Geboren voor de kunst - De getekende levens van de familie Ter Borch

Page 1


eboren voor de kunst

De getekende levens

van de familie Ter Borch

Gerdien Verschoor Jan van de Wetering

eboren voor de kunst

De getekende levens van de familie Ter Borch

Gerdien Verschoor Jan van de Wetering

Waanders Uitgevers, Zwolle

Inleiding

Inhoud Een Zwols kunstenaarsgezin

De Grand Tour van Gerard ter Borch de Oude

Tekenen in tijden van oorlog en pest

Gezinsleven

De drie tekenboeken van Gesina Een Zwolse

Door Jan van de Wetering

Mee met Gesina

Mee met Gesina

Kracht

Verdriet en rouw

Liefde en verleiding

Moederliefde

Nieuwsgierigheid Vreugde en verdriet

Door Gerdien Verschoor

Een Zwols kunstenaarsgezin

Inleiding

Daar staan we dan, op een mooie voorjaarsdag in de onderzoekzaal van het Prentenkabinet van het Rijksmuseum in Amsterdam. Op een zacht kussen ligt voor ons het album dat we in digitale vorm wel bijna kunnen dromen: het Poëzie-Album van Gesina ter Borch, die tegenwoordig niet meer wordt gemarginaliseerd als zuster van de beroemde Gerard ter Borch, maar sinds 2021 is opgenomen in de Eregalerij, samen met Judith Leyster en Rachel Ruysch.

We slaan het boek open en zien iets wat nooit voor onze ogen bestemd is geweest. Dat we hier het privédomein van Gesina betreden wordt op de eerste bladzijde al duidelijk. Daar staat een gedicht van haar vriend Henrik Jordis ter gelegenheid van haar negentiende verjaardag. Meer dan haar schoonheid prijst hij haar ‘verstandt’ en ‘menschelijke geest’. Over haar schilderkunst laat hij zich niet uit, al is dat wellicht bedoeld met zijn uitspraak: ‘Mocht Zwolle op u mogen roemen, Men zoud’ u ’t zwolse wonder noemen’.

Maar de stad Zwolle had nogal wat tijd nodig om zich dat te realiseren. Het werk van Gesina en eveneens dat van haar vader en broers Harmen en Moses bleef eeuwenlang in de schaduw staan van broer Gerard ter Borch de Jonge. Gesina heeft er onbedoeld zelf voor gezorgd dat het werk van het hele gezin na jaren alsnog aandacht kreeg. Haar vader, Gerard ter Borch de Oude, leermeester en inspirator, verzamelde de tekeningen die hijzelf en zijn kinderen maakten. Gesina nam het na zijn overlijden van hem over en liet bij testament vastleggen dat de familietekeningen als geheel bewaard moesten blijven. Dat werd door de nazaten van de familie Ter Borch nauwgezet gedaan.

Na het overlijden van de laatste nazaat kwam de collectie onder ogen van de latere directeur van het Mauritshuis Abraham Bredius. ‘Subliem’ vond hij het, ja, ‘uitstekend’ en ’briljant’. De collectie werd geveild en aangekocht door het Rijksprentenkabinet. Mede door de generositeit van het Rijksmuseum

die nagenoeg alle tekeningen voor iedereen online beschikbaar stelde – in voortreffelijke kwaliteit – steeg de belangstelling voor de Ter Borchcollectie de laatste jaren aanzienlijk.

Terug naar het kussen met één van de drie door Gesina zelf aangelegde albums. Haar eerste album, het Materi-Boeck, ligt ook al voor ons klaar. Ze begon ermee op jeugdige leeftijd. Een ‘materiboek’ was in de zeventiende eeuw bedoeld voor oefeningen in de schoonschrijfkunst, maar Gesina koos ervoor om door haar uitgeschreven gedichten en liederen te illustreren met waterverftekeningen. Dat beviel zo goed dat ze dit stramien overnam in het Poëzie-Album. De intimiteit van het geciteerde openingsgedicht van Jordis is nadrukkelijk aanwezig in Gesina’s tekeningen. Ze tekent veelvuldig romantische ontmoetingen tussen een vrouw, die niet toevallig sprekend op haar zelfportretten lijkt, en heren uit de bovenlaag van de samenleving. Ze oversteeg zichzelf in haar derde album, het

Konst-Boeck, waarin ze niet alleen tekeningen van zichzelf bewaarde, maar ook die van haar gezinsleden.

Ons streven met dit boek is een beeld te geven van het dagelijks leven van deze hechte familie uit de elite van Zwolle, dat zich voor een groot deel afspeelt tegen de achtergrond van de Tachtigjarige Oorlog. Een tijd waarin vreugde en verdriet met alle daarbij horende emoties elkaar voortdurend afwisselen.

Gerdien Verschoor en Jan van de Wetering

Onze dank gaat uit naar Winnie Urban van Waanders Uitgevers voor de fantastische begeleiding van het project, Frank de Wit voor zijn als altijd creatieve en hoogwaardige vormgeving, tekstredacteur Lilian Eefting voor het monnikenwerk om al onze tekstuele fouten eruit te halen. Dank ook voor onze meelezers Rina van der Wel en Anne van de Wetering. Verder mag niet onvermeld blijven dat dit boek er waarschijnlijk nooit gekomen zou zijn zonder de imposante studie van Alison McNeil Kettering over de tekeningen van de Ter Borchs in het Rijksmuseum. Hetzelfde geldt voor de website van het Rijksmuseum, waarop voor iedereen al deze tekeningen toegankelijk zijn gemaakt en dat in voortreffelijke beeldkwaliteit.

IDe Grand Tour van Gerard ter Borch de Oude

Zouden het de genen van Gerard ter Borch de Oude (1582/83-1662) geweest zijn, die hebben bijgedragen aan het teken- en schildertalent van zijn nazaten? Het lijkt erop. Zeker is dat minimaal vijf van zijn dertien kinderen over vaardigheden beschikten die ook nu nog goed te pas komen in de beeldende kunsten: creativiteit, een fijne motoriek, ruimtelijk inzicht en oneindig geduld. De kinderen Ter Borch kregen het met de paplepel ingegoten, want hun vader nam zijn taak als opvoeder uiterst serieus. De kinderen waren nauwelijks het kinderstoeltje ontgroeid of ze kregen al tekenles van hun vader. Maar ‘goede’ genen en tekenlessen in de huiselijke sfeer zijn geen garantie voor kunstzinnige kwaliteit. Doorgaans is daar een stevige opleiding of leerschool voor nodig. In de tijd van de familie Ter Borch speelde een studiereis in de vorm van een Grand Tour naar Italië daarbij een belangrijke rol.

 Harmen ter Borch (mogelijk), Portret van Gerard ter Borch de Oude, in achthoekige omlijsting, 1655, Konst-Boeck

Van vader op zoon

Het bijzondere verhaal over de familie Ter Borch begint met de geboorte in 1582 van pater familias Gerard ter Borch, die we tegenwoordig de Oude noemen ter onderscheid van zijn later beroemd geworden zoon Gerard ter Borch de Jonge. De ‘oude’ Gerard was de zoon van Harmen ter Borch en Catharina van Colen. Op dat moment behoorde de familie Ter Borch al tot de stedelijke elite. Vader Harmen was convooi- en licentiemeester van de Admiraliteit van het Noorderkwartier te Zwolle, waardoor hij verantwoordelijk was voor de uitvoering van belastingzaken bij het handelsverkeer tussen Zwolle en het buitenland. Een functie die ertoe deed, omdat Zwolle een belangrijk overslagcentrum was voor het transport van goederen tussen Duitsland en Amsterdam. Het was een felbegeerd beroep dat hem een riant jaarlijks inkomen van 2.500 gulden (ruwweg 50.000 euro in onze tijd) opleverde. Bovendien kon hij door die functie een groot netwerk opbouwen dat verder reikte dan alleen de zakelijke contacten. Zijn inkomen stelde Harmen in staat om in 1603 een huis te kopen aan de Sassenstraat (tegenwoordig nr. 21) in Zwolle. Het was een huis op stand, gelegen op een

steenworp afstand van het oude stadhuis in het midden van de stad. In dat huis zouden later Gerard ter Borch de Oude en zijn echtgenotes – hij trouwde drie keer – hun kinderen grootbrengen. Al even dichtbij was de grote begraafplaats achter de Grote- of Sint Michaëlskerk (hierna aangeduid als Grote Kerk). In de tijd van de familie Ter Borch waren daar bijna dagelijks begrafenissen te zien, die ze in een flink aantal tekeningen hebben afgebeeld.

In zijn vrije tijd tekende vader Harmen een beetje, maar voor zover bekend mocht dat geen naam hebben. Maar een tekenaar in huis kan aanstekelijk werken voor kinderen.

De nog piepjonge Gerard begon mogelijk al vroeg te denken aan een schilderscarrière.

Hij kreeg als kind les van de gerenommeerde Zwolse zilversmid en tekenaar Arent van Bolten, wiens werk onder andere nog in het British Museum te zien is. Privéles van een professionele kunstenaar was in de tijd van de Ter Borchs nog een gebruikelijke leerweg voor iedereen die met tekenen en schilderen zijn brood wilde verdienen. Pas in 1682 werd in Nederland de eerste kunstacademie opgericht: de Academie van Beeldende Kunsten in

Madama buiten Rome, 1610

Den Haag. Gerard kreeg thuis in zijn jongelingsjaren al veel werk van gerenommeerde tekenaars en schilders te zien, zoals Abraham Bloemaert, Hans Bol, Pieter Isaackz en Hendrik Goltzius. Alles wijst erop dat Gerard in deze levensfase serieus overwoog schilder van beroep te worden en dat dit door zijn ouders werd gestimuleerd.

Een studiereis

Nu was het aan Gerard om in de voetsporen van de door hem bewonderde schilders te treden. Hij mocht daarvoor met een flinke zak geld op studiereis naar Rome. Italië was – na het verval van het Romeinse Rijk – tijdens de Renaissance cultureel gezien weer opgekrabbeld. Wie, zoals Gerard, schilder of beeldhouwer wilde worden, moest er, als het even kon, als onderdeel van zijn opleiding naartoe. Dat hij daarvoor van zijn ouders toestemming kreeg, was een teken van de rijkdom van de familie, want van de kunsten kon lang niet iedereen leven.

De kunstschatten die in steden als Rome, Napels en Venetië in kerken, stadspaleizen of in de open lucht te zien waren, waren de grote voorbeelden voor aankomende tekenaars en

Gerard ter Borch de Oude, Bos van de Villa

Harmen, Moses of Gesina ter Borch naar een tekening van Gerard ter Borch de Oude, Ruïnes van de Thermen van Trajanus, circa 1611-1675

 Gerard ter Borch de Oude, Tempel van Mars Ultor en de Pantaniboog in het Forum van Augustus en de toren van San Basilio, circa 1609

schilders uit heel Europa. Met name Rome trok als een magneet kunstenaars aan. De stad was in de zeventiende eeuw een curieus mengsel van grandeur en vergane glorie. Niet alleen aankomende kunstenaars trokken naar Italië, het was ook het reisdoel van welgestelde jongelieden om er cultuur en beschaving op te snuiven.

Een Grand Tour heette zo’n reis – die meestal relatief comfortabel in een rijtuig werd gemaakt. Doorgaans leerden de jonge mannen tijdens hun reis ook de andere geneugten van het leven kennen, onbespied door hun ouders en anderen uit hun vertrouwde omgeving. Eenmaal terug waren de reizigers door alle wateren gewassen en wereldwijs geworden. Het ‘échte’ leven kon beginnen. Slechts weinig vrouwen maakten een Grand Tour, tegengehouden door sociale conventies en de gevaren tijdens zo’n reis.

Een Grand Tour vroeg om een gedegen voorbereiding. De ‘touristen’ reisden meestal met huurrijtuigen. Europa had een uitgebreid wegennetwerk, waarbij op veel plaatsen overnacht kon worden met de mogelijkheid om van paarden en rijtuig te wisselen. Ze reisden

Gerard ter Borch de Oude, Buitenaanzicht van de ruïnes van het Colosseum, Rome, 1609

Gerard ter Borch de Oude, Ruïnes van de Thermen van Caracalla, Rome, 1607

zelfs ’s nachts. De reisduur was afhankelijk van de route, de weersomstandigheden en van de wensen van de reizigers, maar alleen al de heenreis kon wel twee maanden duren. Een Grand Tour was niet zonder gevaren. In armere streken was de kans op overvallers aanwezig. Een pistool behoorde dan ook vaak tot de vaste uitrusting van de reizigers.

Gerard ter Borch de Oude, Gezicht op de absis van de tempel van Venus en Roma en het klooster S. Maria Nova, Rome, 1609

Gerard de Oude vertrok In 1600, op achttienjarige leeftijd, uit Zwolle. Hij verbleef onder andere een tijdje in Keulen, de plaats van herkomst van zijn moeder, Catharina van Colen. Via Venetië kwam hij in Rome terecht. Hij zou er zeven jaar blijven, schreef hij later, maar gezien de datering van een aantal tekeningen mogelijk zelfs negen jaar. Een jongeman van zijn leeftijd ging niet zonder zekere waarborgen op pad. Passende onderkomens waren van groot belang. Gebruikelijk onder de elite was dat reizigers vertrokken met aanbevelingsbrieven. Daarmee kon Gerard voor overnachtingen en maaltijden terecht bij welgestelde relaties uit het netwerk van zijn familie, tot ver buiten onze grenzen. Of je inderdaad welkom bij zo’n relatie was, moest je maar afwachten. Daardoor kon een verblijf dagen, weken of zelfs maanden duren.

Meestal stond de gastvrijheid van de gastheer en -vrouw ervoor garant dat het verblijf gratis was.

Palazzo di cardinale Colonna

In Rome verbleef Gerard onder andere in het Palazzo di cardinale Colonna. Dit was een rijk gedecoreerd stadspaleis met zalen vol fresco’s, antieke beelden uit de Romeinse tijd en een portettengalerij. Het Palazzo bood uitzicht op de weelderige grote tuinen van Rome, met vele overblijfselen uit de Romeinse tijd. De familie Colonna was eeuwenlang een van de toonaangevende families in Italië. In het Palazzo, maar ook in andere gastverblijven logeerden af en toe kunstenaars, waaronder een kleine ‘kolonie’ Nederlanders. Zo ontmoette Gerard er onder andere de schilder Hendrick ter Brugghen (een bewonderaar van Caravaggio), tekenaar en graveur Hendrick Goudt, Pelgrim Hardenstein (de vader van de Zwolse kunstschilder Derck Hardenstein) en de Duitse kunstschilder Adam Elsheimer. Gerard leefde in Italië naar eigen zeggen ‘rijckelijck onderhouden en in overvloed’, wat doet vermoeden dat zijn aanbevelingsbrieven deuren deden openen.

Gerard ter Borch de Oude, Gezicht op de Pincio vanuit het zuidoosten, Rome, 1609

Gerard ging serieus aan het werk. Hij legde in zijn schetsboek met potlood, pen en krijt, soms gewassen met grijze of bruine inkt, vele Romeinse monumenten vast, zoals het Colosseum, de Ponte Rotto, de thermen van Trajanus en het Forum Romanum met bijvoorbeeld de tempel van Venus en Roma. Op sommige tekeningen paste hij de moderne compositie van de ‘vedute’ toe, een gedetailleerd overzicht van een landschap of stad, vergelijkbaar met hoe wij als moderne toerist een panoramische foto maken. Zijn tekening met uitzicht op de Monte Pincio is daar een voorbeeld van. Uit vergelijking met werk van andere schilders en tekenaars uit die tijd weten we dat Gerards tekeningen trefzeker waren. De locaties van alle hier afgebeelde Grand Tour-tekeningen zijn voor de moderne toerist overigens (net als het Palazzo di cardinale Colonna) nog steeds te bewonderen. Het schetsboek van Gerard bestaat niet meer. Hij haalde er later de tekeningen uit die hij de moeite van het bewaren waard vond en voegde er dan soms zijn naam en een jaaraanduiding aan toe.

De dagelijkse omgang met zijn generatiegenoten, die – net als Gerard – ver van huis waren, bleef niet beperkt tot tekenen en schilderen.

De jonge heren troffen elkaar na het gezamenlijke werk vaak in de kroeg. Eén daarvan heette La Scrofa (De Zeug), wat doet vermoeden dat het om een dubieuze gelegenheid ging, maar blijkbaar niet te min voor jongelieden uit de betere standen. Op zekere dag raakte Gerard in die kroeg gewond door een gevecht met de al genoemde Zwollenaar Pelgrim Hardenstein. Gerard diende zelfs een klacht in bij de politie.

Of drank de oorzaak was, is niet bekend, maar drankgebruik speelde wel een rol bij

Gerard ter Borch de Oude, Ponte Rotto over de Tiber, Rome, 1609

Gerard ter Borch de Oude, Gezicht op de Via Panisperna naar de Santa Maria Maggiore, Rome, 1609

zijn voornemen om in 1611 vanuit Napels de oversteek te maken naar Spanje. Dat mislukte omdat hij in de haven zo in beslag genomen was door een drinkgelag met zijn landgenoten ter gelegenheid van zijn afscheid, dat hij de boot miste. Dat was pijnlijk, ook al omdat hij die dag twee belangrijke aanbevelingsbrieven, geschreven door de hertog van Paliano en bisschop Sijvis, kwijtraakte. Bovendien verloor hij in de haven twee schilderijen die hij aan een vriend mee had willen geven.

Terug naar Zwolle

Kortom, het was de hoogste tijd om naar huis te gaan. Waarschijnlijk reisde hij via Nîmes en Bordeaux terug naar Zwolle. De jaren van zijn Grand Tour is Gerard de Oude nooit vergeten. Toen hij later in een gedicht terugkeek op zijn reis merkte hij op dat het ‘rijkelijk onderhouden jaren in overvloed’ waren geweest, vol ‘wildicheijdt’. Dankzij God en gezin kon hij daar afstand van nemen, schreef Gerard, want hij was inmiddels een gelovig man geworden. Hij trad vrij kort na zijn terugkeer in het huwelijk met Anna Bufkens uit Antwerpen. Uit dat huwelijk werd in 1617 Gerard de Jonge geboren. Na het overlijden van Anna trouwde Gerard de Oude met Geesken van Voerst en toen ook zij

overleed met Wiesken Matthijs. Uit deze drie huwelijken kreeg hij dertien kinderen, van wie minimaal vijf met tekentalent: Anna, Gesina, Harmen, Moses en Gerard Junior. Hij was een voorbeeldige vader, die de tekenpogingen van zijn kinderen nauwlettend in het oog hield.

Gerard de Jonge zou uitgroeien tot een van de beroemdste schilders van de Gouden Eeuw.

Ook hij maakte als jongeman een Grand Tour naar Italië.

Zelf ging Gerard de Oude nog even door met zijn artistieke werk, voor zover bekend weinig landschappen meer, maar Bijbelse en mythologische onderwerpen. In 1621 stopte hij ermee en nam de functie van convooi- en licentiemeester van zijn vader over. Niet altijd tot grote tevredenheid overigens. Bij zijn afscheid schreef hij het volgende hekeldicht op Zwollenaren die op zijn goedbetaalde functie belust waren:

Borgemeisteren en seckrettaeris:

Weest tevreden met u salaris, Laet rusten uwe kromme handen:

Op dat ghij niet meer comt in schanden.

Gerard de Oude overleed op 20 april 1662 en werd enkele dagen later ceremonieel begraven in de Grote Kerk te Zwolle.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Geboren voor de kunst - De getekende levens van de familie Ter Borch by uitgeverijdekunst - Issuu