


Hilda Groen


18e-eeuws Chinees behang in
en andere residenties
Hilda Groen
18e-eeuws Chinees behang in
en andere residenties
Voorwoord 7
Inleiding 11 1
Aziatische invloeden in het interieur van de Nederlandse elite 17 2
Landhuis Oud-Amelisweerd: zomerresidentie aan de Kromme Rijn 41 3 Muren vol Chinese vogels en bloemen 51
Het in Bunnik gelegen landhuis Oud-Amelisweerd heeft sinds de achttiende eeuw een belangrijke rol gespeeld als residentie voor welgestelde en adellijke families, waaronder de families Taets van Amerongen en Bosch van Drakestein. In die tijd boden landhuizen, met name in de zomer, een welkome ontsnapping aan de warme en vaak onaangenaam ruikende steden zoals de binnenstad van Utrecht. Wat landhuis Oud-Amelisweerd echt bijzonder maakt, is niet hoofdzakelijk de architectuur of de oorspronkelijke functie, maar het unieke en kleurrijke achttiende-eeuwse Chinese papierbehang. Dit behang, met fraaie afbeeldingen van vogels, bloemen en taferelen uit het Chinese leven, zoals de jacht en visserij, is een kostbaar stuk geschiedenis.
Landhuis Oud-Amelisweerd is de enige plek in Nederland waar u vandaag de dag twee aangrenzende kamers met dit bijzondere Chinese behang kunt bewonderen. Er is weinig bekend over dit type behang in Nederland, mede omdat er nog maar enkele Nederlandse residenties zijn waar het bewaard is gebleven. Het boek dat u in handen heeft, vult deze leemte door inzicht te bieden in de oorsprong, betekenis en aanwezigheid van Chinees behang in Nederland. Naast landhuis Oud-Amelisweerd worden ook andere Nederlandse residenties zoals Huis ten Bosch, het woonpaleis van koning Willem-Alexander en koningin Máxima, en het nabij Bunnik gelegen landhuis Sparrendael in Driebergen-Rijsenburg belicht.
Ook worden locaties in Duitsland en Engeland besproken waar vergelijkbaar Chinees landschapsbehang aanwezig is.
Dit stukje erfgoed verdient de aandacht die het met deze publicatie krijgt in de vorm van een rijk geïllustreerd boek. Met deze publicatie hoop ik van harte dat de waarde van het Chinese behang, zowel voor landhuis Oud-Amelisweerd en haar omgeving als binnen de Nederlandse kunst- en interieurgeschiedenis, voor de toekomst veilig wordt gesteld. Ik wens u veel plezier bij het lezen en ontdekken van dit boek!
Maarten van Rossem
In de zeventiende en achttiende eeuw raakte Europa overspoeld door grote hoeveelheden Aziatische goederen en objecten, waaronder Chinees porselein, thee en zijde, die via de handel het vasteland van Europa bereikten. Zo verscheepte de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) (afb. 1) miljoenen stuks Chinees porselein naar Nederland. Al snel vulde dit keramiek binnen alle lagen van de Nederlandse bevolking de servieskast; tegenwoordig zien we het kenmerkende blauw-witte keramiek vaak terug in zeventiende-eeuwse stillevens (afb. 2). De verwevenheid van lokale en mondiale materiële cultuur in de vroegmoderne Nederlanden wordt nog duidelijker in de productie van Delfts blauw als substituut voor Chinees porselein – dat vandaag de dag nota bene wordt gezien als ‘typisch Nederlands’. Door de ontdekking van deze bijzondere Chinese objecten raakte niet alleen Nederland
1 Hendrik Cornelisz Vroom, De terugkomst in Amsterdam van de tweede expeditie naar Oost-Indië, 1599, Rijksmuseum (Amsterdam)
2 Balthasar van der Ast, Fruitstilleven met schelpen en tulp, 1620, Mauritshuis (Den Haag)
3 Johan Nieuhof, Gezantschap der Neêrlandtsche Oost-Indische compagnie (Amsterdam: Jacob van Meurs, 1665), Allard Pierson (Amsterdam)
4 Paneel van beschilderd Chinees behang, 1790-1800, Victoria and Albert Museum (Londen)
maar ook de rest van Europa geïnteresseerd in de Chinese cultuur en gewoonten. En zo werd China ook onderwerp van gesprek in intellectuele kringen.1 Het is dan ook geen verrassing dat vanwege deze interesse ook de behoefte
toenam aan uitgebreidere informatie en beeldmateriaal, waarmee een glimp van de onbekende wereld kon worden opgevangen. Zo droeg reiziger en tekenaar Johan Nieuhof (16181672) met zijn bekende publicatie Het Gezant-
5 Een foto van de westwand van salon 1.6 in landhuis OudAmelisweerd
schap der Neerlandtsche Oost-Indische Compagnie, aan den … Keizer van China (1665) bij aan de creatie van het imago van China in Europa (afb. 3). Halverwege de achttiende eeuw beantwoordde een nieuw type Chinese decoratieve kunst aan deze vraag: Chinees behang (afb. 4).
Een overweldigende hoeveelheid scènes en motieven uit het Chinese dagelijks leven op kamervullend behangformaat. In tegenstelling tot Chinees porselein dat toegankelijk was voor alle lagen binnen de maatschappij, was Chinees behang erg kostbaar en alleen betaalbaar voor de upper-class, waar ook de bewoners van landhuis Oud-Amelisweerd in Bunnik toentertijd toe behoorden.
Totdat onderzoeker Friederike Wappenschmidt in 19892 een baanbrekende studie over dit onderwerp schreef, kreeg Chinees behang niet veel wetenschappelijke aandacht. Dit type toegepaste kunst werd hoofdzakelijk beschouwd als een exportartikel met weinig artistieke waarde. Ondanks dat Chinees behang in de Britse huiselijke sfeer de afgelopen twee decennia veel aandacht van onderzoekers heeft gekregen – zoals blijkt uit de publicaties East India Company at Home project 1757-1857 (2011-2014)3, Chinese Wallpaper in National Trust Houses (2014)4 en Chinese wallpaper in Britain and Ireland (2017)5 – ontbreekt een uitgebreide beschrijving van de aanwezigheid en waardering van Chinees behang in de Nederlandse huiselijke sfeer. Deze publicatie springt in dit gat en werpt een licht op de lokale functie en betekenis van Chinees behang in het Nederland van de achttiende en negentiende eeuw.
Speciale aandacht gaat uit naar het achttiende-eeuwse Chinees behang in landhuis Oud-Amelisweerd in Bunnik (afb. 5). Dit landhuis is de enige plek in Nederland waar maar liefst twee aangrenzende kamers zijn gevuld met Chinees behang, waaronder een kamer met vogel-en-bloembehang en landschapsbehang (afb. 6). Daarnaast worden in
deze publicatie andere locaties in Nederland uitgelicht waar in de achttiende en negentiende eeuw Chinees behang is aangebracht en waarvan het merendeel vandaag de dag nog steeds zichtbaar is. Niet alleen onderzoeken we de aanwezigheid en betekenis van Chinees behang in het Nederland van de achttiende en negentiende eeuw, ook wordt duidelijk hoe Chinees behang ons begrip van de Chinese visuele traditie vergroot. De visuele motieven die op het Chinese behang in landhuis
Oud-Amelisweerd te vinden zijn, worden in dit boek dan ook uitgebreid bestudeerd binnen de context van de Chinese visuele traditie.
6 Een foto van een doorkijkje van salon 1.6 naar salon 1.5 in landhuis OudAmelisweerd
In dit hoofdstuk worden verschillende ontwikkelingen beschreven die een rol hebben gespeeld in de creatie van Chinees behang in de achttiende eeuw. De introductie van Chinees behang in de interieurs van welgestelde Nederlandse burgers in de achttiende eeuw moet worden gezien in het bredere kader van het gebruik van kostbare Aziatische materialen als wandbekleding zoals Japans lakwerk en Indiase chintz. Deze kostbare materialen werden geïmporteerd door de VOC en waren vooral populair onder de hogere klasse, waaronder het Huis van Oranje-Nassau, dat een belangrijke rol speelde in de verspreiding van deze trends. Naast lakwerk en chintz maakte ook Chinees exportzijde deel uit van het interieur van de Nederlandse elite, hoewel het minder vaak voorkwam dan Europese stoffen. Ook werden er Chinese prenten en schilderijen als wandbekleding gebruikt, wat bijdroeg aan de creatie van Chinees beschilderd papier in de achttiende eeuw. De productie van Europees behang in Chinese stijl (vanaf 1740) gaf een extra impuls aan de vraag naar Chinees behang, dat uiteindelijk in verschillende stijlen en formaten vanaf 1753 werd geïmporteerd door de VOC en werd toegepast in de interieurs van de Nederlandse elite.
DE INTRODUCTIE VAN CHINA IN HET
INTERIEUR VAN DE NEDERLANDSE
ELITE
De komst van Chinees behang in het interieur van welgestelde Nederlandse burgers staat niet op zichzelf en moet worden gezien in de bredere context van Aziatische objecten in de vroegmoderne Nederlanden die het interieur van de Nederlandse elite vulden. Op een familieportret gemaakt door Nicolaes Maes (1634-1693) uit 1656 zien we een welgestelde familie uit Dordrecht poseren naast Chinees porselein wat suggereert dat de familie graag met deze objecten wilde worden geassocieerd (afb. 1). De belangrijkste culturele uitwisselingen tussen China en Europa dateren uit de zeventiende eeuw. Nederlandse kunstenaars uit die tijd maakten rijkelijk gebruik van de bijzondere objecten die via de overzeese handel beschikbaar kwamen. Zo verzamelde Rembrandt van Rijn (1606-1669) vele objecten Chinees porselein en legde Johannes Vermeer (1632-1675) de unieke spiegelingen van dit materiaal in zijn schilderijen vast, zoals in zijn kunstwerk Slapend meisje (1656-1657)(afb. 2). 1
De creatie van Chinees behang in de achttiende eeuw staat in de traditie van het gebruik van kostbare Aziatische materialen en stoffen als wandbekleding in vroegmodern Europa. Vanaf het begin van de zeventiende eeuw tot ten minste het begin van de achttiende eeuw importeerde de VOC exclusief Japans lakwerk (afb. 3).2 Net als Chinees behang was lakwerk kostbaar en daardoor primair voorbehouden aan klanten uit de hogere klasse, die hun huizen decoreerden met gelakte koffers, kisten en kasten.3 In de zeventiende eeuw zouden er in Nederland ten minste vier lakkabinetten van Japans of Chinees lakwerk zijn geïnstalleerd,
1 Nicolaes Maes, Dordrechtse familie in een interieur, 1656, Norton Simon Museum (Pasadena)
2 Johannes Vermeer, detail uit Slapend meisje, 1656-57, The Metropolitan Museum of Art (New York)
3 Toegeschreven aan Koamiwerkplaats in Kioto, Japanse lakkist, 1635 -45, Rijksmuseum (Amsterdam)
alle in de woningen van de stadhouders in de Nederlanden. Er is nog maar een van deze waardevolle lakwerkkamers overgebleven, die oorspronkelijk in het stadhouderlijk hof in Leeuwarden was geplaatst. Deze kamer is nu te bewonderen in het Rijksmuseum (afb. 4).
Het Huis van Oranje-Nassau speelde een belangrijke rol in het vergroten van de interesse in Aziatische voorwerpen onder de Nederlandse elite. Ook zette het Huis van Oranje-Nassau de trend voor het gebruik van lakwerk als wandbekleding in interieurs.4 In
1654 werd in Huis ten Bosch op verzoek van Amalia van Solms (1602-1675), getrouwd met stadhouder Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647), de eerste lakkamer ingericht die bestond uit delen van Japans gelakte kisten en koffers.5 Ook Mary Stuart II (1662-1694), de vrouw van stadhouder-koning Willem III van Oranje-Nassau (1650-1702) gaf opdracht voor lakkamers – niet van Japans lakwerk maar van Chinese coromandel gelakte schermen, omdat deze panelen geschikter werden geacht als wandbekleding.6 Een brief uit 1685 van de