9 minute read

bloedvat, beharing. 2.5.5 Veranderingen door degeneratie, allergieën

Next Article
4.3 Milieu

4.3 Milieu

2.5.4 Afwijkingen talg, zweet, verhoorning pigment, bloedvat, beharing.

427 Wat is een wijnvlek?

Advertisement

a. Een aangeboren pigmentvlek. b. Een aangeboren vaatvlek. c. Een verworven vaatvlek.

428 Welke huidaandoeningen hebben een inwendige oorzaak?

a. Epheliden en furunkels b. Epheliden en milia c. Tinea pedis en furunkels

429 Kenmerkend voor acne keloidalis zijn

a. gesloten comedonen. b. Littekens. c. vesiculae.

430 Welke huidziekte kenmerkt zich door squamavorming?

a. Herpes zoster. b. Ichthyosis. c. Xanthelasma.

431 Welke behandeling past men bij voorkeur toe bij erythema solare?

a. Besproeien met koeldampapparaat. b. Compressen met koud water. c. Masseren met verzachtende crème.

432 Hoe noemt men speldeknopgrote cysten, gevuld met hoornmassa, die vooral voorkomen rond de ogen?

a. Milia. b. Talgcysten. c. Xanthelasma.

433 Waaraan herken je acne keloidalis?

a. Black heads. b. Littekens. c. Macula.

434 Waarmee kenmerkt zich acne conglobata?

a. Ontsteking van de talgklieren waarbij onderhuids de infiltraten samenvloeien. b. Ontstekingen van de haarvaten die worden verergerd door onhygi‘nische omstandigheden. c. Dikwijls op het lichaam voorkomende puistvorming door ontsteking van de huidvetklieren.

435 Acne vulgaris en rosacea komen overeen doordat:

a. beide aandoeningen vooral voorkomen op jeugdige leeftijd. b. bij beide aandoeningen teleangiëctasieën aanwezig zijn. c. zich bij beide aandoeningen puistvorming voordoet.

436 Bij een schilferende seborrhoe ligt het accent van de behandeling op:

a. dieptereiniging en peeling. b. dieptereiniging en stimulering. c. peeling en stimulering.

437 Acne keloidalis komt dikwijls voor in de huid:

a. in de nek. b. op de schouders. c. rondom de mond.

438 Waarmee onderscheidt zich acne conglobata van de meeste andere acnevormen?

a. De aandoening gaat als regel gepaard met de vorming van teleangiëctasieën. b. De aandoening komt hoofdzakelijk voor op het lichaam. c. Jongens hebben een grotere aanleg de aandoening te krijgen dan meisjes.

439 Bij welke aandoening verergert de aanleg bij het ouder worden?

a. Acne keloidalis. b. Psoriasis. c. Rosacea.

440 Folliculitis is een ontsteking van:

a. de haarpapil. b. de haarwortel. c. het haarzakje.

441 I Kenmerkend bij een sebostase is de aanwezigheid van wijde, grove poriën. II Sebostase bij een jonge huid verergert bij het ouder worden.

Wat is juist? a. I en II zijn beide juist. b. I is juist en II is onjuist. c. I is onjuist en II is juist.

442 Wat verstaat men onder een hyperhidrosis?

a. Een overmatige talgklierwerking. b. Een overmatige verhoorning. c. Een overmatige zweetuitscheiding.

443 Hyperhidrosis is dikwijls de oorzaak van:

a. herpes simplex. b. intertrigo. c. keratosis pilaris.

444 Tot de afwijkingen in de verhoorning van de huid behoren:

a. psoriasis en ichthyosis. b. psoriasis en urticaria. c. ichthyosis en urticaria.

445 Wat verstaat men onder een hyperkeratose?

a. Een overmatige verhoorning. b. Een overmatige zweetuitscheiding. c. Een overmatige talgklierwerking.

446 Waaraan herken je psoriasis?

a. Blaasjes gevuld met vocht. b. Rode, jeukende huidvlekken. c. Witachtige, droge huidschilfers.

447 Waaraan herkent men psoriasis?

a. Huidvlekjes. b. Jeuk. c. Schilfers.

448 Tot de huidveranderingen die hun oorzaak vinden in het weefsel van de epidermis behoren:

a. de afwijkingen in de bloedvaten van de huid. b. de verhoorningsafwijkingen van de huid. c. de processen in het vetweefsel.

449 Voorbeelden van verhoorningsafwijkingen zijn:

a. callus en milia. b. callus en lipoma. c. milia en lipoma.

450 Wat is een ichthyosis vulgaris?

a. Een als regel aangeboren, droge, schilferende huidziekte. b. Een als regel verworven, droge, schilferende huidziekte. c. Een door een schimmel veroorzaakte, besmettelijke huidziekte.

451 Tot de afwijkingen in de verhoorning van de huid behoren:

a. milia. b. tinea. c. tubera.

452 Kenmerken van vitiligo zijn:

a. gedepigmenteerde huidvlekken met soms een iets verheven en eveneens gedepigmenteerde rand. b. gedepigmenteerde huidvlekken met soms een iets verheven en gehyperpigmenteerde rand. c. gehyperpigmenteerde huidvlekken met soms een iets verheven en gedepigmenteerde rand.

453 Berlock-dermatitis berust op een overgevoeligheid voor bepaalde:

a. aardoliën. b. etherische oliën. c. fytohormonen.

454 Epheliden zijn:

a. huidschilfers. b. moedervlekken. c. zomersproeten.

455 Berlock-dermatitis veroorzaakt een huidvlek met de kleur:

a. blauw-rood. b. bleek wit. c. bruin.

456 Naevi pigmentosi zijn:

a. moedervlekken. b. vaatwoekeringen. c. zomersproeten.

457 Tot de chronische afwijkingen in de haarvaten van de huid behoren:

a. erythema. b. fibroma. c. spider naevi.

458 Wat zijn teleangiëctasieën?

a. Chronisch vernauwde huidcapillairen. b. Chronisch verwijde huidcapillairen. c. Woekeringen van huidcapillairen.

459 Waarop berust een erythema pudoris?

a. Op een verwijding van huidcapillairen door stralen. b. Op een verwijding van huidcapillairen door warmte. c. Op een verwijding van huidcapillairen door neurogene factoren.

460 Tot de chronische afwijkingen in de haarvaten van de huid behoren:

a. fibroma. b. sarcoma. c. teleangiëctasieën.

461 Welke van de onderstaande huidafwijkingen komen in aanmerking voor cosmetische camouflage?

a. Melanoma. b. Naevi vinosi. c. Sarcoma.

462 Wat is hypertrichosis?

a. Eelt. b. Overbeharing. c. Zweetvoeten.

463 I Hirsutisme komt alleen voor bij mannen en nooit bij vrouwen. II Hirsutisme wordt dikwijls verworven door mechanische invloeden.

Wat is juist? a. I en II zijn beide juist. b. I is onjuist en II is juist. c. I en II zijn beide onjuist.

464 Welke van onderstaande aandoeningen berust op een ontsteking?

a. Acne. b. Panniculose. c. Striae.

465 Een voorkeursplaats voor bezemrijs is/zijn

a. de benen. b. het decolleté. c. het gezicht.

466 Welke van de hieronder genoemde huidafwijkingen komen voor cosmetische camouflage in aanmerking?

a. Dermatomycosen en vitiligo. b. Dermatomycosen en verrucae. c. Naevus flammeus en vitiligo.

467 Wat zijn varices?

a. Chronisch ontstoken aderen. b. Chronisch verwijde aderen. c. Tijdelijk ontstoken aderen.

468 Spataderen ontstaan door zwakte in een aderwand van:

a. bindweefsel. b. epitheelweefsel. c. spierweefsel.

469 Welke aandoeningen worden veroorzaakt door een trauma?

a. Striae. b. Verrucae. c. Wonden.

470 Waardoor wordt Berlock dermatitis gekenmerkt?

a. Hyperkeratose. b. Hyperpigmentatie. c. Hypopigmentatie.

471 Berlock dermatitis veroorzaakt op de huid vaak:

a. een hyperhidrosis. b. een hyperpigmentatie. c. een hyperkeratose.

472 Tot de verhoorningsafwijkingen van de huid behoort:

a. ichthyosis vulgaris. b. striae. c. xanthelasma.

473 Welke aandoening kan worden veroorzaakt door hormonen?

a. Berlock dermatitis. b. Hidradenitis. c. Hirsutisme.

474 Psoriasis wordt gekenmerkt door:

a. erytheem en rhagaden. b. erytheem en squama. c. vesicula en squama.

475 Vochtophoping (oedeem) in de onderbenen ontstaat onder andere als gevolg van:

a. panniculose. b. spataderen. c. spierkramp.

476 Bezemrijs berust op:

a. een chronische vaatverwijding. b. een tijdelijke vaatverwijding. c. een vaatvermeerdering.

477 Bij welke huidafwijking spelen hormonen een belangrijke rol?

a. Chloasma b. Naevus pigmentosus. c. Naevus flammeus.

478 Welke huidaandoening is aangeboren?

a. Albinisme. b. Chloasma. c. Xanthelasma.

479 Rosacea komt vooral voor bij mensen boven de dertig met:

a. een atrofische huid. b. een seborrhoe huid. c. een sebostase huid.

480 Welke aandoening uit zich meestal pas na het dertigste levensjaar?

a. Molluscum contagiosum. b. Rosacea. c. Verrucae vulgaris.

481 Tot de verhoorningsafwijkingen behoren onder andere:

a. callus en lipoma. b. callus en milia. c. chloasma en milia.

482 Tot een chronische afwijking in de haarvaten rekent men:

a. bezemrijs en erythema pudoris. b. erythema caloricum en spinnaevus. c. teleangiëctasieën en spinnaevus.

483 Door vocht veroorzaakte wallen onder de ogen kunnen samenhangen met:

a. een gestoorde nierfunctie. b. een gestoorde spijsvertering. c. een vertraagde talgklierwerking.

484 Welke van onderstaande aandoeningen berust op bindweefseldegeneratie?

a. Elastosis en keloïd. b. Keloïd en panniculose. c. Panniculose en elastosis.

485 Tot de verhoorningsafwijkingen behoren:

a. hypertrichosis en ichthyosis. b. psoriasis en hyperhidrosis. c. psoriasis en ichthyosis.

486 Tot de verhoorningsafwijkingen behoren:

a. callus en ichthyosis. b. milia en hyperhidrosis. c. milia en vitiligo.

487 Onder hyperhidrosis verstaat men:

a. overmatige beharing. b. overmatige zweetuitscheiding. c. versterkte verhoorning.

488 Eelt is een vorm van:

a. hyperhidrosis. b. hyperkeratose. c. hypertrichosis.

489 Tot de erfelijke verhoorningsafwijkingen rekent men:

a. callus. b. intertrigo. c. psoriasis.

490 Welke verhoorningsafwijking kan door een virus worden veroorzaakt?

a. Ichthyosis. b. Keratosis pilaris. c. Verrucae.

491 Kenmerkend voor een ernstige vorm van rosacea is onder andere:

a. de aanwezigheid van comedonen. b. de aanwezigheid van ontstoken talgklieren. c. een slecht functionerende vochthuishouding.

492 Psoriasis is een afwijking van:

a. de huidklieren. b. de pigmentatie. c. de verhoorning.

493 Wat behoort tot de erfelijke verhoorningsafwijkingen?

a. Ichthyosis. b. Milia. c. Tyloma.

494 Welke pigmentafwijking is in hoofdzaak van hormonale aard?

a. Chloasma. b. Naevus pigmentosus. c. Vitiligo.

495 Tot de afwijkingen in de verhoorning rekent men:

a. acne. b. callus. c. sebostase.

496 Wat is kenmerkend voor ichthyosis?

a. Abnormale verhoorning. b. Overvloedige talgafscheiding. c. Vermeerderde pigmentatie.

497 Tot de verhoorningsafwijkingen van de huid behoren:

a. ichthyosis en mollusca contagiosa. b. ichthyosis en xanthelasma. c. psoriasis en ichthyosis.

498 Comedonen zijn kenmerkend bij:

a. rosacea. b. seborrhoe. c. sebostase.

499 Acne is een ontsteking van:

a. de haarfollikel. b. de haarpapil. c. de talgklier.

500 Comedonen ontstaan mede als gevolg van:

a. een te geringe doorbloeding. b. een te sterke verhoorning. c. een te sterke zweetuitscheiding.

501 Tot de verhoorningsafwijkingen van de huid behoort/ behoren:

a. ichthyosis. b. striae. c. xanthelasma.

502 Welke huidafwijkingen zijn een stoornis in de epidermis?

a. Fibromen en keloïd. b. Fibromen en psoriasis. c. Ichthyosis en psoriasis.

503 Tot de aangeboren huidaandoeningen rekent men:

a. herpes zoster. b. intertrigo. c. naevus flammeus.

504 Een seborrhoe berust op een storing in de functie van:

a. de doorbloeding. b. de talgklieren. c. de verhoorning.

505 Het accent van de behandeling bij een seborrhoe met comedonen ligt op:

a. dieptereiniging van de poriën. b. het activeren van de celstofwisseling. c. het adstringeren van de poriën.

506 Bij een seborrhoe met comedonen is de behandeling gericht op:

a. het dunner maken van de hoornlaag en het activeren van de celstofwisseling. b. het dunner maken van de hoornlaag en het reinigen van de poriën. c. het reinigen van de poriën en het adstringeren van de poriën.

507 Kleine, fijne poriën zijn kenmerkend voor:

a. rosacea. b. seborrhoe. c. sebostase.

508 Kenmerkend voor een sebostase zijn onder andere:

a. een geringe verhoorning en een dikke opperhuid. b. een geringe verhoorning en een dunne opperhuid. c. een sterke verhoorning en een dunne opperhuid.

509 Kenmerkend voor een sebostase zijn onder andere

a. een geringe verhoorning en een geringe talgafscheiding. b. een geringe verhoorning en een sterke doorbloeding. c. een sterke verhoorning en een geringe talgafscheiding.

510 Bij een gedehydrateerde huid ligt het accent van de instituutbehandeling op:

a. activering en vochtaanvulling. b. hoornverdunning en vetaanvulling. c. kalmering en vochtaanvulling.

511 Bij een sebostase ligt het accent van de instituutbehandeling op:

a. activering. b. dieptereiniging. c. hoornverdunning.

512 Kenmerkend voor een seborrhoe zijn onder andere

a. een geringe talgafscheiding en een dikke opperhuid. b. een sterke talgafscheiding en een dikke opperhuid. c. een sterke talgafscheiding en een dunne opperhuid.

513 Een sebostase berust in hoofdzaak op het functioneren van:

a. de haarvaten. b. de hoornlaag. c. de talgklieren.

514 Verdikking van de hoornlaag is kenmerkend voor:

a. de allergische huid. b. de seborrhoe huid. c. de atrofische huid.

515 Welke huidaandoeningen komen in aanmerking voor cosmetische camouflage?

a. Erythema pudoris en naevus flammeus. b. Naevus flammeus en vitiligo. c. Vitiligo en hypertrichosis.

516 Tot de verhoorningsafwijkingen behoren onder andere:

a. callus en dermatomycose. b. verhoornde haarzakjes en verruca vulgaris. c. psoriasis en perniones.

517 Vitiligo is een huidafwijking die behoort tot de:

a. bloedvatafwijkingen. b. hyperpigmentaties. c. hypopigmentaties.

This article is from: