Bezield dierschilder
Bezield dierschilder
Onder redactie van Renske Suijver
Sara Tas
Waanders Uitgevers, Zwolle De Mesdag Collectie, Den Haag
Leïla Jarbouai en Sandra Buratti-Hasan
Renske Suijver
De Franse dierschilder Rosa Bonheur (1822-1899) was in haar tijd een internationale beroemdheid. Ze won medailles op de Salons van Parijs, kreeg opdrachten voor grootse schilderijen en haar werk en naam vonden zelfs hun weerklank in de Verenigde Staten. Na haar overlijden op de drempel van de 20ste eeuw raakte ze echter snel in de vergetelheid bij het grote publiek. Pas de laatste jaren is er hernieuwde aandacht voor Bonheurs werk, haar inspirerende leven en haar – voor die tijd – moderne blik op dieren.
Om door te dringen tot de innerlijke belevingswereld van dieren, legde Bonheur geduldig en tot in de kleinste details hun verschillende houdingen en uitdrukkingen vast. Ze wilde met haar werk mensen laten inzien dat ook dieren een ziel hebben. Haar studies verkocht ze liever niet, want die waren van groot belang voor haar werk. Ze gebruikte ze voor haar zeer ambitieuze schilderijen op groot formaat en die bezorgden haar wereldroem.
Niet alleen haar studieuze werkwijze en haar zielsverwantschap met dieren waren onconventioneel, ook de manier waarop Bonheur haar leven inrichtte, was verre van standaard. Ze besloot bewust om niet te trouwen, maar haar hele leven met vrouwen samen te wonen. Als ze in de 21ste eeuw had geleefd, had ze zichzelf waarschijnlijk als queer geïdentificeerd. Haar enorme succes als schilder maakte dat ze al vroeg financieel onafhankelijk was en haar eigen chateau met landgoed in By, aan de rand van het bos van Fontainebleau, kon kopen. Ze ontwikkelde een innige band met de dieren in haar omgeving, met haar huisdieren en het wild dat zich op haar landgoed liet zien, maar ook met de leeuwen die ze er hield: ‘Deze dieren hebben met mij geleefd, ze zijn mijn vrienden geweest en ik heb ze in al hun verschillende gedaanten getekend.’
Bonheur had een bijzondere connectie met Nederland. Nederlandse 17de-eeuwse meesters als Paulus Potter, Philips Wouwerman en Nicolaes Berchem, van wie ze al als tiener in het Louvre schilderijen bestudeerde, behoorden tot haar grote voorbeelden. In 1867 bezocht ze het in het Trippenhuis gevestigde Rijksmuseum in Amsterdam.
Tijdens haar leven is haar werk in Nederland meermaals tentoongesteld en enkele van haar werken belandden hier in particuliere collecties.
Opvallend genoeg heeft het Nederlandse kunstenaarsen verzamelaarsechtpaar Hendrik Willem Mesdag en Sientje Mesdag-van Houten nooit Bonheurs kunst verworven. Wellicht vonden ze haar uitgewerkte schilderijen te klassiek. Haar studies daarentegen – bladen en doeken vol levendige schetsen van dieren of bomen – zouden ongetwijfeld bij hen in de smaak zijn gevallen, aangezien de collectie van het echtpaar een voorkeur voor schetsmatige werken laat zien. Dit eerste Nederlandstalige boek over Bonheur verschijnt tegelijk met de eerste tentoonstelling over haar werk in Nederland. De Mesdag Collectie is daarvoor de ideale omgeving, want het is buiten Frankrijk het museum met de grootste verzameling werken van haar tijdgenoten, de schilders van Barbizon.
Rosa Bonheur was een vrouw die over barrières heen stapte en aantoonde dat kunst een middel kan zijn om idealen na te streven. Met haar kunst kon zij mensen op een andere manier de wereld om hen heen laten begrijpen. Zij liet de toeschouwer dieren in de ogen kijken en hoopte daarmee over te brengen dat een dier niet alleen een nuttig wezen was in dienst van de mens, maar meer als gelijke benaderd zou moeten worden. Bovendien heeft Bonheur, tegen de tijdgeest in, laten zien dat een vrouw niets in de weg hoefde te staan om geheel op eigen kracht en op basis van idealen succes na te streven: ‘Ik denk dat zodra vrouwen de hoogste waardering kunnen nastreven, er voor hen geen reden is om groepen te vormen die mannen buitensluiten. Ze kunnen beter elke kans aangrijpen om te laten zien dat wij vrouwen net zo goed kunnen zijn als mannen, en soms zelfs beter.’
Wij hopen met dit boek velen kennis te laten maken met het bijzondere leven en werk van Rosa Bonheur.
Emilie E.S. Gordenker Directeur De Mesdag Collectie en Van Gogh Museum
ROSA BONHEUR (1822-1899)
‘Ik voelde me alleen maar goed te midden van die dieren en ik bestudeerde heel intens hun gewoonten. Iets wat me bijzonder fascineerde was de uitdrukking van hun blik: is het oog niet de spiegel van de ziel voor alle levende wezens?’
Een levenslange fascinatie voor dieren
Al in haar prilste jeugd waren dieren Rosa Bonheurs beste vrienden. Ze werd op 16 maart 1822 in Bordeaux geboren en verbleef regelmatig bij Jean Baptiste Dublan de Lahet, die zij beschouwde als grootvader. Hij was beschermheer van de familie en adoptievader van Sophie Marquis, de moeder van Bonheur. Dublan de Lahet bezat iets ten zuiden van de stad een groot landgoed op het platteland in Quinsac. Bonheur bracht naar eigen zeggen heerlijke dagen door bij de boeren en de dieren op de boerderij. Haar liefde voor dieren was zo groot dat haar moeder speciaal voor haar een dierenalfabet bedacht (afb. 1). Al op heel jonge leeftijd begon Bonheur met het tekenen van die geliefde wezens, die ze aandachtig observeerde. Ze wilde in de voetsporen treden van haar vader, Raymond Bonheur, die portrettist en landschapschilder was. Na een aantal teleurstellende ervaringen van zijn dochter in het onderwijs begreep hij dat zij niet was af te brengen van haar artistieke ambitie. Dus leerde hij haar de traditionele schildertechnieken en benadrukte dat ze vooral heel veel en gedetailleerd moest tekenen. De familie verhuisde in 1829
naar Parijs, waar Bonheur vanaf haar veertiende geregeld het Louvre bezocht om daar de oude meesters te kopiëren, vooral de 17de-eeuwse Vlaamse en Hollandse schilders. Vervolgens legde ze zich al snel toe op het schilderen van dieren. Ze las wetenschappelijke verhandelingen over de dierenwereld en werd een trouwe bezoeker van de dierentuin in de Jardin des Plantes, waarvan Etienne Geoffroy Saint-Hilaire, een kennis van haar vader, de eerste directeur was. De jonge kunstenaar werkte naar de natuur en omringde zich in haar dagelijks leven met dieren.
Eerste succes
Rosa Bonheur werkte enthousiast aan de zijde van haar vader, samen met haar twee jongere broers Auguste en Isidore, en later met haar jongere zus Juliette. In hun atelier aan de rue Rumford, vlak bij het nog landelijke PlaineMonceau aan de rand van Parijs, hielden een schaap, een geit en kwartels de kunstenaars gezelschap. Naarmate de faam van Bonheur groeide, werden haar ateliers groter en steeg ook het aantal en de verscheidenheid van harige en gevederde metgezellen.
Bonheur debuteerde in 1841 op de Parijse Salon, de belangrijkste jaarlijkse tentoonstelling in Frankrijk, met Twee konijnen (afb. 2) en Geiten en schapen. Ambitieus legde ze zich vervolgens toe op imposantere en forsere dieren als runderen en paarden. In 1848 behaalde ze op de Salon de gouden medaille voor Ossen en stieren van het
Cantal-ras. Dankzij dit succes bestelde de Franse staat een schilderij over ploegen, een thema dat haar volgens de opdrachtgever in staat zou stellen om ‘door middel van haar penseel de kunst te bezingen van het trekken van voren die het brood voortbrengen dat de hele mensheid voedt’. Het resultaat van deze opdracht, Ploegen in de Nivernais (afb. 3), werd een van de bekendste werken van de kunstenaar. Als voorbereiding op het werk bracht Bonheur de winter door in de Nivernais, het huidige Nièvre, ten zuiden van Parijs. Ze verbleef er bij een vriend van haar vader, en bestudeerde er van dichtbij de runderen – de diverse rassen, de verschillende gedragingen en de methoden om ze op te tuigen. Ze werkte aan één stuk door, zodat het schilderij klaar zou zijn voor de Salon van
mei 1849. Op een groot panoramisch formaat schilderde ze twee spannen van drie paar ossen die, aangevoerd door vier boeren, de aarde omploegen. De statige dieren vorderen traag tussen de lucht en de aarde, waarvan elke kluit heel tastbaar is weergegeven. Zij zijn het die het zware werk verrichten en die samen met de voedzame aarde het thema vormen waarop de kunstenaar al haar liefdevolle aandacht richt. Op het schilderij zijn inmiddels verdwenen rassen te zien: het fémeline-ras (de blonde ossen) en het morvandelle-ras (de roodbonte ossen). In het midden van het schilderij kijkt het wijd opengesperde oog van een os die net een prik van de drijfstok krijgt ons doordringend aan. De kunstenaar heeft de intensiteit van deze dierlijke blik aangrijpend weergegeven.
3 Rosa Bonheur Ploegen in de Nivernais, 1849 Olieverf op doek, 133 × 260 cm Musée d’Orsay, Parijs
4 Rosa Bonheur De paardenmarkt, 1852-1855
Olieverf op doek, 244,5 × 506,7 cm
The Metropolitan Museum of Art, New York Geschonken door Cornelius Vanderbilt
De kracht van het dier
Op de Salon van 1853 toonde Rosa Bonheur opnieuw op een indrukwekkende manier haar talent met een monumentaal doek dat haar de status bezorgde van ‘artistieke ster’, niet alleen in Frankrijk, maar ook daarbuiten. Met De paardenmarkt (afb. 4) slaagde de jonge kunstenaar erin een werk met een alledaags thema de waardigheid te verlenen van een monumentaal historiestuk, in die tijd het meest verheven genre in de schilderkunst. Ze nam hier als onderwerp het paard, een edel dier bij uitstek, waarvan de uitbeelding normaal gesproken was voorbehouden aan mannelijke kunstenaars. Bonheur refereerde met haar schilderij aan meerdere grote werken uit de kunstgeschiedenis, zoals de Parthenonfriezen en de paarden in de schilderijen van Théodore Géricault. Zij stelde echter paarden centraal die worden gebruikt voor zwaar werk, in dit geval percherons. Deze sterke, imposante dieren worden door de paardenkopers opgedreven. Aan de lichaamstaal van de paarden is te zien dat de meeste van hen verkrampt zijn of zelfs pijn lijden. In het midden van het schilderij steigeren twee paarden als reactie op de ruwe behandeling. Met uitzondering van de man en de roodschimmel links, hebben de begeleiders moeite om de woeste paarden, die lijken te willen ontsnappen, in bedwang te houden. Deze kwestie van de vrijheid van dieren komt in veel werken van Bonheur aan bod. In Het dorsen van tarwe in de Camargue (afb. 5) onderzoekt Bonheur de smalle
grens tussen wildheid en tamheid. De man in het midden van de compositie maakt gebruik van de onstuimigheid van de halfwilde paarden van de Camargue om de tarwe te dorsen. De woeste kudde paarden lijkt nauwelijks in bedwang te houden.
Reizen naar de Pyreneeën en Schotland
Rosa Bonheur reisde veel. Ze doorkruiste Frankrijk om zich een beeld te vormen van de verschillende landbouwpraktijken en de verscheidenheid aan diersoorten in het land. Ze trok rond in de Nivernais, in het zuidelijk gelegen Cantal, in de kuststreek Bretagne en in de zuidelijk van Bordeaux gelegen regio Les Landes. Ze reisde meermaals naar de Franse en Spaanse Pyreneeën om ‘voor [haar] penseel nieuwe horizonten te openen’. Op elk weggetje vond Bonheur inspiratie om te schetsen, haar doos met verftubes op schoot. Ze tekende Spaanse muilezeldrijvers en hun hulpjes en metgezellen: ezels en honden. Maar het liefst schilderde ze herders en hun schapen. De schapen van het Baskische ras basco-béarnaise, die typisch zijn voor de valleien van de Aspe en de Ossau, behoorden tot haar lievelingsdieren. Op een geïdealiseerde voorstelling van een herder die zout geeft aan zijn schapen, lijkt de tijd stil te staan (afb. 6). Het werk van Bonheur geeft een beeld van de diversiteit aan landbouwculturen en -praktijken, waarbij in haar composities dieren altijd centraal staan.
6 Rosa Bonheur Herder in de Pyreneeën die zout geeft aan zijn schapen, 1864 Olieverf op doek, 68 × 100 cm Musée Condé, Chantilly
7 Rosa Bonheur De pony’s van het eiland Skye, 1861 Olieverf op doek, 64 × 101,5 cm Privécollectie
Op uitnodiging van kunsthandelaar Ernest Gambart trokken Bonheur en haar vriendin Nathalie Micas, die zij kende vanaf haar tienerjaren, in 1856 naar Schotland. Op datzelfde moment maakte De paardenmarkt een triomfantelijke tournee langs de Britse Eilanden. Tijdens haar tocht door de Schotse Hooglanden maakte Bonheur kennis met de wereld van Walter Scott, een schrijver die toen furore maakte. Onderweg raakte ze gefascineerd door de bijzondere kenmerken van de dierenrassen die ze zag, de verschillende morfologieën, de lange horens van sommige dieren, de bijzondere, krullerige vacht van andere. Bonheur wilde de specifieke kenmerken van de runderen, schapen en pony’s van het zeer noordelijk gelegen eiland Skye in al hun eigenheid vatten (afb. 7). Ze was getroffen door de afstanden die immense kuddes aflegden om vanuit de verste uithoeken van het land naar de jaarmarkt in Falkirk bij Edinburgh te trekken. In een werk als Tocht door de Schotse Hooglanden (afb. 8) toont ze de kracht van de dieren en de inspanning die de herders moeten leveren om de kudde in bedwang te houden. De heersers van de Schotse Hooglanden lijken hier op het punt te staan om de lijst uit te stormen. In een meer serene sfeer vervoeren herders hun kudde op schuiten om zo de meren over te steken en de plek van de markt te bereiken (afb. 9). Soms doen de koeien, ossen of stieren dat al zwemmend; een memorabele scène die Bonheur vastlegde op de prachtige houtskool- en pasteltekening Koeien en ossen steken een meer over bij Ballachulish (afb. 10)