
24 minute read
Nieuws uit de onderzoekswereld
Sarah Aubry, Jo Tondeur, Bram Pynoo
Samengevat
In dit artikel onderzoeken we wat de percepties zijn van leerlingen over de fysieke leeromgeving tijdens de flexibele leertijd. De fysieke leeromgeving is een onderwijsruimte die leerlingen zou moeten aansporen en motiveren om voor school te werken en daarom is het van belang dat dit een plaats is waar ze zich goed voelen en graag tijd doorbrengen. Het kan een flexibele ruimte genoemd worden als er verschillende activiteiten tegelijk in dezelfde ruimte kunnen plaatsvinden. Het is belangrijk dat er bij de inrichting van klaslokalen en leerruimtes voldoende wordt nagedacht over het gebruik van de verschillende parameters die zorgen voor een goed binnenmilieu om zodoende een omgeving te creëren waarin zowel de leerling als de leraar zich goed voelen.
INLEIDING & LITERATUURSTUDIE
DOEL VAN HET ONDERZOEK
Het doel van dit onderzoek is om na te gaan wat de percepties zijn van de leerlingen over de fysieke leeromgeving tijdens de flexibele leertijd en of er hierin een verschil is tussen de leerlingen van het eerste en het vierde middelbaar van een school in de Brusselse rand. Er wordt meer bepaald gekeken naar de percepties over de flexibiliteit van de ruimte, de akoestiek, de verlichting, de temperatuur, de ventilatie en luchtkwaliteit, het kleurgebruik en het uitzicht op een groene omgeving of gebruik van planten. Dit onderzoek kwam tot stand dankzij het project “Onderzoekende School?!” dat wordt geleid vanuit de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Hierbij gaat een schoolteam aan de slag om een bepaalde probleemstelling, in dit geval het flex lesuur, aan te pakken. Dit onderzoek focust zich op leerlingen van
f Sarah Aubry heeft een educatieve master aan de Vrije Universiteit Brussel gevolgd en is in juni 2020 afgestudeerd. Ze had reeds een diploma als bioloog op zak en wilde met de educatieve master de mogelijkheid hebben om een carrière in het onderwijs te starten.
f Jo Tondeur is hoogleraar aan de Vrije Universiteit Brussel en is daarnaast ook verbonden als gastprofessor aan de Universiteit Gent. Zijn onderzoek situeert zich binnen het domein van de onderwijsinnovaties. Het grootste deel van zijn onderzoek richt zich op het geïntegreerde gebruik van ICT in de lerarenopleiding en in het verplicht onderwijs, en op online en blended learning in het hoger onderwijs.
f Bram Pynoo is onderzoeker en pedagogisch medewerker bij de lerarenopleiding van de Vrije Universiteit Brussel en daarnaast ook onderzoeker bij het expertisecentrum Sociale Innovatie van Hogeschool VIVES. Hij doet onderzoek over blended learning, onderwijstechnologie, aanvaarding van technologie en community service learning.
Figuur 1. Verschillende ruimtes waar het flex lesuur plaatsvindt. De leerlingen van het eerste middelbaar krijgen Flex in het Open Leercentrum (A) en een klaslokaal (201) (B). De leerlingen van het vierde middelbaar hebben Flex in de refter (C).


het eerste en het vierde middelbaar aangezien deze twee groepen van leerlingen op een andere manier en in een ander lokaal tijdens hun flexibele leertijd werken.
WAT IS EEN FYSIEKE LEEROMGEVING?
Een fysieke leeromgeving is een onderwijsruimte die cursisten aanspoort om hun leeractiviteiten te volbrengen (Dittoe, 2002; Lensink, 2008). De leeromgeving waarin een leerling zich bevindt om te leren, te werken en onderwijs te volgen heeft een grote invloed op het leereffect, meer bepaald op de motivatie en de stimulatie om te leren, als ook op het sociaal welbevinden van de leerling (Graetz & Goliber, 2002; Lensink, 2008; Tondeur, Herman, Berbel, Touceda, & Vaesen, 2018). Een fy sieke leeromgeving heeft als doel de cursisten die gebruik maken van een leerruimte, bijvoorbeeld een klaslokaal, te stimuleren om en aan te zetten tot leren. Het is een ruimte waarin voldoende on dersteuning wordt geboden voor het uitvoeren van allerhande activiteiten (Dittoe, 2002; Lensink, 2008).
De fysieke leeromgeving kan een flexibele ruimte genoemd worden indien er verschillende activiteiten tegelijk in dezelfde ruimte kunnen plaatsvinden. Deze activiteiten zijn bijvoorbeeld samenwerken, zelfstandig in stilte werken, opdrachten aan een computer uitvoeren of instructie geven (Lensink, 2008; Van Note Chism, 2006). Zowel flexibiliteit als een aantrekkelijk ontwerp van de ruimte zijn van belang en kunnen de leerlingen positief beïnvloeden doordat de ruimte dan gezien wordt als een
plek waar ze graag tijd doorbrengen in plaats van een ruimte waar ze verplicht worden te
werken (Lensink, 2008; Pols, 2007). Om ervoor te zorgen dat de ruimte flexibel en aangenaam is, is het nuttig om over meubilair te beschikken dat gebruiksvriendelijk, eenvoudig verplaatsbaar, functioneel, ergonomisch weloverwogen en comfortabel is (Fehlandt, 2017; Lensink, 2008; Van Note Chism, 2006).
FACTOREN DIE PERCEPTIES VAN LEERLINGEN KUNNEN BEÏNVLOEDEN
De fysieke leeromgeving, die ook vaak gezien wordt als de architectuur van de school (Tondeur et al., 2018), moet voldoen aan bepaalde eisen voor zowel leraren als leerlingen, zodat het leervermogen van de leerlingen geoptimaliseerd wordt en de leerkrachten hun werk – leerlingen klaarstomen voor het voortgezet onderwijs of de arbeidsmarkt – goed kunnen uitvoeren (Leemans, 2015; Lensink, 2008; Tondeur et al., 2018).
Verschillende factoren die te maken hebben met de leeromgeving, kunnen de percepties van de
leerlingen en bijgevolg hun welbevinden, hun leereffect en hun motivatie beïnvloeden. Deze factoren zijn onder andere de flexibiliteit van de ruimte en de keuze van het meubilair, de akoestiek, de verlichting, de temperatuur, de ventilatie, het kleurgebruik en het uitzicht op een groene omgeving (De Gids, Van Oel, Phaff, & Kalkman, 2007; Graetz & Goliber, 2002; Leemans, 2015; Lensink, 2008).
BINNENMILIEU VAN DE RUIMTE
Een aantal van deze factoren, zoals bijvoorbeeld temperatuur, ventilatie en licht- en luchtkwaliteit kunnen we linken aan het “binnenmilieu” van de ruimte (Lensink, 2008). In ruimtes die goed geventileerd
zijn en waar natuurlijk daglicht aanwezig is, behalen leerlingen betere leerprestaties vergeleken met ruimtes waar geen daglicht aanwezig
is en waar onvoldoende geventileerd wordt (De Gids et al., 2007; Heschong, Wright, & Okura, 2002). Ook de akoestiek speelt een rol bij de leerprestaties; een gebrekkige akoestiek kan leiden tot een onduidelijke communicatie tussen leraar en leerling, wat op zijn beurt kan leiden tot slechtere leerprestaties (Drenth, 2015; Lensink, 2008). De temperatuur in klaslokalen en schoolruimtes speelt een rol in de leerprestaties, maar heeft ook een grote impact op het sociale gedrag van leerlingen. Overmatige hitte in lokalen kan bij sommige mensen zorgen voor vijandige gedachten, gevoelens en zelfs gedragingen. Tijdens een groepswerk zitten de leerlingen vaak dichter bij elkaar, dikwijls achter een computer die warmte produceert, en zijn ze fysiek actiever. Om deze reden zou een lokaal waar groepswerken worden uitgevoerd een lagere gemiddelde temperatuur moeten hebben dan (klas)lokalen waar de leerlingen directe klassikale instructie krijgen (Anderson, Deuser, & DeNeve, 1995; Graetz & Goliber, 2002; Lensink, 2008).
KLEURGEBRUIK EN AANWEZIGHEID VAN PLANTEN
Het is ook belangrijk om stil te staan bij het kleurgebruik in de fysieke leeromgeving. Van de kleur
blauw en afgeleiden hiervan als turquoise en lila wordt verondersteld dat het een fysische relaxatie- en kalmterespons creëert, alsook het denken, de concentratie en het intellec
tuele bevordert (Al-ayash, 2015; Al-Ayash, Kane, Smith, & Green-Armytage, 2016; Lensink, 2008). De aanwezigheid van planten en het uitzicht op een groene omgeving bevorderen het binnenmilieu van de ruimte en hebben een positief aandeel op het welbevinden van mensen. Ze verminderen bovendien gezondheidsklachten en symptomen van stress en vermoeidheid. Planten dragen ook bij tot een betere luchtvochtigheid en -kwaliteit door de vermindering van het CO 2 -gehalte en de vermeerdering van het O 2 -gehalte via fotosynthese (Bergs, 2004).
METHODE
Er is sequentieel te werk gegaan door in het eerste en vierde middelbaar eerst kwantitatieve data te verzamelen aan de hand van een enquête en vervolgens aanvullend kwalitatieve data te verzamelen door interviews bij een beperkt aantal leerlingen. Er werden 11 interviews afgenomen en 106 leerlingen vulden de enquête in. Via de enquête verzamelden we de meningen en percepties van zoveel mogelijk leerlingen. De kwalitatieve data werd gebruikt om de kwantitatieve data te nuanceren, te beschrijven en te ondersteunen.
ENQUÊTE
De enquête – zie Tabel 1 “Fysieke leeromgeving” – werd afgenomen bij alle leerlingen van het eerste en het vierde middelbaar via Smartschool, tijdens de week van 2 maart. De leerlingen werden gevraagd om de enquête in te vullen tijdens het flex lesuur. Niet alle leerlingen vulden deze in, zie Tabel 2. In totaal hebben we van 106 leerlingen (N totaal = 106) respons gekregen waarvan 67 van het eerste middelbaar en 39 van het vierde. Er werd gekozen om voornamelijk gesloten vragen te stellen en deze resultaten te gebruiken als kwantitatieve data. De drie open vragen werden in de enquête
toegevoegd om al eens bij de leerlingen te toetsen wat ze graag aangepast zouden zien tijdens het flex lesuur (Tabel 3). Hierop werd verder ingegaan gedurende de online interviews die afgenomen werden met een aantal leerlingen van het eerste en het vierde middelbaar. Bij controle op representativiteit van de steekproef voor de gehele populatie is gebleken dat de steekproef van het vierde middelbaar representatief is voor de populatie voor zowel gender als studierichting. In het eerste middelbaar wordt de steekproef op het vlak van gender echter lichtjes oververtegenwoordigd door meisjes.
Vraag
A B C
D
E
F G H Beschrijving van de gesloten vragen uit de enquête
Het OLC is een goede plaats voor FLEX De refter is een goede plaats voor FLEX Hoe belangrijk vind je het om tijdens FLEX alleen te kunnen zitten? Hoe belangrijk vind je het om tijdens FLEX aan groepsopdrachten te kunnen werken? Hoe belangrijk vind je het om tijdens FLEX aan medeleerlingen vragen te kunnen stellen? De temperatuur in de FLEX ruimte is … In de FLEX-ruimte is er voldoende lucht/ ventilatie. In de FLEX-ruimte is er … licht.
Tabel 1 Enquêtevragen over “fysieke leeromgeving”. Vragen A t.e.m. H zijn de gesloten vragen uit de enquête die specifiek gaan over hoe de leerlingen de fysieke leeromgeving tijdens Flex ervaren. Flex = flexibele leertijd, OLC = Open Leercentrum.
Leerjaar
1ste
4de
4de Jongens (enquête)
22 17 Economie
21 (T), 10 (E)
Jongens (totaal)
72 42 Humane Wet.
10 (T), 5 (E)
Meisjes (enquête)
45 22 Latijn
14 (T), 8 (E)
Meisjes (totaal)
61 42 Wetenschappen 22 (T), 16 (E)
Tabel 2 Antwoorden ontvangen van de leerlingen. Per gender opgesplitst hoeveel antwoorden we hebben ontvangen van de leerlingen van het eerste en het vierde middelbaar. De onderste rij geeft weer hoeveel leerlingen van het vierde middelbaar er per studierichting hebben deelgenomen aan de enquête (T = totaal aantal leerlingen in die studierichting, E = aantal leerlingen deelgenomen aan de enquête).
INTERVIEWS
Op basis van de enquête hebben we enkele vragen geselecteerd voor interviews om zo onze bevindingen verder uit te diepen en toelichting te vragen aan de leerlingen over hoe zij de fysieke leeromgeving ervaren. De antwoorden op deze vragen waren reeds geclusterd binnen zeven verschillende categorieën, namelijk flexibiliteit van de ruimte, akoestiek, verlichting, temperatuur, ventilatie en luchtkwaliteit, kleurgebruik en het uitzicht op een groene omgeving of het gebruik van planten. Binnen deze verschillende categorieën werden inductief twee subcategorieën gecreëerd, namelijk “positief” en “negatief”, duidend op de positieve of negatieve gevoelens die de leerlingen ervaren over de categorie beschreven in de vraag. De indeling op basis van de quotes van de leerlingen werd, als controle, nagekeken door een tweede persoon.
AANVULLENDE INFORMATIE
De open vragen van de enquête werden op dezelfde manier gecategoriseerd als de interviews (Tabel 3). Er werden twee subcategorieën gecreëerd, namelijk “positief” en “negatief”, wat respectievelijk betekent dat de leerling al dan niet zaken aangeeft die hij/ zij graag wil veranderen aan Flex. De kwantitatieve data van de enquête kunnen genuanceerd en uitgebreider beschreven worden, gebruikmakend van de kwalitatieve data die verkregen zijn tijdens de interviews.
RESULTATEN
Vanuit de kwantitatieve data en de beschrijvende statistiek kan er geconcludeerd worden dat de leerlingen van het eerste middelbaar het open leercentrum (OLC) of het klaslokaal 201, twee lokalen waarin deze leerlingen hun flexibele leertijd hebben, een goede plaats vinden voor Flex, in tegenstelling tot de leerlingen van het vierde middelbaar die hier duidelijk niet mee akkoord gaan. Alle leerlingen die hebben deelgenomen aan de enquête, vinden dat de refter geen geschikte plaats is voor Flex. De vijf
geïnterviewde leerlingen van het eerste middelbaar hebben allemaal positieve gevoelens over het OLC (of klaslokaal 201) als flex-ruimte, in tegenstelling tot de zes leerlingen van het vierde middelbaar waarvan er slechts één leerling aangeeft dat de refter een gepast lokaal is. Uit alle verschillende resultaten blijkt dus dat de refter door de leerlingen ervaren wordt als een lokaal dat niet geschikt is voor het flex lesuur.
Uit de enquête blijkt dat leerlingen van het vierde middelbaar het veel belangrijker vinden dan leerlingen van het eerste middelbaar om aan groepsopdrachten te kunnen werken (74% vs. 40%; Figuur 2) en vragen te kunnen stellen aan hun medeleerlingen (97% vs. 78%; Figuur 3) in plaats van alleen te kunnen zitten en individueel te moe ten werken (Figuur 4). Over de indeling van het lokaal, en meer bepaald het samenzitten en alleen zitten tijdens Flex, zijn alle antwoorden van de be vraagde leerlingen positief. Een aantal quotes van de interviews over samenzitten: “Samenwerken is wel belangrijk. Dat gebeurt niet in andere les sen, dus zou wel moeten kunnen in Flex.” (L 1, I ) en “Ik vind het heel belangrijk om te kunnen samenzit ten want soms is het lastig om thuis te werken aan een groepswerk ofzo en daar kan dat gemakkelijk.” (L 4, B ). Er wordt ook aangegeven dat alleen zitten belangrijk is “want iedereen heeft andere dingen no dig.” (L 4, E ).
De meerderheid van de leerlingen van het eerste middelbaar is positief over de akoestiek in het OLC. De perceptie van de leerlingen van het vierde middelbaar over de akoestiek in de refter is in gelijke verhouding verdeeld (Tabel 3). Tijdens de interviews antwoordden de leerlingen van het vierde middelbaar echter positiever dan de leerlingen van het eerste middelbaar. De meeste bevraagde eerstejaars geven aan dat er te veel gepraat wordt tijdens Flex en dat de akoestiek daardoor niet goed is.
Zowel de leerlingen van het eerste als van het vierde middelbaar vinden dat er in de ruimte waar zij Flex hebben, voldoende licht aanwezig is. Echter, de leer
Leerjaar 1ste 28% 31% 40%
4de 5% 21% 74%
0% 10% 20% 30%
40% Onbelangrijk 50% 60% Neutraal 70% 80% 90% 100 %
Belangrijk
Figuur 2. “Hoe belangrijk vind je het om tijdens Flex (flexibele leertijd) aan groepsopdrachten te kunnen werken?”
Leerjaar 1ste 6% 16% 78%
4de 3% 97%
0% 10% 20% 30% 40%
Onbelangrijk 50% 60%
Neutraal 70% 80% 90% 100%
Belangrijk
Figuur 3. “Hoe belangrijk vind je het om tijdens Flex (flexibele leertijd) vragen te kunnen stellen aan medeleerlingen?”
Leerjaar
1ste 55% 27% 18%
4de 46% 41% 13%
0% 10% 20% 30% 40% Onbelangrijk 50% 60% Neutraal 70% 80% 90%
Belangrijk 100%
Figuur 4. “Hoe belangrijk vind je het om tijdens Flex (flexibele leertijd) alleen te kunnen zitten?”
lingen van het vierde middelbaar zijn iets kritischer in termen van de hoeveelheid licht die aanwezig is in hun Flex-ruimte, de refter, dan de leerlingen
van het eerste middelbaar. Er is een significant verschil tussen de meningen van beide leerjaren over de aanwezige hoeveelheid licht in hun Flex-lokaal. Deze resultaten komen duidelijk terug in de interviews; alle bevraagde leerlingen van het eerste middelbaar vinden dat er voldoende (natuurlijk) licht aanwezig is, in tegenstelling tot een aantal leerlingen van het vierde middelbaar die het volgende aangeven: “Ik vind het een donkere plaats want er zijn niet veel ramen.” (L 4, B ).
In het algemeen vinden de leerlingen van het eerste en het vierde middelbaar de temperatuur en ventilatie/luchtkwaliteit in hun Flex-lokaal goed. Leerlingen van het eerste middelbaar geven aan dat de temperatuur goed is “en anders kan je ge woon een raam open doen als het te warm is” (L 1, H ) en dat er voldoende frisse lucht aanwezig is “want meestal staan de ramen […] open” (L 1, K ). Een leerling van het vierde middelbaar rapporteert over de temperatuur: “Vaak een beetje koud, want de refter is super oud, dus vooral in de winter niet goed verwarmd” (L 4, A ), en een andere leerling verklaart over de ventilatie: “Niet echt frisse lucht, want het is ondergronds en niet echt veel ramen” (L 4, D ). De andere leerlingen zijn echter wel positief over de temperatuur en de ventilatie/luchtkwaliteit in de refter. Uit de open vragen van de enquête blijkt dat de leerlingen over het algemeen tevreden zijn over de kleur van het OLC, maar vijf leerlingen geven aan dat ze de muren liever in een blauwtint zouden willen zien. Een aantal leerlingen van het vierde middelbaar gingen akkoord met dit citaat, komende uit de open vragen, van een leerling van het vierde middelbaar: “Ik zou de kleuren rustiger en lichter maken: de refter voelt vaak druk en redelijk somber.”, hoewel de anderen de kleu ren niet belangrijk vinden of geen aanpassingen nodig achten (Tabel 3). Ook tijdens de interviews worden de kleuren in het OLC, voornamelijk groen en wit, als positief ervaren. Eén leerling geeft toch aan: “Blauw is kleur om je te focussen […], beter is om deze kleuren te veranderen.” (L 1, J ). De refter daarentegen wordt door zo goed als alle bevraagde leerlingen van het vierde middelbaar ervaren als een ruimte die aan vernieu wing toe is: “Je ziet dat het afgeleefd is” (L 4, A ) en “Ik zou voor wit gaan. Gewoon dat het terug een wat nieuwere look heeft. Gewoon wat moderner terug” (L 4, B ).
Planten toevoegen in de Flex-ruimte wordt door beide leerjaren niet gezien als iets noodzakelijks in termen van concentratie, maar ze zouden de ruimte wel gezelliger maken. Een leerling uit het eerste middelbaar geeft aan: “Zou tof zijn, maar ik weet niet of dat voor veel rust zou zorgen. Dat zou wel kunnen. Voor mij is het geen must-have, en het is niet dat het echt moet.” (L 1, I ) en een vierdejaars zegt iets gelijkaardigs, namelijk “Ik zou dat voor de gezelligheid leuk vinden. Ik kijk vooral naar mijn blad eigenlijk tijdens Flex dus de planten zou ik niet echt zien.” (L 4, B ).
Eén van de open vragen van de enquête ging over zaken die de leerlingen graag zouden willen veranderen aan Flex. Hierbij antwoorden twee leerlingen uit het eerste middelbaar “Dat je minder werk krijgt. Want het is echt wel te veel. Dat je muziek mag luisteren en dat je van sommige leerkrachten een uitgebreidere en betere uitleg krijgt.” en “Iets meer duidelijkheid over wat er van mij verwacht wordt”. De leerlingen in het vierde middelbaar zijn kritischer en geven onder andere aan: “Ik zou willen dat er meer leraren zijn van verschillende vakken
want soms heb ik vragen die geen van de leraren kan beantwoorden omdat zij een ander vak geven.” (Tabel 3).
Wat zou je graag willen veranderen aan FLEX? Wat vind je van de kleuren van de FLEX- ruimtes en hoe zou je dit aanpassen? Wat vind je van de akoestiek (= geluidskwaliteit) in de FLEX-ruimtes en hoe zou je dit aanpassen?
1ste middelbaar
Positief
22
Negatief
44
4de middelbaar
Positief
2
Negatief
28
39 16 9 18
55 4 16 16
Tabel 3 Resultaten open vragen van de enquête.
De open vragen van de enquête zijn op dezelfde manier gecategoriseerd als de interviews. De nietszeggende antwoorden werden niet meegerekend.
DISCUSSIE EN CONCLUSIE
Het doel van deze studie was om de percepties van de leerlingen over de fysieke leeromgeving tijdens de flexibele leertijd na te gaan. De zeven bestudeerde categorieën zijn: flexibiliteit van de ruimte, de akoestiek, de verlichting, de temperatuur, de ventilatie en luchtkwaliteit, het kleurgebruik en het gebruik van planten. Daarenboven werd onderzocht of de percepties van de leerlingen van het eerste middelbaar en het vierde middelbaar over de fysieke leeromgeving verschillend zijn. In deze studie werd er minder gewerkt omtrent het onderwijskundige aspect van de fysieke leeromgeving en de klasinrichting, maar werd er vooral gekeken naar de manier waarop de leerlingen de leeromgevingen ervaren.
INRICHTING VAN DE FLEXIBELE LEERTIJD
De inrichting van de flexibele leertijd zelf en bijgevolg ook het lokaal waarin deze leertijd plaatsvindt, is een eerste stap voor het optimaliseren van deze lesuren. In het vierde jaar vinden leerlingen het belangrijker om aan groepsopdrachten te kunnen werken en vragen te kunnen stellen aan hun medeleerlingen dan in het eerste middelbaar. Alleen zitten om individueel met opdrachten aan de slag te gaan en voor school te werken, wordt slechts door een minderheid van de leerlingen, namelijk respectievelijk 18% en 13% van de eerste- en vierdejaars, als belangrijk ervaren. Een mogelijkheid is om hier
gebruik te maken van makkelijk verplaatsbare meubels, zodat de ruimte bij aanvang van de flexibele leertijd kan ingericht worden
volgens de noden van de leerlingen. Drie mogelijke overwegingen voor het faciliteren van het verschuiven van meubilair kunnen zijn (1) wielen plaatsen aan bijvoorbeeld bureaus en tafels zodat de leerlingen de ruimte gemakkelijk anders kunnen indelen en verschillende ruimtes kunnen creëren voor verschillende klasactiviteiten; (2) licht meubilair gebruiken zodat het vlotter manoeuvreerbaar is; en (3) de mogelijkheid om het meubilair op te vouwen voor plaatsbesparende opslag (Fehlandt, 2017) indien het tijdens het lesuur niet gebruikt wordt.
HOE MAAK IK VAN DE ONDERWIJSRUIMTE EEN FLEXIBELE LEEROMGEVING?
Tondeur et al. (2018) geven in hun inspiratiegids verschillende ideeën om flexibele klassen te ontwerpen. Eén van de mogelijke inrichtingen die we hier zouden aanbevelen, is “clustering”, een ontwerp waarbij verschillende configuraties van het meubilair mogelijk zijn, afhankelijk van de klasactiviteit (Tondeur et al., 2018) en de noden van de leerlingen. Dergelijk flexibel meubilair zou zeker gebruikt kunnen worden gedurende de flexibele leertijd, zeker als de leerlingen de kans krijgen om zowel in groep als zelfstandig te werken. Het gebruik van whiteboards, die vroeger in klaslokalen hingen en nu als tafels gebruikt worden, is volgens ons een zeer goede en innovatieve manier om materiaal te recupereren. De school zou, indien ze ongebruikte whiteboards kunnen vinden, een aantal gelijkaardige tafels kunnen maken. Hieraan zouden de leerlingen tijdens de flexibele leertijd bijvoorbeeld kunnen brainstormen over een groepsopdracht of een presentatie voor de klas.
VERBETEREN VAN DE AKOESTIEK IN DE ONDERWIJSRUIMTE
Gelinkt aan de inrichting van de ruimte is de akoestiek. Als de akoestiek van de ruimte in orde is, maakt het in principe minder uit dat de leerlingen (stilletjes) aan groepsopdrachten werken of (al fluisterend) vragen aan medeleerlingen stellen. Dit laatste wordt door 97% van de eerstejaars en 78% van de vierdejaars aangegeven als belangrijk in de enquête. Tijdens de interviews geven leerlingen van beide leerjaren aan dat fluisteren om deze reden dus wel mogelijk zou moeten zijn, hoewel één van de regels van de flexibele leertijd op deze school is dat er onderling niet gepraat mag worden en er in stilte aan de opgegeven oefeningen moet gewerkt worden. De leerlingen van het eerste middelbaar reageerden bijna allemaal positief in de open vraag van de enquête over de akoestiek in hun flex-ruimte. De helft van de leerlingen van het vierde middelbaar vindt de akoestiek in de refter niet goed. Tijdens de leerlingenbevraging werd het duidelijk dat het praten van de (mede)leerlingen het grootste probleem is. De geïnterviewde leerlingen van beide leerjaren geven aan dat de akoestiek goed is als de leerkrachten streng zijn en toezien op het naleven van de regels. De akoestiek zou verbeterd kunnen worden door een verlaagd plafond en geluidsabsorberende materialen in het plafond en in de muren aan te brengen (Drenth, 2015; Ecophon, n.d.; Jansen, 2014). De verbeterde akoestiek zou kunnen leiden tot een minder rumoerige en rustigere omgeving waardoor de leerlingen zelf minder lawaaierig zullen zijn en
LEERLINGENQUOTES OVER DE KLEUREN IN HUN ONDERWIJSRUIMTE “IK ZOU DE KLEUREN RUSTIGER EN LICHTER MAKEN: DE REFTER VOELT VAAK DRUK EN REDELIJK SOMBER.” EN “BLAUW IS KLEUR OM JE TE FOCUSSEN […]”
bijgevolg beter kunnen opletten. Dit zou op zijn beurt kunnen leiden tot een verhoogde concentratie en een verhoogd leereffect bij de leerlingen (Ecophon, n.d.; Jansen, 2014) tijdens de flexibele leertijd.
VENTILATIE EN LUCHTKWALITEIT
De ventilatie of aanwezige hoeveelheid (frisse) lucht wordt door beide leerjaren als goed ervaren in de enquête. Vrijwel alle geïnterviewde leerlingen van beide leerjaren bevestigen dit nogmaals tij dens de bevraging. Onderzoek heeft aangetoond dat natuurlijke ventilatie een positief effect heeft op zowel de ruimte zelf (Heschong et al., 2002) als op de kwaliteit van de cognitieve prestaties door een betere zuurstofsaturatie in het arterieel bloed (Choi, van Merriënboer, & Paas, 2014). Een andere oplossing waarnaar ook in de interviews gepeild werd, is het plaatsen van planten in de ruimtes. Zo wel de leerlingen van het eerste als die van het vierde middelbaar zien planten niet als iets noodzakelijks, hoewel er hieraan een aantal voordelen zijn verbonden. Bepaalde planten in de ruimte hebben een positief effect op de luchtkwaliteit doordat ze de lucht zuiveren (Bergs, 2004; van Duijn et al., 2011). Onderzoek in een basisschool heeft aange toond dat leerresultaten stijgen na het zetten van luchtzuiverende planten (van Duijn et al., 2011). Gezien de mogelijke positieve effecten van plan ten is het volgens ons zeker de moeite waard om enkele planten, zoals een goudpalm (Areca palm), sansevieria of rubberplant (Ficus robusta) die alle drie eenvoudig te onderhouden zijn (Groenrijk, 2017), toe te voegen aan de ruimtes en de leer lingen hun ervaring en perceptie hieromtrent na te gaan.
WELKE KLEUREN GEBRUIK IK HET BEST IN MIJN ONDERWIJSRUIMTE?
Een laatste aanbeveling die we zeker willen meegeven aan scholen, is het kleurgebruik in de klaslokalen en in ruimtes waar de leerlingen hun flexibele leertijd hebben. Er is hierover een duidelijk verschil in perceptie aanwezig tussen de leerlingen van bei
de leerjaren. De kleuren van de flex-ruimtes worden door de eerstejaars vrijwel allemaal als positief ervaren, in tegenstelling tot de leerlingen van het vierde middelbaar die het liefst de volledige refter gerenoveerd zouden willen zien. Eén leerling van het eerste middelbaar had “eens horen zeggen dat” blauw een kleur is die je helpt om je te concentre ren en dus beter zou zijn om huiswerk te maken. Dit blijkt inderdaad te kloppen. Onderzoek toont aan dat blauw, groen en violet koele kleuren zijn die relaxerend en kalmerend werken en bovendien gevoelens van angst verminderen (Al-Ayash et al., 2016; Clarke & Costall, 2008). De hoofdkleur (fel) groen die de school gebruikt heeft voor de in richting van haar Open Leercentrum, is dus zeker een goede keuze geweest. Voor de herinrichting van de refter gebruikt de school bij voorkeur de bovengenoemde kleuren of oranje. Oranje werkt volgens DRG Architects oppeppend. Het zou het kritisch denken en het onthouden van leerstof sti muleren, alsook de eetlust verhogen (DRG Architects, 2020).
HEEFT NATUURLIJK DAGLICHT IN EEN ONDERWIJSRUIMTE EEN TOEGEVOEGDE WAARDE?
Onderzoek heeft aangetoond dat (natuurlijk) daglicht de alertheid verhoogt (Michaelidou, 2012) en ook zorgt voor een verbetering van de fysieke en psychische gezondheid, het welbevinden en het leren (Shishegar & Boubekri, 2016). Heschong Mahone Group (1999) heeft voor scholen in drie districten in de Verenigde Staten aangetoond dat er een positief verband bestaat tussen de aanwe zigheid van (natuurlijk) daglicht en betere schoolresultaten. Ze geven echter wel aan dat (dag)licht complex is en wijzen op eventuele mogelijke ande re redenen voor de stijging van de leerresultaten, onder andere een betere verdeling van het licht, een betere zichtbaarheid door een betere licht kwaliteit en een beter humeur van de leerlingen (Edwards & Torcellini, 2002; Heschong Mahone Group, 1999). De temperatuur van de ruimtes speelt ook een belangrijke rol en is bovendien zeer gemakkelijk aan te passen in zowel de zomer als de winter.
BESLUIT
Een goed binnenmilieu waarbij voldoende natuurlijk licht en een goede luchtkwaliteit aanwezig zijn, bijvoorbeeld door het gebruik van planten, en waarbij de temperatuur en akoestiek aangenaam zijn, zal zorgen voor een verbeterde perceptie door de leerlingen over de fysieke leeromgeving. Het gebruik van kleuren zoals blauw, groen en violet is aan te raden. Deze kleuren hebben een kalmerend en relaxerend effect en zorgen bovendien voor een betere concentratie en een beter geheugen. Materialen en meubels die zorgen voor een flexibele fysieke leeromgeving, kunnen gebruikt worden om de ruimte afhankelijk van de noden van de leerlingen gemakkelijk her in te richten.
De finale vraag is hier: “Wordt er geluisterd naar de inbreng van de leerlingen?”. Dit zal alleen de tijd kunnen uitwijzen. Hierboven staan een aantal tips en aanbevelingen die scholen kunnen toepassen bij het herinrichten van onderwijsruimtes om zo hun fysieke leeromgeving te verbeteren en te optimaliseren!
SLEUTELREFERENTIES
Dittoe, W. (2002). Innovative models of learning environments.
New Directions for Teaching and Learning, (92), 81–90. Fehlandt, M. (2017). Flexible classroom design and its effects on student-centered teaching and learning. Hamline University. Graetz, K. A., & Goliber, M. J. (2002). Designing collaborative learning places: Psychological foundations and new frontiers. New
Directions for Teaching and Learning, 2002(92), 13–22. Leemans, G. (2015). Bouwen voor school en samenleving: een evaluatie van het scholenbouwbeleid in Vlaanderen 2004-2014. Uni
versiteit Antwerpen. Lensink, P. (2008). Fysieke Leeromgevingen in het VMBO. Onderzoek naar de inrichting van fysieke leeromgevingen met ICT, geschikt voor leerlingen en docenten in de bovenbowuw van het
VMBO.
Tondeur, J., Herman, L., Berbel, M., Touceda, M., & Vaesen, J. (2018). Inspiratiegids voor klasinrichting en scholenbouw.
Acco.
Van Note Chism, N. (2006). Challenging traditional assumptions ans rethinking learning spaces. In D. G. Oblinger (Ed.), Learning spaces (pp. 16–27). Educause.
De uitgebreide literatuurlijst en de interviewleidraad bij de interviews van de leerlingen kunnen bij de auteurs opgevraagd worden.