
1 minute read
2.3.5 De hand
284 De elleboogpunt wordt gevormd door:
a. de spaakbeenknobbel. b. een uitsteeksel van de ellepijp. c. het gehele ellebooggewricht.
Advertisement
285 Een eigewricht vindt men tussen:
a. ellepijp en handwortelbeenderen. b. ellepijp en opperarmbeen. c. spaakbeen en handwortelbeenderen.
286 Een kogelgewricht bevindt zich tussen:
a. ellepijp en handwortel. b. opperarmbeen en ellepijp. c. opperarmbeen en schouderblad.
287 De elleboogpunt bevindt zich aan:
a. De dorsale kant van het spaakbeen. b. De laterale kant van het opperarmbeen. c. De proximale kant van de ellepijp.
288 Aan welke zijde van de ellepijp bevindt zich de elleboogpunt?
a. Distale zijde. b. Laterale zijde. c. Proximale zijde.
2.3.5 De hand
289 Het aantal handwortelbeenderen bedraagt:
a. 5. b. 7. c. 8.
290 In de hand bevinden zich:
a. 7 onregelmatige beenderen en 19 korte pijpbeenderen. b. 8 onregelmatige beenderen en 19 korte pijpbeenderen. c. 8 onregelmatige beenderen en 24 korte pijpbeenderen.
291 Bij welke bewegingen van de hand speelt de verbinding tussen de distale en de proximale handwortelbeenderen een rol?
a. Bij aanvoeren en afvoeren van de hand. b. Bij buigen en strekken van de hand. c. Bij supinatie en pronatie van de hand.
292 In de hand vindt men onder andere:
1. een eigewricht. 2. een zadelgewricht. 3. scharniergewrichten.
Wat is juist? a. 1 en 2 zijn juist. b. 1 en 3 zijn juist. c. 2 en 3 zijn juist.
293 De handwortel is verbonden met de middenhand door middel van:
a. eigewrichten. b. scharniergewrichten. c. straffe gewrichten.
294 In de hand bevindt zich een zadelgewricht tussen:
a. de handwortel en het 1ste middenhandsbeen. b. de handwortel en het 5de middenhandsbeen. c. het vijfde middenhandsbeen en het basiskootje van de vijfde vinger.