Praktisch verbintenissenrecht 2021

Page 329

Hoofdstuk 4 Regels gemeenschappelijk aan de verschillende verbintenissen

Dat partijen de rechten en vorderingen waarvan aldus afstand werd gedaan niet expliciet hebben opgesomd in hun overeenkomst doet daaraan geen afbreuk. Bedoelde afstand omvat de thans gestelde vordering in betaling van de in artikel 10.2 van de arbeidsovereenkomst bedoelde vergoeding voor de toepassing van het concurrentiebeding. …’

3.6

Rechtsverwerking

16. Begrip. Rechtsverwerking houdt in dat de titularis van een recht of een bevoegdheid zijn mogelijkheid om zich op dat recht of die bevoegdheid te beroepen verliest wanneer hij vrijwillig een houding aanneemt die onverenigbaar is met de uitoefening van dat recht of die bevoegdheid. Een louter stilzitten en geen gebruik maken van zijn rechten wordt doorgaans niet als voldoende aangenomen om rechtsverwerking te doen intreden. Vereist is in principe een gedrag van de schuldeiser dat duidelijk ingaat tegen zijn recht of bevoegdheid. Het Hof van Cassatie aanvaardt de theorie van de rechtsverwerking op zichzelf niet. De theorie van de rechtsverwerking vindt eigenlijk haar diepere grondslag in het principe van de goede trouw en het verbod op rechtsmisbruik, waarvan het overeenkomstenrecht doordrongen is (artikel 1134 oud BW). Een partij die een recht dat zij verwerkt heeft alsnog uitoefent, kan men verwijten dat zij niet te goeder trouw handelt, dat zij misbruik van recht maakt en/of dat zij het rechtmatig vertrouwen van haar tegenpartij schendt. Die laatste principes aanvaardt het Hof van Cassatie wel. Voorbeeld Lees onderstaand uittreksel uit een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Ieper, van 7 januari 2020.6 Situering. De heer Van E. deed een beroep op de heer V. voor het leveren en plaatsen van pvc-ramen en voordeuren (buitenkleur zilvergrijs), een sectionale garagepoort (RAL kleur 7001 (zilvergrijs)) en pvc-buitenschrijnwerk overeenkomstig prijsramingen van 8 oktober 2009 en 8 november 2009. De werken werden uitgevoerd in september 2010. Op 12 september 2010 maakte de heer V. een voorschotfactuur op aan de heer Van E. voor “leveren en plaatsen van pvc-buitenschrijnwerk aan woning (...) en plaatsen van sectionale poort en anti-inbraakbeveiliging” ten bedrage van € 9 540 die de heer Van E. betaalde. Op 10 december 2017 maakte de heer V. nog factuur op aan de heer Van E. voor “levering en plaatsen van pvc buitenschrijnwerk aan woning: plaatsen van zes voorramen, voordeur met paneel, hefschuifraam en blauwe sectionale garagepoort met bekledingsplaten” ten bedrage van een saldo van € 7 656,50 euro. Deze factuur werd aan de heer Van E. toegezonden bij brief van de heer V. van 8 januari 2018. De heer Van E. betwistte deze factuur. Na correspondentie over en weer tussen partijen ging de heer V. over tot dagvaarding van de heer Van E. “… V. vordert als handelaar de uitvoering van een betalingsverbintenis t.a.v. Van E. die een niet-handelaar is. V. moet het bestaan en de inhoud van die verbintenis bewijzen en dit overeenkomstig de strikte bewijsregeling van artt. 1316 e.v. BW.

6

Rb. West-Vlaanderen (afd. Ieper) 7 januari 2020, RW 2020-21, afl. 9, 351. 329

Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 329

28/06/21 16:23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.