Mauritshuis in Lijn

Page 1


MAURITSHUIS IN LIJN

johan steengracht van oostcapelle en nederlands eerste geïllustreerde

museumcatalogus (1826-1830)

MAURITSHUIS IN LIJN

johan steengracht van oostcapelle en nederlands eerste geïllustreerde museumcatalogus (1826-1830)

quentin buvelot ingrid r. vermeulen charlotte dalmijn

onder redactie van yvonne bleyerveld

rkd — nederlands instituut voor kunstgeschiedenis, den haag waanders uitgevers, zwolle

Voorwoord

yvonne bleyerveld

7

De geboorte van het Koninklijk Kabinet van Schilderijen

Johan Steengracht van Oostcapelle en het Mauritshuis quentin buvelot 11

Een erfenis van de Franse Tijd

Steengrachts Voornaamste schilderijen (1826-1830) en zijn internationale voorbeelden: Landons Annales (1800-1824) en Reale Galleria (1817-1833)

ingrid r. vermeulen 45

EEN KEUZE UIT STEENGRACHTS

VOORNAAMSTE SCHILDERIJEN 81

Over de uitgaven van Steengrachts geïllustreerde catalogus quentin buvelot 110

Van schilderij naar ets

De betrokken kunstenaars en hun werkwijze

charlotte dalmijn 115

Het koninklijk museum van ’s Gravenhage op steen gebragt (1833)

charlotte dalmijn 142

Bronnen 149

Over de auteurs 155

Index op persoonsnaam 156

In 1816 werd Johan Steengracht van Oostcapelle aangesteld als eerste directeur van het Mauritshuis in Den Haag, dat toen nog bekend stond onder de naam ‘Koninklijk Kabinet van Schilderijen’. Hier werd de voormalige stadhouderlijke schilderijenverzameling ondergebracht, die in 1795 door Franse troepen was meegenomen naar Parijs, maar na de val van Napoleon terugkeerde naar de hofstad. De schilderijen waren eerst nog ondergebracht in de voormalige Galerij aan het Buitenhof. Vanaf januari 1822 was het koninklijke schilderijenkabinet in het Mauritshuis te bezoeken. Een van de taken die Steengracht als museumdirecteur op zich nam, was het samenstellen van een museumcatalogus. Daarvoor maakte hij een selectie van de honderd belangrijkste schilderijen van het Mauritshuis, die hij uitvoerig beschreef en in etsen liet illustreren. Deze catalogus, De voornaamste schilderijen van het Koninklijk Kabinet te ’s Gravenhage, in omtrek gegraveerd, met derzelver beschrijving, verscheen tussen 1826 en 1830 in vier delen. De lange titel wordt in deze publicatie afgekort tot De voornaamste schilderijen.

Het boek is bijzonder omdat het de eerste geïllustreerde museumcatalogus in Nederland betreft. In de vroege negentiende eeuw stonden musea als openbare instellingen nog in de kinderschoenen. Als er al museumcatalogi verschenen, waren dit meestal niet meer dan beknopte lijsten met kunstenaarsnamen en titels. Vernieuwend was dat in De voornaamste schilderijen ieder schilderij een eigen tekst kreeg, waarin allerlei aspecten werden beschreven, zoals stijl, iconografie en herkomst. Bovendien zijn alle schilderijen erin uitgebeeld door middel van een ets in omtreklijnen. Voorstellingen in heldere zwarte lijnen, zonder kleuren, diepte en atmosfeer, op basis van ter plekke gemaakte tekeningen.

Bijzonder is ook het formaat van De voornaamste schilderijen, dat gelijk is aan het boek dat u nu in handen houdt. Een handzame museumcatalogus die in een tas of jaszak past en desnoods kan worden meegenomen tijdens museumbezoek, dat was destijds iets nieuws. Althans, voor Nederlandse begrippen. Steengracht liet zich inspireren door voorbeelden

uit Frankrijk en Italië, waar dergelijke collectiecatalogi op klein formaat – eveneens met prenten in omtreklijnen – al eerder waren verschenen. Daarmee bracht hij het Mauritshuis in lijn met wat er in grote museale collecties elders gebeurde.

De voornaamste schilderijen is nog niet eerder het onderwerp geweest van een monografische studie. De aanleiding om dit boek te maken is een schenking van het Mauritshuis aan het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis in Den Haag. In 2020 droeg het Mauritshuis de voortekeningen en een serie losse etsen voor Steengrachts museumcatalogus over aan het RKD, omdat dit instituut betere faciliteiten heeft voor het bewaren van werken op papier.1 De tekeningen en prenten verkeerden in redelijke staat, maar helaas waren de bevestigingsstroken en het opzetkarton, waarop ze waren bevestigd, verzuurd. Deze verzuring was deels al overgeslagen op de voorstellingen zelf, waardoor sommige verkleuringen en bruine vlekjes vertoonden. Om verdere degradatie te voorkomen, moesten de tekeningen en prenten van het opzetkarton worden verwijderd en ontzuurd. Deze conservering werd in 2021 uitgevoerd door Hoogduin Papierrestauratoren en medegefinancierd door het Mauritshuis, Stichting Boek & Wurm en de Stichting Vrienden van het RKD. De werken zijn voorzichtig losgemaakt van het karton, in een warmwaterbad gespoeld en ontdaan van de opzetstroken en eventuele oude reparaties. Vervolgens zijn ze op papier nagelijmd met een combinatie van tarwestijfsel en tylose, ontzuurd en afzonderlijk opgeborgen in zuurvrij transparant papier. Alle voortekeningen en etsen voor De voornaamste schilderijen zijn opgenomen in de database RKDimages, te raadplegen via https://research.rkd.nl/nl.

Na voltooiing van het restauratieproject is door de auteurs van deze publicatie onderzoek verricht naar de totstandkoming en de betekenis van De voornaamste schilderijen. Welke kunstenaars waren bij dit ambitieuze project betrokken en wat waren Steengrachts voorbeelden? Wat vertelt de catalogus ons over de collectievorming van het Mauritshuis in de vroege negentiende eeuw, en over de toenmalige behoefte om deze museale collectie op de kaart te zetten? Op deze vragen wil dit boek antwoord geven.

Steengrachts geïllustreerde catalogus van honderd werken zou tot 1874, dus bijna een halve eeuw, de enige beredeneerde catalogus van het Mauritshuis blijven (zie pp. 39-40). Een ‘voor den liefhebber onontbeerlijk

8

werk’, zo werd De voornaamste schilderijen genoemd in de stadsalmanak van Den Haag van 1829.2 Inmiddels is het bijna tweehonderd jaar geleden dat het eerste deel met etsen en beschrijvingen van de eerste vijfentwintig schilderijen verscheen.

Ik dank de auteurs, vormgever Gert Jan Slagter en Waanders Uitgevers voor de prettige samenwerking. De publicatie van dit boek was mogelijk door de genereuze steun van de Stichting Vrienden van het RKD, Stichting Pieter Haverkorn van Rijsewijk, M.A.O.C. Gravin van Bylandt Stichting, De Gijselaar Hintzenfonds en Stichting Pruikenburg Fonds, waarvoor het RKD zeer dankbaar is. Ik hoop dat u aan de vooravond van deze verjaardag dit boek over Steengrachts fascinerende en succesvolle catalogusproject met plezier zult lezen.

Yvonne Bleyerveld

Senior Conservator Teken- en Prentkunst, RKD

noten

1 Deze schenking bestond uit 250 tekeningen en prenten. Het gaat om tekeningen en etsen voor De voornaamste schilderijen en om een reeks kleine litho’s die in of kort voor 1847 is gedrukt bij de Leidse steendrukkerij Arnz en Comp (zie p. 146 en afb. 81). Deze gehele schenking is opgenomen in de database RKD-images. In december 2022 droeg het Mauritshuis nog eens vijf proefdrukken van Bemme over, afkomstig uit een schenking van Mr. J.F. Ariëns, Den Haag, 2009. In 2023 werden zeven etsen aan het RKD geschonken door Gajus Scheltema. In 2025 volgde een schenking van een reeks ingebonden prenten (afb. 55) door Judith Hoefnagels.

2 Stads-Almanak 1829, p. 144.

DE GEBOORTE VAN HET KONINKLIJK KABINET VAN SCHILDERIJEN

Johan Steengracht van Oostcapelle en het Mauritshuis

quentin buvelot

zijn naam is tegenwoordig nauwelijks nog bekend, zelfs bij kenners van de oude schilderkunst: Johan Steengracht van Oostcapelle [afb. 1], de eerste directeur van het Mauritshuis. Hij was afkomstig uit een deftige Zeeuwse regentenfamilie, met voorouders bij wie het verzamelen en bestuderen van oude schilderkunst in het bloed zat. Op basis van de collectie oude meesters van zijn grootouders bracht ook Johan Steengracht een belangrijke schilderijenverzameling bijeen, waarin tevens ‘moderne meesters’ waren vertegenwoordigd.1 Deze collectie was vanaf 1822 voor geïnteresseerden te bezichtigen, in het woonhuis van Steengracht aan de Lange Vijverberg 3, op loopafstand van het Mauritshuis. In de twintigste eeuw zijn enkele topstukken uit deze privéverzameling voor het museum verworven, zoals De luizenjacht van Gerard ter Borch en ‘Soo voer gesongen, soo na gepepen’ van Jan Steen.2

1

Gilles-Louis Chrétien, Portret van Johan Steengracht van Oostcapelle, voor 1811. Krijt en penseel, 46,5 x 34,5 cm. Voorschoten, Collectie Stichting Duivenvoorde. Voorstudie voor afb. 3.

In 1816 werd de 33-jarige Steengracht aangesteld als directeur van het Mauritshuis, dat toen nog bekend stond onder zijn officiële naam, het ‘Koninklijk Kabinet van Schilderijen’. Bijna 25 jaar bleef hij verbonden aan het museum, tot hij in 1841 zijn functie neerlegde, vijf jaar voor hij in Parijs overleed, op 17 december 1846. In de periode 1826-1830 verscheen van Steengrachts hand een vierdelige catalogus van de honderd belangrijkste schilderijen van het Mauritshuis. Deze uitgave, zowel in een Nederlands- als Franstalige editie verschenen, is de eerste volledig geïllustreerde museumcatalogus van Nederland. In deze bijdrage zal worden ingegaan op deze fascinerende persoon én zijn bijzondere publicatie over het Mauritshuis, een van de oudste en meest iconische musea van Nederland.

Een voornaam heer

Johan Steengracht van Oostcapelle was zoals gezegd van voorname komaf. Hij mocht zich gaandeweg heer van Oosterland, Sirjansland, Oosterstein, Moyland, Till, Ossenbruch en Oostcapelle noemen, naar de landgoederen en het grondbezit van de familie in de Achterhoek, Zeeland en Duitsland.3 Zo was de heerlijkheid Moyland in de nabijheid van het Duitse Kleef in 1766 door zijn voorvader Adriaan Steengracht van niemand minder dan Frederik de Grote gekocht, de koning van Pruisen, van wie hij ook de kastelen Ossenbruch en Till in dezelfde omgeving had verworven.4 In 1809 kocht Johan kasteel Keukenhof (tegenwoordig vooral bekend van de bloemententoonstelling), dat hij van de ondergang heeft gered.5 Na een Koninklijk Besluit van 28 augustus 1814 behoorde de familie Steengracht tot de Nederlandse adel en vanaf 1816 mocht Johan zich ‘jonkheer’ gaan noemen.6 Hij was op 11 juli 1782 te Middelburg geboren als enige zoon van Nicolaas Steengracht, heer van Oosterland, lid van de Eerste Kamer en werkzaam als raad en advocaat van de Admiraliteit van Zeeland.7 Johans moeder, Johanna van der Poort, vrouwe van Oostcapelle, kwam al in 1783, een jaar na zijn geboorte, te overlijden. Vanaf mei 1799 ging Johan Steengracht rechten studeren in Utrecht, waarna de kersverse ‘meester in de rechten’ in 1804 trouwde met de Utrechtse Cornelia Johanna van Nellesteyn. Mogelijk nog tijdens hun huwelijksreis liet het paar zich in Parijs portretteren door Gilles-Louis Chrétien, uitvinder van de ‘physionotrace’, waarbij met behulp van een toestel met een

2-3

Gillis-Louis Chrétien, Portretten van Cornelia van Nellesteyn en haar echtgenoot Johan Steengracht van Oostcapelle, voor 1811. Physionotrace portretten, elk 15,5 x 10,5 cm.

Voorschoten, Collectie Stichting Duivenvoorde.

scherm en lamp in een donkere kamer de omtrek van een gezicht werd vastgelegd [afb. 2-3]. 8 Het gezin bestond uit zes kinderen en vestigde zich in Den Haag aan de Lange Vijverberg nummer 3, een van de vele monumentale panden in het centrum van de hofstad in bezit van de familie Steengracht.9

In 1811 werd Johan Steengracht lid van het Haagse stadsbestuur en nog in datzelfde jaar ontving hij tijdens het bezoek van Napoleon aan de hofstad de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Hugues-Bernard Maret, hertog van Bassano. Nederland was een jaar eerder door de Franse keizer geannexeerd en maakte toen deel uit van het Eerste Franse Keizerrijk. Napoleon zag Nederland als de ideale ‘bufferstaat’ in de strijd tegen Engeland en kwam de kustverdediging van het gebied persoonlijk inspecteren. In 1815, na de val van Napoleon, bepaalde het Congres van Wenen dat de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden herenigd zouden

worden. Nog in hetzelfde jaar werd Oranjeprins Willem Frederik ingehuldigd als koning Willem I. Niet lang daarna, op 26 juni 1816, benoemde de kersverse koning Steengracht tot directeur van het nieuw opgerichte Koninklijk Kabinet van Schilderijen. Het directeurschap was ‘buiten bezwaar van den Lande’, oftewel onbetaald, al moest er wel gewoon gewerkt worden.10 Steengracht was tevens 1819 tot 1826 actief als lid van de Provinciale Staten van Zeeland. Schilder Jan Willem Pieneman werd aangesteld als onderdirecteur en was in die functie vooral verantwoordelijk voor de restauratie van de schilderijen.11

Stadhouderlijke schilderijenverzameling

In het Koninklijk Kabinet van Schilderijen was de voormalige stadhouderlijke schilderijenverzameling ondergebracht die na de val van Napoleon was toegevallen aan de Staat der Nederlanden. In 1795 was de gehele stadhouderlijke collectie genationaliseerd.12 De laatste particuliere eigenaar van de verzameling oude meesters was de vader van de eerste Oranjekoning, de voormalige stadhouder Willem V, prins van Oranje. De basis van de collectie was nog gelegd door diens vader en voorganger, stadhouder Willem IV, die in 1749 Potters Stier had verworven [afb. 4]. In 1774 had Willem V een schilderijgalerij laten bouwen aan het Buitenhof [afb. 5], met zo’n tweehonderd werken van hoge kwaliteit en De stier als grote blikvanger.13 Al voor de opening van deze galerij was een catalogus verschenen van de schilderijenverzameling.14 Deze schilderijenzaal of ‘Galerij’ was op vaste tijden geopend voor publiek en daarmee de eerste openbaar toegankelijke collectie in het land – een belangrijk moment in de Nederlandse museumgeschiedenis. Dit eerste museum van Nederland was echter geen lang leven beschoren, want op 7 juni 1795, na de inval van de Franse troepen in de toenmalige Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de daaropvolgende vlucht van Willem V naar Londen, legden de revolutionairen beslag op zijn belangrijkste kunstschatten. Deze werden vervolgens naar Parijs overgebracht als ‘eigendom van de Franse staat, gewapenderhand veroverd’, een gebeurtenis die als ‘la conquête artistique’ te boek staat.15 Binnen drie weken waren de schilderijen in Den Haag uitgezocht en ingepakt, en in de herfst van 1795 bevond het overgrote deel van de stadhouderlijke collectie zich in Parijs. De werken werden als ‘biens nationaux’ tentoongesteld in het Muséum

4

Paulus Potter, De stier, 1647. Doek, 236 x 339 cm. Den Haag, Mauritshuis. Opname voor restauratie 2024-2025.

5

Hendrik Pothoven, Het Buitenhof tijdens de Haagse kermis, gezien naar de Gevangenpoort, 1781. Paneel, 61 x 85 cm. Den Haag, Haags Historisch Museum.

6

Adriaan Gerrit van Prooijen naar Jean Joseph Verellen, Allegorie op de terugkeer van de ontvoerde voorwerpen van kunst en wetenschap te Antwerpen in 1815, 1821. Ets en gravure, 56.6 x 67.3 cm. Amsterdam, Rijksmuseum.

Central des Arts in het Louvre, samen met andere schilderijen die uit de belangrijkste Europese verzamelingen waren buitgemaakt. Met alle ‘artistieke veroveringen’ uit onder meer Nederland, België, Duitsland, Italië en Egypte, werden in Parijs de mooiste topstukken bijeengebracht. Potters Stier behoorde tot de populairste schilderijen, samen met Rafaëls Transfiguratie 16

Ondertussen gebeurde in Nederland, dat na het uitroepen van de Bataafse Republiek een vazalstaat van Frankrijk was geworden, ook van alles op museumgebied. In 1800 opende in Den Haag een museum voor het grote publiek, de Nationale Konst-Gallery, waar een ander, achtergebleven deel van de stadhouderlijke schilderijencollectie werd getoond. Oorspronkelijk ondergebracht in Huis ten Bosch in Den Haag, het voormalige

buitenverblijf van Amalia van Solms, de weduwe van Oranje-stadhouder Frederik Hendrik, werd het museum drie jaar later naar het Buitenhof in het centrum van de stad verplaatst, en vervolgens in 1808 naar Amsterdam. Daar ging het deel uitmaken van het Koninklijk Museum in een vleugel van het Paleis op de Dam. Dit museum was gesticht door Napoleons broer, de door hem tot Nederlandse koning benoemde Lodewijk Napoleon Bonaparte, die maar kort in Nederland zou regeren. In 1815 verhuisde de collectie weer, nu naar het Trippenhuis in Amsterdam, om uiteindelijk in 1885 definitief terecht te komen in het nieuw gebouwde Rijksmuseum.17

Na de Slag bij Waterloo, waar Napoleon definitief werd verslagen, bleek het uiterst moeilijk om de door de Fransen geconfisqueerde kunstschatten terug te krijgen. Mede dankzij de persoonlijke bemoeienis van Arthur Wellesley, de hertog van Wellington, kwam het belangrijkste deel van de schilderijen uit het voormalige bezit van het Huis van Oranje via Antwerpen weer terug in Nederland [afb. 6]. Een Nederlandse delegatie was speciaal naar Parijs afgereisd voor de recuperatie. De schilderijen van de stadhouder werden uiteindelijk met hulp van gewapende troepen uit Engeland, Pruisen en Nederland in augustus 1815 uit het Louvre gehaald. Zo moest Potters Stier zelfs met een getrokken sabel veilig worden gesteld!18 Verder waren de ladders verstopt en was er geen personeel beschikbaar gesteld, want de Fransen wilden de schilderijen het liefst in Parijs houden.19 Volgens een handgeschreven lijst werden er 127 schilderijen uit deze stad teruggehaald [afb. 7] 20 Zo kwamen de belangrijkste werken van kunstenaars als Rembrandt, Potter, Steen, Rubens, Van Dyck en Holbein in 1815 weer terug naar Den Haag [afb. 8]. 21 Deze groep vormt nog altijd de kern van de collectie van het Mauritshuis. Daarentegen bleven 67 schilderijen achter in Frankrijk, van zowel oude meesters als achttiende-eeuwse kunstenaars, en één tekening.22 In 1818 staakte Nederland de recuperatie van de in Frankrijk achtergebleven schilderijen.

Van de schilderijen die terugkwamen naar Den Haag ontbraken de lijsten, want die waren achtergebleven in Parijs. Meer dan honderd nieuwe schilderlijsten werden besteld bij de firma Wed. Dorens en Zoon te Amsterdam en in februari 1817 geleverd. Geheel volgens de toen geldende mode ging het om vergulde lijsten met decoraties in een late empirestijl. Nog altijd zijn diverse schilderijen in het Mauritshuis voorzien van deze lijsten. Ze zijn onderling verschillend omdat men ter afwisseling had

18

7 Schilderijen van Parijs terug ontvangen, 1816. Bibliotheek Mauritshuis.

8

Toegeschreven aan Dankert van Valkenburg, De terugkeer van de schilderijen van de stadhouder in Den Haag, 14 november 1815, 1839. Pen en bruine inkt, verschillende kleuren waterverf, 9,6 x 15,7 cm. Den Haag, Haags Gemeentearchief.

9

Gerard de Lairesse, Achilles wordt ontdekt tussen de dochters van Lycomedes, ca. 1680. Doek, 138 x 190 cm. Den Haag, Mauritshuis. Dit schilderij is nog gevat in een empirelijst uit 1817.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.