
3 minute read
2.4.2 Beenderstelsel
358 Het voorste uitsteeksel van de onderkaak is verbonden met het slaapbeen via:
a. een ligament. b. een spier. c. een gewricht.
Advertisement
359 De gewrichtskom van het kaakgewricht is een deel van:
360 Het voorhoofdsbeen heeft verbindingen met onder andere:
a. het jukbeen en het slaapbeen. b. het jukbeen en het zeefbeen. c. het slaapbeen en het zeefbeen.
361 Het Turkse zadel is een deel van:
362 De schedelbasis wordt gevormd door onder andere:
a. de slaapbeenderen en de wandbeenderen. b. de slaapbeenderen en het voorhoofdsbeen. c. de wandbeenderen en het voorhoofdsbeen.
2.4.2 Beenderstelsel
363 Het slaapbeen heeft een naadverbinding met:
a. achterhoofdsbeen, wandbeen en onderkaak. b. achterhoofdsbeen, wandbeen en wiggebeen. c. wiggebeen, onderkaak en wandbeen.
364 De zijvlakken van het wiggebeen grenzen aan:
365 Tot de beenderen van de aangezichtsschedel behoort onder andere:
366 Het voorste uitsteeksel van de onderkaak staat in verbinding met:
a. het jukbeen door middel van een spier. b. het slaapbeen door middel van een gewricht. c. het slaapbeen door middel van een spier.
367 Het kaakgewricht bevindt zich tussen:
a. bovenkaak en onderkaak. b. onderkaak en jukbeen. c. onderkaak en slaapbeen.
368 Het tepelvormig uitsteeksel is een deel van:
369 De bovenkaak heeft een naadverbinding met onder andere:
370 Het voorhoofdsbeen vormt een rechtstreekse verbinding met:
a. de jukbeenderen en de slaapbeenderen. b. de wandbeenderen en de neusbeenderen. c. de wandbeenderen en de slaapbeenderen.
371 De zijvlakken van het wiggebeen zijn via naadverbindingen bevestigd aan onder andere:
372 De jukboog wordt gevormd door een verbinding van het jukbeen met:
373 Het dak van de neusholte wordt gevormd door een deel van:
374 Tot de aangezichtsschedel behoort/behoren:
375 De bovenrand van de oogkas is een deel van:
376 De bovenkaak heeft een naadverbinding met onder andere:
377 De jukboog wordt gevormd door:
378 Het grootste deel van het schedeldak wordt gevormd door:
a. de wandbeenderen en de slaapbeenderen. b. de wandbeenderen en het voorhoofdsbeen. c. het achterhoofdsbeen en het voorhoofdsbeen.
379 Het voorste uitsteeksel van de opstijgende tak van de onderkaak dient voor:
a. de aanhechting van de slaapkauwspier. b. de oorsprong van de wangkauwspier. c. de vorming van het kaakgewricht.
380 De onderkaak is beweeglijk verbonden met:
381 Het achterste deel van de oogkas wordt mede gevormd door:
382 Het kaakgewricht wordt gevormd door:
a. het achterste uitsteeksel van de onderkaak en de bovenkaak. b. het achterste uitsteeksel van de onderkaak en het slaapbeen. c. het voorste uitsteeksel van de onderkaak en het slaapbeen.
383 In welk been bevindt zich het Turkse zadel?
384 De schedelbasis wordt mede gevormd door:
a. achterhoofdsbeen en voorhoofdsbeen. b. bovenkaak en wiggebeen. c. zeefbeen en bovenkaak.