2 minute read

cosmetisch storende veranderingen van de huid

Next Article
4.3 Milieu

4.3 Milieu

2.5 Efflorescenties

2.5.1 Herkennen van efflorescenties, huidafwijkingen en cosmetisch storende veranderingen van de huid

Advertisement

386 Bij een verdikking van de hoornlaag is de kleur van de huid:

a. bleker dan normaal. b. geelachtiger dan normaal. c. roziger dan normaal.

387 Kenmerkend voor een seborrhoe zijn:

a. een dikke epidermis en nauwe poriën. b. een dikke epidermis en wijde poriën. c. een dunne epidermis en wijde poriën.

388 Kenmerkend voor een vochtarme huid is/zijn:

a. de fijne mimische rimpels. b. de te dunne hoornlaag. c. het craquelé-achtige aanzien.

389 Kenmerkend voor een jonge sebostasehuid is dat:

a. de huidporiën verwijd zijn. b. er veel comedonen aanwezig zijn. c. het huidoppervlak een mat aanzien heeft.

390 De opperhuid bij een sebostase is:

a. dik en glanzend. b. dun en dof. c. dun en glanzend.

391 Bij een sebostase ligt het accent van de behandeling op:

a. activering van de huidstofwisseling. b. kalmering door middel van massage. c. verdunning van de hoornlaag.

392 Bij een seborrhoe met comedonen ligt het accent van de behandeling in een schoonheidsinstituut op:

a. activering van de huidstofwisseling. b. adstringeren van huidoppervlak en pori‘n. c. dieptereiniging van de huidporien.

393 Bij een gedehydrateerde huid ligt het accent van de behandeling op:

a. stimulering huidstofwisseling en verdunning van de hoornlaag. b. stimulering huidstofwisseling en vochtaanvulling. c. verdunning van de hoornlaag en vochtaanvulling.

394 Wat zijn efflorescenties?

1. Als regel scherp begrensde huidveranderingen. 2. Oorzaken van veranderingen van de huid. 3. Veranderingen van de huid bij huidaandoeningen.

Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.

395 Kenmerkend voor een sebostase zijn:

a. een dikke epidermis en nauwe poriën. b. een dunne epidermis en nauwe poriën. c. een dunne epidermis en wijde poriën.

396 Vesiculae zijn:

a. blaasjes. b. kloofjes. c. vlekjes.

397 Een ulcus is:

a. een knobbel. b. een korst. c. een zweer.

398 Vesiculae zijn kenmerkend voor:

a. herpes simplex en herpes zoster. b. herpes simplex en intertrigo. c. mollusca contagiosum em intertrigo.

399 Rhagaden zijn:

a. kloven. b. korsten. c. kwaddels.

400 Excoratie is:

a. ontvelling. b. roodheid. c. zwelling.

401 Onder maculae verstaat men:

a. blaasjes. b. puisten. c. vlekken.

402 Wat verstaat men onder een papula?

a. Een blaasje. b. Een knobbel. c. Een verhevenheid.

403 Wat verstaat men onder een tuber?

a. Een blaasje. b. Een knobbel. c. Een verhevenheid.

404 Wat verstaat men onder een bulla?

a. Een blaar. b. Een korst. c. Een puist.

405 Wat verstaat men onder een pustula?

a. Een blaar. b. Een korst. c. Een puist.

406 Wat verstaat men onder een squama?

a. Een korst. b. Een puist. c. Een schub.

407 Wat verstaat men onder een crusta?

a. Een korst. b. Een puist. c. Een schub.

This article is from: