OP STAP
NEDERLANDS











![]()











Op stap Nederlands ‒ Leerwerkboek 1re année (version provisoire)
Welkom aan boord
Objectifs À la fin de cette séquence introductive, tu auras :

– exprimé ton ressenti par rapport à l’apprentissage du néerlandais ;
– fait le point sur tes connaissances sur la présence du néerlandais dans le monde et sur la Flandre ;
– revu quelques matières du primaire comme l’alphabet, les chiffres, les règles de la classe et les principaux verbes des consignes ;
– pour d’autres matières du primaire, realisé un test diagnostique et au besoin, revisé certaines notions.
Reis 1 : Mariam uit Gent
Objectifs À la fin de cette séquence, tu seras capable de :
− te présenter/comprendre quelqu’un qui se présente ;
− présenter quelqu’un/comprendre quelqu’un qui présente une autre personne ;
− décrire ta famille/comprendre quelqu’un qui décrit sa famille.
Ressources lexicales (vocabulaire et fonctions langagières)
- Les langues, pays et nationalités
- Épeler une adresse email
- Les salutations
- Les données personnelles
- Faire connaissance
- La famille
- Les métiers
Ressources grammaticales
- Les syllabes ouvertes et fermées
- Les règles d’orthographe
- L' indicatif présent (OTT)*
- La proposition coordonnée
- La phrase interrogative*
- Les pronoms personnels sujets et compléments
- L’ordre des compléments
Reis 2 : Juliana uit Hasselt
Objectifs À la fin de cette séquence, tu seras capable de :
− décrire une journée type/comprendre la description d’une journée type ;
− décrire des habitudes et gouts alimentaires/comprendre la description d'habitudes et gouts alimentaires ;
− décrire une habitation/comprendre la description d’une habitation.
Ressources lexicales (vocabulaire et fonctions langagières)
- Les routines quotidiennes
- L’heure*
- Manger et boire
- L’environnement et l’habitation
- Les prépositions de lieu
Ressources grammaticales
- Les verbes à particule séparable*
- Les verbes pronominaux réfléchis
- Le pluriel des noms
- Il y a*
- Les verbes de position
- L’inversion
Reis 3 : Livio uit Leuven
Objectifs À la fin de cette séquence, tu seras capable de :
− décrire/comprendre une journée scolaire (transport, cours, horaire, professeur, repas de midi, infrastructures) ;
− décrire/comprendre un itinéraire simple.
Ressources lexicales (vocabulaire et fonctions langagières)
- Les matières scolaires
- La vie scolaire
- Les outils numériques
- Aimer (faire)
- Manger et boire (à l’école)
- La fréquence des événements
- Le personnel scolaire
- L’infrastructure de l'école
- Transport et moyens de transport
- Indiquer le chemin
- L’heure précise
Ressources grammaticales
- Les déterminants possessifs
- Les déterminants démonstratifs*
- Les auxiliaires de mode Moeten et Mogen
- La négation Niet ou Geen*
- Les adjectifs épithètes et attributs : place et accord
- L’imparfait (OVT) de Hebben et Zijn
Reis 4 : Elise uit Antwerpen
Objectifs À la fin de cette séquence, tu seras capable de :
− décrire/comprendre quelqu’un qui se décrit physiquement ;
− décrire/comprendre l’état de santé de quelqu’un ;
− décrire/comprendre des activités sportives et des loisirs.
Ressources lexicales (vocabulaire et fonctions langagières)
- La description physique
- Les vêtements*
- Les hobby’s
- Les sports
- Les lieux de sport
- Santé et bienêtre
Ressources grammaticales
- Le passé composé (VTT) : formation du participe passé
- Les auxiliaires de mode Kunnen et Willen
Objectifs À la fin de cette séquence, tu seras capable de :
- raconter tes vacances passées/comprendre quelqu’un qui raconte ses vacances passées ;
- décrire tes projets de vacances/comprendre quelqu’un qui décrit ses projets de vacances.
Ressources lexicales (vocabulaire et fonctions langagières)
- La météo
- Les vêtements et accessoires liés aux conditions météo
- Les indicateurs de temps du VTT
- Les sentiments
Ressources grammaticales
- Le choix de l’auxiliaire au VTT
- Les verbes irréguliers au VTT
- L'expression "Zou graag" + infinitif



À la fin de cette séquence, tu seras capable de : décrire une journée type/comprendre la description d’ une journée type ; − décrire des habitudes et gouts alimentaires/comprendre la description d’ habitudes et gouts alimentaires ; − décrire une habitation/comprendre la description d’une habitation.




OP STAP Een typische dag uit mijn leven
STAP IN De drukke dag van Juliana
Vocabulaire & Communication
Les routines quotidiennes
Manger et boire
TREK
VERDER
Grammaire
− Les verbes à particule séparable
Les verbes pronominaux réfléchis
Le pluriel
STAP
OVER
TREK
VERDER
Een verblijf dichtbij Bokrijk
Vocabulaire & Communication
− L’environnement
− L’habitat
Les prépositions de lieu
Grammaire
Les verbes de position
L’inversion
Culture
Op bezoek in Bokrijk
STAP
UIT
Tâches intermédiaires
De routine van Tim
Gezonde levensstijl
Mijn Dagelijkse routine
Tâches intermédiaires
Mijn nieuwe slaapkamer
Ik beschrijf mijn huis
Tâches finales
Interview met een gamer
Mijn vakantiewoning
Gewoontes reizen
Jong in België
Context
Juliana is curieus. Ze wil alles weten over een typische dag uit je leven.
Ze stuurt een quiz.
Lees de vragen van de quiz.
Omc irkel de antwoorden die bij jou passen.
Sc hrijf , indien nodig, een ander antwoord op de vragen.
1. Wat eet je als ontbijt?
Ik ontbijt met …
a) brood met beleg
b) een kom ontbijtgranen met melk
c) andere:
6. Hoe la at ga je naar bed?
Ik ga … na ar bed.
a) om halfacht
b) rond halftien
c) andere:

5. Waar eet je ’s avonds?
Ik eet …
a) in de eetkamer
b) voor de televisie
c) andere:
Deel je antwoorden met je buur.
Rol A: Stel vragen aan je buur.
2. Wat doe je in de badkamer?
Ik …
a) poets mijn tanden
b) zing onder de douche
c) andere:
3. Wat eet je ’s middags op school?
Ik eet …
a) een smos
b) een warme maaltijd
c) andere:
4. Wat doe je na schooltijd?
Ik …
a) maak mijn huiswerk in de s tudiezaal van de school
b) doe de afwas thuis
c) andere:
Rol B: Antwoord op de vragen van je buur.
Wissel dan de rollen om .
Context
Je maakt kennis met Juliana, onze vriendin uit Hasselt.
1. Lees de titel van de activiteit.
Bekijk de tekeningen van het stripverhaal aandachtig.
Raad wat dit stripverhaal vertelt.
STRATEGIE
Je repère les indices visuels

En lisant le titre de l’activité et en observant les images de la BD, tu peux anticiper le contenu de l’audio.

2. Luister nu naar de tekst.
Heb je goed geraden? Over welke drukke dag gaat het?
Kies de juiste zin uit .
Juliana beschrijft een typische schooldag.
Juliana beschrijft een typische vakantiedag.
Juliana beschrijft een typische zaterdag.
3. Lees de volgende vragen.
Luister nog eens naar de tekst.
Vink het juiste antwoord aan .
a) Wat doet Juliana eerst als ze opstaat?

b) Hoe laat komt Juliana na school thuis aan?
c) Wat doet Juliana om na school te relaxen?
Ze wast zich.
Ze ontbijt.
Ze kleedt zich aan.
Om 4 uur.
Om 4u30.
Om 5 uur.
Ze leest manga’s.
Ze doet aan sport.
Ze speelt online.
d) Heeft Juliana broers of zussen?
Ze is enig kind.
Ze heeft een broer.
Ze heeft een zus.
4. Zijn de zinnen juist of verkeerd? Schrijf een J of een V in onders taande tabel.
Verbeter de zin in het Frans als die verkeerd is.
Juist (J) of verkeerd (V)?
Juliana haast zich elke morgen.
’s Morgens eet Juliana niet.
De lessen van Juliana beginnen om 8u30.
’s Avonds eet Juliana in de keuken.
5. Wat doet Juliana elke dag?
Zet de activiteiten in de chronologische volgorde.
Schrap de activiteiten door die ze niet doet.










6. Luister een laatste keer naar de tekst.
Vul het dagboek van Juliana in het Frans aan .

Matin
Après-midi
Soir
1. Lees het script van de luistertekst.
Bekijk onderstaande beelden.
Wat doet Juliana elke dag? Vind, voor elk beeld, de juiste zin in de tekst.
Schrijf die zin onder het beeld.
De drukke dag van Juliana
Ik word elke dag om acht uur wakker. Ik sta vlug op! Ik haast me… Ik ontbijt in de keuken. Dan ga ik naar de badkamer. Ik was me. Ik poets mijn tanden. Ik kam me en ik kleed me aan.
Ik neem mijn schooltas en ik vertrek naar school. De lessen beginnen om halfnegen. Om halfvijf kom ik terug thuis. Ik eet een vieruurtje. Rond vijf uur ontspan ik me in de woonkamer of doe ik aan sport. Dan werk ik voor school.
Om halfzeven eet ik het avondmaal met mijn ouders en mijn broertje.
Het hele gezin zit aan tafel in de eetkamer. We voelen ons goed samen!
Na het eten pas ik op mijn broertje. We amuseren ons veel. Hij verveelt zich nooit…
Om halftien kleed ik me uit en neem ik een douche. Ik trek mijn pyjama aan. Om tien uur ga ik naar bed. Ik chat of ik speel online… Ik lees ook manga’s. Meestal val ik snel in slaap want ik ben moe.
Hoe zit het met je dagelijkse routines? Haast je je ’s morgens ook? Verveel je je ’s avonds nooit?




22:00 16:30



2. Vul de mindmaps in met de activiteiten van Juliana.
’s Morgens
Ik kleed me aan.
Ik kom thuis terug.
Ik lees manga’s.
’s Namiddags
Ik poets mijn tanden.
’s Avonds
Ik werk voor school.
Ik ontspan me.
Ik neem een douche.
(Om) Hoe laat sta je op / ga je naar bed …?
À quelle heure te lèves-tu / vas-tu au lit … ?
Wat doe je ’s morgens / na school …?
Que fais-tu le matin / après l’école … ?
Wakker worden Se réveillerIk word om 7u wakker.
Op staan Se lever Ik sta om 7u10 op.
Ontbijten
Prendre le petitdéjeuner
Zich wassen Se laver
Ik ontbijt met een croissant.
Ik was me in de badkamer.
Zijn tanden poetsen Se brosser les dentsIk poets mijn tanden.
Zich kammen Se coiffer Ik kam me.
Zich aan kleden S’habiller Ik kleed me aan.
Zijn schooltas klaar maken
Préparer son cartable
Ik maak mijn schooltas klaar.
Op school aan komen Arriver à l’écoleIk kom rond 8 uur op school aan.
Thuis komen
Rentrer à la maisonIk kom terug thuis.
Zich ontspannen Se détendre
Voor school werken
Travailler pour l’école
Zijn huiswerk maken Faire ses devoirs
Zijn lessen leren
Apprendre ses leçons
Ik ontspan me en ik scrol op mijn gsm.
Ik werk voor school: ik maak mijn huiswerk en ik leer mijn lessen.
Aan sport doen Faire du sportIk doe elke maandag aan sport.
Het avondmaal eten
Op zijn broer/zus passen
Een douche nemen
Manger le repas du soir / Souper
Surveiller son frère / sa sœur
Prendre une douche
Chatten Chatter
Online spelen Jouer en ligne
Manga’s lezen
Om halfzeven eet ik het avondmaal met mijn ouders.
Ik pas op mijn broer.
Ik neem een douche.
Ik chat en speel online.
Lire des mangasIk lees veel manga’s.
Zich vervelen S’ennuyer
Ik verveel me nooit op school.
Zich amuseren S’amuser We amuseren ons veel.
Naar bed gaan
Se coucherIk ga naar bed en ik val in slaap.

3. Vul het kruiswoordraadsel in .
Horizontaal
2. Ik k me uit om een douche te nemen.
5. Ze o met twee boterhammen met chocopasta.
6. P fff! Niks te doen! Ik v me!
8. Het is middernacht.
Ze valt in s .
9. Ik word om 7u w !
10. Juliana p op haar broertje.
Verticaal
1. We w voor school.
3. Lucie m het eten klaar.
4. Ik speel o met mijn vrienden.
7. Ik p mijn tanden.
10 P
L’heure
WEET JE HET NOG? kwart over ...
Pour demander l’heure, on pose la question :
Hoe laat is het?
Quelle heure est-il ?
Pour indiquer l’heure, on commence la phrase avec :
Het is …
Het is halftien. Il est 9h30.
Pour demander à quelle heure on fait quelque chose, on pose la question :
O m hoe laat sta je op?
Hoe laat sta je op?
À quelle heure te lèves-tu ?
Pour indiquer à quelle heure une action a lieu, on utilise la préposition om devant les heures.
Ik sta om 7u op.
Je me lève à 7h.

1. Hoe ziet
een dag in het le ven van Juliana eruit?
Lees de tekst over haar dagelijkse routine opnieuw (p. 80).
Vul de tabel verder in .
Verbe conjuguéComplémentsParticuleInfinitif
Ik sta om 8 uur op. opstaan
Ikkleed me vlug zich
Ik het eten met mijn vader klaar.
Ik me uit. zich
Ik trek mijn pyjama
Wat merk je op? Vul de zin aan . Ces verbes sont composés d ’ un verbe de base et d ’ une
PAK JE KOFFER – GRAMMATICA
Une particule donne un autre au verbe. Quand on conjugue ces verbes à l’OTT, la se place de proposition.
Opstaan
Juliana om 8 uur .
Les verbes commençant par les préfixes be- , ge- , ver- , ont- , her- et ersont inséparables.
Her halen → Ik herhaal mijn lessen.

PAK JE KOFFER – UITSPRAAK
L’accentuation des particules
Dans les verbes à particule séparable, la particule est accentuée. Dans les dictionnaires, l’accent est indiqué par une apostrophe devant la syllabe accentuée.
’aan komen ’t huis komen ’kla ar maken
Les préfixes be-, ge-, ver-, ont-, her- et er- ne sont jamais accentués.
Ont’ bij ten Ve r’ trek ken Scan
2. Lees onderstaande tekst.
Vind de scheidbare werkwoorden in die tekst.
Onderstreep ze.
Piet staat elke dag om 6 uur op. Hij wast zich en kleedt zich aan. Hij ontbijt altijd op school. In de namiddag gaat hij naar de sportclub. Dan gaat hij naar huis terug.
Hij maakt zijn huiswerk en maakt zijn schooltas voor de volgende dag klaar.
3. Vul de zinnen aan met de correcte vorm van de werkwoorden in de OTT.
a) Waarom je het licht nooit ? (uitdoen)
b) Ze zich voor de klas . (zich voorstellen)
c) Luc as en zijn broer vrienden voor hun verjaardagsfeestje . (uitnodigen)
d) je broer om 6 uur ? (opstaan)
e) Mijn zus graag verhalen. (vertellen)
4. Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes in de OTT.
Herschrijf de zinnen volledig.
a) Lies (vertrekken) naar de fitnessclub.
b) Fatma (opbellen) haar beste vriendin.
c) Tom en Lisa (aankomen) om 8 uur op school.
d) Om 10 uur (weggaan) hij.
e) Ik (aantrekken) mijn nieuwe trui.
Reisspel
Entraine-toi à conjuguer des verbes à particule séparable grâce au jeu des paires.

5. Vul de ontbrekende vragen en antwoorden aan in de dialoog ondera an.
Speel de dialoog met je buur.
Rol A : Stel de vragen aan je buur.
Rol B : Antwoord op de vragen van je buur.
Wissel de rollen dan om .
Rol A Rol B
Hoe laat sta je op?
Hoe laat ontbijt je?
Hoe laat kom je op school aan?
Ik sta om 7 uur op.
Ik poets mijn tanden om …
Ik kleed me om ... aan.
Hoe laat maak je het eten klaar?
Ik werk voor school om …
Ik ga om ... slapen.
1. Lees die zinnen uit de tekst over de drukke dag van Juliana.
Omcirkel het werkwoord.
Onderstreep het onderwerp.
Welk woord komt na het werkwoord en het onderwerp? Markeer het met een fluostift.
Vertaal die zinnen in het Frans.
Ik kam me.
We voelen ons goed samen.
Hij verveelt zich nooit.
Haast je je ’s morgens?
2. Wat merk je op? Vul de synthese aan .
PAK JE KOFFER – GRAMMATICA
Les verbes pronominaux réfléchis
Les verbes pronominaux réfléchis sont accompagnés d’un qui varie en fonction du sujet.
Je me présente. Ik voor.
L’infinitif de ces verbes est précédé de
Se présenter

3. Vind de andere reflexieve werkwoorden in de tekst over de druk ke dag van Juliana.
Schrijf de zinnen in de tabel hieronder.
Schrijf de infinitiefvorm van die werkwoorden.
Zin
Infinitiefvorm
Ik haast me. Zich haasten

4. Hoe vervoeg je die werkwoorden? Vul de tabel hieronder in .
PAK JE KOFFER – GRAMMATICA
Conjugaison des verbes pronominaux réfléchis
Ik verveel nooit.
Je verveelt nooit.
Hij verveelt nooit.
Ze verveelt zich nooit.
We vervelen nooit.
Jullie vervelenjullie/je nooit.
Ze vervelen zich nooit.
Verveel je nooit?
Place du pronom réfléchi
–
–
Da ns la phrase affirmative, le sujet se place le verbe et le pronom réfléchi vient le verbe.
Da ns la phrase interrogative, le sujet se place le verbe et le pronom réfléchi vient le sujet.
Le pronom réfléchi ne change donc jamais de place. Il reste toujours en position.
Certains verbes à sont également pronominaux réfléchis. L’ordre des mots ne change toutefois pas.
Hij stelt zich voor.
5. Vertaal onderstaande zinnen.
Je me lève vite.
Je m’endors car je suis fatiguée.
Ik heet Juliana.
Ik wandel in het park.
Ga zitten!
6. Wat merk je op? Vul de synthese hieronder aan .
Certains verbes sont en français mais ne le sont pas en néerlandais.
opstaan =
in slaap vallen = heten = wa ndelen = gaan zitten =

7. Onderstreep de reflexieve voornaamwoorden in de volgende zinnen.
a) Ik sc heer me nooit.
b) Je interesseert je veel voor sporten.
c) Herinneren jullie jullie de laatste films?
d) Lisa en ik ont spannen ons in ons zwembad.
e) Ha ast je je ’s morgens ook zoals Juliana?
8. Kies de juiste vorm uit .
Leg je antwoord uit .
a) Ik voel me ons zich niet lekker.
b) Mia concent reert ons jullie zich op haar huiswerk.
c) Jullie s tellen zich je jullie voor.
d) Melden ze me zich je aan voor de marathon?
STRATEGIE
Explique ce que tu dois faire pour identifier le pronom réfléchi adéquat.
Réponds en français.
9. Vervoeg de reflexieve werkwoorden in de OTT.
Herschrijf de zinnen volledig.
a) (zich vervelen) je nooit op school?
b) We (zich in schrijven) online.
c) Jullie (zich vergissen) van adres.
d) De k inderen (zich aan kleden) snel.
10. Lees de tekst over Hasselt, de lievelingsstad van Juliana.
Vervoeg de werkwoorden tussen haakjes.

Ken je Limburg? (zich interesseren / je) voor mooie en moderne steden? Dan moet je Hasselt absoluut bezoeken!
Ik ga één keer per week naar Hasselt. Maar wat kan je daar vinden?
Hou je van mode? Dan is onze Limburgse hoofdstad de ideale plek voor jou. Eerst heb je het Modemuseum. Het (zich bevinden) in het centrum van de stad. We hebben ook veel winkelstraten. Mijn vrienden en ik (zich vervelen) nooit in Hasselt. Quartier Bleu is een hippe plek. We (zich ontspannen) vaak met een lekkere pannenkoek na een winkeldag.
Heb je een Instagram-account? De Japanse tuin is ook een must-see! Daar kan je heel mooie foto’s maken. Ik (zich inschrijven) elk jaar voor de fotowedstrijd van de stad.
Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.

Zich bevinden = Se trouver
De hippe plek = L’endroit à la mode
De fotowedstrijd = Le concours photo
Ruilen = Échanger
Context
Je gaat met je klas naar Limburg. Je verblijft bij Tim. Je wil meer weten over zijn dagelijkse routine. Tim heeft je een korte video gestuurd.
Taak
Kijk naar de video van Tim.
Vul de tabel op de volgende pagina in.
Antwoord in het Frans.
STRATEGIE
Quand on regarde une vidéo, l’image apporte un supplément d’information, à l’inverse d’une compréhension à l’audition classique.
Regarde une première fois la vidéo, sans le son Peux-tu retrouver les diverses activités que Tim réalise durant une journée ?
Liste -les ci-dessous en néerlandais.

Regarde à nouveau la vidéo, mais cette fois-ci avec le son
Vérifie tes hypothèses.
Heures / Moments de la journée Activités
7h00 Avant l’école
8h00
17h00
19h00 Soirée
21h00
22h00
22h30
1. Julia na vertelt je nu over haar eetgewoontes.
Lees de volgende tekst.
Ik ontbijt in de keuken. Ik eet twee boterhammen met confituur, een potje yoghurt en ik drink een glas sinaasappelsap of melk. Geen tijd voor eieren of pannenkoeken.
Om vier uur eet ik koekjes of fruit: bananen of appels. Ik lust ook poffertjes. En ik drink twee glazen fruitsap.
Voor het avondmaal dek ik de tafel. Ik zet de borden en leg de vorken en messen op tafel. Dan maak ik het avondeten met vader klaar. ’s Avonds eten we geen voorgerecht. We eten een gezonde maaltijd: pasta, rijst of aardappelen met courgettes, broccoli, spinazie… In de zomer eten we rauwe groenten: sla met komkommer, tomaten of wortels. Vis, kip en vlees eten we één keer per week. Maar pizza’s en sushi’s blijven onze favoriete gerechten! Als dessert neem ik een stuk Limburgse vlaai of chocolademousse.
Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.
2. Omcirkel de elementen van het ontbijt van Juliana.


een potje yoghurt

een kom ontbijtgranen


eieren boterham met kaas

boterhammen met jam pannenkoeken
3. Wat eet Juliana ’s avonds? Vul de tabel in het Nederlands in.




4. Ken je andere woorden?
Vul de voedselpiramide in .
Schrijf de namen van de producten in de juiste vakjes.
Werk in groepjes van drie.
Voedselpiramide



















Bespreek de volgende vragen met je klasgenoten.
– Ken je de voedselpiramide?
– Wat eet je?
– Wat eet je niet?
– Wat eet je te veel?
Eten en drinken - Manger et boire
Algemeen – Généralités
De eetgewoontes
Het eten klaar maken
De maaltijd
Het ontbijt – Le petit-déjeuner
Wat eet je als ontbijt?
Que manges-tu au petit-déjeuner ?
De ontbijtgranen
Brood
De boterham
Kaas
Ham
Confituur, jam
Honing
Chocopasta
De ontbijtgranen
Het potje yoghurt
De pannenkoek
Het ei (de eieren)
De dranken – Les boissons
Wat is je lievelingsdrank?
Quelle est ta boisson préférée ?
Wat drink je graag?
Qu’aimes-tu boire ?
Les habitudes alimentaires
Préparer le repas
Le repas
Het water
Het sinaasappelsap
De chocolademelk
De koude melk
De koffie
Als ontbijt eet ik …
Au petit-déjeuner, je mange …
Les céréales
Du pain
La tartine
Du fromage
Du jambon
De la confiture
Du miel
Du choco
Les céréales
Le pot de yaourt
La crêpe
L’œuf

Mijn lievelingsdrank is …
Ma boisson préférée est …
Ik drink graag …
J’aime boire …
L’eau
Le jus d’orange
Le cacao
Le lait froid
Le café

De thee
Frisdranken
Het blikje cola
Het pak fruitsap
De fles water
Het vieruurtje – Le gouter
Wat eet je als vieruurtje?
Que manges-tu comme gouter ?
Het koekje
Het fruit
De mandarijn
De banaan
De peer
De kers
De appel
De sinaasappel
De pompelmoes
De druif
Het poffertje
Het avondmaal – Le repas du soir
Le thé
Des boissons sucrées
La canette de coca
La brique de jus
La bouteille d’eau
Wat eet je als avondmaal?
Que manges-tu au souper ?
Het voorgerecht
Het gerecht
De vis
De kip
Het vlees
Pasta
De rijst
De aardappel
Als vieruurtje eet ik …
Au gouter, je mange …
Le biscuit
Les fruits
La mandarine
La banane
La poire
La cerise
La pomme
L’orange
Le pamplemousse
Le raisin

Un poffertje = mini crêpe
Als avondmaal eet ik …
Au souper, je mange …
L’entrée
Le plat
Le poisson
Le poulet
La viande
Des pâtes
Le riz
La pomme de terre

De groenten – Les légumes
Welke groenten eet je graag / lust je?
Quels légumes aimes-tu ?
De asperge
De courgette
De tomaat
De sla
De komkommer
De wortel
Het witloof
De broccoli
De spinazie
Ik eet graag / lust … J’aime manger ...
Het is lekker.
C’est délicieux.
L’asperge
La courgette
La tomate
La salade
Le concombre
La carotte
Les chicons, les endives
Le brocoli
L’épinard
Het dessert / Het nagerecht – Le dessert

Mijn favoriete dessert is …
Mon dessert favori est …
Wat is je favoriete dessert?
Quel est ton dessert favori ?
De Limburgse vlaai
De rijsttaart
De chocolademousse
Adjectieven – Adjectifs
Lekker = heerlijk
Het is heerlijk.
C’est délicieux.
La tarte limbourgeoise
La tarte au riz
La mousse au chocolat

Smakelijk! Bon appétit !
Délicieux
Smakelijk Savoureux
Gezond
Vet
Zoet
Gezouten
Sain
Gras
Suc ré
Sa lé

5. Na sc hooltijd sturen Mariam en Juliana elkaar berichten. Ze vertellen vandaag over wat ze graag eten. Ze schrijven te vlug en de letters zijn gemengd.
Schrijf de woorden correct.
Mariam: Ik heb honger. Het is tijd voor een E-U-V-E-R-U-J-I-R-T.
Juliana: Wat eet je graag?
Mariam: Ik lust T-U-R-I-F. Wat zijn je favoriete vruchten?
Juliana: R-N-K-E-S-E en kiwi’s.
Mariam: Wat is je lievelingsdessert?
Juliana: De Limburgse A-L-A-I-V van mijn moeder. Lekker. Je moet het eens proeven.
Mariam: Akkoord! Wat eet je niet graag?
Juliana: T-O-S-R-E-L-W en S-A-K-A… Wat eet jij niet graag?
Mariam: Z-A-S-N-P-E-I-I en S-V-I… Ik heb dorst. Wat is je lievelingsdrank?
Juliana: Water. Ik drink een liter per dag. Het is gezond. Wat drink je niet graag?
Mariam: Ik ben allergisch voor E-M-K-L.
Juliana: Jammer…
Mariam: Welke Belgische specialiteiten lust je?
Juliana: Mijn ouders eten graag witte S-S-P-G-A-E-R-E in de lente. Het is hier populair. Lust je onze beroemde frietjes gecombineerd met een romige mayonaise? Dat is een aanrader…
De T-R-A-A-T-T-S-J-I-R is ook populair als dessert.

Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.
“Asperges op z’n Vlaams”
Het is een populair en lekker gerecht uit de Vlaamse keuken. We vieren de lente met gekookte asperges. Dat is een oude culinaire traditie. We eten ze met boter, nootmuskaat, peterselie en eieren. Kom je eens in Vlaanderen? Eet asperges op z’n Vlaams… Lekker!
Wat is de “Vlaamse klassieker”?
Dat zijn zeker onze bekende frietjes van de frietkraam. Je eet frietjes met je vingers en doopt ze in mayonaise. In de provincie Limburg is de mayonaise echt romig. Alle tieners zijn er gek op.
Romig = Crémeux



6. Julia na is curieus. Ze wil je eetgewoontes kennen.
Som de elementen van je dagelijkse ontbijt en avondmaal op .
Maak vijf volledige zinnen.
7. Hoe drukken Mariam en Juliana hun voorkeuren uit?
Markeer die woorden en uitdrukkingen met een fluostift in hun conversatie (p. 98).
PAK JE KOFFER – WOORDENSCHAT & COMMUNICATIE
Graag en niet graag eten/drinken - Aimer (ne pas aimer) manger/boire
Wat eet/drink je (niet) graag?
Qu’est-ce que tu aimes (n’aimes pas) manger/boire ?
Ik eet/drink (niet) graag … J’aime (Je n’aime pas) manger/boire …
Van welk(e) … hou je (niet)?
Qu’est-ce que tu aimes (n’aimes pas) ?
Ik hou (niet) van … en … J’aime (Je n’aime pas) … et …
Wat lust je?
Qu’est-ce que tu apprécies ?
Ik lust … en … J’apprécie … et …
Wat is je lievelings/favoriete …? Quel est ton (ta) … préféré(e) ?
Mijn lievelings… +nom is … Mon (Ma) … préféré(e) est …
Mijn favoriete … is … Mon (Ma) … préféré(e) est …
Wat wil je proeven? Que veux-tu gouter (essayer) ?

8. Zoals Juliana en Mariam spreek je met je partner over wat je graag en niet gra ag eet.
Rol A: Stel vijf vragen aan je partner.
R ol B: Antwoord op de vragen van je partner.
Maak volledige zinnen.
Wissel de rollen om .
1. Lees de tekst over de eetgewoontes van Juliana opnieuw (p. 92).
Onderstreep alle woorden in het meervoud.
Sorteer die woorden in onderstaande tabel.
Vul de regel aan in de linkerkolom.
Terminaison en
Terminaison en

Terminaison en
Irréguliers
Invariables
Règle générale
→ La plupart des noms prennent
Eén pannenkoek – twee pannenkoek
Het bord – de bord
N’oublie pas d’appliquer les règles d’orthographe.
Eén tom aa t – twee
Eén ko m – twee
Het a peritie f – de
Eén pompelmoe s – twee
Cas pa rticuliers
→ Le s noms terminés en prennent
De wo rtel – de wortel
De keuken – de keuken
De komkomm er – de komkomm er
Het item – de item
→ Les noms terminés par un -e muet prennent
Eén courgett e – twee courgett e
Eén asperg e – twee asperg e
Het koekje – De koekje
→ Les noms terminés en -a, -i, -o, -u, -y prennent .
De mang a – de manga
De sush i – de sushi
De avocad o – de avocad o
Het men u – de men u
De hobby – de hobby
→ Certains pluriels sont irréguliers.
Het ei – de
Het kind – de
De stad – de
→ Certains noms sont invariables : ils n’ont pas de pluriel.
Het fruit – het water – de melk – de spinazie
Ik maak mijn huiswerk (Je fais mes devoirs)
→ Certains noms d’unités de mesure (poids, prix, heure, etc.) précédés d’un déterminant numéral sont invariables.
20 gram, 2 kilo, 10 euro, 3 uur, 2 jaar
Het is 2 uur.
→ Au pluriel, l’article défini de reste et l’article défini het devient .
De kamer – de kamers / het bord – de borden
→ Il n’y a pas de déterminant indéfini pluriel en néerlandais.
een appel – X appels
Ik lust appels.

2. Vind de woorden in het meervoud in de woordzoeker.










3. Zet de woorden en hun lidwoord in het meervoud. de tuin
het adres een douc he het meisje een jongen het logo een vork het mes het kopje de koala het dier de pa raplu
4. Zet de woorden tussen haakjes in het meervoud.
Juliana is dertien (jaar) oud. Ze heeft veel (vriend) op school. Ze vindt de (les) interessant. Juliana heeft veel (werk) . Ze heeft vaak mooie (cijfer)
Haar (ouder) zijn dynamisch en sportief. Ze doen veel (activiteit) . Hun huis is modern met zeven (kamer) . Er is een garage voor twee (auto) . Ze hebben een tuin vol met (boom) en (bloem)
5. Julia na maakt een fruitsalade voor de klasmaaltijd klaar. Ze heeft veel vruchten nodig.
Schrijf de ingrediënten die ze nodig heeft in haar notitieblok .









STRATEGIE
Que dois-tu faire pour écrire la forme plurielle correctement ?
Nu is het jouw beurt! Organiseer een klasmaaltijd.
Reisspel
Entraine-toi à mettre des noms au pluriel avec le jeu de cartes.

Context
Juliana wil een gezonde levenstijl hebben. Daarvoor heeft ze tips nodig. Hier is een artikel over een bekende Vlaamse sporter. Ken je hem?

Taak
Lees het artikel.
Som zeven gezonde leefgewoontes op .
Antwoord in het Frans.
STRATEGIE
Je prépare ma lecture
En lisant le titre et en observant les images et l’organisation du texte, tu peux identifier le type de texte et formuler des hypothèses sur son contenu.

Remco Evenepoel heeft al veel prijzen en olympische medailles in het wielrennen gewonnen.
De Vlaamse sporter staat altijd vroeg op, meestal rond zes uur. Hij eet een gezond ontbijt, zoals ontbijtgranen en veel fruit. Hij drinkt twee glazen appelsap of druivensap. Daarna fietst hij op de wegen van Vlaanderen. Hij traint vijf uur per dag.
Als middagmaal eet Remco een gevarieerde maaltijd met proteïnen, wit vlees en twee soorten sla. Hij drinkt minimaal twee liter water per dag. Hij rust even na zijn lunch op de sofa uit. In de namiddag doet hij aan fitness in een sportschool. Na de training neemt Remco een douche. Hij eet een licht avondmaal met vis en rauwe groenten in de zomer en gekookte groenten in de winter. Als dessert eet hij fruit. Remco gaat vroeg naar bed. Hij slaapt zeker acht uur per nacht. Genoeg slapen is belangrijk voor betere resultaten en sportieve prestaties. Een gezonde levensstijl en hard werken is de sleutel tot succes voor een sportman als Remco. Wat een carrière!
Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.
Bespreek de volgende vragen met je klasgenoten.
Welke van deze leefgewoontes heb je (niet)? <
Welke van deze leefgewoontes wil je hebben? =

Context
In haar bericht stelt Juliana je een vraag: Wat is je dagelijkse routine?
Taak
Beschrijf wat je elke dag doet.
Schrijf vijf volledige zinnen in het Nederlands.
HEB JE HULP NODIG?
Au besoin, utilise les illustrations suivantes.






Context

1. Lees de titels van de drie teksten.
Raad het thema van deze teksten: omcirkel het juiste antwoord.
voeding woning kleding


Juliana wil je ontmoeten. Ze nodigt je uit. Je familie vindt het een leuk idee. Zo kunnen jullie Bokrijk samen bezoeken. Je zoekt een plaats om te logeren. Je vindt drie interessante verblijfplaatsen op de website www.limbhuur.be. ©


A. Gezellige flat in het cent rum van het dorp
AI
Dit appartement ligt in het centrum van Bokrijk, op wandelafstand van winkels, restaurants en het park. De flat ligt tussen het zwembad en het postkantoor. Er is een ruime woonkamer en er hangt een televisie aan de muur. Er zijn twee slaapkamers de eerste met een stapelbed en de tweede met een tweepersoonsbed . Er is een badkamer met een douche . In de keuken staan kookplaten met een koelkast , een magnetron en een koffiezetapparaat en in de kasten zitten er borden voor vijf personen. Op het balkon heb je een mooi uitzicht. Er zijn ook gezelschapsspellen en er staat een kinderstoel voor de jongste gasten. Bokrijk Park ligt vlakbij, met speelterreinen en fietswegen. Dit appartement is perfect voor een gezin dat het dorp wil bezoeken.




B. Ruime villa met z wembad en tuin
Deze ruime villa ligt in een rustige buurt. In de villa is er een grote woonkamer met een televisie en spelconsole . In de ingerichte keuken is er een vaatwasser en een oven . Er zijn vier slaapkamers met dubbelbedden en twee badkamers (één met een bad ). Buiten is er een grote tuin met een barbecue , een terras en een privézwembad . Er staan ook ligstoelen en er is een trampoline op het terras. De villa is ideaal voor een groot gezin of een groep vrienden die van de rust wil genieten. Het centrum van Bokrijk ligt op tien minuten fietsen.


C. Knusse bungalow met tuin


Deze knusse bungalow ligt op het platteland vlakbij Bokrijk Park. Binnen is er een gezellige woonkamer met een nieuwe sofa , een televisie en een keuken met vaatwasser De bungalow heeft twee slaapkamers en een badkamer met bad . Buiten ligt een klein zonnig terras ideaal voor een zomerse maaltijd. In het tuinhuisje staan de tuinmeubels en er hangen ook fietsen voor het hele gezin. Bokrijk Park ligt op vijf minuten fietsafstand en heeft speelterreinen, wandelpaden en picknickplaatsen. Deze bungalow is ideaal voor een klein gezin dat op zoek is naar rust en natuur.
Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.
2. Lees de teksten.
Wat voor teksten zijn het? Omcirkel het juiste antwoord.
te huur advertenties reclames instructies
Leg je keuze in het Frans uit .
3. Verbind elke titel met het juiste beeld.
Gezellige flat in het centrum
Ruime villa met zwembad en tuin Knusse bungalow met tuin



4. Omcirkel de juiste beelden.
a) Welk soort bed staat er in de tweede slaapkamer van de flat?


b) Wat is er in de keuken van de flat?



c) Voor wie is de villa ideaal?



d) Wat is er buiten de villa?



e) Waar ruimen ze de tuinmeubels van de bungalow op?



Scan
5. Vul de tabel in het Nederlands in .
Waar ligt de woning?
Voor wie is het ideaal?
Wat vind je in de keuken?
Hoe ziet de woonkamer eruit?
Hoeveel slaapkamers zijn er?
Villa Bungalow
L’assimilation
En néerlandais, quand un « v » en début de syllabe est précédé d’une syllabe qui se termine par un « t », un « p » ou un « k », il se prononce [f] au lieu de [v].
Een keuken met vaatwasser. Dit a ppartement is perfect voor een gezin.
Quand un « z » en début de syllabe est précédé d’une syllabe qui se termine par un « t », un « p » ou un « k », il se prononce [s] au lieu de [z].
Een gezin dat op zoek is …
De flat ligt tussen het zwembad en het postkantoor. [tf] [tf] [ps] [ts]

6. Lees de volgende zinnen luidop. Let op de assimilaties.
ik zoek – ik vind – ik zie – het valt – het zout – ik loop vaak – ik koop veel Het schip vaart op zee. – Ik zie dat vaak. – Lotte heeft een leuk vriendje.
7. De f amilies Di Tullio en Craps zijn op zoek naar een woning voor hun volgende vakantie dichtbij Hasselt.
Lees deze twee gezinsprofielen.
Gezin Di Tullio Gezin Craps
Vader: Leo – 40 jaar oud
Mama: Lisa – 39 jaar oud
3 kinderen:
Samy – 12 jaar oud
Sarah – 10 jaar oud
Eliott – 9 jaar oud
Lievelingsactiviteiten




Vader: Tom – 42 jaar oud
Mama: Julie – 41 jaar oud
2 kinderen:
Carolien – 12 jaar oud
Sofie – 10 jaar oud
Lievelingsactiviteiten



Bepaal welke woning het best geschikt is voor elk gezin.
Leg je antwoord uit : gebruik drie elementen uit de tekst.
Gezin Di Tullio Gezin Craps
Welke woning past het best?
Waarom?
WEET JE HET NOG?
Il y a
Er is Er zijn = il y a (singulier) = il y a (pluriel)
Er is een grote woonkamer. Er zijn vier s toelen in de keuken.
Er is est suivi d’un nom indéfini au singulier.
Er zijn est suivi d’un nom indéfini au pluriel.

1. Lees de teksten op pagina’s 107-108 opnieuw.
Markeer de namen van alle kamers met een fluostift.
Onderstreep de woorden in verband met het meubilair en de voorwerpen.
Sorteer de onderstreepte woorden in de tabel hieronder.
Kamer Meubilair en voorwerpen
In de woonkamer
In de keuken
In de slaapkamer

In de badkamer
Buiten
2. Hier is een tekening van het huis van Juliana.
Schrijf de woorden in het juiste vakje.

PAK JE KOFFER – WOORDENSCHAT & COMMUNICATIE
De omgeving en de woningL’environnement et l’habitat
Waar woon je?
Où habites-tu ?
In de stad
In een dorp
Het dorp
het toilet – de zolder –de gang – de trap –het dak – het venster –de kelder – de vestiaire – de verdieping –het bureau –het gelijkvloers –de (inkom)hal
Ik woon … J’habite …
En ville
Dans un village
Le village
Op het platteland À la campagne
De gemeente
In de buurt
De verblijfplaats
Het huis
De villa
La commune
Dans le quartier
Le lieu de séjour
La maison
La villa

Het appartement = de flat
De bungalow
Binnen - À l’intérieur
De hal = de inkomhal
De deur
De gang
De vestiaire
De trap
Het toilet
De kelder
De zolder
Het dak
Het raam = het venster
Het gelijkvloers
De verdieping
Buiten - À l’extérieur
Het terras
De tuin
Het tuinhuisje
Het balkon
Het uitzicht op …
Het zwembad
De trampoline
De barbecue
De ligstoel
De tuinmeubels
L’appartement
Le bungalow
Le hall d’entrée
La porte
Le couloir
Le vestiaire
L’escalier
Les toilettes
La cave
Le grenier
Le toit
La fenêtre
Le rez-de-chaussée
L’étage

La terrasse
Le jardin
Le cabanon de jardin
Le balcon
La vue sur …
La piscine
Le trampoline
Le barbecue

Le transat, la chaise de jardin
Les meubles de jardin
In de woonkamer - Dans le salon
De sofa
De televisie
De spelconsole
Het gezelschapsspel
La canapé
La télévision
La console
Le jeu de société

In de keuken - Dans la cuisine
De kast
De koelkast
De vaatwasser
De kookplaten
De oven
De magnetron
Het koffiezetapparaat
De kinderstoel
L’armoire
Le frigo
Le lave-vaisselle
Les taques de cuisson
Le four
Le microonde
La machine à café
La chaise pour enfant
In de badkamer - Dans la salle de bain
De douche
Het bad
De wastafel
De spiegel
La douche
La baignoire
Le lavabo
Le miroir
In de slaapkamer - Dans la chambre
Het bed
Het stapelbed
Het tweepersoonsbed = het dubbelbed
De nachttafel = het nachtkastje
Adjectieven - Adjectifs
Ruim
Mooi
Rustig
Groot
Klein
Ingericht
Nieuw
Le lit
Les lits superposés
Le lit double
La table de chevet



Spacieux
Beau
Calme
Grand
Petit
Équipé
Nouveau
Oud Vieux
Modern Moderne
Knus
Gezellig
Zonnig
Comfortabel
Cosy/douillet
Agréable
Ensoleillé
Confortable


3. Welk woord past niet in elke rij? Streep het door .
a) de oven – het koffiezetapparaat – de douche – de kookplaten
b) k lein – het bed – mooi – ingericht
c) de tele visie – de ligstoel – de trampoline – het zwembad
d) de sla apkamer – de zolder – de badkamer – de woonkamer
4. Julia na beschrijft haar slaapkamer.
Luister naar de tekst.
Streep door wat verkeerd op het beeld staat.
Teken wat ontbreekt.

CULTUURPUNT
Ken je trapgevels?
Trapgevels zijn typische gevels in Vlaanderen en Nederland. Hun dak heeft een trapvorm aan de bovenkant. Je vindt ze vooral in oude steden zoals Brugge, Gent, Hasselt en Antwerpen. Deze gevels komen uit de Renaissance (16 de en 17 de eeuw). Rijke handelaars bouwden deze huizen om hun succes te tonen. Vandaag zijn trapgevels een symbool van de Vlaamse geschiedenis en architectuur.

Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.

De gevel = La façade
De rijke handelaars = Les riches commerçants
5. Mila , de beste vriendin van Juliana, wil met jou kennismaken. Ze stuurt een bericht op VlotApp. Ze beschrijft haar huis.
Lees het bericht.
Hallo! Ik ben de beste vriendin van Juliana. Ik heet Mila en ik woon in haar buurt in Hasselt. Mijn huis is groot en gezellig. We wonen met vier mensen: mijn ouders, mijn broertje en ik.
Mijn huis heeft een trapgevel. Dat is een soort gevel zoals een trap, typisch in Vlaanderen. Ik vind het mooi en bijzonder. De buitenmuren zijn wit en het dak is rood. Er is een grote tuin achter het huis. In de zomer speel ik daar voetbal met mijn broertje. Vooraan is er een garage. Daar parkeert mijn vader zijn auto.
Op het gelijkvloers hebben we een keuken, een woonkamer en een eetkamer. De keuken is modern en helder. De woonkamer is mijn favoriete plek. Daar kijk ik naar een serie of lees ik een leuke strip. De eetkamer is ruim genoeg voor ons gezin.
Op de eerste verdieping zijn er drie slaapkamers en er is ook een badkamer. Mijn kamer is klein maar ik vind ze gezellig. Er staat een eenpersoonsbed, een bureau en een klerenkast. Aan de muur hangen posters van bekende acteurs.
Ik houd van mijn huis. Het is een rustige plaats. Thuis voel ik me goed. Hoe ziet je huis eruit? Je komt binnenkort bij ons om Bokrijk te bezoeken. Spreken we af?
Welk beeld is de plan van het huis van Mila? Kies uit :




6. Kies één van de andere twee pla nnen.
Beschrijf deze woning aan je pa rtner in vijf zinnen.
1. Lees de tekst Gezellige flat in het centrum van het dorp (p. 107) opnieuw.
Beantwoord deze vragen.
Schrijf volledige zinnen in het Nederlands.
a) Waar ligt het appartement?
b) Waar staat de koelkast?
c) Waar zitten de borden?
d) Waar hangt de televisie?
2. Onderstreep de werkwoorden in de vragen en in je antwoorden.
Wat betekenen die werkwoorden? Vul de zin in .
Ces verbes expriment .
PAK JE KOFFER – GRAMMATICA
Les verbes de position
Infinitif liggen hangen zitten
3 e personne singulier staat
3 e personne pluriel liggen hangen zitten
Traduction
être couché, être posé horizontalement
Exemple Ik lig op mijn bed.
Illustration

être debout, être posé verticalement être suspendu
De koelkast staat in de keuken.

De televisie hangt aan de muur.

être assis, être contenu dans
De borden zitten in de kasten.


3. Vind de positiewerkwoorden in onderstaande tekst.
Onderstreep ze.
Zoals Juliana dek ik elke avond de tafel voor het avondmaal. Ik zet de borden en ik leg de vorken en de messen op de tafel van de keuken. De vorken liggen aan de linkerkant van de borden en de messen liggen aan de rechterkant van de borden. Er staan ook glazen op de tafel. Om 18 uur zitten we samen rond de tafel. Mama staat soms nog voor de kooplaten of de oven. Mijn konijn zit in zijn doos.
4. Kijk naar de beelden.
Vul de zinnen aan met de correcte vorm van het juiste positiewerkwoord.

De lamp op het bureau.



boeken op het rek.



De lamp aan het plafond.


De fles water op de tafel.
5. Een Vla ams technologiebedrijf creëert een virtuele school. Leerlingen beschrijven hun klas en de architecten maken het lokaal in 3D. De beste beschrijving wint nieuw meubilair. Jullie doen mee!
Lees de tekst.
Vul de zinnen aan met de correcte vorm van het juiste positiewerkwoord.

Naam van de school:
Plaats:
Beschrijving van ons klaslokaal:
Onze klas is heel leuk! In het midden van het lokaal er tafels en stoelen voor de leerlingen. De stoelen altijd achter de tafels. Onze boeken en schriften op de banken. Vooraan in de klas er een wit bord aan de muur. Er ook een bureau voor de leerkracht.
Maar onze leerkracht bijna nooit op zijn bureaustoel. In de hoek van de klas een computer. Boven de deur een klok.
Naast het bord posters met belangrijke woorden in het Nederlands. Aan het plafond er een grote lamp. Onze woordenboeken in de kast. Alles is heel netjes in onze klas.

6. Schrijf drie zinnen om je eigen klaslokaal te beschrijven.
Gebruik een positiewerkwoord in elke zin.
1. Lees de tekst Gezellige flat in het centrum op pagina 107 opnieuw. Antwoord op de volgende vragen met een volledige zin in het Nederla nds.
Waar heb je een mooi uitzicht?
Waar ligt het appartement?
Waar zitten de borden?
Waar hangt de televisie?
2. Welke woorden duiden een positie aan? Omcirkel die woorden in je a ntwoorden.
Welk soort woord zijn die woorden ? Vul de zin aan . Ces mots sont des
PAK JE KOFFER – WOORDENSCHAT
Les prépositions de lieu
Le hamster de Juliana s’est échappé de sa cage. Où se trouve-t-il ?

Aan
Achter
Boven
Door In
Naast
Onder Op
Over Tegen
Tussen
Voor
À
Derrière
Au-dessus
À travers
Dans À côté
Sous Sur Par-dessus
Contre
Entre
Devant

3. Waar bevindt de hamster van Juliana zich? Kijk naar het beeld.
Vul de zinnen met het juiste voorzetsel in .
De hamster van Juliana is achter de kast.
a) Hij lig t haar tapijt.
b) Je vindt hem de wasmand.
c) De k leine avonturier hangt de lamp.
d) Hij zit de nachttafel.
e) Hij lig t het bureau en de stoel.
f) De foto van de hamster hangt het bed.
g) Hij lig t haar bed.
h) Het dier tje staat de muur.
i) Hij spring t de boeken.
j) De ha mster zit nieuwsgierig de deur.
k) Hij loopt een doos.
l) Hij is niet zijn kooi!
4. Julia na en haar gezin wonen in de omgeving van Bokrijk. Samen doen ze vaak leuke activiteiten in de streek.
Kijk naar de foto’s.
Vul het juiste voorzetsel in .





a) Ze hebben een uitstekend uitzicht een 30 meter hoge uitkijktoren Lommel.
b) Ze wandelen de voetgangersbrug het BocholtHerentals kanaal.
c) Julia na speelt met haar gezin het zand van de Sahara van Lommel.
d) Hela as kunnen ze niet de grond gaan. De mijnen zijn gesloten.
e) Ma ar ze fietsen een deel van het bos Bosland.
5. Na die ac tiviteiten gaan ze allemaal terug naar huis. Ze drinken een chocomelk in de woonkamer.
Kijk naar het beeld.
Beschrijf de kamer. Gebruik positiewerkwoorden en voorzetsels.

Entraine-toi à utiliser les prépositions et verbes de position en redécorant ta chambre !

1. Ma ak je graag puzzels?
Zet onderstaande “zinstukken” in de juiste volgorde om een correcte zin te maken.
Schrijf de zinnen volledig. In de keuken zijn kookplaten, een koelkast, een magnetron en een koffiezetapparaat er
heb je
Op het balkon eenmooi uitzicht
2. Omcirkel het werkwoord in beide zinnen.
Onderstreep het onderwerp in beide zinnen.
Analyseer de structuur van de zinnen. Wat merk je op?
3. Lees de twee volgende zinnen. Vergelijk ze.
Schrijf elk zinsdeel op de correcte plaats in de tabel.
Identificeer de functie van elk zinsdeel.
1) De koelkast staat in de keuken.
2) In de keuken staat de koelkast .
Zin 1
Functie
Zin 2
Functie
Wat merk je op? Schrijf je antwoord in het Frans.
En néerlandais, lorsque la phrase ne commence pas par le sujet, on le et le
Op het balkon heb je een mooi uitzicht.
Buiten is er een grote tuin met een barbecue. Om halfzeven dekt Juliana de tafel voor het avondmaal.

4. Vink de zinnen met een inversie aan .
a) De t afel staat in de woonkamer.
b) In de woonkamer staat de tafel.
c) Het bed is in de sla apkamer.
d) In de sla apkamer is er een nachtkastje.
e) De koelkast staat in de keuken.
f) In de woonkamer staan twee kleine stoelen.
g) Na ast het bed ligt een tapijt.
h) Het sc hilderij hangt boven de sofa.
i) Ac hter de kast zit een klein muisje.
j) Na ast het tv-meubel staat een mooie plant.
5. Schrijf de zinnen opnieuw.
Begin met het onderstreepte zinsdeel.
a) De s toel staat naast de tafel
b) De tele visie hangt aan de muur
c) Het t apijt ligt onder de tafel
d) De boeken zitten in mijn boekentas
e) De spiegel ha ngt boven de wastafel
6. Zet de zinsdelen in de juiste volgorde om een correcte zin te maken.
a) Ik / in de tuin / rustig / lees / elke avond / .
b) hij / Deze middag / op het terras / alleen / eet / .
c) de kinderen / buiten / spelen / vrolijk / Vanmiddag / .
d) ze / ’s Avonds / in de keuken / lekkere maaltijden / kookt / .
e) Jullie / de woonkamer / op / ruimen / morgen / .
Context

Je slaapkamer is net gerenoveerd.
Juliana is curieus. Ze wil weten hoe je slaapkamer er nu uitziet. Je stuurt haar een bericht op VlotApp.
Taak
Beschrijf je nieuwe slaapkamer.
Duid aan waar de meubels zich bevinden.
Schrijf minimaal 75 woorden.
STRATEGIE
AVANT – Je planifie mon texte
Quel type de texte dois-tu écrire ?
Quel vocabulaire peux-tu utiliser pour décrire ta chambre ?
Quelles ressources grammaticales vas-tu utiliser pour situer les meubles ?

STRATEGIE
APRÈS - J’utilise une grille d’autoévaluation
J ’ai rédigé le type de texte demandé.
J ’ai respecté la longueur demandée.
J’ai décrit ma nouvelle chambre.
J’ai utilisé les ressources lexicales du Reis 2.
J’ai utilisé les ressources grammaticales adéquates :
– Les prépositions
– Les quatre verbes de position
– E r is / Er zijn
– L’inversion
Context
Je nodigt Juliana thuis uit. Je stuurt haar een audiobericht om je huis te beschrijven.
STRATEGIE
Je m’autoévalue
Taak
Beschrijf je huis.
Zeg ten minste 8 verschillende
Je sais enchainer phrases en néerlandais. Mes phrases sont complètes = Sujet + verbe + compléments. Oui – Non
Je m’exprime uniquement en néerlandais Oui – Non
J’ai eu beaucoup / peu / aucune hésitation(s).
J’ai trouvé cet exercice facile / difficile / très difficile car
J’ai des difficultés pour
J’ai besoin d’aide en / pour
Bokrijk!
Ontdek het leven van vroeger!
In Bokrijk kan je veel leuke dingen doen. Je kan veel over de woningen, de beroepen en het leven van vroeger ontdekken. Een echte reis terug in de tijd!
De huizen en hoe mensen wonen
In Bokrijk zijn er oude huizen die uit verschillende delen van België komen. Kom binnen en ontdek hoe het vroeger was!

Context
Juliana neemt je mee naar Bokrijk, een openluchtmuseum over het leven van vroeger. Je bent een tijdreiziger. Juliana geeft je een flyer en samen ontdekken jullie de oude huizen, het dagelijks leven en de spelletjes.
Taak
Lees de tekst.
Antwoord op de vragen in het Frans.
De woonkamer
• Hier zit de familie samen aan een grote tafel.
• Er is een open haard. Mensen koken daar hun eten.
De keuken
• In de keuken maken mensen het eten klaar.
• Alles is heel eenvoudig: geen koelkast, maar potten, pannen en een voorraadkast.
De slaapkamers
• De bedden zijn van hout en gevuld met stro.
• Vaak slaapt de hele familie in dezelfde slaapkamer omdat er niet veel plaats is.





De (open) haard = Le feu ouvert
De potten = Les casseroles
De pannen = Les poêles
De voorraadkast = L’armoire à provisions
Dagelijks leven: een vaste routine!
’s Ochtends
• Mensen voeden de dieren en werken in de velden.
• De vrouwen bakken brood of maken soep.
’s Middags
• De familie eet samen aan de tafel. Ze eten simpele maaltijden zoals soep, aardappelen en brood.
’s Avonds
• Mensen zit ten bij de haard. Ze praten samen of werken.
Wat kun je in Bokrijk doen?
1. Huizen bezoeken
o Kijk hoe een boerderij eruitziet.
o Kijk hoe een smid in zijn werkplaats werkt.
o Kijk hoe de mensen in sommige huizen hun eigen kleren maken.
1. Doe het zelf
o Leer hoe je brood bakt. Ontdek hoe je houten speelgoed maakt.
2. Spelletjes van vroeger
o Speel dezelfde spelletjes als vroeger: steltlopen, touwspringen of hoepelen.

De smid = Le forgeron
Steltlopen = Marcher avec des échasses
Touwspringen = Sauter à la corde
Hoepelen = Faire du hula hoop / cerceau

1. Wat vind je in de keuken?
2. Wat doen de mensen in de ochtend?
3. Welke spelletjes kunnen de kinderen doen?
Si tu le souhaites, tu peux aussi écouter ce texte.
Context
Sylvia is een professionele gamer.
Ze heeft een bijzondere levenstijl.
Je wil weten hoe een typische dag uit haar leven eruitziet.
Het Vlaamse tijdschrift Jeugd heeft haar geïnterviewd.
Taak
Lees het interview.
Beschrijf een typische dag uit het leven van Sylvia.
Som tien elementen op
Antwoord in het Frans.
Contexte
Sylvia est une joueuse professionnelle.
Elle a un mode de vie particulier.
Tu veux savoir à quoi ressemble une journée type dans sa vie.
Le magazine flamand Jeugd l’a interviewée.
Tâche
Lis l’interview.
Décris une journée type de Sylvia.
Liste dix informations.
Réponds en français.
Hallo Sylvia! Kan je je even voorstellen?
Ik ben zestien jaar oud en ik kom uit Genk. Ik ben pro-gamer en speel al twee jaar Fortnite.
Hoe laat sta je op? Beschrijf je dagelijkse routine.
Ik sta heel vroeg op, om 5 uur. Ik heb geen tijd te verliezen. Eerst doe ik aan sport, zoals yoga. Het is heel belangrijk voor mijn concentratie. Daarna neem ik een gezond ontbijt: een omelet met zalm en sinaasappelsap. Ik eet ook veel fruit!
Wauw… dat is een heel gezonde start!
Ja, ik weet het. Veel mensen denken dat pro-gamers niet gezond eten maar dat is een cliché. We zijn net als topsporters. Discipline is heel belangrijk.
Wat doe je na je ontbijt?
Na het ontbijt ga ik naar school. Ik studeer informatica en tekenen, omdat ik later mijn eigen spelletjes wil creëren.

En daarna?
Na school maak ik mijn huiswerk en daarna breng ik tijd door op mijn sociale netwerken. Ik heb een Instagram-account met meer dan 10.000 volgers. Ik antwoord op berichten, scrol door mijn feed en post foto’s en updates.
Steunt je familie je?
Ja, absoluut! We doen veel dingen samen. Mijn moeder speelt ook videospelletjes en is mijn grootste supporter.
Hoe verloopt je avond?
Ik eet met mijn familie en daarna speel ik online. Ik stream ook op Twitch. Ik speel meestal tot 10 uur en dan stop ik om iets te lezen en me te ontspannen voor het slapen gaan.
En hoe is je weekend?
Soms heb ik competitie met mijn team maar af en toe ga ik ook naar het buitenland. Vorig jaar ben ik bijvoorbeeld naar Italië geweest.
Context
Je bent op vakantie in een prachtige woning. Je bent superblij. Je stuurt een audiobericht naar je beste vriend.
Taak
Noem het type woning.
Beschrijf ze in vijf zinnen (kamers en meubels).
Noem vijf activiteiten die je daar doet.
Gebruik onderstaande pictogrammen indien nodig.
Contexte
Tu es en vacances dans un magnifique logement. Tu es super content(e). Tu envoies un vocal à ton meilleur ami.
Tâche
Nomme le type de logement.
Décris-le en cinq phrases (pièces et meubles).
Liste cinq activités que tu y fais.
Utilise les pictogrammes ci-dessous si nécessaire.
Scan
Context
Juliana wil een post over dagelijkse gewoontes voor de groep Neddies schrijven. De titel van haar post is “Gewoontes reizen”. Pedro, een Spaanse student op uitwisseling op Juliana’s school, is door de leerlingen geïnterviewd. Hij vertelt over zijn dagelijkse routine en zijn eetgewoontes.
Taak
Luister aandachtig naar de opname van Pedro.
Som zijn gewoontes voor elke deel van de dag op
Identificeer zijn eetgewoontes voor elke maaltijd.
Vul de tabel in het Frans in
Contexte
Juliana souhaite écrire un post sur les routines quotidiennes pour le groupe Neddies. Le titre de son post est « Les habitudes voyagent ». Pedro, un étudiant espagnol en échange dans l’école de Juliana, a été interviewé par les élèves. Il parle de sa routine quotidienne et de ses habitudes alimentaires.
Tâche
Écoute attentivement l’enregistrement de Pedro.
Liste ses habitudes pour chaque partie de la journée.
Identifie ses habitudes alimentaires pour chaque repas.
Complète le tableau en français.
Habitudes journalièresHabitudes alimentaires
Matin
Midi / Après-midi
Soir
Context
De populaire jongerenwebsite Jong in België zoekt nieuwe reporters uit verschillende landen. Ze willen weten hoe tieners leven. Je doet mee.
Taak
Schrijf een artikel van ongeveer 120 woorden.
Beschrijf : – een typische dag uit je leven; – je favoriete eetgewoontes; – je woning.
Schrijf een titel voor je artikel.
Contexte
Le site populaire pour les jeunes Jong in België cherche de nouveaux reporters de différents pays. Ils veulent savoir comment les jeunes vivent. Tu participes.
Tâche
Écris un article d’environ 120 mots.
Décris :
– une journée type de ton quotidien ; – tes habitudes alimentaires favorites ; – ton habitation.
Écris un titre pour ton article.

Objectifs
Je suis capable de :
– décrire une journée type/comprendre la description d’une journée type

– décrire des habitudes et gouts alimentaires/comprendre la description d’habitudes et gouts alimentaires
– décrire une habitation/comprendre la description d’une habitation
Ressources lexicales
Je connais et je suis capable d’utiliser le vocabulaire en lien avec :
Les routines quotidiennes
Manger et boire
L’environnement
L’habitat
Les prépositions de lieu
Ressources grammaticales
Je connais et je suis capable d’utiliser :
Les verbes à particule séparable
Les verbes pronominaux réfléchis
Le pluriel
Les verbes de position
L’inversion
Ressources phonologiques
Je suis capable de prononcer une assimilation.
Je suis capable d’accentuer les particules séparables. < =

Ben je klaar? Stap in. We gaan nu naar Leuven bij Livio.


Vous avez une question pédagogique ?
Vous souhaitez une présentation ou une formation numérique dans votre école ?

Contactez le (la) délégué(e) pédagogique de votre région : www.vanin.be/contact-delegues
Découvrez nos autres collections Pacte :






























D’autres collections arrivent bientôt ! Plus d’infos : www.vanin.be/nouveautes




