Hoofdstuk 4 Regels gemeenschappelijk aan de verschillende verbintenissen
1.1.3
A
Toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen
Algemeen
18. Bewijsstelsels. Het bewijsrecht bepaalt welke bewijsmiddelen in een concreet geval toelaatbaar zijn. De toelaatbaarheid van een bewijsmiddel heeft betrekking op de verenigbaarheid van het bewijs met de regels van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek die bepalen onder welke voorwaarden een bepaald bewijsmiddel bewijs kan uitmaken van een betwist feit (artikel 8.1, 13° BW). Het bewijsrecht kent het vrij bewijsstelsel en het gereglementeerd bewijsstelsel en bepaalt welk bewijsstelsel in een concreet geval geldt. Zowel in het vrij bewijsstelsel als in het gereglementeerd bewijsstelsel bestaat er een hiërarchie van de bewijsmiddelen. Sommige bewijsmiddelen hebben voorrang boven andere bewijsmiddelen. De hiërarchie van de bewijsmiddelen houdt verband met de bewijswaarde. Het bewijs door bekentenis en door beslissende eed staan, door hun wettelijke bewijswaarde, hoger in de hiërarchie van de bewijsmiddelen. Waar het vrij bewijsstelsel geldt, heeft het ondertekend geschrift nog steeds een grotere bewijswaarde dan een getuigenis of een feitelijk vermoeden. In het gereglementeerd bewijsstelsel mag in bepaalde gevallen enkel bewezen worden door middel van een ondertekend geschrift (artikel 8.9, §1, eerste en derde lid BW).
B
Het vrij bewijsstelsel
19. Vrij bewijsstelsel. Behalve in de gevallen waarin de wet anders bepaalt, kan het bewijs met alle bewijsmiddelen worden geleverd (artikel 8.8 BW). Als uitgangspunt geldt dus dat het vrij bewijsstelsel van toepassing is. De wet bepaalt vervolgens in welke gevallen het vrij bewijsstelsel niet geldt en in de plaats daarvan het gereglementeerd bewijsstelsel geldt. Het vrij bewijsstelsel is van toepassing op 1 het bewijs van feiten. 2 het bewijs tussen en tegen ondernemingen (zie verder i.v.m. het vrij bewijs in ondernemingszaken). 3 het bewijs van rechtshandelingen met betrekking tot een som of een waarde die lager is dan € 3 500,00 als het gereglementeerd bewijsstelsel in principe van toepassing zou zijn, doch dan niet boven of tegen de inhoud van een ondertekend geschrift (zie verder i.v.m. het gereglementeerd bewijsstelsel). Het vrij bewijsstelsel zal ook van toepassing zijn als het gereglementeerd bewijsstelsel in principe van toepassing is, maar partijen desalniettemin zijn overeengekomen dat toch het vrij bewijsstelsel van toepassing is, op voorwaarde dat de wet dergelijke overeenkomst niet verbiedt. Voorbeeld Het bewijs dat iemand een fout begaan heeft in de zin van de artikels 1382 en 1383 oud BW (d.i. een feit) kan geleverd worden met alle bewijsmiddelen. De wetgever verwacht hier uiteraard niet dat je
291
Praktisch Verbintenissenrecht 2021_v7.indd 291
28/06/21 16:23