetzelfde moesten doen. Maar uiteindelijk is het meer een creatieve jamsessie geworden vol nieuwe ideeën en lesinspiratie.’ Waar willen de oprichters over vijf jaar staan? ‘Zoals John Lennon ooit zong in Beautiful boy: “Life is what happens to you while you’re busy making other plans.” Iedere dag proberen we het een stukje beter te doen dan de dag ervoor. We zullen dus gewoon geduld moeten hebben om te zien of Vlokhoven Opleidingen de Spotify playlist wordt waar niemand meer zonder kan.’


N=1 Wie de opleiding tot cgt’er volgt, bewijst zijn of haar bekwaamheid onder meer met een N=1. In deze rubriek blikt een cgt’er terug op de eigen bekwaamheidsproef.

Carine van Empelen Functie: gz-psycholoog Werk: Carine heeft, sinds ze er zeven jaar geleden begon, op verschillende afdelingen van GGZ inGeest gewerkt. Momenteel werkt ze bij het Expertisecentrum Psychosomatiek en als behandelaar van PTSS-5. Dit is een intensieve vijfdaagse behandeling voor mensen met (complexe) PTSS.

De verlammende werking van topsport Evelien* kwam bij Carine met verlammings­verschijnselen. Gemiddeld zes keer per dag viel de functie van haar linkerbeen uit, waardoor ze soms ten val kwam. Met haar topsportcarrière was ze om die reden gestopt. De neuroloog ontdekte geen fysieke oorzaak en zo werd Evelien gediagnosticeerd met FNS; Functioneel Neurologische Stoornis.

B

ij GGZ inGeest helpen ze geregeld patiënten met FNS. Vaak zijn het mensen met PTSS en/of ze hebben bepaalde persoonlijkheidskenmerken, zoals perfectionisme, die ervoor zorgen dat ze het lastig vinden om persoonlijke grenzen aan te geven. Afhankelijk van de persoon en de herkomst van de klachten, krijgen deze patiënten hypnosetherapie of CGT. Carine: “Evelien had het nodige perfectionisme, maar ook een topsportverleden waarbij ze continu onder hoge druk had gestaan en haar lichaam had overbelast. Dit heeft ze als heel ingrijpend ervaren. Ook had ze weinig tijd voor ontspanning, piekerde ze veel en vond ze het lastig om emoties te voelen.”

20 VGCt magazine | december 2023

TECHNIEKEN Carine begon met het G-schema, waarbij al snel duidelijk werd dat thema’s als schuldgevoel en grenzen een rol speelden. Ook stelde Evelien met Carine een vermijdingslijst op – Evelien vermeed drukke plekken uit angst dat haar benen zouden uitvallen. “We zijn aan de slag gegaan met het uitdagen van gedachten, gedragsexperimenten en exposureoefeningen. En ik gaf ontspanningsoefeningen mee. Daar ging Evelien meteen mee aan de slag; haar topsportmentaliteit hielp hierin enorm.” BOZE OUDERS “Het meeste effect hadden de interpersoonlijke elementen


N=1

Terugblik Carine: “Vallen omdat je benen niet werken moet heel beangstigend zijn. Zeker als je droomt van een topsportcarrière. Toch sprak Evelien makkelijk over haar klachten; ze toonde weinig emotie. Ik denk dat dat komt doordat haar leven lang weinig aandacht is besteed aan het voelen van emoties of fysieke signalen, waardoor ze het lastig vindt om die emoties te herkennen. Achteraf gezien had ik in onze gesprekken zélf wel wat meer aandacht voor haar gevoel willen hebben. We hebben gefocust op het cognitieve stuk, maar ik ben benieuwd wat er was gebeurd als ik wat meer had gevraagd naar wat de verlamming emotioneel met haar deed. Een sterk punt vond ik de registratie. Omdat we bij FNS zo weinig inzicht hebben in wat er gebeurt, is bij deze stoornis registratie heel belangrijk. Daarom zit ik daar bij FNS-patiënten bovenop; hoe vaak komt de klacht voor en wat ging eraan vooraf? Het groen-oranje-rood-schema is daar een helpend middel voor.”

van de behandeling. Een eyeopener voor Evelien was dat als je ‘nee’ zegt, mensen niet per definitie boos reageren. En dat het niet altijd jouw verantwoordelijkheid is als zij dat wél doen.” Zo gaf Evelien in haar vrije tijd sportles aan kinderen. Tijdens deze lessen had ze regelmatig last van ouders die hoge druk legden op haar en op de kinderen, waardoor Evelien vaak kritiek ontving. “Het hielp haar om zich te realiseren dat de teleurstelling van de ouders iets van hén was, en niet iets waar zij iets mee moest.” Voor het leren herkennen van emoties en signalen gebruikte Carine het signaleringsplan dat veel wordt ingezet bij FNS. “Groen betekent voor Evelien: niets aan de hand. Bij oranje voelen haar benen vaak zwaar aan, nemen piekergedachten toe en trekt ze zichzelf terug. Dat zijn voor haar signalen om het rustiger aan te doen. Zo voorkomt ze fase rood, waarin uitvalsverschijnselen ontstaan.” AANZIENLIJK EFFECT Nee zeggen, cognitieve en fysieke signalen herkennen en het veranderen van de mindset (‘ik ben niet verantwoordelijk voor de teleurstelling van iemand anders’) zorgden er al na vier sessies voor dat de uitvalsverschijnselen verminderden. Bij sessie zeven waren ze helemaal verdwenen. Carine: “We hebben veel aandacht besteed aan de vraag: hoe zorgen we dat de klachten op termijn wegblijven? Daar heeft het groen-oranje-rood-schema goed bij geholpen. Op een

bepaald moment had Evelien een festival gepland. Ze twijfelde of ze zou gaan; het ging weliswaar beter, maar de angst om te vallen lag op de loer. Áls ze zou gaan, hoe voorkwam ze dan dat ze daar de week van tevoren veel over zou piekeren? Samen hebben we een plan bedacht, waarin haar vrienden – die voor die tijd al een grote betrokkenheid hadden getoond – een belangrijke rol speelden. Evelien sprak met hen af dat ze haar in de gaten zouden houden en dat een van hen haar thuis kon brengen, mocht dat nodig zijn. Die afspraak stelde haar gerust en liet Evelien inzien dat het helpend kan zijn om de omgeving te betrekken.” FOLLOW-UP Drie maanden na de laatste sessie planden Carine en Evelien een nieuwe afspraak in. Carine: “Ze had vijf minuten uitvalsverschijnselen gehad, wat waarschijnlijk het gevolg was van stressvolle weken. Omdat Evelien kon herleiden waar de uitvalsverschijnselen vandaan kwamen, heeft de uitval niet geleid tot angstklachten of vermijding. Ze heeft het idee dat het langdurig over grenzen gaan en het wegdrukken van pijn en emotie van invloed is geweest op het ontstaan en instandhouden van de conversie. Ze is zich ervan bewust dat deze kwetsbaarheid blijft bestaan en dat uitvalsverschijnselen kunnen optreden zodra ze in haar oude patroon vervalt van een volle agenda met weinig rustmomenten.” *In verband met privacy is dit een gefingeerde naam.

In het Tijdschrift voor Gedragstherapie (editie 3-2023) staat een uitgebreid en verdiepend artikel over deze casus, geschreven door Carine van Empelen en Michel Reinders. VGCt-leden kunnen dit artikel lezen via de QR-code.

VGCt magazine | december 2023

21


Het VGCt-plein

VGCt-NAJAARSCONGRES 2023: EEN TERUGBLIK

Van leugendector tot ontvoering door aliens Ook dit jaar doet lid van verdienste Ed Berretty verslag van het najaarscongres, voor wie het heeft moeten missen en voor wie nog even wil nagenieten. Foto's: Roy Borghouts en Rick Keus

22 VGCt magazine | december 2023


VGCt Het kaderledendiner op woensdagavond

Opening door Miriam Lommen

Fredrike Bannink lid van verdienste

“ COMPLOTVREZERS DELEN MET ELKAAR EEN OPVALLEND SLECHTE COGNITIEVE REFLECTIE”

‘T

he truth is out there’ trekt 1.500 deel­ nemers, van wie er 500 out there achter hun beeldscherm thuis zitten. Dat zijn cijfers om trots op te zijn. We zijn, na kwantitatief mindere jaren, terug bij het record­ aantal participanten in 2018, toen nog zonder online optie. Ter relativering: het aantal leden is intussen ook toegenomen en wel van 6.000 naar 10.000. De eerste keynote, van de Vlaamse forensisch psy­ choloog Bruno Verschuere over waarheidsvinding, is leerzaam en vermakelijk. Hij trekt je vanaf zijn eerste woorden naar binnen, het congres in. In België wordt elke dag gemiddeld één keer de leugen­ detector ingezet bij een verdachte van een ernstig geweldsdelict. Verschuere waarschuwt dat de accuraatheid van de gebruikte procedure slechts 52% bedraagt, met vooral het risico van valse posi­ tieven. Verhoogde arousal bij schuldvragen kan namelijk van alles betekenen. Hij stelt daartegenover

dat liegen cognitief meer energie en tijd kost dan de waarheid spreken. Een daarvan afgeleide procedure op basis van specifieke daderkennis vergroot de accuratesse bij verhoogde arousal op de leugen­ detector tot 80-90%. De missers bestaan vooral uit valse negatieven, ethisch gezien minder bezwaarlijk. In de volgende keynote betwist psychiater Floortje Scheepers de waarheid van het onderliggende lineaire medische model van de DSM. Zij ziet onze hersenen als een contextafhankelijk, complex, open en dynamisch systeem. Kenmerkend is emergentie: uit de interactie tussen elementen ontstaat onvoor­ spelbaar iets dat nog niet bestond. Om meer te begrijpen van echte, ingewikkelde mensen vertrouwt ze daarom eerder op de gezinsintake en de psychi­ atrische verhalenbank dan op de DSM. Haar betoog is goed opgebouwd, maar je kunt je afvragen wat er, als je zo redeneert, overblijft van onze profes­ sionele vakkennis?

VGCt magazine | december 2023

23


Tom van der Schoot lid van verdienste

Nieuweledendag

Drukbezochte sessies!

COMPLOTVREZERS In de laatste ronde van de dag geeft Mark van der Gaag een massaal bezochte klinische masterclass over complotdenkers. Zelf spreekt hij over com­ plotvrezers. Volgens hem hebben we diagnostisch te maken met een overwaardig idee. Net als bij een waan ondersteunt betrokkene de inhoud en net als bij een obsessie denkt iemand er voortdurend aan. Maar in tegenstelling tot bij waan en obsessie leidt tegenspraak door anderen tot grote distress. Er is sprake van de extreme variant van een over­ waardig idee: een systeem van overkoepelende interpretatie. Complotvrezers delen met elkaar een opvallend slechte cognitieve reflectie. Ook voor hen is behandeling met CGTp (psychose) aanbevolen. Richard McNally start vrijdag in zijn openingskey­ note met (ouder) onderzoek naar mensen met een aparte ‘waan’: een kleine groep die overtuigd is ooit door aliens te zijn ontvoerd (een traumatische ervaring) en een veel grotere groep die zichzelf als reïncarnatie ziet. Bij alien abduction lijkt slaap­ verlamming een plausibele verklaring te zijn. Opmerkelijk is dat in beide groepen de bijzondere ervaringen de kwaliteit van leven ten goede komen. LIEGENDE OUDERS De laatste keynote komt van ortho- en gezinspeda­ goog Rianne Kok en is verfrissend in zijn alledaags­ heid voor de vele (groot)ouders in de zaal: interviews met ouders naar de functie van leugens bij onge­ makkelijke vragen van kinderen tussen vijf en twaalf jaar. Rianne onderscheidt invloed op emoties (‘Opa is verkouden’, terwijl hij covid heeft), op gedrag (‘We zetten het op je verlanglijstje’) of op kennis (‘Mama is een beetje ziek’, als ze een kater heeft.) Haar conclusies luiden: vraag je af wat je kind op dat moment echt wil weten, lieg bewust en praat met je kind over liegen.

24 VGCt magazine | december 2023

Wie wint de pubquiz?!

Zoals altijd komen ook dit jaar weer belangrijke onderwerpen aan bod die niet direct onder het jaarthema vallen. Zo laten Mirte Heringa en Juul Gouweloos-Trines van ARQ Nationaal Psycho­trauma Centrum zien hoe ze bedreigde ambtsdragers weer­ baarder maken tegen de gevolgschade van top-down veiligheidsmaatregelen (denk aan psycho-educatie over stressreacties, peilen van informatiebehoefte, een vast contactpersoon en zoeken naar beschik­ bare sociale steun). Kortom, weer een boeiend en gezellig congres! That’s the truth and nothing but the truth!!


TER ZAKE

Zelfonthulling Mag je zelfonthulling toepassen binnen de therapie? Het is een onzinnige vraag. Net als alle andere interventies, is zelfonthulling een middel om iets te bewerk­ stelligen. Het dient een doel en dat doel is het bevorderen van het welzijn van de patiënt. Soms is zelfonthulling daarvoor een geschikt middel, soms niet.

Z

elfonthulling kan een vertrouwelijke sfeer creëren waarbinnen de patiënt zich op z’n gemak voelt en het hem helpt te praten over de dingen die nodig zijn om te bespreken. Met zelfonthulling kan de therapeut uitstralen dat hij weet waarover hij spreekt. Ook kan zelfonthulling een metafoor zijn voor hoe je zaken kunt oplossen. Zelfonthulling is een manier van interveniëren; een mooi verhaal in de ik-vorm. Mensen houden nu eenmaal meer van een persoonlijk verhaal dan van een abstracte uitleg. Het maakt de therapeutische boodschap menselijker. De persoonlijke noot appelleert aan nieuwsgierigheid en scherpt de aandacht van de patiënt voor de therapeutische boodschap. Deze techniek staat bekend onder de naam ‘storytelling’. Reclamemensen beschouwen storytelling als een effectieve manier om een boodschap over te brengen. Ook in de behandeling van kinderen is storytelling tamelijk gebruikelijk. Het verhaal hoeft niet per se over de therapeut te gaan om het persoonlijk en levendig te maken. Het kan ook over een buurman gaan. Het hoeft zelfs niet eens echt gebeurd te zijn. Soms zeg ik tegen patiënten: “Ik verzin even een voorbeeld. Stel je voor dat mijn broer…”. Niemand vindt dat een probleem. Zelfonthulling is lang niet in alle therapieën nuttig, net zoals EMDR niet in alle therapieën nuttig is. Daarnaast voelen sommige therapeuten zich ongemakkelijk bij al te persoonlijke mededelingen. Doe daarom in therapie vooral dingen waarbij jij je als therapeut comfortabel voelt. Ongemak straalt af op de patiënt en is niet bevorderlijk voor de therapie.

Michel Reinders is gedragstherapeut, klinisch psycholoog, supervisor en vertrouwenspersoon bij de VGCt.

Een therapeut wordt niet betaald om over zichzelf te praten. Dat is ook niet de bedoeling van zelfonthulling. Het is een manier om een boodschap op een indringende manier over te brengen. Als je er goed over nadenkt, gaat zelfonthulling helemaal niet over de therapeut.

VGCt magazine | december 2023

25


Theorie

Rouw bij kinderen Het overlijden van een ouder of dierbare heeft een enorme impact op een kind. Hoe ziet rouw eruit bij kinderen en welke benaderingen kun je als behandelaar inzetten om hier adequaat mee om te gaan? Mariken Spuij, klinisch psycholoog gespecialiseerd in rouw bij kinderen en jongeren, geeft uitleg en handvatten. “Gemis en verlangen zijn de kern van rouw, dat geldt ook voor kinderen.” VOLOP IN ONTWIKKELING Het leven is onlosmakelijk verbonden met de dood. Een cliché waar ook veel kinderen mee te maken krijgen; cijfers van het CBS laten zien dat in 2022 bijna 100.000 jeugdigen in de leeftijd tot 25 jaar een ouder verloren hebben. Hoe ziet rouw eruit bij kinderen? Volgens Mariken Spuij niet heel anders dan bij volwassenen. “Hoe rouw zich uit, is voornamelijk onderzocht bij kinderen vanaf acht jaar”, licht zij toe. “Vanaf die leeftijd kunnen ze lezen en is het dus mogelijk hen vragenlijsten te laten beantwoorden die voor onderzoek worden gebruikt. Uit deze onderzoeken blijkt dat er bij kinderen en jongeren dezelfde rouwpatronen te zien zijn als bij volwassenen. Gemis en verlangen zijn de kern van rouw, en dat geldt ook voor kinderen.” Daarnaast is identiteitsverwarring een belangrijk deel van wat rouw is. Voor kinderen is dat misschien wel extra ingewikkeld. Mariken: “Als iemand een dierbare verliest, ontstaat vaak de vraag: wie ben ik zonder die ander? Voor jongeren die hun identiteit nog aan het ontwikkelen zijn, komt het bovenop de normale identiteitsvragen.” ONTREGELING Toch is er wel een verschil ten opzichte van rouw bij volwassenen, want bij kinderen die rouwen speelt hun ontwikkelingsleeftijd mee. “Rouw kleurt de ontwikkelingstaken in die kinderen nog te volbrengen hebben”, vertelt Mariken. “Het verlies van een dierbare op jonge leeftijd is vormend; een kind is dan volop in ontwikkeling en het rouwproces heeft een levensbepalende invloed. Een peuter merkt dat het leven zonder ouder is veranderd, maar kan cognitief nog niet bevatten dat iemand dood is. Pas vanaf een jaar of vijf begint dat besef te komen en hoe ouder kinderen worden, hoe beter ze begrijpen wat

26 VGCt magazine | december 2023

de dood betekent. Het gemis en verlangen is daarom bij heel jonge kinderen vaak terug te zien in de concrete vragen die ze stellen: ‘Wie maakt nu een staartje in mijn haar? Wie brengt mij naar school? Wie leest mij voor?’” Daarnaast kunnen kinderen separatiestress ervaren. Mariken geeft een concreet voorbeeld uit de praktijk: “Nadat een ouder is overleden, kunnen kinderen nog steeds denken: ‘Hé, daar loopt mama!’ Dat komt omdat ze erop gericht zijn dat een hechtingsfiguur weer terugkomt; het hele hechtingssysteem van kinderen is nog daarop afgesteld. Separatiestress kan onder andere resulteren in slaapproblemen bij kinderen. Jonge kinderen raken ontregeld als de omgeving ontregeld is. Daarbij is het doorslaggevend voor hun rouwproces hoe de andere ouder ermee omgaat; voor een ouder die zelf overmand is door verdriet is opvoeden een hele zware klus.” STAGNERENDE ROUW Volgens Mariken hebben de meeste kinderen geen professionele, psychologische ondersteuning nodig bij hun rouwproces; slechts een deel ondervindt moeilijkheden. “Het merendeel van de kinderen komt goed door een rouwproces heen, maar we zien dat er bij ongeveer 25 procent een risico bestaat op stagnerende rouw. Rouw bij kinderen kent grote, individuele verschillen en heeft ook te maken met omstandigheden thuis en op school”, zegt Mariken. “Van tevoren is niet altijd in te schatten welke kinderen gaan vastlopen. Van stagnerende rouw spreken we als rouw vastzit; bij volwassenen spreken we bij twaalf maanden van een persisterende rouwstoornis en bij kinderen na zes maanden. Als rouw gaat vastzitten, niet in beweging is en andere ontwikkelingstaken moeilijk te volbrengen zijn, is dat schadelijk


Theorie

voor kinderen.” Dan is volgens de rouwspecialist een goede CGT-behandeling door een deskundige de aangewezen manier. De belangrijkste factor waardoor kinderen kunnen vastlopen in hun rouwproces wordt (volgens verschillende onderzoeken) gevormd door gedachten die zij over zichzelf hebben. “Kinderen vormen negatieve gedachten over zichzelf, de wereld en de toekomst”, vertelt Mariken. “Bijvoorbeeld: ik ben niets meer waard sinds de dood van mijn vader of moeder, ik kan niets meer nu hij/zij dood is, of het is mijn schuld wat er is gebeurd.” Ook kunnen er in een rouw­proces zogenaamde misinterpretaties bestaan onder kinderen. “Een kind

dat regelmatig hoorde dat het op zijn vader lijkt die aan kanker is overleden, kan beredeneren dat hij of zij ook kanker kan krijgen”, legt Mariken uit. “Dan kan er bij een kind grote angst ontstaan.” Al deze gedachten kunnen dan leiden tot vermijdings­ gedrag. “Kinderen willen niet naar foto’s kijken, gaan niet meer naar voetbaltraining en daardoor wordt het leven steeds minder leuk. Het denken en doen hangt sterk samen bij kinderen. Het is dus noodzakelijk kinderen anders te leren denken. Dat is niet een ‘tsjakka!’-­ trucje dat toegepast kan worden. Kinderen zijn erbij gebaat als hun wordt geleerd met een andere bril naar het leven te kijken.”

VGCt magazine | december 2023

27


Theorie

“HET IS EEN GROOT MISVERSTAND OM TE DENKEN DAT JE KINDEREN TE VROEG KAN BEHANDELEN”

maar om de pijn af en toe te parkeren. Jij kan bij de pijn als je dat wil en als er dan triggers zijn, kan een kind zichzelf troosten als dat nodig is – dit om door te gaan met het leven.” CGT-technieken die volgens Mariken goed ingezet kunnen worden bij kinderen die vastlopen in hun rouwproces zijn onder meer psycho-educatie, cognitieve herstructurering, gedragsmatige technieken, exposure, systematische probleemoplossing, terugvalpreventie en schrijfopdrachten. Mariken benadrukt het belang van goed opgeleide professionals. “Ik ben bang voor rouwcoaches die een half jaar ergens een cursus hebben gevolgd en denken kinderen te kunnen begeleiden. Deze problematiek heeft echt de expertise en aandacht nodig van een academisch geschoolde therapeut met een gedegen kennis van rouw.” WERKBOEK Samen met Paul Boelen, klinisch psycholoog en hoog­ leraar aan de Universiteit Utrecht, schreef ze onlangs het boek Rouwhulp: werkboek voor kinderen en jongeren. DE PIJN AANGAAN Een kind dat vastzit in zijn of haar rouw staat een belangrijke taak te wachten, namelijk de pijn opzoeken. Mariken: “Om goed te rouwen, is het nodig om het (vaak zo pijnlijke) gemis en het verlangen aan te gaan. Ik vergelijk gestagneerde rouw met een bal die je onder water drukt; als je die hard naar beneden drukt komt die op een gegeven moment met een vaart terug. Maar wat maakt dat een kind die bal wegdrukt? Als dat benoemd kan worden – en dan heb ik het over bepaalde triggers als woorden, geuren of herinneringen – dan krijgt dat ruimte. Als een kind dat kan aangaan, wordt de trigger uiteindelijk een bal die op het water drijft. Een kind kan zelf naar de trigger toegaan, en als de wind deze (onverwachts) naar hem/haar toeblaast, dan is dat ook oké. Het is niet het doel dat het nooit meer pijn zal doen,

28 VGCt magazine | december 2023

MARIKEN SPUIJ Mariken Spuij is klinisch psycholoog, psychotherapeut, orthopedagoog generalist, cognitief gedragstherapeut en kinder- en jeugdpsychotherapeut. Zij is gespecialiseerd in rouw en verliesverwerking. Zij werkt sinds 2017 bij TOPP-zorg in Driebergen-Zeist en daarnaast werkt ze als universitair docent aan de Universiteit Utrecht. Mariken promoveerde in 2014 op haar onderzoek naar rouw en verliesverwerking bij kinderen en jongeren en schreef diverse artikelen en het boek Rouw bij kinderen en jongeren over dit onderwerp. Onlangs kwam haar nieuwe boek uit: Rouwhulp: werkboek voor kinderen en jongeren.


Theorie Een werkboek voor kinderen en jongeren van wie een dierbare is overleden en die vast (dreigen te) lopen in hun rouwproces. Mariken: “Dit werkboek – met oefeningen, uitleg en werkbladen – sluit naadloos aan op het behandelprotocol dat is beschreven in Protocollaire behandelingen voor kinderen en adolescenten.” “De behandeling is gebaseerd op CGT, omvat negen sessies, en is evidence based. Dit werkboek is een mooie, eerste stap om behandelingen te verbeteren. We hebben het boek tijdens onze studies volop kunnen inzetten; de meeste kinderen profiteren van deze korte behandeling. Voor een deel geldt dat ze meer dan de negen sessies uit het boek nodig hebben. Ook leren ouders beter afstemmen op het kind en dat is hoopgevend positief.” DEZELFDE INHOUD, ANDERE WOORDEN Hoe praat je als behandelaar met kinderen over rouw en over de dood? “Hetzelfde als met volwassenen”, zegt Mariken nuchter. “Je gebruikt alleen iets eenvoudiger taal, afgestemd op het kind. En soms heb je niet alleen gesprekken, maar kijk je ook naar de tekeningen die een kind maakt; daarin kan gevoel worden uitgedrukt. Het is van belang daar alert op te zijn.” Wat je bespreekt, is afhankelijk van de leeftijd van een kind. “Hele jonge kinderen tot de kleuterleeftijd leg je steeds opnieuw uit wat de dood is en dat het onontkoombaar is. Dan zeg ik bijvoorbeeld: ‘Je kunt een dood plantje heel veel water geven, maar het gaat het toch niet meer doen’. Of ik leg uit dat iemands lijf het niet meer doet; als je onder mama’s tenen kietelt, dan lacht ze niet meer.” Bij alle leeftijden is het noodzaak naar de pijn toe te gaan en op zoek te gaan naar de onderliggende cognities die er zijn. En je kunt daarbij open en eerlijk zijn, want het leven is nu eenmaal anders sinds papa of mama dood is. Je leven is veranderd, maar nog steeds het leven waard. Het is misschien niet zo perfect en ideaal, maar wel goed genoeg.” Volgens Mariken wordt er nog vaak te laat behandeld. “Het is een groot misverstand om te denken dat je kinderen te vroeg kan behandelen. Er wordt al snel gezegd: ‘Het is nog maar zo kortgeleden; dit is normaal en hoort erbij’. Een half jaar is misschien kort, maar kan heel bepalend en ontwrichtend zijn voor de rest van je leven. Zeker als het niet op tijd gezien en behandeld wordt. En een kind op de middelbare school kan weer herrouwen. Dan wordt er al snel gedacht: ‘Het is zo lang geleden, dat moet wel verwerkt zijn.’ Maar de rouw wordt dan weer actueel in een bepaalde ontwikkelingsfase. Vaak zie je dan dat gedragsproblemen te maken hebben met rouw.” HERROUWEN Mariken schetst een praktijkvoorbeeld van een herrouwend kind met gedragsproblemen. “Ik heb eens een jongen behandeld die op zijn zevende zijn oma had verloren. Zij speelde een belangrijke rol in zijn opvoeding; was heel nabij in het gezin waarin hij opgroeide en een belangrijk hechtingsfiguur. Na een aantal jaar, de jongen was

ROUWTAKEN Nog niet zo heel lang geleden was de gedachte dat je van fase naar fase gaat in een rouwproces, maar dat idee is inmiddels achterhaald. Het is – volgens het duale procesmodel van Stroebe en Schut – een slingerbeweging die heen en weer gaat tussen verlies en herstel. Dit sluit aan bij het rouwtakenmodel van de Amerikaanse psycholoog en rouwdeskundige William Worden. Rouwtaken volgen elkaar niet in een logische volgorde op. Dit model is ook van toepassing bij kinderen die rouwen. Het principe gaat uit van vier rouwtaken. De eerste is: leer te accepteren wat er is gebeurd. Taak twee is de pijn te voelen, daar kan niemand omheen. De derde taak is gericht op het aanpassen aan het nieuwe leven zonder ouder bijvoorbeeld. Tot slot is de taak de draad van het leven weer op te pakken en te kijken naar alle mogelijkheden die er zijn.

inmiddels vijftien, kreeg hij gedragsproblemen. Hij was ontzettend boos en smeet met tafels door de klas. Dan ga ik na wat een kind eerder heeft meegemaakt in zijn leven. De dood van zijn oma kwam ter sprake; hij voelde zich door haar ontzettend verlaten en in zijn kinderlijke fantasie was zij uit de kist gesprongen en ergens op een eiland gaan wonen. Dat zie ik vaker in de praktijk: dat iemand weet dat diegene dood is, maar dat gevoels­ matig niet toelaat. Pas toen we dat boven tafel hadden, konden we exposure doen op het ‘horen’ dat oma dood was en nooit meer terug zou komen. Vervolgens kon hij de begraafplaats bezoeken en werd hij veel rustiger in zijn gedrag.” Wat is de belangrijkste boodschap die kinderen en jeugdigen moeten meekrijgen over rouw volgens Mariken? “Ik zou zeggen: dat zij het verlies aankunnen. Soms met een steuntje in de rug van een goedgekwalificeerde professional die verstand heeft van rouw en behandelingen in het algemeen. Rouw draag je met je mee en blijft bestaan. Het is zoals de Vlaamse psycholoog Manu Keirse stelt: ‘Afval verwerk je, rouw raakt verweven’. Verwerken betekent dat het af is, maar rouw raakt verweven met je leven. Het is een draad die meegenomen wordt en die altijd blijft bestaan. Om rouw voor kinderen beeldender te maken, zeg ik weleens: je hebt drie flesjes; klein, middelgroot en groot. In die flesjes zit een knikker, die blijft even groot. Maar naarmate de tijd vordert, wordt de ruimte eromheen groter.”

Bronnen 1. Boelen, P.A., Lenferink, L., Spuij, M. (2021). Cognitive Behavorial Therapy for prolonged grief in children and adolescents: a randomized clinical trial. American Journal of Psychiatry, 178, 294-304. 2. de Keijser, J., Boelen, P. A., & Smid, G. E. (2023). Handboek traumatische rouw (herziene editie). Boom Uitgeverij. 3. Spuij, M. & Boelen, P.A. (2023). Rouwhulp: Werkboek voor kinderen en jongeren. Amsterdam: Boom. 4. Spuij, M. & Boelen, P.A. (2023). Rouwhulp: Werkboek voor ouders. Amsterdam: Boom.

VGCt magazine | december 2023

29


VGCt

I nterview met directeur Stijn Verhagen Sinds begin dit jaar is Stijn Verhagen de nieuwe directeur van de VGCt. Nu we bijna een jaar verder zijn en hij zijn weg heeft kunnen vinden, is het tijd voor een interview. Want wie is Stijn? Waar komt hij vandaan? En wat zijn de plannen?

S

tijn begon zijn carrière als sociaal wetenschapper, promoveerde met een onderzoek naar het functioneren van de zorgsector, werkte voor wat nu de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving heet en adviseerde in die rol over sociale vraagstukken. De afgelopen zeventien jaar werkte hij als lector Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling en later ook als directeur van het instituut voor pedagogiek bij de Hogeschool Utrecht. Die combinatie van ervaring met wetenschap, het hbo én de beroepspraktijk van professionals zorgde dat Stijn opviel tijdens de zoektocht naar een nieuwe VGCt-directeur. DE KRACHT VAN VERSCHIL Stijn: “Een belangrijk thema bij de VGCt is momenteel hoe cgt’ers en cgw’ers zich tot elkaar verhouden, wat de precieze positie is van de cgw’ers en of zij zich vertegenwoordigd voelen. Ik voel me thuis in beide werelden en met mijn wo- en hbo-ervaring hoop ik het goede gesprek hierover in de VGCt te kunnen faciliteren. Waarbij het in mijn optiek écht interessant wordt als we scherp krijgen wat cgw’ers en cgt’ers

“ HET WORDT ÉCHT INTERESSANT ALS WE SCHERP KRIJGEN WAT CGW’ERS EN CGT’ERS MÉT ELKAAR KUNNEN BETEKENEN” 30 VGCt magazine | december 2023

mét elkaar meer kunnen betekenen voor het mentaal gezonder maken van mensen, dan ieder apart.” Duidelijk is dat de bestaande CGW-opleiding versterkt gaat worden. Stijn vindt ook dat cognitieve en gedragstherapeutische principes een belangrijke rol kunnen spelen bij het voorkomen van mentale problemen. “Cgw’ers kunnen bij uitstek een belangrijke rol spelen in de preventieopgave die Nederland heeft.” LEDENENQUÊTE En er staat nog meer op de agenda. De afgelopen maanden was Stijn samen met het bestuur druk met het meerjarenplan en met het plan voor 2024. Daarin wordt de richting voor de toekomst bepaald. Stijn vindt het mooi om te zien dat de lijnen die daar al werden uitgezet, overeenkomen met de resultaten uit de ledenenquête die onlangs is uitgevoerd. “Uit de enquête komt een aantal verbeterpunten dat ik – na mijn gesprekken met het bestuur en leden – wel kan plaatsen.” BETERE SAMENWERKING Ten eerste is er een duidelijke wens bij leden om de samenwerking met externe partijen, zoals de VEN en de VSt (de Koepel), te versterken. Inhoudelijk worden de jaarlijkse Koepelcongressen goed gewaardeerd en samenwerking biedt ook praktische voordelen. Stijn: “De VGCt is gezaghebbend op het gebied van kwaliteit, maar we zijn ook onderdeel van een versnipperd verenigingsveld. Zo zijn veel van onze leden lid van meerdere verenigingen, waarvoor ze allemaal herregistratiepunten moeten halen. In ons


VGCt

“ WE ZOEKEN MANIEREN OM RUIMER EN MEER IN DIALOOG MET OPLEIDERS NAAR KWALITEIT TE KIJKEN” zijn alle regels ooit met een goede reden geïntroduceerd. Toch geven leden aan vanuit de VGCt soms een rigide omgang met de regels te ervaren en het nut van de hoeveelheid regels niet altijd te begrijpen. We zoeken onder andere naar manieren om ruimer en meer in dialoog met opleiders naar kwaliteit te kijken, zodat zij meer vrijheid krijgen om hun eigen visie op onderwijs te ontwikkelen, zonder kwaliteit te verliezen. Mijn persoonlijke inspiratie zit overigens niet op het punt ‘meer’ of ‘minder’ regels; wel op de vraag of de bedoeling van regels duidelijk is en of ze behulpzaam zijn.”

Als Stijn vrij is… Leidt hij een gelukkig leventje met zijn vrouw en zoon. Samen met hen gaat hij graag op pad, zoals naar North Sea Jazz, de Formule 1, wandelen of boulderen. En dan is hij ook nog fervent schaatser. Stijn: “Zo’n vijftien jaar geleden kreeg ik het in mijn hoofd dat ik de Elfstedentocht wilde schaatsen. Ik kon niet schaatsen, maar ik ben gewoon begonnen! Een Elfstedentocht is er in de tussentijd nog niet geweest, maar onbedoeld ben ik langzaamaan steeds dieper in de schaatswereld verzeild geraakt, met een toenemende trainingsarbeid in zowel de zomer als de winter en met inmiddels zelfs nationale en internationale wedstrijden. Beter worden (in je vak), is het motto van de VGCt. En dat motto trekt mij zowel in mijn werk als privé erg aan!”

meerjarenplan hebben we toegewerkt naar een her­regi­stratievorm waarbij leden van alle Koepel­ verenigingen twintig procent van hun punten mogen behalen bij een andere vereniging (zie ook pagina 46, red.). Daarmee wordt hun blik verruimd en het scheelt een hoop studietijd.” HET NUT VAN REGELS Het tweede verbeterpunt uit de enquête gaat over de regeldruk. Stijn: “Kwaliteit is belangrijk en waarschijnlijk

MEER VERBINDING Het laatste verbeterpunt gaat over verbinding met de vereniging. Twintig procent van de leden geeft aan méér verbonden te willen zijn met de VGCt. Het gaat deels om de cgw’ers, waarvan de VGCt de ambitie heeft om hen meer te betrekken en beter te vertegenwoordigen in de vereniging. “Maar ook veel jonge en startende leden geven aan meer verbinding te willen. Als antwoord daarop hebben we een nieuwe­ledendag in het leven geroepen, die tijdens het najaars­congres voor het eerst plaatsvond. Ik denk ook aan korter lopende projecten en thema’s die specifieke groepen leden bij elkaar brengen. En aan nieuwe manieren waarop we richting onze leden communiceren.” VEEL KENNIS, FIJNE SFEER Stijn brengt een frisse wind met zich mee; nieuwe inzichten en ideeën. Een mooie kans om te vragen wat hem – nu hij er nog van een afstandje naar kan kijken – opvalt aan het vak en de vereniging. “De passie voor kwaliteit”, is zijn antwoord. “Een fijne sfeer en leden die er vol voor gaan. Veel van de leden hebben er al flink wat opleidingsjaren en werkzame jaren op zitten en blijven nieuwsgierig naar nieuwe ontwikkelingen in hun vak. Ook de bereidheid om die kennis te delen valt mij op, niet alleen tijdens scholingsevenementen en congressen. Gisteren kwam een van de leden bijvoorbeeld de bureau­medewerkers vertellen over de basisbeginselen van CGT. De proactiviteit en focus op de inhoud werkt motiverend en brengt een fijne sfeer.”

VGCt magazine | december 2023

31


Theorie

32 VGCt magazine | december 2023


Theorie

VRAAG EN ANTWOORD OVER...

De eetstoornis ARFID De diagnose ARFID (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder) bestaat tien jaar. Een mooi moment om de balans op te maken; hoe staat het ervoor en wat heeft deze nieuwe diagnose gebracht? Renate Neimeijer en Leonie van Ginkel – beiden werkzaam bij Accare, kennislijn voedingsstoornissen, eetstoornissen en obesitas – beantwoorden een aantal prangende vragen over deze eetstoornis. Een opfrisser; wat ís ARFID ook alweer?

Renate: “ARFID is een eetstoornis die kan leiden tot ernstig ondergewicht, een tekort aan belangrijke voedingsstoffen of duidelijke psychosociale problemen. Ook kan iemand afhankelijk zijn van sondevoeding of van andere medische bijvoeding. Een van deze kenmerken moet aanwezig zijn om ARFID te classificeren. Dus het kan ook voorkomen dat iemand een gezond gewicht heeft, of zelfs overgewicht. Dat het iemand bijvoorbeeld alleen maar lukt om knapperige, gefrituurde dingen te eten en hij daardoor niet mee kan doen aan veel sociale activiteiten. Het is een hele heterogene groep mensen, ook wat betreft leeftijd: van jong tot oud.” Leonie: “We zien drie verschillende subtypes. Sensorisch gevoelige kinderen vormen naar mijn idee de meest voorkomende groep. Het zijn kinderen bij wie we regelmatig ook een autismespectrumstoornis zien. Ze zijn heel gevoelig voor de smaak en textuur van eten. Het zijn ongelooflijke fijnproevers; ze proeven bijvoorbeeld het verschil tussen een kipburger van Albert Heijn en van Jumbo, of ze merken een kleine wijziging in de receptuur direct op. Het tweede subtype betreft mensen die bang zijn voor negatieve gevolgen van eten. Vaak hebben zij nare ervaringen gehad, zoals een operatie in het mondgebied of

“ EEN JONGETJE PROEFDE HET VERSCHIL TUSSEN EEN KIPBURGER VAN ALBERT HEIJN EN VAN JUMBO”

sondevoeding. Een ander voorbeeld zijn kinderen die zich verslikt hebben en het gevoel hadden te gaan stikken. Zij durven geen eten meer te nemen waar je goed op moet kauwen voor je het doorslikt. De derde groep bestaat uit kinderen, jongeren en volwassenen die voor eten weinig belangstelling hebben. Bijvoorbeeld kinderen die zo opgaan in hun spel, dat ze helemaal vergeten dat er ook nog gegeten moet worden.” Renate: “Die laatsten voelen niet dat ze honger hebben. En áls ze iets eten, zijn ze snel verzadigd. Ze eten veel te weinig en komen vaak in een vicieuze cirkel terecht. Het lichaam raakt eraan gewend dat je weinig eet. De maag wordt kleiner, de spijsvertering trager. De balans tussen honger en verzadiging raakt verstoord. Je ziet het ook regelmatig bij kinderen met ADHD en autisme. De informatieverwerking van wat er in het lijf gebeurt verloopt anders. Bovendien is er bij ADHD sprake van veel afleiding en hyperactiviteit!” Leonie: “Het begint met een kind dat heel selectief en beperkt eet. De omgeving kan het daarna onbedoeld in stand houden. Ouders zijn vaak bezorgd en gaan erin mee. ‘Dan eten we maar elke avond gebakken aardappels, want dat wordt wél gegeten’. Heel begrijpelijk dat ouders daarvoor kiezen, maar zo beland je wel in een vicieuze cirkel.”

Wanneer stel je de diagnose ARFID?

Renate: “Slechts één van de genoemde kenmerken hoeft aanwezig te zijn om ARFID te classificeren. Het is belangrijk om te noemen dat het gedrag zich wel echt moet onderscheiden van normaal selectief eetgedrag, wat ook vaak onderdeel is van de ontwikkeling van kinderen. Zeker tussen de twee en zes jaar laten die vaak selectief eetgedrag zien. Dat is niet direct reden tot zorg. Pas wanneer het tot grote belemmeringen in

VGCt magazine | december 2023

33


Theorie

“ OP EEN GEGEVEN OGENBLIK IS ETEN GEEN FIJN MOMENT MEER” het dagelijks leven leidt of gevolgen heeft voor de lichamelijke gezondheid, is er mogelijk sprake van ARFID.” Wat triggert deze aandoening? Is er sprake van angst? Renate: “Omdat het zo’n brede groep is, kunnen we dat niet precies zeggen. Vaak spelen er veel verschillende factoren mee. Het gaat zowel om factoren die aangeboren zijn als om leerervaringen. Sensorische gevoeligheid is bijvoorbeeld in aanleg al aanwezig. Kinderen verschillen in temperament en gevoeligheid voor prikkels die via de zintuigen binnenkomen. De één staat open voor nieuwe ervaringen, een ander is angstiger en meer rigide. Daarnaast hebben negatieve ervaringen invloed, zelfs uit de vroege kindertijd. Denk aan verslikken, reflux, sondevoeding en allergieën. Op een gegeven moment is eten geen fijn moment meer en ontstaat er strijd en spanning aan tafel. Kinderen gaan eten dan het liefst uit de weg. Zo bouwen ze een achterstand op in het opdoen van smaakervaringen en wordt het heel lastig om die stap alsnog te zetten. Zeker als je al wat angstig bent aangelegd.”

Treft ARFID ook mensen op oudere leeftijd?

Leonie: “Vaak ontstaat het al in de kindertijd. Als daar niets mee gebeurt, kan het blijven bestaan. Maar op het moment dat mensen zelf kinderen krijgen, willen ze er meestal wel vanaf. Ze willen dat hun kind een gezond eetpatroon ontwikkelt. Je ziet ze schrikken als je zegt dat ze het goede voorbeeld moeten geven. Pas dan wordt écht de eerste stap gezet.”

Is er een relatie met andere eetstoornissen?

Renate: “In de DSM-5 werd uitgesloten dat sprake kon zijn van zowel anorexia als ARFID. Beide stoornissen gaan over eten. Maar bij anorexia en boulimia speelt de angst voor gewichtstoename en lichaamsbeeld­ problematiek. Dat zie je bij ARFID juist niet.” Leonie: “In de praktijk zie je weleens dat ARFID overgaat in anorexia, of dat het naast elkaar bestaat. In de DSM5-TR staat deze uitzondering dan ook niet meer expliciet omschreven. Ik zie ook overlap met obesitas. We zien kinderen die beperkt eten en alleen ongezond eten, wat tot ernstig overgewicht kan leiden. Iemand eet dan bijvoorbeeld alleen maar hamburgers of saucijzenbroodjes. Hier ontstaan ook grote tekorten.”

Hoe betrek je ouders of verzorgers bij de behandeling?

Leonie: “Het is belangrijk om ouders bij de diagnostiek te betrekken. Daarvoor nemen we een PARDI af, een semigestructureerd interview, waarin we ARFID kunnen vaststellen en zien van welk subtype er sprake is.

34 VGCt magazine | december 2023

Vervolgens stellen we een probleemsamenhang op en maken we functie- en betekenisanalyses. Het gaat niet alleen over het kind, maar ook over de omgeving en opvoedstijl. In de behandeling doen we vaak exposure met het kind. De ouders nemen we daar langzaam in mee, zij gaan na een aantal succeservaringen ook met hun kind oefenen. Zij leren hoe ze het leuker kunnen maken, in plaats van er gespannen en soms zelfs straffend mee om te gaan.”

Anders wordt elke maaltijd een gevecht?

Leonie: “Precies, dat zien we vaak. Terwijl je wilt voorkomen dat er gedreigd of gedwongen wordt. Er zijn wel grenzen nodig over wat de eetmomenten zijn en wat er gegeten wordt. Maar het kind heeft zelf ook controle nodig. Bijvoorbeeld over de hoeveelheid. Probeer te focussen op een positieve maaltijdsituatie en betrek het kind bij het bereiden van het eten. Dat het weet hoe het eten eruitziet, ruikt en voelt. Betrek het kind ook bij de boodschappen. Of maak een tuintje, zodat ze kunnen zien hoe het groeit. Dan voelen ze zich er meer bij betrokken in plaats van dat ze eten associëren met eng. Van voedsel kan je ook genieten en eten kan gezellig zijn. Zo proberen we de associaties wat te veranderen.”


Theorie

Renate Neimeijer Renate Neimeijer is klinisch psycholoog bij Accare, kennislijn voedingsstoornissen, eetstoornissen en obesitas en onderzoeker/ docent bij de Rijksuniversiteit Groningen

Aanleiding voor dit artikel is het tienjarig bestaan van de naam ARFID. Uiteraard bestaat de stoornis al veel langer. Valt er na tien jaar al wel wat te vieren?

Renate: “Het is weliswaar geen nieuw probleem, maar ouders zien nu sneller dat ze niet de enigen zijn. Huis- en kinderartsen kunnen gerichter doorverwijzen, ze weten beter waar de kinderen die ze zien, geholpen kunnen worden. Wat er verder te vieren valt, en waar we de komende jaren ook echt nog mee doorgaan, is het gerichter opleiden van behandelaren om ARFID te diagnosticeren en behandelen. Zo is er een gratis e-learning over de PARDI beschikbaar (zie QR-code), die behandelaren bekend maakt met het instrument. Dat is belangrijk, want zorgvuldige diagnostiek ligt ten grondslag aan een goede behandeling. Verder bieden we vanuit het Child Study Center E-learning van Accare ook een training voor over PARDI. behandelaren aan over ARFID en één over obesitas, zodat kennis steeds verder verspreid wordt. Ook verschijnt volgend jaar een boek, geschreven door mijn collega’s en mij, over diagnostiek en behandeling van ARFID.”

Heeft de naam ARFID nog meer opgeleverd?

Renate: “De naam leidt tot gerichter onderzoek. We kunnen beter bekijken hoe de groep met ARFID eruitziet: wat zijn de kenmerken, hoe vaak komt het voor en van welk subtype is er sprake? Overigens loopt het onderzoek deels nog steeds. Omdat het een relatief nieuwe diagnose is, is er nog niet veel over bekend. We hebben gekeken naar de factoren die in de praktijk vaak met ARFID blijken samen te hangen. Factoren die al van jongs af aan aanwezig zijn, negatieve leerervaringen en factoren bij ouders, zoals selectief eetgedrag of veel spanning in de opvoeding. Die factoren hebben we gemeten bij een groep patiënten met ARFID. Zowel bij Accare als bij Seys Centra, een in ARFID gespecialiseerd centrum in het zuiden van het land. We kijken nu nog hoe de uitkomsten zich verhouden tot de algemene populatie, dus tot kinderen zonder ARFID. De data­ verzameling bij de patiënt is afgerond, we zijn nu bezig met het werven van de controlegroep.”

Leonie, kun jij wat meer over de behandeling vertellen?

Leonie: “Een protocol dat we voor de behandeling van het subtype met sensorische gevoeligheid gebruiken is de Proefkampioen. Exposure is de kern van de behandeling. Kinderen gaan juist díe producten onderzoeken en proeven waar ze bang voor zijn. Om te merken dat ze het kunnen. Bij ouders ligt vaak de nadruk op ‘proef maar eens een framboos, die vind je vast lekker’. Maar wij hebben het niet over ‘lekker’ of ‘vies’. Het gaat om de ervaring dat ze het wél kunnen. Kinderen zijn daar vaak onzeker over. Ze krijgen er last van dat ze het niet durven. Daar gaan we spelenderwijs mee aan de slag, bijvoorbeeld met een framboos of ananas. Je kijkt samen eerst naar wat voor kleur het heeft, hoe het voelt, of het warm of koud is, hoe het ruikt en wat voor vorm het heeft. Soms kijken we naar plaatjes op internet. Dus eerst heel veilig. Dat vinden kinderen soms al heel spannend. Proeven is dan de volgende stap. Niet of het lekker is, maar hoe het voelt in je mond en welke smaak het heeft. Bij sommige kinderen valt die eerste stap erg mee, maar er zijn er ook die enorm gaan kokhalzen. Bij hen zie en voel je de spanning, ze zitten er helemaal verkrampt bij.”

Hoe ga je dan verder?

“Je breidt het langzaam uit met meerdere producten. Deze geven we op een schilderspaletje, de associatie met een bord kan al negatief zijn. Langzamerhand betrekken we de ouders erbij. Die vinden het stoer om te horen dat hun kind een doperwt gegeten heeft, want dat was nog nooit gebeurd. Het kind behoudt de regie. Die bepaalt hoe groot de stukjes zijn, ze mogen kiezen voor een muizenhap, een poezenhap of een hondenhap. Dat werkt heel goed bij kleine kinderen. Als ze wat ouder zijn, passen we de termen aan de leeftijd aan. Door te oefenen verzamelen ze stempels of punten, waarmee ze voor een beloning sparen. Hoe jonger, hoe sneller die beloning moet volgen. Oudere kinderen kunnen langer sparen, voor bijvoorbeeld een uitje naar een bioscoop.”

Hoe behandel je kinderen met negatieve leerervaringen?

Leonie: “Als er een duidelijke link is met de klachten nu, geven we traumabehandeling. Je kan EMDR inzetten op de ervaringen die ze ooit hebben gehad en waar ze nu nog last van hebben. Hierna moet je vervolgens ook

“ ZE MOGEN KIEZEN VOOR EEN MUIZENHAP, EEN POEZENHAP OF EEN HONDENHAP” VGCt magazine | december 2023

35


Theorie

Leonie van Ginkel Leonie van Ginkel is gz-psycholoog bij Accare, kennislijn voedingsstoornissen, eetstoornissen en obesitas. Ze is supervisor VGCt en werkt veel met patiënten met obesitas.

exposure bieden, om te leren dat er niets ergs gebeurt als je bijvoorbeeld iets hards eet. Of als je iets eet wat niet zo makkelijk wegspoelt. Onlangs vertelde een collega dat zij EMDR had gegeven aan een jongetje dat bang was om sla te eten, want dat was een keer in zijn keel blijven hangen. De EMDR had heel goed gewerkt. Het ging als een trein en toen zei het jongentje dat hij dacht dat hij nu wél sla kon eten. Dan is de weg vrij om het ook écht te gaan doen.”

En de mensen met weinig interesse in eten?

Leonie: “Zij leren om meer ‘met hun hoofd’ te gaan eten. We maken verschil tussen buikhonger en hoofdhonger. Buikhonger voel je echt, dan heb je zin in eten. Bij hoofdhonger is het meer dat je weet dat het tijd is om te eten. Die patiënten wil je meer structuur en regelmaat bieden en alerter maken voor lichaamssignalen. Daarnaast leren ze grotere porties te eten en het volle gevoel dat daarbij komt beter te verdragen.”

Vaak is sprake van een wachttijd. Hoe overbrug je die, je hebt toch meteen een behandeling nodig?

Leonie: “Als het om ondervoeding gaat, kan een diëtist helpen om te zien hoe je toch voeding binnen kan krijgen. Bijvoorbeeld met medische bijvoeding, of iets anders dat veel calorieën bevat.” Renate: “Er bestaan ook EETteams, die sneller toegankelijk zijn. Zelf zit ik in een EETteam in Groningen en Leonie in Assen. De EETteams zijn regionale samenwerkingen tussen een diëtist, fysiotherapeut, preverbaal logopedist en psycholoog. Zij kunnen kinderen vaak snel zien en tips en advies geven. Dat kan soms al afdoende zijn. Als meer nodig is, volgt een intensiever traject bij een ggz-instelling. Hetzelfde geldt voor obesitas: hoewel het een lichamelijk probleem is en daardoor ook niet in de DSM staat, zien we vaak dat het heel goed met cognitieve gedragstherapie aangepakt kan worden.”

“DE ASSOCIATIE MET EEN BORD KAN AL NEGATIEF ZIJN” 36 VGCt magazine | december 2023

Valt ARFID te voorkomen?

Renate: “Ik denk van niet, maar het helpt wel als we met elkaar kijken hoe je een maaltijd zo positief mogelijk benadert. Dat je ouders ondersteunt, zodat ze weten hoe een normale eetontwikkeling eruitziet. Sommige ouders maken zich enorme zorgen als hun peuter een keer geen avondeten wil. Of een periode bijna geen groenten eet. Dan is het goed om te weten dat dat onderdeel van een gezonde ontwikkeling is. Probeer het gezellig te houden, laat het kind zoveel mogelijk positieve leerervaringen opdoen. En heb vertrouwen dat het goedkomt zonder dwingen of dreigen.” Leonie: “Maar trek ook op tijd aan de bel als een kind bijvoorbeeld alleen maar hoogcalorische voeding binnenkrijgt. Hoe ouder je kind, des te langer het geleden is dat hij ooit spruitjes gegeten heeft. Wennen aan dat sensorische is ook van belang; de achterstand is enorm als een kind pas met veertien jaar gaat oefenen. Dan heeft het misschien al jarenlang geen groenten gegeten.”

Wat moet er tot slot écht nog even gezegd worden?

“De boodschap die we willen meegeven is dat er zeker wat aan ARFID te doen valt.”


JONGE ONDERZOEKER

Revictimisatie voorkomen Cliënten die eerder interpersoonlijk geweld – dus geweld dat hen door een andere persoon is aangedaan – hebben meegemaakt, lopen een hoog risico om in de toekomst nieuwe traumatische gebeurtenissen te ervaren. Kennis om te voorspellen bij wie er sprake zal zijn van ‘revictimisatie’ en wat beschermende factoren zijn om revictimisatie te voorkomen, ontbreekt nog. PhD-student Christin Kühner is er een onderzoek naar begonnen (STOP! Revictimisatie), dat gefinancierd wordt door Fonds Slachtofferhulp.

C

hristin: “Het onderzoek ligt in het verlengde van het PROSPER-onderzoek van het Sinai Centrum, naar PTSS en persoonlijkheidsproblematiek, en het TOPA-onderzoek van Jellinek, naar PTSS en verslaving. In deze twee RCT’s zijn bruikbare data verzameld over mensen die lijden aan PTSS en een comorbiditeit. Denk aan data als de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek, ernst van de verslaving, emotieregulatie, sociale steun, interpersoonlijke vaardigheden, geschiedenis van kindermishandeling en de ernst van de PTSS. De hele populatie heeft een behandeling voor onder andere PTSS gekregen en in het STOP!onderzoek kijken we naar de langetermijneffecten daarvan. Vier jaar na de behandeling voeren we de PTSS-diagnostiek opnieuw uit en onderzoeken we of zij binnen die periode opnieuw een traumatische ervaring hebben meegemaakt (revictimisatie) en welke risicofactoren en beschermende factoren daarbij een rol kunnen hebben gespeeld. In het tweede deel van het onderzoek – het kwali­tatieve gedeelte – interviewen we mensen die op dit moment traumabehandeling krijgen bij het Sinai Centrum. Aan deze ervaringsdeskundigen vragen we wat zij denken nodig te hebben om te voorkomen dat ze na de behandeling opnieuw een ingrijpende gebeurtenis meemaken. Dat klinkt misschien gek – ze zijn immers nog in behandeling voor hun oude trauma – maar die vraag is relevant, omdat trauma vaak geen geïsoleerd incident is en mensen met PTSS vaker achter elkaar nieuwe traumatische ervaringen opdoen. De oplossingen die deze cliënten opperen, gebruiken we als ondersteuning voor onze kwantitatieve analyse en de evidentie die we uit literatuur vinden. Bovendien kunnen de

Christin Kühner resultaten uit het kwalitatieve onderzoek dienen als aanknopingspunt voor nieuwe inzichten. Wat we uit het onderzoek van mijn medeonderzoeker en begeleider Dr. Marleen de Waal weten, is dat slachtoffers van gewelddadige incidenten bij wie sprake is van een dubbele diagnose – dus naast PTSS, persoonlijkheidsproblematiek of een verslaving –, baat hebben bij het aanleren van interpersoonlijke vaardigheden. Omdat wij ook naar interpersoonlijk geweld vragen, kan ik me voorstellen dat ook wij uitkomen op een interventie die op deze vaardigheden is gericht.” Christin wordt begeleid door Dr. Marleen de Waal, Dr. Kathleen Thomaes, en Prof. Anneke Goudriaan. Meer informatie over dit onderzoek vind je via de QR-code.

VGCt magazine | december 2023

37


PERFEKSJONISME – DOE MAAR GEWOON

16 e

jaarcongres vo or cognitief gedragstherap eutisch werke rs

cgwcongres.nl 15 maart 2024 Veenendaal

Dien je abstract in voor 1 december 2023

Perfectionisme of perfeksjonisme? Je schrijft het anders, maar het resultaat is hetzelfde. Of toch niet? En voor wie geldt dat perfectionisme; alleen voor de cgw’er die behandelt of ook voor de patiënt? Kan een teveel aan perfectionisme de behandeling en de behandelrelatie in de weg staan? Dit soort vragen komen aan de orde tijdens het CGW-congres op 15 maart 2024 in Veenendaal. We besteden aandacht aan wat je als cgw’er nodig hebt om beter te worden in je werk. Het gaat echter niet alleen om technieken verbeteren en protocollen effectiever toepassen. Het is ook belangrijk om te

38 VGCt magazine | december 2023

bespreken wat je kunt doen als niet jij, als behandelaar, maar de patiënt de lat (te) hoog legt. De workshoprondes zijn verlengd (nu twee uur per ronde in plaats van anderhalf uur) om de deelnemers zoveel mogelijk tijd te geven om te oefenen. Tot siens in Fenedaal!

Nog niet aangemeld? Inschrijven kan op de congreswebsite.


COLUMN Mieke Ketelaars

Weerbaarheid

T

oen ik een jaar of tien was deed ik een cursus zelfverdediging. Twee vingers in de ogen, een flinke stamp op de tenen, een welgemikt knietje in het kruis en ik was weerbaar. Mijn dochter daarentegen doet aan ‘weerbaarheidstraining’. Echt een training van deze tijd. Ze leert in een achttal woensdagochtend­ sessies samen met haar klasgenoten weerbaar te worden onder de bezielende leiding van een heuse weerbaarheidstrainer. Een kleine greep uit het weerbaarheidsassortiment. Een gesprek over imaginaire tuintjes die je kunt cultiveren om je persoonlijke ruimte te demar­ queren. Doel: grenzen stellen. Geleerde les: je mag niet lachen als de meester het over zelfverzonnen groentes heeft. Dat is namelijk Níet Grappig. Een oefening waarbij de kinderen hun armen in en uit de knoop moeten draaien. Doel: samenwerken. Geleerde les: zorg dat je niet in een situatie terechtkomt waarbij je handen moet vasthouden met jongens die persoonlijke hygiëne laag op hun prioriteitenlijstje hebben staan. Extra leermoment: je Persoonlijke Grens aangeven bij de meester loont niet. Een groepsdrukopdracht waarbij ongeïnformeerde kinderen bij een loopopdracht gemanipuleerd worden om niet naar de meester te luisteren. Doel: inzien hoe groepsdruk werkt. Geleerde les: meelopen is een letterlijk begrip en sokken moeten uit, ook al mag dat niet van mama. Persoonlijke grenzen be damned. Wellicht dat het bovenstaande al één en ander illustreert, maar ik bespeur bij mijn dochter eerder een toenemende mate van weerstand dan van weerbaarheid. Tegen de training in het algemeen en de weerbaarheidsmeester in het bijzonder. Wat mij betreft is het probleem de totale protocollering van zo’n weerbaarheidstraining, zonder aandacht voor maatwerk of generalisatie naar de echte

wereld. Een protocol is bedoeld om evidence based te werken en therapist drift te voorkomen, maar vraagt nog altijd om aansluiting bij de cliënt die voor je zit. Dat geldt voor CGT en zou ook moeten gelden voor een weerbaarheidstraining. Het gevolg van dit hele debacle is dat ik mijn dochter een andere, treurige les heb moeten leren: soms moet je lijden zonder dat je het nut ervan inziet. Nog twee keer en het verplichte nummertje van school is weer afgevinkt. Of de klas er daadwer­ kelijk weerbaar van is geworden? Ik vermoed van niet. In elk geval niet op de manier waarop de training eigenlijk was bedoeld. Er wordt nog steeds dagelijks buitengesloten op het schoolplein en gescholden in de appgroep. Dan heb je dus geen fluit aan lekker stevig staan en je Persoonlijke Grens aangeven. Mieke Ketelaars is kennisredacteur en teamleider Kennis en opleidingen bij de VGCt.

VGCt magazine | december 2023

39


REFLECTIE Een supervisor en een supervisant gaan intensief met elkaar om. Een tijd van jezelf tegenkomen, reflectie en heel veel leren. En dat geldt meestal voor beide partijen. Foto's: De Beeldredacteur

Een weloverwogen keuze Arjan zocht een supervisor voor tien sessies. Hij overwoog een supervisor te kiezen die hem uit zijn comfortzone kon trekken, maar bij nader inzien vond Arjan tien sessies daarvoor te weinig. Toen dacht hij aan Jessica; een van zijn docenten tijdens de gz-opleiding. Ze had een kwetsbaarheid uitgestraald die Arjan een veilig gevoel gaf, zodat ze vanaf sessie één de diepte in konden gaan.

“H

et is me al een paar keer gebeurd dat iemand op mijn pad kwam die een soort voorbeeldfunctie vervulde. Dat zijn belangrijke figuren in mijn carrière geweest; ze hebben me gevormd als therapeut. De keuze voor een supervisor is daarom bepalend. Ze lopen een tijdlang met je mee en het is belangrijk dat ze bij jou, en de fase waarin je je op dat moment bevindt, aansluiten. Toen ik een supervisor zocht, heb ik kort overwogen om een bekende CGT- expert aan te schrijven die me óók aansprak. Ik realiseerde me echter dat de directe en scherpe benadering van deze persoon wellicht patronen bij mij zou triggeren waar ik niet binnen tien sessies iets mee kon. Jessica daarentegen, had een zachtaardig karakter en straalde een kwetsbaarheid uit die mij de indruk gaf dat ik me direct open zou durven stellen. Die verwachting is uitgekomen. Haar visie op het vak sprak me aan. Tijdens een van haar colleges zei ze iets dat me jarenlang is bijgebleven. Ze benadrukte dat je in de functieanalyse altijd op zoek moet gaan naar het gedrag dat bij de klacht hoort, omdat dát het zichtbare stuk is. ‘Als je daar de schep in zet en daar goed in graaft’, zo zei Jessica, ‘kom je bij de kern van de gedragingen van mensen en dus ook bij mogelijke oplossingen.’ Nou is dat inzicht ook meteen de kern van CGT en niet zozeer vernieuwend. Maar de

40 VGCt magazine | december 2023

manier waarop zij dat destijds aanstipte sprak me zo aan dat ik er nog vaak aan terugdacht; het gaf houvast. Tijdens de sessies wilde ik de functie- en betekenis­ analyse, de holistische theorie en exposuretechnieken scherpstellen. Deze leerdoelen bleken parallel te lopen aan mijn rol en houding als therapeut. Als neuropsycholoog ben ik gewend veel uitleg en verklaringen te geven. Het werk van een cgt’er zit ‘m meer in het uitvragen, zodat de patiënt zélf tot conclusies komt. Dat betekent wat vaker op mijn handen zitten, scherper uitvragen en gedachten en gedragingen tot op microniveau uitpluizen. Voor een patiënt die bang is voor honden en verklaart bang te zijn dat de hond bijt én dat het baasje van die hond boos wordt, zou ik nu twee aparte betekenis­ analyses maken. Eén voor de angst voor de hond en één voor de angst voor het boze baasje. Ik daag de patiënt uit verder na te denken over zijn angst en de mogelijke betekenis daarvan, waardoor de gedachten en verwachtingen concreter worden. En waardoor de patiënt, maar ook ik als therapeut, daar een beter beeld van krijgt. Dat resulteert in exposureoefeningen die beter passen bij de werkelijke beleving van de patiënt. Het zorgt er daarnaast voor dat als de therapie is afgelopen, de patiënt makkelijker zichzelf kan redden


Reflectie

Supervisant Arjan Hulskes heeft een achtergrond in de neuropsychologie. Na jaren in de revalidatie, psychogeriatrie en op de geheugenpoli te hebben gewerkt, begon hij aan de gz-opleiding. Arjan werkt in zijn eigen praktijk in de basis-ggz en bij PsyQ in de specialistische ggz. Hij is EMDR-practitioner, (beginnend) schematherapeut en hij volgt de opleiding tot cgt’er. Zijn supervisietraject met Jessica omvatte de laatste tien sessies als onderdeel van de CGT-opleiding.

in triggerende situaties. Ze kennen de achtergrond van hun gedachten en gedragingen namelijk veel beter en kunnen daar makkelijker zelf mee aan de slag. Mijn persoonlijke patronen zaten weleens in de weg. Ik vond het lastig om kritische vragen te stellen en de leiding te nemen. Zeker bij patiënten die veeleisend zijn of die van mij verwachten dat ik hun klachten ga oplossen. Tijdens mijn sessies met Jessica liet ze mij inzien dat ik vaker de lead mag nemen en directiever mag zijn. Er kwamen ook privévoorbeelden aan bod. Dat ging redelijk vanzelf, omdat Jessica óók voorbeelden van zichzelf gaf. Zo had zij de rol als therapeut niet altijd makkelijk gevonden en door dat concreet te maken aan de hand van situaties die zij zelf had meegemaakt, voelde het alsof ik toestemming kreeg om iets minder streng voor mezelf te zijn. Dat was misschien wel het meest waardevolle aan dit super­visietraject. Technische aspecten kan je leren, maar persoonlijke patronen door­breken is veel ingewikkelder. Dat neem je mee als mens en daar heb je de rest van je leven profijt van.”

“ IK ZOCHT EEN SUPERVISOR BIJ WIE IK ME DURFDE OPEN TE STELLEN”

VGCt magazine | december 2023

41


Reflectie

Supervisor Jessica Vonk-Gerritsen is gz-psycholoog en EMDR-practitioner bij Mentaal Beter en gedragswetenschappelijk docent binnen de huisartsenopleiding van het Radboudumc en supervisor VGCt.

“I

k had iets over de functieanalyse gezegd hè? Grappig dat hem dat zo heeft gegrepen en leuk dat hij naar aanleiding daarvan contact met mij zocht. Veel supervisanten vinden hun supervisor online of via via. Dan trek je vaak naar iemand die zich in hetzelfde werkveld bevindt of wiens expertise je aanspreekt, wat óók heel zinvol is. Bij ons zat de kracht echter in onze klik; Arjan had ervaren dat hij zich prettig bij mij voelt. Die klik is waardevol geweest voor zijn traject. Als ik supervisie geef, probeer ik mijn communicatie af te stemmen op de supervisant. Mijn achtergrond in het onderwijs helpt daarbij. Als docent moet je openstaan voor feedback en vragen van je leerlingen. Hetzelfde doe ik in supervisietrajecten, want ook supervisanten leren ieder op hun eigen manier en als supervisor is het belangrijk om aan te sluiten op de leerstijl van je supervisant. Elke sessie grijp ik terug op de sessie daarvoor, vraag ik wat is bijgebleven en welke stap is gezet om het geleerde in de praktijk te brengen. Ik probeer aan te voelen of ik niet te snel ga en of degene tegenover me nog is aangehaakt. En soms vraag ik het ook: ga ik niet te snel? Of: hoe wil je leren? De één vindt het fijn om eerst de theorie nog een keer te bespreken, terwijl de ander het liefst meteen in een casus duikt. Arjan opperde eigenlijk meteen om videomateriaal aan te leveren. Dat vond ik opvallend, want de meeste supervisanten vinden dat spannend en vertonen daarin

42 VGCt magazine | december 2023


Reflectie

“ ZIJN DRIVE WAS MOOI, MAAR ER ZAT OOK EEN KEERZIJDE AAN” zelfs wat vermijdingsgedrag. En hoewel Arjan perfectionistisch is en de eerste is die zichzelf van negatieve feedback voorziet tijdens het zien van zo’n video, nam hij er elke sessie één mee. Zijn patronen werden daardoor snel zichtbaar voor mij. Ik zag een harde werker met passie voor zijn vak, die het heel graag goed wilde doen. Hij stond, de patiënt zat. En Arjan schreef het hele bord vol. Waar is de verantwoordelijkheid van de patiënt in dit verhaal?, vroeg ik me voorzichtig af. Want hoewel zijn drive mooi was om te zien, zit er ook een keerzijde aan zo’n actieve houding. Het kan ervoor zorgen dat je – onbewust en onbedoeld – je patiënt afhankelijk van je maakt. Want door zélf heel hard te hollen en alle antwoorden te geven, krijgt hij het gevoel dat hij jou nodig heeft om tot de antwoorden te komen. Bovendien kan zo’n houding je als therapeut ook moe en onzeker maken. Mijn belangrijkste tip aan Arjan was dan ook: zet je patiënt aan het werk en ga zelf wat meer achteroverleunen. Daar kon hij zich in vinden. Hij stelde zich kwetsbaar op en vertelde open over zijn struggles, ook op privégebied,

en waar hij denkt dat die vandaan komen. In onze gesprekken heb ik mezelf ook kwetsbaar opgesteld; dat doe ik soms ook met patiënten. Ik geloof er heilig in dat als je als cgt’er op een punt bent gekomen dat je van een afstandje naar je eigen patronen kunt kijken en er misschien zelfs om kan lachen, het helpend kan zijn om je ervaringen te delen. Ik herkende mezelf in Arjans harde werken. Ik stak voorheen uren voorbereidingstijd in mijn colleges, terwijl ik nu weet dat het je veel oplevert als je de controle kan laten vieren. Dan luister je beter, is er meer ruimte voor creativiteit en kan je spontaan voorbeelden geven of metaforen bedenken die ervoor zorgen dat het kwartje valt. In de laatste sessie met Arjan bespraken we een casus waaruit bleek dat hij die ruimte in gesprekken had weten te creëren. Het ging over een vrouw die een grote angst had om ziek te worden en om die reden de kinderen niet te veel aan haar wilde laten hechten. Arjan had eerder al een goede holistische theorie gemaakt, maar hij vond het nog lastig om in te gaan op wat tijdens het gesprek zélf gebeurde. Tijdens onze laatste sessie vertelde hij hoe hij had opgemerkt dat de vrouw weg bleef van haar emoties en haar daarop had gewezen. Zoiets kan je pas merken als je voorbijgaat aan wat er gezegd wordt. Die casus liet mij zien dat mijn werk erop zat.”

VGCt magazine | december 2023

43


Secties aan zet

Betrekken naasten en toolkit De sectie voor Relatie, gezin en naasten heeft als doel om het belang van het betrekken van de sociale omgeving binnen onze vereniging uit te dragen. Dit doen we door informatie en vakkennis te delen op Kennisnet, het organiseren van studiedagen en het benadrukken van het belang van systeemdenken tijdens congressen en in de opleiding tot cognitief gedragstherapeut. Onze meest recente bijdrage is de Toolkit Naasten betrekken bij psychose (zie QR-code). De combinatie van theorie en praktijk­ demonstraties maakt dat je het geleerde direct kunt toepassen. Volgend jaar zijn nog twee toolkits gepland: over LVB en trauma. Ben jij of ken jij een zorgprofessional die graag een aflevering wil verzorgen over een bepaald thema (bijvoorbeeld depressie, rouw, eetproblematiek, somatiek en meer)? Neem dan contact op met de sectie via contact@aerjentamminga.nl.

Studiedag sectie Persoonlijkheids­ stoornissen 26 januari 2024 In elke zorgstandaard wordt tegenwoordig (terecht!) het belang van het samenwerken met het systeem genoemd. Maar hoe doe je dat als gedragstherapeut? Vaak voelen we ons erg onthand en vermijden we dit maar, terwijl de problematiek bij mensen met persoonlijkheidsstoornis altijd zijn weerslag heeft op het systeem. Bij hen is immers juist de ontwikkeling van het ‘zelf’ en de ‘relatie met de ander’ verstoord geraakt. Zowel in de partnerrelatie als in de therapeutische relatie stelt dit de gedragstherapeut voor specifieke uitdagingen. Tijdens deze live studiedag krijgt je als gedrags­ therapeut concrete kaders en handvatten, met name vanuit een EFT- en DGT-kader. Met Jacomijn Jacobs, systeemtherapeut en opleider DGT en EFT. Dagvoor­ zitter is Afke van der Hoek. Thera Koetsier, Horusta Freije en Arjan Videler assisteren bij de oefeningen.

44 VGCt magazine | december 2023

Toolkit Naasten betrekken bij psychose.

Nieuwe video’s CBT-E bij eetstoornissen Op het Kennisnet kun je nu filmpjes vinden waarin uitleg wordt gegeven over Cognitive Behaviour Therapy enhanced (CBT-E), een CGT-behandelprotocol speciaal ontwikkeld voor de behandeling van eetstoornissen. Deze video’s zijn gemaakt met een subsidie van de VGCt. Op dezelfde webpagina komen verder nieuw ontwikkelde patiëntenfolders te staan met daarin uitleg over wat CBT-E bij eetstoornissen inhoudt. De video’s en folders zijn zowel voor volwassenen als jongeren bedoeld. Ten slotte zijn we druk bezig om een Nederlandse vertaling van CBT-E hand-outs en formulieren beschikbaar te maken. Op deze manieren proberen we eraan bij te dragen dat mensen met een eetstoornis de best werkende behan­ deling krijgen. Als sectie Eetstoornissen en obesitas willen wij iedereen dan ook aanmoedigen deze materialen in de behandelpraktijk te gebruiken!

Video’s met uitleg over CBT-E bij eetstoornissen.


Secties aan zet

Veranderingen sectiebestuur Het sectiebestuur Somatiek is verheugd om twee nieuwe bestuurs­ leden te kunnen verwelkomen en kort te introduceren: Eva Tiemens en Hanneke Kroeze. Eva is werkzaam als sociotherapeut en cgw’er binnen Levvel. Hanneke werkt als klinisch psycholoog in het Zuyderland Medisch Centrum. Tegelijkertijd nemen we ook afscheid van twee zeer gewaardeerde bestuursleden die zich beiden drie termijnen enthousiast hebben ingezet en zeer betrokken zijn geweest bij dit bestuur. Hartelijk dank Jannie Lockefeer en Sjoerd Salet!

Nieuwe secties! In oktober zijn twee nieuwe secties officieel goedgekeurd: de sectie Ouderen en de sectie Mindfulness based interventions (MBI). In het volgende magazine zullen ze zichzelf uitgebreid voorstellen.

Met de al zittende leden Marleen Tibben, Meta Oldenziel en Ingeborg Visser blijft het sectiebestuur hiermee bestaan uit vijf leden. Ingeborg heeft het voorzitterschap overgenomen. En mogelijk volgt binnenkort nog een zesde bestuurslid!

Voor kind en jeugd De sectie Kinder- en jeugdgedragstherapie is het afgelopen jaar weer druk bezig geweest. Dit heeft geresulteerd in een positief geëvalueerde studiedag in juni, maar ook in een emotie(kracht)meter (uitgedeeld op het najaars­ congres). Hopelijk ligt deze inmiddels bij veel sectieleden op de therapietafel! De emotie(kracht)meter is ook via de VGCt-website te downloaden (zie QR-code). Verder hebben we demonstra­tiefilmpjes ontwikkeld die helpen om de vertaalslag van drie technieken (emotieregulatie, multi­ dimensioneel evalueren en exposure) naar nul- tot acht­ tienjarigen te maken. Deze komen te zijner tijd online. Ten slotte is de sectie betrokken bij het opzetten van een docentenmiddag op 6 februari 2024, waar we werken aan de opbouw van een netwerk van docenten die lesgeven aan deze doelgroep, met als doel de opleiding tot cognitief gedrags­therapeut kind en jeugd te verbeteren. Wil je meer weten over de activiteiten van onze sectie? Neem dan gerust contact op! We zijn te vinden via de VGCt-website en op LinkedIn.

De emotie(kracht)meter.

VGCt magazine | december 2023

45


UITGELICHT

Kort nieuws en agenda Herregistratie cgt'er en supervisor mogelijk mogelijk met 20% nascholingspunten VEN en VSt Uit de ledenenquête van afgelopen juni kwam de duidelijke wens naar voren om de samenwerking met de Koepelverenigingen VEN en VSt te versterken, met name vanwege de praktische voordelen die dit kan opleveren. In dit kader is er goed nieuws voor cognitief gedragstherapeuten en supervisoren die zich willen herregistreren. Vanaf 1 januari 2024 is het namelijk mogelijk om 20% van de benodigde herregistratiepunten in te vullen met scholing die niet door de VGCt is geaccrediteerd, maar wel door de VEN of de VSt; de partners in de Koepel voor Effectieve Psychologische Behandelingen. Zeker als je lid bent van twee of alle drie de verenigingen is dit een voordeel. Je vindt deze versoepeling terug in het registratie­reglement op de website (per 1 januari 2024). Ook bij de VEN is dit opgenomen in het reglement. Voor leden van de VSt zal dit mogelijk in het voorjaar van 2024 het geval zijn.

26 JANUARI VAN DER VALK, VEENENDAAL

Ontwarren en verbinden: persoonlijkheidsstoornissen en systemische interacties

Mensen met een persoonlijkheidsstoornis ervaren door hun problematiek vaak uitdagingen in de relatie met gezinsleden, de partner en de gedragstherapeut. Deze studiedag van de sectie Persoonlijkheidsstoornissen richt zich op de relationele context van de cliënt. Je krijgt concrete kaders en handvatten om systemisch te kunnen werken met cliënten, met name vanuit een EFT- en DGT-kader. Het algemene doel van de training is het individuele perspectief te verbreden naar systemen en hoe je die systemen betrekt tijdens de behandeling (zie ook pagina 44). Meld je aan voor deze studiedag en raak vertrouwd met een systeemtheoretische benadering bij persoonlijkheidsstoornissen.

46 VGCt magazine | december 2023

25 MAART FORT AAN DE KLOP, UTRECHT

Werkplaats: Ensceneren van leer­ ervaringen in begeleide intervisie

In deze workshop verrijkt de supervisor de intervisie door het gesprek ‘in beweging’ te zetten. Als cursist ga je aan de slag met oefeningen die je kunt inzetten bij vraagstukken over bijvoorbeeld begeleiden en volgen, grenzen, balans tussen werk en privé, zelfzorg of het ontdekken van de beroepsidentiteit. 26 MAART, 23 APRIL, 21 MEI EN 18 JUNI FORT AAN DE KLOP, UTRECHT

Cursus supervisie geven aan cgw’ers voor cgt’ers (niet-BIG)

Word in deze vierdaagse cursus getraind in het geven van supervisie aan cgw’ers. Meer informatie en inschrijven: vgct.nl/agenda


LEESLIJST

Positivity Journal Auteurs/redactie: Manja de Neef ISBN: 9789024450268 Recensie door: Yvette van der Pas, klinisch psycholoog, supervisor VGCt en auteur. Zij is werkzaam bij Singel 54 praktijk voor psychotherapie en opleiding te Amsterdam. Een invuldoeboek met 26 weken lang dagelijkse opdrachten. De tekst is summier maar hoogst relevant voor de gebruiker van het boek; iedereen die zijn/haar zelfbeeld wil verbeteren. De introductie is kort en vlot geschreven, het belang van het opzetten van een positieve bril en het trainen van die positieve blik wordt uitgelegd. Elke week begint met een iets uitgebreidere instructie voor de gebruiker van het boek. In die week volgen korte opmerkingen bij de dagen, telkens andere. Die instructies brengen variatie en zetten de gebruiker aan het denken of aan het werk. De gebruiker verzamelt bewijzen voor positieve eigenschappen waar hij/ zij over twijfelt, de 1-minuut-oefening komt aan bod, net als het veranderen van je gedrag, het wegsturen van de ‘ja-marende’ negatieve stem, complimenten ontvangen en omgaan met kritiek.

Met de jaren – Waarom het wel zin heeft om ouderen met psychische problemen te behandelen Auteurs/redactie: Arjan Videler en Rosalien Wilting ISBN: 9789024455553 Recensie door: Joyce van Grinsven, psycholoog in opleiding tot gz-psycholoog en cognitief gedragstherapeut VGCt. In het kader van de gz-opleiding heeft ze in 2022 een jaar als psycholoog gewerkt in de ouderenzorg binnen Mijzo.

Meer recensies lezen? Scan de code.

Door allerlei vooroordelen bij ouderen zelf, bij behandelaren en in de omgeving van ouderen, wordt vaak gedacht dat het geen zin meer heeft om psychologische behandeling in te zetten. Dit boek omschrijft helder en bondig waarom het wél zin heeft om ouderen met psychische problemen te behandelen. De auteurs staan in tien hoofdstukken stil bij persoonlijkheidsstoornissen, autisme, ADHD, psychotrauma door het leven heen, aanhoudende lichamelijke klachten, eindigheid, familie en andere naastbetrokkenen, de vraag wat te doen als psychotherapie niet langer haalbaar is, en levensvragen en zingeving. Elk hoofdstuk geeft verschillende praktijkvoorbeelden van ouderen die bij de schrijvers in behandeling zijn (geweest). Dit maakt dat de adviezen die gegeven worden gaan ‘leven’ en dat je als lezer de cliënt en de uitgevoerde behandeling goed voor je ziet. Daarnaast delen de auteurs concrete behandeladviezen en praktische tips over richtlijnen, trainingen of behandelprotocollen.

VGCt magazine | december 2023

47


Van Genderen Opleidingen BV is opgericht door Hannie van Genderen en sinds januari 2022 overgenomen door Remco van der Wijngaart. Het team van 11 ervaren schematherapeuten verzorgt een breed scala aan cursussen, trainingen en workshops op het gebied van schematherapie. Daarnaast dragen onze docenten bij aan diverse publicaties over schematherapie.

AUDIOVISUELE PRODUCTIE

NIEUW

Deze nieuwe productie werd op het schematherapie congres in september gepresenteerd.

schema therapie stapje voor stapje bij kinderen en adolescenten

Marjolein van Wijk-Herbrink Remco van der Wijngaart 7 | schematherapie stap voor stap

Inmiddels hebben we veel positieve reacties gekregen. In ruim 6,5 uur met meer dan 70 scenes tonen 5 ervaren K&J therapeuten Marjolein van Wijk-Herbrink, Hélène Bögels, Sigrid Geertzema, Natalie van Oort en Jeffrey Roelofs hoe schematherapie toegepast kan worden bij kinderen en adolescenten. Van het maken van een casusconceptualisatie tot het versterken van de Gezonde kant in de eindfase van de therapie. Met aparte scènes voor interventies met ouders en het werken met het jonge kind (basisschoolleeftijd). Beschikbaar op www.schematherapy.nl

SCHEMA THERAPY TRAINING COURSE ENGLISH EDITION

On March 6, 2024, the first English edition of our 8-day/50 hrs course will start. This course introduces you into the core elements of schema therapy: the theory and concepts such as schemas and modes, the therapy relationship of limited reparenting and the most essential methods and techniques. This course will be very practical and interactive with lots of exercises so you will have hands on skills to apply in your clinical practice.

WORKSHOPS > Traumagericht werken NIEUW in schematherapie Startdatum: 7 februari 2024 Uitgangspunt van deze nieuwe workshop is dat schematherapie nog krachtiger en doelmatiger kan worden, wanneer nog meer nadruk gelegd wordt op het traumagericht werken. Dit sluit aan bij ontwikkelingen in de EMDR-therapie waarbij het behandelen van (niet-PTSS)trauma’s ook bij persoonlijkheidsstoornissen steeds vaker succesvol wordt toegepast. Empirische ondersteuning voor een op traumagerichte werkwijze bij persoonlijkheidspathologie neemt toe. Docenten: Hellen Hornsveld, trainer/supervisor in zowel schematherapie als EMDR, Hélène Bögels, trainer supervisor schematherapie en EMDR Europe Practitioner

> Schematherapie voor Cluster C persoonlijkheidsstoornissen Startdatum: 17 januari 2024 Afhankelijke-, Ontwijkende- en Dwangmatige persoonlijkheidsstoornissen kenmerken zich niet zozeer door veelvuldige crises maar meer door het hardnekkige karakter van de problematiek. Therapeuten ervaren dan ook vaak gevoelens van moedeloosheid en machteloosheid wanneer ze met deze clienten werken. In deze cursus worden specifieke methoden en technieken gepresenteerd waarmee u beter in staat bent om deze clienten effectief te behandelen.

IN-COMPANY TRAININGEN We verzorgen graag een training of workshop binnen uw instelling. We bieden naast het reguliere aanbod van trainingen en workshops ook meer specialistische masterclasses, supervisiedagen of workshops op maat. Neem voor meer informatie contact met ons op voor een vrijblijvend gesprek.


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.