
1 minute read
2.3.7 Het dijbeen
317 De gewrichtskom van het heupbeen wordt gevormd door een vergroeiing van:
a. schaambeen, darmbeen en heiligbeen. b. schaambeen, zitbeen en dijbeen. c. zitbeen, darmbeen en schaambeen.
Advertisement
2.3.7 Het dijbeen
318 De buitenste laag van de dijbeenhals bestaat uit:
a. compact beenweefsel. b. glasachtig kraakbeen. c. vezelig kraakbeen.
319 De binnenste lip van de x-vormige ruwe lijn verloopt van:
320 Waar bevindt zich de x-vormige ruwe lijn?
a. Aan de achterkant van het dijbeen. b. Aan de binnenkant van het dijbeen. c. Aan de buitenkant van het dijbeen.
321 Het binnenste deel van de x-vormige ruwe lijn verloopt van:
a. De grote draaier naar de mediale knokkel van het dijbeen. b. De kleine draaier naar de mediale knokkel van het dijbeen. c. De kleine draaier naar de laterale knokkel van het dijbeen.
322 De buitenste lip van de x-vormige ruwe lijn verloopt van:
323 De draaiers van het dijbeen bevinden zich aan:
a. de dijbeenhals. b. de dijbeenkop. c. het dijbeenlichaam.
324 De dijbeenhals bevindt zich tussen:
a. de grote draaier en de dijbeenkop. b. de grote draaier en de kleine draaier. c. de x-vormige ruwe lijn en de grote draaier.
325 Het proximale deel van het been is:
a. het dijbeen. b. het hielbeen. c. het scheenbeen.
326 Aan de laterale zijde van het dijbeen bevindt zich:
327 Aan welke zijde van het dijbeen bevindt zich de grote draaier?
a. Aan de binnenbovenkant. b. Aan de binnenonderkant. c. Aan de buitenbovenkant.
328 Waar bevindt zich de mediale dijbeenknokkel?
a. Bij A. b. Bij B. c. Bij C.